Commissie voor de Financiën en de Begroting

Commission des Finances et du Budget

 

van

 

dinsdag 3 juni 2008

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 3 juin 2008

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.32 uur en voorgezeten door de heer Hendrik Bogaert.

La séance est ouverte à 14.32 heures et présidée par M. Hendrik Bogaert.

 

01 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister over "de bestrijding van de fiscale en sociale fraude" (nr. 5819)

01 Question de Mme Sonja Becq au secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre sur "la lutte contre la fraude fiscale et sociale" (n° 5819)

 

01.01  Sonja Becq (CD&V - N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dacht dat de discussie rond de sociale fraude al even geluwd was, hoewel ik zonet nog in een krant een artikel las over de controle tussen fiscale en sociale gegevens. U bent als specifiek bevoegd staatssecretaris aangesteld. Het is belangrijk dat de links tussen sociale en fiscale gegevens goed kunnen worden gemaakt. De trafiek van gegevens tussen de ene en de andere sector moet goed kunnen doorlopen.

 

Ik heb enkele concrete vragen over hoe een aantal gegevens uit de sector van de zelfstandigen mee kan worden doorgegeven. Dat is immers belangrijk om fraude te kunnen opsporen. Ik zal de intro dan ook niet te lang maken maar meteen mijn vragen stellen. Welke gegevens die eigenlijk gerelateerd zijn aan de arbeidssituatie – niet enkel inkomensgegevens – worden er elektronisch bijgehouden door diverse fiscale administraties? Ik denk bijvoorbeeld dat het vanzelfsprekend is dat er btw-gegevens worden bijgehouden. Die kunnen dan wel wat licht werpen op een aantal activiteiten. Worden er ook nog andere gegevens bijgehouden? Hoever staat men met de integratie van dergelijke onderscheiden dossiers maar dan op naam van belastingplichtigen? Kan men dat groeperen zodat voor één belastingplichtige verschillende gegevens gezamenlijk gegeven worden? Bestaat er een soort synthesetabel waarin die arbeidsgerelateerde gegevens verzameld worden?

 

Een tweede element is het volgende. Volgens de inspectie van het RSVZ was het vroeger niet zo moeilijk om een aantal fiscale gegevens te krijgen, omdat die op papier stonden. Ik vermoed dat het wel veel werk was. Thans heeft het RSVZ – het gaat over de elektronische toegankelijkheid van databanken – blijkbaar het probleem dat het geen rechtstreekse toegang heeft tot die fiscale databanken. Zij zouden toelating moeten hebben om toegang te krijgen tot die fiscale databanken. Ik kan begrijpen dat de ambtenaren bij Financiën niet direct bereid zijn om hun code door te geven, want dan zouden zij waarschijnlijk hun eigen deontologische code doorbreken.

 

Klopt het dat er moeilijkheden zijn om die gegevens te transfereren? Is er in maatregelen voorzien om die praktische obstakels weg te werken en om de wettelijk voorziene plicht tot samenwerking te kunnen laten doorgaan? Zijn er wetswijzigingen nodig? Gebeurt er iets daarvoor? Denkt u op korte temrijn aan de realisatie van een onlineconsultatiemogelijkheid van de nodige fiscale gegevens door de sociale inspectie in het algemeen en het RSVZ in het bijzonder, bijvoorbeeld door een soort van sociale kruispuntbank? Zo nee, waarom niet?

 

01.02 Staatssecretaris Carl Devlies: Mevrouw Becq, ik dank u voor de pertinente vraag in welk verband ik volgende gegevens kan verstrekken.

 

De fiscus houdt momenteel geen, zoals u het noemt, arbeidsgerelateerde gegevens bij over de zelfstandigen. Er bestaat dus ook geen synthesetabel van arbeidsgerelateerde gegevens. Wel is er duidelijk interferentie tussen de fiscus en het sociaal statuut van de zelfstandigen en bestaan er diverse contacten tussen de fiscale administratie en de sector van de zelfstandigen. Zo worden de inkomstengegevens voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdrage verschuldigd door de zelfstandige, automatisch door de fiscus aan het RSVZ bezorgd en verder aangeleverd aan het bevoegd sociaal verzekeringsfonds. In het kader van het uniek fiscaal dossier dat de integratie van de onderscheiden dossiers bij de fiscale administraties op naam van de belastingplichtige gestalte moet geven zijn alleen wettelijke gegevens uit het Rijksregister opgenomen.

 

In die zin ook is er niet direct toegevoegde informatiewaarde ten opzichte van de gegevens waarover de RSVZ nu reeds kan beschikken.

 

Op de tweede vraag met betrekking tot de door de RSVZ-inspectiediensten ondervonden moeilijkheden om de fiscale dossiers van bedrijven en zelfstandigen te raadplegen, kan ik u antwoorden dat de overgang van het tijdperk van het papieren dossier naar dat van een meer geïnformatiseerd werkende overheid en samenleving hier effectief nog gepaard gaat met een aantal specifieke problemen, onder meer van veilige gegevensuitwisseling. Toen vroeger, bij de papieren dossiers, de RSVZ-inspecteurs vlot inzage kregen in het dossier door zich in persoon aan te bieden, kon immers ook de visu hun identiteit en hoedanigheid als RSVZ-inspecteur worden geverifieerd. Tegenwoordig vereist de bescherming van de persoonlijke levenssfeer dat persoonsgegevens die elektronisch worden geconsulteerd, in volstrekt veilige omstandigheden worden overgemaakt en dit uiteraard alleen aan daartoe bevoegde personen. Daarom ook moeten de RSVZ-inspecteurs van de fiscus een toegangscode kunnen krijgen die hen op basis van een ondubbelzinnige authentisering toegang tot de gegevens toestaat. Een officiële aanvraag die de elektronische toegang tot de fiscale gegevens moet regelen voor de RSVZ-inspecteurs wordt daarom voorbereid en aan het directiecomité van Financiën gericht.

 

Als voorzitter van het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude zal ik deze problematiek ook onder de aandacht brengen van de topambtenaren van Financiën die in dit college zitting hebben en zal ik hun vragen of Financiën voor deze situatie een spoedige en afdoende oplossing wil uitwerken.

 

Overigens kunnen de RSVZ-inspecteurs zich nog steeds persoonlijk bij de fiscus aanbieden om in de tussenliggende periode de dossiers te gaan inkijken.

 

Ik kom tot uw derde vraag. Voor de mogelijkheid, waarnaar u refereert, om op korte termijn een consultatiemogelijkheid online van de nodige fiscale gegevens door de sociale inspectiediensten en door die van de RSVZ in het bijzonder, te realiseren, kan ik volgende evaluatie geven.

 

Twee consultatietoepassingen van de fiscale dossiers bestaan reeds of zijn in vergevorderde staat van ontwikkeling en kunnen nuttig zijn voor de sociale inspectiediensten.

 

Ten eerste, is er de consultatie van de databank Taxi-As die alle gegevens bevat inzake het aanslagbiljet van fysieke personen. Deze consultatietoepassing loopt over de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, is reeds operationeel en is in productie voor de FOD Sociale Zekerheid, directie-generaal van de Gehandicapten.

 

Eenzelfde technische oplossing zou uitgewerkt kunnen worden voor de sociale inspectiediensten indien zij daartoe de machtiging krijgen van het sectoraal comité van de federale overheid.

 

Ten tweede, is er de consultatie, via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, van de databank Cadnet die per fysieke persoon of per rechtspersoon de gegevens inzake onroerend patrimonium, identificatie van de aard van het goed, kadastraal inkomen en historiek van de transacties bevat.

 

Deze toepassing is in ontwikkeling bij de FOD Financiën en zou aan de FOD Sociale Zekerheid en aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tegen eind 2008 moeten toelaten deze databank te raadplegen.

 

Ook hier zou een gelijkaardige technische oplossing uitgewerkt kunnen worden voor de sociale inspectiediensten na machtiging door het sectoraal comité van de federale overheid.

 

Ten slotte zal ik in mijn hoedanigheid van voorzitter van het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude de opportuniteit van de consultatiemogelijkheden van de fiscale gegevens door de diverse sociale inspectiediensten bij het college aankaarten.

 

01.03  Sonja Becq (CD&V - N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind het belangrijk dat u een aantal gedetailleerde gegevens geeft.

 

Wat het eerste punt betreft, zegt u dat er een uniek fiscaal dossier is met alleen wettelijke gegevens. Indien het nodig is de gegevens uit te breiden om persoonsgerelateerde of arbeidsgerelateerde gegevens te krijgen, dan vraag ik mij af of het niet meer kan worden uitgebouwd en of er niet kan worden gezocht naar een oplossing om meer effectief persoonsgerelateerde gegevens bij elkaar te brengen. Ik maak de link met wat u zegt over – voor mij zijn het nieuwe termen – Cadnet en Taxi-As. Daar gaat het toch ook om persoonsgebonden gegevens die bij elkaar gebracht worden. Eigenlijk zou het ook voor de zelfstandigen moeten kunnen dat er ook fiscale gegevens aan gekoppeld worden.

 

Ik hoop dat u nog uitzoekt op welke manier er eventueel aanvullende gegevens aan gekoppeld kunnen worden.

 

Op mijn tweede vraag met betrekking tot de toegankelijkheid van de elektronische gegevens voor het RSVZ, antwoordt u dat een officiële aanvraag moet worden ingediend bij het directiecomité. Ik begrijp dat u zich zult inspannen om dat mogelijk te maken.

 

De maatschappelijk werkers in een OCMW hebben een code en een eigen pasje om effectief de Kruispuntbank te consulteren voor mensen die een leefloon aanvragen en dergelijke. Zij kunnen ook zien of iemand zich heeft aangeboden om te werken en dergelijke meer. Die controles zijn er wel, terwijl het ook om concrete privacygegevens van mensen gaat. Als dat kan op het niveau van de gemeenten, in het maatschappelijk werk, dan denk ik dat het toch vrij eenvoudig moet zijn – ik kan mij wel voorstellen dat u nog een aantal procedures moet doorlopen – om die toegankelijkheid te garanderen.

 

Wat het derde punt betreft, zowel voor Taxi-As als voor Cadnet, begrijp ik dat u er mee voor zult zorgen dat er een toelating van de sectorale comités komt, zodat die gegevens ter beschikking kunnen worden gesteld van de diverse inspectiediensten.

 

Ik weet niet op welke termijn, mijnheer de staatssecretaris, ik u opnieuw mag ondervragen om te weten te komen welke stappen er ondertussen zijn ondernomen. Ik wil dat elke maand doen, maar als u mij vraagt om u eerst drie maanden de tijd te geven, dan wil ik wel over drie maanden nog eens terugkomen.

 

01.04 Staatssecretaris Carl Devlies: U mag mij dagelijks ondervragen. Dan maak ik elke dag vooruitgang.

 

U doet een aantal interessante suggesties met betrekking tot het unieke fiscale dossier. Natuurlijk moet altijd worden nagegaan wat de meerwaarde kan zijn van dergelijke koppelingen. Ik neem uw suggestie mee en zal overleg plegen met mijn collega’s van Financiën en Sociale Zaken om te onderzoeken welke mogelijkheden daar eventueel nog aanwezig zijn.

 

Wat uw tweede bemerking betreft, moet ik toch wijzen op het element van de privacy. Ik moet erop wijzen dat een aantal criteria belangrijk zijn, zoals de legaliteit, de proportionaliteit en de veiligheid. Het is zeker mijn intentie om op de kortst mogelijke termijn tot oplossingen te komen. Als u mij de vraag over drie maanden opnieuw stelt, zou ik u normaal een bevredigend antwoord moeten kunnen geven.

 

01.05  Sonja Becq (CD&V - N-VA): Ik zal ervoor zorgen dat dit in een van de eerste vergaderingen na de vakantie gebeurt.

 

01.06 Staatssecretaris Carl Devlies: (…)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De vergadering wordt geschorst om 14.43 uur.

La séance est suspendue à 14.43 heures.

 

De vergadering wordt hervat om 14.50 uur.

La séance est reprise à 14.50 heures.

 

02 Vraag van de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het afsluiten van een schuldsaldoverzekering door chronisch zieken" (nr. 5721)

02 Question de M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la conclusion d'une assurance solde restant dû par des personnes souffrant d'une maladie chronique" (n° 5721)

 

02.01  Jenne De Potter (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, als antwoord op een eerdere mondelinge vraag aan de minister van Financiën op 13 februari 2008 stelde de minister een overleg voor tussen zijn diensten en de verzekeringssector om na te gaan wat de mogelijkheden zijn om herstellende patiënten aan een betaalbare verzekering te helpen.

 

De problematiek is gekend. Mensen met een chronische ziekte of mensen die van een chronische ziekte zoals kanker zijn genezen, hebben het zeer moeilijk om een schuldsaldoverzekering te vinden. Vaak is de premie die wordt gevraagd beduidend hoger dan in een normale situatie. Soms worden zij ook geweigerd. De minister beloofde toen een overleg en beloofde ook werk te maken van een proefproject met een ziektetype en een verzekering.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik heb een aantal vragen ter opvolging van het dossier van februari. Ten eerste, wat is de stand van zaken in het overleg tussen de diensten en de verzekeringssector? Ten tweede, zijn de verzekeraars bereid om in de toekomst meer rekening te houden met de actuele stand van de wetenschap? Het probleem bleek immers ook dat een aantal sterftetabellen niet up-to-date waren. Ten derde, overweegt de minister om ook de consumentenorganisaties en de patiëntenorganisaties bij het overleg te betrekken? Ten vierde, in welke fase bevindt het proefproject zich? Wanneer denkt de minister de bevindingen van het proefproject, zoals hij heeft aangekondigd, bekend te kunnen maken?

 

02.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, ik heb de eer het geachte lid in naam van de minister de volgende antwoorden te verstrekken.

 

Ten eerste, de minister heeft met het oog op een behandeling in het najaar het wetsvoorstel nr. 23 van 14 februari 2008 voor advies bezorgd aan de Commissie voor Verzekeringen. Dit voorstel wil leiden tot een betere begeleiding van het gebruiken van persoonsgegevens bij het aangaan van een persoonsverzekering en ten einde de verzekerbaarheid mogelijk te maken van het overlijdensrisico voor personen die een verhoogd risico lopen als gevolg van hun gezondheidstoestand. De commissie startte haar onderzoek op 29 mei 2008.

 

Ten tweede, de verzekeraars zijn vertegenwoordigd in de Commissie voor Verzekeringen en hun houding zal blijken uit dat advies.

 

Ten derde, de consumentenorganisaties zijn eveneens vertegenwoordigd in de Commissie voor Verzekeringen. Bovendien heeft de minister de voorzitter van de commissie gesuggereerd om in de mate van het mogelijke de patiëntenorganisaties bij de discussies te betrekken.

 

Ten vierde, de minister hoopt in het najaar over het advies van de commissie te kunnen beschikken. Hij hoopt dat het ontwerp in de loop van het najaar in behandeling kan worden genomen.

 

02.03  Jenne De Potter (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord. Een punt was niet duidelijk. U had het over een wetsvoorstel. Over welk voorstel gaat dat?

 

02.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Het gaat over het voorstel 2008/23/001 van 14 februari 2008.

 

02.05  Jenne De Potter (CD&V - N-VA): Ik zal nagaan waarover dat precies gaat. Ik hoop dat de minister tegen de herfst van dit jaar een afdoende oplossing kan vinden. Ik kan u alvast zeggen dat onze fractie ook een wetsvoorstel zal indienen. Misschien kan dit in de Commissie voor Verzekeringen worden besproken. Ik denk dat alle voorstellen ter zake kunnen bijdragen om deze problematiek te verhelpen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het voorstel tot verlaging van de btw op brandstoffen" (nr. 5750)

03 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la proposition d'abaissement de la TVA sur les carburants" (n° 5750)

 

03.01  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, ik weet niet, mijnheer de staatssecretaris, hoeveel keer per week u nog de tijd of de mogelijkheid hebt om aan de pomp te staan om diesel of benzine te tanken maar de man en de vrouw in de straat, de modale burger, de modale Vlaming, maar ook vele sectoren van onze economie, kreunen onder de dure brandstofprijzen. Ik moet u dat hoogstwaarschijnlijk niet meer vertellen.

 

De overheid heeft evenwel twee parameters die de minister van Financiën toelaten om enig soelaas te brengen. Dat zijn enerzijds de accijnzen en anderzijds de btw. Wat de accijnzen betreft, zit u voor diesel zowat op het Europese minimum. Voor benzine heeft u nog een kleine marge om die accijnzen verder te verlagen maar er is echt niet veel ruimte meer tenzij u - en daar kom ik later nog op terug - van oordeel bent dat die Europese minima naar beneden moeten worden bijgesteld.

 

Wat de btw of de belasting op de toegevoegde waarde betreft, vraag ik mij af wat tegenwoordig de toegevoegde waarde is op een internationale prijsstijging, een zogenaamde toegevoegde waarde waar alleen de Staat iets aan heeft maar die anderzijds de koopkracht, en dus onze economie, schaadt. U weet als geen ander dat, wanneer die dollar zich ten opzichte van de euro in de komende tijd zou herpakken, de prijs van de brandstof nog veel spectaculairder zal stijgen dan wij de afgelopen maanden hebben meegemaakt.

 

In dat kader van uit de pan swingende olieprijzen vond ik het voorstel van de Franse president, de liberaal Sarkozy, interessant. Hij deed het voorstel om de btw te verlagen, te meer wij brandstoffen toch niet echt als een luxeproduct kunnen blijven beschouwen. Bovendien draait onze economie er volledig op en tot op heden wordt nog steeds het hoogste belastingtarief op geheven.

 

Ik heb vernomen, mijnheer de staatssecretaris, dat er gisteren in Frankfurt een vergadering was van alle ministers van Financiën van de Eurogroep. De conclusie was – zo heeft Jean-Claude Juncker het alvast vertaald – dat er geen sprake kan zijn van algemene, fiscale maatregelen om op de stijging van de olieprijzen te reageren. De minister van Financiën heeft daar nog aan toegevoegd dat het erop aankomt om de koopkracht van de lagere en middelgrote inkomensgroepen te verbeteren. Ik moet eerlijk gezegd vaststellen dat dit een liedje is dat nu al vele maanden wordt gezongen door deze regering. Wij zitten nagenoeg op een boogscheut van een jaar na de verkiezingen van 10 juni 2007.

 

Het zijn vooral de lage en middelgrote inkomens die tot op heden nog niet zoveel gezien hebben van de verbetering van de koopkracht. Integendeel, ik heb de indruk dat zij steeds meer als melkkoe gebruikt worden om via de brandstoftank uw gat in de begroting op te vullen.

 

Mijnheer de voorzitter, ik heb een praktisch probleem. Tussen het indienen van mijn vraag en de vraagstelling vandaag is er het een en ander gebeurd. Daardoor is mijn vraagstelling misschien wel wat achterhaald. Ik wil ze echter wel retorisch stellen. Mijnheer de staatssecretaris, het is mij immers nog steeds niet geheel duidelijk waarom de minister van Financiën een fundamenteel bezwaar heeft tegen de btw-verlaging. Dat was de inhoud van mijn vraag.

 

Ik neem aan dat het toch niet de bedoeling kan zijn van de regering om te wachten tot de Wetstraat weer vol met vrachtwagens staat om maatregelen uit te werken. Want dan komt u te laat. Er zijn nog andere sectoren die bij wijze van spreken reeds aan de klaagmuur staan. Tenzij u natuurlijk alleen erin geïnteresseerd bent om via de accijnzen en btw de meerwaarde te blijven incasseren. Ik had toch graag uw standpunt daarover gekend en verwoord gezien in dit Parlement.

 

03.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, de Europese Commissie heeft inmiddels reeds afwijzend gereageerd op het voorstel van de Franse president om sommige sectoren gedeeltelijk vrij te stellen van de btw op brandstof door middel van een plafonnering van de btw-heffing.

 

Volgens hen zou dit immers een verkeerd signaal zijn naar de producerende landen. Zo zouden zij immers gemakkelijker prijsverhogingen kunnen doorvoeren vermits de belasting in de consumptielanden toch aangepast zou worden.

 

De minister wil u er dus op wijzen dat in België reeds verschillende andere instrumenten bestaan om de hoge energieprijzen te compenseren voor de armste gezinnen. Er zijn onder meer het systeem van de omgekeerde cliquet dat de extra opbrengsten van de btw compenseert via een verlaging van de accijnzen en het Stookoliefonds dat de armste gezinnen moet helpen om hun verwarmingsfacturen te betalen.

 

03.03  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb niets nieuws gehoord. U verwijst naar het cliquetsysteem. Ik heb daarnet reeds gezegd dat u daar aan de ondergrens zit. U kunt niet lager. Voor diesel zit u nagenoeg op het Europese minimum, dus die cliquet werkt niet meer. Voor benzine hebt u nog wel een beetje marge, maar dat is echt niet veel meer.

 

Anderzijds stel ik vast dat in de jaren ’90, toen was u weliswaar niet aan de macht, misschien uw partij wel, maar u zelf niet, het toch verschillende keren gebeurd is dat de btw systematisch verhoogd werd.

 

Sinds 1992 ging de btw, als mijn geheugen mij niet in de steek laat, van 19,5% naar 21% nu in 2008. Ik heb toen niet gehoord dat het een slecht signaal zou zijn voor de olieproducerende landen. Als het om een verhoging gaat, blijkt dat wel te passeren.

 

Er is vanuit verschillende sectoren gevraagd om op Europees niveau een btw-verlaging te bekijken. U beschouwt dat plots als een slecht signaal naar de olieproducerende landen. Ik weet niet of het echt zo is.

 

Ik stel wel vast dat als het om een lastenverlaging gaat – en ik meende dat de liberalen daar toch grote voorstanders van waren, want als men een tarief verlaagt, genereert men meer inkomsten – de economie wel eens kan worden aangezwengeld. Ik verwijs maar naar het gegeven van de inflatie. Dat staat weliswaar los van de vraagstelling vandaag, maar wat inflatie betreft, zitten wij binnen Europa op het hoogste niveau. Ik begrijp niet waarom men niet kan overwegen, niet de btw af te schaffen zoals president Sarkozy het voorstelt, maar die tot 6% terug te brengen.

 

Mijn fractie heeft alleszins al een wetsvoorstel ingediend om de btw op zowel diesel, benzine als huisbrandolie te verlagen tot 6%, een vervolg van een vorig wetsvoorstel om dat ook voor aardgas en elektriciteit te doen voor de modale gezinnen.

 

Ik heb nog een bijkomende vraag, mijnheer de staatssecretaris. Op 19 en 20 juni is er opnieuw een Europese Top waar de eerste ministers of de presidenten opnieuw samenkomen onder het thema voedsel maar ook onder het thema van de hoge brandstofprijzen. Ik weet niet, is het de bedoeling dat binnen de regering voor te bereiden en te kijken met welke bijkomende elementen men – in dit geval eerste minister Yves Leterme en niet de minister van Financiën – naar die onderhandelingen gaat? Bent u bijvoorbeeld bereid de verlaging van het minimumniveau inzake accijnzen daar op tafel te leggen of desgevallend, als een andere lidstaat het voorstelt, het te steunen? Kunt u daar ook een antwoord op geven?

 

03.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: De btw is eigenlijk een Europese belasting. Dit land noch een ander land van Europa mag de btw-voet alleen veranderen. Er is tot nu toe een heel geringe lijst van producten waarvoor wij een lagere btw kunnen heffen. Benzine en andere brandstoffen staan niet op die lijst.

 

03.05  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Nog altijd inzake dat aspect van de accijnzen: voor accijnzen wordt ook op Europees niveau een minimum bepaald. Als de Europese landen ermee akkoord gaan het minimumaccijnsniveau nog te verlagen dan kan het cliquetsysteem voor bijvoorbeeld diesel opnieuw werken. Maar de vraag is natuurlijk of deze regering bereid is met zo’n voorstel naar de vergaderingen van 19 en 20 juni te gaan? Of bent u bereid het voorstel te steunen als een ander land het minimumaccijnsniveau – dat blijkbaar ook Europees bepaald wordt, dat blijkt uit te cijfers – alsnog wil verlagen?

 

Ik weet ook wel dat het voorstel een budgettaire impact heeft. De regering kan immers niet rond de pot blijven draaien en blijven zeggen dat ze iets aan de koopkracht zal doen en dat ze de sectoren zal tegemoetkomen. De Gewesten kunnen dat deels doen, maar er zit geen enkele, fiscale maatregel bij. U bent op federaal niveau wel bij machte om er iets aan te doen.

 

Bent u dus nog bereid om aan de accijns zelf iets te doen?

 

03.06 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, de huidige regering heeft ervoor gekozen om de accijnzen, behoudens het cliquetmechanisme, niet aan te tasten. Wij willen de consument immers geen slecht prijssignaal geven. Niettemin is het Stookoliefonds aan het werk voor wie de meeste moeilijkheden kent om de verhoogde prijs te kunnen betalen. Dat is de keuze van de huidige regering en meerderheid.

 

03.07  Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, (…), maar ik zal het daarbij laten.

 

De voorzitter: U hebt het laatste woord, zoals u weet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. François-Xavier de Donnea au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "une plus grande transparence des fonds souverains" (n° 5730)

04 Vraag van de heer François-Xavier de Donnea aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "een grotere transparantie voor de staatsinvesteringsfondsen" (nr. 5730)

 

04.01  François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, des voix de plus en plus nombreuses s'élèvent en Europe pour dénoncer le manque de transparence des fonds souverains et de leurs activités.

 

Bien que la Commission européenne se soit prononcée dans le sens d'une non-intervention législative, celle-ci reconnaît l'importance du problème et estime qu'une action serait opportune. Á cet égard, elle suggère, après consultation des fonds souverains, l'élaboration d'un code de déontologie ou d'un ensemble de bonnes pratiques au niveau international. Un exemple peut déjà être cité: l'Abu Dhabi Investment Authority se serait récemment mise d'accord avec le ministre des Finances américain en fixant une série de règles de bonne conduite en matière d'investissements.

 

Le gouvernement belge, le ministre des Finances en particulier, a-t-il déjà eu des contacts avec des fonds souverains dans cette optique? Des règles de bonne conduite pourraient-elles être fondues en un code de bonne conduite ou devraient-elles être fixées au cas par cas et non pas dans le cadre d'un code de bonne conduite général? L'OCDE ne devrait-elle pas jouer un rôle important d'impulsion et de coordination en la matière?

 

04.02  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Monsieur le président, cher collègue, le phénomène des fonds souverains n'est pas neuf. Les plus anciens ont déjà été créés dans les années soixante.

 

L'attention s'est focalisée sur ces fonds en raison de la création de nouveaux fonds, notamment par la Chine, et de la croissance très rapide des moyens dont ces fonds disposent. Il ne faut pas oublier que les fonds souverains fournissent une contribution constructive au marché financier mondial et contribuent au développement économique tant des pays d'origine que des pays où ils investissent. Il est apparu, par le passé, qu'ils représentaient des investisseurs fiables à long terme. Ils paraissent également avoir été un facteur de stabilisation durant la récente crise financière.

 

Ces éléments positifs ne permettent toutefois pas d'occulter que ces fonds constituent également une source de préoccupations. Certains craignent que les décisions d'investissement des fonds souverains ne puissent être uniquement motivées par des motifs commerciaux, mais également par des considérations politiques.

 

Cette inquiétude ne repose pas tant sur des expériences réelles, mais elle est suscitée par le manque de transparence qui caractérise plusieurs de ces fonds. Leur stratégie d'investissement générale n'est pas toujours claire, pas plus que le processus de décision.

 

Il est dans l'intérêt des fonds des pays de provenance et des pays dans lesquels ils investissent que les fonds puissent continuer à jouer le rôle positif qu'ils jouent dans les marchés financiers. Mais à cet effet, une plus grande transparence relative à leurs objectifs et leur fonctionnement s'avère nécessaire.

 

Le dialogue nécessaire avec les fonds souverains sera de préférence mené dans un cadre multilatéral. Je crains que le ministre des Finances belge n'ait pas le même pouvoir que son homologue américain. À cette fin, la Belgique soutient le travail du Fonds monétaire international (FMI) qui œuvre actuellement à la rédaction de "best practices" des fonds souverains devant générer la transparence souhaitée. Ce travail repose sur un dialogue mené avec les fonds et leur pays d'origine et doit engendrer une série d'accords qui recevra également leur aval.

 

Les résultats de ce travail devraient être discutés à la mi-octobre lors de la réunion annuelle du FMI.

 

L'OCDE élabore également des "best practices" des pays bénéficiaires dans le cadre de son travail "Freedom of Investment". Ce projet sera finalisé au cours du premier semestre de l'année 2009. Au début du mois d'avril, le secrétaire général de l'OCDE a publié un rapport expliquant l'approche de celle-ci. L'hypothèse de base implique que les principes de l'OCDE relatifs aux investissements, y compris les règles et principes relatifs aux mesures de protection de la sécurité nationale, continuent de produire dûment leurs effets. Ces derniers principes seront plus amplement développés dans le cadre du travail intitulé "Freedom of Investment".

 

Ces deux pistes, celle du FMI et celle de l'OCDE, représentent le cadre de l'approche européenne et belge en particulier. Ce cadre repose sur la transparence de la part des fonds souverains et sur l'application des règles et principes existants et surtout sur la prévention de réflexes protectionnistes dans le chef des pays bénéficiaires. En sa qualité de membre de l'OCDE, la Belgique doit respecter ces règles et principes, et l'a de nouveau confirmé via la communication récente de la Communauté européenne.

 

04.03  François-Xavier de Donnea (MR): Je remercie le secrétaire d'État pour cette réponse qui me semble circonstanciée et faire le tour du problème. Cela n'appelle donc pas d'autres commentaires de ma part.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Guy Coëme au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le manque de personnel au sein des comités d'acquisition" (n° 5732)

05 Vraag van de heer Guy Coëme aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het personeelstekort in de aankoopcomités" (nr. 5732)

 

05.01  Guy Coëme (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, jusqu'il y a peu, vous étiez bourgmestre. Vous savez donc de quoi il s'agit quand je parle de manque de personnel. Vous avez dû en souffrir comme nous en souffrons. En effet, lorsque des pouvoirs publics, comme les communes par exemple, s'adressent aux comités d'acquisition pour obtenir une évaluation des biens qu'ils souhaitent acquérir, force est de constater que plusieurs rappels sont souvent nécessaires, de même que de l'insistance, de la patience, pour obtenir enfin un résultat.

 

Le retard atteint parfois un an et plus. Ajoutons-y les retards normaux pouvant résulter de la demande de subsides, de la nécessité de passer par les autorités de tutelle, avant et après, et il est évident que les dossiers que nous présentons sont quasi obsolètes. Lorsqu'on parle de bonne gouvernance, cette problématique devrait s'intégrer dans le cadre de la recherche de la bonne gouvernance.

 

Sans vouloir polémiquer, connaissant fatalement mieux le cas de la région de Liège, je dois bien constater que le nombre d'agents est totalement insuffisant, qu'il décroît, qu'il décroîtra encore par la suite des mises à la retraite. Il est donc dans l'intérêt des pouvoirs publics de renforcer les comités d'acquisition, en tout cas de combler les retards constatés dans le fonctionnement de ces comités.

 

C'est la raison pour laquelle j'aimerais connaître votre expertise sur le sujet. Tous les pouvoirs publics, tant au Nord qu'au Sud du pays, sont concernés. Entre-t-il dans les intentions des responsables du ministère des Finances de prendre d'urgence les mesures qui s'imposent pour nous permettre de retrouver ce chemin de la bonne gouvernance au niveau local?

 

05.02  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur Coëme, c'est le rôle de l'administrateur de la Documentation patrimoniale de répartir le personnel mis à sa disposition entre les deux administrations dont il a la charge et au sein de celles-ci entre les différents secteurs, en ce compris les comités d'acquisition. Ces derniers représentent actuellement 7% du total du personnel de l'administration de la Documentation patrimoniale. Ce personnel, tous grades, statuts et rôles linguistiques confondus, est passé de 5.193 agents au 1er janvier 2005 à 4.864 agents au 1er mai 2008, soit une diminution de 329 agents en trois ans et demi. Cela équivaut approximativement à 6 ou 7% de réduction. Cette diminution s'explique essentiellement par deux raisons.

 

D'abord, la décision applicable à l'ensemble du département de procéder à trois recrutements pour cinq départs afin de disposer d'un personnel certes moins nombreux mais plus qualifié; je rappelle que les recrutements ont lieu surtout aux niveaux A et B.

 

Ensuite, comme rappelé par le ministre la semaine dernière en réponse à une question de Mme Pas, le constat que les sélections comparatives de recrutement organisées par le Selor rencontrent un succès moindre dans le rôle linguistique néerlandais, ce qui a pour conséquence une insuffisance de près de 600 recrutements par rapport aux possibilités offertes par les plans de personnel.

 

En collaboration avec le ministère des Finances, le ministre compte prendre des mesures afin de récupérer ce retard en 2008 et 2009. Plusieurs pistes sont actuellement à l'étude. Dans l'immédiat et dès l'approbation du plan de personnel de 2008, les recrutements autorisés pour l'administration de la Documentation patrimoniale – en principe 106 agents – seront mis en œuvre en collaboration avec le Selor. Il est bien entendu que le ministre sera attentif à une répartition du recrutement entre les différentes administrations, non seulement en fonction de la proportion des départs, mais surtout en tenant compte de l'importance des missions de service public qui leur sont confiées et des priorités fixées par le gouvernement, notamment quant à l'orientation client de ces services publics.

 

05.03  Guy Coëme (PS): Monsieur le président, je prends note de la réponse de M. le secrétaire d'État. Je peux comprendre qu'il faille recruter, surtout au niveau A.

 

Cependant, pour donner l'exemple que je viens de vivre, il suffit d'une seule personne dans ma région, compétente pour faire les estimations, qui tombe malade, pour que tout le processus soit bloqué. Elle vient de regagner son service après des mois d'absence pour maladie.

 

Ainsi, des recrutements massifs suivis d'une répartition adéquate s'imposent tant en Flandre qu'à Bruxelles ou en Wallonie. Il est inconcevable de continuer à gérer de cette façon nos communes.

 

Je prends donc acte de la réponse de M. le secrétaire d'État. Je reviendrai régulièrement à charge: c'est l'intérêt général qui le demande.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de M. Guy Coëme au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la dérive dans l'usage de FinMail" (n° 5734)

06 Vraag van de heer Guy Coëme aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het uit de hand gelopen gebruik van FinMail" (nr. 5734)

 

06.01  Guy Coëme (PS): Monsieur le président, eu égard à la qualité des personnes concernées, j'ai été très étonné de constater cette dérive au ministère des Finances. En effet, un groupement privé qui émane, semble-t-il, d'une compagnie d'assurances organise l'élection du "Taxman de l'année". Cela nous manquait! Un certain nombre de candidats font l'objet d'une présentation où sont vantés leurs "mérites" du point de vue des organisateurs du concours. Les informations données sont plutôt intéressantes. On peut passer sur le fait que l'un des candidats renseigné comme étant le responsable fiscal d'une grande compagnie tout en étant président de la commission fiscale de la FEB est présenté comme ayant collaboré à la création des intérêts notionnels. Heureusement que nos amis d'Ecolo-Groen! et du sp.a+Vl.pro ne sont pas parmi nous aujourd'hui. Mais ce n'est pas l'objet de ma question: on y reviendra.

 

Il n'empêche que deux hauts fonctionnaires sont présentés comme candidats à cette "Star Academy" de la fiscalité. Tant mieux s'il s'agit de mettre en valeur le travail de l'administration fiscale; en l'occurrence toutefois, il est à regretter que les candidats – ou leur entourage, soyons prudents; il faut toujours se méfier de son entourage –, appellent à voter pour eux selon des canaux officiels qui me semblent contestables. En effet, un courriel a été adressé à l'ensemble des agents du ministère des Finances qui demande à ceux-ci de se rendre sur le site pour voter en faveur du fonctionnaire général qui chapeaute Tax-on-web!

 

Une organisation représentative s'est fort justement offusquée du fait que ce canal interne FinMail ait été utilisé à cette fin. C'est d'autant plus étonnant que ce sont les membres du personnel à qui il est demandé de voter qui répondent et que le système fait que celui qui répond doit automatiquement décliner son identité. Pour moi, c'est plutôt là que le bât blesse. Vous comprendrez aisément le malaise que cela peut provoquer eu égard au rang du fonctionnaire général concerné et aux liens hiérarchiques dans lesquels se trouvent vis-à-vis de lui un très grand nombre d'agents au ministère des Finances.

 

Bref, monsieur le secrétaire d'État, que pensez-vous des faits rapportés? Que comptez-vous faire pour mettre fin à ce comportement qui ne me semble pas de mise dans une administration que j'ai toujours considérée comme étant extrêmement sérieuse? Par ailleurs, existe-t-il un cadre réglementaire permettant de régir l'usage de FinMail et d'éviter semblables dérives?

 

06.02  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Monsieur Coëme, il est exact que, sur la base d'une initiative privée, une élection est en cours en vue de déterminer le "Taxman of the year" en Belgique. Nous attendons tous de savoir qui sera élu.

 

Je constate que le titre sera décerné à la personne ou à l'organisation qui, durant l'année écoulée, aura largement contribué à la simplification de la fiscalité ou à une répartition plus équitable de la pression fiscale dans notre pays. Je relève que, parmi les cinq nominés, deux personnes appartiennent au département des Finances. Cela démontre, quoi qu'en disent d'aucuns, que les réformes entreprises depuis quelques années reçoivent un accueil favorable.

 

En termes d'utilisation du courrier électronique, pour en venir au cœur de votre question, l'absence de normes peut aboutir dans certains cas à un usage non prévu initialement. Il importe donc que le département se dote d'un code de déontologie ICT, afin de faire respecter le bon usage des mails et de leur diffusion à tous les agents du SPF Finances. Ce code de déontologie a été approuvé par le comité de direction le 16 mai dernier et sera soumis pour remarques éventuelles aux organisations syndicales représentatives ce 4 juin.

 

Les activités interdites seront énoncées dans ce code dans le but de rappeler l'utilisation exclusive de l'adresse FinMail à des fins professionnelles.

 

06.03  Guy Coëme (PS): Monsieur le président, je remercie le secrétaire d'État pour la seconde partie de sa réponse. Quant à la première, nous garderons nos opinions respectives. Si accueil favorable il y a, je dois bien constater qu'il est exprimé par la compagnie d'assurances qui organise ce concours.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Josée Lejeune au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la quotité de revenus exemptée d'impôt pour les enfants - enlevés ou disparus - à charge du contribuable" (n° 5766)

07 Vraag van mevrouw Josée Lejeune aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de belastingvrije som voor ontvoerde of verdwenen kinderen ten laste" (nr. 5766)

 

07.01  Josée Lejeune (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, en vertu de l'article 138 du Code des impôts sur les revenus, la quotité de revenus exemptée d'impôt pour les enfants à charge est également accordée pour les enfants décédés au cours de la période imposable, ainsi que pour les enfants morts-nés ou perdus à l'occasion d'une fausse couche durant la période imposable.

 

À partir de l'exercice d'imposition 2008, un enfant disparu ou enlevé au cours de la période imposable qui, au 1er janvier de l'exercice, n'a pas atteint l'âge de 18 ans est, à la même date, censé faire partie du ménage du contribuable à condition qu'il ait déjà été à charge du contribuable pour l'exercice d'imposition antérieur et à condition que le contribuable démontre qu'au plus tard le 31 décembre de la période imposable, il a déclaré la disparition ou l'enlèvement à la police ou déposé une plainte à ce sujet.

 

C'est une situation qui se rencontre notamment lors de rapts parentaux.

 

À cet égard, il ne paraît pas clair pour tous de savoir si l'enfant dont il s'agit est censé faire partie du ménage au 1er janvier du seul exercice d'imposition qui suit la disparition ou l'enlèvement ou si cette condition est censée être remplie chaque année jusqu'au 18ème anniversaire.

 

Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous m'indiquer quelle est la bonne interprétation?

 

Par ailleurs, en cas de disparition ou d'enlèvement d'un bébé né en 2007, celui-ci peut-il également être considéré comme faisant partie du ménage du contribuable au 1er janvier 2008 même si, étant né en 2007, il est impossible qu'il ait déjà été à charge du contribuable pour l'exercice d'imposition antérieur?

 

07.02  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Madame Lejeune, il est de fait assez triste que des circonstances pénibles pour les familles soulèvent des questions d'interprétation administrative comme celle-ci. Je vais donc, au nom du ministre, répondre clairement à vos deux questions.

 

Premièrement, il résulte clairement du texte de l'article 138, alinéa 3 du Code des impôts sur les revenus de 1992 qui parle "d'enfants disparus ou enlevés au cours de la période imposable" que, pour autant qu'il soit satisfait aux conditions prévues, l'enfant disparu ou enlevé est censé faire partie du ménage du contribuable au 1er janvier d'un seul exercice d'imposition, à savoir l'exercice d'imposition qui se rattache à la période imposable au cours de laquelle l'enfant a disparu ou a été enlevé.

 

Deuxièmement, conformément à l'esprit de la loi, l'intention du législateur était de considérer les enfants visés dans la question comme étant à charge. Aussi, mon administration admettra que dans les circonstances évoquées, ces enfants soient à charge au 1er janvier de l'exercice d'imposition qui suit leur disparition ou enlèvement.

 

Au besoin, la disposition légale en cause sera précisée afin de dissiper toute équivoque.

 

07.03  Josée Lejeune (MR): Monsieur le président, je remercie le secrétaire d'État pour sa réponse et pour les éclaircissements relatifs aux situations difficiles.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de zwarte box en de autoverzekering" (nr. 5788)

08 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la boîte noire et l'assurance automobile" (n° 5788)

 

08.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag heeft betrekking op de zwarte doos en de autoverzekering. Het stond in de sterren geschreven, voor al wie de verzekeringswereld min of meer volgt, dat deze mogelijkheid om de premie concurrentiëler te maken, om ze lager te maken, vroeg of laat zou worden gebruikt. Ik heb het over de gegevens van de zwarte box om de premie van de verplichte BA-autoverzekering te bepalen. Ik wil u daarover een aantal concrete vragen voorleggen.

 

Is de minister op de hoogte van het systeem om de premie te bepalen aan de hand van de zwarte box? Het systeem wordt momenteel voorgesteld door Corona Direct, een verzekeringsmaatschappij die werkt zonder verzekeringsmakelaars en rechtstreeks op de markt gaat.

 

Ik kom tot een tweede vraag. De zwarte box zou een drietal soorten informatie verstrekken, te weten de momenten van gebruik van het voertuig, ten tweede de geografische zones waar het voertuig heeft rondgereden en ten derde de registratie van de CO2-uitstoot per voertuig. In hoeverre behoort deze informatie tot de private sfeer? Kunt u mij meedelen of de premiebepaling in België op basis van de gegevens van de zwarte box binnen de bestaande wetgeving mogelijk is of niet? Als dit niet zo zou zijn en dit buiten het wetgevend kader zou vallen, mogen wij dan van u een wetgevend initiatief verwachten? Zo ja, binnen welke termijn?

 

08.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, hierbij heb ik de eer het geachte lid de volgende elementen van antwoord te verstrekken.

 

Ten eerste, ik heb inderdaad kennis genomen van persberichten waarbij een verzekeringsonderneming voorstelt om de premie te bepalen via het systeem van een zogenaamde zwarte box.

 

Ten tweede, op zich behoort de informatie uit het tweede punt van de vraag niet tot de private levenssfeer. Gekoppeld aan een bepaalde bestuurder kan deze informatie wel aangewend worden voor andere doeleinden dan de premiebepaling. Ik suggereer het geachte lid dan ook voor dit aspect een vraag te stellen aan de minister van Justitie, bevoegd voor de wetgeving desbetreffend. In elk geval is er geen enkele tekst uit de verzekeringswetgeving die een premiebepaling op basis van de gegevens van de zwarte box verbiedt.

 

Ten derde, zodoende is het ook niet nodig een wetgevend initiatief te nemen. Dergelijke initiatieven, voor zover ze geen aanleiding geven tot enige mogelijke afwijking inzake inbreuken op de private levenssfeer, kunnen van die aard zijn dat ze de concurrentie tussen verzekeraars stimuleren ten gunste van de consument.

 

08.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Het antwoord van de staatssecretaris was vrij duidelijk: geen inbreuk op de privacy, dus is er ook geen wetgevend initiatief vereist. Voor alle duidelijkheid en voor de volledigheid zal ik nog wel een vraag stellen aan de minister van Justitie. Ik meen mij nochtans te herinneren – ik zal die discussie elders voeren – dat er in bepaalde landsgedeeltes toch een grotere schroom bestaat om bepaalde gegevens te gebruiken om er de veiligheid van de bestuurders mee te verhogen. Ik zal de vraag uitgebreid voorleggen aan de minister van Justitie. Bij gelegenheid spreken we elkaar daarover nog.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Freya Van den Bossche aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de hospitalisatieverzekeringen" (nr. 5803)

- mevrouw Freya Van den Bossche aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de hospitalisatieverzekeringen en de verzekerbaarheid van patiënten en ex-patiënten" (nr. 5807)

09 Questions jointes de

- Mme Freya Van den Bossche au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les assurances hospitalisation" (n° 5803)

- Mme Freya Van den Bossche au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les assurances hospitalisation et l'assurabilité de patients et d'ex-patients" (n° 5807)

 

09.01  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, stel ik de vragen afzonderlijk en na elkaar? (Instemming.)

 

Met enige verbazing en tot mijn verrassing nam ik kennis van een beslissing van de Ministerraad van vrijdag 23 mei 2008. Het betreft het voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst inzake de privéziekteverzekeringsovereenkomsten.

 

Door het voorontwerp wordt de hospitalisatieverzekeringswet – als ik bedoelde wet even op die manier mag noemen – van juli 2007 op drie belangrijke punten gewijzigd of verduidelijkt.

 

In eerste instantie wordt uitdrukkelijk bepaald dat de wet op 1 juli 2007 in werking is getreden, ook voor de toen bestaande overeenkomsten. Dat betekent dat de bepalingen van de wet sinds 1 juli 2007 ook van toepassing zijn voor overeenkomsten die al vóór voornoemde datum werden gesloten.

 

Het voorgaande betekent eigenlijk dat het amendement dat ik indiende en verdedigde en tijdens de plenaire vergadering nogmaals indiende maar toen door de meerderheid werd weggestemd, alsnog zijn weg naar de wetgeving heeft gevonden. Ik kan daarover enkel blij zijn. Ik blijf niettemin verrast.

 

Bovendien voorziet het voorontwerp in een uitbreiding tot 30 juni 2010 van het recht van chronische patiënten op een hospitalisatieverzekering.

 

Er wordt ook bevestigd dat de hospitalisatieverzekering die een bank voor zijn klanten afsluit, onder de regels van de individuele overeenkomsten valt. Ze kan dus geen collectieve overeenkomst betreffen.

 

Ik heb in dat verband de volgende vragen.

 

Het voorontwerp bevestigt uitdrukkelijk dat de wet sinds 1 juli 2007 van toepassing is. Het gaat om een interpretatie of een verduidelijking van een wet die, ook luidens de memorie van toelichting, altijd voornoemde betekenis heeft gehad. De minister bevestigde zulks overigens ook enkele weken geleden tijdens de plenaire vergadering. Derhalve zijn alle premiewijzigingen die sinds 1 juli 2007 werden doorgevoerd aan bedoelde wetsbepaling onderworpen.

 

De verzekerden zagen de premie bijgevolg sterk omhoog gaan. Het ging soms om een verdubbeling en zelfs een verdriedubbeling, zeker voor ouderen. De betrokkenen hebben dat geld ten onrechte betaald. Dat lijkt mij toch zo te zijn.

 

Op welke manier zullen zij het ten onrechte betaalde deel van de premie terugkrijgen? Wordt daartoe een procedure of een systeem opgezet? Verloopt een en ander per verzekeraar? Worden de verzekeringsnemers van de terugbetaling verwittigd? Hoe zal zulks verlopen?

 

Hebt u maatregelen uitgewerkt om na te gaan of er nog andere dan de gekende – wegens in de massamedia verschenen – verzekeringen sinds 1 juli 2007 hun premies verhoogden en of de verhoging telkens in overeenstemming met de wet gebeurde? Hebt u een overzicht van het voorgaande? Wat zal u met de gedupeerden doen?

 

Ten tweede, wanneer wordt het voorontwerp aan het Parlement voorgelegd? Er is haast bij. Week na week horen wij immers verzekeraars aankondigen dat zij de premies zullen doen stijgen. Ik mag hopen dat de loutere communicatie van het feit dat de Ministerraad de beslissing heeft genomen, al helpt om de premieverhogingen te temperen. Niettemin, hoe sneller de wet wordt goedgekeurd, hoe beter. Ik vraag dus naar uw timing.

 

Ten derde werd, zoals door de wet bepaald, van de verlenging tot 30 juni 2010 van het recht van chronische patiënten op een hospitalisatieverzekering, een evaluatie opgesteld? Wie nam aan de evaluatie deel? Op basis van welke informatie en cijfergegevens gebeurde de evaluatie?

 

Ten slotte, wat was de precieze conclusie van de evaluatie? Misschien kan u mij simpelweg de evaluatie bezorgen, indien zij werd gemaakt. Daarmee ben ik vanzelfsprekend ook tevreden.

 

09.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, ik heb de eer het geachte lid de volgende elementen van antwoord te verstrekken.

 

Het voorontwerp van wet waarvan sprake, bevestigt inderdaad dat de wet van 20 juli 2007 van toepassing is op de bestaande verzekeringsovereenkomsten. Evenwel specificeert de tekst in artikel 11, §2 het volgende: “Voor de bestaande, andere dan de beroepsgebonden ziekteverzekeringsovereenkomsten geldt, wat de toepassing van artikel 138bis-4 van de wet van 25 juni 1992 op de landsverzekeringsovereenkomst betreft, een overgangsperiode van twee jaar vanaf 1 juli 2007.” Artikel 138bis-4 handelt over de wijziging van het tarief en de voorwaarden van de overeenkomst. De nieuw voorgestelde formulering betekent dat artikel 138bis-4 verplicht zal worden toegepast vanaf 1 juli 2009 op de bestaande verzekeringsovereenkomsten.

 

09.03  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de staatssecretaris, u hebt gewoon gezegd wat de verzekeraars al twee jaar proberen uit te leggen, namelijk dat ze hun premies nog twee jaar lang mogen verhogen, zoveel zij willen. U hebt dat nu bevestigd. Ik had u net gefeliciteerd met een fantastisch ontwerp, maar nu ben ik enorm geschokt. U geeft de verzekeraars twee jaar lang de toestemming om de hospitalisatieverzekeringen ongebreideld te laten stijgen. De communicatie leek mij evenwel het tegenovergestelde te zijn na de Ministerraad van 23 mei.

 

09.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: (…)

 

09.05  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Dat staat wellicht niet in het communiqué van de Ministerraad van 23 mei?

 

09.06 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Dat staat in het artikel van de tekst.

 

Ik kom op uw tweede vraag. Wanneer zal het voorontwerp aan het Parlement worden voorgelegd?

 

Het voorontwerp is voor advies reeds doorgezonden naar de Raad van State. Daarna zal het voor een tweede lezing aan de Ministerraad worden voorgelegd. Later komt het naar het Parlement.

 

Ten derde, de verlenging van het recht op een hospitalisatieverzekering en de evaluatie staan los van elkaar. De wet bepaalt dat de evaluatie uiterlijk op 31 december 2008 dient te gebeuren.

 

Ten vierde, aangezien de evaluatie nog niet is gebeurd, zijn er nog geen conclusies.

 

09.07  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Voor alle duidelijkheid, u beweert dus vandaag – in tegenstelling tot wat de heer Reynders enkele weken geleden in plenaire vergadering heeft gezegd – dat de premieverhogingen wel wettelijk waren omdat men tot 2009 mag verhogen wat men wil?

 

09.08 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Er is een overgangsperiode van twee jaar vanaf 1 juli 2007.

 

09.09  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Wat hebt u met die overgangsperiode gedaan? Ik weet dat die in de wet staat, maar ze slaat niet op het feit dat de premies mogen worden verhoogd. Is het nu de stelling van de regering dat het artikel wordt gebruikt om toe te staan dat men tot en met 2009 de premies verhoogt?

 

09.10 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: (…)

 

09.11  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): U bedoelt toch het voorstel dat nu naar de Raad van State is gegaan?

 

09.12 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Ja. (…)

 

09.13  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Dat weet ik ook wel. Ik heb u gevraagd wat daar staat.

 

09.14 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Ik heb u gezegd wat daarin staat. Er zal een overgangsperiode zijn van twee jaar.

 

09.15  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Misschien heb ik meer geluk met mijn volgende vraag.

 

De voorzitter: Die vraag is dan afgesloten. Het is een samengevoegde vraag, die ook gaat over de hospitalisatieverzekering en de verzekerbaarheid van patiënten en ex-patiënten.

 

09.16  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de voorzitter, dit zijn problemen waarmee patiënten en ex-patiënten met een ernstige of zware ziekte worden geconfronteerd wanneer zij een schuldsaldoverzekering of hospitalisatieverzekering willen afsluiten.

 

Wij kennen die allemaal. Een schuldsaldoverzekering wordt hen vaak botweg geweigerd. Het wordt hen soms onmogelijk gemaakt er een te nemen, omdat de premies onwaarschijnlijk hoog zijn. Er zijn redelijk wat getuigenissen van patiënten en ex-patiënten met kanker bijvoorbeeld, vorige week nog naar aanleiding van een actie van de Vlaamse Liga tegen Kanker.

 

Het is sowieso onaanvaardbaar dat mensen zich niet zouden kunnen verzekeren, zelfs wanneer ze ziek zijn. Daar moet een oplossing voor gevonden worden. Ik denk aan een solidair systeem. Mijn vraag gaat echter over iets anders. Dit gaat over patiënten die ziek zijn geweest, maar op een dag door een arts genezen worden verklaard. Er is een dag waarop een ex-patiënt evenveel kans heeft opnieuw ziek te worden, als eender wie die nog geen kankerpatiënt is geweest. Desalniettemin zijn er heel wat verzekeraars die stellen dat wie ooit kanker of een andere zware ziekte heeft gehad, voor altijd een hoger risico vormt.

 

Geneeskundig is dat onzin, medisch klopt dat niet. Nu blijkt dat zelfs aan patiënten die een attest kunnen voorleggen van de dokter, waarin duidelijk staat dat zij geen hoger risico lopen om een bepaalde ziekte te krijgen dan een andere patiënt, want genezen verklaard van datgene wat zij eerder hebben meegemaakt, ook bijzonder hoge premies worden opgelegd. In een aantal gevallen worden zij zelfs geweigerd. Ik zou graag even op de twee thema’s ingaan.

 

Ten eerste, zult u een initiatief nemen om via een solidariteitssysteem de toegang tot alle verzekeringen te vergemakkelijken voor chronisch zieken, kankerpatiënten en ex-kankerpatiënten die nog niet met zekerheid genezen zijn verklaard? Ik heb het dan over een redelijke premie, een die te betalen is.

 

Ten tweede, hebt u cijfergegevens over het aantal zieken of voormalig zieken die problemen hebben om een betaalbare verzekering aan te kopen? Zo nee, bent u van plan om een dergelijke evaluatie van de problemen op korte termijn te laten uitvoeren?

 

Ik heb er alle begrip voor als u mij er nu niet op kunt antwoorden, maar ik had daar nog een vierde vraag aan toegevoegd, maar blijkbaar niet in deze versie.

 

Het is de eenvoudigste vraag. Bent u het met mij eens dat, wanneer een dokter een patiënt genezen verklaart en officieel stelt dat hij niet meer risico heeft dan een andere patiënt, die persoon recht heeft op een verzekering tegen eenzelfde tarief als een andere, niet-ex-patiënt?

 

09.17 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van den Bossche, ten eerste, de minister heeft de Commissie voor Verzekeringen verzocht om op korte termijn een advies uit te brengen op basis van een wetsvoorstel dat begin 2008 bij de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend. Het betreft een wetsvoorstel strekkende tot een betere begeleiding van de gezondheidsgegevens bij het aangaan van een persoonsverzekering, teneinde verzekerbaarheid mogelijk te maken voor het overlijdensrisico voor personen die een verhoogd risico lopen, als gevolg van hun gezondheidstoestand. Het voorstel dateert 18 februari 2008.

 

Ik vind dit voorstel een interessante basis voor een bespreking, tenminste het deel dat handelt over de toegang tot de verzekering voor personen die, in de verzekeringstaal, soms de verhoogde risico’s worden genoemd. Ik heb mij dan ook tot de Commissie voor Verzekeringen gewend met het uitdrukkelijke verzoek te evalueren of de verschillende oplossingen die ik onlangs heb geschetst haalbaar zijn in de Belgische context. Door een advies van de Commissie kunnen een aantal problemen worden voorkomen en kan onmiddellijk een operationeel systeem worden uitgebouwd. Ik heb tevens aan de voorzitter van de Commissie gevraagd om na te gaan hoe de vertegenwoordigers van de patiëntenverenigingen het best bij de discussies in de commissie kunnen worden betrokken. Ik wil dat een ontwerp voor het einde van dit jaar in behandeling kan worden genomen.

 

Ten tweede, volgens door Assuralia verstrekte cijfers met betrekking tot de specifieke groep van kankerpatiënten zou de situatie er als volgt uitzien. De onverzekerbaren worden geschat op min of meer 5%, hetzij echt onverzekerbaar, hetzij met een zodanig hoge premie dat zij gelijkgesteld worden met onverzekerbaren. Het gaat voornamelijk over agressieve kankers, zoals pancreaskanker, sommige vormen van longkanker, prostaatkanker onder de 50 jaar en kanker met veralgemeende uitzaaiingen.

 

In de andere gevallen, 95% van de kankerpatiënten, wordt 25% verzekerd tegen een normale premie. 44% heeft een verzekering mits een bijpremie en voor 21% is er uitstel van verzekering tot drie à vijf jaar na de diagnose.

 

09.18  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Betekent uitstel van verzekering dat die mensen gedurende drie à vijf jaar niet verzekerd zijn?

 

09.19 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Zo begrijp ik het.

 

09.20  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Het gaat over een kwart van de kankerpatiënten?

 

09.21 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Zo begrijp ik het.

 

Dat zijn de cijfers die worden meegedeeld door Assuralia. Dat is de huidige situatie.

 

Deze cijfers gelden voor de schuldsaldoverzekeringen. Ze steunen op de statistieken van de herverzekeraars en de eigen ervaringen van enkele verzekeraars.

 

Voor de andere ziektebeelden beschik ik niet over cijfers.

 

Wat uw derde vraag betreft, ik hoop dat het advies van de Commissie voor Verzekeringen de nodige inlichtingen zal bevatten om u een antwoord te kunnen geven.

 

09.22  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): De cijfers die u mij hebt gegeven, betreffen dus de schuldsaldoverzekering en niet de ziekteverzekering?

 

09.23 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Ze betreffen de schuldsaldoverzekering.

 

09.24  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Beschikt u over cijfers over de ziekteverzekering?

 

09.25 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Neen. Ik heb ze in elk geval nu niet.

 

09.26  Freya Van den Bossche (sp.a+Vl.Pro): Ik zal hierop dus zeker nog terugkomen.

 

Dit is ontstellend. Wanneer we een optelling maken van de kankerpatiënten of ex-patiënten die totaal onverzekerbaar zijn met degenen die uitstel krijgen, die dus een aantal jaren moeten wachten om na te gaan of ze een verzekering kunnen krijgen, komt men aan meer dan een kwart van de patiënten.

 

De helft betaalt extra en een kwart is ofwel definitief niet verzekerd of nog gedurende jaren niet verzekerd. De vraag is hoe die mensen in normale omstandigheden opnieuw gezond kunnen worden en voor hun gezin kunnen zorgen. Ik vind dat een grote problematiek waarop ik zeker nog zal terugkomen.

 

Ik dank u alvast voor de interessante cijfers.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Dirk Vijnck aan de minister van KMO, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de brandstofprijzen in de landbouwsector (art. 127)" (nr. 5884)

10 Question de M. Dirk Vijnck à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "les prix des carburants dans le secteur agricole (art. 127)" (n° 5884)

 

10.01  Dirk Vijnck (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, iedereen heeft de mond vol over de hoge energieprijzen. In eerste instantie wordt daarbij verwezen naar de transportsector en naar de prijs voor de particulieren aan de pomp. Over de landbouw werd in dit verband zelden gerept.

 

De landbouwsector geniet al jaren van een accijnsvermindering op de aankoop van huisbrandolie. Ondanks de felle stijging van de energieprijzen in de afgelopen jaren bleef deze korting ongewijzigd.

 

Ik heb vier vragen voor de staatssecretaris. Hoeveel bedraagt de korting per liter op de huisbrandolie in de landbouwsector?

 

Wanneer werd deze korting het laatst aangepast? Plant u een optrekking van de accijnsvermindering gezien de felle stijging van de prijs van de huisbrandolie in de afgelopen jaren en de laatste maanden? Overweegt u een vermindering van de accijnzen voor alle gebruikers en niet alleen voor de landbouw, gezien de felle stijging van de prijs van de huisbrandolie in de afgelopen jaren?

 

10.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, de twee eerste vragen behoren niet tot de bevoegdheid van de minister van Financiën.

 

Ik kan het geachte lid het volgende mededelen met betrekking tot de derde en de vierde vraag. Uw derde vraag. Ingevolge artikel 429, paragraaf 2, punt I van de programmawet van 27 december 2007, verschenen in Het Belgisch Staatsblad van 31 december 2007, wordt er vrijstelling van accijnzen toegekend voor de gasolie, kerosine, zware stookolie, lpg, aardgas, elektriciteit, kolen, cokes en bruinkolen die uitsluitend worden gebruikt voor landbouw-, tuinbouw-, visteelt- en bosbouwwerkzaamheden. Dit artikel kent aldus een volledige accijnsvrijstelling toe voor de vernoemde producten. Een extra vermindering is bijgevolg niet mogelijk.

 

Uw vierde vraag. De tarieven van de accijnzen van toepassing in België op huisbrandolie zijn gelijk aan de Europese minimumbelastingniveaus voor verwarmingsbrandstoffen. Een extra vermindering is bijgevolg niet mogelijk.

 

10.03  Dirk Vijnck (LDD): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de M. Jean-Luc Crucke au secrétaire d'État, adjoint au ministre des Finances sur "la fraude liée aux plaques d'immatriculation" (n° 5475)

11 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën over "fraude met nummerplaten" (nr. 5475)

 

11.01  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je reviens sur une question qui a déjà reçu réponse la semaine passée, mais j'étais à l'étranger. La réponse qui a été donnée me permet de prolonger ma question. En effet, il a été fait mention d'une réunion qui devait avoir lieu le lendemain de la commission. C'est évidemment le résultat de cette réunion qui m'intéresse.

 

Le phénomène en question a été largement décrit par Mme Lahaye. L'information selon laquelle la moitié des automobilistes étrangers ne payent pas leurs amendes en Belgique est assez choquante. Dans ma région, on voit essentiellement des plaques françaises du département 59, celui des gens du Nord, les Ch'tis comme on dit. Cette fraude qui consiste à avoir une plaque d'immatriculation étrangère alors qu'on réside en Belgique ne préjudicie pas seulement les caisses de l'État mais également les communes.

 

Qu'est-il ressorti de cette réunion avec le collège? Des mesures ont-elles été décidées afin d'aborder frontalement le problème et surtout le solutionner de la manière la plus efficace possible?

 

11.02  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Monsieur Crucke, il semblerait que votre question ait été dirigée à mon intention car elle semble faire référence à des phénomènes de fraude qui seraient de la compétence du service des douanes. Comme ce n'est pas tout à fait le cas, je vais vous donner un complément d'information.

 

Afin d'éviter tout malentendu, je soulignerai que je suis bien conscient que des personnes qui résident en Belgique circulent avec un véhicule inscrit à l'étranger. Il ne s'agit cependant pas toujours de fraude. En effet, l'article 3, §2 de l'arrêté royal du 20 juillet 2001 relatif à l'immatriculation de véhicules prévoit une série de cas dans lesquels l'immatriculation en Belgique d'un véhicule immatriculé à l'étranger n'est pas obligatoire. Est notamment visé le véhicule mis à la disposition d'une personne résidant en Belgique par un employeur étranger auquel elle est liée par un contrat de travail et pour lequel le service compétent de la TVA aurait délivré une attestation.

 

Ce cas est prévu par la loi. Il convient dès lors d'être nuancé en la matière. En tout état de cause, les services des douanes n’ont actuellement pas connaissance d’abus massifs à cet égard.

 

Le phénomène de fraude touche à la compétence de ministres différents. Une réunion de concertation se tiendra le 8 juin 2008. À cette réunion sera évaluée l’utilité des différents systèmes d’information afin de lutter efficacement contre cette forme de fraude.

 

La constatation de l’utilisation abusive d’une immatriculation française du véhicule de Belges résidant en Belgique, par l’audition de ces personnes et de leurs voisins, ainsi que par la requête des compteurs et des données des entreprises de service public ne relève pas des tâches des brigades motorisées des douanes. L’attention des brigades motorisées concernées doit d’abord aller à leurs véritables tâches prévues dans le plan de management et dans le plan opérationnel, à savoir le contrôle des marchandises.

 

Lorsque l’administration des Douanes et Accises constate, à l’occasion des contrôles qu’elle effectue sur la voie publique, qu’un résident belge utilise abusivement une plaque d’immatriculation française, la douane établit alors un procès-verbal pour l’inscription abusive du véhicule et un constat, qui porte le n° 656.2, sur la base duquel la taxe de circulation éludée sera recouvrée. Le PV est alors transmis au procureur du Roi compétent pour le lieu où l’infraction a été constatée et le constat n° 656.2 est envoyé au directeur régional des Douanes et Accises compétent pour le ressort du domicile de la personne redevable de la taxe.

 

11.03  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je prends acte de la réponse du ministre. Je ne vais pas dire qu’elle me satisfait entièrement.

 

Je tiens à citer un chiffre que le ministre de l’Intérieur vient de me communiquer. En dix ans, environ 1.000 Belges ont demandé la nationalité française mais 39.000 Belges sont partis habiter en France. Or, sur ces 39.000, je suis sûr qu’un certain nombre ne se trouve pas en France. Monsieur le secrétaire d’État, je ne vais pas aller jusqu’à vous demander le nombre de constats n° 656.2 qui ont été dressés par le service des douanes. Je pense qu’il y en aurait moins que 1.000 et nous aurions dès lors des problèmes de compréhension dans ce dossier. Je vous assure qu’il y a là un phénomène qui s’amplifie.

 

Bien entendu, je ne parle pas des Français qui viennent tout à fait légalement travailler en Belgique. Je n’ai rien à dire sur ce point. Dura lex sed lex! Nous avons d’ailleurs connu le même phénomène avec les Luxembourgeois à l’époque. On le voit un peu moins quand ce sont des plaques françaises. Cependant, lorsqu’on voit à quel point les plaques françaises se multiplient "comme des lapins", on se dit qu’il est impossible que certains ne le voient pas!

 

11.04  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Monsieur Crucke, la matière relève bien de divers départements ministériels. La question de base, en particulier, est celle du contrôle des personnes qui résident sur notre territoire, sans avoir fait toutes les formalités d’inscription, notamment la modification de leur plaque. Cette compétence relève du département du ministère de l’Intérieur et plus concrètement des municipalités.

 

11.05  Jean-Luc Crucke (MR): C’est clair! C’est d’ailleurs une des manières de le savoir. Lorsqu’on identifie une plaque étrangère qui correspond à une personne résidant sur le territoire, pour arriver à nouer les deux bouts, il faut que les deux parties travaillent et qu’il y ait une communication optimale.

 

11.06  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: C’est bien pour cette raison qu’une réunion interministérielle aura lieu!

 

11.07  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le secrétaire d’État, je reviendrai dès lors vers vous après le 8 juin 2008!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het vereenvoudigd derdenbeslag" (nr. 5658)

12 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la simplification du tiers saisi" (n° 5658)

 

12.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de wet houdende diverse bepalingen van eind december 2006 bevatte een aantal maatregelen tot verbetering van de invordering van de strafboetes die nog al te vaak onbetaald blijven.

 

Een van de belangrijkste wijzigingen was de invoering van het vereenvoudigd derdenbeslag voor de invordering van penale boetes, gerechtskosten, bijdragen en verbeurdverklaarde geldsommen. Concreet betekent dit dat niet-betaling van een boete tot gevolg kan hebben dat een deel van het loon onmiddellijk wordt ingehouden.

 

De wet is intussen meer dan een jaar in werking. Ik had graag met u eens een evaluatie gemaakt.

 

Daarom volgende vragen.

 

Is het vereenvoudigd derdenbeslag reeds ingeburgerd? Zo ja, op welke schaal wordt het benut? Zijn er praktische problemen die het vereenvoudigd derdenbeslag eventueel bemoeilijken? Hoe verloopt de informatie-uitwisseling tussen de FOD Financiën en de sociale zekerheid? Leidt dit nieuwe instrument tot een betere invordering van de niet-betaalde boetes? Zijn er eventueel knelpunten die kunnen weggewerkt worden?

 

12.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, in naam van de minister geef ik volgende elementen van antwoord.

 

Ten eerste, het vereenvoudigd derdenbeslag wordt wel degelijk aangewend door de ontvangers van Domeinen en Penale Boeten. Gelet op de korte termijn tussen vraag en antwoord is het niet mogelijk te zeggen op welke schaal dit precies gebeurt.

 

Ten tweede, men heeft mij geen praktische problemen gemeld.

 

Ten derde, er is nog geen elektronische uitwisseling van gegevens. De prioriteit werd gegeven aan de dienst voor Alimentatie-invordering omdat de wetgeving in de wettelijke bepaling voorzag die als basis kon dienen voor de aanvraag tot toegang tot de gegevens van de kruispuntbank van de sociale zekerheid. Ondertussen heeft DAVO de principiële toestemming verkregen van het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid.

 

Dergelijke wettelijke basis werd eind 2006 ook voorzien voor de penale boetes. Nu de aanvraag van DAVO werd ingewilligd zal de opgedane ervaring aangewend worden om een gelijkaardige aanvraag voor de penale boetes in te dienen.

 

Ten vierde, ja, er is wel een betere invordering. Ik kan geen cijfers geven, maar het vereenvoudigd derdenbeslag leidt ertoe dat bijvoorbeeld veel sneller teruggaven van personenbelasting in beslag worden genomen omdat de kosten lager zijn.

 

Ten vijfde, zoals reeds vermeld in antwoord op uw tweede vraag werden er mij geen problemen of knelpunten vermeld die zouden moeten weggewerkt worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het oude gerechtsgebouw te Kortrijk" (nr. 5660)

13 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'ancien palais de justice de Courtrai" (n° 5660)

 

13.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb de minister al verschillende keren ondervraagd over het dossier van het oude gerechtsgebouw van Kortrijk.

 

In 2002, al zes jaar geleden, zijn plafonds en muren ontmanteld omwille van een asbestprobleem. Sindsdien komen de mensen die er werken en de rechtsonderhorigen terecht op een rechtbank die er half afgebroken uitziet.

 

Aanvankelijk was er het plan om het oude gerechtsgebouw helemaal te renoveren. Uiteindelijk bleek daarvoor geen geld te zijn.

 

In 2006 werd beslist om de meest dringende herstelwerken uit te voeren en om dus de plafonds opnieuw te bekleden en de wanden van de zittingszalen opnieuw op te lappen.

 

De aanbesteding voor die werken, waarvoor 1.260.000 euro werd uitgetrokken, zou plaatsgevonden hebben in december 2007. De minister antwoordde mij dat na vastlegging van de kredieten de werken binnen de 45 dagen van start zouden kunnen gaan.

 

Bij mijn weten zijn er tot op vandaag nog steeds geen werken uitgevoerd. Kunt u mij de stand van zaken geven? Wat is de reden voor de vertraging? Wanneer zal men de herstellingswerken aanvatten? Wat zal de uitvoeringstermijn zijn?

 

13.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lahaye-Battheu, op uw eerste vraag in verband met de huidige stand van zaken, kan ik het volgende zeggen. De werken aan het oude gerechtsgebouw van Kortrijk betreffen herstellingswerken na asbestverwijdering en zijn eind vorig jaar aanbesteed, maar nog niet vastgelegd.

 

De reden hiervoor is dat in afwachting van de goedkeuring van de begroting 2008 door het Parlement aan de Regie der Gebouwen voorlopige kredieten werden toegekend waardoor zij prioriteiten heeft moeten stellen.

 

De Regie der Gebouwen heeft de hoogste prioriteit verleend aan de meest dringende dossiers inzake veiligheidswerken, asbestsanering en werken in gevangenissen.

 

Ten tweede, u vraagt wanneer de werken concreet zullen aanvangen. De bijkomende middelen nodig voor de investeringen van de Regie der Gebouwen zouden worden vrijgegeven zodra de begroting 2008 door het Parlement zou worden goedgekeurd.

 

De begroting werd nu goedgekeurd door het Parlement en de kredieten zijn vrijgegeven. De aanbesteding zal nu kunnen plaatsvinden.

 

Wat de werken betreft, zal de Regie in functie hiervan het nodige doen om een goed gevolg te geven aan dit dossier. Er is een uitvoeringstermijn voorzien van 160 werkdagen, ongeveer 8 maanden. Wij kunnen de komende dagen het begin van de werken verwachten.

 

13.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Ik heb geen repliek. Ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van de heer Robert Van de Velde aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de staatsschuld (art. 127)" (nr. 5791)

14 Question de M. Robert Van de Velde au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la dette publique (art. 127)" (n° 5791)

 

14.01  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, met enig wenkbrauwengefrons keek ik naar de cijfers die werden vrijgegeven op 15 mei door het Debt Agency.

 

Het financieringsplan voorziet voor dit jaar in een totale uitgifte van lineaire obligaties voor 27 miljard euro. Daarmee moeten onder meer 26 miljard oude obligaties worden terugbetaald. Tot einde april werd er van die geplande 27 miljard 16,69 miljard gerealiseerd, waardoor nog slechts 10,31 overblijft. Er moeten nog ongeveer 15 miljard oude vervallen obligaties op een of andere manier ingewisseld worden. Dat is een tekort van ruim 5 miljard op de OLO’s als financieringsmiddel.

 

Daarnaast moest het openstaand bedrag aan schatkistcertificaten met 110 miljoen dalen tegen einde 2008, maar ze zijn op dit moment gestegen met 950 miljoen. Nogmaals, een verschil van 1 miljard, goed te maken tegen eind 2008 voor de schatkistcertificaten.

 

Bovendien lijkt het nog dat de schuld steeds verder wordt doorgeschoven in de toekomst als we kijken naar de laatst uitgegeven bedragen: 11,9 miljard met een rente van 5,5% en vervaldag in 2028, maar dan nog eens een lineaire obligatie ter waarde van13,5 miljard met een rente van 5% en vervaldag in 2035.

 

Als we het volledige financieringsplan op een rijtje zetten en alle nog beschikbare financieringsmiddelen naast de resterende afbetalingsverplichtingen houden, dan zou blijken dat er op einde april reeds 1,8 miljard financieringstekort is.

 

Mijn eerste vraag: wat zijn de redenen voor deze afwijkingen ten opzichte van het geplande? De situatie is toch niet zo dramatisch gewijzigd ten opzichte van wat u bij de opmaak van de begroting en de financiering in gedachte had.

 

Wat is er aan het gebeuren met de gemiddelde looptijd van de lineaire obligaties?

 

Nog eventjes in de marge, over een punt waarvan ik niets heb teruggevonden, maar waarvan ik mij herinner dat het zo was. Ik dacht dat Vande Lanotte toen hij nog Begroting deed, Zero Bond-obligaties in gang had gezet. Bestaan er daar nog van? Zo ja, hoeveel? Wanneer vervallen deze?

 

De voorzitter: Die zitten in hetzelfde fonds. De Zero Bonds, dat is een truc geweest waardoor de intrest niet in het betrokken jaar viel, maar wel later.

 

14.02  Robert Van de Velde (LDD): Effectief.

 

14.03 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer Van de Velde, uw eerste vraag ging over de redenen voor deze afwijkingen.

 

De minister wenst u erop te wijzen dat er weliswaar nog steeds 15,36 miljard euro aan OLO’s op vervaldag zal komen in 2008 maar dat de Schatkist zelf al een bedrag van 1,807 miljard euro van die effecten in haar bezit heeft. Dat laatste komt voort uit terugkoopoperaties die in 2007 uitgevoerd werden. Netto moet de Schatkist dus slechts 13,557 miljard euro aan OLO’s terugbetalen. Daartegenover staat een verwachte uitgifte van 10,31 miljard euro aan OLO’s in de komende maanden.

 

De situatie op 30 april 2008 is echter slechts een momentopname. Het is aangewezen het financieringsplan voor het hele jaar te beschouwen. Dat voorziet dat er voor 27 miljard euro aan OLO’s uitgegeven zal worden, terwijl 26 miljard euro aan langetermijnschuld in euro, hoofdzakelijk OLO’s maar ook staatsbons, terug te betalen is in nettotermen.

 

Er zullen dus meer OLO’s uitstaan op het einde van 2008 dan in het begin van het jaar, conform de politiek van de Schatkist om de langetermijnschuld zoveel mogelijk te concentreren in dat product.

 

U moet er verder rekening mee houden dat er belangrijke seizoenseffecten optreden in het financieringsplan. Die seizoenseffecten maken het moeilijk een intermediaire situatie correct in te schatten. Niettemin valt het netto te financieren saldo voor de federale overheid eind april 2008 1,6 miljard euro hoger uit dan wat op dat ogenblik verwacht werd door het Agentschap van de Schuld. De geplande begrotingscontrole zal uitwijzen of het financieringsplan voor 2008 aangepast zal moeten worden of niet.

 

Op uw tweede vraag, over de gemiddelde loopduur van de huidige OLO’s, antwoordt de minister dat de gemiddelde loopduur als gewogen gemiddelde van de duurtijd tot de eindvervaldag van de OLO’s nu 7,19 jaar bedraagt. Als wij tevens rekening houden met de couponbetaling daalt de looptijd tot 7,17 jaar. Er is in de voorbije jaren geen merkbare evolutie opgetreden in de gemiddelde loopduur.

 

Op uw derde vraag, of er nog Zero Bonds bestaan, had de voorzitter u al geantwoord. De enige Zero-bondsobligaties die nog bestaan zijn de obligaties die zijn uitgegeven ten gunste van het Zilverfonds. Het gaat om een totaalbedrag van 15,59 miljard euro. De obligaties vervallen respectievelijk op de volgende data... Ik zal u misschien beter die tabel geven in plaats van het voor te lezen. Dat is weinig interessant, meen ik.

 

14.04  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat het verstandig is dat wij de vinger aan de pols houden als het over de financiering gaat. Uiteindelijk komt het bedrag ongeveer overeen. Wij komen tot 1,8 miljard euro, u tot 1,6 miljard euro. Het is vooral het langetermijneffect dat wij in de gaten moeten houden. Wij zullen eventjes afwachten wat in de komende maanden zal gebeuren en wat er bij de bespreking van de begrotingscontrole zal gebeuren. Ik heb al gelezen dat u met zijn allen de FOD’s onder druk aan het zetten bent om de nodige besparingen te realiseren. U zult inderdaad stevige besparingen nodig hebben om dit recht te zetten. Wij zullen afwachten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Daar de heer Tuybens niet aanwezig is, vervalt zijn vraag nr. 5806.

 

15 Question de M. Philippe Henry au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'intervention des assurances dans le cadre des inondations survenues dans la région liégeoise" (n° 5881)

15 Vraag van de heer Philippe Henry aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de tussenkomst van de verzekeringen in het kader van de overstromingen in het Luikse" (nr. 5881)

 

15.01  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, vous n'ignorez pas que des inondations conséquentes se sont produites voici quelques jours dans la région liégeoise, qui ont entraîné d'abord de grandes frayeurs mais, heureusement, ni mort ni blessé, et ensuite des dégâts importants à la fois en ville et dans des communes avoisinantes.

 

Les intempéries ont frappé le plus durement dans le sud de Liège, à Seraing, surtout Ougrée-Bas, à Verviers et dans la vallée de l'Ourthe, notamment à Esneux qui fait figure de commune martyre. Les pompiers de Liège ont enregistré plus de 2.200 appels. Le centre hospitalier universitaire a dû, pour la première fois, réunir son centre de crise, l'eau s'étant infiltrée dans certains de ses niveaux inférieurs. Voilà qui prouve combien ces inondations étaient inquiétantes.

 

Comme cela a déjà été évoqué dans la presse, c'est désormais aux assurances, via la couverture incendie, qu'il incombe d'intervenir en premier chef pour les dégâts occasionnés aux habitations, le Fonds des calamités pouvant intervenir en complément dans certaines situations.

 

Cette situation étant relativement nouvelle et n'ayant pas encore eu l'occasion de se produire souvent, pourriez-vous préciser les éléments suivants?

 

Les assurances incendie sont les premiers intervenants en cas de dégâts aux habitations. Qu'en est-il des dégâts aux voitures, notamment en fonction du type d'assurance prise par leur propriétaire? La presse de ce jour nous a révélé quelques détails, mais il serait intéressant d'obtenir votre point de vue.

 

Qu'en est-il, de même, pour les autres types de biens, outre les habitations et les voitures?

 

Quelle politique d'information spécifique a-t-elle été mise en place pour que les personnes concernées s'adressent directement au bon interlocuteur? Il s'agit souvent là d'une difficulté majeure.

 

Avez-vous déjà des éléments d'information quant au bon déroulement de ces procédures?

 

Prévoyez-vous une évaluation prochaine de l'application par les assurances de ces principes?

 

15.02  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Monsieur le président, chers collègues, vous pensez bien que le ministre ignore encore moins que moi que la région liégeoise a fait l'objet d'inondations catastrophiques ces derniers jours.

 

À vos questions précises sur les divers éléments des contrats d'assurance, je peux vous répondre ce qui suit.

 

1. La garantie "catastrophes naturelles" de la police incendie peut exclure de la couverture les véhicules se trouvant dans les garages. Le prescrit légal constituant un minimum obligatoire, l'assureur peut s'en écarter. Par conséquent, il convient pour chacun de vérifier les termes de la police incendie sous le volet "catastrophes naturelles". J'attire cependant votre attention sur le fait que les véhicules assurés en omnium, même partielle, sont couverts contre les forces de la nature, peu importe où se trouve le véhicule.

 

2. En ce qui concerne les autres biens, peuvent seulement être exclus – pour le péril inondation et les débordements et refoulements d'égouts publics – les biens situés dans les caves à moins de 10 cm du sol, hormis les installations d'eau, de chauffage, d'électricité y fixées à demeure.

 

Par cave, on entend tout local dont le sol est situé à plus de 50 cm sous le niveau de l'entrée principale des pièces d'habitation, à l'exception des locaux de cave aménagés de façon permanente en pièce d'habitation ou pour l'exercice d'une profession.

 

3. Politique d'information.

 

Vendredi dernier, le ministre a fait paraître un communiqué de presse rappelant la procédure à suivre pour le particulier et il a, pour le surplus, renvoyé au site du SPF Économie qui, en première page, a mis un avis urgent à l'attention de toute victime d'inondation, de débordement, de refoulement d'égouts publics ou de glissement de terrain (economie.fgov.be).

 

4. Le ministre n'a pas connaissance de problèmes pratiques liés à l'intervention des assureurs. Bien au contraire, l'intervention de ceux-ci est beaucoup plus rapide et plus importante que celle du Fonds des calamités.

 

5. En ce qui concerne l'évaluation, tant que le ministre n'a pas connaissance de problèmes spécifiques, il ne voit pas l'utilité d'une telle évaluation. Par ailleurs, si des difficultés apparaissent, il en sera directement informé, soit par le médiateur des assurances, soit par le Bureau des tarifications.

 

15.03  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse.

 

Si je comprends bien ce que vous dites, il existe des cas où il n'y a pas de garantie de couverture. Je parle notamment des véhicules non assurés en omnium ou d'autres biens non couverts. J'imagine que le Fonds de calamités peut intervenir dans certaines situations, mais pas dans toutes. Cela pose certaines difficultés car des véhicules ont parfois été entraînés par les eaux pour s'encastrer dans des habitations ou ont dérivé et ont été endommagés. C'est embêtant que ces cas ne soient pas couverts.

 

Par ailleurs, en ce qui concerne la politique d'information, la procédure me paraît correcte. Il serait quand même intéressant de savoir si dans certaines collectivités, en particulier dans les communes, l'information est bien relayée. Il me semble que tel est le cas mais je pense qu'il faut rester attentif en la matière.

 

En revanche, je ne suis pas d'accord avec le ministre quand il estime qu'une évaluation n'est pas nécessaire. Il me semble indispensable de mener, dans quelque temps, une évaluation sérieuse et de voir s'il n'y a pas des améliorations sérieuses à apporter aux procédures d'information ou au système en lui-même en termes de couverture.

 

15.04  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Vous avez bien compris. Si les gens ne sont pas explicitement assurés, il peut y avoir des cas où des dégâts aux véhicules dans les garages ne sont pas assurés s'ils n'ont ni omnium ni couverture spécifique dans leur contrat incendie.

 

15.05  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Même hors garage. Les véhicules peuvent très bien être dans la rue.

 

15.06  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Si les véhicules ne sont pas couverts par le contrat omnium ou d'autres dispositions particulières dans leur contrat, il n'y a pas de couverture automatique obligatoire.

 

15.07  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Il faudra bien examiner les différentes situations.

 

15.08  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Les personnes non assurées contre l'incendie mais qui ont droit à un revenu d'intégration ont le droit de faire appel au Fonds des calamités ou au CPAS via la procédure habituelle.

 

15.09  Philippe Henry (Ecolo-Groen!): J'ai de toute manière prévu d'interroger le ministre de l'Intérieur sur le Fonds des calamités. On verra comment cela fonctionne.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le remboursement du trop-perçu de précompte sur les pensions du mois de mai 2008" (n° 5885)

- M. Guy Coëme au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les mesures à prendre à la suite de l'augmentation du précompte professionnel appliqué aux pensions" (n° 5898)

16 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de terugbetaling van de niet-verschuldigde voorheffing op de pensioenen voor de maand mei 2008" (nr. 5885)

- de heer Guy Coëme aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de maatregelen naar aanleiding van de verhoging van de bedrijfsvoorheffing voor gepensioneerden" (nr. 5898)

 

16.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, lors de mon échange avec le ministre des Finances en séance plénière le jeudi 29 mai, il a admis un oubli d'ajustement du précompte fiscal pour les pensionnés, qui a conduit à une perte de revenu net pour nombre d'entre eux au cours du mois de mai. Il s'est également engagé, en son nom et au nom de sa collègue la ministre des Pensions, à ce qu'une solution soit trouvée dans l'année, soit via un remboursement du précompte, soit via une diminution du précompte pour les mois suivants.

 

Le président: Monsieur Gilkinet, voudriez-vous changer de micro, il y a apparemment un petit problème avec le vôtre.

 

16.02  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Si on peut se réjouir de cet engagement du ministre des Finances, il semble évident qu'il est difficile à mettre en œuvre au vu des règles fiscales actuellement en vigueur. Il est difficile de changer les choses en cours d'année ou d'appliquer des règles différentes en fonction des citoyens.

 

Le week-end ayant pu porter conseil, et ayant été contacté par de nombreux pensionnés qui sont dans le cas, j'aimerais voir plus clair sur l'origine du problème, sur la méthode choisie pour le résoudre et sur le délai dans lequel cela pourra être réalisé.

 

Monsieur le secrétaire d'État, pourquoi les barèmes fiscaux des pensions n'ont-ils pas été adaptés suite aux deux sauts d'index dont ont bénéficié les pensions?

 

En savez-vous plus aujourd'hui sur le nombre de pensionnés qui ont vu leur précompte fortement augmenter pour ce mois de mai 2008 et/ou leur pécule de vacances diminuer par rapport à l'année 2007?

 

Quelle méthode allez-vous utiliser pour corriger cette situation en cours d'année, comme le ministre des Finances s'y est engagé?

 

Le vote d'une loi sera-t-il nécessaire?

 

Dans quel délai pensez-vous pouvoir corriger cette situation?

 

16.03  Guy Coëme (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, mes questions seront très précises. Il y a eu un engagement la semaine dernière de la part du ministre des Finances de rectifier le tir à la suite de cet accident malheureux dont de très nombreux pensionnés souffrent.

 

Quelles initiatives concrètes seront-elles prises vis-à-vis de l'administration et vis-à-vis des pensionnés pour corriger cette dérive? Quelles échéances doit-on préciser en cette matière?

 

16.04  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Monsieur le président, on m'a préparé deux réponses distinctes, je vais donc jongler avec les deux pour répondre globalement.

 

Je tiens tout d'abord à vous rappeler que les pensions ont été augmentées par le biais de l'index en janvier et en mai 2008, ainsi que par le bonus de liaison au bien-être. De plus, le pécule de vacances, sur lequel un précompte professionnel est également retenu, est payé au mois de mai. Cela a eu pour conséquence de faire passer les pensionnés, pour le calcul du précompte professionnel sur le pécule de vacances, dans les tranches supérieures des barèmes du précompte professionnel.

 

En cas de saut d'index, il n'y a pas d'adaptation automatique des barèmes du précompte professionnel en cours d'année, à moins que le Conseil des ministres ne le décide, mais cela n'a pas été le cas.

 

En ce qui concerne les chiffres demandés, je n'en dispose pas actuellement.

 

Le ministre a déjà pris contact avec l'Office national des Pensions afin de connaître le nombre de pensionnés concernés et de pouvoir évaluer les montants précis. La méthode qui sera utilisée pour résoudre ce problème sera déterminée en fonction du groupe-cible qui lui sera communiqué. L'administration examine en ce moment les différentes possibilités afin de résoudre la situation tout en tentant d'éviter le vote d'une loi. En effet, cela aurait pour conséquence de retarder la solution.

 

Je vous confirme que tout sera fait dans les meilleurs délais. Comme le vice-premier ministre l'a déjà indiqué dans sa réponse donnée en séance plénière le 29 mai dernier, une solution sera recherchée en concertation avec la ministre des Pensions.

 

16.05  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Au-delà de cet engagement de rechercher une solution, je continue de ne pas comprendre la façon dont vous allez résoudre ce problème. Un précompte a été prélevé, qui, dans beaucoup de cas, était non dû. Il serait donc remboursé dans les deux ans en fonction du calcul des impôts de chaque personne. Ce sont des personnes pour lesquelles chaque euro compte. Je souhaite mettre en évidence l'urgence de la situation. J'interrogerai le ministre des Finances et la ministre des Pensions jusqu'à ce qu'une solution soit communiquée.

 

De façon plus structurelle, le cas qui vient de nous être cité dans un contexte d'augmentation forte du coût des denrées, qui a conduit à deux sauts d'index en quelques mois, nous indique qu'il y a sans doute un mécanisme plus structurel à trouver pour éviter que les pensionnés ne soient victimes de ce type de situation malheureuse. Une fois que vous aurez trouvé la solution pour le cas qui nous occupe, je vous demande de rechercher une solution structurelle. Nous ferons également des propositions en la matière si nécessaire.

 

16.06  Guy Coëme (PS): Cela fait déjà une dizaine de jours que nous sommes au courant de ce problème, qui est grave pour les pensionnés qui le vivent. Je ne pense pas qu'il faille attendre de trouver une solution à ce cas précis avant de chercher une solution structurelle. Si, quand il y a une augmentation d'index, les barèmes fiscaux ne sont pas automatiquement adaptés, que le gouvernement fasse en sorte qu'ils le soient.

 

Il ne serait pas compliqué de l'inclure dans une prochaine loi-programme, pour ne pas laisser au gouvernement le soin de décider d'une adaptation des barèmes fiscaux mais pour la rendre automatique. On pourra facilement trouver un accord sur ce point du côté des partenaires sociaux.

 

16.07  Bernard Clerfayt, secrétaire d'État: Après avoir entendu vos remarques, je considère que le ministre sera très heureux d'entendre votre soutien à une indexation des barèmes fiscaux. Il l'a déjà exprimé devant le Parlement la semaine passée et il ne s'y opposera pas, au contraire! Par contre, trouver la solution précise au problème précis qui a été posé n'est pas aussi simple. Le débat à la Chambre a montré qu'il existait un réel problème pour l'un ou l'autre cas examiné, ce que le ministre a reconnu et il s'est engagé à trouver une solution, mais on ne peut pas bricoler une solution pour répondre dans l'urgence au problème des personnes ayant fait l'objet d'une retenue trop importante sur leurs revenus. Il faut connaître leur nombre précis et établir des calculs précis. Dans le cas contraire, on risque de bricoler et de créer plus de problèmes. Il faudrait ensuite courir après la solution pendant de nombreux mois.

 

Il faut d'abord connaître l'ampleur exacte du problème, les montants concernés, le nombre de personnes concernées et pour cela, il faut que le ministère des Pensions se livre aux travaux nécessaires afin de communiquer ces données au ministère des Finances qui, à son tour, cherchera la meilleure solution. Le ministre s'est engagé à trouver une solution définitive dans les meilleurs délais.

 

16.08  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): En l'occurrence, le ministre des Finances et la ministre des Pensions sont pris en flagrant délit de défaut de prévoyance. Que cela nous serve de leçon!

 

Comme je l'ai déjà dit en séance plénière, je ne voudrais pas être mal compris au sujet de cette adaptation des barèmes fiscaux: il s'agit bien pour moi de l'adaptation des barèmes fiscaux des allocataires sociaux et en l'occurrence des pensionnés. De manière générale, on doit y réfléchir d'une manière beaucoup plus fine.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question no 5887 de M. Georges Gilkinet est reportée.

 

La réunion publique de commission est levée à 16.24 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.24 uur.