Commission
de la Défense nationale |
Commissie voor de Landsverdediging |
du mercredi 7 mars 2007 Matin ______ |
van woensdag 7 maart 2007 Voormiddag ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 10.43 heures. La réunion est présidée par M. Philippe Monfils.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.43 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Philippe Monfils.
Le président: La question n° 14170 de Mme Lahaye-Battheu est reportée.
01 Vraag van mevrouw Ingrid Meeus aan de minister van Landsverdediging over "de uitspraken van een kolonel over de kazerne Westakkers" (nr. 14178)
01 Question de Mme Ingrid Meeus au ministre de la Défense sur "les déclarations d'un colonel au sujet de la caserne Westakkers" (n° 14178)
01.01 Ingrid Meeus (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag werd door ziekte uitgesteld, vandaar dat ze pas een maand na de feiten kan worden gesteld. Ik vond het toch wel belangrijk om het een en ander duidelijk te maken, vooral voor zij die in de Westakkers werken.
Op zaterdag 10 februari verscheen in De Standaard een uitgebreid artikel omtrent de sluiting van diverse kazernes. Over de Westakkers stond expliciet te lezen, ik citeer: "Dat Westakkers zelf nog open is, heeft niets te maken met strategische behoeften maar alles met het intens lobbywerk van bepaalde, lokale politici. De logistieke eenheid is helemaal weg maar 200 man burgerpersoneel – allemaal technici – zijn gebleven. Veel hebben zij niet om handen: af en toe de voertuigen die op vredesmissie vertrekken, schilderen of houten palletten voor transport in elkaar timmeren."
Mijnheer de minister, sta mij toe dit te zeggen maar dit uittreksel uit de krant is niet enkel een kaakslag in het gezicht van de meer dan 350 militairen en burgers die de Westakkers telt, maar het is daarenboven ook voor een stuk onjuist. Er is wel degelijk nog een bijzonder actieve, logistieke activiteit in de kazerne Westakkers met tal van gemotiveerde en vaak hardwerkende werknemers, en dit zowel in het domein van de distributielogistiek als in het domein van de gespecialiseerde, industriële fabricage- en herstellingscapaciteit in tal van technische disciplines zoals houtbewerking, metaal, elektriciteit, automechanica, lakkerij, enzovoort. Bovendien herbergt de kazerne Westakkers, naast de logistieke activiteiten, met circa 150 burgerpersoneelsleden ook nog de CAS-groepering met 150 militairen die zijn gespecialiseerd in communicatie- en informaticasystemen.
Klaarblijkelijk weet men niet duidelijk welke structuren er binnen de militaire kazernes werkzaam zijn ofwel wordt de heer Pira verkeerd geciteerd en is een gepaste reactie en rechtzetting in de krant vanwege het departement Landsverdediging op zijn plaats. Het personeel van de kazerne Westakkers is terecht verbolgen. Moeten lezen in een gerenommeerde krant dat zij niet veel om handen hebben, is een slag in het gezicht van deze hardwerkende militairen en burgers. Een rechtzetting is hier dan ook op zijn plaats.
Ik heb dan ook een aantal vragen. Ten eerste, ondersteunt de minister en het ministerie van Landsverdediging de in De Standaard geciteerde uitspraken van kolonel Pira aangaande het kwartier Westakkers en het hierin tewerkgestelde personeel?
Ten tweede, is het behoud van de kazerne Westakkers te danken aan lobbywerk of heeft deze kazerne daadwerkelijk nog een functie, wetende dat de provincie Oost-Vlaanderen slechts drie kazernes en een regionale spreiding toch wel een van de doelstelling is van het strategisch plan?
Ten derde, mijnheer de minister, wat zult u doen om die onjuiste uitlatingen uit de wereld te helpen?
01.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, de bewering inzake het kwartier Westakkers en zijn personeel maakt geen deel uit van officiële uitspraken van het departement van Landsverdediging. De verantwoordelijkheid voor die bewering berust derhalve volledig bij de journalist in kwestie.
De toekomst van het kwartier Westakkers werd niet ter discussie gesteld, noch in het moderniseringsplan Defensie 2000-2015, gedetailleerd toegelicht in Flash Direct nr. 4 van 3 september 2001, noch in het strategisch plan van februari 2003. Mijn antwoord draagt bij tot de rechtzetting. Een analoge repliek werd door de kolonel reeds gegeven aan het secretariaat ACV Openbare Diensten met een mail van februari 2007.
01.03 Ingrid Meeus (VLD): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord, dat duidelijkheid geeft aan het personeel van de kazerne van Westakkers.
Het incident is gesloten.
02 Question de Mme Josée Lejeune au ministre de la Défense sur "la note d'orientation pour les opérations 2007" (n° 14236)
02 Vraag van mevrouw Josée Lejeune aan de minister van Landsverdediging over "de oriëntatienota inzake de operationele inzet in 2007" (nr. 14236)
02.01 Josée Lejeune (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, récemment, le gouvernement a approuvé la note d'orientation pour les opérations 2007. Elle prévoit notamment le maintien de notre présence à l'aéroport de Kaboul; notre action militaire sera principalement axée sur sa sécurisation et son fonctionnement.
En plus des 300 militaires déjà présents, il est prévu pour 2007 l'envoi de 40 personnes supplémentaires dans l'objectif de prendre le commandement de l'ensemble des troupes se trouvant sur l'aéroport.
Notre mission consistera également en l'entraînement et l'encadrement d'unités afghanes qui pourront, à terme, se charger de la sécurité. En outre, vous aviez déjà augmenté de façon substantielle, voire doublé l'effectif sur le terrain, notamment lors des élections présidentielles.
Monsieur le ministre, quelles sont les motivations réelles, d'une part, du maintien des 300 militaires et, d'autre part, de l'envoi de 40 personnes supplémentaires?
Quel est le coût pour la Belgique, depuis le début de l'envoi de ces troupes? Quel sera le coût pour 2007?
Quelles sont les tâches effectives de nos militaires à l'aéroport?
Actuellement, quelle est la situation réelle à Kaboul? Quel est le risque de dégradation de la situation qui, de la part de la Belgique, entraînerait un envoi supplémentaire de militaires?
Pourquoi ne les localiser qu'à l'aéroport et pas ailleurs en Afghanistan où existent pourtant des besoins en matière de sécurité?
Enfin, monsieur le ministre, lors de la dernière réunion informelle des ministres de la Défense de l'OTAN, les 8 et 9 février, la situation de la sécurité en Afghanistan a été examinée, ainsi que le dispositif et les capacités de la force internationale d'assistance à la sécurité. À cette occasion, monsieur le ministre, avez-vous été sollicité pour d'autres contributions militaires belges en Afghanistan?
Nous savons également que les Britanniques ont annoncé l'envoi de 1.400 militaires supplémentaires. Nous savons en outre que les Turcs sont également d'accord pour augmenter leur effectif et le faire passer de 800 à 1.000 hommes. Quel est votre avis à ce sujet?
02.02 André Flahaut, ministre: Monsieur le président, madame, les motivations pour le maintien des militaires belges à l'aéroport international de Kaboul et l'envoi de personnel supplémentaire sont les suivantes.
D'abord, le Conseil des ministres a décidé de continuer à contribuer à l'effort de stabilisation de la situation à travers l'opération de l'OTAN en Afghanistan sous mandat ONU.
Le commandement et le fonctionnement multinational de l'aéroport sont assurés par une nation-cadre, sur la base d'un système de rotation. La Belgique, présente depuis le début en Afghanistan, n'a pas encore assuré ce commandement. Ce rôle de commandement de l'aéroport impliquerait la reprise de différentes fonctions clés dans la structure et, surtout, de diverses fonctions dans les services aéroportuaires. L'acceptation par la Belgique de ce commandement implique donc l'envoi de personnel supplémentaire.
La Belgique est, comme je viens de le dire, active depuis 2003 sur cet aéroport. Elle y assure le fonctionnement et la sécurité. Ce n'est pas un endroit sans danger.
Les coûts liés à ces missions sont les suivants:
- en 2003, 13.600.000 euros;
- en 2004, 23.705.000 euros;
- en 2005, 28.475.000 euros;
- en 2006, 27.914.000 euros;
- pour 2007, nous devrions atteindre, sur la base des planifications actuelles, 29.330.000 euros
Les variations enregistrées proviennent de renforcements que nous avons apportés. Ainsi, l'augmentation du coût, de 23.705.000 euros pour 2004 à 28.475.000 euros pour 2005, s'explique par le fait que, durant l'année 2005, nous avons assuré la sécurité pour l'élection de Loya Jirga. Des avions F-16 ont également été mobilisés. Voilà ce qui, par exemple, peut expliquer les variations enregistrées.
Les tâches actuelles des militaires à l'aéroport sont: la protection de l'aérodrome de Kaboul par la mise en œuvre d'une compagnie de protection, la participation au fonctionnement de l'aéroport en occupant 14 fonctions dans la structure, dont celle d'adjoint au commandant. En outre, dès octobre 2007, la Belgique pourrait reprendre le commandement et le fonctionnement de l'aéroport de Kaboul.
La situation à Kaboul – vous pouvez le constater comme moi en lisant les journaux – est actuellement calme, mais ponctuée, en ville, d'incidents graves dirigés contre les soldats de la force de stabilisation. Il y a surtout des incidents qui se produisent à l'intérieur du pays, mais qui ne sont pas orientés vers les militaires de la force ISAF. Mais je répète que peu d'incidents semblent se produire actuellement à Kaboul.
Cela dit, par sa nature, l'aéroport est un endroit très important et représente un objectif potentiel. Cependant, depuis le début de la mission de nos militaires, aucun incident n'est à déplorer. La situation sécuritaire fait l'objet d'un suivi permanent.
Compte tenu des moyens actuellement mis en œuvre par l'OTAN dans le cadre de l'ISAF, la Belgique n'envisage pas de déployer des troupes en dehors de l'aéroport. J'attire cependant l'attention sur le fait que notre pays est aussi présent dans le nord du pays, au sein de la structure de commandement de la région nord de l'ISAF et qu'elle participe à la reconstruction du pays dans le cadre de ce que l'on appelle les PRT (Provincial Reconstruction Team). Celui qui nous concerne est le PRT de Kunduz/Faïzabad dirigé par l'Allemagne.
En plus du commandement de l'aéroport, le haut commandement militaire de l'OTAN pour les opérations a demandé à la Belgique de mettre en œuvre des moyens supplémentaires, à savoir de continuer à mettre un avion de type C-130 à la disposition de l'ISAF et d'engager un détachement d'avions F-16. Il a cependant été décidé de ne pas prolonger la mission C-130, qui s'est terminée au début de mars 2007. En ce qui concerne le détachement d'avions F-16, l'engagement n'a pas encore fait l'objet d'une décision au niveau du gouvernement. En effet, la période durant laquelle ils devraient être déployés est lointaine. Il est donc prématuré de prendre une décision en la matière, d'autant plus que l'Allemagne a, quant à elle, décidé d'envoyer quatre avions.
Les rotations de F-16 ou d'avions de combat sont décidées mais pas toujours programmées sur un long terme.
Puis-je vous faire remarquer que les organisations internationales, y compris l'OTAN, mettent davantage l'accent sur la nécessité d'augmenter les contributions civiles pour renforcer l'État de droit en Afghanistan et améliorer les conditions de vie de la population. Tous les pays membres de l'OTAN qui étaient présents à Séville partagent cette vision consistant à privilégier les investissements dans la coopération et la protection civile, par exemple, au lieu de renforcer l'ISAF en militaires.
Il en va autrement de l'opération "Enduring freedom" qui est menée par les États-Unis et qui fait l'actualité de ces derniers jours avec la menace d'une attaque de grande envergure des talibans au début de cette année, mais c'est du domaine des points d'interrogation.
02.03 Josée Lejeune (MR): Monsieur le ministre, cette fois, je dois avouer que vous avez répondu à l'ensemble de mes questions. Toutefois, je voudrais revenir sur le déploiement des F-16. Le gouvernement n'a pas encore pris de décision mais il y a une demande de l'OTAN. Est-il possible de leur donner une réponse rapide? L'OTAN a demandé quatre F-16 pour le mois d'octobre mais vous venez de dire que le gouvernement n'avait encore rien décidé quant à leur déploiement.
02.04 André Flahaut, ministre: Il n'y a pas encore de décision, en effet, notamment parce qu'il arrive que d'autres nations répondent aux demandes en modulant leurs interventions: il est plus facile pour le gouvernement allemand d'envoyer des avions que des troupes au sol. La réponse du gouvernement belge n'est pas encore arrivée mais d'autres États vont apporter des réponses.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: La question no 14267 de Mme Hilde Vautmans est reportée.
03 Vraag van mevrouw Ingrid Meeus aan de minister van Landsverdediging over "het gebruik van freon bij Defensie" (nr. 14308)
03 Question de Mme Ingrid Meeus au ministre de la Défense sur "l'utilisation du fréon à la Défense" (n° 14308)
03.01 Ingrid Meeus (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, freon 22 mag vanaf 2010 in de Europese Unie niet meer worden gebruikt. Freon 22-gas wordt vooral gebruikt voor koeling, zoals vroeger in ijskasten. Dit product is niet afbreekbaar en beschadigt de ozonlaag. Het is tevens giftig voor wie er rechtstreeks mee in contact komt.
Ook Defensie heeft in het verleden actief gebruik gemaakt van freon als koelmiddel, onder meer in ambulancevoertuigen. Tot begin de jaren negentig was dat zo bij bijvoorbeeld de CVRT Samaritan ambulancevoertuigen. Volgens de mij verstrekte informatie wordt freon bij Defensie nog steeds gebruikt, onder meer als koelmiddel voor elektrische componenten bij ground checks van luchtvaartuigen. Graag zou ik enige toelichting bekomen inzake de actuele aanwending van freon bij Defensie en vooral over de toekomstperspectieven ter zake. Ik kreeg graag antwoord op volgende vragen.
Ten eerste, voor welke toepassing wordt freon momenteel nog gebruikt bij Defensie? In welke kwartieren en locaties?
Ten tweede, welke beschermingsmaatregelen worden genomen om het personeel te beschermen tegen de gezondheidsrisico’s van het gebruik van of contact met freon? Zijn er bij Defensie gevallen bekend van ongevallen of nadelige gezondheidseffecten op personeel, te wijten aan contact met of manipuleren van freonhoudend materiaal?
Ten laatste, hoe zal Defensie het actueel gebruik van freonhoudend materiaal afbouwen tegen 2010? Wat is de kostprijs hiervan?
03.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, freon 22 wordt voornamelijk gebruikt in aircosystemen voor de infrastructuur, koelinstallaties van elektronische instrumenten van vliegtuigen of grondstations en in vaste of mobiele koelinstallaties. Deze uitrustingen en installaties bevinden zich in de meeste militaire kwartieren.
In de meeste gevallen komt het personeel niet in aanraking met freon. Indien er manipulaties nodig zijn, worden deze uitgevoerd door gekwalificeerd personeel, dat over het nodige gereedschap beschikt alsook over de procedure en persoonlijke beschermingsmiddelen. Geen enkel geval werd bij de interne dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk gerapporteerd.
Een planning is in de maak. De nodige budgetten zullen in de beheersplannen van de betrokken systemen voorzien worden. De onkosten in dit kader worden op 300.000 euro per jaar geschat tot 2010.
03.03 Ingrid Meeus (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, aangezien in de meeste kwartieren zulke mobiele koelinstallaties aanwezig zijn, zal het inderdaad nog een heel huzarenklus worden om tegen 2010 al deze freon te verwijderen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: L'interpellation n° 1037 de M. Sevenhans est reportée.
Les trois questions qu'il avait introduites seront posées par M. Staf Neel. Je donne donc la parole à ce dernier. Quant aux questions inscrites aux points 14 à 16 de l'ordre du jour, à savoir les questions nos 14448, 14449, 14450, elles sont supprimées.
04 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de bezuinigingen in de werkingskosten" (nr. 14383)
04 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "les économies sur les frais de fonctionnement" (n° 14383)
Le président: M. Neel pose donc la question à la place de M. Sevenhans.
04.01 Staf Neel (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, collega’s, collega Sevenhans had hier graag zelf het woord gevoerd, maar wegens een overlijden in de familie kan hij dit echter niet.
Mijnheer de minister, dankzij u werd een halt toegeroepen aan een aantal verspillingen op alle niveaus van militaire hiërarchie. Dat is althans wat u ons wilt doen geloven. Als voorbeeld hiervan geeft u het verhaal van de camions waarvan men tot uw komst op het departement de motor urenlang stationair liet draaien om de eindejaarskredieten toch te kunnen opsouperen. U vergeet dat het leger sinds de eerste petroleumcrisis van 1973 bijzonder zuinig is met zijn brandstoffenverbruik en uw verhaal een beetje achterhaald is. Ook defensiespecialist Kees Homan is van mening, om andere redenen dan, dat er heel wat wordt verspild.
Groot was mijn verbazing in de krant Vers L'Avenir een berichtgeving te lezen over een debat waaraan u in een school in Waals-Brabant had deelgenomen. Het debat ging onder meer over ecologie. Volgens de verslaggever toonde u zich nog groener dan de groenen, een overtuigde verdediger van onze aardbol en een resoluut voorstander van energiebesparingen tot op het ogenblik dat een van de leerlingen openlijk vroeg wiens limousine op de speelplaats sinds de aanvang van het debat met draaiende motor geparkeerd stond. Volgens de verslaggever was u not amused. Jongeren zijn nu eenmaal veel kritischer dan al de jaknikkende generaals die rondom u draaien. In dezelfde context vernam ik onlangs dat u wegens het veel te druk hebben een militaire helikopter vorderde om u naar Hasselt te laten vervoeren, waar u de filmvertoning van An inconvenient truth wilde bijwonen. Als voorbeeld van besparing en zuinig energieverbruik is hiermee wellicht het toppunt bereikt!
"Ik zeg wat ik doe en doe wat ik zeg" is uw adagium. Hierop is slechts een antwoord: "Mon oeil". Een duidelijker voorbeeld van decadente hypocrisie kan men zich moeilijk inbeelden.
Dat alles is de reden waarom ik volgende vragen wil stellen, mijnheer de minister.
Hebben de chauffeurs van vipvoertuigen in uw departement de toelating gekregen om hun motor stationair te laten draaien of is dat een gunstmaatregel?
Hoeveel heeft uw verplaatsing per helikopter
van Brussel naar Hasselt, heen en terug, aan uw departement gekost? Hoeveel
bijkomende CO2 heeft
die comfortvlucht veroorzaakt?
04.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, alle chauffeurs van Landsverdediging moeten op de openbare weg de wegcode en de geldende reglementeringen toepassen.
De vlucht per helikopter naar Hasselt kaderde in het jaarlijkse vliegplan Agusta 109 en betekende geen meerkosten. De uitstoot van CO2 veroorzaakt door de Belgische militaire luchtvaart, is slechts een fractie - minder dan 1% - van de uitlaat van de burgerluchtvaart.
04.03 Staf Neel (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, de minister ontkent niet dat hij gaan spreken is in de school samen met een parlementslid. Hij ontkent evenmin dat de motor stationair bleef draaien. Hij doet zoals Al Gore: luister naar mijn woorden, maar kijk niet naar mijn daden.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de patiëntentransfers met militaire ziekenwagens" (nr. 14384)
05 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "les transferts de patients par ambulances militaires" (n° 14384)
(De heer Staf
Neel stelt de vraag namens de heer Luc Sevenhans.)
(M. Staf
Neel pose la question à la place de M Luc Sevenhans.)
05.01 Staf Neel (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de gedachtewisseling over het partnerschap tussen het UVC Brugmann en het militair hospitaal – of moet ik eerder zeggen: UCV Brugmann, site Koningin Astrid, zoals aan de ingang van het militair hospitaal aangekondigd – die op 11 oktober jongstleden plaatsvond, zei u onder andere: “Anderzijds wordt voorzien in de inzet van een reanimatiewagen van het militair hospitaal en personeel van het militair hospitaal voor gemedicaliseerde secundaire transporten tussen de verschillende hospitaalsites: het militair hospitaal en de sites van het UVC Brugmann”.
Mij is ter ore gekomen dat deze transporten niet enkel tussen het militair hospitaal en een site van het UVC Brugmann, maar eveneens tussen twee sites van het UVC worden georganiseerd. Dit wordt trouwens door de webstek van het UVC Brugmann zelf bevestigd: de MUG van het leger zal voortaan uitrukken voor gemedicaliseerde patiëntentransfer tussen onze sites. In deze context, zegt ook collega Sevenhans, werd mijn aandacht onlangs getrokken op de rondzendbrief ICM/AMU 0012/80992 van 4 september 2006 van uw collega Demotte. Volgens deze rondzendbrief moet die patiëntentransfer door het vragende of het ontvangende ziekenhuis worden georganiseerd. Indien dit onmogelijk is, dient een transfer via de dienst 100/112 te worden geregeld.
Het militair hospitaal lijkt dus niet bevoegd te zijn om een patiëntentransfer tussen twee verschillende sites van het UVC Brugmann uit te voeren: het bevindt zich uiteraard op een andere site en is in dit geval noch vragend, noch ontvangend ziekenhuis. Voor het UVC Brugmann is deze inzet van militaire middelen nochtans een echte goudmijn, omwille van de talrijke patiëntentransfers tussen de sites Victor Horta in Laken en Paul Brien in Schaarbeek. Het militair hospitaal ressorteert misschien niet onder de wet over de ziekenhuizen, maar het UVC Brugmann wel. Er moest aldus een oplossing worden gezocht om zich hoe dan ook naar de rondzendbrief van minister Demotte te schikken.
Vanuit dit gezichtspunt begrijpt men beter de motivering achter het bezoek van minister Cerexhe, van de directeur-generaal van het UVC Brugmann en van de directeur van het militair hospitaal. U weet het wel, het fameuze bezoek dat zogenaamd totaal uit de lucht was gegrepen, maar dat toch werkelijk plaatsvond, zoals mij formeel werd bevestigd. Met een collocatie van de militaire MUG en de site Paul Brien kon het UVC Brugmann zich ineens naar de rondzendbrief schikken. Zoals voor het transport van organen per militaire helikopter of voor de repatriëring per militair vliegtuig van de Russische oliemagnaat, kan men zich tenslotte afvragen of het de taak van uw departement is om deze commerciële activiteiten op een niet-subsidiaire wijze uit te voeren.
Er is mij bovendien ter ore gekomen dat een bijkomende pendeldienst werd opgericht tussen het militair hospitaal en het UVC Brugmann, met een periodiciteit van dertig minuten. Ziekenwagen en -voerder worden uiteraard door uw departement geleverd. Op basis hiervan wens ik volgende vragen te stellen.
Wat is de rechtsgrond van de patiëntentransfers?
Komt uw departement hierdoor niet in concurrentie met de privésector?
Hoe worden deze prestaties gefactureerd? Aan wie? Volgens welk tarief?
Wat is de bestemming van deze ontvangsten?
Hoeveel transfers hebben er al plaatsgevonden?
Waarom werd deze pendeldienst die u op 11 oktober niet hebt aangekondigd, opgericht? Op vraag van wie? Wordt deze gefactureerd? Aan wie? Volgens welk tarief?
Tot daar de vragen van collega Sevenhans.
05.02 Minister André Flahaut: De rechtsgrond van de patiëntentransfer berust op de kaderovereenkomst met betrekking tot de samenwerking tussen het militair hospitaal en het hospitaal Brugmann en op de protocolovereenkomst betreffende de samenwerking in het domein van de dringende medische hulpverlening.
De gemedicaliseerde secundaire transporten tussen de verschillende hospitaalsites van beide ziekenhuizen dragen bij tot een betere kwaliteitswaarborg van de interventies van de MUG-dienst. Ze hebben geenszins het doel om in concurrentie te treden met de privésector.
De prestaties met betrekking tot de gemedicaliseerde secundaire transporten werden gefactureerd aan het hospitaal Brugmann op basis van een jaarbalans van het geheel van de verschillende activiteiten die het voorwerp uitmaken van het samenwerkingsverband volgens de financiële voorwaarden die zijn bepaald in de kaderovereenkomst en in de protocolovereenkomst betreffende de samenwerking in het domein van de dringende medische hulpverlening.
De aangerekende kosten bestaan uit vaste kosten per interventie overeenstemmend met de afschrijving van de medische uitrusting en een forfait voor het verbruik van zuurstof en andere verbruiksproducten. Er is een gedeelte variabele kosten per uur, gebaseerd op de uurlonen voor het medische team, dat bestaat uit een arts, een verpleegkundige en een ambulancier. Er is ook een deel variabele kosten per kilometer overeenstemmend met het brandstofverbruik, de onderhoudskosten en de afschrijvingskosten van de reanimatiewagen. De ontvangsten worden opgenomen in de begroting van Landsverdediging in de vorm van variabele kredieten.
Er hebben in totaal negen transfers plaatsgevonden, waarvan twee in januari en zeven in februari.
De pendeldienst waarnaar u verwijst, werd voorgesteld in het kader van de praktische implementatie van de samenwerking, in onderling overleg tussen beide partners. Hij heeft tot doel de noodzakelijk verplaatsingen tussen de site van beide hospitalen op een rationele en efficiënte manier te organiseren.
De kosten die verbonden zijn aan de pendeldienst, worden gedeeld, aangezien die door beide partners wordt gebruikt. De totale kostprijs houdt rekening met het uurloon en de prestatie van het betrokken personeel en met het verbruik, het onderhoud en de afschrijving van het voertuig. Naar analogie van de facturatiemodaliteit in de kaderovereenkomst wordt het aandeel van het hospitaal Brugmann gefactureerd op basis van een jaarbalans van het geheel van de activiteiten.
05.03 Staf Neel (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik dank de heer minister voor zijn antwoord. Vorige keer had mijn collega wel gelijk dat er bezoek was aan de heer Cerexhe. Mijn collega zal in elk geval op de vraag terugkomen.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de aanschaf van transporthelikopters NH90" (nr. 14385)
06 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "l'acquisition d'hélicoptères de transport NH90" (n° 14385)
(De heer Staf
Neel stelt de vraag namens de heer Luc Sevenhans.)
(M. Staf
Neel pose la question à la place de M. Luc Sevenhans.)
06.01 Staf Neel (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, tot de aanschaf van 10 transporthelikopters werd door de eerste minister in juni 2005 tijdens zijn bezoek aan de 46e editie van de International Paris Aeronautics and Space Show op Le Bourget beslist. Tijdens de vergadering van onze commissie van 5 oktober 2005 kondigde u aan dat een vastleggingskrediet van 300 miljoen daarvoor in de begroting van 2006 werd ingeschreven. Tijdens de Koksijde Air Show in juli 2006 bevestigde het consortium NHIndustries dat het contract nog hetzelfde jaar zou worden ondertekend.
Vandaag stellen wij echter vast dat het bedrag in 2006 niet kon worden vastgelegd. Nochtans was de administratie klaar met haar dossier. De onderhandelingen met NHIndustries waren op tijd afgerond, maar de kostprijs was weliswaar tot 500 miljoen euro gestegen.
Er is mij onlangs ter ore gekomen dat de regeringspartijen het met elkaar niet eens waren over dat dossier. Zo wordt beweerd dat het door de sp.a wordt geblokkeerd in ruil voor de toekomstige verhuis van de onderhoudsactiviteiten van de militaire basis van Koksijde naar de firma NHV uit Oostende, een tweede stap in de richting van het sluiten van die basis, na de recente uitlatingen van de CHOD over de efficiëntie van het militaire personeel daar.
Op basis daarvan wens ik u volgende vragen te stellen.
Waarom werd dat dossier niet in 2006, zoals aangekondigd, vastgelegd? Waar zijn de blokkeringen?
Zal het onderhoud van die toestellen door het militaire personeel op de basis van Koksijde worden uitgevoerd of wordt een outsourcing naar de privésector overwogen?
Voor wanneer plant u de ondertekening van het onderhoud door het militair personeel met NHIndustries?
Welke versies zullen uiteindelijk worden besteld en hoeveel exemplaren? Wat is het leveringsplanning?
In welke economische compensaties wordt voorzien in dat contract? Wat is de omvang daarvan, wat is de verdeling per Gewest, en om welke firma’s gaat het?
06.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, op de Ministerraad van 21 december 2006 werd het dossier uitgesteld. De ondertekening van het contract met NHIndustries zal snel na de goedkeuring door de Ministerraad plaatsvinden.
Het aspect economische compensaties behoort niet tot de bevoegdheid van Defensie. Gelieve daarvoor het ministerie van Economie te raadplegen.
06.03 Staf Neel (Vlaams Belang): Ik dank de minister voor het antwoord. Het is in elk geval duidelijk dat de rode broeders niet overeenkomen. Vier helikopters van dezelfde firma zouden de Sea Kings moeten vervangen in Oostende. Dat blijkt althans uit wat wij horen. Wij vragen ons toch af wie uiteindelijk de beslissing neemt: de heer Vande Lanotte of is het de minister van Landsverdediging?
L'incident est clos.
- de heer Pieter De Crem aan de minister van Landsverdediging over "het ter beschikking stellen van Belgische Agusta-helikopters aan de president van Benin en het verkopen van helikopters aan Benin" (nr. 14397)
- mevrouw Josée Lejeune aan de minister van Landsverdediging over "de terbeschikkingstelling van Belgisch militair personeel en materieel aan Afrikaanse politici" (nr. 14402)
- de heer Patrick De Groote aan de minister van Landsverdediging over "de verkoop van Agusta-helikopters door het Belgische leger" (nr. 14423)
- de heer Melchior Wathelet aan de minister van Landsverdediging over "het ter beschikking stellen van Agustahelikopters en hun bemanning aan de president van Benin" (nr. 14484)
- M. Pieter De Crem au ministre de la Défense sur "la mise à la disposition du président du Bénin d'hélicoptères Agusta belges et la vente d'hélicoptères au Bénin" (n° 14397)
- Mme Josée Lejeune au ministre de la Défense sur "la mise à disposition de personnel et de matériel militaires belges au profit de responsables politiques africains" (n° 14402)
- M. Patrick De Groote au ministre de la Défense sur "la vente d'hélicoptères Agusta par l'armée belge" (n° 14423)
- M. Melchior Wathelet au ministre de la Défense sur "la mise à disposition du président du Bénin d'hélicoptères Agusta et de leur équipage" (n° 14484)
Le président: M. De Crem a retiré sa question.
07.01 Josée Lejeune (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous ai déjà interrogé en janvier sur l'envoi des deux hélicoptères Agusta au Bénin et je vais reprendre quelques lignes de votre réponse.
"Ce déploiement a pour objectif l'entraînement en zone tropicale et aussi de nuit, ce type d'entraînement étant difficilement réalisable en Belgique à cause de la pollution lumineuse. Par ailleurs, occasionnellement, des missions sont exécutées à la demande exclusive de la présidence béninoise. Cette mission n'a pas fait l'objet d'une décision du Conseil des ministres car elle n'est pas considérée comme une opération en soi mais comme de l'entraînement. Elle s'inscrit dans la poursuite du partenariat avec le Bénin."
"Le Bénin a exprimé son intérêt d'acheter deux appareils. Une proposition de vente est en préparation."
"L'envoi de ces deux hélicoptères ne s'inscrit donc pas dans une démarche commerciale. Il est évident que le Bénin pourrait mieux juger des capacités de ces machines en observant leur mise en œuvre sur place. Tel est l'objectif poursuivi. Par ailleurs, j'avoue avoir été étonné car il n'y a pas de vol d'essai. Si la formule a été utilisée, elle l'a été à mauvais escient car il ne s'agit pas de vols d'essai, il s'agit plutôt de vols d'entraînement pour ce qui nous concerne."
Monsieur le ministre, cette mission du détachement du Wing Hélico de Bierset au Bénin a été présentée comme de l'entraînement au pilotage de nuit. Très vite, il est apparu que, simultanément, certains des appareils présents au Bénin pourraient faire l'objet d'une vente à l'armée béninoise. On parlait au départ de deux hélicoptères et maintenant nous en sommes, je pense, à quatre. Cette perspective se confirme lorsqu'on apprend que des pilotes béninois suivraient une formation sur les hélicoptères Agusta, dispensée par les militaires belges.
Enfin, ces pilotes seraient, à certaines heures, à disposition du président de la République béninoise pour des déplacements en hélicoptère dans le pays. Ce dernier aspect de la mission semble se répéter dans d'autres pays d'Afrique puisqu'on a pu voir, lors d'un reportage télévisé, l'épouse d'un ancien premier ministre congolais reconduite dans son village grâce à un C-130 du 15ème Wing.
Monsieur le ministre, dans quel cadre s'inscrivent ces vols au profit de responsables politiques?
Je vous vois sourire mais je vous demande d'attendre la fin de ma question.
07.02 André Flahaut, ministre: (…)
07.03 Josée Lejeune (MR): Dans quel cadre s'inscrivent ces vols au profit de responsables politiques africains et de leurs familles? Leur nature s'apparente plus à un taxi aérien qu'à une mission militaire ou humanitaire. De plus, je rappelle qu'il n'y avait pas d'accord du Conseil des ministres.
Monsieur le ministre, cette mission au Bénin suscite des critiques parmi le personnel, portant sur le fait qu'il ne bénéficie pas de primes liées aux missions opérationnelles puisqu'il s'agirait d'entraînements, comme vous l'avez stipulé en janvier. En quoi les heures en stand-by et les heures de vol lors des déplacements du chef d'État béninois peuvent-elles être considérées comme de l'entraînement?
07.04 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, ik was enigszins verbaasd toen de kranten vorige week blokletterden: “Helikopterdeal met Benin” en “Agusta-helikopters doen dienst als taxi’s in Benin”. Die titels spreken toch tot de verbeelding. U zou misschien graag hebben dat het is ingebeeld, maar het blijkt hier over de realiteit te gaan.
Mevrouw Lejeune heeft daarover op 10 januari een vraag in de commissie gesteld. U hebt toen gezegd dat het om trainingsvluchten en occasioneel om missies op verzoek van de president ging. Dat werd absoluut niet door de Ministerraad beslist. Uit mailverkeer van uw kabinet blijkt dat het hoofddoel niet de training was, maar uitsluitend de missies op verzoek van de president. Pas achteraf werd daaraan het idee van de trainingen toegevoegd. Nu blijkt ook, zoals mevrouw Lejeune reeds zei, dat operationele toestellen worden verkocht, in de plaats van de toestellen die in Zutendaal zijn gestockeerd.
Men sprak oorspronkelijk over twee operationele A109’s. Nu zou het al over vier toestellen gaan. Dat is duidelijk een afbouw van de operationele capaciteit van de Heli Wing, die uit 32 helikopters bestaat. Ik heb daarbij vragen. Is er een goedkeuring om de helikopters te vervangen, om helikopters uit stockage te halen voor herindienststelling voor de Heli Wing?
Mijnheer de minister, hoeveel toestellen wil Benin nu eigenlijk kopen? Behoren de toestellen tot de 32 operationele toestellen of tot de overtollige toestellen gestockeerd in Zutendaal? Wat is de verkoopprijs van de toestellen?
Wat is voor België de kostprijs van de opleiding van het vliegend personeel en van de proefritjes – als ik het zo mag noemen – voor de president van Benin? Worden die ook aangerekend of zitten die in uw totale verkoopprijs vervat?
07.05 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, on a entendu beaucoup de choses, on a lu un grand nombre d'articles sur le sujet. Dès lors, j'estime qu'il est plus sain de clarifier la situation pour essayer de mieux la comprendre.
Des pilotes d'hélicoptères de Bierset sont présents au Bénin afin de vendre des hélicoptères Agusta A-109. Je suis convaincu qu'il s'agit là de la raison essentielle. Je rappelle que ces hélicoptères de l'armée belge sont toujours opérationnels. Ces pilotes dénoncent leurs conditions de travail au Bénin.
Sont-ils sur place pour s'entraîner, comme vous l'aviez affirmé à Mme Lejeune voilà un mois et demi, ou sont-ils là-bas pour préparer la vente de deux, voire quatre hélicoptères comme nous l'avons entendu ultérieurement?
Je dois vous avouer que si des hélicoptères qui ne servent plus peuvent être vendus, autant les vendre plutôt que les garder sans les utiliser. Néanmoins, cette information m'inquiète car ces hélicoptères sont toujours opérationnels et il n'est pas habituel de vendre du matériel opérationnel.
Par ailleurs, si pour vendre deux, voire quatre hélicoptères, il faut envoyer 17 personnes sur place, les mettre à la disposition du président béninois – je ne sais pas à quel prix ni dans quelles circonstances – chaque fois qu'il veut se déplacer, ne pas les payer alors qu'ils sont en mission à l'étranger, ces opérations de vente vont nous coûter de l'argent plutôt que nous en rapporter. Si tel est le cas, je ne pourrais pas le comprendre.
On a aussi entendu que ces personnes devaient assurer le service après-vente des hélicoptères. Tant qu'à faire puisqu'ils sont 17 sur place, pourquoi pas!
Monsieur le ministre, je désirerais obtenir des éclaircissements en la matière.
Les militaires sur place ne sont-ils effectivement pas considérés en statut de mission opérationnelle, alors qu'ils effectuent ce type de missions avec le président du Bénin?
Ces hélicoptères sont-ils oui ou non vendus? Existe-t-il une chance qu'ils le soient?
Avez-vous obtenu entre-temps l'accord du Conseil des ministres pour opérer de la sorte?
J'entends Mme Lejeune qui parle de missions similaires dans d'autres pays d'Afrique? Est-ce vrai? Pourriez-vous nous donner de plus amples renseignements à ce sujet?
07.06 André Flahaut, ministre: Monsieur le président, chers collègues, premièrement, ne vous fiez pas à ce qu'on écrit dans les gazettes!
Deuxièmement, Mme Onkelinx a déjà commencé à vous répondre la semaine dernière: "Actuellement, le processus de la vente de deux à quatre hélicoptères A-109 au Bénin est en cours". La procédure de vente est donc bien en cours.
"Les autorités béninoises ont manifesté un intérêt urgent pour cette acquisition et ce dossier est donc en préparation. L'intérêt de ces autorités est né au cours de la visite du président du Bénin en Belgique: il a pu visiter certaines infrastructures militaires et voir ces hélicoptères. Simultanément, deux hélicoptères ont été déployés au Bénin afin d'entraîner les équipages à travailler dans des circonstances tropicales, à voler à basse altitude et à utiliser les appareils de vision de nuit; également afin de préparer les militaires béninois à l'achat en leur faisant prendre connaissance des capacités de l'hélicoptère A-109 et, ponctuellement, contre paiement des vols, en faveur du président béninois et en faveur du président béninois exclusivement."
Voilà ce que répondait Mme Onkelinx la semaine dernière. Comme vous le savez, il existe un partenariat avec le Bénin, qui existe depuis longue date et porte sur diverses missions. Ce partenariat est identifié dans le cadre des activités de la Défense, année par année. Il est donc clair que nous nous plaçons dans le cadre de ce partenariat. Les partenariats sont effectivement communiqués au Conseil des ministres en début de chaque année, voire à la fin de l'année qui précède l'année en cours. Ce partenariat avec le Bénin n'est donc pas une surprise.
En ce qui concerne les détachements en cours, la relève du détachement d'hélicoptères est partie le 22 janvier 2007 et, pour la période du 22 janvier au 2 mars 2007, 20 heures et 45 minutes ont été prestées au profit du président béninois. Ces heures sont facturées sur la base du tarif "Prestations pour tiers".
En effet, sur place, outre les pilotes, sont également présents autour des hélicoptères des mécaniciens qui assurent la maintenance et la remise en état. Voilà pourquoi 17 personnes participent à l'intervention. Je voudrais faire remarquer que ce n'est pas parce qu'on est à l'étranger qu'il s'agit d'une opération. Il convient de nuancer, car il existe différents types d'opération: le risque est plus grand en Afghanistan qu'au Kosovo – et encore –, ou qu'en Afrique, au Bénin ou dans l'est du Congo, voire entre l'est du Congo et Kinshasa. Des modulations doivent être apportées dans la définition du travail réalisé par les militaires à l'extérieur, tout comme il convient de moduler les primes attribuées en fonction de ce statut à l'extérieur.
À partir de juillet 2007, le détachement sera réduit à cinq militaires qui auront comme tâche principale la finalisation de la formation des pilotes béninois et l'assistance dans le cadre du contrat de vente. Les pilotes béninois reprendront alors les vols au profit du président.
Avant de mettre des pilotes dans les hélicoptères, il fallait que certains d'entre eux terminent une formation en cours, notamment au Maroc. Après cela, ils viendront suivre ici une formation théorique. La partie pratique aura lieu au Bénin. La procédure est la même pour les techniciens. Mais ces derniers peuvent déjà travailler au Bénin.
Finalement, il n'y a rien de suspect dans cette situation. Un contrat est en préparation pour les quatre hélicoptères.
Les choses s'inscrivent dans le cadre de notre coopération avec les Béninois, notamment en leur fournissant un équipement pour assurer leur présence dans la MONUC au Congo, d'où il faudra ramener du matériel Pandur et mettre à disposition d'autres types de matériel. Nous collaborons également à la préparation d'un exercice de formation des para-commandos béninois que l'on appelle l'exercice Alibori, qui aura lieu durant plusieurs semaines, dans quelques semaines, au Bénin. Les hélicoptères qui se trouvent sur place serviront également lors de cet exercice.
Pour le reste, nous sommes actuellement en train de discuter des prix. Aucune décision n'a donc encore été arrêtée.
En ce qui concerne la République démocratique du Congo, il arrive régulièrement que, pour compléter l'espace disponible dans certains de nos C-130 qui sont sur place, ou même parfois dans des Airbus, on charge des biens appartenant à des ASBL ou à des associations belges qui nous demandent de les acheminer vers certains endroits. Nous acheminons même parfois des personnes. Nous n'intervenons donc pas plus pour Mme Tshisekedi que d'autres.
Il se fait que, dans le cadre d'une mission à laquelle participait certains parlementaires, il était prévu que nous effectuions un déplacement vers Mbuji-Mayi. Jamais personne n'avait effectué un tel déplacement. C'était donc une première.
Il y avait une demande assez soutenue, notamment d'associations belges, de pouvoir nous accompagner à Mbuji-Mayi pour y acheminer du matériel pour des écoles et des dispensaires. Cette opportunité a été saisie et nous n'avons pas pu, le ministre et les parlementaires, participer à ce déplacement puisque le programme a été modifié, notamment dans les contacts avec la présidence du parlement congolais.
C'est une ligne constante. Quand des avions partent de Belgique, qu'il reste de la place à bord et que des gens doivent aller au Congo pour assister des médecins ou pour de l'aide humanitaire, ils prennent place à bord. Pour les déplacements à l'intérieur du Congo, ce n'est pas nouveau, cela existe depuis de nombreuses années. Je puis vous assurer que toutes les listes de passagers existent. Elles reprennent leurs noms, prénoms, date de naissance, leur état de vaccination et à quelles associations ils appartiennent. Toutes les statistiques existent et depuis que je suis au département de la Défense, elles sont consultables mais cela doit se faire sur place. Les livres sont ouverts. S'il y a bien un département où l'on note tout, c'est celui de la Défense. Je retrouve d'ailleurs quelquefois des notes internes dans les journaux mais cela fait partie du jeu.
Je voudrais encore ajouter que dans le contrat de vente des hélicoptères aux Béninois, il est stipulé que pour assurer l'entretien des hélicoptères, ils devront passer un contrat avec le fabricant. Les Belges ne vont donc pas rester sur place pour faire l'entretien de ces hélicoptères. Une fois qu'ils sont vendus, comme pour d'autres véhicules, ils doivent passer un contrat avec la firme pour commander les pièces et assurer la maintenance. Nous ne nous en occupons pas.
07.07 Josée Lejeune (MR): Monsieur le ministre, je regrette votre réponse du mois de janvier. Vous aviez indiqué à ce moment-là que le déploiement avait pour objectif l'entraînement en zone tropicale et de nuit, parce que ce type d'entraînement était difficilement réalisable en Belgique.
07.08 André Flahaut, ministre: Je peux vous garantir qu'un entraînement en zone tropicale est difficile à faire en Belgique!
07.09 Josée Lejeune (MR): Monsieur le ministre, je suis entièrement d'accord. Vous avez peut-être d'autres informations que les nôtres mais il faut savoir que nos militaires servent de taxis pour le gouvernement béninois. Je sais que le Bénin est un partenaire privilégié de la Défense depuis de nombreuses années. Mais il faut reconnaître que dans ce dossier, nous n'avons pas toutes les informations et celles que nous avons sont peu claires et incomplètes.
Je voudrais également rappeler qu'au Bénin, partenaire très privilégié de la Défense, nous avons un compatriote qui est incarcéré depuis le 28 novembre. Le gouvernement belge est intervenu auprès du gouvernement béninois pour faire en sorte que notre compatriote soit entendu. Jusqu'à ce jour, cela s'est avéré impossible. Les autorités béninoises ne prennent pas en considération les demandes de la Belgique.
Je ne veux pas entrer dans le fond du dossier. Cependant, d'une part, le gouvernement essaie de trouver une solution pour nos compatriotes, tandis que, de l'autre, le ministre de la Défense bénéficie d'un partenariat, mais ne s'active pas dans cette affaire.
Par ailleurs, de votre côté, ce dossier est peut-être facile à comprendre. Mais, du nôtre, étant donné que nos informations sont incomplètes, nous éprouvons des difficultés de compréhension, de même qu'il nous est malaisé de vous suivre.
Je vous remercie.
07.10 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u stelt dat wij niet alles moeten geloven wat in de kranten staat, maar ik denk dat wij het mailverkeer van het kabinet toch wel mogen geloven en dat daarin toch een aantal ernstige zaken wordt verteld. Ik sluit mij volledig aan bij de opmerking van mijn collega wat de commissie betreft, waar u op zijn minst – om het zacht uit te drukken – een aantal onwaarheden hebt verteld. Wij moeten niet alles geloven wat in de kranten staat. Daar begint u mee, maar waarom geloven wij dat soms? Omdat u als minister de reputatie hebt om vaak op eigen houtje te werken, zonder de regering daarin te kennen.
Ik heb onthouden dat wij blijkbaar vooral moeten leren nuanceren als parlementsleden, vooral als het over het kostenplaatje gaat. De vragen waren duidelijk. Het antwoord ook: niets staat vast. Alles is nog mogelijk. Er kunnen nog solden zijn of zoiets.
Ik hoop dat uw partnerschap of de "vriendendienst" – inpikkend op wat mevrouw zei – ons nog geen groter gat in onze begroting zal bezorgen. U hebt gezegd dat alles is meegedeeld aan de Ministerraad. Dat is mogelijk, maar meedelen en de goedkeuring krijgen, is natuurlijk iets anders in verband met verkoopoperaties.
Wanneer u vier operationele A109's gaat verkopen, is dat een afbouw van de operationele capaciteit van de Heli Wing. Ik heb het daarnet in mijn vraag reeds geformuleerd: worden er dan helikopters uit de opslag gehaald voor herindienststelling in de Heli Wing? Daarop heb ik geen antwoord gekregen.
Ik zou willen afronden met te stellen dat u eigenlijk uitverkoop doet van duurbetaald defensiepatrimonium dat operationeel is. Het gaat mij weldegelijk over het woord operationeel. Ik denk dat de belastingbetaler daarmee niet akkoord gaat, mijnheer de minister. Ik las ook in mails – en niet in de krant – dat nu alles in een stroomversnelling komt en dat het de bedoeling is een contract voor de verkoop van de vier helikopters zo snel mogelijk rond te krijgen. Liefst nog vóór het einde van het tijdperk-Flahaut, moet deze zaak rond zijn.
07.11 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le ministre, je vous avais également demandé si un accord avait été conclu au sein de la majorité, si ce dossier avait été discuté au Conseil des ministres.
Quand j'entends la réaction de Mme Lejeune, j'estime que cette question était tout à fait pertinente et je comprends que vous n'y répondiez pas.
07.12 André Flahaut, ministre: Ce problème viendra au Conseil des ministres lorsqu'il devra y venir.
07.13 Melchior Wathelet (cdH): Manifestement, cela risque d'être animé.
07.14 André Flahaut, ministre: Mme Lejeune n'est pas présente au Conseil des ministres.
Il vaut mieux se défaire de certains éléments plutôt que de les laisser pourrir dans un hangar ou les regarder vieillir.
Je ne vois pas en quoi la politique est différente lorsque l'on vend des avions F-16 de lorsque l'on vend des hélicoptères Agusta.
Nous ne cessons pas de vendre! Heureusement d'ailleurs!
07.15 Melchior Wathelet (cdH): Dans le cas des hélicoptères, l'avantage est qu'ils ne doivent pas être reloués par la suite comme les bâtiments que l'on est amené à louer!
07.16 André Flahaut, ministre: Je laisse à un autre ministre le soin de répondre à cette remarque. Je n'ai plus la Régie des Bâtiments dans mes attributions!
07.17 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le ministre, au niveau du personnel, vous avez raison de préciser que ce n'est pas parce qu'on est à l'étranger qu'on est en opération. Dans le cas qui nous occupe, les hélicoptères ne sont pas nécessairement à l'entraînement non plus! Vous avez également clarifié la mise à disposition du président du Bénin de ces hélicoptères, lequel paie…..
07.18 André Flahaut, ministre: Pas du gouvernement, du président, j'insiste!
07.19 Melchior Wathelet (cdH): Ai-je dit "gouvernement"?
07.20 André Flahaut, ministre: Non mais Mme Lejeune avait parlé du gouvernement.
Je répète donc qu'ils ont mis exclusivement à la disposition du président.
07.21 Melchior Wathelet (cdH): Nous sommes heureux d'apprendre aujourd'hui qu'il y a une rétribution pour ce type de service! Lorsque des militaires belges sont utilisés, ils sont en opération. Voilà un point qui méritait d'être clarifié.
Monsieur le ministre, nous avons sans doute raison de vous poser ces questions. En effet, d'après les échos qui nous sont parvenus la semaine dernière du 16 rue de la Loi, vous êtes le ministre qui fait des bourdes, qui aime donc se mettre en avant. Aussi est-il plus judicieux de poser des questions et de clarifier la situation…
07.22 André Flahaut, ministre: En effet, je préfère être critiqué pour avoir fait quelque chose et être présent quelque part que pour n'avoir rien foutu! C'est ma ligne constante. Et plus la critique augmente et plus ma carapace grossit!
07.23 Melchior Wathelet (cdH): Dans ce cas, nous allons peut-être arrêter de vous critiquer, monsieur le ministre!
Ce qui surprend dans cette opération de vente, ce sont plusieurs éléments. Il est effectivement préférable de vendre des hélicoptères que de les regarder vieillir et de ne plus s'en servir. Mais ce qui inquiète dans la situation présente, c'est l'opération. Pourquoi? Ces hélicoptères sont toujours opérationnels. Cela signifie qu'ils pourraient toujours être utilisés.
07.24 André Flahaut, ministre: Permettez-moi de vous interromptre! Il y a deux types d'hélicoptères Agusta: les hélicoptères d'attaque et les hélicoptères d'observation. Nous avons des hélicoptères d'attaque qui n'ont jamais été utilisés, excepté pour les exercices.
07.25 Melchior Wathelet (cdH): Si on ne les a jamais utilisés, on aurait pu les vendre plus tôt!
07.26 André Flahaut, ministre: Pourquoi les a-t-on achetés? Nous faisions partie du même gouvernement à l'époque!
07.27 Melchior Wathelet (cdH): Oui, nous n'allons peut-être pas revenir sur ce dossier!
07.28 André Flahaut, ministre: C'est bien là le problème! C'est précisément le changement de philosophie qui prévaut aujourd'hui. On effectue des achats sur la base du principe du minimum suffisant! Donc, on n'aura plus la mauvaise surprise de découvrir dans des hangars des camions qui sont déclassés et qui ont encore leurs pneus d'origine munis de petits picots caoutchoutés. À une époque, on achetait des véhicules pour la logistique, l'infanterie, pour l'artillerie et chacun achetait son petit véhicule dans son coin.
Cela fait que nous disposons actuellement d'un héritage énorme en matériel, dont nous avons intérêt à nous débarrasser.
07.29 Melchior Wathelet (cdH): On ne va pas tenir un mini-débat sur le fait de savoir s'il faut se débarrasser de toute une série de matériel au sein de la Défense!
Premièrement, j'imagine que vous ne vous êtes pas rendu compte au mois de janvier qu'il s'agissait de matériel superflu. Deuxièmement, il ne faut pas qu'en cas de vente, cela nous coûte plus cher que si on les gardait.
In casu, vous affirmez que depuis janvier, le président béninois réclamait ces hélicoptères en raison de l'urgence. Deux mois après, ils ne sont toujours pas vendus! Ils ne le seraient qu'à partir de juin. Pourtant, 17 personnes et 2 hélicoptères sont sur place. Il est vrai que lorsqu'ils servent aux besoins du président, ils sont payés mais il ne s'agit que de 20 heures et le reste du temps n'est pas rentabilisé. S'il ne les achète pas, cela nous aura vraiment coûté cher.
07.30 André Flahaut, ministre: Pour le reste du temps…
07.31 Melchior Wathelet (cdH): Laissez-moi terminer. Je ne vous ai pas interrompu.
07.32 André Flahaut, ministre: Permettez-moi d'avoir une attitude de parlementaire de temps en temps!
07.33 Melchior Wathelet (cdH): C'est agréable, monsieur le ministre. Je sais que vous aimez les débats. Je me permets donc d'intervenir de temps en temps en commission de la Défense. Cela m'amuse.
Je suis d'accord qu'on vende du matériel mais il ne faut pas que cela nous coûte plus cher que ce que cela nous rapporte!
Dix-sept personnes sont sur place pour, éventuellement, vendre quatre hélicoptères au mois de juin alors qu'il s'agissait d'une opération urgente qui devait commencer en janvier. Ils vont rester six mois sur place avec les deux hélicoptères. Ces hélicoptères pourraient peut-être être utilisés ailleurs mais vous affirmez qu'ils ne servent plus à rien.
Si je pouvais, quand j'achète une voiture, négocier de l'avoir d'abord à disposition pendant six mois, avec le personnel du garagiste qui effectue l'entretien complet pendant ces six mois à domicile, je serais le plus heureux, d'autant plus que je n'ai pas d'obligation d'achat. Je suis certain que le président de la commission, qui est un amateur de voitures, aimerait ce genre de contrat.
Le président: (…)
07.34 Melchior Wathelet (cdH): Je le répète. Je veux bien qu'on vende, surtout s'il s'agit de matériel superflu. Cela ferait preuve de bonne gestion – dommage que cela vienne si tard – mais je refuse que ces opérations de vente nous coûtent plus cher que ce qu'elles peuvent nous rapporter.
07.35 André Flahaut, ministre: Elles ne coûtent pas plus cher dans la mesure où les 20 heures sont rétribuées. Mais en plus de cela, les hélicoptères volent pour d'autres choses, pour s'entraîner dans des conditions tropicales et en vol de nuit.
07.36 Melchior Wathelet (cdH): Monsieur le ministre, reconnaissez que si ces hélicoptères n'étaient pas à vendre, ils ne seraient pas là! C'est la vente qui justifie leur présence sur place.
07.37 André Flahaut, ministre: Mais non! Je vous dis qu'un exercice va être effectué. Les hélicoptères seront donc utilisés à ce moment-là.
Si les hommes n'étaient pas au Bénin, ils seraient en Belgique. Ils pourraient peut-être s'entraîner mais pas dans des conditions tropicales.
07.38 Melchior Wathelet (cdH): Vous avez bien dit que la vente justifiait leur présence là-bas.
07.39 André Flahaut, ministre: Aussi.
07.40 Melchior Wathelet (cdH): Nous y sommes!
07.41 André Flahaut, ministre: Cela permet d'effectuer un entraînement, de préparer un exercice.
Économiquement, qu'est-ce que cela signifie? On ne devra pas envoyer deux hélicoptères par bateau pour assurer, pendant l'exercice Alibori, par exemple, le transport médical en cas de problème. Ils sont déjà sur place.
07.42 Melchior Wathelet (cdH): Qu'on les y laisse alors!
Il faut rester cohérent. On ne peut pas dire qu'on va les envoyer là-bas et les laisser sur place! On sait très bien que c'est l'espoir de les vendre qui explique cette décision.
07.43 André Flahaut, ministre: Quand on les aura vendus, on dira qu'on a bien fait.
07.44 Melchior Wathelet (cdH): Je l'espère! Après ce qu'on aura investi dans le cadre des négociations, j'espère qu'on va au moins les vendre pour ne pas perdre sur les deux tableaux!
07.45 André Flahaut, ministre: Je ferai un grand communiqué de presse quand je les aurai vendus, même si je ne suis pas certain que cela me rapporte des voix.
Pour terminer de répondre à Mme Lejeune, qui n'est plus là pour le moment, au sujet de la personne incarcérée au Bénin, j'aimerais tout de même dire – et c'est encore la meilleure – qu'on me reproche maintenant de ne rien faire. Or, si je faisais quelque chose, je me ferais attraper par le ministre des Affaires étrangères.
Dans ce pays – je ne vais pas dire comme Jospin –, que vous fassiez quelque chose ou que vous ne fassiez rien, vous êtes toujours critiqué.
Je voudrais dire qu'en effet, on a signalé aux autorités béninoises – mais pas directement – que cela faisait un peu tache dans le décor. Quand les autorités d'un pays souverain vous répondent que la justice fait l'objet chez eux d'une séparation des pouvoirs, je ne vais pas aller m'occuper de la justice au Bénin!
Le président: De quoi est-il inculpé?
07.46 André Flahaut, ministre: Je ne sais pas et je ne veux pas le savoir: ce n'est pas notre problème. On ne peut pas s'occuper de tout partout dans le monde. On a attiré leur attention sur le fait qu'il s'agissait d'un Belge et qu'il fallait qu'il soit bien traité. Mais si la justice béninoise n'organise pas les confrontations, que voulez-vous que je dise?
L'incident est clos.
08 Samengevoegde interpellaties van
- de heer Theo Kelchtermans tot de minister van Landsverdediging over "het functioneren van het militair hospitaal van Neder-over-Heembeek" (nr. 1038)
- de heer Staf Neel tot de minister van Landsverdediging over "het functioneren van het militair hospitaal van Neder-over-Heembeek" (nr. 1047)
- M. Theo Kelchtermans au ministre de la Défense sur "l'hôpital militaire de Neder-over-Heembeek" (n° 1038)
- M. Staf Neel au ministre de la Défense sur "le fonctionnement de l'hôpital militaire de Neder-over-Heembeek" (n° 1047)
08.01 Theo Kelchtermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb hier vorige keer een mondelinge vraag over gesteld en ik heb daar eigenlijk niet voldoende informatie over gekregen. Ik heb net de discussie gevolgd. Mijnheer de minister, na vier jaar ervaring in het Parlement met betrekking tot het stellen van vragen, ook in deze commissie, ervaar ik dat wat bij uw departement ontbreekt een transparante, open communicatie is. Men zou dan uiteindelijk veel problemen vermijden. We krijgen hier telkens met mondjesmaat informatie. Ze is dan ook nog helemaal niet volledig.
De constante van de discussie die wij hier hebben gehad is een totaal gebrek aan transparantie in uw beleid en in de verantwoording van uw beleid. We hebben ter zake open communicatie nodig. Ik geef toe dat men in de politiek niet altijd alles moet zeggen wat men weet. Men moet echter wel de waarheid zeggen. Ik heb de indruk dat die bij momenten wel wat wordt geweld aangedaan.
Ik kom nu bij de vragen die ik mee als vervolg op mijn vorige mondelinge vraag stel in deze korte interpellatie.
Ten eerste, in welke bijzondere omstandigheden bevindt de Russische patiënt zich? Dat is mijn vraag, temeer omdat ik in het antwoord dat ik van u heb gekregen uitdrukkelijk lees dat u zegt: “De nazorg is een normaal onderdeel van de behandeling van een patiënt. Dat ze in het buitenland gebeurt, ligt aan de bijzondere omstandigheden waarin de patiënt verkeert”. Dat is natuurlijk een zeer mystiek antwoord, “in de bijzondere omstandigheden waarin de patiënt zich bevindt”. Ik dring er niet op aan dat u enige opening geeft inzake het medisch geheim, voor zover u daaraan bent gehouden.
Met deze cryptische formulering krijgt men echter wel een hele geruchtenstroom. Ik geef even een voorbeeld. Men zegt dat hij dringend weg moest omdat de ziekenhuisbacterie daar voor iets tussen zit. Wie ben ik om dat tegen te spreken? Ik meen zelfs ergens gelezen te hebben dat er zes mensen zijn besmet. Vaak is dat info die van binnen uit komt. Er zouden zes patiënten besmet zijn en drie ervan zouden zijn overleden. Ik kan alleen meedelen dat men dat zegt, ik kan het niet anders formuleren want niemand geeft daarover enige informatie. Het enige wat ik heb is dat u sprak over “de bijzondere omstandigheden waarin de patiënt verkeert”. Daardoor moest hij dringend terug naar Moskou of Rusland worden gebracht.
Ik herhaal dus mijn vraag. Welke zijn die bijzondere omstandigheden? Als u antwoordt dat u daar deontologisch gezien niets over kunt zeggen, dan weet ik dat het ongeveer daar zit. U antwoordde echter alleen wat ik juist heb voorgelezen. Ik weet wat er daaromtrent ondertussen aan verbanden wordt gelegd.
Ten tweede, bevestigt u dat elke patiënt van het Brandwondencentrum dezelfde dienstverlening kan krijgen mits betaling? U hebt vorige keer gezegd dat het geen klassegeneeskunde is. Wat wij hier doen, doen wij voor iedereen. Ik vraag mij af of iedereen kan vragen wat deze patiënt vraagt.
Ten derde, er lopen in ons land een aantal mensen rond die het waarschijnlijk kunnen betalen. Indien zij morgen, weliswaar in dezelfde omstandigheden, vragen naar dezelfde privébehandeling zoals hier het geval is, ben ik benieuwd wat het antwoord zal zijn.
U antwoordde vorige keer dat iedere patiënt dezelfde dienstverlening krijgt. Ik vind dat er wat meer uitleg moet worden gegeven dan u vorige keer hebt gedaan.
Wat dezelfde behandeling betreft, ik heb u eerder gevraagd uit hoeveel mensen een transferteam van het Brandwondencentrum bestaat. Ik heb uit vorige gevallen begrepen dat dit beperkt is. Ik wil echter precies weten hoeveel medici en paramedici erbij betrokken zijn.
Ik herinner mij uit persberichten over Volendam en over recente evaluaties van gelijkaardige transfers van patiënten het volgende. In Volendam gaven in de helikopters vier personen medische assistentie aan drie patiënten. In Gellingen kregen drie patiënten medische assistentie van drie personen.
Als ik goed ben geïnformeerd, en op basis van het artikel dat ik in De Standaard heb gelezen, werd de betrokken patiënt met de Embraer getransporteerd en begeleid door elf personen. Dat is heel wat meer dan drie of vier.
Men moet mensen helpen. Dat is op zich geen probleem. Het gaat echter over de gelijke behandeling en nogmaals over het totaal gebrek aan open communicatie. Zeg de zaken zoals ze zijn en dan weten wij tenminste waarover wij vragen moeten stellen en waarover wij in ieder geval geen vragen moeten stellen.
Ik heb nog een vraag rond de specifieke nazorgtarieven die het militair hospitaal hanteert. Ik neem aan dat dit een uitzonderlijke situatie is en ik krijg dus graag wat informatie op welke wijze de tarieven worden berekend.
Wat mij ook verwondert, is dat de Franstalige pers zich uitdrukkelijk afvraagt wat men bedoelt met “notre convention avec Kerimov”. Daar wordt bijvoorbeeld naar verwezen in La Meuse. Welke overeenkomst is dat? Wie heeft die ondertekend? Wie draagt daarvoor de verantwoordelijkheid? Is dat het ziekenhuis van Neder-over-Heembeek of is het de minister die blijkbaar ook rugdekking moet geven voor de transporten? Wat is de inhoud van die overeenkomst? Mogen wij die kennen of kunnen wij daarover, onder bepaalde voorwaarden, beschikken? Dat zijn immers korte zinnetjes die heel wat vragen oproepen.
Tot slot heb ik nog een laatste vraag. Dat is niet de kern van mijn interpellatie, maar ik vraag het toch omdat ik niet goed weet hoe ik dit moet plaatsen en ik in de kranten daarover een aantal anekdotes, ludieke en cynische berichten heb gelezen. Wat is er gebeurd met de geschenken die de Russische patiënt heeft uitgedeeld aan het medisch en paramedisch personeel? Ik heb gelezen dat de chef van Defensie persoonlijk heeft ingegrepen, al of niet op uitdrukkelijke vraag van u of iemand van uw kabinet. U geeft alleszins rugdekking. Wat is daar precies gebeurd? Kunt u dat toelichten? Ik moet het merk van die horloges niet hebben, maar als een patiënt een geschenk geeft aan iemand die hem goed heeft behandeld, wordt dat algemeen aanvaard, tenzij het buitensporig is. Wat is echter buitensporig? Wat is er dus precies gebeurd en is het juist dat de chef van Defensie onmiddellijk alles terug heeft ingezameld? Wat is daarmee dan gebeurd? Is dat naar een recyclagepark gegaan? Wat zijn de precieze omstandigheden van deze situatie? Het bericht dat in het Brandwondencentrum op een dergelijke manier op dergelijke situaties wordt opgetreden, is immers onthaald op nogal wat geknipper met de ogen. Ook de manier waarop daarover werd gecommuniceerd, vind ik bedroevend voor de reputatie van het Brandwondencentrum.
08.02 Staf Neel (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit dossier staat niet voor de eerste keer op de agenda. Het is hier in het verleden door mijn collega de heer Sevenhans besproken en vandaag aangevuld met nieuwe bevindingen van de heer Kelchtermans.
Mijnheer de voorzitter, u zegt daarnet ook dat dit een bestseller is. Dit krijgt dan waarschijnlijk ook een vervolg. Ik zal dan ook meteen mijn vragen stellen.
Ten eerste, mijnheer de minister, bevestigt u dat elke patiënt van het Brandwondencentrum op eigen kosten een grote flatscreen-tv mag laten leveren op zijn kamer, na de nodige gaten in de muren te hebben geboord en bijkomend een satellietschotel mag installeren?
Ten tweede, bevestigt u dat de bezoekuren voor elke patiënt van het Brandwondencentrum van het normale uurrooster van 16 tot 20 uur mag of zal worden uitgebreid tot 24 uur per dag?
Ten derde, bevestigt u dat de partner van elke patiënt van het Brandwondencentrum over een eigen bed in de kamer van deze patiënt mag beschikken?
Ten vierde, bevestigt u dat de eigen bodyguards van elke patiënt van het Brandwondencentrum in het militair hospitaal mogen verblijven en een puinhoop in hun kamers mogen achterlaten?Ik begrijp natuurlijk dat niet iedereen bodyguards heeft. Misschien zal als iemand van het Vlaams Belang ooit in het hospitaal komt te liggen ook bodyguards nodig hebben. Ik weet het niet.
Ten vijfde, bevestigt u dat verpleegkundigen en kinesisten van het Brandwondencentrum elke patiënt in zijn hotel in het centrum van Brussel mogen gaan verzorgen en op die manier soms uren afwezig zijn van hun dienst?
Ten zesde, bevestigt u dat de verpleegkundigen van het Brandwondencentrum hun patiënt overal volgen, inclusief tijdens hun vakantie op hun jacht op de Middellandse Zee?
Le président: M. le ministre va vous donner sa réponse en tenant compte des réponses qu'il a données antérieurement sur le cas particulier du fameux milliardaire russe. On ne répondra pas une deuxième fois à ces questions mais bien aux questions supplémentaires.
08.03 André Flahaut, ministre: Monsieur le président, je vais sans doute décevoir les personnes qui m'ont posé les questions mais je me rallie à ce que vous venez de dire. J'ai répondu à ces questions lors d'une séance de commission. D'autres réponses ont été données à la même époque en séance publique. Des communications ont été faites, notamment par le chef de la Défense, qui a répondu sur les ondes de la télévision. Il y a même eu un "Terzake" sur cette histoire. Le Règlement de la Chambre ne prévoit pas de poser tout le temps les mêmes questions sur les mêmes sujets. Je suis désolé, je renvoie les personnes qui m'ont interrogé aux réponses qui ont été fournies jusqu'à présent en différents endroits, y compris dans cette commission.
08.04 Theo Kelchtermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik hoor de minister zeggen dat er grenzen zijn. Er zijn inderdaad grenzen. Men kan dezelfde vragen stellen of de indruk geven dat de vragen aan elkaar gelinkt zijn. Als men geen antwoorden krijgt, mijnheer de minister, moet men bijkomende uitleg vragen. Dat is ook de grond van de zaak die ik bij de aanvang van de interpellatie heb vermeld. Zonder duidelijke, transparantere communicatie, waarbij men de indruk geeft dat een en ander in "floue" omstandigheden gebeurt zonder enige toelichting daarbij, is men wel verplicht sommige vragen te herhalen en eventueel in een andere context te stellen om te proberen u de waarheid te laten zeggen over datgene waarover uiteindelijk de publieke opinie zich vragen stelt. Dat is onze rol en dat zal ook zo blijven.
Als men trouwens op dat soort vragen niet antwoordt, weet ik niet wat wij moeten doen. Ik kan nog een aantal schriftelijke vragen stellen, die nog meer in detail zullen gaan. Ik zal daarop ook geen antwoord krijgen. Mijnheer de voorzitter, dan zit de zaak in feite bij u. Het is al meermaals gezegd. Als parlementsleden vragen stellen, kan de voorzitter ten overstaan van het antwoord dat wij krijgen, toch mee nagaan of men al dan niet heeft geantwoord. De minister heeft zojuist geen antwoord gegeven op precieze vragen, die ik de vorige keer niet heb gesteld. Ik vraag over welke bijzondere omstandigheden het gaat, maar ik krijg daar zelfs geen antwoord op. Met dit nietszeggend antwoord probeert men een antwoord te vermijden. Zo interpreteer ik het antwoord van de minister.
08.05 Staf Neel (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik kan de reactie van collega Kelchtermans begrijpen. Er zijn hier een aantal nieuwe vragen gesteld. Ik begrijp dat het niet zomaar een gewone Rus is, mijnheer de minister. Hij behoort tot de honderd rijksten van de wereld. Dit is iemand met geld en met macht. Ik begrijp natuurlijk dat heel wat mensen bij deze man op een goed blaadje willen staan of later weleens op de koffie willen komen.
U wenst in vele dossiers de grote staatsman uit te hangen. Hier bent u in feite verkeerd, omdat die man eigenlijk de kosten kan betalen, maar hij hoeft ze niet te betalen. Collega Muls, toch iemand die de regering steunt, heeft een vorige keer al gezegd dat de transportkosten voor zoiets 20.000 euro zouden bedragen, terwijl die man maar 5.700 euro moest betalen. Vroeger zei men steeds dat de Belgische Staat geen privéverzekeraar moest spelen. Vandaag doet men dat wel. Er is dus een evolutie en wij zullen die evolutie blijven volgen.
U beheert het 's lands belang, mijnheer de minister, en 's lands centen. Daarom moeten die centen goed worden gebruikt.
U blijft de grote staatsman uithangen maar we vragen ons toch wel af in wiens belang het allemaal is.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Jean-Claude Maene au ministre de la Défense sur "l'évaluation des brigades intégrées des forces armées congolaises" (n° 14457)
09 Vraag van de heer Jean-Claude Maene aan de minister van Landsverdediging over "de evaluatie van de geïntegreerde brigades van de Congolese strijdkrachten" (nr. 14457)
09.01 Jean-Claude Maene (PS): Monsieur le président, le succès du processus de transition démocratique que poursuit aujourd'hui la République démocratique du Congo repose notamment sur l'intégration et le bon fonctionnement d'une armée nationale.
Dès le début de ce processus, la Défense belge a inscrit son soutien dans un partenariat militaire liant les deux pays. C'est ainsi que des militaires belges ont formé les 1ère et 3ème brigades intégrées des forces armées congolaises.
Monsieur le ministre, lors de votre dernière mission en Afrique centrale, vous avez notamment proposé la réalisation d'une évaluation des brigades intégrées - il ne s'agit pas seulement des deux brigades formées par l'armée belge, mais de l'ensemble des brigades -, évaluation dont vous avez souligné l'urgence.
Monsieur le ministre, en quoi consisterait concrètement cette évaluation? Pouvez-vous me confirmer que cela concerne bien l'ensemble des brigades intégrées? Par qui serait-elle réalisée? Quand pourrait-elle avoir lieu? Des évaluations autres que celle que vous proposez n'ont-elles pas déjà été prévues? Enfin, d'autres décisions ont-elles été prises dans le cadre de ce partenariat militaire belgo-congolais qui est particulièrement apprécié par les Congolais?
09.02 André Flahaut, ministre: Monsieur le président, monsieur Maene, l'évaluation se concentrerait sur les opérations du commandement du personnel de l'appui logistique et médical de l'infrastructure ainsi que de la formation.
Actuellement, 15 brigades ont été constituées. Elles feraient toutes l'objet de cette évaluation. Celle-ci serait réalisée par quatre équipes, en principe multinationales. En effet, d'autres pays européens, mais aussi africains ont accepté de se joindre à cette opération d'évaluation.
Ces évaluations seraient réalisées suivant la norme: une brigade, une semaine. Chaque équipe serait composée de six évaluateurs complétés par six militaires congolais qui feraient partie du team intégré. En effet, on ne peut procéder à des évaluations dans un pays si les ressortissants du pays concerné ne sont pas associés.
Le support médical, la protection et la communication seraient assurés par une équipe belge de quatre personnes.
Afin de rassembler les éléments d'évaluation, une cellule de coordination et d'exploitation des résultats serait mise en place à Kinshasa, dans le cadre d'une coordination belgo-congolaise.
On pourrait naturellement travailler - cela est d'ailleurs prévu – avec l''EUSEC à qui les conclusions seraient fournies, mais également en coopération avec la MONUC.
En ce qui concerne le partenariat, suite à la dernière visite, on examine la possibilité d'intervenir dans le cadre du génie militaire congolais et belge au profit de la population congolaise.
09.03 Jean-Claude Maene (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse.
La mise en évidence de cette collaboration particulièrement précieuse et de l'importance des évaluations complète bien le dispositif qui a été initié et le renforce sur le terrain.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "le Service de l'Inspection générale" (n° 14496)
10 Vraag van mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de Algemene Inspectiedienst" (nr. 14496)
10.01 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, si je suis bien informée, le service d'Inspection générale a été créé en 2003. Il met l'accent sur le ou les services au personnel et a pour principales tâches de recevoir des plaintes ou des doléances des membres de votre département et de trouver des solutions par le biais de la médiation.
Nous sommes en 2007, quatre ans plus tard, et je souhaiterais dès lors obtenir certaines précisions concernant le service d'Inspection générale qui est compétent pour l'analyse de plaintes qui seraient relatives au "mauvais fonctionnement" des services de la Défense.
Quel est le nombre de médiateurs au sein de ce département? Quel est le nombre de plaintes introduites? Quelle est la ventilation de celles-ci par objet? Combien de plaintes ont-elles abouti à une solution positive par la médiation?
Ce service effectue également des études et donne des recommandations. Quelles sont les suites qui y sont données?
10.02 André Flahaut, ministre: Le service d'Inspection générale reçoit en moyenne 300 plaintes par an. Il s'agit de plaintes informelles déposées par des membres des forces armées. Il ne s'agit cependant pas de plaintes au sens strictement juridique.
Ces plaintes reflètent un mal-être des plaignants et ne sont pas nécessairement le résultat d'un dysfonctionnement au sein du département.
Le service compte à ce jour 144 médiateurs dont 8 exercent leurs fonctions à temps plein.
Les plaintes déposées au service d'Inspection générale sont réparties selon plusieurs catégories. Je vais vous communiquer le nombre de plaintes introduites entre 2003 et 2007 dans chaque catégorie.
- Demandes d'informations ou d'avis: 65.
- Problèmes à caractère administratif: 326.
- Conflits interpersonnels: 602.
- Harcèlement moral: 96.
- Harcèlement sexuel: 24.
- Violences physiques ou psychiques: 25.
- Problèmes psychologiques: 61.
- Hors compétences (renvoyées): 65.
- Non répertoriées: 66.
Depuis 2003, on comptabilise donc 1.330 plaintes.
Il n'est pas possible de donner le nombre de plaintes qui ont abouti à une solution positive par la médiation car à chaque étape du dossier, le plaignant est libre d'interrompre la médiation. Il est ainsi possible qu'un dossier aboutisse à la satisfaction du plaignant sans que la médiation n'ait réellement été menée à terme. Par ailleurs, il est possible qu'un dossier clôturé à la satisfaction du plaignant refasse surface quelques mois plus tard à cause d'éléments nouveaux intervenant dans la vie au travail de ce dernier.
Afin de garantir la neutralité et l'impartialité des médiateurs dans le traitement de leurs dossiers, la médiation doit impérativement être dissociée d'une obligation de résultat. C'est pourquoi le taux de réussite n'est pas mesuré de manière stricte et ce, pour ne pas mettre les médiateurs sous pression et garantir leur indépendance.
Toutes les études et recommandations sont disponibles dans les rapports annuels que l'Inspection générale réalise.
10.03 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour toutes vos précisions.
Il est important de contribuer au mieux-être des membres de votre département.
Het incident is gesloten.
11 Question de Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "l'unité de réserve joint de la Défense" (n° 14497)
11 Vraag van mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de joint reserve-eenheid van Landsverdediging" (nr. 14497)
Le président: Je ne sais pas de quoi il s'agit, je suis tout ouïe.
11.01 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, nous allons peut-être tous apprendre quelque chose.
Le président: Je vous donne la parole pour ce "bidule".
11.02 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, je ne crois pas que ce soit un "bidule". Je n'ai pas l'impression que M. le ministre va me répondre dans ce sens-là.
Monsieur le ministre, j'ai lu un article concernant l'unité de réserve joint - c'est comme cela que ça s'écrit en français mais il faut le prononcer à l'anglaise - qui a été récemment mise sur pieds par le département de la Défense. Les militaires composant cette unité devraient ou prendront part aux opérations d'exercice avec les militaires de carrière.
Je souhaiterais obtenir des précisions concernant cette unité.
Comment sont recrutés les membres de cette unité? Combien sont-ils ou seront-ils? Quels seront les domaines d'activité de cette unité et comment va-t-elle évoluer?
11.03 André Flahaut, ministre: Ce n'est pas un nom de code. Il n'existe pas d'unité de réserve autonome au sein de la Défense. Les militaires de réserve, indépendamment de leur catégorie (officiers, sous-officiers ou volontaires), peuvent être subdivisés en deux groupes.
Le premier groupe correspond à la réserve entraînée et est composé des militaires de réserve qui s'engagent à effectuer annuellement un rappel de minimum sept jours pour les officiers et sous-officiers et de minimum cinq jours pour les volontaires, ce en application de l'article 42 de l'arrêté royal du 3 mai 2003 relatif au statut des militaires du cadre de réserve des Forces armées. Ces militaires de réserve ont une affectation dans une unité d'active. À l'heure actuelle, 119 unités d'active ont des militaires de réserve inscrits sur leur ordre de bataille. En temps de paix, ces militaires de réserve peuvent être déployés, sur une base volontaire, en Belgique ou à l'étranger, en préparation ou en appui aux opérations. Dans ce cas, ils exercent uniquement leurs compétences civiles. C'est ainsi que des militaires de réserve ont récemment pris part aux opérations ISAF, UNIFIL et KFOR.
Le deuxième groupe correspond à la réserve non entraînée et est composé des militaires de réserve placés en ACARES (Centre administratif - Réserve). Les militaires de réserve en ACARES n'effectuent aucun rappel. Ce groupe peut être assujetti au rappel d'urgence en situation de crise ou en période de guerre et au rappel en cas de mobilisation. Il s'entend que l'on recrute également dans ce groupe lorsque des postes de réserve sont vacants au sein des unités d'active existantes et que ces postes répondent au profil de compétences du militaire concerné lorsque celui-ci exprime lui-même le souhait de faire partie de la réserve entraînée.
Il y a donc une réserve de première ligne et une réserve de deuxième ligne, qui peut renforcer la réserve de première ligne.
11.04 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie, j'ai compris votre réponse.
11.05 André Flahaut, ministre: Cela me rassure car j'avais l'impression qu'elle n'était pas claire.
11.06 Brigitte Wiaux (cdH): Par rapport à l'article que j'ai lu je ne sais où, avec cette dénomination dans le titre, j'étais comme vous, monsieur le président, je ne comprenais pas bien.
Je suis maintenant éclairée.
Het incident is gesloten.
12 Question de Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "l'accord de collaboration sur la construction de la base antarctique belge" (n° 14498)
12 Vraag van mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "het samenwerkingsakkoord inzake de bouw van de Belgische basis op Antarctica" (nr. 14498)
12.01 Brigitte Wiaux (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai participé au 60ème anniversaire du Wing Météo à Beauvechain, en ma qualité de première échevine et je suis restée sur ma faim. Certes, nous avons passé une excellente après-midi, par ailleurs très instructive et le programme était fort intéressant.
Cependant, un accord-cadre de collaboration est intervenu sur la construction de la base antarctique belge. Il a été signé entre vous, monsieur le ministre, et l''International Polar Foundation', officialisant ainsi le soutien de la Défense à la préparation et à l'assemblage de la station polaire Princesse Elizabeth en Antarctique.
Je suis restée sur ma faim, car je ne connais pas bien le contenu de cet accord-cadre. C'est le but de ma question, monsieur le ministre.
12.02 André Flahaut, ministre: Madame Wiaux, le 19 mai 2006, le Conseil des ministres a chargé votre serviteur de poursuivre les contacts préalables avec les services du SPF Politique scientifique et l'Association Antarctique sur les possibilités de collaboration à établir dans ce projet.
Cela a donné lieu à l'accord de coopération signé le 16 février 2007. Cet accord est basé sur un principe de réciprocité pour lequel la Défense met à disposition du personnel, du matériel, une infrastructure et une expertise. Le cocontractant pour la base met à disposition son expertise et offre à la Défense la possibilité d'acquérir et de développer au profit de ses missions une expertise et une connaissance spécifiques relatives au fonctionnement en condition polaire, notamment des échanges dans le domaine de la logistique, de l'emploi de matériel, de l'alimentation, des communications, des soins médicaux, de la météorologie, de la cartographie et de l'analyse d'images satellitaires. Voilà un potentiel énorme, un éventail important des activités que nous pouvons mener.
Le personnel de la Défense est mis à disposition, dans le cadre d'une mission d'entraînement spécifique, qui répond à l'objectif précité d'acquisition et de développement d'expertises et de connaissances. De ce fait, la Défense prend à sa charge le coût en personnel qui y est lié. Le matériel tel que l'outillage, l'équipement d'ateliers et le matériel de construction sont mis à disposition pour la durée de la mission par l'Association Antarctique. C'est l'IPF qui supporte le coût du transport vers l'Antarctique et le coût du fonctionnement.
Des facilités en infrastructure en Belgique sont également mises à disposition par la voie d'une concession. Ainsi, s'il faut déployer du matériel, on met un hangar à disposition.
En raison des possibilités qu'offre ce projet pour la Défense dans le domaine de l'image, les deux - l'IPF et la Défense - se rejoignent dans une action de communication sur ce projet et échangent du matériel audiovisuel tel que des images et des photos. Les modalités de coopération feront l'objet de concertations au sein d'un comité d'accompagnement dans lequel siègent des représentants de l'IPF et de la Défense. Les propositions de ce comité nous seront présentées pour décision sur les engagements qui sont pris par le département.
Le président: Il faudra aller faire un tour en avril pour vérifier ce que raconte le ministre. Vous ne pensez pas?
12.03 Brigitte Wiaux (cdH): Au printemps, ce serait un rêve!
12.04 André Flahaut, ministre: Ils construisent au mois de novembre.
12.05 Brigitte Wiaux (cdH): Il faut d'abord les laisser travailler!
Le président: D'autant plus qu'au mois de mai ou de juin, certains seront quand même fort occupés.
12.06 Brigitte Wiaux (cdH): C'est également mon avis.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de mogelijkheid tot deeltijds leren - deeltijds werken bij het leger" (nr. 14499)
13 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "la possibilité d'un apprentissage et travail en alternance à l'armée" (n° 14499)
13.01 David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, momenteel bestaat er reeds een systeem van deeltijds leren en deeltijds werken voor leerlingen van het BSO.
De bedoeling hiervan is dat zij met bijkomende praktijkervaring sneller aan de slag kunnen gaan. Bovendien zijn de jongeren vaak schoolmoe en is afwisseling goed voor hen.
Het is misschien interessant dat deze leerlingen ook aan de slag kunnen bij het Belgisch leger. Defensie krijgt zo jonge mensen binnen die na hun stageperiode misschien in het leger blijven. Zij kunnen dan kiezen om in operaties te gaan, of om een technische job uit te oefenen. Een aantal technische jobs zal binnen tien jaar immers moeilijk in te vullen zijn. Voor jongeren is het voordeel dat zij bijkomende stageplaatsen krijgen die tot op heden niet voor de hand liggen.
Mijnheer de minister, ik heb een heel korte vraag. Kunt u een werkgroep de taak geven dit verder te onderzoeken?
13.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Geerts, er bestaan bij mijn departement reeds stages voor jongeren. Er zijn, enerzijds, jongerenstages tijdens de vakantieperiodes voor jongeren tussen 14 en 18 jaar, en, anderzijds, schoolstages voor studenten uit het laatste jaar middelbaar of uit het hoger of universitair onderwijs.
Bekwaam militair en burgerpersoneel begeleiden de studenten op hun eerste stap naar een professionele loopbaan en laten hen maximaal delen in hun kennis en ervaring.
Defensie biedt momenteel 293 stageplaatsen aan voor studenten. Dit aanbod kan variëren en kan steeds worden geraadpleegd op www.mil.be. De beschikbare plaatsen worden verdeeld volgens de eenheden per provincie om de kandidaat-stagiairs toe te laten een plaats te zoeken dichtbij hun woonplaats.
De studenten zoeken een stageplaats onder toezicht van de stagedirecteur en van het personeel van het vormingsinstituut. Er wordt een evaluatie gemaakt door de stagemeester, een personeelslid van Defensie.
De duur van de stages is een gegeven dat vereist is door de Gemeenschappen en de vormingsinstituten. De ervaring leert dat een bekwamingsstage op secundair niveau 3 weken duurt en op het niveau van het hoger en universitair onderwijs 300 uren.
Voor de verschillende opleidingsniveaus is in een brede waaier aan mogelijkheden voorzien. Zo kunnen jongeren een stage volgen in heel uiteenlopende domeinen zoals luchtvaart, communicatie, houtbewerking, marketing, mechanica, elektronica, elektromechanica, verpleegkunde, lassen, radionavigatie, magazijnbeheer, enzovoort.
De toekomstperspectieven geboden aan de stagiairs zijn dezelfde als voor alle rekruteringskandidaten.
13.03 David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
In eerste instantie zag ik het iets breder dan de mogelijkheden die voor handen zijn.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de uitvoeringsbesluiten in verband met de maatregelen voor het medisch technisch korps" (nrs. 14510 en 14512)
14 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "les arrêtés d'exécution relatifs aux dispositions en ce qui concerne le corps technique médical" (nos 14510 et 14512)
14.01 David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op uw website heb ik gelezen dat het departement een aantal vacatures aanbiedt voor het medisch personeel. Ik neem aan dat deze aanwervingen zullen gebeuren conform de geest van de bepalingen van de wet betreffende het statuut van het medisch technisch korps bij de medische component en de wijzigingen hiervan die we in de wet op het GLC hebben goedgekeurd.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de artikelen die betrekking hebben op het statuut van het medisch technisch korps?
14.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, de wet betreffende het gemengdeloopbaanconcept is nog niet van kracht. De wet van 5 maart 2006 tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende het statuut van de officieren van het medisch technisch korps van de medische dienst, zal door middel van drie verschillende koninklijke besluiten worden uitgevoerd. Die besluiten bevinden zich momenteel nog in een ontwerpfase.
De koninklijke besluiten in verband met het geldelijk statuut en het administratief statuut werden op 21 februari aan de vakorganisaties voorgelegd. Deze twee koninklijke besluiten zullen vervolgens samen met het organieke koninklijk besluit voor advies worden voorgelegd aan de inspecteur van Financiën. De koninklijke besluiten in verband met het geldelijk statuut en het administratieve statuut zullen vervolgens de geëigende procedure doorlopen.
14.03 David Geerts (sp.a-spirit): Is het dan de bedoeling dat voor de vacatures die nu op de site staan, de invulling en de bepaling van de mensen gebeurt volgens de geest van de wet?
14.04 André Flahaut, ministre: On a un petit problème avec notre inspection des Finances. Nous devrons avoir recours au Budget parce que l'inspecteur des Finances refuse qu'on engage sur base d'experts.
Tous les autres départements recrutent leurs médecins du travail sur la base de contrats d'experts et l'inspection des Finances nous demande de passer par le Selor, ce qui est spécifique au département de la Défense. Au Selor, on nous dit qu'il n'y a pas de réserves. On est là dans un nœud.
14.05 David Geerts (sp.a-spirit): Voor zover ik weet, organiseert Selor geen werfreserve voor tandartsen en andere.
14.06 André Flahaut, ministre: On a avancé. Les négociations avec les syndicats ont eu lieu. La procédure administrative a été lancée. Hier, nous avons appris qu'il faudra sans doute introduire un recours auprès de la ministre du Budget.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de werking van de spoedafdeling en de MUG-dienst van het Militair Hospitaal te Neder-over-Heembeek" (nr. 14511)
15 Question de M. David Geerts au ministre de la Défense sur "le fonctionnement du service des urgences et du service SMUR de l'Hôpital militaire de Neder-over-Heembeek" (n° 14511)
Le président: On ne parle plus du milliardaire, de sa Ferrari et de l'amie qui l'accompagnait: nous sommes bien d'accord?
15.01 David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de voorzitter, de inhoud van deze vraag is totaal anders en ik denk ook van een ander niveau dan de voorgaande vragen.
15.02 André Flahaut, ministre: Intelligente, celle-ci.
15.03 David Geerts (sp.a-spirit): Dat durf ik niet te zeggen. Die appreciatie is niet aan mij om te maken.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het verleden hebben we verschillende malen over dit onderwerp gesproken, ook op een andere manier, meer ten gronde. Het statuut en ook het samenwerkingsverband met Brugmann werden reeds besproken.
Een samenwerking op poten zetten, vereist synergieën zoeken, complementariteit uitwerken en dergelijke. Dat vraagt tijd. Het gebeurt volgens een businessplan. Ik heb gesproken over een EFQM-model of een andere methodiek. De evaluatie van de doelstellingen is daarbij vrij belangrijk.
Ik heb mij toegespitst op twee diensten, die destijds ook zijn opgenomen in de onderhandelingen met Brugmann, waaronder de spoeddienst.
Ten eerste, hoe wordt de spoeddienst nu georganiseerd en hoe zal dat in de toekomst gebeuren naar aanleiding van het samenwerkingsverband? Welke gevolgen heeft het samenwerkingsverband nu reeds op de spoeddienst?
Ten tweede, in welke bezetting rijdt de MUG uit? Hoeveel ritten waren er in 2006? Wat was de kwalificatie van de ritten? Wat zijn de gevolgen van het samenwerkingsverband op de MUG-dienst?
15.04 Minister André Flahaut: Tijdens de normale werkuren beschikt de spoeddienst permanent over een verpleegkundige met bijzondere beroepstitel spoedgevallen en intensieve zorg. Daarnaast is er een administratieve kracht aanwezig. Wanneer een patiënt wordt opgenomen op de spoeddienst, wordt een beroep gedaan op een arts van de vereiste specialiteit naar gelang van de toestand waarin de patiënt zich bevindt en het kritische karakter van de aandoening of kwetsuren. Buiten de werkuren wordt een beroep gedaan op het MUG-team.
Het samenwerkingsverband met het UVC Brugmann heeft echter geen invloed op de spoeddienst. De MUG rijdt uit met een MUG-arts, een ambulancier en een verpleegkundige met bijzondere beroepstitel spoedgevallen en intensieve zorg.
In 2006 waren er in totaal 1.874 MUG-ritten, waarvan 714 reanimatieritten, 1.106 voor brand en 33 voor een vliegtuig in moeilijkheden op de luchthaven. Daarnaast waren er ook nog 1.281 ritten als ziekenwagen.
Het samenwerkingsverband met Brugmann zal bijdragen tot een betere kwaliteitswaarborg van de interventies van de MUG-dienst. De deelconventie in het domein van de dringende medische hulpverlening heeft namelijk tot doel om de procedure van de MUG-diensten van het militair hospitaal en Brugmann op elkaar af te stemmen en gemeenschappelijke vormingsprogramma's in te richten ten voordele van het MUG-personeel van beide ziekenhuizen.
Een reanimatiewagen en personeel van het militair hospitaal kunnen worden ingezet voor gemedicaliseerde secundaire transporten tussen de verschillende hospitaalsites van beide ziekenhuizen afhankelijk van de beschikbaarheid van de MUG-dienst en mits voorafgaand akkoord van het hulpcentrum 100 van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
15.05 David Geerts (sp.a-spirit): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Stef Goris aan de minister van Landsverdediging over "de Belgische bijdrage aan KFOR" (nr. 14513)
16 Question de M. Stef Goris au ministre de la Défense sur "la contribution belge à la KFOR" (n° 14513)
16.01 Stef Goris (VLD): Mijnheer de minister, sinds november 2006 maken elementen van het 2/4 Regiment Lansiers, mijn vroegere eenheid, in Kosovo deel uit van KFOR. De Belgische, militaire aanwezigheid wordt door een Mongools peloton, bestaande uit 36 militairen, versterkt. Hieraan gingen oefeningen in Leopoldsburg met het oog op een optimale voorbereiding van vredesondersteunende operaties vooraf. Dat houdt in dat de Mongolen van Belgisch materiaal, zoals wapens en voertuigen, gebruik zullen maken.
Mijnheer de minister, in dat verband had ik graag een concreet antwoord op de volgende vragen.
Ten eerste, welke evaluatie kan na drie maanden samenwerking met het Mongoolse detachement worden gemaakt?
Ten tweede, overweegt Defensie een voortzetting van de samenwerking met de Mongolen?
Ten derde, België was na de Kosovo aircampaign in 1999 een van de eerste NAVO-bondgenoten om aan KFOR deel te nemen. Oorspronkelijk kwam de Belgische bijdrage overeen met de deelname van een versterkt bataljon. Vandaag levert België troepen op het niveau van een versterkte compagnie.
Welke getalsterkte wordt voor het komende jaar naar voren geschoven? Wat is het tijdspad voor de Belgische aanwezigheid?
16.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, tijdens de voorbije drie maanden verliep de samenwerking tussen het Mongoolse detachement en de Belgische compagnie heel goed. Het Mongoolse detachement is optimaal geïntegreerd.
Een gedetailleerde evaluatie wordt, zoals altijd, na afloop van de vier maanden durende opdracht gemaakt.
De samenwerking met de Mongolen zal na afloop van de inzet van het huidige detachement BELMOKOS 23, gepland voor 20 maart 2007, eindigen.
Gezien de dubbele onzekerheid enerzijds, over de periode voor het uitroepen van het nieuwe statuut van Kosovo en, anderzijds, over de reacties van de lokale bevolking die uit het nieuwe statuut zouden kunnen volgen, zal België haar inspanningen voor de deelname aan de NAVO-opdracht behouden door de voortzetting van de inzet van twee ploegen, LMT-Liaison and Monitoring Team, en door de verlenging tot minstens juli 2007 van de inzet van een manoeuvrecompagnie in een Franse battle group, behorende tot de multinationale North-East Task Force.
De huidige aanwezigheid bedraagt plusminus 240 militairen.
Wij merken daarbij op dat België sedert het begin van de KFOR-operatie in Kosovo aanwezig is. Een eventuele, Belgische verlenging van augustus tot november 2007 wordt momenteel door de defensiestaf bestudeerd.
Gelet op de voormelde onzekerheden is er op dit ogenblik geen uitsluitsel over de Belgische aanwezigheid in Kosovo op langere termijn.
Malheureusement, je crains que cela va durer longtemps.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Stef Goris aan de minister van Landsverdediging over "de Belgische bijdrage aan UNIFIL" (nr. 14514)
17 Question de M. Stef Goris au ministre de la Défense sur "la contribution belge à la FINUL" (n° 14514)
17.01 Stef Goris (VLD): Mijnheer de minister, sinds de herfst 2006 maken Belgische eenheden deel uit van UNIFIL Libanon. 400 Belgische militairen staan in voor ontmijningsoperaties, geniewerkzaamheden, medische hulpverlening en self protection. De operatie van de Belgen kwam reeds meermaals in de media. Verschillende delegaties hebben trouwens reeds een bezoek gebracht aan de daar aanwezige troepen, die een belangrijke bijdrage leveren voor de stabilisering van de regio.
Mijnheer de minister, ik had graag een concreet antwoord op de volgende vragen.
Ten eerste, hoeveel munitie en meer bepaald clustermunitie werd tot op 1 februari 2007, of indien mogelijk tot 1 maart 2007, door de Belgen opgeruimd?
Ten tweede, hoeveel vierkante kilometer kon inmiddels tot veilige zone worden verklaard?
Ten derde, tijdens het onschadelijk maken van munitie zijn ook reeds gewonden gevallen. Hoeveel mensen werden gewond? Wat is hun toestand vandaag? Welke maatregelen werden intussen genomen om dergelijke voorvallen te vermijden?
Ten vierde, hoeveel van die gewonden werden verpleegd in Belgische hospitalen? Welke vormen van geneeskundige verzorging werden verstrekt?
Ten vijfde, kamp Scorpion bestaat uit twee delen. Tussen beide delen loopt een weg, die aanvankelijk was gesloten. Naar verluidt is die nu weer geopend. Kan de veiligheid van het kamp voldoende gewaarborgd blijven als beide delen van elkaar zijn gescheiden, aangezien ook de lokale bevolking en dus burgers de weg gebruiken?
17.02 Minister André Flahaut: Mijnheer de voorzitter, tot 3 maart 2007 werden 12 vliegtuigbommen, 12.669 clustermunities, 226 projectielen allerhande, 40 artillerieprojectielen, 47 raketten, 33 mortierbommen en 1 granaat onschadelijk gemaakt. UNIFIL heeft tot op heden 1.613.518 m² visueel gecontroleerd en hierbij de zich aan de oppervlakte bevindende munitie opgeruimd. 494 m² werd met detectoren ook ondergronds gecontroleerd.
Er werden tot op heden vijf personeelsleden van DOVO tijdens de operatie gekwetst. Twee hebben het werk hervat. Drie worden momenteel thuis medisch begeleid.
De defensiestaf ontwikkelt een actieplan in drie domeinen om het risico op ongevallen te verminderen. Er zal in bijkomend beschermingsmateriaal en functioneel materiaal zoals detectoren worden voorzien. De procedures worden opnieuw geëvalueerd en aangepast. Tot slot zal ook de vorming en de voorbereiding van het personeel worden aangepast.
Het Belgische hospitaal werkt ten voordele van het VN-personeel en de lokale bevolking. Tot op heden werden 3.985 algemene consultaties afgewerkt, 96 operaties uitgevoerd, 267 personen voor een of meerdere dagen opgenomen en 999 tandheelkundige interventies verricht.
De weg door het kamp Scorpion blijft in het laagste alarmstadium, namelijk groen, inderdaad toegankelijk voor de lokale bevolking. De weg werd alleen gesloten tijdens de periode dat de situatie in Beiroet onrustig was. Na het uitvoeren van bijkomende beveiligingswerken aan beide zijden van de weg, werd die opnieuw geopend. Het verkeer dat gebruikmaakt van de weg, wordt vertraagd door middel van verkeersremmers aan het begin en einde ervan. Tevens is er een controlezone aangebracht om eventuele verdachte voertuigen en passagiers te controleren alvorens ze de weg gebruiken. De Belgische commandant kan steeds beslissen de weg weer af te sluiten indien hij dat nodig acht.
Sinds de ingebruikname van het kamp Scorpion door de Belgen is de verkeersflux door de compound met meer dan de helft gedaald. De lokale bevolking maakt nog maar zelden gebruik van de mogelijkheid om door de compound te rijden.
Qui ose dire que l'on ne répond pas aux questions?
17.03 Stef Goris (VLD): Monsieur le ministre, le chiffre de la zone sécurisée m'a échappé. Est-il question de m2 ou de km2?
17.04 Minister André Flahaut: Het is in vierkante meter. De oppervlakte is iets meer dan 1.600.000 m², dat is 1,6 km².
17.05 Stef Goris (VLD): Il s'agit là de la zone entière.
17.06 André Flahaut, ministre: La zone totalement sécurisée est de 494 m2.
17.07 Stef Goris (VLD): Cette superficie est vraiment très petite.
17.08 André Flahaut, ministre: La superficie n'est peut-être pas très grande mais on réalise un travail en profondeur. On passe sur des surfaces et on enlève ce qui est en surface. Pour certaines zones plus particulières, on travaille avec les robots, les piques et tout le reste, ce qui prend naturellement beaucoup plus de temps.
L'incident est clos.
18 Vraag van de heer Stef Goris aan de minister van Landsverdediging over "mentale trainingstechnieken" (nr. 14515)
18 Question de M. Stef Goris au ministre de la Défense sur "les techniques d'entraînement mental" (n° 14515)
18.01 Stef Goris (VLD): Mijnheer de minister, sinds het academiejaar 2005-2006 kregen de leerling-piloten een eerste top-training. Top staat voor technieken voor de optimalisering van het beroepspotentieel, dat naar Frans model. Tot voor kort was die mentale ondersteuning voorbehouden aan leerlingen in moeilijkheden. Het betrof maatregelen die individueel, vrijwillig en niet-gestructureerd werden aangeboden.
De eerste reacties van de top-cursisten zijn – zoals we in Vox Magazine konden lezen – onverdeeld positief. In de huidige tijd, waarin het aantal operaties en stresssituaties toenemen, is dit naar mijn gevoel een noodzakelijke bijkomende opleiding.
In dat verband had ik graag antwoord op enkele vragen.
Ten eerste, overweegt Defensie de uitbreiding van dergelijke vorming naar andere delen van de krijgsmacht? Wat is eventueel het ter zake gehanteerde tijdspad?
Ten tweede, wie komt ervoor in aanmerking?
Ten derde, wat is de budgettaire impact van zo’n maatregel?
Ten vierde, wat is het taalregime van een dergelijke opleiding?
18.02 Minister André Flahaut: De top-training van het Frans, techniques d’optimalisation du personnel professionel, technieken voor optimalisering van het beroepspotentieel, is geen mentale ondersteuning ten behoeve van leerlingen in moeilijkheden. Het gaat om een mentale voorbereiding ten gunste van leerling-piloten om hun stress en hun werklast tijdens de opleiding in vlucht beter te beheren. Defensie overweegt pas op termijn deze voorbereiding uit te breiden naar leerlingen-air traffic controllers en air defence controllers nadat een betrouwbare feedback beschikbaar zal zijn.
De in Vox gepubliceerde informatie slaat maar op een twaalftal leerlingen, wat nog onvoldoende is om een betrouwbaar besluit te trekken. Dat tijdspad is dus nog niet bepaald. Alle functies onderworpen aan stress in het bijzonder kunnen genieten van het systeem top.
De budgettaire impact van deze maatregel is zeer gering. De top-training werd experimenteel in juli 2006 aan de promotiepiloten 2005 gegeven. Ze duurt maar twaalf uur en vergt maar een onderricht.
De voorbereiding wordt aan beide taalstelsels gegeven. De KMS beoogt in de toekomst de voorbereiding niet in het Engels te geven. Ter herinnering, het gaat hier niet om psychologische sessies maar wel om technieken zoals ademhaling, ontspanningssimulatie en verbeeldingskracht.
L'incident est clos.
19 Vraag van de heer Stef Goris aan de minister van Landsverdediging over "natuurbescherming bij Defensie" (nr. 14516)
19 Question de M. Stef Goris au ministre de la Défense sur "la protection de la nature à la Défense" (n° 14516)
19.01 Stef Goris (VLD): Mijnheer de minister, volgens de militaire pers kunnen de Kampen Elsenborn, Marche-en-Famenne en Lagland aanspraak maken op Europese hulp bij de bescherming van hun natuurrijkdommen.
Door de habitat in kaart te brengen kan Defensie haar militaire activiteiten en het behoud van fauna en flora beter op elkaar afstemmen. Verschillende militairen staan bij dit project in voor de coördinatie tussen het leger en de civiele maatschappij.
Ik heb de volgende vragen daarover.
Ten eerste, welke concrete activiteiten plant de krijgsmacht?
Ten tweede, hoeveel militairen zijn erbij betrokken?
Ten derde, welk materieel wordt hiervoor ingezet?
Ten vierde, wat is het gehanteerde tijdpad?
19.02 Minister André Flahaut: De geplande activiteiten zijn de volgende: bijzonder toezicht op het verkeer binnen natuurgebieden en hun gebruik voor militaire activiteiten, de ontwikkeling en invoering van een geïnformatiseerde toepassing voor de opvolging van het natuurbeheer van deze gebieden, de opvolging van de everzwijnenpopulatie en de aanpassing van de jachtconcessies, natuurherstelwerken van open zones door ontbossingsacties, herstelling van beeklopen, het wegnemen van olieschijven, het beheer van de begrazing, het maaien en gecontroleerde branden, informatie- en sensibiliseringscampagnes, zowel voor militairen als voor het grote publiek, en het aanstellen van milieucoördinatoren bij Defensie, gespecialiseerd in het natuurbeheer.
Het militaire personeel dat betrokken is bij de coördinatie van het project bestaat uit een algemene coördinator en zes lokale coördinatoren, twee per kamp. De meeste werken worden uitgevoerd door externe bedrijven. Er wordt dus geen specifiek militair materieel aangewend. De uitvoering van dit actieprogramma loopt van 1 januari 2006 tot 31 december 2010. De naam van de operatie in Vlaanderen is Danah en in Wallonië Natura 2000.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: La question n° 14521 de M. Dirk Claes est reportée.
20 Vraag van de heer Stef Goris aan de minister van Landsverdediging over "de Belgische militaire aanwezigheid in Afghanistan" (nr. 14517)
20 Question de M. Stef Goris au ministre de la Défense sur "la présence militaire belge en Afghanistan" (n° 14517)
20.01 Stef Goris (VLD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, via de pers viel te vernemen dat de Amerikaanse ambassadeur heeft aangedrongen op een verhoging van het aantal Belgische effectieven in Afghanistan. De premier reageerde hierop tijdens de plenaire vergadering van de Kamer op 1 februari en dit naar aanleiding van een parlementaire tussenkomst. Uit zijn antwoord bleek dat België een veertigtal bijkomende soldaten wil sturen – het kwam hier reeds in de discussie aan bod – vanaf de herfst 2007. De beveiliging van de vlieghaven in Kabul zou volledig in handen komen van de Belgen.
In dat verband had ik u graag enkele vragen gesteld.
Overweegt België een grotere bijdrage aan de provincial reconstruction teams? Over hoeveel manschappen spreken we dan? Waar worden deze ingezet?
Wordt er ook bijkomend materiaal gestuurd naar Afghanistan? Zo ja, welk materiaal?
Wat is hier het tijdskader voor deze versterkte bijdrage?
20.02 Minister André Flahaut: Op dit ogenblik zijn er 21 Belgische militairen werkzaam in de PRT Kunduz en Faizabad onder Duitse leiding. Tevens levert België een bijdrage aan de commandostructuur voor de regio Noord-Afghanistan te Mazar-e-Sharif met drie militairen.
De oriëntatienota “Operationele inzet 2007”, goedgekeurd door de Ministerraad op 12 januari van dit jaar, voorziet in het behoud van de huidige bijdrage. Er wordt geen bijkomend materiaal gestuurd voor het personeel, tewerkgesteld in de PRT. Er worden medio maart wel twee MMPV Dingo 2 in plaats gesteld voor de Belgische compagnie die verantwoordelijk is voor de beveiliging van de luchthaven van Kabul. Dit aantal zal worden verhoogd tot vier tegen mei 2007 in functie van het leveringsschema van de firma.
De bijdrage aan de PRT wordt in principe niet versterkt. Vanaf oktober 2007 zal België waarschijnlijk het commando overnemen van de luchthaven van Kabul met ongeveer veertig bijkomende militairen voor een periode van zes maanden, eventueel eenmalig verlengbaar.
Elke verhoging van het aantal militairen zal het voorwerp uitmaken van een beslissing van de Ministerraad.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.44 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.44 heures.