Commissie voor de Justitie

Commission de la Justice

 

van

 

dinsdag 11 december 2007

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 11 décembre 2007

 

Matin

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.18 heures et présidée par M. Claude Eerdekens.

De vergadering wordt geopend om 10.18 uur en voorgezeten door de heer Claude Eerdekens.

 

01 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over "de gerechtelijke uitspraken die Sikhs toelaten om een wapen te dragen als religieus symbool" (nr. 454)

01 Question de M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre de l'Intérieur sur "les décisions judiciaires permettant aux Sikhs de porter une arme comme symbole religieux" (n° 454)

 

01.01  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik las onlangs in een nogal eigenaardig artikel in het Belang van Limburg dat er een uitspraak is geweest van het hof van beroep in Antwerpen die mensen uit de Sikh-gemeenschap, die zich vooral in Sint-Truiden situeert, toelaat om hun dolken, de zogenaamde kirpans, te dragen als religieus symbool.

 

Blijkbaar zijn er al een aantal precedenten, want voor de rechtbank van eerste aanleg in Hasselt zijn er ook een aantal vrijspraken verleend. Er zijn ook nog een aantal dossiers hangende met betrekking tot de kirpans, met name voor de correctionele rechtbank in Tongeren.

 

Ik vind het toch een verbazend feit dat mensen wapens mogen dragen, hetzij als religieus symbool, hetzij om eventuele andere redenen. Ik herinner mij immers dat er zich in het verleden conflicten hebben voorgedaan, onder andere aan een Sikh-tempel in Halmaal, waar conflicten werden beslecht met zwaarden. Dat zou in de toekomst dus ook eventueel met dolken kunnen gebeuren. Op het grondgebied van een beschaafde staat als de onze, zou zoiets toch niet mogen kunnen. Het is ondenkbaar dat de wet dergelijke praktijken zou toelaten, waardoor er dan geweldpleging zou kunnen ontstaan binnen Sikh-clans.

 

Mevrouw de minister, hebt u meer informatie over deze zaken die voor de strafrechtbanken zijn beslecht?

 

Bent u van oordeel dat de zogenaamde kirpans een bedreiging vormen voor de openbare veiligheid, ja of neen? Als u ja antwoordt, kan ik dat begrijpen. Als u dat ontkent, zou ik graag weten waarom.

 

Bent u bereid, gelet op het feit dat de regering slechts bevoegd is voor lopende zaken, een wetgevend initiatief minstens principieel te steunen, hetzij losstaand van de besprekingen die nu aan de gang zijn in de commissie, hetzij geïntegreerd in de wetgeving die zal worden aangepast op het vlak van wapendracht, wapenaanschaf en dergelijke?

 

01.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, krachtens de wet vallen dolken, dolkmessen en vouwmensen met een niet-automatisch blokkeermechanisme niet meer onder de categorie van de verboden wapens. Voor het dragen ervan moet men een wettige reden hebben. Het dragen van deze dolken zou inderdaad een gevaar kunnen zijn voor de openbare orde en veiligheid. Het zal echter tot de bevoegdheid van Justitie behoren om te bepalen of het religieuze concept al dan niet een wettige reden kan zijn. Uit de informatie waarover ik beschik, zou deze erkenning een feit zijn in bepaalde landen, onder meer in Groot-Brittannië.

 

A priori zijn dolken geen verboden wapens meer indien men ze onder deze categorie rangschikt, maar voor het dragen ervan moet men een wettige reden hebben.

 

Indien het gerecht beslist dat deze dolken religieuze toebehoren zijn en het feit dat deel uitmaken van de Sikh-religie ook inhoudt dat het dragen van deze dolken een onmisbaar teken van de religieuze praktijk in kwestie is, zoals de tulband en diverse andere toebehoren, is dat een wettige reden en zouden deze dolken dus mogen worden gedragen.

 

Zowel de correctionele rechtbank van Hasselt als het hof van beroep van Antwerpen spraken personen vrij die tot de Sikh-religie behoren en die waren aangeklaagd voor het onwettig dragen van een of meerdere messen die door de bekeurders werden beschouwd als wapens die gevaarlijk zijn voor de openbare orde en de openbare veiligheid.

 

Dat is de huidige situatie.

 

Pour l'avenir, le législateur pourrait aussi en décider autrement. Pour le moment, la décision est dans les mains de la justice.

 

Il appartiendra au législateur de voir, lors de la modification de la loi qui est actuellement étudiée en commission de la Justice, s'il faut être plus restrictif ou pas.

 

01.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het min of meer onzeker en vaag antwoord over de de-lege-ferenda-kwestie. We mogen ons in elk geval niet achter de rechtbanken verschuilen. Ik wil uitspraken van rechtbanken respecteren, maar het getuigt volgens mij toch wel van een ivorentorenmentaliteit. In tijden dat men zelfs speelgoedwapens verbiedt omdat men schrik heeft dat men er overvallen mee zou kunnen plegen, in tijden dat men zegt dat politieagenten hun wapen niet langer meer thuis mogen bewaren, vind ik het zeer erg en wraakroepend dat die wapens – dolken zijn inderdaad wapens ook al zijn ze een religieus symbool – zouden kunnen worden toegelaten. Ik vind dat wij als wetgevers daarin een duidelijk standpunt moeten aannemen. Het is niet omdat het in Groot-Brittannië geldig is dat het op ons grondgebied ook zou kunnen gelden.

 

Ik herinner eraan dat er in Halmaal destijds conflicten met wapens tussen Sikh-clans zijn geweest. Wij mogen een dergelijke verstoring van de openbare orde niet dulden en er ook geen aanleiding toe geven. Een alternatief zou kunnen zijn dat men die wapens bewaart in de tempel van de sikhs. Ik ben daar echter ook niet voor te vinden. Ik vind dat die mensen zich op ons grondgebied moeten aanpassen. Er mogen geen twee maten en twee gewichten gelden. Ik zal de bespreking van de wapenwet dan ook aangrijpen om dergelijke zaken aan te klagen en om een wetgevend initiatief ter zake te nemen zodat het in de toekomst niet meer zal zijn toegelaten. Ik wacht af wat andere partijen hierover zullen zeggen. Het dragen van dolken door burgers op het grondgebied van onze beschaafde natie kan volgens mij echter niet, onder geen enkele omstandigheid.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de Mme Corinne De Permentier à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les incidents survenus durant une audience du TAP de Liège" (n° 583)

02 Vraag van mevrouw Corinne De Permentier aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de incidenten die zich hebben voorgedaan op een zitting van de strafuitvoeringsrechtbank van Luik" (nr. 583)

 

02.01  Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, madame la ministre, plusieurs organes de presse ont fait état de l'agression dont a été victime un condamné durant une séance du tribunal de l'application des peines (TAP) à Liège. Les faits sont les suivants: un détenu comparaissant à l'audience du TAP de Liège, siégeant au centre pénitentiaire ouvert de Marneffe, a été agressé par quatre personnes dont la sœur de la victime qui réclamait que le condamné contracte un prêt pour lui payer les dommages. Plusieurs personnes ont tenté de calmer le jeu, le temps que les services de police arrivent sur les lieux. Bilan: une greffière souffre d'un doigt cassé. Apparemment, le condamné s'en sort bien.

 

Les audiences des tribunaux de l'application des peines se déroulent dans des établissements pénitentiaires. Les services de police n'y assurent généralement pas la sécurité. Il semblerait que ce soit la direction qui est en charge de la sécurité au tribunal de l'application des peines.

 

La ministre peut-elle me confirmer les faits qui se sont déroulés durant cette audience? Quelles sont les mesures de sécurité en vigueur lors des séances du TAP qui se déroulent dans un établissement pénitentiaire? Serait-il également possible de faire intervenir d'une manière ou d'une autre les agents du corps de sécurité? Avez-vous pris connaissance de la demande de la présidente du TAP de Liège qui plaide pour que les audiences du TAP se déroulent au palais de justice? Selon cette présidente, faire siéger le TAP dans des établissements pénitentiaires n'est pas sain. Elle invoque plusieurs motifs: l'absence de la police, les conditions matérielles assez déplorables dans lesquelles les TAP doivent siéger. Il semblerait qu'il soit déjà arrivé que le TAP siège dans une cantine. Ne conviendrait-il dès lors pas mieux d'organiser les séances du TAP au palais de justice?

 

02.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, madame De Permentier, je confirme qu'un incident s'est déroulé la semaine dernière lors d'une audience du tribunal de l'application des peines de Liège à la prison de Marneffe. Comme je l'ai fait à maintes reprises depuis le vote de la loi instaurant les TAP, j'ai immédiatement réuni l'ensemble des acteurs concernés par la problématique, à savoir magistrats, autorités pénitentiaires, corps de sécurité et policiers.

 

Au cours de cette réunion, un très large consensus s'est fait jour sur la nécessité de maintenir les audiences des TAP au sein des établissements pénitentiaires. En effet, en rythme de croisière, les TAP vont tenir plus de 2.500 audiences par an. Vous imaginez le coût très élevé en termes budgétaires, de besoins en personnel et en surcroît de travail global que représenterait un retour vers les palais de justice, sans pour autant que ce retour n'améliore automatiquement la sécurité des audiences des tribunaux de l'application des peines. Cela pose un problème à la justice mais également à la police qui serait astreinte, à un moment donné, de prêter main-forte à l'ensemble de ces déplacements. Et je sais bien que vous êtes sensible à cette problématique, n'est-ce pas madame De Permentier?

 

Vous parlez de Mme Lovens; elle a raison de dire qu'il y a des problèmes. Lors de la même réunion, un deuxième consensus s'est dégagé sur la nécessité d'améliorer la sécurité dans et autour des salles où siègent les tribunaux de l'application des peines.

 

Il est en effet indispensable que les audiences qui, de par les matières traitées, peuvent générer énormément de stress et de tension, puissent se tenir dans un environnement globalement sécurisé, tant dans la salle d'audience elle-même qu'aux alentours de celle-ci.

 

À ce sujet, je constate de fortes disparités entre les prisons. La sécurité dans la salle d'audience peut ainsi être assurée par un membre du corps de sécurité, comme c'est le cas par exemple à Lantin ou par des policiers, comme cela s'est passé à Marneffe le lendemain du jour de l'incident dont vous me parlez.

 

Il faut également ajouter que les infrastructures pénitentiaires ne sont pas toujours optimales à ce point de vue, que des différences évidentes importantes sont constatées entre les établissements pénitentiaires fermés et les établissements pénitentiaires ouverts. C'est la raison pour laquelle j'ai demandé, à l'issue de la réunion, qu'un inventaire complet soit réalisé par chaque autorité responsable – tribunal d'application des peines, prison, corps de sécurité de police – sur toutes les situations locales problématiques (ce n'est pas généralisé) afin que nous puissions nous pencher ensemble, lors de la prochaine réunion, sur les solutions concrètes à y apporter au cas par cas.

 

Par ailleurs, il me semble indispensable de réfléchir à une optimalisation du système de transfèrement des détenus. En effet, une organisation plus efficace à ce sujet permettrait de dégager des moyens budgétaires et en personnel à consacrer utilement à l'amélioration globale de la sécurité; nous en avons bien besoin.

 

Voilà le point de la situation. Certes, le problème existe dans certains établissements pénitentiaires et il convient de réaliser des efforts, mais sans remettre en cause tout le système pour régler quelques petits problèmes: cela générerait des problèmes plus graves.

 

02.03  Corinne De Permentier (MR): Merci, madame la ministre. Je vous rejoins sur le fait qu'il est vraiment difficile de transférer les détenus vers le palais de justice. Nous avions évoqué ensemble le problème du manque d'hommes dans la rue; lorsqu'ils sont chargés de transférer des détenus, cette absence est encore plus flagrante.

 

Il serait peut-être utile qu'en tant que ministre de la Justice, vous soyez entendue par les directions et que des recommandations soient faites en ce sens pour qu'au sein des audiences, un corps de sécurité soit attentif pour éviter tout débordement. Nous risquons qu'un jour, un accident beaucoup plus grave se produise.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het Slachtofferfonds" (nr. 574)

03 Question de Mme Carina Van Cauter à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le Fonds d'aide aux victimes" (n° 574)

 

03.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wie ernstige lichamelijke of psychische schade lijdt als rechtstreeks gevolg van een opzettelijk misdrijf, kan hulp aanvragen bij de Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van opzettelijke gewelddaden. Op 13 december 2006 is inmiddels een arrest tussengekomen van het Grondwettelijk Hof waarin voor recht wordt gezegd dat twee wettelijke bepalingen, in zoverre zij aan het slachtoffer dat ervoor heeft gekozen een beroep te doen op een burgerlijke procedure, niet toelaten een verzoek om hulp in te dienen bij de commissie wanneer de strafvordering niet werd ingesteld, dan wel wanneer het strafonderzoek werd geseponeerd door het openbaar ministerie, een ongelijkheid doen ontstaan en de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden. Inmiddels kwam vast te staan dat de kwestieuze wetgeving op heden nog niet werd aangepast.

 

Mevrouw de minister, gelet op die uitspraak, hoe gaat men sindsdien om met verzoeken van slachtoffers die hebben gekozen of moesten kiezen voor een burgerlijke procedure?

 

Dringt er zich niet onverwijld een wetgevind initiatief op, aangezien er inderdaad een ongelijkheid bestaat tussen enerzijds degenen die zijn aangewezen op een burgerlijke procedure, en anderzijds degenen die zich burgerlijke partij kunnen stellen in een procedure waarbij de strafvordering werd ingeleid door het openbaar ministerie voor een correctionele rechtbank?

 

03.02 Minister Laurette Onkelinx: Zodra de Commissie voor Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden erover werd geïnformeerd dat bij het Grondwettelijk Hof een dossier over het onderwerp werd ingediend, heeft ze onmiddellijk de behandeling van alle dossiers van een zelfde aard opgeschort. In zijn arrest heeft het Grondwettelijk Hof vastgesteld dat artikel 31bis van de wet van 1 augustus 1985 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, omdat het aan het slachtoffer dat ervoor koos een beroep te doen op de burgerlijke procedure, niet toelaat een verzoek tot hulp in te dienen bij de Commissie voor Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Gewelddaden, wanneer de strafvordering zonder gevolg werd geklasseerd door het openbaar ministerie. De commissie heeft dan onmiddellijk haar jurisprudentie aan het arrest aangepast. De aanvragen van de slachtoffers in de door het arrest beschreven situatie worden voortaan ontvankelijk verklaard.

 

Het is juist dat de wetgeving zal moeten worden aangepast aan het arrest van het hof. Rekening houdend met het feit dat de commissie haar praktijken reeds heeft aangepast, valt het dossier misschien niet onder de definitie van de dringende zaken, die in de huidige periode moeten worden behandeld. Het gaat dus om een aanpassing van de wet onmiddellijk na de periode van lopende zaken.

 

03.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. Ik begrijp het dus goed dat een aantal slachtoffers sedert eind 2006 desgevallend wacht op een tussenkomst van de commissie of op een vergoeding voor de letsels en de schade die zij hebben geleden?

 

03.04  Laurette Onkelinx, ministre: On ne peut pas rétroagir pour toute une série de dossiers pour lesquels une décision a été prise par la commission. Je rappelle que la commission a travaillé de manière extrêmement prudente. Dès qu’elle a su qu’un recours avait été déposé, elle n’a plus pris aucune décision, ce qui a permis de tenir compte, pour toute une série de dossiers, de la nouvelle jurisprudence de la Cour. Mais pour ce qui concerne les dossiers qui ont déjà été clôturés, la situation me semble plus complexe à résoudre.

 

03.05  Carina Van Cauter (Open Vld): Het is dus meer dan enkel de procedure te schorsen …

 

03.06  Laurette Onkelinx, ministre: On a bloqué des dossiers en attendant la décision de la Cour et on les a débloqués dans le suivi de la jurisprudence de la Cour, donc en ouvrant beaucoup plus et sans pratiquer les discriminations dénoncées par la Cour.

 

03.07  Carina Van Cauter (Open Vld): Vandaag worden de slachtoffers die zijn aangewezen op de burgerlijke procedure dus wel degelijk vergoed? Het is dus meer dan enkele dossiers in wacht houden?

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Els De Rammelaere aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "verkeerszondaars die hun straf ontlopen" (nr. 603)

04 Question de Mme Els De Rammelaere à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les auteurs d'infractions de roulage qui échappent à leur peine" (n° 603)

 

04.01  Els De Rammelaere (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag heeft betrekking op een artikel dat verschenen is in het vakblad Verkeersspecialist, waarin de verkeerswetgeving werd doorgelicht.

 

Uit die doorlichting bleek dat de strafuitvoering bij verkeersovertredingen niet nauwgezet wordt uitgevoerd. Zo bleek dat bestuurders bij wie een verkeersinbreuk werd vastgesteld, bijvoorbeeld door een onbemande camera, niet ter plekke kunnen worden geïdentificeerd. De bestuurder hoeft zich ook niet te identificeren. Ook de eigenaar met wiens auto werd gereden, moet niet meedelen wie de chauffeur was. Als hij bijgevolg kan bewijzen dat hij op het ogenblik van de inbreuk ergens anders was, dan gaat hij volledig vrijuit en wordt er niemand vervolgd. Ook wanbetalers die door de politierechtbank zijn veroordeeld wegens een verkeersinbreuk worden niet geseind. Er wordt daarvoor geen databank bijgehouden.

 

Er is ook een probleem met buitenlandse bestuurders. Voor de Belgische politie blijven zij vaak onbekend, aangezien de politie soms maandenlang op informatie moet wachten over de nummerplaten. Bovendien maken deze bestuurders het best meteen een zware overtreding, zodat zij niet meteen een onmiddellijke inning moeten betalen, maar een pv krijgen met een voorstel tot minnelijke schikking. Als zij deze minnelijke schikking weigeren te betalen, dan gebeurt er in veel gevallen helemaal niets en ontspringen zij de dans.

 

Al deze problemen hebben te maken met het niet omzetten van een Europees kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties door de lidstaten. Dit diende ten laatste op 22 maart van dit jaar te worden omgezet in nationale wetgeving. Dat is klaarblijkelijk niet gebeurd. Uw Duitse collega heeft het probleem al onderkend.

 

Bent u zelf op de hoogte van dit probleem? Hebt u stappen ondernomen om dit aan te kaarten en te bespreken met uw andere collega’s van andere Europese lidstaten?

 

Wat is er in het verleden hieromtrent gebeurd? Waarom werd het kaderbesluit niet omgezet in nationale wetgeving?

 

Werd er overleg gepleegd met uw collega van Mobiliteit om eventueel de verkeerswetgeving afdoende aan te passen door de bestuurders te verplichten zich te identificeren?

 

Bent u op de hoogte van het aantal verkeersovertreders dat een boete niet heeft betaald in de laatste drie jaar? Hoeveel werden er niet vervolgd en om welke reden? Hebt u een opsplitsing tussen Belgen en niet-Belgen?

 

Waarom bestaat er in België nog altijd geen databank van verkeersveroordelingen die politieambtenaren of politierechters kunnen consulteren om na te gaan of de persoon die voor hen staat al dan niet reeds onbetaalde verkeersoverredingen heeft begaan?

 

04.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Rammelaere, eerst en vooral dien ik toch een aantal zaken die u zojuist hebt meegedeeld, tegen te spreken.

 

Het is niet juist dat er geen wettelijke verplichting zou zijn voor de eigenaars van de voertuigen waarmee een verkeersovertreding werd begaan om de identiteit van de echte bestuurder mee te delen. Artikel 67 bis van de wegverkeerswet stelt een weerlegbaar wettelijk vermoeden in dat de titularis van de nummerplaat de dader is van de overtreding. Artikel 67ter van de wegverkeerswet stelt dat indien een overtreding werd begaan met een voertuig dat toebehoort aan een rechtspersoon, de persoon die de rechtspersoon vertegenwoordigt, wordt vermoed om die overtreding te hebben begaan. Indien die laatste niet de bestuurder is, beschikt hij over vijftien dagen om de identiteit van de echte bestuurder mee te delen. Indien men bovendien op bedrieglijke wijze een valse naam meedeelt, dan zal men er rekening mee moeten houden dat men kan worden vervolgd op basis van valsheid in geschrifte. Daarop staat een straf van vijf tot tien jaar opsluiting en boetes van 26 tot 1.000 euro. Fraudeurs denken dus best tweemaal na voor ze dergelijke illegale handelswijzen aannemen om te trachten te ontsnappen aan vervolging.

 

Wat de door u gevraagde cijfergegevens aangaat, moet ik u meedelen dat deze werden opgevraagd bij mijn administratie. Indien de cijfers beschikbaar zouden zijn in de databanken van Justitie, zal ik ze u bezorgen zodra ik ze heb ontvangen.

 

Het is inderdaad juist dat het door u geciteerde kaderbesluit nog niet is omgezet. De reden daarvoor is dat er eerst een wetsontwerp werd opgesteld door mijn administratie, dat het kaderbesluit inzake de tenuitvoerlegging van bevriezing van voorwerpen en bewijsstukken moest omzetten. Het is de wet van 5 augustus 2006 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie. Het was de bedoeling om die wet aan te vullen met de nodige bepalingen inzake wederzijdse erkenning van geldsancties.

 

U weet dat wij echter in lopende zaken zijn.

 

De reden waarom er geen centrale databank bestaat waarin gegevens staan van personen die hun boete niet of niet volledig hebben betaald, vraagt u best aan de minister van Financiën, aangezien in de huidige stand van de wetgeving de inning van de boetes onder zijn bevoegdheid valt. De boetes worden immers geïnd in naam van de procureur des Konings door de directeur van Registratie en Domeinen. Wij moeten dat veranderen, maar dat is de huidige situatie.

 

04.03  Els De Rammelaere (CD&V - N-VA): Mevrouw de minister, ik heb nog twee opmerkingen.

 

Ten eerste, ik weet ook dat een rechtspersoon of de vertegenwoordiger van een rechtspersoon moet meedelen wie er met de auto heeft gereden. Is het echter niet zo dat wanneer die persoon iemand opgeeft met domicilie in het buitenland, hij zo heel gemakkelijk kan ontsnappen aan een boete? Er is daar duidelijk een lacune, dat moet worden opgelost.

 

Ten tweede, wij zijn nu in lopende zaken, maar het kaderbesluit diende reeds te worden omgezet in maart 2007. Ik dacht dat er toen nog geen sprake was van lopende zaken en dat het perfect toen kon worden gedaan.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Jean-Luc Crucke à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'évasion de deux détenus d'un fourgon cellulaire à Namur" (n° 610)

05 Vraag van de heer Jean-Luc Crucke aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de ontsnapping van twee gevangenen uit een celwagen te Namen" (nr. 610)

 

05.01  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je voudrais revenir sur l'incident qui s'est produit au début du mois de décembre à Namur.

 

Deux détenus devaient comparaître devant la 16ème chambre correctionnelle. En attente de cette comparution, ils se trouvaient dans un fourgon appelé fourgon cellulaire, faute de place dans les cellules du palais de justice.

 

Ces détenus se sont fait la malle, comme on dit!

 

1. Que pouvez-vous me dire sur cet incident puisqu'il semble que le fourgon était fermé de l'extérieur?

 

A-t-on affaire à deux "Arsène Lupin" particulièrement ingénieux ou est-ce le coup du sort qui fait en sorte que de l'extérieur on ne puisse pas rentrer mais que de l'intérieur on pourrait plus facilement en sortir?

 

2. À ce stade, certaines collaborations ou complicités peuvent-elles être dégagées?

 

3. Sur le fond, existe-t-il un règlement ou une circulaire qui permette de déterminer les éventuelles priorités pour l'occupation des cellules au sein d'un palais de justice lorsqu'on a affaire à une population pénitentiaire aussi importante? Existe-t-il une hiérarchie des priorités par rapport aux risques et aux éventuels dangers?

 

4. Quelles sont les suites que vous entendez réserver à ce dossier?

 

05.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, cher collègue, je vous confirme que deux détenus se sont échappés du fourgon cellulaire dans lequel ils se trouvaient, dans l'attente d'une comparution au palais de justice de Namur.

 

Heureusement, les deux "Arsène Lupin" – pour reprendre votre expression – ont été repris pratiquement immédiatement.

 

Cette situation est tout à fait anormale.

 

En réalité et selon les premiers éléments d'information qui m'ont été fournis, il est heureusement tout à fait exceptionnel que des détenus soient obligés d'attendre dans le fourgon cellulaire. Il faut savoir que ce jour-là se déroulait à Namur une importante session de la cour d'assises avec huit prévenus. Au moment où le fourgon se présentait au palais de justice de Namur, la session était momentanément interrompue et les huit prévenus en question occupaient toutes les cellules du palais. Il a donc fallu gérer une situation exceptionnelle. Ce n'est pas notre quotidien.

 

Comment est-il possible qu'ils aient pu s'échapper alors qu'ils étaient dans le fourgon cellulaire?

 

Une information judiciaire est en cours. J'attends l'ensemble des informations. Vous me demandez s'il y a eu des complicités à l'extérieur. On le saura grâce au rapport d'information. Je crois donc qu'il est un peu tôt pour vous éclairer complètement car je ne dispose pas de ces informations pour l'instant.

 

05.03  Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je remercie la ministre pour sa réponse.

 

Je peux comprendre qu'il faille un certain délai pour disposer des renseignements utiles. Je demanderai peut-être que l'information me soit communiquée sinon je reviendrai sur la question.

 

J'acte que ce n'est pas le quotidien et tant mieux. Néanmoins, de deux choses l'une, soit il y a complicité, soit il y a défaillance du système de sécurité de ces fourgons cellulaires, ce qui serait inquiétant pour les mécanismes utilisés pour le transfèrement des prisonniers. À défaut de renseignements, je reviendrai vers vous dans quelque temps.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de M. Joseph George à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la situation à la prison d'Andenne" (n° 635)

06 Vraag van de heer Joseph George aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de toestand in de gevangenis van Andenne" (nr. 635)

 

06.01  Joseph George (cdH): Madame la ministre de la Justice, la première question que je vous pose aujourd'hui a trait au drame survenu à Lodelinsart le 22 octobre dernier. Nous en avons tous eu connaissance par presse interposée. C'est évidemment l'horreur la plus totale. En effet, une jeune demoiselle, qui achevait d'ailleurs un baccalauréat en droit, qualifiée d'ouverte et de très sociable…

 

06.02  Laurette Onkelinx, ministre: Il y a confusion dans les questions. Vous en avez deux.

 

06.03  Joseph George (cdH): Je les ai interverties!

 

06.04 Laurette Onkelinx, ministre: Ce n'est pas grave!

 

06.05  Joseph George (cdH): On peut commencer par la question ayant trait à la prison d'Andenne.

 

06.06  Laurette Onkelinx, ministre: Comme vous voulez! C'est vous qui choisissez!

 

06.07  Joseph George (cdH): Dans ce cas, monsieur le président, je pose la question relative à la prison d'Andenne.

 

La semaine dernière, à la prison d'Andenne, un mouvement de grève s'est développé et s'est focalisé à la suite de l'incarcération d'un détenu. J'ai pu constater que les autorités communales s'en étaient trouvées fort fâchées! Par rapport à l'ensemble de nos institutions pénitentiaires, la prison d'Andenne est pourtant de construction récente. Quels sont, le cas échéant, les critères pour incarcérer tel ou tel détenu dans telle ou telle prison? Je suppose qu'à certains moments, il faut faire face à des situations provisoires ou urgentes et je comprends qu'on ne sache pas toujours tout planifier en la matière. L'administration est parfois amenée à prendre semblable position.

 

L'ensemble du personnel doit faire face à des situations même momentanées. Je suppose que vous avez été mise au courant de la situation. Madame la ministre, quelle est votre décision à ce sujet? Il me revient qu'il s'agirait de promesses qui n'auraient pas été tenues. Qu'en est-il actuellement?

 

06.08  Laurette Onkelinx, ministre: Effectivement, monsieur George, un mouvement de grève a touché la prison d'Andenne la semaine dernière. Je tiens d'ailleurs à regretter vivement que le protocole d'accord, constituant un "gentlemen's agreement" avec les syndicats et prévoyant des étapes indispensables avant le début d'une grève, n'ait pas été respecté. Dans des situations de grève sauvage, de grève sur le tas, sans dépôt de préavis, cela pose un véritable problème de sécurité à l'intérieur de la prison. Cela pose également un problème pour les autorités communales, les services de police, pour la direction, pour les détenus. Il s'agit d'un problème général. Nous avons signé un protocole d'accord avec les organisations syndicales. J'ai évidemment signalé aux organisations qu'il n'était pas possible de continuer de la sorte. Lorsqu'on signe un protocole, on le respecte.

 

Comme vous l'indiquez, ce mouvement était en partie dû à la présence à Andenne d'un détenu difficile, bien connu de la justice. Vous m'indiquez, de manière un peu vague, que certaines promesses n'auraient pas été tenues par l'autorité. Le terrain a, en tout cas, relayé un sentiment de malaise vis-à-vis de la direction locale. L'accord survenu à Andenne entre la direction et les représentants syndicaux prévoit d'ailleurs la mise sur pied immédiate de groupes de travail reprenant toutes les catégories de personnel, afin de pouvoir évaluer concrètement les difficultés quotidiennes constatées sur le terrain et d'y apporter des solutions adéquates.

 

Vous évoquez la classification des détenus. Savez-vous que cela constitue une des tâches essentielles dans la gestion quotidienne des établissements pénitentiaires, a fortiori dans une situation de surpopulation aiguë? À l'heure actuelle, c'est le service des cas individuels qui décide de la prison vers laquelle est orienté le détenu qui vient d'être condamné sur la base d'un rapport effectué par le directeur de la prison.

 

Plusieurs critères sont utilisés pour cette classification: la proximité de la famille, le lieu de la future réinsertion, le type de détenu, l'infraction commise. Je dois cependant avouer que le problème de la surpopulation réduit considérablement les possibilités de respecter intégralement ces critères.

 

C'est la raison pour laquelle j'avais effectué une mission au Canada, accompagnée d'une équipe: nous y avons vu ce qu'étaient concrètement des établissements spécialisés en fonction de ces critères. J'ai demandé, au début de cette année, à l'Institut national de Criminalistique et de Criminologie de procéder à une analyse de la situation et de proposer des pistes en matière de classification. Le prochain ministre de la Justice recevra les résultats de cette analyse de longue haleine et décidera alors si on continue comme à l'heure actuelle ou si on spécialise davantage certains établissements. C'est une décision de nature politique et qui devra être prise dans les mois qui viennent.

 

En attendant, j'avais décidé d'ouvrir deux quartiers de haute sécurité, à Lantin et à Bruges pour pouvoir faire face, avec des équipes multidisciplinaires renforcées et bien préparées, aux grandes difficultés que pose la présence de certains détenus très particuliers. Ces deux quartiers de haute sécurité ouvriront dans les six mois qui viennent. Cela permettra de gérer un peu plus facilement cette situation.

 

Vous devez également savoir qu'à la suite de l'étude de la Fondation Roi Baudouin et au dossier déposé par la direction et les organisations syndicales, j'ai augmenté de 39 équivalents temps plein le cadre de l'établissement d'Andenne. C'était une revendication portée depuis de nombreuses années et nous y avons répondu. J'ai également suivi avec attention le recours introduit par la Régie des Bâtiments concernant la pose de filets de protection anti-largage. Je me réjouis que ce dossier connaisse bientôt une concrétisation rapide.

 

L'administration était présente aux réunions entre les syndicats et la direction. D'autres réunions vont suivre, dont je demanderai les comptes rendus fidèles pour assurer le soutien aux décisions qui seront prises, dans la limite de mes compétences.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de M. Joseph George à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "un crime dit 'd'honneur'" (n° 636)

07 Vraag van de heer Joseph George aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "een zogenaamde 'erewraak'" (nr. 636)

 

07.01  Joseph George (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, un drame est survenu à Lodelinsart: une  jeune fille de 20 ans a été assassinée et l'on évoque un "crime d’honneur". Je rappelle que cette demoiselle achevait un baccalauréat en droit et qu’elle était considérée comme très ouverte et très sociable, mais constamment partagée entre deux cultures.

 

Certes, la justice va suivre son cours. Toutefois, la question qui se pose est de savoir comment une telle chose peut arriver. À l’heure où chacun se prononce en faveur de la multiculturalité ou l’interculturalité, ce genre de fait interpelle inévitablement.

 

Au-delà de la procédure à charge des auteurs, comment peut-on prendre en charge la détresse des personnes qui sont confrontées à ce genre de situation? L’entourage devait être informé du danger, mais peut-être a-t-il préféré ne rien dire ou n’a-t-il pas suffisamment pris en considération la situation de cette jeune fille.

 

Il importe maintenant que toute la clarté soit faite à ce propos et qu'un signal soit donné pour qu’une pareille situation ne puisse se reproduire dans le futur.

 

"Le Soir" a publié un article remarquable sur cette demoiselle. Son cas est interpellant et nous ne pouvons rester insensibles à une telle situation.

 

07.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, cher collègue, j’ai déjà eu l’occasion de m’exprimer à ce sujet lors de la dernière commission de la Justice puisqu’une question portant sur le même problème m’a été posée.

 

Je suis le dossier de très près. Toutefois, étant donné le fait que cette affaire est mise à l’instruction, il ne m’est pas possible d’obtenir plus d’informations. Je regrette d’ailleurs le caractère lacunaire des informations qui m’ont été communiquées. Mais je vais vous donner tous les éléments qui sont en ma possession.

 

Selon les autorités judiciaires, une plainte du chef de menaces a été déposée le 23 avril 2007 par la jeune victime contre son père. Suite à cette plainte, les policiers sont intervenus et les parties ont été entendues. Une partie de la discussion s’est déroulée en langue pakistanaise. Toujours est-il que, refusant le mariage arrangé, Sadia s’est réfugiée dans un centre et qu’à la demande du magistrat de garde, le père a été admonesté. Sadia a maintenu son hébergement dans un centre situé à Bruxelles et non connu de son entourage. La situation a été vérifiée en septembre et l'ami de Sadia a déclaré ne plus avoir été menacé. Sadia aurait dû encore être entendue, mais cela n'a pu avoir lieu en raison du drame qui est survenu.

 

Comme je l’ai dit, d’après les informations qui m’ont été communiquées, l’instruction est en cours, des investigations sont menées et, à l’heure actuelle, aucun élément ne peut être divulgué.

 

Il est évident que la question des responsabilités est et sera au centre du débat judiciaire.

 

Je répète que j’ai demandé que l’on me tienne au courant de l’évolution de l’enquête. En effet, les meilleures conclusions en termes de prévention devront en être tirées, en collaboration avec le Parlement fédéral mais aussi avec les Communautés et des Régions.

 

Comme vous le savez, sous la précédente législature et sur ma proposition, le Parlement a adopté une modification du Code pénal visant à incriminer et à élargir les moyens d’annuler les mariages forcés. Il s’agit de la loi du 25 avril 2007. Grâce à ce texte, la Belgique est le deuxième pays européen à incriminer cette pratique intolérable qu’est le mariage forcé. Nous avons donné des instructions très fermes aux différents parquets en leur demandant de considérer ces dossiers, à l’instar d’autres, comme prioritaires. Mais cela n’a pas empêché que Sadia connaisse cette horrible fin.

 

J'ai dit et je répète que je me tiendrai au courant de tous les éléments de cette affaire pour que les législateurs puissent adapter leur législation ou leurs pratiques en matière d’action et de prévention.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de M. Josy Arens à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "la charge de travail des zones de police engendrée par les transfèrements de détenus et la police des cours et tribunaux" (n° 640)

08 Vraag van de heer Josy Arens aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de werklast van de politiezones die veroorzaakt wordt door de overbrenging van gevangenen en de politietaken bij hoven en rechtbanken" (nr. 640)

 

08.01  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, les transfèrements des détenus, dans le cadre et en dehors du cadre de la législation relative aux tribunaux d'application des peines, et la sécurité des palais de justice créent une surcharge de travail qui peut peser lourdement sur certaines zones de police.

 

Ainsi, la zone de police 5297 Arlon-Attert-Habay-Martelange a engagé, pour les mois de septembre et octobre, l'équivalent de 499 journées/policiers pour assurer les différentes missions relatives aux transfèrements de détenus et à la sécurité dans les palais de justice. Dans le courant de ces deux mois, 192 détenus ont été transférés dans différents endroits du pays. Il nous arrive fréquemment que plus de 15 policiers par journée soient engagés dans ces missions, soit 15% de la capacité de la zone.

 

Depuis la mise en œuvre des tribunaux d'application des peines, 86 extractions de détenus ont été effectuées par la zone de police 5297 à partir de la prison d'Arlon vers d'autres établissements pénitentiaires étant donné que les prisons n'acceptent plus la prise en charge pour de courtes périodes: 53 pour le palais de justice d'Arlon, 20 à Liège ou à Lantin, 3 à Marneffe, 1 à Verviers, 3 à Tournai, 1 à Andenne, 2 à Saint-Hubert, 2 à Mons et 1 à Saint-Gilles.

 

Malgré le soutien de la police fédérale et des deux autres zones de police de l'arrondissement, la zone 5297 éprouve d'importantes difficultés à remplir de façon optimale ses missions de police de base et à mettre en œuvre les plans d'actions découlant des priorités retenues au plan zonal de sécurité.

 

Madame la ministre, êtes-vous informée de la surcharge de travail qui pèse sur certaines zones de police, en particulier la zone 5297 Arlon-Attert-Habay-Martelange, en raison de leurs missions liées aux transfèrements des détenus et à la police des cours et tribunaux?

 

Dans le cas de la zone de police 5297, le tribunal d'application des peines ne pourrait-il se tenir à la prison d'Arlon, d'autant que la zone exécute des transfèrements dans d'autres établissements pénitentiaires non sécurisés, Saint-Hubert par exemple? Les détenus ne pourraient-ils être transférés dans la prison où devrait se tenir l'audience?

 

08.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Arens, j'ai effectivement été informée des difficultés que vous venez d'évoquer. Un de mes conseillers a d'ailleurs participé à une réunion qui s'est tenue à Arlon il y a une dizaine de jours à ce sujet.

 

Je l'ai dit tout à l'heure en réponse à une question de Mme De Permentier: j'ai organisé, vendredi dernier, une réunion sur la sécurité lors des audiences des tribunaux d'application des peines en prison. Le directeur de la zone de police d'Arlon a participé à cette réunion ainsi que les autorités judiciaires et pénitentiaires compétentes. Au cours de cette réunion, un très large consensus s'est dégagé pour que les audiences des tribunaux d'application des peines se tiennent en prison, ce qui limite effectivement l'augmentation de la charge de travail dont vous me parlez pour les policiers de la zone d'Arlon.

 

À l'issue de cette réunion, j'ai demandé qu'un inventaire complet soit réalisé avant la fin de l'année sur les différentes situations locales. Il me paraît effectivement nécessaire de vérifier que l'infrastructure de la prison d'Arlon permet bien la tenue, dans de bonnes conditions, d'une audience du TAP.

 

Parmi les pistes de solution envisagées lors du cette réunion, je peux effectivement vous confirmer que figure également la possibilité, pour les détenus d'un centre de détention ouvert, d'être transférés vers un établissement fermé pour comparaître devant le TAP.

 

Par ailleurs, vous soulevez le problème de transfèrement des détenus. Ce sujet a également été abordé lors de la réunion évoquée. Il est apparu en effet qu'une organisation plus efficace à ce sujet permettrait probablement de dégager des moyens supplémentaires en personnel qui pourraient être utilement consacrés à l'amélioration de la sécurité lors des audiences des TAP.

 

Sur la base des informations qui me seront donc communiquées au sujet des divers problèmes locaux, je réunirai à nouveau l'ensemble des acteurs concernés afin que nous trouvions ensemble des solutions concrètes aux difficultés constatées sur le terrain.

 

Vous remarquerez donc que je suis tout cela de très près.

 

08.03  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, je remercie la ministre de suivre de très près ces problèmes dans les zones.

 

J'ai omis de citer les problèmes posés par le nombre d'agents disponibles au travers du corps de sécurité. Théoriquement, nous avons besoin de neuf agents pour assurer ces transfèrements et quatre ou cinq ont été engagés; mais trois sont en congé de maladie de façon permanente. Cela signifie donc qu'il en reste deux. Cet élément me semble important à signaler: ce n'est pas que nous ne voulions pas aider la justice à remplir ses missions, au contraire. Mais nous avons également besoin de policiers dans les communes de notre zone.

 

Je vous remercie de suivre ce dossier de près.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- de heer Stefaan Van Hecke aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de plannen om Nederlandse gevangenisboten aan te kopen" (nr. 651)

- de heer Jean Marie Dedecker aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "gevangenisboten" (nr. 652)

- de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de mogelijke aankoop van Nederlandse gevangenisboten door de federale regering" (nr. 659)

09 Questions jointes de

- M. Stefaan Van Hecke à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les projets d'acquérir des bateaux-prisons néerlandais" (n° 651)

- M. Jean Marie Dedecker à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "les bateaux-prisons" (n° 652)

- M. Bert Schoofs à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'achat éventuel par le gouvernement fédéral de bateaux-prisons néerlandais" (n° 659)

 

09.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, in De Standaard van afgelopen weekend werd aangekondigd dat de regering eraan denkt een aantal overtollige Nederlandse gevangenisboten aan te kopen om de capaciteitsproblemen in onze eigen gevangenissen aan te pakken. Volgens het artikel zouden de drijvende gevangeniscomplexen in regeringskringen “een realistisch alternatief voor de bouw van nieuwe gevangenissen” zijn genoemd.

 

U zult begrijpen dat ik daar een aantal vragen over heb en dat ik graag uw mening wil horen over dat artikel.

 

Ten eerste, is het correct dat de regering eraan denkt Nederlandse gevangenisboten aan te kopen, over te nemen, en dat de regering dat een realistisch alternatief vindt voor de bouw van nieuwe gevangenissen?

 

Ten tweede, zijn er al contacten geweest, op het niveau van de administratie of op hoger politiek niveau, tussen Nederland en België om die piste voort te bespreken? Zo ja, wat is de stand van zaken van die besprekingen?

 

Ten derde, in Nederland waren er heel wat klachten over de mensonterende leefomstandigheden aan boord van dergelijke gevangenisboten. Mevrouw de minister, hebt u zicht op de levensomstandigheden in dergelijke drijvende cellencomplexen? Als wij ze overnemen, voldoen zij dan wel aan de Belgische normen? Wij hebben een basiswet waarin toch een en ander is geregeld.

 

Ten vierde, als die gevangenisboten er komen, waar moeten ze dan worden aangemeerd? Is er in onze havens voldoende en geschikte ruimte om dergelijke boten permanent aan te meren?

 

Ten vijfde en tot slot, mocht België overgaan tot de aankoop, wat is de kostprijs van zo’n gevangenisboot?

 

Le président: Je propose que les trois intervenants prennent la parole et que la ministre donne une seule réponse.

 

09.02  Jean-Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is geen publiek geheim en u bent heel goed geplaatst om op de hoogte te zijn dat onze gevangeniscapaciteit een enorm probleem is.

 

Ik heb er de recentste cijfers bijgehaald. Op 1 juni waren er 10.097 gedetineerden. Dat waren er bijna 2.000 meer dan een decennium geleden. Op tien jaar is dat aantal dus met 2.000 toegenomen. Er zitten momenteel zelfs nog meer dan 11.000 mensen achter de tralies. In de gesloten centra voor illegalen worden 577 mensen vastgehouden en in de gesloten centra voor bijzondere jeugdzorg is er plaats voor een driehonderdtal jongeren.

 

De voltallige capaciteit van ons land is echter 8.300 personen. Men mag dus rekenen op een overtal van bijna 2.000 gedetineerden of mensen die opgesloten zitten.

 

Bij het begin van de legislatuur hebt u gezegd dat wij zouden overgaan tot elektronisch toezicht, de beroemde enkelband. Als ik daarvan de statistieken bekijk, waren er in maart 612 veroordeelden met een enkelband. Enkele maanden later waren er dat nog slechts 457, ondanks het feit dat u in 2003 had beloofd dat dat zou worden uitgebreid tot ongeveer 1.300 gedetineerden.

 

Vandaar dat wij het probleem op heel korte termijn opgelost willen zien.

 

Ik heb ook vernomen dat in de pseudoregeringsonderhandelingen de nieuwe regering al dacht over het bijbouwen van 1.500 cellen. Niemand weet beter dan u dat het minimaal acht jaar duurt vooraleer men daaraan toe is.

 

We zien voor welke problemen de onmenselijke toestanden, zoals bijvoorbeeld in de gevangenis van Antwerpen, zorgen. Daar zitten vier tot vijf mensen in een cel, wat problemen geeft op sociaal vlak alsook op het vlak van de ordehandhaving.

 

Er wordt momenteel een prachtig aanbod gedaan. Nederland had dat al voorzien en heeft in 2004 en in 2005 twee boten in dienst genomen. De Reno heeft een capaciteit van 288 gedetineerden, en de Bibi Stockholm heeft een capaciteit van 472 gedetineerden. Op 2 mei 2007 werd een derde bajesboot in gebruik genomen, die in Dordrecht ligt.

 

De twee eerste boten worden nu op de markt gebracht om de heel eenvoudige reden dat Nederland haar cellencapaciteit aan land uitgebreid heeft en de twee boten nu te koop stelt.

 

Wat de kwaliteit van die boten betreft, zou ik mij niet zo'n zorgen maken als mijn groene collega. De boten zijn eigendom van de Bibi-lijn en zijn te huur. Ze werden in Gent gemaakt. Dus wat kwaliteit betreft, moeten we toch een beetje eerlijk zijn.

 

Wat de levensomstandigheden betreft, zal ik u ook uit uw zorgen helpen. Er werd daarnaar onderzoek verricht onder andere door de Groene Partij Nederland. De kwestie werd voor de rechtbank gebracht en in hoger beroep. Ik lees de uitspraak van het hoger beroep van het Nederlands hof voor: "In het inspectierapport wordt vastgesteld dat de geboden voorzieningen nagenoeg allemaal voldoen aan de vereisten uit de penitentiaire beginselwet, maar als sober kunnen worden gekwalificeerd".

 

Het is evident, mevrouw de minister, dat het geen cruiseboten zijn. Ze dienen om gevangenen in onder brengen. Ik kan u bovendien nog een mooi plaatje bezorgen van de aanpassing van de schepen door een kunstenaar die twee verluchtingskoepels geplaatst heeft op de boot in Dordrecht.

 

U zult zich wel een beetje moeten haasten, want Groot-Brittannië heeft een bod gedaan om de schepen te huren. Ik meen dat het een ideale gelegenheid is om op korte termijn de schepen te huren, om zo ons gebrek aan capaciteit voor de gedetineerden op te lossen. Ik sta niet alleen met die mening. Ook de arresthuizen, waar de pas aangehouden personen terechtkomen, zitten veel te vol. Dat is niet mijn vaststelling. Het is de vaststelling van de heer Gino Hoppe van de socialistische cipiersvakbond. Aangezien ongeveer 35 procent van de gedetineerden, waarvan een op de vijf later dan nog vrijuit gaat, vastzit in afwachting van een proces, zou het een ideale overgangsmaatregel zijn om personen die maximaal zes tot acht maand achter de tralies moeten, daarin onder te brengen, zodat de druk op de gevangenissen kan worden weggenomen.

 

Bent u bereid om dat te doen? Bent u bereid in te gaan op de wens van de nieuwe regering om 1.500 cellen bij te bouwen?

 

09.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, in het verleden heb ik het al over de zogenaamde bajesboten gehad. Na het lezen van het gisteren verschenen krantenartikel waarin Brice De Ruyver wordt geïnterviewd, ben ik veeleer sceptisch gestemd. Ik zal niet zeggen dat hij er smalend over deed, maar hij was toch nogal sceptisch. Ik meen dat het maar een mogelijkheid is. U moet goed in gedachten houden, mevrouw de minister, dat de ondercapaciteit van ons gevangeniswezen tot uitwassen zal leiden. Wij hebben dat al voorspeld. Ik hoef u al de feiten niet op te sommen, daarvoor zitten wij hier vandaag niet. Het alternatief ligt nu voor. Het voorstel is er. Het ballonnetje werd opgelaten. Er werd al veel gezegd door de collega’s. Het politieke standpunt van mijn fractie zal ik straks uitdiepen.

 

Mevrouw de minister, hoe ernstig mogen wij dat nemen? Is de regering serieus bezig met de aanpak van de ondercapaciteit van onze gevangenissen? Zijn dergelijke boten – wat het Vlaams Belang betreft, kan ik daarmee instemmen – inderdaad een optie van de federale regering? Het zou niet slecht zijn, maar ik wacht uw antwoord af vooraleer een definitief standpunt in te nemen.

 

09.04 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, ik wil in de eerste plaats meedelen dat de huidige regering het thema van de gevangenisboten niet heeft aangesneden. Er wordt op dit moment evenmin een dergelijk project bestudeerd op het niveau van de penitentiaire administratie. Ik kan u in dit stadium derhalve geen precieze informatie verschaffen over de kosten van een dergelijke investering.

 

Il est évident que la surpopulation pénitentiaire est un vrai problème. Vous avez cité le pré-accord de gouvernement de l'orange bleue qui évoquait un plan d'urgence pour 1.500 places. Sachez que, sous cette législature, j'avais déjà décidé de la création de 1.200 places. Ils en ont donc seulement ajouté 300. Nous avons déjà lancé des projets et plusieurs ouvertures sont prévues en 2008. Si la commission me le demande, je pourrais vous fournir des précisions à ce sujet.

 

Ce que j'ai tenté de faire et que je trouvais plus malin, c'est de combiner les ouvertures avec le règlement de certains autres problèmes. Comme vous le savez, dans nos établissements pénitentiaires, il y énormément d'internés psychiatriques parce qu'il n'y a pas de place pour eux ailleurs. Cela pose des problèmes majeurs: non seulement ils occupent la place d'autres détenus mais on ne peut travailler dans une prison "normale" avec des internés psychiatriques. J'ai donc demandé d'augmenter ces places et de les réserver prioritairement aux internés psychiatriques, ce qui règlerait deux problèmes d'un coup: on gèrerait mieux les internés psychiatriques et ils laisseraient la place aux autres détenus. Les situations que vous avez évoquées en cas de surpopulation n'auraient plus lieu d'être.

 

J'ai fait de même pour les délinquants primaires. Le projet est à la Régie des Bâtiments. Nous avons décidé d'augmenter de 200 places le centre pour les jeunes primo-délinquants, avec la volonté que ces jeunes soient sanctionnés, qu'ils connaissent une peine de prison si la justice le décide mais qu'ils ne soient pas amenés à côtoyer des détenus beaucoup plus dangereux et que, pour eux, la prison ne devienne une école de la délinquance. Nous avons essayé de régler cela. On a décidé de 1.200 ouvertures pour les mois et les années qui viennent dont un bon nombre en 2008 déjà. Je déposerai à la commission la liste des différentes ouvertures prévues pour 2008.

 

Pour ce qui est de ce bateau, il n'y a eu aucune décision de quelque nature que ce soit de la part du gouvernement, ce qui serait d'ailleurs impossible pour un gouvernement en affaires courantes. En outre, le recours à de tels bateaux pose d'autres questions importantes.

 

Inderdaad, er rijzen vragen over onder meer de concrete organisatie; waar en hoe moet men de boten aanmeren; welke concrete maatregelen moet men nemen voor de veiligheid van het personeel en het leefmilieu; hoe moet de opleiding van de penitentiair ambtenaar worden aangepast aan de nieuwe context; wat met het regime van de gedetineerde. Volgens de verzamelde informatie lijkt het er inderdaad op dat op die boten slechts zeer weinig activiteiten kunnen worden georganiseerd.

 

Het zou bijvoorbeeld bijzonder moeilijk zijn om werk of een opleiding aan te bieden aan de gedetineerden die daar verblijven, wat uiteraard het noodzakelijk reclasseringswerk niet bevordert. In Nederland werd op de kaaien naast de boot een wandeling uitgebouwd, want de boot beschikt natuurlijk niet over dergelijke infrastructuur. Zou het mogelijk zijn om bij ons een dergelijke wandeling te maken?

 

En wat met de absoluut essentiële mogelijkheid om in een dergelijke context onder goede voorwaarden familiebezoek te organiseren?

 

C'est un exemple de question que l'on peut se poser. Vous l'aurez compris, je n'engage en rien le gouvernement en disant cela. C'est clair; le gouvernement n'a pas parlé de cela et, en période d'affaires courantes, ce serait impossible.

 

À titre personnel, je n'y suis pas favorable, à moins qu'une étude me démontre que c'est une solution provisoire sans risque qui offre toutes les possibilités à la fois pour la sécurité des détenus et pour un travail de réinsertion. Si j'étais caricaturiste – je sais que M. Dedecker aime les caricaturistes –, je dessinerais un bateau avec quelques requins autour pour diminuer les investissements en matière de sécurité et un filet de sécurité au-dessus du bateau car les évasions par hélicoptère seraient beaucoup plus faciles sur ces bateaux-là que dans des prisons ordinaires. Mais je ne suis pas caricaturiste et je ne tiens pas à faire dans le simplisme. J'en reviens donc à ce que je disais; un programme d'augmentation de la capacité existe pour le moment et, en 2008, le programme d'ouverture des 1.200 places complémentaires débutera. Cela pose un nombre de questions impressionnant auxquelles il faudrait d'abord répondre avant de prendre une décision sérieuse à cet effet.

 

09.05  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik ben een klein beetje verbaasd door het antwoord van de minister, maar ook gerustgesteld. Ik ben verbaasd, want in het krantenbericht stond toch dat in regeringskringen werd bevestigd dat er zo’n denkspoor is. De minister ontkent dat. Misschien zijn het andere ministers die daarover nadenken en niet de minister van Justitie. Dat zou natuurlijk altijd kunnen.

 

Ik denk inderdaad dat de optie van de celboten, de gevangenisboten, geen structurele oplossing is. Er moeten volgens mij andere mogelijkheden zijn.

 

De problematiek van de geïnterneerden is aangehaald, en er zijn er heel wat. Als er op dat vlak maatregelen worden genomen, kan er ook capaciteit worden gewonnen, even groot als wat gewonnen zou worden met de boten. Er zijn een aantal heel mooie projecten opgestart en vorig weekend werd nog een prijs uitgereikt door de Liga voor de Mensenrechten aan een project in de gevangenis van Gent. Ik denk dat het heel waardevol is om de problematiek van de geïnterneerden verder te onderzoeken en daar structurele oplossingen voor te zoeken.

 

Er zijn volgens mij nog ander oplossingen mogelijk. Van de politieke kalmte in september heb ik gebruikgemaakt om een aantal gevangenissen te bezoeken. In Sint-Gillis stelde ik bijvoorbeeld vast dat er nog een hele vleugel moet worden gerenoveerd moet worden, waar er dus nog heel wat mogelijkheid is om extra plaatsen te creëren die nu niet worden ingevuld.

 

Er zijn dus nog andere mogelijkheden in plaats van te kiezen voor een noodoplossing als een gevangenisboot, wat voor ons absoluut geen optie is. Ik denk dat de minister dat ook wel duidelijk heeft aangegeven. Er zijn weinig mogelijkheden om activiteiten te organiseren. Wij kunnen natuurlijk wel zeggen dat het misdadigers zijn, maar zij moeten toch ook op een of andere manier activiteiten kunnen doen. Als een wandeling niet mogelijk is en de gevangenen moeten naar de kade worden gebracht om te wandelen in bepaalde kooien op de kade, is dat dan wel de goede oplossing? Ik stel mij daar heel veel vragen bij.

 

De gevangenisboot is blijkbaar geen optie. Het is nog niet door de regering aangesneden. Ik denk wel dat wij dat in de gaten zullen moeten houden, want wie weet wat een volgende regering allemaal van plan zal zijn.

 

09.06  Jean-Marie Dedecker (LDD): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Het is jammer dat u er soms een beetje een karikatuur van maakt.

 

Met een aantal van uw punten ga ik wel akkoord. Ik vind ook dat de geïnterneerden niet in een gevangenis thuishoren.

 

Dat hoor ik nu echter al ongeveer veertig jaar. U bent ook al vier jaar aan het bewind geweest. Er is niets veranderd. Die geïnterneerden zitten daar nog, en het is niet met een klein prijsje voor de gehandicapten…

 

09.07 Minister Laurette Onkelinx: (…)

 

09.08  Jean-Marie Dedecker (LDD): Ja, maar beslissingen worden er al veertig jaar genomen, mevrouw de minister.

 

09.09  Laurette Onkelinx, ministre: Je suis ministre, je ne suis pas maçon! Je ne peux construire moi-même les bâtiments, il faut un certain temps!

 

Les décisions ont été prises et l'argent est prêt à la Régie. Tout a été programmé!

 

09.10  Jean-Marie Dedecker (LDD): Wij hebben dat gezien in Dendermonde, tijdens de opendeurdagen. Ik weet dat het geld er is, maar pas als daar ontsnappingen zijn, kan men nieuwe…

 

Van een karikatuur gesproken, mevrouw, ik ken er nog wel enkele. Er zijn nog wel andere problemen, bijvoorbeeld dat de helft van de Belgische gevangenen gerelateerd is aan drugsverkoop en aan drugsgebruik. Wij zullen dat toch een keer van dichtbij moeten onderzoeken.

 

Zelfs met de bijkomende cellen – volgens wat u zegt tegen 2008, maar dat moet ik allemaal nog zien – mag u niet vergeten dat de gevangenisstraffen tot 8 maanden momenteel zelfs niet meer worden uitgevoerd. Daarjuist had ik het over de overbevolking van 2.000 mensen. Bij die 2.000 mensen worden vandaag al niet meer de mensen gerekend die niet in de cel gaan, want wie minder dan 8 maand krijgt, gaat effectief niet meer in de cel. Dat zijn de toestanden van vandaag.

 

Ik nodig u dan ook uit om eens naar Nederland te gaan. Ik nodig u echt uit naar Nederland te gaan. Er is geld genoeg om overal heen te reizen. Wel, Nederland is niet ver. Straks hebben wij zelfs een HSL naar daar. Wij nemen de trein en gaan kijken waar die boten liggen. Dan zult u ook zien, collega van Groen!, dat die niet varen maar dat het een gevangenisuitbreiding is die aan de kade ligt en dat de rest van de problematiek opgelost kan worden.

 

Nederland heeft dat gedaan. Inderdaad, zoals u zegt, het zijn geen luxeboten, en het lost het probleem op langere termijn niet op. Het lost wel de druk op voor de mensen die vandaag in de cel zitten, het lost de druk op voor de cipiers die vandaag enorme problemen hebben, want er gaat geen maand voorbij of er is ergens een staking in een of andere gevangenis. Dat is vorige week nog gebleken. Ik meen dat het toen in Andenne was. C’était bien chez vous, monsieur le président? C’était à Andenne, si je ne me trompe pas?

 

Le président: Il n’y a pas de bateaux.

 

09.11  Jean-Marie Dedecker (LDD): Il n’y a pas de bateaux, mais vous pouvez les déménager. A Ostende, il y a une belle plage. Ze kunnen dus rustig gaan wandelen op het strand voor mijn part. Er zijn voor alles oplossingen, mijnheer de voorzitter.

 

Ik vind het droevig dat men er een karikatuur van maakt, terwijl het een oplossing geweest is – wij kunnen dat onderzoeken – in Nederland waar men ook met een toevloed van illegalen werd geconfronteerd. Men heeft die mensen voor maximaal 6 maanden daarin opgesloten, in afwachting van de cellencapaciteit. Ik zeg niet dat het een definitieve oplossing is. Ik zeg gewoon dat dit verdient onderzocht te worden, gezien de schrijnende toestand in dit land blijft voortduren, zowel voor de gedetineerden als voor de geïnterneerden en voor de cipiers, wat bij de bevolking constant de indruk wekt dat er straffeloosheid heerst, omdat mensen met een straf tot 8 maanden niet worden opgeroepen wegens een gebrek aan cellen.

 

09.12  Laurette Onkelinx, ministre: Dat is niet waar. (…)

 

09.13  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijn scepticisme is helaas bewaarheid geworden. Dat had ik ook wel verwacht. Ik kon mij moeilijk voorstellen dat mevrouw Onkelinx die het vrijlatingbeleid heeft geïnstitutionaliseerd in dit land, voorstander zou zijn van dergelijke nochtans voor de hand liggende – of voor de hand drijvende – oplossingen.

 

Een strafuitvoeringsbeleid zou eindelijk uitgebouwd kunnen worden, mevrouw de minister, waarbij misschien voor de kort gestraften – want daar zal het straks over gaan in de programmawet – een tijdelijke oplossing kan worden geboden. Dat zou de druk in andere penitentiaire inrichtingen ook wel van de ketel kunnen houden.

 

Het feit dat u er niet wil op in gaan, is niet goed voor het gevangeniswezen en evenmin voor de cipiers. Het heeft geen positieve gevolgen, ook niet voor de gevangenen.

 

Ik wil citeren uit wat een topman van de DJI, de Nederlandse Dienst Justitiële Inrichtingen, daarover zegt, om de kritiek te pareren. “Als er al iets mis is, komt dat door de bewoners zelf”. Wanneer zij hun gezelschapsspelletjes door het raam smijten van de kajuiten waar zij gedetineerd zijn, is dat inderdaad een probleem dat zij zelf creëren. Zo maakt die man, de heer Kroon van de DJI, korte metten met de stuiptrekkingen die zich in de gemeenteraden hebben voorgedaan, waarbij ook de PvdA heeft moeten buigen voor het feit dat die cellenpontons er zouden komen.

 

Kortom, u sluit uw ogen voor de werkelijkheid, mevrouw de minister, u sluit uw ogen voor de problemen. U weet immers ook dat u er zelfs met de cellencapaciteit die nu in het vooruitzicht wordt gesteld – die 1.200 cellen – niet komt. Het zouden er, ten eerste, minstens 1.500 moeten zijn.

 

Ten tweede, uw interneringswet werd er aan het einde van de vorige legislatuur zeer snel doorgejaagd om toch maar een pluim op de hoed te kunnen steken. Wij weten dat er daarmee veel problemen zijn en dat die pas op kruissnelheid zal komen in 2010.

 

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wil u het volgende zeggen. Ik citeer uit een artikel dat destijds, eind 2004, verschenen is bij de Concentragroep: “De gevangenisboten, dat is een idee van het Vlaams Belang en daarom kan het niet gerealiseerd worden”. Mevrouw de minister, het spijtige van de zaak is dat u die realiteit niet onder ogen wil zien. Een idee dat gelanceerd werd en dat in regeringskringen misschien wel voor haalbaar wordt beschouwd, schiet u meteen af.

 

Jammer genoeg bevindt deze regering zich in lopende zaken. Spijtig genoeg bent u ontslagnemend. U geeft het idee voor degenen die er wel ernstig mee bezig zijn, ook ministeriële kabinetten en andere ministeries, daarmee voor geruime tijd de doodsteek. Het is wachten op de volgende regering die uw puinhopen zal moeten opkuisen, helaas.

 

09.14  Servais Verherstraeten (CD&V - N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, iedereen is het erover eens dat onze gevangeniscapaciteit dringend uitbreiding nodig heeft, op welke manier dan ook. Of dat met afdankertjes van de Nederlandse regering moet gebeuren is de vraag.

 

Mevrouw de minister, u sprak over 1.100 bijkomende plaatsen op korte termijn en u verwees naar 2008. Zouden alle commissieleden een kopij van dat uittreksel kunnen ontvangen? Het lijkt mij immers toch wel bizar, mevrouw de minister, dat in 2008 reeds plaatsen zouden opengaan. Ik weet wat het meerjarenplan inhield en ken de timing ervan. Behoudens vergissing van mijn zijde is er, buiten Merksplas, waar ongeveer 60 plaatsen zullen bijkomen in 2008, in 2008 geen bijkomende opening.

 

Le président: Mme la ministre de la Justice a dit qu'elle allait déposer à la commission le planning de l'ouverture des nouvelles places en 2008. Dès que nous aurons reçu ce document, il sera transmis à tous les membres par le secrétaire de la commission.

 

09.15  Laurette Onkelinx, ministre: Vous aurez la programmation des 1.200 places.

 

09.16  Servais Verherstraeten (CD&V - N-VA): Er werd ook een internering in Gent gepland, maar er werd nog maar alleen grond gekocht en dat zal dus niet voor 2008 zijn.

 

09.17 Minister Laurette Onkelinx: Zeker niet. Il faut un nouveau bâtiment.

 

Le président: Vous serez informés du planning prochainement.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de M. Joseph George à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "le transfert des affaires pendantes en matière de règlement collectif de dettes vers les juridictions du travail au 1er septembre 2008" (n° 653)

10 Vraag van de heer Joseph George aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "de overheveling van de hangende dossiers inzake collectieve schuldenregeling naar de arbeidsrechtbanken op 1 september 2008" (nr. 653)

 

10.01  Joseph George (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, la compétence du règlement collectif de dettes a basculé des tribunaux de première instance vers les juridictions du travail. Le problème est de savoir le sort qu'il convient de réserver aux affaires en cours. L'arrêté royal du 3 juin 2007 a prévu que l'ensemble des affaires pendantes devant les tribunaux de première instance seraient soustraites à la compétence des juridictions civiles (juges des saisies) et inscrites d'office au rôle des juridictions du travail le 1er septembre 2008. Tel est le principe.

 

Dans les faits, cela pose cependant divers problèmes. En effet, dès à présent, la plupart des juridictions de première instance fixent leurs dossiers pratiquement jusqu'au mois de juin prochain. Elles sont dans l'incapacité de fixer les audiences au-delà de la date butoir du 1er septembre 2008. Le contentieux s'accumule et on voit, à l'échéance, le transfert "en bloc" qui sera réalisé alors que les juridictions du travail n'ont pas la possibilité actuellement de fixer le solde des dossiers à partir du 1er septembre prochain.

 

Serait-il possible de connaître le volume des dossiers concernés par ce transfert?

 

Ne conviendrait-il pas d'organiser un transfert par étapes et de permettre aux juridictions du travail de recevoir dès à présent une partie des dossiers afin de pouvoir déjà les fixer à partir du 1er septembre 2008?

 

10.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le député, le délai imparti pour répondre à une question orale ne me permet pas de répondre à votre première question dans l'immédiat.

 

En ce qui concerne l'organisation du transfert de compétences proprement dit, dès le mois de juin 2007, j'ai mis en place un comité de surveillance composé de représentants du SPF Justice et des juridictions du travail. Ce comité a pour mission d'exercer une veille continue sur le déroulement quotidien et pratique du transfert de compétences, mission dont il s'acquitte d'ailleurs avec beaucoup d'efficacité. Les questions que vous posez sont actuellement à l'étude au sein de ce comité.

 

Par ailleurs, dans plusieurs juridictions du royaume, l'organisation des fixations se fait en concertation avec le tribunal de première instance et le tribunal du travail.

 

En ce qui concerne le phasage du transfert, je vous rappelle que la solution finalement adoptée dans la loi du 13 décembre 2005 est précisément déjà un transfert par étapes, soit les nouvelles affaires à dater du 1er septembre 2007, les anciennes affaires n'étant transférées qu'un an après. Il y a donc eu un phasage.

 

J'ajoute qu'en tout état de cause, il faut également tenir compte de la situation des tribunaux de première instance où, d'une part, le transfert a déjà commencé à produire des effets positifs en termes de lutte contre l'arriéré et, d'autre part, les autorités judiciaires tablent sur le transfert effectif et définitif au 1er septembre 2008.

 

Toute éventuelle nouvelle décision en la matière devra, me semble-t-il, être prise en tenant compte de l'ensemble de ces éléments.

 

10.03  Joseph George (cdH): Madame la ministre, je vous remercie. Je comprends parfaitement votre réponse mais un problème pratique va se poser; c'est pourquoi je souhaitais attirer votre attention. Les juridictions des saisies, les tribunaux et les greffes civils ne peuvent plus fixer au-delà du 1er septembre. Le volume des affaires "en stock" en première instance ne diminuera donc pas et, dès le 1er septembre, les juridictions du travail devront faire face à un volume de travail fort important.

 

La question est de savoir comment on pourra régler le transfert de manière pratique dans les conditions que vous avez précisées. Il serait évidemment plus facile de fixer déjà actuellement devant les juridictions du travail des anciens dossiers qui sont pendants devant les juridictions des saisies.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Linda Vissers aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over "het gebruik van prioritaire voertuigen bij de brandweer" (nr. 658)

11 Question de Mme Linda Vissers à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur "l'utilisation de véhicules prioritaires par les services d'incendie" (n° 658)

 

11.01  Linda Vissers (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wij vernamen dat een Brusselse ambulancier werd veroordeeld tot het betalen van een boete van 275 euro en acht dagen rijverbod kreeg opgelegd omdat hij tijdens een interventie een verkeersinbreuk zou hebben gepleegd door een rood licht te negeren.

 

De Brusselse brandweer ontving de voorbije acht maanden maar liefst 378 processen-verbaal. Brandweermannen dienen een opleiding hulpverlener-ambulancier te volgen alvorens zij met een ziekenwagen mogen rijden. De voorschriften en verplichtingen vinden we terug in het handboek “Hulpverlener-Ambulancier”, dat werd uitgegeven door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid.

 

Tijdens de lessenreeks die de aspirant-hulpverleners moeten volgen, komt ook de verkeerswetgeving aan bod. In deze cursus wordt het volgende punt duidelijk omschreven, zoals de wegcode voorschrijft in artikel 37.4. Ik citeer: “Wanneer het verkeer door verkeerslichten wordt geregeld, mag het prioritaire voertuig dat het speciaal geluidstoestel gebruikt, het rood licht voorbijrijden na te hebben gestopt en op voorwaarde dat zulks geen gevaar voor de andere weggebruikers oplevert.”

 

Aan de minister wil ik dan ook de volgende vragen stellen.

 

Hoeveel processen-verbaal werden opgesteld tegen brandweermannen-hulpverleners tijdens het jaar 2006 en het jaar 2007, tot heden, opgedeeld per provincie?

 

Ten tweede, het redden van een mensenleven is een van de prioritaire doelstellingen van de interventies van de brandweermannen-ambulanciers. Is het niet nodig de wetgeving aan te passen omdat blijkbaar nu brandweermannen-ambulanciers tijdens een dringende interventie, zoals in het bovenstaande voorbeeld, kunnen worden geverbaliseerd?

 

Ten derde, welke interpretatie geeft de minister aan de ministeriële omzendbrief van 16 juni 2004 van haar collega minister Dewael, betreffende het gebruik van de blauwe lichten en/of het speciaal geluidstoestel?

 

Ten vierde, moeten brandweermannen die kunnen bewijzen dat ze een dringende interventie uitvoerden, de hun opgelegde boetes voor een verkeersovertreding zelf betalen?

 

Ten vijfde, als een brandweerman-ambulancier die een dringende interventie uitvoert, wordt geverbaliseerd, zoals in bovenstaand voorbeeld, wordt dit dan ook vermeld op zijn strafblad, met alle gevolgen van dien voor de betrokkene?

 

11.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Vissers, ik moet u meedelen dat het niet mogelijk was om de gevraagde statistische gegevens te bekomen binnen het tijdsbestek waarin een mondelinge vraag moet worden beantwoord. Zodra deze gegevens in mijn bezit zijn, zal ik ze u bezorgen.

 

Het spreekt ook voor zich dat ik geen interpretatie zal geven van een rondzendbrief die niet door mijzelf maar door mijn collega van Binnenlandse Zaken werd opgesteld.

 

Ik kan u wel meedelen dat het vaststellings- en vervolgingsbeleid inzake misdrijven gepleegd door bestuurders van prioritaire voertuigen en voertuigen in opdracht is vastgelegd in de rondzendbrief COL 16/2006 van 6 september 2006 van het College van procureurs-generaal.

 

In de rondzendbrief vertrekt men van de wettelijke bepalingen omtrent de regels die bestuurders van prioritaire voertuigen moeten respecteren. Wat betreft de overschrijding van de maximaal toegelaten snelheid herinnert de rondzendbrief eraan dat artikel 37.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975, houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, het gebruik van de blauwe knipperlichten voorschrijft wanneer de prioritaire voertuigen een dringende opdracht uitvoeren.

 

Wanneer de blauwe knipperlichten zichtbaar zijn op de foto neemt de rondzendbrief aan dat de overtreding werd gepleegd in het kader van een opdracht en zal de procureur des Konings het proces-verbaal, dat in ieder geval dient te worden opgesteld, zonder gevolg klasseren, behalve wanneer hij een onregelmatigheid vaststelt.

 

Voor de inbreuken gepleegd met politievoertuigen is er in een speciale procedure voorzien. Wanneer de blauwe zwaailichten niet zichtbaar zijn op de foto, wordt er een standaardformulier opgestuurd naar de korpschef van de politieagent die de overtreding heeft begaan. De korpschef bevestigt of de inbreuk al dan niet werd gepleegd in het raam van een dringende opdracht. De procureur des Konings handelt vervolgens zoals reeds aangegeven.

 

Het College van procureurs-generaal denkt er over na om het systeem uit te breiden naar brandweervoertuigen en ambulances. Voor het voorbijrijden van een rood licht geldt dat een prioritair voertuig dat mag doen, op voorwaarde dat het speciale geluidstoestel wordt gebruikt, dat men voorafgaandelijk gestopt is en dat het geen gevaar oplevert voor de andere weggebruikers. Ook dan zal een proces-verbaal dienen te worden opgesteld, waarna het aan de procureur des Konings toekomt om na te gaan of de drie cumulatieve voorwaarden werden nageleefd.

 

Op geen enkele manier wijkt de omzendbrief af van de verplichtingen waarin de wegcode voorziet. Men kan niet beletten dat er pv’s worden opgesteld voor prioritaire voertuigen. Indien de bestuurders van de prioritaire voertuigen echter de wettelijke regels naleven, zullen zij niet worden vervolgd en per definitie ook niet worden veroordeeld.

 

11.03  Linda Vissers (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik meen dat het duidelijk is. Ik zal zeker uw antwoord aan de brandweermannen bezorgen, maar het ontbreken van echte wettelijke criteria voor dringende interventies staat mij tegen. Op dit ogenblik hangt de beslissing nog altijd af van de goede wil van de magistraat. In het geval waarover ik het had, is de brandweerman wel degelijk veroordeeld tot een boete van 275 euro en een rijverbod van een week.

 

Mijns inziens zou het positief en verstandig zijn om een initiatief te nemen waarbij men in een dergelijke specifieke verkeerssituatie de situatie “noodtoestand” laat afwegen door de procureur des Konings in plaats van door een rechter.

 

Dat zou overbodige vorderingen vermijden en laat een snellere beslissing toe. Nu wordt een proces-verbaal opgemaakt. De brandweercommandant kan dat weerleggen, bijvoorbeeld wanneer het om een dringende interventie gaat, maar het is nog altijd de rechter die beslist of er een vervolg komt of niet. Misschien zou het toch beter zijn dat door de procureur des Konings te laten afwegen. Als hij toch een verkeerde beslissing neemt, wat hier het geval is, kan men daar daarna nog iets aan doen. In dit geval is de brandweerman veroordeeld tot acht dagen rijverbod. Dat komt sowieso op zijn strafblad. Daarin zou toch nog enige opheldering moeten komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: La question n° 661 de M. Maingain est, à sa demande, reportée à la semaine prochaine.

 

De behandeling van de vragen eindigt om 11.43 uur.

Le développement des questions se termine à 11.43 heures.