Commissie voor de Justitie

Commission de la Justice

 

van

 

dinsdag 27 mei 2008

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 27 mai 2008

 

Matin

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.16 uur en voorgezeten door mevrouw Mia De Schamphelaere.

La séance est ouverte à 10.16 heures et présidée par Mme Mia De Schamphelaere.

 

01 Questions jointes de

- M. Josy Arens au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "la nécessité de prévoir une structure de contrôle dans la légalisation éventuelle de la pratique des écoutes téléphoniques" (n° 5247)

- M. Robert Van de Velde au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "la législation relative aux méthodes spéciales de renseignement" (n° 5630)

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Josy Arens aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de noodzaak om een efficiënte controle in te bouwen bij de eventuele legalisering van de telefoontap" (nr. 5247)

- de heer Robert Van de Velde aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de wetgeving inzake de bijzondere inlichtingenmethodes" (nr. 5630)

 

01.01  Josy Arens (cdH): Monsieur le ministre, il me revient que vous avez l'intention de légiférer en matière de méthodes particulières de renseignements en légalisant la pratique des écoutes téléphoniques, ce qui, j'en suis convaincu, serait indispensable dans certaines situations.

 

Cette légalisation permettrait aux agents de la Sûreté de l'État d’écouter librement certaines conversations mais, selon mes informations, personne ne serait en mesure de contrôler la nature de ces écoutes et ce, parce que le comité R qui est chargé de contrôler les services de renseignements n’en a pas les moyens, ni techniques, ni humains.

 

Aucune structure indépendante, qui travaillerait 24 heures sur 24 toute l’année pour vérifier les activités des agents belges de manière transversale et contrôler ainsi qui et ce qui est écouté, n’existe aujourd’hui.

 

Monsieur le ministre, quelles mesures préconisez-vous dans le cadre de la légalisation que vous entendez initier de la pratique des écoutes téléphoniques pour permettre ce contrôle?

 

Quelle est votre position, dans ce contexte, sur la création d’une structure de contrôle qui serait mise à la disposition du comité R mais également du comité P chargé du contrôle des services de police, de l’OCAM (Organe de coordination pour l’analyse de la menace), de la CETIF (Cellule de traitement des informations financières) ou encore de la CBFA (Commission bancaire, financière et des assurances)?

 

01.02 Minister Jo Vandeurzen: Mevrouw de voorzitter, er was ook een vraag van de heer Van de Velde over hetzelfde onderwerp. Ik zal gedeeltelijk in het Nederlands en gedeeltelijk in het Frans antwoorden.

 

Ik ben mij uiteraard ten zeerste bewust dat onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten dienen te beschikken over een efficiënte wetgeving in verband met het verzamelen van inlichtingen via bijzondere methodes. Ons land is immers een van de weinige landen in Europa waar de inlichtingendiensten voor het verzamelen van nuttige informatie alleen maar een beroep kunnen doen op menselijke informatie en menselijke bronnen, die trouwens zeer waardevol zijn, en op open bronnen, zoals de geschreven pers.

 

Als basis werd het wetsontwerp van de vorige legislatuur genomen en werd er rekening gehouden met de opmerkingen die geformuleerd werden door onder andere de Raad van State. Het is tevens de bedoeling de controletaak van het comité I te versterken. Gezien deze wet, wanneer zij van toepassing zal zijn, verstrekkende gevolgen kan hebben, maakt het wetsontwerp nog steeds het voorwerp uit van studie.

 

Ik hoop dat het wetgevende werk hieromtrent binnenkort weer aangevat kan worden in de parlementaire commissie voor de Justitie van de Senaat waar het oorspronkelijke ontwerp ook behandeld werd.

 

Je suis convaincu de la nécessité pour notre pays de se doter d'une législation à la fois efficace pour les services de renseignements et protectrice des droits fondamentaux du citoyen. Le projet de loi de la précédente législature est une bonne base de départ, ce qui ne signifie pas qu'il ne faut pas y apporter des modifications.

 

Lors d'un colloque organisé récemment par le groupe cdH, dont vous étiez l'un des modérateurs, un représentant de la Sûreté de l'État a rappelé que nous sommes l'un des rares pays au monde dont les services de renseignements peuvent uniquement se fonder sur des sources dites humaines. Même l'identification d'un numéro de téléphone n'est pas possible, ce qui est assez incroyable.

 

Étant donné que le projet de loi est toujours au stade de l'étude, je ne pense pas qu'il soit opportun d'évoquer ici les options envisagées par le groupe de travail. J'ai demandé au président du Sénat s'il était possible d'avancer avec les sénateurs qui avaient pris part à ces travaux au sein de la commission de la Justice de la législature précédente.

 

J'attire toutefois votre attention sur le fait que le texte du projet déposé par le précédent gouvernement prévoit des conditions et des mécanismes de contrôle tant a priori qu'a posteriori. Je souscris pleinement à cette idée. L'écoute, la prise de connaissance et l'enregistrement des communications sont qualifiés, dans l'ancien projet de loi, de méthodes exceptionnelles de recueil de données. Elles ne peuvent être appliquées qu'à titre exceptionnel, uniquement si les méthodes ordinaires et spécifiques s'avèrent insuffisantes pour la continuité d'une mission de renseignement effectuée à propos de certains types de menace potentielle.

 

Nous disposons donc d'un texte de base pour la discussion. J'ai demandé aux collègues du Sénat de prendre l'initiative de recommencer ce débat. J'insiste sur le fait que le contrôle doit se faire a priori et a posteriori. J'espère donc que le Sénat reprendra la discussion à court terme, parce que ce point est inscrit dans l'accord gouvernemental.

 

01.03  Josy Arens (cdH): Je remercie le ministre pour cette réponse qui me satisfait vraiment. En effet, nous estimons tout comme lui qu'il s'agit d'une méthode de recherche indispensable dans une série de situations, mais qu'elle nécessite des contrôles sérieux. Comme nous sommes sur la même longueur d'ondes, je ne peux que me réjouir.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 10.21 uur tot 10.26 uur.

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 10.21 heures à 10.26 heures.

 

02 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "het Blood and Honouronderzoek" (nr. 5326)

02 Question de Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "l'enquête sur Blood and Honour" (n° 5326)

 

02.01  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, tijdens de plenaire vergadering van 17 april 2008 stelde ik een vraag aan minister Dewael over de activiteiten die omstreeks die periode, met name tijdens het weekend van 19 en 20 april 2008, in ons land door Blood and Honour waren gepland. De activiteiten zouden voornamelijk in Vlaanderen plaatsvinden, waar een aantal locaties bij voornoemde organisatie nogal geliefd zijn.

 

De verantwoordelijkheid voor het optreden tegen voormelde activiteiten wordt vaak naar de plaatselijke burgemeesters doorgeschoven. Zij moeten dan inschatten of het al dan niet noodzakelijk is om in te grijpen. De burgemeesters zijn echter vaak niet of pas erg laat op de hoogte van de bewuste activiteiten. Het is dan vaak te laat om nog echt actie te ondernemen of een degelijke organisatieaanpak te plannen.

 

Een tijdje geleden, met name twee weken geleden, was er een uitzending van het VRT-programma “Koppen”, waarin via een undercoverjournalist duidelijk werd gemaakt dat Blood and Honour niet zomaar een onschuldige organisatie is. Zoals iedereen wel weet, is Blood and Honour een zwaar racistische organisatie, die tot geweld tegen joden en andere minderheden oproept. Zij roept ook tot racisme en discriminatie op.

 

Wij vernamen ondertussen – ook u zult er wellicht van op de hoogte zijn – dat Blood and Honour al twee nieuwe activiteiten in Vlaanderen heeft gepland, met name op 17 juni 2008 – de organisatie van een concert – en op 11 oktober 2008 – een herdenking, met name de Ian Stewart-Donaldsonherdenking. Niet toevallig zijn het bijeenkomsten waarbij uit verschillende landen van Europa neonazi’s naar België komen. België is immers een van de laatste landen waar zij dergelijke concerten nog ongestraft kunnen organiseren.

 

Tijdens de plenaire vergadering deed minister Dewael een oproep aan het Parlement om uit te zoeken of het Parlement via een wetsvoorstel of een aanpassing van de bestaande wetten een initiatief kan nemen. Wij zijn met de verschillende partijen effectief bezig met dat uit te zoeken.

 

Ondertussen wil ik er u toch aan herinneren dat uw voorganger, Tony Van Parys, tijdens de voorbije legislatuur zei dat de huidige wetgeving eigenlijk volstaat. Op basis van de negationisme-, antiracisme- en terrorismewetten en de wet op de privémilities kunnen al heel wat acties worden ondernomen.

 

Naar aanleiding van de twee vorige bijeenkomsten en de uitzending in het programma “Koppen” is mijn vraag de volgende.

 

Werd naar aanleiding van de uitzending “Koppen” een onderzoek naar de bijeenkomst in België gestart?

 

Parketwoordvoerder Tom Janssens verklaarde immers dat wat in de uitzending te zien was, effectief een inbreuk op de verschillende wetgevingen, zoals onder meer de antiracismewetgeving, betekende. Hij verklaarde ook dat hij samen met het parket de feiten grondig zou bekijken. Hij gaf aan dat, indien er inderdaad van een overtreding sprake zou zijn, er zou moeten worden opgetreden.

 

Kunt u dus bevestigen of een onderzoek naar de bijeenkomst in België werd gestart? Werd een onderzoek naar de bijeenkomst in Overpelt gestart?

 

Wat is uw houding ten opzichte van de organisatie van toekomstige bijeenkomsten?

 

Ik kan wel vermoeden wat uw houding zal zijn, maar ik stel de vraag toch maar, for the record. Hopelijk veroordeelt u dergelijke bijeenkomsten.

 

Hoe zult u met de kennis over geplande bijeenkomsten omgaan? Bent u van plan bepaalde stappen te ondernemen om die acties te verbieden, de uitspraken van uw voorganger Van Parys indachtig?

 

02.02 Minister Jo Vandeurzen: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Almaci, u hebt mij inderdaad enkele dagen voor de bijeenkomsten van 18 en 19 april een mondelinge vraag gesteld over de problematiek. Zoals ik destijds heb meegedeeld, heb ik aan de Veiligheid van de Staat de instructie gegeven zo vlug mogelijk aan de lokale politie mee te delen waar en wanneer de bijeenkomsten zouden plaatsvinden. U weet immers dat in deze neonazi- en extreemrechtse kringen de plaats van het gebeuren geheim wordt gehouden tot op het laatste moment. De politiediensten werden ingelicht door de Veiligheid van de Staat en waren paraat om eventuele strafbare feiten vast te stellen en desgevallend in te grijpen.

 

De bijeenkomst in Bellegem vond plaats in een gehuurde feestzaal van een herberg. De neonazi’s verzamelden eerder op de E17-parking te Nazareth en gingen van daaruit naar Bellegem. De auto’s droegen Belgische, Duitse en Nederlandse nummerplaten.

 

Zoals u weet, werd de vergadering incognito en clandestien met een verborgen camera gefilmd door een Duitse journalist. Hij infiltreerde gedurende een viertal jaren in het Europese neonazimilieu.

 

In verband met Bellegem kan ik u meedelen dat de lokale politie van de politiezone VLAS in eerste instantie geen proces-verbaal heeft opgesteld nopens de bijeenkomst van Blood & Honour op 19 april. De politiediensten hielden die dag een constante observatie van de zaal, maar er werden geen strafrechtelijke feiten, noch inbreuken op de openbare orde vastgesteld, althans niet op de openbare weg. Er was geen politieaanwezigheid binnen in de zaal, aangezien het, volgens hetgeen mij werd meegedeeld, een privémanifestatie in besloten lokaal betrof, waarop de vrijheid van vergadering toepasselijk is.

 

Na de uitzending van de televisiereportage waarop u alludeert, werd op vraag van de procureur des Konings te Kortrijk een proces-verbaal opgesteld door de lokale politie wegens aanzetten tot discriminatie, haat en geweld tegen een groep of een gemeenschap. De procureur startte op 7 mei een opsporingsonderzoek. De identiteit van diverse personen is bekend. De procureur-generaal van Gent deelt mij mede dat het de bedoeling is van het gerecht om al het beeldmateriaal in beslag te nemen en de betrokken personen te verhoren. Het parket-generaal te Gent deelt mij tevens mede dat op 7 mei de processen-verbaal officieel aan het federaal parket werden bezorgd, met verzoek om overname en coördinatie van het onderzoek, gelet op gelijkaardige gebeurtenissen in het recente verleden en het gegeven dat het federaal parket nu reeds het gerechtelijk onderzoek en de procesgang van de Dendermondse zaak BBET, de extreemrechtse groep Bloed Bodem Eer en Trouw, voor zijn rekening neemt.

 

Het is nu aan het federaal parket om uit te maken of deze al dan niet gevolg geeft aan het verzoek van het parket van Kortrijk.

 

Met betrekking tot de bijeenkomst in Overpelt werden er geen strafbare feiten vastgesteld, er werd dus ook geen proces-verbaal opgesteld en tot nu toe werd er ook nog geen opsporingsonderzoek geopend.

 

Bij brief van 15 mei – die brief had ik uiteraard verstuurd voordat ik kennis had van uw vraag – heb ik de procureur-generaal van Gent en Antwerpen, alsook de federale procureur, aangeschreven. Het lijkt mij immers mogelijk of zelfs waarschijnlijk – de televisiebeelden wijzen in die richting – dat er tijdens die bijeenkomsten inbreuken begaan werden op de wet van 23 maart 1995 betreffende het negationisme en/of de wet van 30 juli 1981, de antiracismewet. Uiteraard komt het mij niet toe om daar een definitieve positie over in te nemen, maar in ieder geval zou dat moeten worden onderzocht.

 

Daarnaast wijzen die samenkomsten, alsmede de documentatie die het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding mij liet geworden, op het bestaan in België van groeperingen die de rassenhaat zouden verkondigen en de genocide, gepleegd door het Duits nationaalsocialistisch regime, zouden ontkennen. U weet dat het behoren tot een groep of tot een vereniging die kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie verkondigt, en het verlenen van medewerking aan een zodanige groep of vereniging, strafbaar is volgens artikel 22 van de wet van 30 juli 1981. Ik denk onder meer aan de leiders van die groeperingen, aan de leden ervan en aan de personen die op een of andere wijze met kennis van zaken medewerking verlenen.

 

(Het geluid van een gsm weerklinkt)

(Une sonnerie de gsm retentit)

 

Bij voormelde brief heb ik de gerechtelijke overheid in kennis gesteld van mijn bezorgdheid over de feiten en tevens verzocht te letten op een gepaste coördinatie, gezien de vaststelling dat er tegelijkertijd in meerdere arrondissementen en rechtsgebieden vergaderd werd. Dat vraagt duidelijk een helikopterzicht op de zaak en daarvoor moeten de nodige schikkingen getroffen worden. Ondertussen weet u ook dat het federaal parket verzocht werd, door het parket-generaal, om eventueel na te gaan of hij de coördinatie op zich moet nemen.

 

Het voorafgaandelijk verbieden van dergelijke acties, waarover u een vraag hebt gesteld, valt buiten mijn bevoegdheid als minister van Justitie, aangezien dat een bestuurlijke maatregel is, maar zoals collega Dewael op een vraag in de Kamer heeft geantwoord – dat antwoord is ook mijn positie –, ben ik bereid om een parlementair wetgevend initiatief ter zake met aandacht te volgen en, omdat dat adequaat is, ook effectief te ondersteunen.

 

02.03  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik ben er zeer verheugd over dat hij zelf een brief heeft gestuurd en dat er met de parketten gewerkt wordt aan de aanpak van de twee bijeenkomsten die hebben plaatsgevonden.

 

Uiteraard werken wij voort aan ons initiatief. Wij hopen in ieder geval dat op 7 juni en 11 oktober de paraatheid er is. Ik zal dezelfde bezorgdheid ook meegeven aan minister Dewael.

 

Mijnheer de minister, ik leid uit uw antwoord af dat u die bezorgdheid absoluut deelt. Op 7 juni en 11 oktober hoop ik dat zowel de politiediensten als het parket paraat staan voor de bijeenkomsten op dat moment.

 

Ik dank u in ieder geval voor uw antwoord. Ik volg met aandacht op wat er uit de parketten zal komen inzake die bijeenkomsten.

 

Ik hoop dat we snel tot een initiatief kunnen komen om dat soort zaken in de toekomst te verbieden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega’s, onze minister van Justitie is zeer populair. Dat zien we aan het toenemend aantal vragen dat elke week binnenkomt. Ik ben nu wel genoodzaakt om het Reglement zeer strikt toe te passen. De heer Francis Van den Eynde is een tweede keer afwezig zonder verwittiging, dus ik verklaar zijn vraag nr. 5309 voor vervallen. Mevrouw Musin heeft laten weten dat zij niet aanwezig kon zijn voor haar vraag nr. 5377. Van de heer Landuyt heb ik geen bericht. Daarom gaan we nu over naar de vraag van de heer Geerts.

 

03 Vraag van de heer David Geerts aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de parkeerboetes en de privacywetgeving" (nr. 5439)

03 Question de M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les amendes pour infraction en matière de stationnement et la législation relative à la protection de la vie privée" (n° 5439)

 

03.01  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, zoals u weet is er de voorbije maanden heel wat ophef geweest in bepaalde steden en gemeenten over het al dan niet ter beschikking stellen van persoonsgegevens van de eigenaars van wagens die een gedepenaliseerde parkeerovertreding hebben begaan.

 

In ongeveer de helft van de rechtszaken naar aanleiding van die problematiek werd de overtreder in het gelijk gesteld zoals recent in Temse en in Oostende. Inzake privacy werden bedenkingen geuit bij de wettelijkheid van het huidige systeem. In de plenaire vergadering ondervraagd over het onderwerp, gaf toenmalig vicepremier Leterme aan dat er een probleem was. Ik overweeg ook uw collega Schouppe hierover een vraag te stellen, maar eerst eentje aan u omtrent het juridische aspect en dat in verband met de rechtbanken.

 

Ten eerste, kunt u de conclusies en de aanbeveling van de privacycommissie met betrekking tot de gedepenaliseerde parkeerovertredingen meedelen?

 

Ten tweede, volgt u die redenering of bent u een andere mening toegedaan?

 

Ten derde, op welke wijze kunnen steden en gemeenten voorkomen dat overtreders vrijuit gaan, omdat er procedureel een probleem is?

 

Ten vierde en ten laatste, bent u van plan de wetgeving hieromtrent aan te passen?

 

03.02 Minister Jo Vandeurzen: Het advies van de privacycommissie in de materie is publiek en kan door het geachte lid via de website gemakkelijk worden geconsulteerd. Ik verwijs naar advies 02 van 7 februari 2007. Ter informatie kan ik hierbij de conclusies van het betrokken advies meedelen. Voor alle duidelijkheid, het advies heeft onder meer betrekking op artikel 6, paragraaf 2 van het KB van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, dat bepaalt dat de persoonsgegevens van de databank van de kentekenplaten, het DIV-register, kunnen meegedeeld worden voor de identificatie van personen die belasting of retributies verschuldigd zijn bij het parkeren van hun wagen.

 

De privacycommissie heeft hierover het volgende standpunt ingenomen. Indien het een parking of een parkingplaats betreft die door de gemeente zelf beheerd en gecontroleerd wordt, vormt de betaling door de bestuurder van de wagen een retributie. In dat geval mag de gemeente de gegevens van de DIV-registers gebruiken om de betaling te innen. Indien het een zuivere private parking betreft, vormt de verschuldigde prijs geen retributie. Bijgevolg kan de beheerder van de parking wettelijk gezien geen toegang krijgen tot het DIV-register.

 

In geval van een concessie van openbare diensten waarbij de openbare overheid – de gemeente – het verrichten van een dienst die tot zijn bevoegdheden behoort – het parkingbeheer – overlaat aan een derde, in casu een private vennootschap, meent de privacycommissie dat de betaling geen retributie uitmaakt en dat de private concessiehouder bijgevolg niet gerechtigd is om rechtstreeks of onrechtstreeks toegang te krijgen via de gemeentelijke instantie tot het DIV-register, bij ontbreken hiervoor van een wettelijke basis in het KB van 20 juli 2001.

 

De commissie trekt de wettigheid van de gegevensverwerking die de niet-betalende parkeerder identificeert, niet in twijfel, of dat nu gebeurt door de beheerder van een private parking, de gemeentelijke instanties dan wel een privéonderneming die het betalend parkeren op de openbare weg of in een openbare parking in concessie kregen. Het feit dat er persoonsgegevens worden verwerkt die toelaten de wanbetalende parkeerder te identificeren, betekent daarom echter nog niet dat de gegevens kunnen worden verkregen op een manier die indruist tegen de bepalingen van het koninklijk besluit dat de toegang tot een officiële gegevensbank regelt.

 

Ik kan mij aansluiten bij de redenering van de privacycommissie. De steden en gemeenten dienen dus na te gaan of hun praktijken conform het advies van de privacycommissie zijn.

 

03.03  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Wanneer ik het advies van de privacycommissie letterlijk interpreteer, zijn alle steden en gemeenten die bijvoorbeeld via de gemeenteontvanger hun boetes laten versturen, niet in de wettelijkheid om dat te doen wanneer er een concessie is gegeven.

 

03.04 Minister Jo Vandeurzen: U kunt het advies van de privacycommissie consulteren. Dat is een advies waarmee ik uiteraard instem. De gemeenten moeten ervoor zorgen dat zij binnen dat advies functioneren.

 

03.05  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Er zal veel werk aan de winkel zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer David Geerts aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de dreigende verjaring van 18.000 verkeersovertredingen bij het parket van Brussel" (nr. 5440)

- mevrouw Katrien Schryvers aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de dreigende verjaring van 18.000 verkeersovertredingen bij het parket van Brussel" (nr. 5528)

04 Questions jointes de

- M. David Geerts au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "le risque de voir 18.000 infractions routières prescrites au parquet de Bruxelles" (n° 5440)

- Mme Katrien Schryvers au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "le risque de voir 18.000 infractions routières prescrites au parquet de Bruxelles" (n° 5528)

 

04.01  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, mijn vraag is zeer kort. Wij hebben vernomen dat de verjaring dreigt van een 18.000-tal verkeersovertredingen bij het parket van Brussel. Het gaat daarbij van parkeerfouten tot het rijden door het rode licht. Blijkbaar is de reden van die verjaring een schrijnend tekort aan kandidaten voor het ambt van politierechter.

 

Ik kom onmiddellijk tot mijn vragen. Ten eerste, kunt u bevestigen dat er daadwerkelijk 18.000 verkeersovertredingen dreigen te verjaren? Ten tweede, is er effectief een tekort op de politierechtbanken? En ten derde, – natuurlijk veel belangrijker – welke maatregelen plant u om het euvel op te lossen?

 

04.02  Katrien Schryvers (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik heb een vraag aangaande dezelfde berichtgeving over de dreigende verjaring van 18.000 verkeersovertredingen wegens overbelasting van de politierechtbanken in Brussel.

 

Is het inderdaad correct? Kunt u dat bericht bevestigen dat er 18.000 verkeersovertredingen dreigen te verjaren? Is de reden inderdaad dat alle zittingsdata voor de verjaringstermijn verloopt, bezet zijn bij de politierechtbanken in Brussel? Doet het probleem zich alleen voor in Brussel of bestaat die dreiging ook bij de andere politierechtbanken?

 

Welke maatregelen of welke initiatieven zult u nemen om die dreigende verjaring te voorkomen? Wordt er voorzien in een uitbreiding van het kader van de politierechters? Is de inschakeling van plaatsvervangers een oplossing? Wat is uw standpunt, mijnheer de minister, in verband met de mogelijke verlenging van de verjaringstermijn van de strafvordering voor dergelijke overtredingen?

 

04.03 Minister Jo Vandeurzen: Mevrouw de voorzitter, collega’s, ik heb op deze vraag al diverse keren in deze commissie geantwoord omdat het probleem van de politiebanken in Brussel een gekend probleem is. Vanuit het kabinet is dan ook al een aantal initiatieven genomen. In het begin van het jaar hebben wij al een aantal vergaderingen daarover gehouden.

 

De precieze cijfers die ik van het parket van Brussel mocht krijgen, zijn de volgende. Ik vestig de aandacht op het feit dat de laatste vraag daarover beantwoord is op 20 mei. Dat was een vraag van de heer Xavier Baeselen. Ik kan dus verwijzen naar dat antwoord.

 

Er zijn op dit moment 23.159 dossiers waarvoor geen gerechtsdag bepaald is voor de politierechtbank te Brussel. Daarvan dreigen er thans 530 binnenkort te verjaren. Die ruim 23.000 dossiers gaan over niet-hinderlijke en ongevaarlijke parkeerovertredingen, overtredingen van de eerste graad. Er zijn bovendien 2.062 dossiers van een andere categorie die tevens op fixatie wachten. Die zaken betreffen zware inbreuken als het niet-verzekeren van de burgerlijke aansprakelijkheid, alcoholintoxicatie, vluchtmisdrijf en ongevallen met gewonden. Volgens de inlichtingen die het parket van Brussel mij gaf, worden die dossiers op dit moment niet met verjaring bedreigd.

 

Ik vind het belangrijk te benadrukken dat uit de zorgwekkende cijfers niet mag worden afgeleid dat wij in Brussel gegroeid zijn naar een situatie waarin de vervolging en de bestraffing totaal scheeflopen. In 2000 was de sepotgraad 58,65%, terwijl zij in 2007 27,95% van het totale aantal dossiers bedraagt. Kortom: 27% wordt geseponeerd. U kunt dus met mij vaststellen dat het aantal dossiers waarin het parket vervolgt meer dan verdubbeld is.

 

Dit is het gevolg van het strenge vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie.

 

Er zijn thans twee openstaande plaatsen van toegevoegd rechter. Bovendien is er een rechter langdurig ziek sinds juni 2002. Dit komt neer op een tekort van drie rechters op een kader van 14 rechters, of in percentages uitgedrukt een capaciteitstekort van 21,5%. Als u weet dat een politierechter in Brussel gemiddeld 12.000 vonnissen uitspreekt, kan u meteen afleiden welke achterstand drie openstaande of niet-werkende plaatsen van rechter veroorzaken.

 

On se trouve donc face à une véritable surcharge. Cette situation est due à la vacance de deux places de juge et à l'absence pour maladie d'un juge. Il faut savoir qu'en 2007, à Bruxelles, les juges de police ont prononcé 44.932 jugements, soit une moyenne de 106 jugements par audience. Si l'on établit une comparaison avec l'année 2000, celle-ci est frappante. En effet, en 2000, les juges des tribunaux de police ont prononcé 20.432 jugements. On peut donc constater que le nombre de jugements pénaux a plus que doublé en cinq ans.

 

De gerechtelijke autoriteiten hebben mij eind december 2007 op de hoogte gebracht van de toestand. Zij hadden mijn voorgangster al maanden voordien ingelicht. Na een uitgebreide correspondentie met alle betrokken actoren, verschillende individuele onderhouden met deze overheden en een verklaring in mijn aanwezigheid in de beleidscel werd een actieplan van 12 bladzijden opgesteld. Dit actieplan heeft thans het principieel akkoord gekregen van quasi alle betrokken actoren.

 

Il ne faut pas s'attendre à des miracles! Ce n'est ni la faute des autorités judiciaires ni celle des autorités publiques si deux places de juges sont vacantes et si un juge de police est en congé de maladie de longue durée. Je vous laisse comparer le nombre de jugements que pourraient prononcer ces trois juges absents (un juge de police prononce 12.000 jugements par an) et le nombre de dossiers en souffrance. La comparaison est éloquente!

 

Samengevat bevat het actieplan de volgende maatregelen: zoeken naar plaatsvervangende rechters met het oog op een delegatie teneinde tijdelijk de vacante of niet-werkende plaatsen in te vullen; actief zoeken naar kandidaat-politierechters -u moet weten dat de twee vacante plaatsen vacant zijn sinds respectievelijk april en oktober 2006. De laatste publicatie verscheen op 30 januari 2008 en heeft slechts aanleiding gegeven tot een kandidatuur -, met de Hoge Raad voor de Justitie nagaan waarom zo weinig toekomstige politierechters in het toegangsexamen tot de magistratuur slagen; grondig onderzoek van het dossier van de langdurig zieke rechter; een structurele oplossing op verschillende vlakken zoals op het vlak van de benoemingsvoorwaarden en een eventuele kaderuitbreiding; een betere spreiding van de dossiers over de arrondissementen; enzovoort.

 

Fundamenteler is de noodzaak om het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie en de capaciteit van de rechtbank op mekaar af te stemmen. Als dat niet gebeurt, ontstaat er een flessenhals. De rechtbank raakt in ademnood en de achterstand neemt alleen maar toe. Ook dit is iets wat wij met het College van procureurs-generaal bespreken. Dit alles vereist een globaal management, ook vanuit het parket. De manier waarop dossiers naar alternatieven kunnen worden gericht, zoals minnelijke schikkingen, betalingen, enzovoort; wordt eveneens onderzocht.

 

Voor zover ik weet, is het probleem specifiek aan Brussel. Andere arrondissementen of kantons kunnen vroeg of laat ook te maken hebben met langdurig zieke rechters of openstaande plaatsen. Daarom is het belangrijk dat wij proberen een echte actie op te zetten in Brussel met zowel eventueel wetgevende maatregelen met het oog op structurele bijsturingen, als met maatregelen op het vlak van de organisatie en het vervolgingsbeleid.

 

Uw vraag in verband met de verjaringstermijnen. Ik ben een dergelijk voorstel niet ongunstig gezind. Ik denk echter niet dat wij op die manier duizenden zaken van verjaring gaan redden. Zelfs als wij de verjaringstermijn op de lopende zaken verlengen, blijven wij met het probleem zitten van de niet-ingevulde vacatures. Ik weet ook niet of het een goede manier van werken is om nu ad hoc een initiatief te nemen. Als de commissie zich daarover wil beraden, ben ik uiteraard graag bereid om aan het gesprek deel te nemen.

 

04.04  David Geerts (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, wij zien dat het aantal seponeringen sterk is verminderd. Op zich is dat een positief effect. 12.000 lijkt mij inderdaad wel een vrij belangrijk cijfer. Ik kan mij nog altijd niet van de indruk ontdoen, als ik de statistieken en de cijfers zie, dat verkeersovertreders die door een rood licht rijden in Brussel veel minder worden gestraft dan de verkeersovertreders die door een rood licht rijden in Mechelen.

 

04.05  Katrien Schryvers (CD&V - N-VA): Ik dank de minister voor zijn uitvoerig antwoord. Het is belangrijk dat het probleem structureel wordt aangepakt. De minister heeft in samenspraak met alle actoren daarvoor een uitgebreid actieplan opgemaakt. Ik denk dat dit heel goed is.

 

Natuurlijk moeten we niet onmiddellijk mirakels verwachten maar het is belangrijk dat het probleem wordt aangepakt en dat ervoor wordt gezorgd dat het probleem niet in andere gerechtelijke arrondissementen kan ontstaan. Vanzelfsprekend is het belangrijk om op dat vlak een goed management te voeren en het vervolgingsbeleid en de capaciteit op elkaar af te stemmen. Op dat vlak is er in de voorbije jaren natuurlijk heel veel geëvolueerd. Het is dan gemakkelijk om de politierechtbanken met de vinger te wijzen terwijl het normaal is dat bij veel instroom er een flessenhals ontstaat zoals de minister het noemde.

 

Het aspect van het verlengen van de verjaringstermijn is vanzelfsprekend ook geen mirakeloplossing. Het zou niet goed zijn om het signaal te geven dat dit nu de zaligmakende oplossing is voor een aantal dossiers die dreigen te verjaren. Misschien is dat iets dat we in zijn algemeenheid moeten bekijken, los van dit concreet probleem.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Michel Doomst aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de informatiedoorstroming tussen penitentiaire instellingen" (nr. 5479)

05 Question de M. Michel Doomst au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "la transmission d'informations entre les établissements pénitentiaires" (n° 5479)

 

05.01  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, uit onderzoek van het comité P, waar de jongste tijd toch nogal wat ruchtbaarheid aan gegeven wordt, blijkt dat de uitwisseling van informatie tussen de penitentiaire instellingen, het AIK en de politiediensten eigenlijk zo goed als onbestaande is, terwijl dat soort van informatie toch heel belangrijk is voor het degelijk overbrengen van gevangenen voor de betrokken politiediensten. Men zegt ook dat de onderlinge afstemming tussen de penitentiaire instellingen onvoldoende zou zijn, vooral op het vlak van het doorgeven van informatie. Er wordt gesteld dat de FOD Justitie dat probleem al een hele tijd kent en dat er ook een werkgroep is opgericht om daar wat aan te doen, minstens een inventaris van de problemen zoals ze zich voordoen, te maken en ook na te gaan welke oplossingen eraan geboden kunnen worden.

 

Mijnheer de minister, hoever staat het met de werkgroep die de inventaris zou maken van die problematiek?

 

Wordt er al gedacht aan concrete voorstellen om een betere doorstroming van informatie mogelijk te maken?

 

05.02 Minister Jo Vandeurzen: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Doomst, het verzekeren van de openbare orde in hoven en rechtbanken, het overbrengen van gevangenen en de handhaving van de orde en de veiligheid in de gevangenissen in geval van oproer of onlusten, worden geregeld door de dwingende richtlijn van de minister van Justitie van 13 december 2001. Die richtlijn werd uitgevaardigd met toepassing van de wet op de geïntegreerde politie en van de wet op het politieambt.

 

De informatiestroom over de dreiging in verband met een gedetineerde wordt door die richtlijn geregeld. Zo moeten de magistraten en de gevangenissen hun informatie bezorgen aan het arrondissementeel informatiekruispunt, het AIK. Het AIK staat in voor de ventilering van de informatie naar de bevoegde diensten.

 

Een werkgroep binnen het directoraat-generaal van de penitentiaire inrichtingen rapporteerde in november 2006 dat zowel op het niveau van de magistratuur, de politiediensten als de gevangenissen, de aanlevering van informatie onvolledig is of niet up-to-date gehouden. Die werkgroep legde zich vooral toe op de rapportering van de knelpunten omtrent die dwingende richtlijn van 13 december 2001, zonder er de oplossing voor aan te geven.

 

Ook het verslag van 2007 van het comité P meldt dat de interactie tussen het AIK en de penitentiaire inrichtingen niet altijd optimaal verloopt. Het comité stelt dat de informatiefiches en de coderingen die de gevangenissen hanteren, te weinig bruikbaar zijn voor de operationele opdrachten van de politie.

 

Medewerkers van mijn beleidscel en van mijn administratie hebben al enkele vergaderingen gehouden over de aanpassing van de dwingende richtlijn. Er werd een werkschema opgesteld met het oog op het herschrijven van de dwingende richtlijn. De werkgroep die daarmee belast is, bestaat uit leden van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen, in dit geval de directeur van het veiligheidskorps, de vaste commissie van de lokale politie en de directie operaties betreffende de administratieve politie.

 

De werkgroep dient een ontwerptekst van een nieuwe dwingende richtlijn uit te werken, op basis van de rapporten van het comité P van 2006, van de werkgroep Penitentiaire Inrichtingen van 2007 en van de werkgroep Penitentiaire Inrichtingen van 2006, onder andere op het vlak van de informatiedoorstroming. De werkgroep zal in een eerste fase de mogelijkheden op het vlak van informatica analyseren, waarbij de verschillende instanties, voornamelijk het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen, de politiediensten en de magistratuur, op een correcte manier de verschillende gegevens betreffende de gedetineerden kunnen ingeven.

 

In een tweede fase zal worden bepaald welke types van gegevens ingegeven dienen te worden in het systeem. De derde fase zal betrekking hebben op de verwerking van de gegevens, teneinde een correcte evaluatie van de dreigingsgraad van elke gedetineerde te verkrijgen. Er zal ook worden bepaald welke instantie zal instaan voor die evaluatie.

 

De concrete voorstellen moeten tegen eind dit jaar uitgewerkt zijn. Ondertussen dienen de betrokken diensten de huidige richtlijnen stipt en performant na te leven.

 

05.03  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw heel concreet antwoord. Ik veronderstel dus dat wij voor het einde van het jaar daaromtrent de nodige info zullen hebben. Ik dank u, omdat u het probleem heel duidelijk erkent en opvolgt. Ik kijk uit naar de concrete resultaten van de werkgroep, maar als die dit jaar nog voorliggen, dan lijkt mij dit qua timing zeer adequaat te zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de vrijheid van drukpers in verband met cartoons" (nr. 5514)

06 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "la liberté de la presse écrite s'agissant de caricatures" (n° 5514)

 

06.01  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op 25 april jongstleden veroordeelde de 20ste kamer van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel het maandblad MO tot het betalen van een symbolische euro schadevergoeding aan de zakenman George Forrest wegens het publiceren op de cover van een cartoon waarop de heer Forrest te zien is in kleding die herinneringen oproept aan wijlen Mobutu Sese Seko, een karikatuur dus.

 

Volgens de rechtbank is op deze cartoon de grondwettelijke bescherming van artikel 25 van de Grondwet niet van toepassing. In dit grondwetsartikel staat immers: “De drukpers is vrij; de censuur kan nooit worden ingevoerd; geen borgstelling kan worden geëist van de schrijvers, uitgevers of drukkers. Wanneer de schrijver bekend is en zijn woonplaats in België heeft, kan de uitgever, de drukker of de verspreider niet worden vervolgd”.

 

In het vonnis van 25 april staat: “De afbeelding op de cover kan niet worden beschouwd als de rechtstreekse uiting van een gedachte of mening in de betekenis die de artikelen 19 en 25 van de gecoördineerde Grondwet aan die uitdrukking hechten. Artikel 25 verwijst immers uitdrukkelijk naar de schrijver. De afbeelding die werd gebruikt op de cover is niets anders dan een voorstelling van een persoon en geen geschrift, waarop het uitzonderingsregime dat op de drukpersmisdrijven van toepassing is, geen uitwerking heeft”.

 

Het vonnis interpreteert het grondwetsartikel dus heel letterlijk. In dat geval geldt de persvrijheid in ons land alleen voor schrijvers, dus niet voor cartoonisten, hoewel de persvrijheid van cartoonisten en karikaturisten in Nederland en Denemarken momenteel een actueel thema is. Indien artikel 25 letterlijk wordt genomen, geldt de persvrijheid evenmin voor de journalisten van de audiovisuele media die geen schrijvers maar sprekers zijn. In dat geval geldt de persvrijheid evenmin voor opinies die worden verspreid via moderne communicatiemiddelen waarbij geen drukpers meer te pas komt.

 

Mijnheer de minister, graag vernam ik van u welke mening u geeft aan de grondwettelijke verklaring dat “de drukpers vrij is” en dat geen censuur kan worden ingevoerd noch borgstelling geëist van alleen schrijvers. Geldt de persvrijheid in ons land naar uw mening ook voor karikaturisten, voor de niet-schrijvende pers en voor moderne communicatiemiddelen, anders dan de drukpers?

 

06.02 Minister Jo Vandeurzen: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Colen, persvrijheid is een specifieke toepassing van de vrijheid van meningsuiting. In onze Grondwet wordt in bijkomende garanties voorzien en zodoende gaan wij verder dan het artikel 10 van het EVRM. Preventieve censuur kan niet worden ingevoerd voor de drukpers. Ook wordt in een cascadesysteem van getrapte verantwoordelijkheid voorzien, indien repressief moet worden opgetreden.

 

Onder “de drukpers is vrij” dient te worden verstaan, dat eenieder die dit wenst, kan gebruikmaken van de pers om zijn of haar vrijheid van mening uit te oefenen. Een drukpers wordt echter niet meer restrictief geïnterpreteerd in die zin dat het alleen zou gaan om de geschreven pers. Zowel in de rechtsleer als in de rechtspraak gaat men uit van een breder begrip en geldt het verbod op censuur ook voor radio- en televisieprogramma’s.

 

De waarborgen van de getrapte verantwoordelijkheid gelden, zoals u weet, slechts onder bepaalde voorwaarden en pas indien er sprake is van het uiten van een mening, kan dit systeem worden ingeschakeld en kan men zich beroepen op de bijkomende waarborgen voor de persvrijheid.

 

De vrijheid van meningsuiting, artikel 19 van de Grondwet, wordt dan weer restrictiever geformuleerd dan artikel 10 van het EVRM, dat immers ook gewag maakt van het verspreiden en ontvangen van informatie en gegevens. Zodoende kunnen we stellen dat de waarborgen van de persvrijheid niet in de eerste plaats afhankelijk zijn van de kwalificatie van het begrip schrijver dan wel van het begrip mening.

 

Er bestaat geen eensgezindheid over de vraag of een afbeelding als het uiten van een mening kan worden beschouwd. Een afbeelding of cartoon kan immers gelden als een pure illustratie, al dan niet verbonden aan een of andere tekst. Het komt dan ook de rechter toe om per geval te oordelen, wat mijns inziens ook voor andere communicatiemiddelen geldt.

 

06.03  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat – in vergelijking met het arrest – duidelijk meer overeenstemt met wat mensen in het algemeen en met het gezond verstand tegenwoordig verstaan onder persvrijheid. Uiteindelijk is de evolutie van het begrip pers in de loop der jaren inderdaad geëvolueerd om de audiovisuele media en waarschijnlijk ook de moderne communicatiemiddelen, zoals de zogenaamde blogs, mee in het begrip op te nemen.

 

Uw opmerking in verband met artikel 19 is interessant. Er kan inderdaad discussie over zijn of een afbeelding al dan niet een mening is. Daarover zijn vroeger nog discussies gevoerd, met name in verband met reclameafbeeldingen die bepaalde grenzen verleggen die mensen choqueren of in verband met pornografie, waarbij men in die gevallen telkens heeft geoordeeld dat het wel onder de meningsvrijheid zou vallen. Het is wel interessant dat uzelf, wat afbeeldingen betreft, de rechter de ruimte voor interpretatie laat om te oordelen of het wel degelijk om meningen en opinies gaat of dat het tot een ander terrein behoort.

 

Ik dank u in elk geval voor uw antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Valérie De Bue au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "l'extension du Palais de Justice de Nivelles" (n° 5542)

07 Vraag van mevrouw Valérie De Bue aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de uitbreiding van het Gerechtsgebouw van Nijvel" (nr. 5542)

 

07.01  Valérie De Bue (MR): Monsieur le ministre, à Nivelles, le manque de locaux pour la Justice est un problème grave, à tel point que dernièrement le procureur du Roi s'est exprimé dans la presse dans le but d'obtenir une évolution. Des problèmes importants se posent en matière de sécurité, mais aussi de salubrité et d'hygiène.

 

Les locaux de l'ancien palais de justice de Nivelles, situé au centre ville, sont nettement insuffisants. Des audiences ont d'ailleurs lieu dans les caves. Les salles de délibération servent aussi de réfectoire. Il n'y a pas de toilettes en suffisance. Dans de telles conditions, la sécurité des locaux n'est pas toujours assurée et présente donc des risques d'évasion, sans parler de ceux qui peuvent peser sur les magistrats.

 

Une première extension a été inaugurée en 2001, et il faudrait poursuivre ces travaux dans ce qu'on appelle le palais de justice II. D'après les informations données, en matière d'expropriation, les terrains nécessaires à la construction de l'extension ont été consignés dans un arrêté royal d'expropriation que le Roi a signé le 19 décembre 2007. Celui-ci a été publié au Moniteur belge du 22 janvier 2008. En ce qui concerne le budget nécessaire, un montant correspondant à l'estimation du comité d'acquisition d'immeubles a été approuvé et engagé le 14 décembre 2007. Celui-ci s'élève à 1.265.000 euros.

 

En ce qui concerne le calendrier prévu, les études sont censées se dérouler en 2008 et 2009 et les travaux d'extension en 2010 et 2011. Dans l'attente de ces travaux, une possibilité de déménagement s'ouvre pour un troisième endroit: l'ancien bâtiment de la police judiciaire. Cela fera provisoirement trois emplacements situés à différents endroits pour abriter un même service.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous confirmer ces informations, surtout celles relatives au calendrier prévu pour la construction de l'extension du palais de justice de Nivelles? Le budget des travaux, qui s'élève à 22.600.000 euros, est-il disponible? Ce montant est-il inscrit au plan pluriannuel d'investissements? Quelle est votre appréciation de la situation et de son impact sur le bon déroulement de la justice, ainsi que sur l'image de celle-ci auprès des justiciables? Pourrait-on prendre des mesures en attendant afin d'améliorer la situation? Est-il, par exemple, envisageable d'installer des porta cabines pour abriter des locaux d'urgence supplémentaires?

 

07.02  Jo Vandeurzen, ministre: Madame De Bue, l'extension du palais de justice de Nivelles est une option qui a été envisagée depuis plusieurs années. Une étude est actuellement en cours.

 

Cette étude relève de la Régie des Bâtiments. Pour plus de détails, je vous invite à vous adresser à mon collègue des Finances, qui en a la tutelle.

 

En ce qui concerne le calendrier et le budget de la construction du palais de justice II de Nivelles, je vous renvoie également à mon collègue des Finances qui pourra vous fournir ces renseignements.

 

Cette situation est connue. Elle est loin d’être idéale et mérite d’être améliorée. Je m’en préoccupe; c’est la raison pour laquelle un accord de principe a été conclu concernant l’aménagement des locaux de l’ancienne police judiciaire. Cet accord permet une solution provisoire pour le désengorgement du palais.

 

En fonction de l’état d’avancement de l’étude en cours de réalisation, la possibilité d'installer des porta cabines peut être envisagée, et ce en collaboration avec la Régie des Bâtiments qui devra en étudier la faisabilité ainsi que les possibilités d’implantation.

 

07.03  Valérie De Bue (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Vous reconnaissez que la situation n’est pas idéale; c’est déjà une bonne chose. Confirmez-vous que le montant est toujours bien inscrit au budget et que les travaux seront réalisés selon les modalités prévues?

 

07.04  Jo Vandeurzen, ministre: Excusez-moi de devoir le répéter, mais pour ce qui concerne les bâtiments, il convient que vous vous adressiez à mon collègue des Finances en charge de la Régie des Bâtiments.

 

07.05  Valérie De Bue (MR): Mais vous travaillez ensemble sur ce dossier; je pensais donc que vous aviez l’information.

 

Il faut poursuivre ces travaux et les terminer au plus vite, parce que c’est toute l’image de la Justice qui en pâtit aux yeux des justiciables. Je plaide vraiment pour que l’on avance le plus rapidement possible dans ce dossier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Renaat Landuyt aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de inwerkingtreding van bepaalde artikelen van de wapenwet" (nr. 5416)

08 Question de M. Renaat Landuyt au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "l'entrée en vigueur de certains articles de la loi sur les armes" (n° 5416)

 

08.01  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, on the record dank ik u nogmaals voor uw sympathieke strengheid.

 

Mijnheer de minister, de nieuwe meerderheid in het Parlement heeft beslist om de periode tijdens dewelke verboden wapens konden worden ingediend en vergunningsplichtige wapens konden worden aangegeven, te verlengen tot 31 oktober 2008. Van die periode zou meteen gebruik worden gemaakt om de wapenwet te evalueren en binnen de nieuwe meerderheid zo nodig overeenstemming te vinden.

 

Ondertussen wacht een aantal essentiële artikelen uit de wapenwet van 8 juni 2006 nog op inwerkingtreding. Ik denk hierbij aan de artikelen met betrekking tot het bekwaamheidsexamen en de deontologische code voor wapenhandelaars, de uitbating van schietstanden en de veiligheidsvoorwaarden waaraan het opslaan, het in bewaring geven en het verzamelen van vuurwapens of munitie zijn onderworpen. Ik meen dat het artikelen betreft die bij manier van spreken niet voor herziening vatbaar werden verklaard in het kader van het uitstellen van andere artikelen van de wet.

 

Daarom heb ik vragen in verband met de timing van de uitvoering. Zal er nu nog iets veranderen aan de wapenwet of niet?

 

08.02 Minister Jo Vandeurzen: Mijnheer Landuyt, het is een feit dat de door u aangehaalde artikelen van de nieuwe Wapenwet in werking gesteld moeten worden. De verlengde overgangsperiode tot 31 oktober van dit jaar geldt eveneens voor de nog niet in werking gestelde bepalingen. Het wordt dus dringend tijd. Het moet nu gebeuren, dat kan ik u bevestigen. Er is geen reden om er nog mee te wachten.

 

De wet bepaalt dat de resterende artikelen in werking gesteld zullen worden via een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Dat moet dan ook de nodige uitvoeringsbesluiten bevatten. De nodige voorontwerpen worden eind deze maand voorgelegd aan de Adviesraad voor Wapens. Nadien moeten de teksten naar de Raad van State, en tenslotte naar de Ministerraad. De timing is dus niet alleen afhankelijk van mij. In ieder geval, de teksten zijn voorbereid.

 

Een andere mogelijkheid bestaat erin de resterende artikelen in werking te laten treden ter gelegenheid van de reeds lang aangekondigde wetswijziging, waarnaar u verwijst, en die het voorwerp uitmaakt van besprekingen in de commissie en tussen de meerderheidspartijen in de commissie. Die wijziging is nog steeds zeer wenselijk wegens het arrest van het Grondwettelijk Hof, dat ons verplicht opnieuw in een kader te voorzien voor passief wapenbezit, maar ook wegens enkele technische correcties die op het terrein worden verwacht.

 

De commissie heeft een tijd geleden de bespreking aangevat van enkele wetsvoorstellen ter zake. Ik kijk hoopvol uit naar de voortzetting daarvan, opdat een akkoord zou worden gevonden om de wet aan te passen in het licht van de aanbevelingen die een jaar geleden werden geformuleerd door de bijzondere evaluatiecommissie die daartoe was opgericht, zonder dat daarbij evenwel afbreuk wordt gedaan aan de algemene filosofie van de wet.

 

08.03  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat eind deze maand de voorontwerpen klaar zullen zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "Google Street View et le respect de la législation sur la protection de la vie privée" (n° 5543)

09 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "Google Street View en de naleving van de privacywetgeving" (nr. 5543)

 

09.01  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, il est vrai que ma question est particulière mais elle est suscitée par un article du journal "Le Soir" du mercredi 21 mai – pour ne pas le citer – qui mettait en évidence que la société américaine Google avait procédé à des prises de clichés dans de nombreuses villes américaines et ce, au moyen de voitures équipées d'un système perfectionné de caméras qui permettent de prendre des clichés sur 360 degrés.

 

Disponibles via le service "Street view" de Google, ces clichés mis bout à bout offrent la possibilité de se balader dans une cité réelle en trois dimensions sans quitter son ordinateur. Ce programme aurait été lancé en juin 2007 aux États-Unis et a suscité de très nombreuses réactions, notamment sur la question du respect de la vie privée.

 

Il semblerait – c'est aussi l'objet de ma question – qu'à l'heure actuelle, il n'y ait pas encore de version européenne du logiciel. Par ailleurs, Google assure, par la voix de son porte-parole, qu'il se conformera aux lois locales et qu'il ne lancera "Street view" dans de nouveaux pays comme la Belgique que s'il est certain d'être en règle.

 

Il semblerait qu'aucune voiture n'ait encore circulé dans notre pays pour mettre en place ce type de programme. Aucune date ne semble non plus fixée pour débuter ce service chez nous.

 

Monsieur le ministre, j'aurais aimé connaître votre position sur ce type de service, notamment au regard de la loi sur la protection de la vie privée.

 

La Commission de la protection de la vie privée a-t-elle reçu une demande dans ce sens par Google ou par d'autres opérateurs existant en Europe?

 

09.02  Jo Vandeurzen, ministre: Madame la présidente, cher collègue, suivant la Commission de la protection de la vie privée, le consentement de la personne concernée n'est pas requis pour prendre sa photo. Par contre, il l'est pour la diffuser soit sur internet, soit via la presse.

 

La loi doit être appliquée. Il appartient à toute personne qui estime son droit à la vie privée violé de déposer plainte ou devant la Commission de la protection de la vie privée ou auprès du parquet ou encore auprès du tribunal de première instance siégeant en référé.

 

Il vous appartient donc d'interroger la Commission de la protection de la vie privée sur ce point. Celle-ci est rattachée à la Chambre.

 

09.03  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, c'est exact. Cela étant, votre réponse est une parfaite interprétation d'une législation, mais elle ne me rassure pas tout à fait. Ce n'est pas votre faute: c'est sans doute dû à la problématique de la législation sur la protection de la vie privée en général.

 

Concrètement, actuellement, Google pourrait se balader dans les rues de Bruxelles, prendre une série de vues et les diffuser via internet. À ce moment-là, chaque citoyen devra réagir en raison de la loi sur la protection de la vie privée pour empêcher la diffusion de son image sur internet.

 

Voilà qui n'est pas sans poser divers problèmes et questions quant au respect de la vie privée. D'ailleurs, ils se sont posés de la même façon aux États-Unis. Sans doute est-ce le prix de notre nouvelle société multimédia virtuelle.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Michel Doomst aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de uitspraken van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie" (nr. 5526)

- mevrouw Clotilde Nyssens aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de middelen van het Hof van Cassatie" (nr. 5558)

- de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "het tekort aan personeel en infrastructuur bij het Hof van Cassatie" (nr. 5561)

10 Questions jointes de

- M. Michel Doomst au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les déclarations du premier président de la Cour de cassation" (n° 5526)

- Mme Clotilde Nyssens au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les moyens de la Cour de cassation" (n° 5558)

- M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "la pénurie de personnel et d'infrastructure à la Cour de cassation" (n° 5561)

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, zoals u weet, hebben wij vorige week woensdag leden van het Hof van Cassatie ontvangen in deze commissie. Er werd toen een aantal bezorgdheden geuit.

 

10.01  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit onderwerp werd toen misschien ook aangeraakt.

 

Dit toch wel eerbiedwaardig orgaan van hoog niveau heeft ook recht op informatisering van niveau. Volgens de kritische pers, die we kritisch moeten benaderen, moet het Hof van Cassatie zijn computers nog draaiende houden met een adjunct-griffier en de chauffeur van de eerste voorzitter. Dit is een probleem. Het Hof van Cassatie zou toch over een volwaardig informaticus moeten beschikken. Blijkbaar heeft de voorzitter dit bij uw voorganger aangekaart, maar werd daaraan nooit een nuttig gevolg gegeven. Uit buitenlandse voorbeelden blijkt dat de hoven van cassatie daar wel degelijk goed worden ondersteund.

 

Bent u op de hoogte van deze problematiek? Ik vermoed van wel. Welk gevolg zult u eraan geven, wetende dat dit een probleem is dat een volwaardige oplossing vergt?

 

10.02  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, niet alleen de informatisering van het Hof van Cassatie is hier vorige week aan bod gekomen. Het Hof van Cassatie legde een redelijk lijstje van verzuchtingen voor, waarvoor we voor het ene onderwerp al wat meer begrip kunnen opbrengen dan voor het andere. Het ene is ook al wat dringender dan het andere.

 

Men kloeg over het algemeen over het gebrek aan materiële, administratieve en technologische bijstand, dus zowat het hele gamma dat een behoorlijke rechtsbedeling moet garanderen. Er schort wel overal iets aan.

 

Een eerste probleem betreft de referendarissen. Het Hof van Cassatie vraagt vijf extra referendarissen. Er zijn ook problemen met de uitloop. Referendarissen worden pas benoemd wanneer een andere niet meer werkt en met pensioen is. Er is dus geen inloopperiode voorzien. Dat betekent niet alleen een structureel tekort van vijf referendarissen, maar ook een probleem van opvolging.

 

Wat de werkomstandigheden betreft, er zijn lokalen voor het Hof van Cassatie ter beschikking in het Justitiepaleis, die echter niet in gebruik kunnen worden genomen. Het Hof van Cassatie maakte gewag van een pingpongspel tussen de FOD Justitie en de FOD Financiën, waardoor de lokalen niet gebruiksklaar geraken.

 

Ten slotte, het parket-generaal had ook zijn verzuchtingen en is hier ook aan bod gekomen. Eerlijkheidshalve moeten wij zeggen dat de procureur-generaal heeft gesteld dat u wel degelijk oor scheen te hebben naar de verzuchtingen van het parket-generaal, terwijl dat met uw voorgangster niet het geval was.

 

Wat het meest frappante was, en daarop is mijn voorganger, de heer Doomst, ook al ingegaan, is de informatisering. In Nederland zijn er zes voltijdse juristen aangesteld bij het Hof van Verbreking, in Frankrijk zeven bij het Hof van Cassatie en in België is er alleen maar iemand van het griffiepersoneel die zichzelf heeft moeten bekwamen en die wordt bijgestaan door - dat is hier letterlijk gezegd - de chauffeur van de eerste voorzitter. Dat is natuurlijk de belangrijkste verzuchting.

 

Mijn vraag is dan ook de volgende. In welke middelen wilt u voorzien voor al deze zaken en tegen wanneer?

 

10.03 Minister Jo Vandeurzen: Bij mijn aantreden als minister van Justitie heb ik onmiddellijk een afspraak gemaakt met de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, enerzijds als kennismaking, maar anderzijds om de aandachtspunten te kennen van het Hof van Cassatie. Naast het overzicht van wetgeving die nood heeft aan evaluatie en eventuele reparatie, ging tevens aandacht naar de werklastmeting binnen de zetel, aspecten van reorganisatie en modernisering. Ten slotte ging de aandacht naar de specifieke noden van het Hof van Cassatie, waaronder het optrekken van het aantal referendarissen in een eerste fase tot twintig eenheden en het voorzien, in het kader van de griffie of de referendarissen, in een informaticus.

 

Misschien even punctueel wat betreft de uitbreiding van het aantal referendarissen. Kort na het onderhoud met het Hof van Cassatie werd de administratie van de FOD Justitie belast met een onderzoek om na te gaan welke mogelijkheden voorhanden zijn om tegemoet te komen aan het verzoek en binnen welke termijn, en dit ingevolge het schrijven van 1 februari 2008 vanwege de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie. Tevens werd in februari 2008, door de eerste voorzitter gevraagd om mevrouw De Wolf, referendaris en afwezig wegens loopbaanonderbreking, te vervangen door het kader uit te breiden met een eenheid.

 

De procedure voor deze kaderuitbreiding houdt, naast het gevraagde advies van de Inspectie van Financiën, ook het akkoord in van de staatssecretaris voor Begroting en van de minister bevoegd inzake het Openbaar Ambt, waardoor zulke procedure al snel enkele maanden in beslag neemt. De eerste voorzitter van het Hof van Cassatie zal worden ingelicht over het verloop van de procedure.

 

Wat betreft de aanwerving van een informaticus, het volgende. Dit agendapunt werd eveneens ter sprake gebracht op het onderhoud dat ik mocht hebben met de eerste voorzitter. Hiertoe zou het gerechtelijk wetboek met betrekking tot de organisatie van de rechtbanken en parketten moeten worden aangepast om toe te laten binnen het rechtscollege informatici aan te werven.

 

Concreet beschikt het Hof van Cassatie over een softwarepakket, Syscas, dat specifiek voor hen is ontwikkeld in opdracht van ICT Justitie door de firma Bureau Van Dijk.

 

Die toepassing wordt nog steeds onderhouden door dezelfde firma. Met die firma worden jaarlijks contracten afgesloten door tussenkomst van ICT Justitie, met als doel dat de heer Nyssen van de firma een zeker aantal dagen ondersteuning geeft voor die applicatie en de maintenance verricht. Het gaat om een order per jaar van ongeveer 25.000 euro voor ongeveer twintig dagen.

 

Bij het Hof van Cassatie is de heer Thierry Dossche, adjunct-griffier, de systeemdirecteur. Daarnaast krijgt het Hof van Cassatie dezelfde ondersteuning van de stafdienst ICT als de andere jurisdicties in de rechterlijke orde. Zij kunnen bij problemen een beroep doen op de helpdesk van de stafdienst ICT, die eventueel ook een lokale interventie van een technicus regelt.

 

Het klopt wel dat de kwaliteit van de helpdesk een stuk beter kan. Met de onderbemanning van vandaag zijn we ook bezig. De projecten van 2008, goedgekeurd in het bureau van 2008, houden een gevoelige verbetering in van die helpdesk. Daar wordt dus prioriteit aan gegeven, evenals de extensie 2009, dus in het voorstel van begroting dat wij doen naar het jaar 2009 voor ICT.

 

Sta me toe er toch op te wijzen dat op heden geen enkel rechtscollege beschikt over een informaticus, en dat alle griffies en parketsecretariaten slechts beschikken over een systeembeheerder die werd opgeleid binnen het eigen personeelsbestand.

 

Ik kom nu tot de plaats van het Hof van Cassatie in de piramide van Cheops Justitie. Cheops Justitie heeft als bedoeling om in eerste fase de grootste groep van eindgebruikers te bereiken, zijnde de groep van de eerstelijnsparketten en -rechtbanken, de vredegerechten, de politierechtbanken en -parketten en de rechtbanken van eerste aanleg en hun parketten. Pas in een tweede fase komen de hoven van beroep en het Hof van Cassatie aan bod. Er is geopteerd om de grootste groep van eindgebruikers, die tevens instaat voor het beheer van de grootste kwantiteit van dossiers, eerst te bedienen. Dat neemt niet weg dat, gelet op de uitrol van Cheops Justitie over de eerstelijnsparketten en -rechtbanken, tevens werk moet worden gemaakt van de voorbereiding voor de andere rechtscolleges, zoals de hoven van beroep en de parketten-generaal, en uiteraard ook het Hof van Cassatie en het parket-generaal bij het Hof van Cassatie.

 

Cassatie is voorlopig gepland als laatste. Dat betekent niet dat er ondertussen geen andere moderniseringen op het vlak van ICT kunnen gebeuren. Een vergadering ICT met de hoofdgriffier zal spoedig worden georganiseerd om de behoeften beter te kunnen invullen. Iemand zal worden aangeworven om zich specifiek bezig te houden, op de stafdienst ICT, met de behoeften van Cassatie.

 

Ik kom nu tot de lokalen waarin het personeel van het Hof van Cassatie gevestigd is. Nadat de rechtbank van Koophandel uit het Justitiepaleis is vertrokken, heeft de gebouwencommissie de lokalen herverdeeld. Zo zijn een aantal ex-lokalen van de rechtbank van Koophandel ook toebedeeld aan het Hof van Cassatie. Voorts werd ook de oude griffie van de rechtbank van Koophandel bestemd voor het Hof van Cassatie. Er dienen vooreerst renovatiewerken te gebeuren, meer dan louter opfrissing van de lokalen.

 

Om vermelde redenen is aan de Regie der Gebouwen gevraagd om die renovatiewerken voor haar rekening te nemen en uit te voeren als eigenaar van het gebouw. Er werden alvast elektriciteitsaanpassingen gedaan.

 

Voorts is het Justitiepaleis een monument, waardoor het moeilijker en omslachtiger is om te renoveren, gezien de samenhangende ingewikkelde procedures.

 

Er zal geïnformeerd worden bij de bevoegde dienst van de Regie der Gebouwen om te weten te komen hoe het budgetbeheer en de planning omtrent de renovatie en opfrissing zullen verlopen.

 

10.04  Michel Doomst (CD&V - N-VA): Mijnheer de minister, ik denk dat we er inderdaad begrip voor moeten hebben dat in de overgang van PP – pen en potlood – naar PC voorrang wordt gegeven aan de instanties waarmee de gebruiker dagelijks het meest te maken heeft. Ik heb dus alle begrip voor het feit dat daar de prioriteit wordt gelegd. Ik begrijp ook wel van u dat we werk moeten maken van het juridisch kader om de aanwervingen van een dergelijk type informaticus mogelijk te maken.

 

Ten tweede begrijp ik ook dat u er alles aan doet om de operationaliseerbaarheid van de helpdesk te verbeteren. Ik hoor immers dat het mogelijk is daarop een beroep te doen, maar dat blijkbaar de echte assistentie die men van daaruit kan verlenen, beter zou kunnen.

 

Ik zou er dus op willen aandringen dat we het juridisch kader de komende maanden in het oog houden en dat men effectief werk maakt van een betere ondersteuning.

 

10.05  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, vijf referendarissen zou inderdaad wellicht te veel zijn. Bij het Hof van Cassatie was men zich daarvan ook bewust, maar men verwacht daar wel een grote toevloed aan zaken – dat komt straks in een latere vraag aan bod – indien er bij de strafuitvoeringsrechtbanken geen reguliere beroepsmogelijkheid komt, waardoor men bij Cassatie terechtkomt. Daardoor zou cassatie wel eens een te grote werklast kunnen krijgen.

 

U spreekt over werklastmeting inzake informatisering. Ik denk dat men op dit ogenblik echt niet naar een werklastmeting moet zoeken. Dat is voorbarig. De middelen zijn er niet. Ik hoor graag zeggen dat er een informaticus wordt aangesteld. Dat zal zeker nodig zijn. Helaas moet daarvoor ook weer het Gerechtelijk Wetboek worden aangepast. Ik hoop dat het ontwerp ter zake dan toch eerstdaags wordt ingediend. U zegt altijd: eerst in de middelen voorzien en dan pas wetsontwerpen indienen. In dit geval moet eerst een wetsontwerp worden ingediend, vooraleer de middelen ter beschikking kunnen worden gesteld.

 

Cassatie zegt zelf dat men pas in 2017 aan bod zou komen, mocht men het huidige schema voor de informatisering volgen. Dat is hier gezegd door de eerste voorzitter. Misschien kunt u daarop even inpikken.

 

Ik kan erin meestappen als u de filosofie van “teach the teachers” wil volgen, maar als men die wil volgen tot op het niveau van het Hof van Cassatie, toch een rechtsprekend orgaan sui generis, dan is men fout bezig. Hier is inderdaad dringend nood aan een informaticus. Wanneer men ziet dat men in het buitenland zes tot zeven informatici ter beschikking heeft van de magistraten, dan is één informaticus zeker niet te veel, zeker niet binnen het schema dat u hebt uitgetekend voor de informatisering en ook rekening houdend met het feit dat de helpdesk nog altijd niet naar behoren functioneert.

 

10.06 Minister Jo Vandeurzen: Ik wil toch in het algemeen een bedenking maken.

 

Ten eerste, ik meen dat de noodkreten of de signalen die men bij het Hof van Cassatie geeft over de infrastructuur legitiem zijn. Ik meen dat wij dat niet mogen minimaliseren. Maar velen zullen vragen hier gehoord te worden in de commissie. Maar het kan niet tot gevolg hebben dat wij plots alles laten vallen waarmee wij bezig zijn, de prioriteiten omswitchen en ons wenden tot het blussen van de brand bij degenen die zich melden. Zo zullen wij niet te werk gaan!

 

Toen ik naar de commissie gekomen ben om het informatiseringsproject aan te kondigen en de grote lijnen te schetsen, was dat precies omdat wij onmiddellijk gezien hebben dat er een probleem rijst. Hoe zullen wij de informatisering uit het slop halen? Hoe zullen wij de zaak operationeel maken?

 

Wij hebben daarvoor een strategie gekozen, die ik hier uitvoerig heb toegelicht en die een bepaalde chronologie veronderstelt. Die eindigt natuurlijk niet in 2018 of 2019 maar in 2011 of 2012. In 2011 moeten wij de omschakeling maken naar het Phenixconcept.

 

Ik hoop dat de commissarissen mij vergeven dat ik probeer er een lijn in te houden en dat ik niet vandaag naar rechts en morgen naar links begin te rijden, afhankelijk van de actualiteit. De vraag is terecht, maar wij zullen ze niet oplossen door onze administratie en de mensen die het project moeten implementeren, voortdurend andere directieven te geven. Dat moet gefaseerd gebeuren, dat moet planmatig gebeuren. Ik nodig de commissie uit kritisch te zijn wat de opvolging van de aangekondigde plannen betreft. Daar komt ook nog heel wat inertie bij kijken, met trekken en sleuren en afspraken maken, enzovoort, maar dat is wel de stijl die wij zullen hanteren.

 

Ik heb helemaal niet gezegd dat in het Gerechtelijk Wetboek informatici ingeschreven moeten worden. Ik zeg alleen dat men ze op dit moment niet kan plaatsen, zonder dat men de wet wijzigt. Het is niet de bedoeling dat wij op elke griffie van elke rechtbank sui-generisinformatici of andere informatici in het personeelskader inschrijven, zomaar uit de losse pols. Neen, daarvoor moet er een visie zijn. Wat is de bedoeling? Het beheer van de informatiseringsprojecten van Justitie. U weet dat wij naar een centrale server gaan, een gigantische server. Dat is hier in de commissie door de heer Lemmens uitgelegd.

 

Cassatie heeft sui-generissoftware. Die wordt onderhouden door een externe firma. Cassatie heeft een systeembeheer, zoals andere rechtbanken daarvoor ook binnen hun personeelskader op dit moment de eigen expertise hebben. Het debat over hoe wij dat in de toekomst anders moeten organiseren, kan gevoerd worden, maar ik meen dat voor de heel korte termijn, ten eerste, de implicatie van het informatiseringsproces via de grootste gebruikers, en ten tweede, het opdrijven van de kwaliteit van de helpdesk, goede manieren zijn geweest om het probleem aan te pakken.

 

Uiteraard moeten wij de komende weken en maanden daarover nog discussies voeren. Zoals ik al gezegd heb, er zal met de hoofdgriffiers gesproken worden over de acute problemen en noden. Maar wij zullen niet in de ene rechtbank een informaticus installeren en in de andere niet. Het Hof van Cassatie is natuurlijk een uniek en een hoog rechtscollege, maar er zijn ook de hoven van beroep en er zijn nog vele gebruikers die op dat vlak legitieme vragen formuleren.

 

Wij proberen de dienstverlening te verbeteren. De helpdesk is daarbij voor ons de eerste prioriteit. Wij zullen dat gesprek voeren. Wij zullen de informatisering planmatig aanpakken. Ik meen dat, als er iets is wat voor de mensen – die bij Justitie van zeer goede wil zijn – moet gebeuren, is dat wij wat wij aankondigen, ook proberen te doen. Dat is, meen ik, het belangrijkste, om ieders medewerking te verkrijgen.

 

Wat het justitiepaleis zelf betreft, dat is een geklasseerd monument. Daar bestaan procedures voor, die de werken niet eenvoudiger maken. Maar daarvoor is er, uiteraard, zoals wij in de commissie al meermaals besproken hebben, overleg met de Regie der Gebouwen.

 

Ik heb nog een punt over de referendarissen. Ik erken ook het legitieme karakter van de vragen ter zake. Ik wil absoluut niet de indruk geven dat ik dat niet ernstig neem. Het heeft echter totaal geen zin om de personeelsbehoeften van hoge rechtsorganen en andere in te vullen op basis van vraag en aanbod.

 

Men heeft een vraag en dan moet er genegotieerd worden. Immers, zo niet zegt morgen de eerste voorzitter van het hof van beroep van Brussel dat hij ook een groot probleem heeft, met de sui-generistoestand, de tweetaligheid enzovoort, en overmorgen is het dan een andere.

 

Zo blijven wij natuurlijk in een ad-hocbenadering, waarbij de indruk ontstaat dat wie het best kan lobbyen, wie het meest sensibiliteit voor zijn situatie kan veroorzaken, een reactie krijgt vanwege de overheid. Dat is geen goede manier om het spel te managen.

 

Een objectieve werklastmeting – wat is de objectieve behoefte aan personeel - is natuurlijk de basis om het gesprek op een correcte manier te organiseren en te objectiveren wat er nodig is volgens de instroom van de dossiers, de complexiteit – kan men die beschrijven en meten – van de dossiers.

 

Het zal u dus niet verbazen dat ook in de beleidsnota de opstart van die werklastmeting voor de zetel een prioriteit is. U mag ook verwachten dat wij in de volgende weken dat operationaliseren. Nogmaals, het doet geen afbreuk aan de juistheid van de vragen. Wij zitten echter met een beperkte hoeveelheid middelen. Wij moeten die juist alloceren en toebedelen. Dat vraagt toch een objectieve benadering.

 

Misschien is er dan geen instantreactie op een hier gesignaleerd probleem, dat overigens reeds vijf, zes, zeven jaar in de jaarverslagen van het Hof van Cassatie wordt gesignaleerd. Het is niet dat het de eerste keer is dat het hier ter sprake komt. Wij zullen een en ander planmatig proberen te doen en objectief. Ervoor zorgen dat wij een systeem, een filosofie hebben in de aanpak lijkt mij daarom ook belangrijk.

 

10.07  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, u hebt mij ook niet op tafel zien springen met betrekking tot die referendarissen. U hoort ook wel mijn kritiek tussen de lijnen wanneer men om vijf referendarissen vraagt. Men kan niet elke wens van elk college inwilligen.

 

Mijnheer de minister, u mag spreken over werklastmeting en objectivering en dergelijke. Ik hoop echter dat ik voor het einde van het reces - daarmee bedoel ik voor het einde van de gerechtelijke vakantie - kan vernemen dat de chauffeur van de eerste voorzitter niet meer aan informatica-, communicatie- en ICT-zaken hoeft te werken. Wanneer u dat probleem binnen een korte termijn uit de wereld helpt, bent u reeds op goede weg. Begin daarmee en met al de rest zal ik u later dan nog wel lastigvallen. Dat kan echter niet blijven bestaan.

 

Wanneer men pas in 2017 zal informatiseren bij cassatie, is er misschien een informaticus nodig. Ik dacht dat u gezegd had dat u daartoe het Gerechtelijk Wetboek zou aanpassen. Misschien heb ik dat dan verkeerd gehoord. Ik zal het nog eens rustig nakijken en dan kunnen wij er later nog eens over praten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "het controlesysteem van gedetineerden onder elektronisch toezicht" (nr. 5442)

11 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "le système de contrôle des détenus placés sous surveillance électronique" (n° 5442)

 

11.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb deze vraag ingediend naar aanleiding van de studiedag over de strafuitvoeringsrechtbanken. Deze keer is het geen vraag over wachtlijsten of personeelsuitbreiding bij de justitiehuizen. Het gaat om de vergelijking met het systeem van elektronisch toezicht in Groot-Brittannië. Het is bekend dat het budget van Justitie vandaag al kreunt onder de zeer hoge personeelskosten. U hebt twee weken geleden aangekondigd en bevestigd dat er 85 maatschappelijk assistenten extra worden aangeworven en dat er nog een tweede golf komt vanaf het verlof om het werk rond het elektronisch toezicht in de justitiehuizen uit te voeren. De taak van de maatschappelijk assistenten bestaat eigenlijk uit het controleren van de voorwaarden. Wat betreft de controle op de uurroosters, staan in Groot-Brittannië privéfirma’s in voor de louter technische controle. Zij gaan na waar de veroordeelde onder elektronisch toezicht zich bevindt en of hij of zij de uurroosters respecteert. Op die manier kunnen in Groot-Brittannië controleurs dag en nacht worden ingezet en flexibel inspelen op de schommelingen in het aantal gedetineerden onder elektronisch toezicht.

 

Vandaag had ik u gewoon willen vragen wat u vindt van dit systeem waarbij de louter technische controle 24 uur op 24 door privéfirma’s wordt uitgevoerd, met dien verstande dat de dossieropvolging natuurlijk verder gebeurt door de maatschappelijk assistenten van de justitiehuizen. Bent u dat principe goedgezind? Zou u eventueel een pilootproject overwegen?

 

11.02 Minister Jo Vandeurzen: Ik steun dit principe niet want het is nog steeds wettelijk verankerd dat de overheid instaat voor de strafuitvoering. Aan dit principe kan volgens mij niet worden getornd. De privéfirma’s leveren op dit moment toezichtmaterieel en het bijkomende controleprogramma maar de controle zelf gebeurt expliciet door ambtenaren van Justitie die rapporteren aan de opdrachtgevers. Dat is ook heel belangrijk. Zij moeten die gegevens kunnen doorgeven aan de opdrachtgevers, de gevangenisdirecteurs, de strafuitvoeringsrechtbanken of anderen die instaan voor de opvolging van de controle van de strafuitvoering.

 

Ik ben dus ook niet van plan om in die richting een pilootproject te overwegen. Het is misschien wel juist dat Justitie de uitgaven voor personeel vervangt door uitgaven voor dienstverlening maar dat blijft uiteraard een budget dat ter beschikking moet worden gesteld. Ik zeg u ook in alle eerlijkheid (…)

 

Dat is mijn overtuiging. Ik denk echter ook dat het niet verstandig zou zijn om het debat over de uitbreiding van de capaciteit en de aanwervingen die we daarvoor moeten doen opnieuw te vermengen met een ander debat. Dan riskeren we nog maanden immobilisme. Dat is niet mijn keuze. De keuze is gemaakt in de beleidsnota zoals die is toegelicht. We gaan voor een capaciteitsuitbreiding en we moeten een aantal wettelijke maatregelen nemen om toe te laten dat het NCET adequater kan reageren. Zoals afgesproken zullen we tegen het parlementair reces een round-up geven van de vooruitgang die we geboekt hebben.

 

11.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de cassatieberoepen tegen beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbanken" (nr. 5552)

12 Question de M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les pourvois en cassation contre les décisions des tribunaux d'application des peines" (n° 5552)

 

La présidente: Mme Nyssens n’est pas présente. Elle a demandé de reporter sa question.

 

12.01  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, sinds 1 februari 2007 zijn de strafuitvoeringsrechtbanken bevoegd voor de vervroegde vrijlating van gevangenen, althans indien zij straffen moeten ondergaan die de termijn van drie jaar te boven gaan.

 

De toepasselijke wetgeving voorziet niet in een mogelijkheid tot beroep tegen beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank. Dat komt voor een stuk ook tot uiting in de organisatie tot op heden. De veroordeelde kan enkel in cassatie gaan. Als juristen weten we allen waartoe cassatie dient, maar toch zien velen dat nog als een laatste strohalm om toch nog eens over de feitelijkheden te kunnen oordelen. Zo werden er in 2007 ongeveer 300 cassatieberoepen aangetekend. Het overgrote deel van die cassatieberoepen is uiteraard niet ontvankelijk. Daardoor is het dan ook duidelijk dat cassatie bijna uitsluitend gebruikt wordt als een oneigenlijk beroepsmiddel, om toch maar die laatste strohalm te grijpen. Het ontbreken van een beroepsmogelijkheid en vooral het feit dat er geen drempels werden ingebouwd voor het instellen van een cassatieberoep, zorgen voor een volstrekt zinloze verhoging van de werklast voor het Hof van Cassatie.

 

Mijnheer de minister, hebt u plannen om daar iets aan te doen? Bent u voorstander van het invoeren van een filter om zinloze cassatieberoepen tegen beslissingen van strafuitvoeringsrechtbanken te beperken? Zo ja, tegen wanneer wilt u daartoe overgaan? Zo nee, waarom niet? Ik denk dat dit een kostenbeperking met zich mee zou kunnen brengen indien op een bepaalde manier die zinloze beroepen afgeblokt worden.

 

Het zou van het goede te veel zijn ervoor te pleiten om meteen alles te reorganiseren en de strafuitvoeringsrechtbanken te voorzien van een beroepsinstantie. Dat zou getuigen van weinig ernstig oppositiewerk. Toch zou ik willen weten wat u zult doen om het het Hof van Cassatie op dit vlak wat gemakkelijker te maken.

 

12.02 Minister Jo Vandeurzen: Artikel 96 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de gedetineerden bepaalt dat het openbaar ministerie en de veroordeelde cassatieberoep kunnen instellen tegen beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank met betrekking tot het toekennen, afwijzen of herroepen van de strafuitvoeringsmodaliteiten die in titel 5 van de wet zijn bepaald tot herziening van de bijzondere voorwaarden, en tegen beslissingen die de strafuitvoeringsrechtbank neemt inzake voorlopige invrijheidsstelling om medische redenen, samenloop van misdrijven en vervanging van uitgesproken vrijheidsstraffen door werkstraffen.

 

Het cassatieberoep kan dus niet ingesteld worden tegen om het even welke beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank. Een beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank tot schorsing van een strafuitvoeringsmodaliteit zoals het E.T. of een voorwaardelijke invrijheidsstelling is geen beslissing waartegen een cassatieberoep mogelijk is. Inderdaad leidt de afwezigheid van de mogelijkheid van hoger beroep tegen beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank in de praktijk tot een toename van het aantal cassatievoorzieningen zonder rechtsvraag.

 

Dit is in strijd met artikel 147 van de Grondwet dat bepaalt dat het Hof van Cassatie niet in de beoordeling van de zaken zelf optreedt. Een en ander dreigt een gerechtelijke achterstand bij het Hof van Cassatie te doen ontstaan en schept valse hoop voor veroordeelden dat er een nieuw onderzoek naar hun zaak ten gronde komt.

 

Je suis conscient que, sans initiative légale, le nombre de pourvois en cassation inutiles augmentera certainement, lorsque la loi du 17 mai 2006 s’appliquera également aux condamnés à une peine privative de liberté de trois ans ou moins.

 

Un premier filtre possible qui pourra être envisagé est l’assistance obligatoire d’un avocat dans le chef des condamnés lors de l’introduction d’un pourvoi en cassation. Cette règle pourrait déjà endiguer les pourvois en cassation qui sont manifestement inutiles. Par ailleurs, j’ai déjà annoncé, à plusieurs reprises, que je comptais modifier et affiner la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des détenus. Je prendrai donc en considération cette préoccupation de la Cour de cassation et des deux parlementaires lors de l’adaptation de la loi.

 

12.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik ben blij dat u het in overweging neemt en dat u in de filter wil voorzien. Het is niet ongebruikelijk, tegenwoordig maakt dat zelfs opgang, om het hoger beroep wat te beperken. Wij moeten uiteraard goed weten dat wij met strafzaken bezig zijn. Het ligt altijd wat gevoeliger. Ik neem akte van het feit dat u in een filter wil voorzien. Ik hoop ook dat dit binnen een redelijke termijn kan worden gerealiseerd. Ik wil gerust afwachten wat dit betreft, maar u mag er uiteraard niet te lang mee wachten. Als u dat in overweging neemt, moet u dat ook uitvoeren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Questions jointes de

- M. Jean-Luc Crucke au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les propos du procureur général d'Anvers relatifs au secteur du diamant" (n° 5566)

- M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les critiques formulées par le procureur général de la cour d'appel d'Anvers à propos de la loi relative au diamant" (n° 5612)

13 Samengevoegde vragen van

- de heer Jean-Luc Crucke aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de uitspraken van de procureur-generaal van Antwerpen met betrekking tot de diamantsector" (nr. 5566)

- de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de kritiek vanwege de procureur-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen op de zogenaamde 'diamantwet'" (nr. 5612)

 

13.01  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de problematiek kwam al vaker aan bod, onder meer tijdens de begrotingsbesprekingen. De Ministerraad zette nu echter een orgelpunt, hoewel die term misschien slecht is gekozen, door het Masterplan voor de gevangenissen ongewijzigd goed te keuren.

 

De voorzitter: Mijnheer Schoofs, aan de orde is uw vraag nr. 5612.

 

13.02  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, excuseer mij. Ik heb een aantal vragen vandaag.

 

De voorzitter: De vraag gaat over de kritiek van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen op de zogenaamde “diamantwet”.

 

13.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, de fout gebeurde, doordat de heer Crucke niet aanwezig is.

 

La présidente: M. Crucke n’est pas présent. Il a demandé de reporter sa question n° 5566 ainsi que sa question n° 5586.

 

13.04  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat in een andere richting dan de vraag van de heer Crucke, die blijkbaar kritiek had op het feit dat de procureur-generaal bij het hof van beroep van Antwerpen, de heer Liégeois, kritiek uitoefende op de zogenaamde diamantwet.

 

Ik deel de kritiek van mijn collega, die hier vandaag niet aanwezig is, niet. De procureur-generaal mag gerust kritiek geven op een wetsvoorstel dat zich in een bepaalde fase van ontwikkeling bevindt. Het werd in het Parlement ingediend en in de commissie voor de Justitie al geagendeerd. Voorlopig staat het voorstel niet meer op de agenda van de commissie.

 

Mijnheer de minister, het feit dat de procureur-generaal u rechtstreeks een advies toestuurt, leidt er niettemin toe mij de vraag te laten stellen wat uw oordeel over de problematiek in kwestie is.

 

Ik weet dat het voor u misschien niet al te gemakkelijk zal zijn om te antwoorden, omdat u nu tussen de scheiding der twee machten gevangenzit, namelijk, enerzijds, de rechterlijke macht en, anderzijds, het Parlement. Bovendien moet u, in uw hoedanigheid van uitvoerende macht, ook nog eens een uitspraak over de kwestie doen.

 

Niettemin verwacht ik van u een standpunt.

 

13.05 Minister Jo Vandeurzen: Mevrouw de voorzitter, vooraleer op de inhoudelijk tegengestelde vragen te antwoorden, hoewel de heer Crucke hier niet is, zal ik eerst toelichten onder welke omstandigheden de uitspraken werden gedaan.

 

Op 20 mei 2008 werd door M&D Seminars en jura falconis in de KU Leuven een studiedag georganiseerd met als titel “The limits of the law are the limits of my company, het optreden van de wetgever/strafwetgever in het ondernemingsgebeuren”.

 

In het kader van voornoemde studiedag werd aan de procureur-generaal te Antwerpen gevraagd een bijdrage te leveren, waarvoor het wetsvoorstel houdende diverse maatregelen inzake inbeslagneming van ondernemingsgoederen werd gekozen.

 

In dat kader heeft de procureur-generaal te Antwerpen een rechtswetenschappelijke ontleding gegeven van bedoeld wetsvoorstel, waarbij in detail op alle facetten van de voorgestelde regeling werd ingegaan. Er werd nagegaan wat de bedoeling van het wetsvoorstel is, hoe het tot stand kwam, of in het voorstel gronden tot schending van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel aanwezig zijn, of een discriminatieverbod aanwezig is en of de onafhankelijkheid van de rechter daarbij al dan niet in het gedrang komt. Tevens lichtte de procureur-generaal te Antwerpen in bedoeld, wetenschappelijk debat toe waarom het wetsvoorstel in de praktijk niet realiseerbaar zou zijn.

 

De procureur-generaal was er niet van op de hoogte dat een krant met betrekking tot deze studiedag een artikel zou schrijven waarbij de procureur-generaal wordt geciteerd, zonder hem daarin te kennen. Het recht op vrije meningsuiting, dat door de Grondwet wordt gewaarborgd, geldt voor alle burgers, ook voor de magistraten. Een magistraat moet echter wel enigszins terughoudend zijn, als de uitoefening van zijn rechten de goede werking van de dienst die hij vertegenwoordigt in het gedrang zou brengen.

 

Het beginsel van de scheiding der machten verhindert evenmin dat een magistraat die gelast is met de toepassing van de wet de wetgever bijzonder attent meent te moeten maken op de moeilijkheden inzake de toepassing van ontwerpen, voorstellen, of van kracht zijnde teksten. Dit dient echter te gebeuren op een discrete manier en in een juiste context.

 

U weet, wat dit wetsvoorstel betreft, dat ik zelf het advies gevraagd heb van het College van procureurs-generaal. Dat advies werd trouwens aan de commissie bezorgd. Het is duidelijk dat de voorzitter van het College, in casu de procureur-generaal van Antwerpen, zeer goed gedocumenteerd was over het advies en het standpunt dat het openbaar ministerie ten opzichte van deze materie heeft ingenomen. Het is trouwens een publiek standpunt, want het advies werd u bezorgd.

 

Zoals u weet, zoekt het wetsvoorstel naar een evenwicht tussen de realiteit van de economische wetmatigheid tegenover de basisrechtsbeginselen. Er is, zoals ik gezegd heb, een advies gevraagd aan het College van procureurs-generaal. In fine van het advies stelde het openbaar ministerie dat het bereid was om, rekening houdend met de economische realiteit, een constructieve dialoog aan te gaan met de officiële representatieve organisaties van de economische sectoren die een nadeel zouden ondervinden van het beslag per equivalent.

 

Als gevolg van dit voorstel van het openbaar ministerie zijn trouwens alle betrokken partijen, zowel vanuit de gerechtelijke wereld, het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters en het COSIV als vanuit de bedrijfswereld, niet alleen de diamantsector, maar ook Unizo en het VBO, uitgenodigd voor een open debat omtrent deze problematiek.

 

Het gaat over een wetsvoorstel. Het zal dus aan het Parlement zijn om daarover een beslissing te nemen, maar ik wil u de reactie van de procureur-generaal niet onthouden, naar aanleiding van de vragen die u stelt en waaromtrent ik natuurlijk ook aan hem om een reactie gevraagd heb. De journalist die zich wellicht had ingeschreven voor deze opleiding, ik citeer: “heeft blijkbaar op volstrekt ongenuanceerde wijze deeltjes van dit betoog uit hun kader gehaald, gekleurd en er bovendien eigen preciseringen ingeschoven die hem alleszins een sensationeel artikel konden bezorgen, waarbij hij de aard en de teneur van een bijzonder genuanceerd discours heeft verdraaid. Ik kan dit enkel betreuren, want het maakt het straks onmogelijk om in een wetenschappelijke omgeving, waar het ten andere onder meer over talrijke onvolkomenheden van de strafwet en het strafprocesrecht ging, tussen meerdere actoren op vrije wijze een wetenschappelijk debat te kunnen aangaan, met als enig doel voor de toekomst verbeteringsvoorstellen te kunnen doen.”

 

13.06  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Dat is inderdaad wat ik verwachtte. De procureur-generaal is zijn boekje helemaal niet te buiten gegaan. Voor het overige zullen wij hier nog een hartig woordje spreken over het wetsvoorstel. Ik maak mij alleen de volgende bedenking. Men noemt het nu al de diamantwet. De fractieleider van CD&V zei dat evengoed een bakker of een slager hiervan kan profiteren. Men had daarop maar moeten anticiperen en het de bakkerswet of de slagerswet noemen.

 

De voorzitter: Niemand van de indieners heeft het de diamantwet genoemd.

 

13.07  Bert Schoofs (Vlaams Belang): (…) dat wij daarover spreken, mevrouw de voorzitter. Wanneer wordt het wetsvoorstel trouwens geagendeerd?

 

De voorzitter: Dat zullen wij bekijken tijdens de regeling van de werkzaamheden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Monsieur Maingain, tout d'abord, je dois vous dire que le ministre a déjà répondu à la question n° 5580. Il s'agit d'une erreur de la commission. Le cabinet avait joint les questions relatives au tribunal de Bruxelles, mais elles ne figurent pas comme telles à l'ordre du jour.

 

13.08  Olivier Maingain (MR): Madame la présidente, je sais que le ministre a déjà répondu lors d'une réunion antérieure. Il me restait quelques sous-questions à poser à propos de certains aspects, mais j'y reviendrai ultérieurement.

 

14 Question de M. Olivier Maingain au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les suites à réserver au récent arrêt de la cour d'appel de Bruxelles relatif à l'acquittement d'un assesseur dans un bureau de vote de Lennik lors des élections législatives du 10 juin 2007" (n° 5579)

14 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "het gevolg dat dient te worden gegeven aan het recente arrest van het hof van beroep van Brussel inzake de vrijspraak van een bijzitter van een stembureau in Lennik bij de parlementsverkiezingen van 10 juni 2007" (nr. 5579)

 

14.01  Olivier Maingain (MR): Monsieur le ministre, le 20 mai dernier, la cour d'appel de Bruxelles, chambre flamande, a acquitté un assesseur qui avait refusé de siéger lors des élections législatives du 10 juin 2007 dans un bureau de vote de Lennik, au motif bien connu selon la thèse des tenants de ce point de vue politique, que l'arrondissement électoral de Bruxelles–Hal–Vilvorde n'était pas encore scindé. La cour a ainsi réformé le jugement intervenu en première instance du tribunal correctionnel qui avait condamné le prévenu et, dans sa motivation, la cour a considéré que le législateur n'a pas déterminé les causes légales permettant à un assesseur ou à un assesseur suppléant de ne pas siéger et que, dès lors, la cour d'appel peut les déterminer de manière discrétionnaire. Bien! Je ne savais pas qu'il revenait aux juridictions de légiférer au-delà de ce que la loi détermine.

 

Par ailleurs et de manière encore plus contestable, la cour relève parmi ses attendus que le Parlement flamand a admis dans une résolution postérieure à l'arrêt de la Cour constitutionnelle qu'il n'était pas possible de défendre auprès de la population le fait que les électeurs flamands de l'arrondissement électoral de Bruxelles–-Hal–Vilvorde soient traités différemment des électeurs francophones de celui-ci. Cette justification d'ordre politique – dont on peut discuter à l'infini mais qui est sans rapport avec le débat juridique – est évidemment contraire à la sécurité juridique, surtout si les juridictions judiciaires devaient généraliser pareil argument.

 

En guise de boutade, j'ai dit que j'invitais par exemple les tenants de la régionalisation du Code de la route à recommander publiquement aux conducteurs de ne plus respecter le code car tant qu'on n'avait pas régionalisé ce dernier, on pourrait peut-être obtenir des juridictions qu'il n'y avait pas lieu de condamner des chauffards pour excès de vitesse. C'est un raisonnement similaire: il suffit qu'il y ait un appel politique à ne pas respecter la loi pour qu'une juridiction puisse considérer que cet appel politique est impératif et s'impose au-delà des dispositions légales ou contrairement à elles.

 

Cet arrêt est même en contradiction, si je ne m'abuse, avec une jurisprudence de la cour d'appel d'Anvers ou de la cour d'appel de Gand qui avait condamné des assesseurs ayant refusé de siéger dans des bureaux de vote ou de dépouillement lors de précédentes élections, respectant ainsi les dispositions du Code électoral et particulièrement l'article 95, §10 qui est sans ambiguïté quant à sa portée.

 

Je cite: "Sera puni d’une amende de 50 à 200 francs, l’assesseur ou l’assesseur suppléant qui n’aura pas fait connaître ses motifs d’empêchement dans le délai fixé ou qui, sans cause légitime, se sera abstenu de remplir les fonctions conférées. L’appréciation de la cause légitime ne revient qu’au seul président du bureau de vote ou du bureau de dépouillement".

 

Cet arrêt de la cour d’appel a une portée plus politique que juridique. Laisser une haute juridiction comme la cour d’appel de Bruxelles exprimer un arrêt d’une telle portée sans que le parquet général ne réagisse par un pourvoi en cassation, permettrait de créer une jurisprudence totalement contestable.

 

Aussi je vous demande, monsieur le ministre, si vous allez faire usage de votre pouvoir d’injonction pour inviter le ministère public à former pourvoi en cassation, de sorte que la Cour de cassation puisse se prononcer dans cette affaire.

 

14.02  Jo Vandeurzen, ministre: Cher collègue, je n’ai pas encore pris connaissance de l’arrêt paru fin mai 2008, émanant de la cour d’appel de Bruxelles, par lequel un assesseur qui avait refusé de siéger dans un bureau de vote lors des élections fédérales du 10 juin 2007, avait été condamné pour ce refus en vertu du Code électoral.

 

Je ne connais donc pas les motifs précis sur lesquels l’acquittement est fondé. Le parquet général de Bruxelles m’a entre-temps fait savoir que l’arrêt en question était à l'étude et qu’une décision serait prise en temps voulu pour introduire éventuellement un pourvoi en cassation.

 

Dans trois dossiers similaires, le 17 janvier 2008, trois inculpés avaient été condamnés par la cour d’appel de Gand, pour motif qu’ils s’étaient soustraits à leur désignation comme membre d’un bureau de vote. La défense s’est pourvue en cassation à l’encontre des trois arrêts de condamnation.

 

Vu que la Cour de cassation a déjà été saisie dans ces trois affaires et qu’elle devra se prononcer en temps opportun sur les motifs invoqués qui fondent le pourvoi en cassation, la jurisprudence en Cour de cassation pourra sans doute faire autorité. Je ne souhaite dès lors pas faire usage de mon droit d’injonction positive, qui doit d’ailleurs être considéré comme une mesure exceptionnelle. Il me paraît indiqué que l’instance normalement compétente, à savoir le parquet général de Bruxelles, décide en temps opportun, s’il pourvoit en cassation ou non.

 

14.03  Olivier Maingain (MR): Monsieur le ministre, je vais me faire le plaisir de vous remettre l’arrêt de la cour d’appel, si vous ne l’avez pas. Vous pourrez ainsi en prendre connaissance. Il est cependant étonnant que le ministère public ne vous l’ait pas encore transmis.

 

Vous dites ne pas en avoir eu connaissance et, de ce fait, ne pas encore pouvoir vous prononcer. Cependant, vous déclarez quand même que vous ne ferez pas usage de votre pouvoir d’injonction positive. Or, vous relevez que, dans trois affaires où la cour d’appel de Gand a veillé à respecter et à faire respecter la loi, il y a un pourvoi en cassation. C’est tout à fait logique, étant donné que c’est l’exercice des droits de recours qui est ouvert à tous les justiciables. Ceci étant, ce n’est pas parce qu’il y aura, demain, un arrêt de la Cour de cassation qui confirmera ou réformera l’arrêt de la cour d’appel de Gand que cela aura une portée pour la cour d’appel de Bruxelles. Dès lors, cette décision de la cour d’appel de Bruxelles sera définitive, faute de pourvoi en cassation. Comme la cour d’appel de Bruxelles est encore appelée à connaître d’autres dossiers – en effet, je crois savoir que d’autres poursuites sont intentées et d’autres arrêts attendus –, cet arrêt-ci risque de faire jurisprudence et autorité dans le ressort de l’arrêt de la cour d’appel de Bruxelles. Celle-ci pourrait dès lors perpétuer une jurisprudence qui serait éventuellement contestée par la Cour de cassation mais que la Cour de cassation n’aurait pas à connaître, faute de pourvoi.

 

Monsieur le ministre, dans cette affaire, je crois vraiment qu’il y va de la crédibilité du fonctionnement de la Justice. Cela relève tout de même du respect des droits fondamentaux liés à l’exercice de la démocratie et à l’organisation des élections dans un État démocratique. En tant que ministre de la Justice, vous devez veiller à ce qu’il y ait uniformité de jurisprudence sur tout le territoire de ce pays, quelles que soient les personnes concernées, quelle que soit leur appartenance linguistique et quelle que soit la langue utilisée. Dans un État démocratique, il y a quand même un devoir que les missions que la loi confère à des citoyens soient exécutées. Si la loi n’a pas permis d’autres motifs de justification que ceux qui sont prévus, il n’appartient pas à une autorité judiciaire d’inventer, pour des motifs vraiment politiques – personne ne le conteste en l’occurrence –, une jurisprudence tout à fait contestable.

 

Je vous demande, pour la crédibilité de nos institutions dans un État démocratique, de veiller à l’uniformité de nos jurisprudences.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Samengevoegde vragen van

- de heer Bert Schoofs aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de kritiek vanwege de Inspectie van Financiën op het Masterplan voor de gevangenissen" (nr. 5606)

- de heer Renaat Landuyt aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "het gebrek aan budgettaire onderbouw van het zogenaamde Masterplan gevangenissen" (nr. 5647)

15 Questions jointes de

- M. Bert Schoofs au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les critiques formulées par l'Inspection des Finances à propos du Masterplan pour les prisons" (n° 5606)

- M. Renaat Landuyt au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "l'absence de base budgétaire pour le 'Masterplan pour les prisons'" (n° 5647)

 

15.01  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de Ministerraad keurde zopas het Masterplan van de gevangenissen ongewijzigd goed. Nochtans was er kritiek geleverd door de Inspectie van Financiën door middel van een rapport. Ligt dit rapport geheel of gedeeltelijk ter inzage of is het een intern document van de regering? Ik vrees het laatste, maar ik probeer het toch maar.

 

De meerjarenplanning van het Masterplan is volgens de Inspectie onvoldoende budgettair onderbouwd. Dat was al even aan de oppervlakte gekomen, maar de kritiek is nu toch punctueler. Zo is er het feit dat geen enkele gevangenis het ideaal aantal plaatsen van 400 heeft. 300 komt ergens bijna in de buurt. Bouwgronden verwerven zou een probleem zijn. Er zou geen rekening gehouden zijn met kosten voor sportzalen, administratie en ateliers. De inspecteur van Financiën heeft het over nattevingerwerk.

 

Mijnheer de minister, kunt u de punctuele kritiek van de Inspectie van Financiën even toelichten? Kunt u zeggen waarop die zich toespitst, als we het rapport niet kunnen inzien? Hoe staat u daar tegenover? U moet hiertegen politiek weerwerk bieden? Het gaat om iemand van de administratie van wie wordt geacht dat hij de zaken toch vrij neutraal en objectief beoordeelt. In welke mate hebt u al enig concept om uw plan bij te sturen met het oog op het realiseren van de doelstellingen in het licht van die bevindingen van de Inspectie van Financiën?

 

15.02  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het is inderdaad zo dat ik in de krant lees dat de inspecteur van Financiën zou hebben gewezen op het gebrek aan financiering en op het doorschuiven in de tijd van vroegere financiële engagementen. Vandaar dit recht op antwoord dat ik u wens te geven.

 

Wat is daarvan aan? Wat is er sedert de beslissing van de regering al gebeurd met het Masterplan voor de gevangenissen?

 

15.03 Minister Jo Vandeurzen: Het Masterplan 2008/2012 voor een gevangenisinfrastructuur in humane omstandigheden is een gezamenlijk initiatief van de Regie der Gebouwen en de Federale Overheidsdienst Justitie. Punctueel heeft de Ministerraad op 18 april 2008 volgende voorstellen goedgekeurd. De Ministerraad heeft zijn akkoord betuigd met maatregelen op korte, middellange en lange termijn. Bestaande beslissingen zoals de nieuwbouw te Gent, Antwerpen, Dendermonde en Everberg werden herbevestigd.

 

Om onder meer tegemoet te komen aan de kritiek van de Inspectie van Financiën over de kostprijs van de andere gevangenistypes is beslist dat de drie bijkomende inrichtingen van het klassieke type zouden zijn. Na bezwaren van de Inspectie van Financiën tegen de beslissing van de vorige regering voor de bouw van een grote gevangenis te Achêne is beslist om aangekochte grond te recupereren voor de Franstalige jeugdgevangenis.

 

Naast het investeringsplan zijn de Regie der Gebouwen en de FOD Justitie belast met het uitwerken van een meerjarenprogramma voor onderhouds- en instandhoudingswerken. De Regie der Gebouwen en de FOD Justitie wordt gevraagd een samenwerkingsprotocol op te stellen. De Ministerraad heeft beslist de noodzakelijke kredieten in de begroting in te schrijven. Voor de bouw van de zeven nieuwe inrichtingen – de 4 die al eerder waren beslist en de 3 bijkomende – is een akkoord gegeven om een beroep te doen op alternatieve financieringstechnieken onder de voorwaarden bepaald in het begrotingsconclaaf en de Ministerraad van 29 februari 2008.

 

Voorafgaand aan de beslissing van de Ministerraad werd het Masterplan voorgelegd aan zowel de Inspectie van Financiën, geaccrediteerd bij de FOD Justitie, als aan de Inspectie van Financiën, geaccrediteerd bij de Regie der Gebouwen. De inspecteur van Financiën bij de FOD Justitie heeft op 7 april 2008 in acht pagina’s uitvoerig de noodzaak bevestigd voor de realisatie van het Masterplan om te besluiten: “… que ce plan proposé ne suscite pas d’objections.” Op zijn beurt heeft de inspecteur van Financiën bij de Regie der Gebouwen op 8 februari 2008 onder meer gesteld dat, buiten de uitgaven voor 2008, de inventarissen voor de latere uitgaven moeten worden gepreciseerd.

 

Uiteindelijk heeft de staatssecretaris van Begroting, onder meer op grond van beide verslagen van de Inspectie van Financiën, een begrotingsakkoord afgeleverd, onverminderd de toezichtsprocedures die zowel opgelegd zijn in uitvoering van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit als in uitvoering van de wetgeving inzake overheidsopdrachten en die van toepassing zijn op de concrete realisatie van de projecten in uitvoering van voornoemd Masterplan.

 

Concreet zijn de nodige middelen voorzien in de pas goedgekeurde begroting 2008, en dit zowel voor de verbintenissen die zijn aan te gaan als om de facturen te betalen.

 

Naargelang het soort werken worden verschillende begrotingsartikelen aangesproken binnen het budget van de Regie der Gebouwen. Voor onderhoudswerken, en meer bepaald buitengewoon onderhoud, artikel 536.02, vastleggingskrediet 63,3 miljoen en ordonnancering 21,7 miljoen. Voor de algemene investeringen, het algemeen nieuw fysiek programma van de Regie, artikel 433.01, vastleggingskrediet 127,6 miljoen en ordonnancering 102,9 miljoen. Specifiek voor het meerjarenplan Justitie, artikel 450.17 meerjarenplan Justitie, vastleggingskrediet 47,6 miljoen en ordonnancering 25,4 miljoen.

 

Bovenop de klassieke begrotingsmiddelen wordt bovendien gerekend op de opbrengsten uit verkopen. Deze opbrengsten kunnen enkel worden aangesproken voor investeringen.

 

Ten slotte is er ook de mogelijkheid om de nieuwe projecten te bekostigen via alternatieve financieringsvormen, zoals onder andere de publiek-private samenwerking.

 

Voor elk project afzonderlijk zal worden beslist welke de beste financieringswijze zal zijn.

 

Ook de inspecteur van Financiën van de Regie der Gebouwen heeft hierover trouwens geen bezwaren geformuleerd. Het enige punt waar de inspecteur niet gevolgd is, betreft zijn principieel bezwaar tegen het sluiten van een samenwerkingsprotocol tussen de FOD Justitie en de Regie.

 

De FOD Justitie is op dit ogenblik een van de belangrijkste, zoniet de belangrijkste, klant van de Regie. Om fouten uit het verleden te vermijden, kunnen degelijke afspraken wel degelijk bijdragen tot een snellere en efficiëntere dienstverlening.

 

Verder worden conform het begrotingsakkoord naargelang de opdracht en het bedrag van de werken, de voorgeschreven toezichtsprocedures gevolgd.

 

Wat de volgende jaren betreft, kunnen moeilijk nu reeds al de kredieten zijn bekomen. De regering eerbiedigt in dit verband het grondwettelijk verankerd beginsel inzake het begrotingsrecht, niet het minst het prerogatief van het Parlement om jaarlijks over de begroting te stemmen.

 

Het staat echter vast dat de regering nu reeds van plan is de komende jaren de nodige inschrijvingen te doen in de betrokken begrotingen. Meer nog dan wat de investeringskredieten betreft, stelt zich in dit verband de vraag naar de kredieten voor extra personeel en werking om de gevangenissen operationeel te houden.

 

Ze maken een veelvoud uit van de nu geplande investeringen. Geen van de drie eerder genoemde instanties, de twee inspecteurs en de staatssecretaris, hebben bezwaar gemaakt tegen de kredieten voorzien in de begroting 2008.

 

Uiteraard is er de komende jaren meer nodig. Hier is helemaal geen sprake van het doorschuiven van vroegere financiële engagementen. Precies het tegendeel is waar. De regering werkt aan een versnelde uitvoering van wat reeds tijdens de vorige legislatuur werd beslist.

 

Het Masterplan herbevestigt en actualiseert de vroegere beslissingen en bevat bijkomende initiatieven. De regering stuurt bij, wat onder andere als gevolg van de opmerkingen van de inspecteur van Financiën niet kon worden gerealiseerd.

 

Zoals uitgelegd, gebeurt de financiering conform de geldende beginselen inzake begrotingsrecht en moeten inderdaad extra middelen worden voorzien in de komende begroting. Voor Justitie is dit zelfs een veelvoud van wat bij de Regie nodig is.

 

Sedert 18 april 2008 wordt in uitvoering van de beslissing van de Ministerraad werk gemaakt van een samenwerkingsprotocol tussen de Regie en de FOD Justitie. De dringende onderhouds- en instandhoudingswerken zijn in uitvoering om de nog dit jaar voorziene capaciteitsuitbreiding met 266 cellen te bereiken.

 

Ten slotte worden, conform het akkoord met de staatssecretaris voor Begroting, de lastenboeken en de studies voorbereid ter uitvoering van de andere projecten van het plan.

 

Ik kon gisteren een stand van zaken opmaken. Het gaat onder meer over het verwerven van gronden, waarvan u al iets bekend is. De gronden in Achêne zijn verworven. In Dendermonde zijn we wat vergunningen betreft, behoorlijk opgeschoten. Dat geldt ook de vergunningen voor Everberg.

 

We proberen dit punctueel op te volgen. We zijn bezig met het screenen van de mogelijkheden in verband met de nog resterende inplantingen die moeten worden beslist.

 

Inzake het protocol vindt er volgende week opnieuw een vergadering plaats met de Regie der Gebouwen. Het is natuurlijk juist – ik heb dat ook nooit verborgen of niet gemeld – dat dit een principiële beslissing is. In 2008 is dat in de begroting allemaal geregeld. De inspecteur van Financiën die geaccrediteerd is bij de FOD Justitie, heeft de plannen bekeken en is het ermee eens. Maar het is juist dat er voor de financiering in de volgende jaren nog heel wat ingevuld moet worden. Elk project is nu voor advies naar Financiën voor alle mogelijke financiële randvoorwaarden. We zullen geleidelijk aan dat plan, waarbij een principiële optie werd genomen, implementeren, en daar dan ook de financiële onderbouw voor creëren, met het maken van de keuzes omtrent de financieringsformule per project.

 

15.04  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, u hebt zelf een plan opgesteld dat enorm gespreid is over meerdere jaren. Het overstijgt zelfs de legislatuur. Het Masterplan voor de gevangenissen gaat tot 2012. Dan zou toch minstens op een punt de rekening moeten kloppen, namelijk inzake de meerjarenplanning. Het is in feite dat principe dat u een beetje in vraag stelt. Nu zegt u dat er jaar per jaar wordt gewerkt. U zegt ook dat er overeenstemming is met de wet op de rijkscomptabiliteit en dat voor het jaar 2008 alles in orde is. Ik wil dat wel geloven. Inzake de meerjarenplanning doorstaat uw plan echter niet de noodzakelijke financiële toets vanwege een deskundig en bevoegd orgaan, met name de Inspectie van Financiën. U zegt dat de attaché in uw departement het allemaal wel in orde vindt. Welnu, de kritiek van de Inspectie van Financiën blijft in ieder geval staande. U projecteert zelf uw plan op een meerjarenplanning, maar de meerjarenplanning klopt niet volgens de Inspectie van Financiën. Dat is het ontluisterende gegeven in heel het plan. Nogmaals, we zullen er ook politiek niet kunnen over oordelen omdat het pas in 2012 klaar moet zijn.

 

Ik zal mijn repliek met een andere invalshoek beëindigen. Het is natuurlijk ook de wet op de interne rechtspositie van de gedetineerden die al te veel bijkomende financiële beslommeringen creëert. Sportzalen en administratie, tot daar aan toe, maar het gaat ook om ateliers en dergelijke, en dat moet allemaal tiptop in orde zijn. Dan had men bij CD&V destijds – dat is die andere invalshoek – misschien eens beter moeten nadenken, toen men zomaar, voetstoots, de wet interne rechtspositie van de gedetineerden goedkeurde zonder er de financiële beslommeringen van na te gaan. Dat staat in tegenstelling met het plan dat door CD&V werd gepresenteerd in aanloop naar de verkiezingen, waarin er sprake was van vijftienhonderd cellen extra binnen de twee jaar. Nu zien we dus dat CD&V bepaalde zaken heeft beloofd – u dus ook – tijdens de verkiezingscampagne, die absoluut niet waargemaakt kunnen worden.

 

15.05  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, ik dank de minister voor zijn bekentenis dat het plan een principiële beslissing is, maar dat is nog altijd geen plan.

 

Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat u de posten niet moet invullen omdat er nog over gediscussieerd moet worden. Dat is ongezien qua werkmethode. Dat is net het tegenovergestelde van goed bestuur, maar dat ligt wel in de lijn van deze regering; men geraakt immers hoogstens aan een overzicht van wat men zal beslissen, misschien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega’s, de minister moet ons over een zevental minuten verlaten. Misschien zullen we nog de samengevoegde vragen over de rellen in Anderlecht behandelen, punt 19/4 op de agenda, maar daarvoor moet ik aan de heer Schoofs de toelating vragen om zijn vraag, punt 19/3 op de agenda, uit te stellen.

 

15.06  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, ik wil mijn vraag gerust uitstellen. Dat is geen probleem.

 

Voorzitter: Sabien Lahaye-Battheu

Présidente: Sabien Lahaye-Battheu

 

16 Questions jointes de

- M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les tensions raciales à craindre à Anderlecht" (n° 5621)

- M. Bart Laeremans au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les émeutes à Anderlecht, les appels à la violence, les dommages occasionnés et la politique de poursuites en la matière" (n° 5645)

- Mme Mia De Schamphelaere au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les appels à l'émeute lancés sur internet" (n° 5649)

- M. Renaat Landuyt au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles sur "les conséquences des émeutes à Anderlecht et le langage musclé des ministres de l'Intérieur et de la Justice" (n° 5669)

16 Samengevoegde vragen van

- de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de te vrezen raciale spanning in Anderlecht" (nr. 5621)

- de heer Bart Laeremans aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de rellen in Anderlecht, de oproepen tot geweld, de schade die werd aangericht en het vervolgingsbeleid hieromtrent" (nr. 5645)

- mevrouw Mia De Schamphelaere aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de internetoproepen tot oproer" (nr. 5649)

- de heer Renaat Landuyt aan de vice-eerste minister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen over "de gevolgen van de rellen in Anderlecht en de stoere taal van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie" (nr. 5669)

 

16.01  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, je souhaiterais revenir sur les incidents qui se sont produits à Anderlecht vendredi et encore ce week-end, ainsi que sur les interpellations qui s'en sont suivies.

 

Ce n'est ni l'objet de ma question ni l'endroit pour le faire, mais il est certain qu'il est difficile de déterminer les causes exactes de ces affrontements. En tout cas, un appel à l'émeute, à la rébellion et à l'attaque a été lancé à partir d'un blog activé sous le nom de "Avis aux dlaly Brussels", un réel appel à la violence pour vendredi à 19.00 heures. D'après mes vérifications, ce blog aurait été désactivé par le fournisseur internet, ce qui est une bonne chose, mais avait déjà reçu 3.677 visiteurs et 774 commentaires en quelques heures. Voilà qui prouve combien l'appel à la violence par le biais d'internet peut provoquer très rapidement des rassemblements et des émeutes, comme il s'en est suivi vendredi.

 

Dans le cadre de ces émeutes, des tensions à évident caractère racial ont produit ces incidents à Anderlecht entre supporters skinheads de football, d'une part, et un groupe de jeunes d'origines étrangères, d'autre part.

 

Monsieur le ministre, même si la presse en a parlé, j'aimerais que vous nous expliquiez les moyens mobilisés pour cet événement. Bien sûr, cela regarde davantage le ministre de l'Intérieur, mais, lors d'émissions télévisées de ce week-end, il a appelé à ce que la Justice réagisse fermement et poursuive les auteurs de ces saccages et troubles de la fin de la semaine.

 

À présent, certains commentaires de journaux et d'associations diverses s'étonnent du fait que les arrestations administratives ont principalement concerné des personnes d'origine étrangère (193 sur 194), avec pour conséquence que les forces de l'ordre ne seraient pas intervenues vis-à-vis du groupe de skinheads massés sur la place en question.

 

Évidemment, ce sont des questions policières que j'aurai sans doute l'occasion de poser aussi au ministre de l'Intérieur.

 

Je voudrais interroger plus particulièrement le ministre de la Justice sur les poursuites qui pourraient être engagées. Un droit d'injonction positive sera-t-il éventuellement utilisé dans l'hypothèse où le parquet ne poursuivrait pas les auteurs des saccages qui auront été clairement identifiés? J'ai cru comprendre que le travail d'identification était en cours.

 

Enfin, des mesures de surveillance à l'égard de tels blogs sont-elles envisagées, dans la mesure où ils appellent à la haine et à la violence?

 

16.02  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, wat zich in Anderlecht heeft afgespeeld, is meer dan ernstig en zeer zorgwekkend. Wij hebben de politiediensten in elk geval gefeliciteerd met hun optreden, ten eerste al met hun massale aanwezigheid. Zij hebben een waanzinnige confrontatie tussen twee groepen die zich min of meer bewapend hadden, grotendeels vermeden. Zij hebben zeer terecht de internetboodschappen die circuleerden als zeer ernstig ingeschat. Zij hebben tal van aanhoudingen verricht waardoor erger kon voorkomen worden. In dat opzicht is het zeker goed en toont het aan dat het optreden efficiënt was.

 

Toch hebben ze niet kunnen verhinderen dat er heel wat gewonden zijn gevallen, in de eerste plaats bij de politie zelf. Ten tweede hebben ze ook niet kunnen verhinderen dat er zeer grote materiële schade is, van aard om de leefbaarheid van bepaalde wijken helemaal onderuit te halen. De winkeliers zijn zeer geschokt over wat daar is gebeurd: bepaalde straten zijn werkelijk in een soort van puinhoop herschapen. Als die handelaars dan nog eens wegtrekken, dreigt dit op termijn dramatische gevolgen te hebben voor wijken die niet allemaal even verloederd waren tot op heden.

 

De feiten zijn in elk geval zeer ernstig. In elk normaal land zou men bijna met zekerheid kunnen stellen dat diegenen die herkend worden en geïdentificeerd en die beschadigingen hebben aangericht of geweld hebben gepleegd, zeker op ordediensten, zouden vervolgd en gestraft worden. Alleen bij ons stelt zich een acuut probleem inzake strafuitvoering. Het is heel terecht nog eens gezegd door Brice De Ruyver afgelopen weekend in De Zondag: eigenlijk is er een crisis op dat vlak inzake strafuitvoering bij ons. Op dat vlak kunnen we hem in elk geval volgen. Opnieuw wordt nog maar eens bewezen in wat voor toestand wij leven als mensen die verantwoordelijk zijn voor dit soort rellen niet eens meer kunnen worden opgesloten wegens plaatsgebrek. Dit tart toch eigenlijk wel elke verbeelding.

 

We mogen ook de oorzaak voor de incidenten van de afgelopen week niet uit het oog verliezen. Daarbij hebben internetoproepen en blogs een heel belangrijke rol gespeeld met heel hatelijke boodschappen. Er is onder meer gezegd eindelijk af te rekenen met blanke supporters van voetbalclub Anderlecht. Er viel ook te lezen: steek cafés, huizen en auto’s in brand. Dit is werkelijk onversneden racisme, oproepen tot geweld en erger. Er werd daar gescandeerd dat er een dode moest vallen en zo. Gelukkig is dat niet gebeurd. Hoe dan ook is dit zeer ernstig en kan dit niet zonder gevolgen blijven.

 

Werd er een raming gemaakt van de schade aan publiek en privaat domein? Hoeveel gewonden vielen er aan de kant van de politie? Hoeveel relschoppers werden er vrijdag aangehouden? Hoeveel aanhoudingen daarvan waren gerechtelijk? Om hoeveel minderjarigen gaat het? Is er een onderscheid te maken tussen voetbalsupporters en allochtone belagers? Wanneer werden de relschoppers vrijgelaten? Klopt het dat ze zo snel werden vrijgelaten, andermaal? Zijn er nog steeds mensen aangehouden?

 

Via internetblogs lazen we onder meer wat ik zonet gezegd heb. Hoe reageren de minister en het Brussels parket op dit onversneden racisme? Werden de daders van deze opruiende boodschappen al geïdentificeerd? Werd er een onderzoek ingesteld? Dat lijkt me toch evident dat dit gebeurt. Veel relschoppers waren gemaskerd en/of gewapend met ijzeren staven en zware projectielen. Werden er beelden gemaakt op basis waarvan vervolgingen kunnen worden ingesteld?

 

Ondertussen heb ik begrepen dat er wel degelijk beelden bestaan. Zijn er al vervolgingen ingesteld? Is men daarmee bezig? Werden reeds snelrechtprocedures ingesteld? Welke andere initiatieven nam het Brussels parket? Hoe reageert u op de oproep van minister Dewael in verband met huisarrest en werkstraffen? Dat is naar onze mening een veel te brave oproep. Zal men minstens dat doen op het vlak van bestraffing, of is zelfs dat niet aan de orde?

 

16.03  Mia De Schamphelaere (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat over het opsporen en mogelijk vervolgen van de auteurs van de anonieme internetoproepen. Volgens de meeste bronnen is in de anonieme oproepen via e-mail of blog de aanzet te vinden voor de onlusten in Anderlecht. Op die manier werd de opruiende taal heel snel verspreid, zonder bronvermelding, onder de Anderlechtse jongeren.

 

Welke mogelijkheden zijn er op dit moment voor politie en gerechtelijke opsporingsdiensten om de auteurs van anonieme internetbronnen op te sporen en te vervolgen? Zijn hiervoor de voorwaarden van de bijzondere opsporingsmethoden van toepassing? Moet hiervoor worden gebruikgemaakt van internationale en of pan-Europese satellietnetwerken of is hiervoor bijstand nodig van buitenlandse inlichtingendiensten?

 

16.04  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben uiteraard geïnteresseerd in de antwoorden op de vragen van de vorige sprekers. Ik wil echter nog een kleine aanvulling doen. Gelet op de stoere uitspraken van de minister van Binnenlandse Zaken en ook van de woordvoerder van de minister, wat houdt de uitspraak concreet in? Wat wordt ter zake gedaan?

 

Anderlecht is bij kleine criminelen, maar ook bij ons, gekend als the place to be. Anderlecht wordt als een goede locatie gezien. Hoe zit het met de opbouw van het zonaal veiligheidsplan dat voor Anderlecht dringend werd afgesproken?

 

16.05  Jo Vandeurzen, ministre: Madame la présidente, chers collègues, je vais vous livrer un résumé des faits que m'ont rapportés la police et le parquet. Je tiens à souligner que ces informations vous sont communiquées sous l'importante réserve que l'enquête se poursuit et que la relation des faits peut évidemment évoluer en fonction des résultats de l'instruction. Par ailleurs, vous comprendrez que je suis obligé de résumer le rapport que j'ai reçu et même de ne pas évoquer chaque péripétie de manière complète et détaillée. Je rappelle qu'il convient de ne pas perturber le travail d'enquête qu'accomplissent actuellement la police locale et le parquet.

 

Le dimanche 18 mai, à 15.20 heures, la police locale de la zone Midi a été requise pour interrompre une altercation qui s'était déclenchée dans la station de métro Saint-Guidon entre des supporters du club de football d'Anderlecht et des jeunes. Des affrontements ont eu lieu entre, d'une part, des jeunes allochtones fréquentant la station de métro et, d'autre part, des jeunes de la place De Linde soutenus par des membres du noyau dur des supporters.

 

Le lendemain, le lundi 19 mai, une expédition punitive fut menée par des jeunes allochtones contre un café déterminé, situé sur la même place. Une bagarre commença entre les deux groupes. Le même soir, une patrouille fut encerclée par une cinquantaine de supporters qui exhibaient des bâtons et des matraques.

 

Le 21 mai, deux cocktails molotov ont été trouvés prêts à l'emploi devant un magasin de la rue de la Procession.

 

Par ailleurs, un blog demandait à tous les jeunes des communes bruxelloises de s'unir et de se rassembler à Saint-Guidon le vendredi 23 mai vers 19.00 heures pour s'attaquer notamment aux Flamands et aux skinheads. Le mardi 20 mai, à 10.00 heures, le blog avait déjà été visité par 3.659 personnes, avant d'être fermé le 22 mai à 17.15 heures par le fournisseur français, de sa propre initiative, en raison des propos racistes échangés par les visiteurs qui avaient écrit des commentaires.

 

Les faits relatifs à ce blog ont été recueillis dans un procès-verbal de la police locale, qui a donné lieu à l'ouverture d'un dossier par le parquet de Bruxelles en date du 23 mai, avec désignation d'un juge d'instruction – et ce, avant même le début des événements violents du week-end dernier.

 

Vu le contenu du blog, la police et les autorités communales ont pris différentes mesures: mobilisation des forces de police, arrêté communal interdisant les rassemblements de plus de cinq personnes, en vue d'éviter autant que possible des affrontements entre les deux groupes à la date annoncée, c'est-à-dire le vendredi 23 mai.

 

Il s'agissait, d'une part, d'un groupe 250 à 300 jeunes adultes fréquentant la place De Linde et le café situé sur cette place dont les habitués sont, semble-t-il, des supporters de football du club d'Anderlecht et accessoirement des clubs de football de Charleroi, de Bruges et de Malines et, d'autre part, de groupes de plusieurs centaines de jeunes originaires d'Afrique du Nord, et dans une moindre mesure, d'Afrique Noire.

 

Le premier groupe s'est réuni dans le secteur de la place De Linde. D'après le rapport de la police, le mot d'ordre de ce groupe était d'occuper et de défendre ce territoire et de riposter immédiatement à toute attaque ou provocation. Le deuxième groupe s'est réuni dans le secteur de la station dE métro Saint-Guidon et de la place de la Vaillance. Selon la police, ce groupe désirait entrer en confrontation avec l'autre groupe.

 

Un dispositif policier a donc été mis en place afin d'éviter une confrontation entre les deux groupes. À noter que le parquet de Bruxelles était présent sur les lieux.

 

De politie is er in grote mate in geslaagd de twee groepen uit elkaar te houden. Door de groep die rond het metrostation en het Dapperheidsplein verzameld was, dus de groep zogenaamde allochtonen, werd er vrijdagavond vanaf 18.30 uur met stenen gegooid naar de politie en werden diverse vernielingen aangericht aan winkels en straatmeubilair of aan andere voorwerpen, zoals auto’s. Er werd ook gestolen in de winkels in de Wayezstraat. De politie werd herhaaldelijk aangevallen. Er vonden confrontaties plaats tussen de politie en de relschoppers. De toestand verslechterde en mondde uit in een soort van stadsguerrilla tussen herrieschoppers en de politie. Hierbij werden 197 personen gearresteerd.

 

Aan de kant van het De Lindeplein, de kant van de zogenaamde voetbalsupporters, kwam de groep die op die avond verzameld was meermaals in beweging richting het metrostation. De politie kon deze groep eerst zonder geweld terugdringen, maar later werd de politie ook door die groep met stenen en kasseien bekogeld.

 

Ongeveer 50 mensen uit de groep van het De Lindeplein hebben rond 22.30 uur een wagen vernield in de Bertauxlaan. Uit het verslag van de politie kan ik niet opmaken of tijdens de vernieling van de wagen de bestuurder of andere inzittenden zich in de wagen bevonden. Het ging blijkbaar niet om een geparkeerd voertuig, maar om een voertuig dat tot stilstand zou zijn gebracht.

 

14 politiemensen raakten gewond. Alle politieambtenaren die medische verzorging kregen zijn dezelfde avond uit het ziekenhuis ontslagen.

 

Op het De Lindeplein werden de vitrines van vier handelszaken vernietigd of beschadigd alsook het raam van een bushokje, een verkeerspaneel en er waren ook andere beschadigingen op het wegdek zoals het losmaken van kasseien.

 

Op het Dapperheidsplein en rond het metrostation Sint-Guido werden 22 uitstalramen van winkels, cafés en het metrostation vernietigd of beschadigd en werden diverse beschadigingen aan verkeerspanelen en andere zaken aangebracht.

 

In totaal werden voor de feiten van vrijdagavond 23 mei 197 personen gearresteerd. 70% van de gearresteerde personen was minderjarig. De arrestaties vonden alleen plaats aan de kant van de groep die zich rond het metrostation en Dapperheidsplein bevond. De relschoppers werden geleidelijk vrijgelaten door de bestuurlijke overheid. De gearresteerde personen kwamen vooral uit Sint-Jans-Molenbeek, Anderlecht en Brussel-Stad, maar ook uit andere gemeenten in en buiten het Brussel Hoofdstedelijk Gewest.

 

Er was permanent een magistraat aanwezig van het parket van Brussel, maar de lokale politie heeft geen gerechtelijke arrestatie gemeld.

 

Er is één gerechtelijke arrestatie door de politie gemeld aan het parket van Brussel, maar deze arrestatie betreft de relatief beperkt gebleven feiten van zaterdag 24 mei. Het gaat om een persoon die in het bezit was van een matrak. Het parket heeft zijn terbeschikkingstelling bevolen. Hij werd na verhoor door de parketmagistraat in vrijheid gesteld.

 

Het parket van Brussel heeft op 23 mei een gerechtelijk onderzoek geopend, met aanstelling van een onderzoeksrechter dus, voor het begin van de rellen dus, wegens het aanzetten tot oproer en vereniging van misdadigers. Er werd voor een gerechtelijk onderzoek gekozen teneinde alle wettelijk toegelaten onderzoeksdaden uit te voeren met het oog op het identificeren van de personen die de blog gebruikt hebben. U zult begrijpen dat ik hieromtrent geen verdere details wens te geven teneinde het onderzoek niet te schaden.

 

De gebeurtenissen zijn uiteraard zeer ernstig. Het gaat om twee groepen die zich allebei hebben laten leiden door de laagste instincten en een onweerstaanbare drang naar geweld en confrontatie. Ik stel vast, op grond van de verslagen die mij werden meegedeeld, dat beide bevolkingsgroepen zich hebben laten drijven door rassenhaat. Dit maakt mij vanzelfsprekend zeer ongerust. Iedereen is geschrokken van het feit dat dit fenomeen dergelijke proporties heeft aangenomen.

 

Dit maakt mij vanzelfsprekend zeer ongerust en ik denk dat iedereen geschrokken is dat dit fenomeen dergelijke proporties heeft aangenomen. Tegen de feiten moet de gerechtelijke overheid onverbiddelijk reageren. Het gaat om totaal onaanvaardbare fenomenen die de strengste aanpak vereisen. Er wordt nu een onderzoek gevoerd. Ook de politiemensen moeten verhoord worden met het oog op het herkennen van de herrieschoppers. Hiervoor werd een speciale onderzoekscel opgericht.

 

Iedereen verwacht nu terecht dat het parket adequaat zal reageren. Het is dus cruciaal dat de bewijsvoering optimaal wordt georganiseerd. De processen-verbaal die moeten worden opgesteld en de identificaties aan de hand van de films die gemaakt zijn en andere mogelijkheden moeten nu van hoge kwaliteit zijn teneinde toe te laten dat we met de juiste prioriteiten kunnen reageren. Naar aanleiding van de incidenten op donderdag 17april 2008 te Anderlecht drong ik er bij de procureur des konings van Brussel reeds op aan om samen te komen met de betrokken burgemeesters van de zone Brussel-zuid om in een zonaal veiligheidsplan 2009-2011 prioriteit te geven aan de problematiek van de straatcriminaliteit en de concrete initiatieven die deze zou vereisen. De nieuwe feiten van 23 en 24 mei te Anderlecht tonen aan dat het verzoek bijzonder actueel en dringend is en blijft.

 

Om even tussendoor te antwoorden, uiteraard volgen wij de redactie van dat zonale veiligheidsplan ook op, zowel het kabinet als – door mijn aandringen – het parket te Brussel. Ook mijn collega Patrick Dewael heeft initiatieven genomen om de redactie van het plan van zeer nabij te kunnen volgen. Ik heb ook de intentie om vandaag nog schriftelijk aan te dringen op een snelle uitwerking van het zonale veiligheidsplan. Er dient uiteraard niet gewacht te worden om acties te ondernemen alvorens die acties ook concreet onder te brengen in het zonaal veiligheidsplan.

 

Met betrekking tot de feiten van 23 en 24 mei 2008 in Anderlecht verwacht ik een efficiënte aanpak van het Brussels parket met betrekking tot het opsporings- en vervolgingsbeleid. Ik dring er bij de procureur des Konings op aan – ik heb dat uiteraard ook dit weekend al gedaan – dat hij de opsporing in goede banen leidt en erop toeziet dat er in samenspraak met de politiediensten goede dossiers worden samengesteld die zowel de materiële als de morele bestanddelen van de begane misdrijven goed onderbouwen zodat het openbaar ministerie in haar vervolging sterk staat. Teneinde de zaak op de voet te volgen heb ik de gerechtelijke overheden verzocht mij op vaste tijdstippen op de hoogte te houden van de gevolgen die aan de onderscheiden dossiers werden gegeven.

 

In de beleidsnota die ik op 7 april indiende, stelde ik vast dat politie en gerecht in bepaalde gevallen hinder ondervinden bij het voorkomen, opsporen en bestraffen van zeer ernstige misdrijven zoals terrorisme of kinderpornografie omdat het wettelijk opsporingsarsenaal niet aangepast is aan de technologische evolutie in de telecommunicatie en het internetverkeer en evenmin is aangepast aan het gebruik van deze technologie door criminele groepen. Deze conclusie kan ook hier getrokken worden inzake het aanzetten tot rassenhaat en het aanzetten tot het plegen van misdrijven.

 

In deze zaak gaat het blijkbaar over datatransmissie door een bepaalde afzender, bijvoorbeeld in België, naar een webmailverstrekker op het internet waar men de berichten kan opslaan en waar deze berichten geraadpleegd kunnen worden door andere gebruikers.

 

Op mijn uitdrukkelijk verzoek werd door mijn beleidscel een werkgroep opgericht, die op 13 maart 2008 een eerste vergadering heeft gehouden en die sindsdien een drietal keer is samengekomen. De werkgroep is samengesteld uit magistraten, vertegenwoordigers van de politiediensten en het directoraat-generaal Wetgeving van de FOD Justitie. De werkgroep geeft advies aan de diensten met het oog op het opstellen van een wetsontwerp ter verbetering van de opsporingsmethoden inzake internetrecherche, naast de ook belangrijke problematiek van de reparatiewetgeving die nodig is inzake de bijzondere opsporingsmethoden bij het zoeken naar voortvluchtige daders en andere technische aanpassingen van de BOM-regels.

 

Het is niet nodig, meen ik, hier details te geven over de opties en de voorstellen die thans volop besproken worden in de werkgroep. Ik kan u wel verwijzen naar de conclusie van een artikel dat twee magistraten onlangs hebben gepubliceerd in het Tijdschrift voor Strafrecht van april 2008, namelijk dat moet worden vastgesteld dat er reeds wettelijke instrumenten voorhanden zijn om de strijd tegen internetcriminaliteit en criminaliteit via internet aan te pakken, maar dat tegelijkertijd niet kan worden voorbijgegaan aan het feit dat de wetgever onvoldoende rekening gehouden heeft met de eigen realiteit van het internet.

 

Ik wil binnen de werkgroep ook rekening houden met de werkzaamheden en de conclusies van het expertisenetwerk voor grootbanditisme en terrorisme inzake internetrecherche.

 

16.06  Xavier Baeselen (MR): Je ne peux que me réjouir du sérieux avec lequel le ministre et l'autorité judiciaire prennent ce dossier en mains et qu'une enquête soit ouverte contre le blog lui-même et les informations qui ont circulé via internet. Je pense en effet que cela a été l'élément déclencheur des incidents de ce week-end.

 

Je remercie le ministre de rappeler ici en commission – je suppose qu'il l'a également fait auprès des autorités – que ce dossier devait être pris au sérieux et que des poursuites devaient être intentées à l'égard des auteurs qui seront identifiés, quels qu'ils soient. C'est une attitude sérieuse et correcte.

 

16.07  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een aantal opmerkingen.

 

Ten eerste, er blijkt dan toch, via de aanstelling van een onderzoeksrechter, een gerechtelijk onderzoek naar de weblogs te lopen, wat op zich een positief feit is. Mijnheer de minister, ik hoop dat aan het onderzoek alle prioriteit wordt gegeven en dat er de nodige middelen en mensen tegenover zullen staan.

 

Ten tweede, meer algemeen, de droom van sommigen, namelijk dat wij in Brussel en in ons land naar een prachtig, multicultureel paradijs evolueren, is nogmaals aan stukken geslagen. De multiculturele samenleving in Brussel bestaat niet. Het wordt steeds meer een multiculturele nachtmerrie. Vanuit welke hoek het ook wordt bekeken en welke politieke overtuiging iemand ook heeft, er kan niet naast de feiten worden gekeken.

 

Ik wil in elk geval benadrukken dat geweld, van welke zijde ook, absoluut onaanvaardbaar is. Vanuit twee groepen werd op weblogs racisme gepleegd. Bij de ene groep is de weblog een aanzet tot geweld geworden. Ik heb echter begrepen dat er ook van de andere groep weblogs of websites met allerlei boodschappen zijn. Ook dat kan natuurlijk niet. Door beide groepen werden politiemensen aangevallen. Dat is hoe dan ook verwerpelijk en moet tot veroordelingen leiden.

 

Wij kunnen echter niet om het feit heen dat door één groep massaal werd gemobiliseerd. Van de andere groep kwam vervolgens een tegenreactie. Wij mogen de oorzaak dus niet uit het oog verliezen.

 

In die context is het bijzonder erg en ook erg betreurenswaardig dat een aantal mensen verklaarde dat de politie zich zelf aan racisme zou hebben bezondigd, omdat al dan niet toevallig veel meer vreemdelingen en allochtonen dan Belgen werden aangehouden.

 

Het voorgaande heeft echter duidelijk zijn oorzaken. U hebt in dat verband heel interessante cijfers gegeven, mijnheer de minister. Door beide groepen werd geweld gebruikt en sneuvelden uitstalramen. Aan de ene kant gebeurde dat echter veel massaler dan aan de andere kant. Het is bijgevolg ook logisch dat aan de ene kant massaal werd aangehouden. Wie dat in twijfel durft te trekken, stelt de geloofwaardigheid en de credibiliteit van de Brusselse politie ter discussie, wat heel gevaarlijk is. Dat soort mensen neemt een heel grote verantwoordelijkheid op zichzelf.

 

Ook burgemeester Van Goidsenhoven van Anderlecht zegt dat het allemaal mensen van elders zijn. Ik hoor u echter duidelijk verklaren dat ook inwoners van Anderlecht betrokken waren, wat heel plausibel is. Men moet in dat verband zijn verantwoordelijkheid nemen en niet de verantwoordelijkheid naar anderen doorschuiven.

 

U zegt dat er onderzoeken en vervolgingen zullen volgen. Ik ben heel benieuwd.

 

Mijnheer de minister, uw cijfers zijn echter erg verhelderend. U spreekt over 70% minderjarigen. Wij weten allen hoe inefficiënt ons zogenaamd jeugdbeschermingsrecht – ik mag zelfs niet over jeugdsanctierecht spreken – is. Dat betekent dat er op 197 aangehouden personen 140 minderjarigen zijn. Wij hebben geen plaats om ze weg te stoppen of ze zelfs maar tijdelijk aan te houden.

 

Het voorgaande toont nogmaals aan in welke crisissituatie wij ons bevinden. Wij kunnen met ons huidige jeugdrecht en met onze huidige capaciteit in de instellingen de problemen gewoon niet aan. Wij staan voor een heel ernstig probleem. De commissie voor de Justitie moet ter zake haar verantwoordelijkheid nemen en ervoor zorgen dat er veel meer infrastructuur komt.

 

Zeker de regering en uw ministerie, mijnheer de minister, moeten werken aan een veel ruimere opvangcapaciteit voor minderjarigen en aan een aangepast, hedendaags strafarsenaal. Ons strafarsenaal is niet berekend op dat soort toestanden. Geloof me vrij. We staan nog maar aan het begin van een warme zomer. De gemoederen zijn opgehitst. Het is dus zeker niet het laatste incident van deze zomer en van dit jaar.

 

Men lacht ermee wanneer u zegt de problemen op te lossen door ergens in Limburg 35 plaatsen te creëren en ergens anders nog eens 35 plaatsen. Dat zijn geen maatregelen, dat zijn druppels op een hete plaat. U moet een veel ernstigere omwenteling van het strafbeleid ten aanzien van jeugdcriminelen doorvoeren, mijnheer de minister. U weet dat. Met wat oplapmiddelen geraken we geen stap verder.

 

16.08  Mia De Schamphelaere (CD&V - N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik dank de minister voor zijn zeer uitgebreid antwoord, waaruit blijkt dat het onderzoek heel ernstig wordt genomen. Ik verwijs ook naar de opsporing van de anonieme bronnen op het internet.

 

Hij gaf ook een toelichting bij de verbetering van de wettelijke mogelijkheden voor de internetrecherche. Dat kan in de toekomst zeer belangrijk zijn, want eens zulke opruiende boodschappen verschijnen, die op zichzelf een misdaad vormen – bijvoorbeeld een overtreding van de antiracismewet –, zou men onmiddellijk preventief kunnen optreden. Dat moet de uiteindelijke doelstelling zijn.

 

16.09  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Mevrouw de voorzitter, minder opgehitst dan de heer Laeremans, wil ik de minister danken voor zijn antwoord.

 

16.10  Bart Laeremans (Vlaams Belang): (…) Het is niet in uw buurt.

 

16.11  Renaat Landuyt (sp.a+Vl.Pro): Het zal moeilijk zijn om vrede te sluiten.

 

Het is heel belangrijk dat wij het gerechtelijk onderzoek alle ruimte geven, opdat het op een tamelijk vlotte wijze zou kunnen worden afgehandeld. Ik heb begrepen dat er enorm veel filmmateriaal is. Een en ander doet mij denken aan de hooliganprocessen, die wij enkele jaren geleden hebben gehad en die als zeer goed voorbeeld hebben gediend.

 

De beste preventie was om heel strikt op te treden, alle moderne bewijsmiddelen te gebruiken en uiteindelijk ook creatief te zijn bij de toepassing van alternatieve strafmogelijkheden. Dat heeft op het vlak van de hooligans gedeeltelijk een effect gehad. Dat is hier ook nodig. Ik hoop dat de minister via zijn procureur zal zorgen voor de nodige opvolging van het ritme van het gerechtelijk onderzoek.

 

Meer algemeen, heb ik begrepen dat de minister met betrekking tot het zonale veiligheidsplan nog een beetje zal aandringen op sneller werken, maar misschien is er nood aan een soort deadline. Men kan immers niet blijven plannen op dit vlak. Er is enig gevaar dat de verschillende diensten zeer veel zullen praten met elkaar, maar de minister zal er ook voor moeten zorgen dat de verschillende diensten enige krachtdadigheid uitstralen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.43 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12.43 heures.