Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw	Commission de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture
van dinsdag 27 januari 2009 Namiddag ______	du mardi 27 janvier 2009 Après-midi ______

De vergadering wordt geopend om 14.22 uur en voorgezeten door de heer Bart Laeremans.

La séance est ouverte à 14.22 heures et présidée par M. Bart Laeremans.

01 Vraag van mevrouw Freya Van den Bossche aan de minister van Klimaat en Energie over "consumentenrechten" (nr. 9935)

01 Question de Mme Freya Van den Bossche au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les droits des consommateurs" (n° 9935)

01.01 Freya Van den Bossche (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag betreft de aangekondigde herziening van de consumentenverworvenheden door de Europese Commissie, met name het voorstel van richtlijn over de consumentenrechten, van begin oktober.

De Europese Commissie wil met dat voorstel de consumenten beter beschermen en aankopen via internet of andere vergemakkelijken. Het is maar zeer de vraag of het voorstel daar echt in slaagt. Het gaat om een hervorming van vier reeds bestaande richtlijnen - onrechtmatige bedingingen, verkoop op afstand, garantieregeling en huis-aan-huisverkoop - die worden samengebracht in een pakket van regels. Dat is de kern van onze consumentenbescherming.

De commissie kiest uitdrukkelijk voor harmonisatie. Dat is in sommige gevallen goed en voor sommige landen goed nieuws. Voor België is het dat echter niet noodzakelijk. Dat voorstel van richtlijn omvat een aantal voorstellen die een grotere bescherming bieden aan de consument. Ik denk daarbij aan de bedenktermijn van veertien dagen.

Het zou echter evengoed een stap achteruit kunnen betekenen in een aantal andere domeinen. Ik denk daarbij aan het Belgisch verbod dat vandaag nog bestaat om betaling te eisen vooraleer de bedenktermijn is verstreken.

Ik had graag het standpunt van België gekend. Wat zal België op de Raad zelf verdedigen en niet verdedigen? Mijnheer de minister, bent u het eens met het voorstel van richtlijn of niet?

Mijnheer de voorzitter, het hoeft geen betoog dat mijn fractie pleit voor de grootst mogelijke consumentenbescherming.

01.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van den Bossche, zoals u zelf in uw vraag aangeeft, viseert het voorstel van de Europese Commissie de herziening van vier bestaande richtlijnen en steunt het op een grondige reflectie over de omzetting van deze richtlijn door de lidstaten en over de toepassingsmoeilijkheden ervan, op grond van de vele vragen die werden gesteld in het groenboek over de herziening van het communautaire acquis.

Ter informatie kan ik u meedelen dat de werkzaamheden van de nationale expertgroep van de Europese Raad ondertussen werden aangevat.

Dit voorstel voorziet inderdaad in een maximale harmonisatie. Dit is op zich niet negatief. Integendeel, ik meen dat dit evenzeer in het voordeel van de consument als van de professioneel kan zijn. De consument die zich geen zorgen meer hoeft te maken over welke bescherming hij geniet in welke lidstaat zal een groeiend vertrouwen hebben in de Europese markt en bij grensoverschrijdende aankopen.

Deze maximale harmonisatie moet uiteraard gepaard gaan met een hoog niveau van bescherming van de consument. Op dat vlak is een aantal interessante bepalingen terug te vinden in het voorstel van richtlijn. Zonder exhaustief te willen zijn, geef ik enkele voorbeelden, zoals de uniformisering van de bedenktermijn op veertien dagen bij verkoop op afstand en verkoop buiten de onderneming, de algemene en gedetailleerde informatieverplichting voor de verkoop en het verplicht meedelen van een verzakingsformulier.

Daartegenover meen ik dat de wijzigingen inzake onrechtmatige bedingen zeker in vraag moeten worden gesteld vanuit het belang van de consument. Twee exhaustieve lijsten, een met vijf bedingen die te allen tijde onrechtmatig zijn en een met zeventien bedingen waar de mogelijkheid bestaat voor de verkoper om aan te tonen dat ze niet onrechtmatig zijn, lijken me te beperkend.

Wat uw precieze bemerking betreft over het verbod om betaling te eisen voor het verstrijken van de bedenktermijn bij verkoop op afstand, blijf ik achter het behoud van een dergelijk verbod staan. Ik steun daarvoor trouwens op het feit dat het Europees Hof van Justitie onlangs een arrest heeft geveld dat een dergelijk verbod niet strijdig acht met het Europees recht.

Mijn antwoord is dus niet zwart of wit. Ik zal echter steeds een hoog niveau van consumentenbescherming blijven verdedigen bij de bespreking van het voorstel van de Europese Commissie.

01.03 Freya Van den Bossche (sp.a): Mijnheer de minister, graag kreeg ik nog een duidelijk antwoord op de volgende specifieke vraag. Bent u degene die het Belgisch standpunt zal vertolken en zult u alsdan bij de stemming over dit voorstel van richtlijn, ja stemmen of nee stemmen of zult u zich onthouden?

01.04 Minister Paul Magnette: Er zijn drie ministers en we moeten nog overleg plegen.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

Voorzitter:Kattrin Jadin

Présidente:Kattrin Jadin

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Katrien Partyka aan de minister van Klimaat en Energie over "de aanwerving van de ombudsman energie" (nr. 10046)

- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de ombudsman energie" (nr. 10407)

02 Questions jointes de

- Mme Katrien Partyka au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le recrutement du médiateur de l'énergie" (n° 10046)

- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le médiateur de l'énergie" (n° 10407)

02.01 Katrien Partyka (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een vervolgverhaal, maar het ziet er niet goed uit.

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanwerving van de ombudsman? Is de procedure afgerond? Zijn er kandidaten behouden? Wanneer kan de ombudsdienst van start gaan?

Ik heb vorige week op de radio gehoord dat er maar één Nederlandstalige kandidaat geslaagd is. Als dat waar is, is dat bijzonder jammer want dat betekent dat de procedure opnieuw moet worden opgestart.

Wat is daar van aan, mijnheer de minister? Kan de procedure nu eindelijk met een goed gevolg worden afgesloten?

02.02 Flor Van Noppen (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vragen gaan in dezelfde richting. Vorige week heb ik ook via de radio vernomen dat er zeven kandidaten waren, drie Franstaligen en vier Nederlandstaligen, waarvan slechts één Nederlandstalige geslaagd is. Daardoor zou de Nederlandstalige kandidaat niet kunnen worden benoemd.

Mijnheer de minister, kunt u het verloop van de procedure van de twee laatste maanden schetsen? Klopt het dat de aanstelling van de Nederlandstalige ombudsman vertraging oploopt door het ontbreken van een valabele Franstalige kandidaat? Wat zal het verdere verloop van de procedure zijn, zowel voor het aanwerven van de Nederlandstalige als van de Franstalige ombudsman? Welke timing is hieraan verbonden?

02.03 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, de mondelinge selectieproef vond in december 2008 plaats. Ik heb de uitslag op 5 januari 2009 ontvangen. Van de zeven kandidaten, drie Nederlandstaligen en vier Franstaligen, werd slechts een Nederlandstalige kandidaat door de jury geschikt bevonden om het ambt van ombudsman uit te oefenen.

Op 8 januari richtte ik een verzoek tot de afgevaardigde bestuurder van Selor om zo spoedig mogelijk en indien mogelijk voor Pasen opnieuw een selectie voor een Franstalige ombudsman in te richten. Uit contacten met deze dienst lijkt dit niet mogelijk te zijn, gezien de regering heeft beslist bij voorrang de directeurs van de openbare instellingen voor de sociale zekerheid te selecteren. Deze toestand lijkt strijdig met de wet, waarin staat dat de ombudsmannen als een college dienen op te treden.

Ik heb mijn bestuur daarover ondervraagd. Ik wacht hun antwoord af om te zien wat gepast is om te doen.

02.04 Katrien Partyka (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik weet niet goed hoe dat werkt. U zegt dat de regering vraagt om voorrang aan bepaalde selecties te geven.

Zegt u dat die twee moeten worden aangeworven als een college? Als er geen twee kandidaten op hetzelfde tijdstip zijn geslaagd, is dat dus niet geldig? Dan lijkt het mij duidelijk dat opnieuw een procedure moet worden opgestart. Als ik het goed heb verstaan, is dat voor na de paasvakantie.

Dat begint echt wel de spuigaten uit te lopen. Ik weet wel dat het niet uw fout is dat er geen kandidaten zijn, maar dit kan men toch niet meer uitleggen aan de mensen.

02.05 Paul Magnette, ministre: Je suis le premier à en être désolé.

02.06 Flor Van Noppen (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitleg. Het gaat er bijna aan toe zoals in andere dossiers: uitstel en nog eens uitstel. Ik begin mij af te vragen of bepaalde mensen het wel wenselijk vinden dat er een ombudsman komt.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De voorzitter: Vraag nr. 10.070 van de heer Logge is uitgesteld.

L'ordre du jour appelle l'interpellation (n° 260) de Mme Van der Straeten et les questions jointes n^os 10079 de M. Tobback, 10085 de M. Crucke, 10093 de M. Van Noppen, 10103 de Mme Partyka, 10109 de M. Tobback, 10116 de M. Vanvelthoven, 10124 de M. Henry et 10232 de M. Logghe au sujet des tarifs de distribution pour le gaz et l'électricité.

M. Tobback me demande de retirer sa question n° 10079 qui n'est pas tout à fait en rapport avec les autres questions jointes.

Je voudrais faire une suggestion concernant les points 13/1 et 13/2 de l'ordre du jour, à savoir les questions n°10434 de Mme Lalieux, n°10507 de M. Brotcorne et n°10453 de Mme Van der Straeten. Je voudrais les joindre à cette interpellation.

02.07 Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, je ne souhaite pas que ma question n° 10434 soit jointe au point 6 de l'agenda. Comme je l'ai signalé en séance plénière jeudi passé, cette question n'a rien à voir avec les questions déposées ici suite aux auditions de la CREG il y a quinze jours.

La présidence de cette commission n'est pas en tort, même si je m'énerve parfois, mais en séance plénière, certains de mes collègues, ne connaissant pas le contenu de ma question d'actualité, ont refusé que je pose cette question au ministre. C'était bien une question d'actualité puisque le sujet était abordé sur une demi-page dans la presse francophone.

Quoi qu'on dise sur ces révélations, la liberté de chaque parlementaire est de pouvoir poser des questions.

Face au groupe Ecolo-Groen!, au CD&V et au MR, et pour ne pas devoir faire un débat de procédure pendant des heures, j'ai accepté de retirer ma question. Je trouve que l'attitude de mes collègues est totalement inacceptable car ils ont porté atteinte à la liberté d'un parlementaire, ce que je n'ai jamais fait!

En ce qui concerne l'ordre du jour, je constate que ma question ne porte pas du tout sur le même sujet. Je regrette vraiment leur intervention. Je suis assez déçue par les collègues qui interviennent alors que les présidents de la Chambre et des commissions sont assez grands pour savoir si oui ou non il faut inscrire des questions d'actualité le jeudi après-midi, d'autant plus si un ministre accepte de venir y répondre. On remet vraiment en cause une liberté. Je déplore vivement ce que j'appellerais plus qu'un incident en séance plénière jeudi passé, à cause de trois groupes politiques et de la présidence de cette commission.

Par ailleurs, on a dit qu'il n'y a rien de nouveau. Pourtant, la CREG invite les parlementaires dans ses bureaux pour leur montrer des documents soi-disant confidentiels mais qui, finalement, ne le sont pas!

Je déplore aussi le fait qu'un régulateur fasse un communiqué de presse pour dire que tout cela est public, qu'il n'y a rien de nouveau, et qui invite, en secret, via une lettre à la présidence, avant qu'on puisse avoir un débat avec le ministre le mardi. On a empêché un débat le jeudi et la CREG fait tout pour qu'avant mardi elle puisse revoir les parlementaires avec le débat au ministre. Je ne sais pas à quel jeu joue le régulateur! Ensuite, elle vient nous montrer une série de documents dont la confidentialité est peut-être à revoir.

Je déplore l'attitude de la CREG. Un régulateur n'invite pas des parlementaires en secret avant un débat public en commission de l'Économie. C'est une sorte de fuite en avant et je poserai une question à ce sujet au ministre tout à l'heure, raison pour laquelle je ne souhaite pas qu'elle soit jointe aux autres.

Puisque la CREG a tellement à dire concernant des questions parlementaires qui me semblent devoir être d'ordre public et pas d'ordre privé, je demande officiellement à cette commission de réentendre la CREG sur l'ensemble de l'accord qu'elle a conclu avec certains GRD. Je demande non seulement l'audition de la CREG mais également l'audition de Test-Achats qui a réagi sur cette question. Je souhaite que tout cela se passe en public, de manière correcte par rapport aux parlementaires.

L'attitude de la CREG est inacceptable! Les fuites en avant d'un régulateur, qui dit qu'il n'appliquera pas la loi, doivent cesser!

02.08 Katrien Partyka (CD&V): In de politiek is een kort geheugen eigenlijk een goede kwaliteit. Ik ben niet van plan om nog verder in te gaan op allerlei beschuldigingen. Ik heb daar ook geen probleem mee, ik heb daar alle begrip voor. Toch wil ik nog eens duidelijk zeggen hoe dit precies verlopen is.

We hebben een hoorzitting gehad. We hebben met een paar collega’s een hele hoop vragen ingediend aangaande die hoorzitting over de distributienettarieven. De vragen in de plenaire vergadering gingen over exact hetzelfde thema. Het spijt me zeer dat ik daar nog altijd geen nieuw element in zie. Het zou maar fair geweest zijn dat de vragen uit de commissie zouden gekoppeld geweest zijn aan die in de plenaire vergadering. Dat ging niet omdat er een interpellatie was. Het leek mij niet onlogisch om het debat te kunnen voeren met iedereen die daar belang bij heeft. Ik vind het bij uitstek een parlementaire kwaliteit dat wij in openheid met alle partijen kunnen discussiëren. Het leek mij echter niet correct dat het thema aan bod kwam op een paar minuten in de plenaire vergadering, met slechts twee collega’s, terwijl er vier of vijf collega’s daarover een vraag hadden in de commissie.

Het spijt me zeer als ik hiermee gevoelens heb gekwetst, maar het was in ieder geval niet onlogisch om het debat te voeren. U vraagt nu trouwens zelf hoorzittingen, dus, eerlijk gezegd, louter volgens het Reglement, vond ik dat die vragen niet in de plenaire vergadering thuishoorden. Meer is dat niet. Voor het overige wil ik daar niet op terugkomen. Er werd trouwens een beslissing genomen. Ik zie het nut niet in om daar te blijven op terugkomen.

02.09 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, je partage le point de vue et la sagesse de Mme Partyka. Une fois n’est pas coutume! Je ne sais s'il faut s’étendre ici sur le fait que les questions soient posées en commission plutôt qu’en séance plénière. Le fond est que l’on comprenne et maîtrise l’ensemble du débat. Si Mme Lalieux n’a pas envie de joindre sa question, nous devons respecter l’autonomie des parlementaires à cet égard. Nous poserons les questions qui sont à poser et elle posera la sienne après, cela ne me semble pas être un drame.

Par contre mais non pas pour satisfaire les envies de Mme Lalieux, je souhaite soutenir son point de vue qui consiste à réauditionner la CREG. Cela vous donne une indication sur l’état dans lequel nous nous trouvons! Nous les avons déjà entendus voici quelques jours et nous devons les réentendre. Entre-temps, ils nous ont invités; je ne vois aucun mal à cela! Lorsque je suis invité quelque part, monsieur le ministre, je m’y rends et souvent avec plaisir, même si le sujet qui sera abordé est plus sérieux que d’autres.

Je dois cependant vous dire que, dans le temps qui nous a été réservé, c’est-à-dire une heure, et eu égard à l’épaisseur de la farde, il est difficile de porter un jugement autre que catégorique. Malgré tout, certains éléments peuvent être retrouvés dans les documents. Madame la présidente, en dehors des auditions de la CREG, de Test-Achats et d’autres car nous devons aller jusqu’au bout, je demanderais que le dossier que j’ai vu là-bas soit communiqué au Parlement, et ceci pour deux raisons.

La première est que nous ne parlions pas de documents dont nous n’avons pas connaissance, ou que certains auraient mieux vus que d’autres, ou différemment. Monsieur le ministre, ce n’est pas à vous que je vais apprendre ce qui suit. Le phénomène peut être expérimenté par le professeur d’université qui, lorsqu’il donne cours, voit arriver dans la salle de cours un laveur de vitres. Ce dernier nettoie comme il peut les vitres de l’auditoire et, le lendemain, le professeur demande aux étudiants ce qu’ils ont vu. Parmi ceux qui étaient présents, certains ont vu le laveur tout laver, d’autres ne l’ont vu laver que deux étages, d’autres encore, trois étages. Ceux qui n’étaient pas présents ont même entendu qu’il s’était cassé la figure! Comme je n’ai pas envie que vous vous cassiez la figure, pas davantage que je ne le souhaite à la CREG ou aux GRD, autant que ce document soit à disposition, que nous puissions le consulter et que, s’il soulève des questions, nous puissions les poser aux interlocuteurs manifestes. Ceux-ci sont plusieurs. La partie n’est pas fermée ni limitée à quelques personnes. Je souscris à cette demande et l’appuie. Je fais confiance à votre intelligence pour que ce document nous soit communiqué. Chacun choisira ensuite les matières dont il souhaite avoir copie.

02.10 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, of een krant Franstalig of Nederlandstalig is, en à la limite Duitstalig of Engelstalig, verhindert mij niet om een krant te lezen. Ik hou niet van de insinuatie dat Nederlandstaligen een vraag niet aan bod willen laten komen, omdat er een halve pagina stond in een Franstalige krant. Ik spreek beide talen vloeiend. Excuseer mij, mevrouw de voorzitter, maar mijn Duits is echt niet goed. Ik lees de kranten van beide landsgedeelten en het feit dat iets Nederlands- of Franstalig is, is geen reden om een vraag al dan niet toe te laten.

Niettemin, als een krant, in welke taal ook, op de voorpagina gewag maakt van een geheim akkoord, is het daarom nog geen nieuw element. Dat geheime akkoord was niet meer of minder dan de dading die de week voordien in onze commissie werd toegelicht. Het is niet omdat de titel daarvan opeens verandert, dat er kan worden besloten dat er iets totaal nieuw aan de hand is, dat er iets obscuur is, dat er bedrog zou zijn gepleegd of dat er iets aan de hand is dat niet waar is of dat eigenlijk absurd is. In die zin is er in mijn ogen nog altijd geen nieuw element. Overigens, ik wil er toch op wijzen dat in mijn interpellatie ook wordt verwezen naar die dading. In die zin is het vandaag een logische situatie dat alles aan alles is gekoppeld.

Ik deel ook de wijsheid en de commentaren van de twee vorige sprekers. Ik heb absoluut geen probleem om opnieuw hoorzittingen te organiseren, desnoods tot ’s nachts. Er is veel over dat dossier te zeggen, maar ik zou dan wel willen vragen, mevrouw de voorzitter, dat ook de minister dan aanwezig is. Ik stel vast dat, wanneer het gaat over de klimaatdossiers, bij hoorzittingen met het federaal Planbureau, met name Jos Delbeke, de minister altijd aanwezig is om na de interventies en de toelichtingen ook een mening te geven of een opmerking te maken. Als het gaat over de energiedossiers, is dat echter nooit het geval. Dat gold voor het dossier in verband met de transit. De minister mocht of wou daar niet bij zijn. Mevrouw Lalieux heeft toen letterlijk gezegd dat zij niet wou dat de minister daarbij aanwezig was. Als wij nu overgaan tot nieuwe hoorzittingen met de CREG of Test-Aankoop, dan vraag ik, mevrouw de voorzitter, dat de minister daarbij aanwezig is. Om even vooruit te lopen op wat collega Lalieux zal zeggen, is het daarbij niet de bedoeling de minister te “auditioneren”, maar wel zijn mening te horen.

Ik dank de CREG voor de openbaarheid die zij aan de dag heeft gelegd. In die dikke farde – ik steun trouwens de vraag van de heer Crucke om die te bezorgen aan het Parlement – heb ik gezien dat de minister van in het begin bij het dossier betrokken is geweest.

Hij heeft met name op 8 februari een brief ontvangen waarin melding wordt gemaakt van de dading. Ze zat er zelfs als annexe bij. Ik heb ook gezien dat er verschillende vergaderingen zijn geweest. In het verslag van de Raad van State wordt ook verwezen naar overlegvergaderingen, IKW’s en de aanwezigen aldaar. Het is niet zo dat iedereen heel hard gewerkt heeft, dat de minister van niets wist en dat wij nu geconfronteerd worden met weet ik veel wat er gebeurd is. Neen, hij is van in het begin bij het dossier betrokken. Hij zit er even hard tussen als eender wie. Ik meen dus dat het, in het kader van een hoorzitting, niet ongewenst is dat hij dan tegelijkertijd, nadat we de toelichtingen hebben gehoord, ook zijn mening en de stand van zaken zou geven, niet om hem te verhoren, maar om zijn mening ter zake te kennen.

Tot slot, als wij dan toch overgaan tot hoorzittingen, dan zou ik willen vragen, zoals dat de gewoonte is, dat iedereen voorstellen kan doen om sprekers uit te nodigen. Het is misschien de moeite om nog enkele experts of professoren – de kranten staan er vol van – ineens mee te vragen.

02.11 Bruno Tobback (sp.a): Mevrouw de voorzitter, vermits ik verhinderd was voor de fameuze oproep van de CREG heb ik die, ondertussen beruchte, dikke map niet gezien. Ik ben dus zeker vragende partij om kopieën daarvan te krijgen, want blijkbaar zitten er zeer veel interessante zaken in.

Ik kan alleen maar de vraag naar een hoorzitting met veel plezier ondersteunen. Ik kijk er met veel genoegen naar uit, maar ik vraag ook dat de minister op dat ogenblik aanwezig zou zijn, zodat wij ten minste een discussie kunnen voeren die de minister erbij betrekt en waarin wij zijn antwoord en zijn standpunt kunnen horen. Immers, het komt dadelijk nog terug in de vragen en de interpellatie dat een van de onduidelijkheden precies de motivatie van de beslissingen van de minister in dezen is

Mevrouw de voorzitter, ik wou nog iets anders zeggen. Naast de vraag van mevrouw Lalieux, die van een vele latere datum is, is er tot mijn eigen verbazing nog een vraag van mij aan toegevoegd, die al dateert van 11 januari en die er ten gronde niets mee te maken heeft. Het maakt mij niet uit dat men die vraag na de reeks van interpellaties behandelt – ik heb de tijd –, maar ik wil vragen om de vraag ofwel ervoor ofwel erna te plaatsen.

La présidente: C'est exactement ce que j'avais proposé, monsieur Tobback.

02.12 Katrien Partyka (CD&V): Wanneer wordt de hoorzitting nu gehouden?

La présidente: Monsieur le ministre, puisque vous avez entendu les commissaires, pouvez-vous donner votre opinion sur la proposition émise concernant notamment les auditions?

02.13 Paul Magnette, ministre: Je veux bien tout ce que vous voulez.

Premièrement, vous auditionnez la CREG et tous les experts que vous voulez, d'un côté; par ailleurs, vous me demandez mon avis. Que cela se fasse le même jour dans la même salle ou non, cela ne change rien à l'affaire du moment que vous receviez toutes les réponses à toutes les questions que vous posez.

Deuxièmement, à côté de l'aspect pratique quant à la difficulté d'une organisation qui tiendra compte des agendas des uns et des autres, il reste l'aspect politique: est-ce l'intérêt collectif du pays d'organiser une confrontation entre le gouvernement et le régulateur? Je n'en suis pas convaincu. Vous pouvez obtenir toutes les réponses à toutes les questions que vous vous posez en les posant, d'une part, à la CREG et, d'autre part, au gouvernement. C'est ce que vous faites. D'ailleurs, j'ai ici une très longue réponse à donner aux très nombreuses questions que vous allez poser, qui devrait déjà éclairer pas mal de choses si l'on peut entrer dans le fond du débat.

02.14 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, pour que les choses soient claires, le MR souscrit à la double proposition: recevoir en dépôt les documents qui se trouvent actuellement à la CREG, qui ont été présentés aux parlementaires qui se sont rendus sur place, mais dont ils n'ont pas pu prendre totalement connaissance; d'autre part, l'audition de la CREG, de Test-Achats également, en présence du ministre.

Nous n'allons pas continuer à jouer au ping-pong pendant des semaines et des mois. Le sujet concerne le pays, donc également le consommateur. Je ne mets ici personne au banc d'un tribunal, mais je veux qu'on puisse avoir la clarté totale sur cette question qui n'est ni banale ni à sous-estimer.

La présidente: Plusieurs points donc. D'abord, en ce qui concerne le souhait de Mme Lalieux de scinder: aucun souci.

Deuxième élément: je regarde si nous sommes en nombre pour prendre une décision. Je demanderais peut-être de nous prononcer sur la proposition faite par M. Crucke concernant l'opportunité de réorganiser des auditions; sur la transmission des documents aux commissaires, tels que présentés par la CREG, et, enfin, sur la demande de présence du ministre.

Y a-t-il des objections ou puis-je soumettre cette proposition à un vote? S'il n'y a pas d'objection, j'adopte cette proposition, monsieur Crucke. Nous nous concerterons pour fixer l'agenda. Pour la semaine prochaine, mardi matin, nous avons le projet de loi sur l'assurance hospitalisation. Je propose donc d'auditionner la CREG et Test-Achats le mercredi matin.

02.15 Katrien Partyka (CD&V): Wat zult u doen met de vraag van de heer Crucke naar de documenten?

De voorzitter: Ik heb dat al gezegd.

Nous demandons à ce que ces documents nous soient transmis. De hele map.

02.16 Katrien Partyka (CD&V): Voor een deel ben ik eigenlijk alleen maar vragende partij. Heel dat pak hoef ik echt niet te hebben.

La présidente: Nous demanderons à ce que les documents nous soient transmis et l'ensemble sera mis à la disposition des commissaires.

02.17 Paul Magnette, ministre: Cela me pose un problème pour l'organisation de mon agenda. J'ai des rendez-vous et les délais sont trop courts pour pouvoir reporter ceux-ci. En outre, mercredi matin, je dois être présent en commission de la Santé publique.

Auditionnez donc et je viendrai répondre le mercredi après-midi.

02.18 Katrien Partyka (CD&V): Mevrouw de voorzitter, wij kunnen onze agenda misschien wijzigen?

La présidente: M. Reynders viendra mardi après-midi. Est-ce bien cela?

02.19 Paul Magnette, ministre: C'était prévu! Mais on avait également inscrit à l'ordre du jour le vote de la résolution de la Chambre sur Tihange 4!

02.20 Katrien Partyka (CD&V): (…)

La présidente: La réunion est donc fixée à mardi matin!

02.21 Paul Magnette, ministre: Mardi matin, je ne pourrai être présent, madame la présidente. L'après-midi me conviendrait mieux!

02.22 Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, voilà longtemps que nous sollicitons la présence de M. Reynders. Il nous a fixé une date. J'aimerais qu'on ne la modifie plus. Que l'on déplace d'un jour ou deux l'audition de la CREG, peu m'importe! Mais que l'on ne modifie pas le projet de loi sur l'assurance hospitalisation, sous peine de ne plus pouvoir bénéficier de la présence du ministre, alors que l'agenda tel qu'il a été défini a été approuvé ce matin!

De voorzitter: Op woensdagnamiddag past het niet voor de minister.

(…): Il siège en commission de la Santé publique!

La présidente: Et mercredi matin?

02.23 Paul Magnette, ministre: Cela ne vient pas à huit jours!

02.24 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, si nous reportons la réunion au mardi suivant, cela permettra à tout un chacun de prendre connaissance de ces documents. Postposer la réunion au mardi suivant ne présente aucune difficulté.

02.25 Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, en ce qui concerne les documents, si de nombreuses commissions d'enquête ont lieu au sein de notre parlement, je rappelle que nous n'en sommes pas une. Par ailleurs, je voudrais que la question soit posée au régulateur. En effet, d'une part, la convention que j'ai pu lire tout à l'heure ne contient que des termes juridiques; d'autre part, les annexes reprennent des données commerciales et des données confidentielles telles que définies par la loi eu égard aux GRD et au calcul de la RAPE, du Bêta, etc..

Les intervenants prendront l'exemple d'un GRD wallon et d'un GRD flamand et il faudra faire attention à toutes les données confidentielles précitées. Il faudrait poser la question par rapport au respect de la loi votée au sujet de la confidentialité de certaines données. Une autre solution serait de disposer de temps pour consulter la farde.

Je ne veux pas dire ici que je ne fais pas confiance à mes collègues, mais chacun sait que les documents distribués circulent au dehors et le premier d'entre nous qui informe les journalistes obtient son interview!

À un moment donné, il faut faire preuve de prudence en la matière. Par conséquent, il me paraît nécessaire de réfléchir avant de faire réaliser 17 copies de ce dossier, sans oublier les copies destinées aux suppléants. Il faut savoir quel type de loi vise à protéger lesdites données et s'il n'est pas préférable de les consulter suivant les nécessités, au secrétariat de la commission.

Cela dit, je n'ai pas lu tous les documents qui se trouvent dans la farde.

02.26 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, je n'ai pas eu le temps de prendre connaissance de l'ensemble des documents, mais il ne me semble pas que certains d'entre eux soient confidentiels. Mais il est tout à fait possible qu'au regard de la loi, certains documents soient confidentiels. Pour ma part, je ne vois aucun problème à ce que les documents identifiés par la CREG comme confidentiels aux yeux de la loi, restent au greffe où il serait possible de les consulter. Mais, en tout cas, 95% des documents sinon plus, peuvent être photocopiés. Cette option nous permettrait de respecter la législation et le principe de confidentialité et en même temps de faire notre travail.

Par ailleurs, il est sans doute indiqué de réentendre la CREG et Test Achats et une semaine plus tard le ministre.

Le but, madame la présidente, est d'éviter de nous empêcher d'avoir la pleine maîtrise d'un dossier en raison de sons de cloches diamétralement opposés.

02.27 Katrien Partyka (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik vind het een goed voorstel van de heer Crucke de CREG te vragen de confidentialiteit te onderschrijven. Eigenlijk ben ik bijzonder geïnteresseerd in de inventaris die de CREG heeft gemaakt en de stukken die vallen onder A2, bekendmaking dading. Welnu, ik wil graag uren doorbrengen op de CREG, maar het is geen gemakkelijke oplossing daar het hele dossier in te kijken.

(…): (…)

02.28 Katrien Partyka (CD&V): Het Parlement gaat dicht om 17 uur. Het lijkt mij gemakkelijker wanneer wij een stuk van het dossier kunnen meenemen. Voor mij gaat het om A2, bekendmaking dading. Daarvan staat een stuk op de website – dat hoef ik ook niet te hebben – maar de briefwisseling tussen de CREG en de minister vind ik wel belangrijk.

La présidente: Il me semble que ce que vous proposez rejoint ce que M. Crucke a dit. Je ne pense pas que cela devrait poser d'autres problèmes.

02.29 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, ik sluit mij daarbij aan indien onderdelen hyperconfidentieel zijn en commerciële informatie bevatten. Maar het oordeel daarover wil ik overlaten aan de CREG en niet aan de politiek. Er zitten immers stukken in die ik diagonaal heb ingekeken en die ik gedetailleerd zou willen lezen: de briefwisseling en de rol van de respectieve politieke overheden.

Ik wil nog één opmerking maken die ik niet kan laten. Ofwel vraagt men opheldering ofwel niet. Ofwel is iets supergeheim, ofwel niet. De opmerkingen van sommige collega’s gaan soms in twee richtingen: eerst moet er volledige opheldering komen en daarna moeten er misschien nog bepaalde documenten uit. Laten wij aan de CREG het volgende duidelijk communiceren. Laat het oordeel bij de CREG of er echt dingen instaan die vanuit het oogpunt van de wet confidentieel zijn, met name gevoelige commerciële informatie. Ik wil geen politieke tranchering.

La présidente: La proposition qui a été faite se défend. Est-on d'accord de transmettre les documents tels qu'ils nous ont été présentés, sauf ceux qui seraient susceptibles de poser un quelconque problème au niveau de la confidentialité pour la légalité. C'est la CREG qui en jugera. Y a-t-il des objections? (Non)

Je propose d'auditionner la CREG et Test-Achats, en présence de M. le ministre, le mardi 10 février 2009 à 14.15 heures.

M. Tobback a demandé à ce que sa question n° 10079 soit scindée des autres questions. Je lui donne maintenant la parole de manière à le libérer et nous entamerons ensuite le reste des questions qui ont trait à l'interpellation n° 260 de Mme Van der Straeten.

03 Vraag van de heer Bruno Tobback aan de minister van Klimaat en Energie over "de brief van de Europese Commissie in verband met de transittarieven voor aardgas" (nr. 10079)

03 Question de M. Bruno Tobback au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la lettre de la Commission européenne relative aux tarifs pour le transit de gaz naturel" (n° 10079)

03.01 Bruno Tobback (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijn vraag ligt er al een hele tijd, maar zij is blijkbaar om allerlei redenen wat moeten opschuiven. Zij werd opgesteld naar aanleiding van een artikel in De Tijd, dat een aantal weken geleden gewag maakte van een brief van de Europese Commissie. Ik neem aan dat het ging om een antwoord op de vraag van de intussen fameuze kamer van het hof van beroep en het even fameuze arrest over de schorsing van de beslissing van de CREG over de transitcontracten. De Europese Commissie zou een brief hebben gestuurd waarin nogal wat fundamentele kritiek wordt geleverd op de Belgische wetgeving.

Bovendien wordt het principe nogmaals bevestigd dat er in wezen, op basis van de richtlijn, geen onderscheid is tussen transit en transport, wat het gereguleerd karakter van de tarieven betreft.

Een onderscheid in tariefstructuur maken tussen die twee, zoals onder andere gebeurt in de gastransitwet, is niet conform de betrokken verordening. Misschien is dit een gelegenheid om de bespreking in de Senaat nog eens uit te stellen.

Mijnheer de minister, ik heb een aantal concrete vragen. Ten eerste, nu we toch al die documenten aan het verdelen zijn in de Kamer, zou het niet goed zijn om minstens ook die brief ter beschikking te stellen van de parlementsleden? Ik neem aan dat de senatoren die moeten stemmen over die gastransitwet daarvoor bijzonder veel belangstelling hebben.

Ten tweede, wat is uw antwoord op de opmerkingen van de Europese Commissie?

Ten derde, wat zijn de mogelijke gevolgen van dit standpunt van de Europese Commissie? Dit sluit aan bij het volgende, namelijk de interpretatie van de CREG dat als de Belgische wetgeving niet conform de Europese wetgeving is, de Belgische wetgeving per definitie niet kan worden toegepast.

Het staat nog ter discussie of dit juist is of niet, maar dit betekent hoe dan ook opnieuw een risico op een hele reeks gerechtelijke procedures en op rechtsonzekerheid voor alle betrokkenen. Het lijkt mij misschien verstandiger om de Belgische wetgeving in harmonie te brengen met de standpunten van de Europese Commissie teneinde te vermijden dat iedereen weer een gelegenheid krijgt om naar de rechtbank te lopen in deze zaken.

Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

03.02 Paul Magnette, ministre: Cher collègue, je suis entièrement d'accord avec vous: cela n'a absolument rien à voir avec le débat sur les tarifs des GRD. La question ne devait donc pas être jointe.

Pour le reste, on a déjà débattu d'une réponse de la Commission à une question posée par la directrice générale du SPF Économie sur ce type de sujet.

Cela dit, comme vous, j'ai lu dans la presse qu'une lettre avait été adressée par la Commission à la cour d'appel. Mais je ne fais partie ni de l'une, ni de l'autre. Je n'ai pas reçu cette lettre. Je ne connais pas son contenu. Et je n'ai pas à interférer dans la correspondance entre l'exécutif européen et une juridiction belge. Sur le fond, je n'ai donc pas d'avis. Je ne peux donc que vous demander de vous référer au large débat qui a eu lieu dans cette commission lors de la discussion de la loi sur le transit de gaz.

03.03 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de minister, ik noteer dat u formeel verklaart dat u minder goed geïnformeerd bent dan nogal wat anderen die ik om een of andere reden persoonlijk ken. Ik betreur dat u verklaart dat u niet weet dat die brief bestaat en wat erin staat. Ik durf dat hier redelijk sterk te betwijfelen. U weet net als ik dat die brief, ongeacht de inhoud ervan, alle kans heeft om een invloed te hebben op de uiteindelijke uitspraak van het hof van beroep in deze zaak vermits het blijkbaar een antwoord is op een vraag van het hof van beroep. Als de Europese Commissie in die brief eenzelfde stelling inneemt als in de eerdere brief, die wij hier hebben besproken, en als die stelling conform een aantal interpretaties van het hof van beroep is, dan betekent dit eigenlijk dat de gastransitwet, die wij hier al hebben goedgekeurd en die nu in de Senaat wordt besproken, in grote mate wordt gehypothekeerd zoals een aantal mensen hier tijdens de bespreking heeft gesignaleerd.

Zoals u in heel de gastransitwet-geschiedenis hebt gedaan, kunt u er zich natuurlijk vanaf maken door te zeggen dat u van niets weet, dat u het niet wilt weten en dat u het ons zeker niet zult zeggen. Als daardoor op termijn heel de veldslag voor de rechtbanken, die al een hele tijd gaande is rond dit soort wetgeving, de onduidelijkheid ervan en de belangen van deze en gene, blijft doorgaan, wil ik u er nogmaals op wijzen dat de verantwoordelijkheid die u daarin neemt zeer groot is omdat dit op termijn alleen maar leidt tot onduidelijkheid, onzekerheid en hogere tarieven voor consumenten. Deze laatsten zijn in principe de eersten die u zou moeten beschermen.

Zoals het stilaan een traditie wordt in die dossiers maakt u zich ervan af met een zeer gemakkelijk antwoord. Ik vrees echter dat u daarmee gewoon de miserie op de lange baan schuift, niet alleen voor de mensen maar op termijn ook voor uzelf. Ik zou u afraden om daarmee verder te doen.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

04 Samengevoegde interpellatie en vragen van

- mevrouw Tinne Van der Straeten tot de minister van Klimaat en Energie over "de stijging van de distributietarieven" (nr. 260)

- de heer Jean-Luc Crucke aan de minister van Klimaat en Energie over "een stabiel kader voor de distributietarieven" (nr. 10085)

- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "het wettelijk kader met betrekking tot de distributietarieven voor elektriciteit en gas en de discussie over de stijging van deze tarieven" (nr. 10093)

- mevrouw Katrien Partyka aan de minister van Klimaat en Energie over "de geldigheid van KB's ten overstaan van richtlijn 2003/55/EG" (nr. 10103)

- de heer Bruno Tobback aan de minister van Klimaat en Energie over "de nettarieven ingediend bij de CREG" (nr. 10109)

- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van Klimaat en Energie over "de afkeuring door de CREG van de prijsvoorstellen van de netbedrijven" (nr. 10116)

- de heer Philippe Henry aan de minister van Klimaat en Energie over "de distributietarieven" (nr. 10124)

- de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "de CREG en de distributienettarieven" (nr. 10232)

- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Klimaat en Energie over "de door de pers verspreide informatie betreffende de schikking tussen de CREG en bepaalde DNB's" (nr. 10434)

- de heer Christian Brotcorne aan de minister van Klimaat en Energie over "de betrekkingen tussen de CREG en de distributienetbeheerders" (nr. 10507)

04 Interpellation et questions jointes de

- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la hausse des tarifs de distribution" (n° 260)

- M. Jean-Luc Crucke au ministre du Climat et de l'Énergie sur "un cadre stable pour les tarifs de distribution" (n° 10085)

- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le cadre légal relatif aux tarifs de distribution pour le gaz et l'électricité et la discussion sur la hausse de ces tarifs" (n° 10093)

- Mme Katrien Partyka au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la validité des arrêtés royaux par rapport à la directive 2003/55/CE" (n° 10103)

- M. Bruno Tobback au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les tarifs de réseau introduits auprès de la CREG" (n° 10109)

- M. Peter Vanvelthoven au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le rejet des propositions de prix des entreprises de réseau par la CREG" (n° 10116)

- M. Philippe Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les tarifs de distribution" (n° 10124)

- M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la CREG et les tarifs du réseau de distribution" (n° 10232)

- Mme Karine Lalieux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les informations diffusées par la presse concernant la transaction entre la CREG et certains GRD" (n° 10434)

- M. Christian Brotcorne au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les relations entre la CREG et les gestionnaires de réseau de distribution" (n° 10507)

04.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, het is blijkbaar een dossier waarbij de gemoederen nogal hoog kunnen oplaaien. Wij hebben dat vastgesteld in de discussie met de heer Eerdekens, tijdens de hoorzitting. Wij hebben dat ook vastgesteld in de plenaire vergadering, vorige week. Zonet hebben wij het hier ook nog eens vastgesteld. De distributietarieven en de rol van de verschillende actoren daarin zorgen voor enige emotie.

Over de tarieven en de vaststelling van de tarieven zegt men wel eens dat het technische dossiers zijn, maar eigenlijk is het dossier niet zo technisch als het eruitziet. De bottom-line van het dossier is eigenlijk zeer simpel. Het gaat met name over geld. Het gaat, ten eerste, over de eindfactuur voor de consument. De distributie vertegenwoordigt een derde op de eindfactuur van de consument. Als die tarieven stijgen, dan stijgt natuurlijk ook de eindfactuur van de consument. Ten tweede, het gaat ook over de investeringszekerheid van de DNB’s. Het spreekt voor zich dat zij goede tarieven en een sterke tariefstructuur nodig hebben om de noodzakelijke investeringen te kunnen doen in het net. Ten derde, het gaat – niet te vergeten – ook over de inkomsten voor de gemeenten. Ik meen dat dat trouwens de reden was waarom wij verblijd konden worden met het bezoek van de heer Eerdekens aan onze commissie.

Het gaat over geld en het gaat dus eigenlijk vooral over evenveel belangen. Het conflict en de malaise in het dossier vandaag hebben volgens mij voor een stuk te maken met het afwegen van die belangen ten opzichte van elkaar en het met elkaar in conflict komen van die belangen. Ik meen dat de CREG vooral het algemeen belang en de consument voor ogen heeft. Zij heeft de ingediende tariefvoorstellen verworpen, omdat ze stijgen. Ik heb dat ook gelezen op haar website. Zij heeft de consument voor ogen.

Wat de DNB’s betreft, zij hebben natuurlijk de kwaliteit van hun netten voor ogen, alsook de inkomsten voor de aandeelhouders. De gemeenten kijken ook vooral naar hetgeen zij eruit kunnen halen. Doordat die verschillende zaken met elkaar in relatie worden gebracht, worden wij vandaag geconfronteerd met wat men in het Frans een bordel zou noemen. Daarom is het goed even bij een aantal zaken stil te staan.

Ten eerste, normaal gezien zouden we vanaf 1 januari 2009 moeten gekomen zijn tot distributietarieven die gelden voor een periode van 4 jaar. Bedoeling was minder schommelingen te hebben in de eindfactuur van de consument, alsook om het gemakkelijker te maken voor de DNB’s om hun investeringen over meerdere jaren te spreiden. Het is ondertussen wel duidelijk dat wij helemaal geen stabiele eindfactuur hebben gerealiseerd en nog minder investeringszekerheid voor de DNB’s. Naar aanleiding van de discussie de jongste maanden - we zijn toch al van december met de materie bezig – en de hoorzitting denk ik dat wij op de eerste plaats moeten stilstaan bij wie wat moet doen.

Welnu, de reglementaire basis voor welke bevoegdheden door wie moeten worden uitgeoefend, zit heel duidelijk vervat in de Europese elektriciteits- en gasrichtlijn, respectievelijk artikelen 23 en 25. Er staat duidelijk in dat de regelgevende instanties verantwoordelijk zijn voor de vaststelling van de tarieven, tenminste voor de goedkeuring van de methodologie en voor het berekenen en/of vastleggen van de voorwaarden inzake de distributietarieven. Bovendien kunnen conform die twee richtlijnen de lidstaten voorschrijven dat een en ander wordt voorgelegd aan een relevante instantie met het oog op het nemen van een formeel besluit. Die relevante instantie kan dan alleen dat voorstel goedkeuren of afkeuren. In onze Belgische wet is dat dan ook vertaald, waarbij de minister aan de CREG vraagt om een voorstel te formuleren, de CREG dat 40 dagen later bezorgt na overleg te hebben gepleegd met de DNB’s, waarna de Koning overlegt met de Gewesten en het in de Ministerraad tot een KB komt.

Samengevat volgt hieruit dus, ten eerste, dat de CREG de bevoegdheid heeft om een voorstel te formuleren en, ten tweede, dat de relevante instantie, de bevoegde minister of de Koning, dat kan goedkeuren of gemotiveerd afkeuren.

Toegepast op het dossier kunnen wij, ten eerste, vaststellen dat de CREG overlegd heeft, wat geresulteerd heeft in een dading. Sommige mensen willen dat geen dading noemen, maar een geheim akkoord. Ik heb vastgesteld dat dat niet zo geheim is en dat het hier in de commissie uitgebreid is toegelicht. Bij het bezoek aan de CREG is trouwens ook gebleken dat er nauwgezet en consciëntieus overleg gepleegd is met alle mensen, met alle DNB’s.

Ten tweede heeft de CREG een voorstel gemaakt. Zij heeft dat bezorgd aan de minister.

Dan komen we bij het punt waarbij ik het langst wil stilstaan. Vervolgens is de minister immers creatief geweest. Hij is met dat voorstel aan de slag gegaan om een aantal wijzigingen aan te brengen. Hij heeft een aantal dingen geschrapt en een aantal dingen toegevoegd. Ik wil opmerken dat de Raad van State daar in zijn verslag enkele opmerkingen over maakt. Die vraagt zich af of dat wel een reglementaire handelwijze was. De Raad van State verwijst zelf naar de elektriciteits- en gasrichtlijn, waarbij hij argumenteert dat het de Koning eigenlijk niet toekomt om zelf creatief te zijn. Het is daarentegen enkel zijn bevoegdheid om goed of af te keuren. Met andere woorden, als de CREG haar boekje te buiten zou zijn gegaan door een dading te sluiten, dan was het de minister toegekomen om gemotiveerd te zeggen dat hij dat niet kon aanvaarden. Ik stel echter vast dat dat niet is gebeurd.

Het KB is uiteindelijk gepubliceerd en we hebben daar een uitgebreide hoorzitting over gehad. Over de publicatie van dat KB wil ik een aantal dingen zeggen. Het eerste is misschien een detailopmerking. In de publicatie is er een schoonheidsfoutje geslopen. In het KB over elektriciteit spreekt men immers over de gaswet. Ik weet niet of het de bedoeling is om in een KB over elektriciteit over de gaswet te spreken. Ik denk dat dat een technische fout is, maar het zou goed zijn om dat recht te zetten want ik begrijp niet waarom men in een KB over elektriciteit zou verwijzen naar de gaswet. Ik denk dat daar een verwisseling is gebeurd in de teksten en dat men er overheen heeft gelezen.

Ten tweede, tijdens ons bezoek gisteren bleek – er wordt ook naar verwezen in het verslag van de Raad van State – dat aantal zaken is opengelaten voor tranchering door de minister. De CREG maakt daar geen geheim van en in het advies van de Raad van State wordt daarnaar verwezen. Ik refereer onder andere aan de bètafactor. Dat punt is effectief doorgeschoven naar de minister om er een beslissing over te nemen.

Vervolgens zijn bepaalde zaken geschrapt, toegevoegd of gewijzigd. Die zijn uitgebreid toegelicht in de hoorzitting. Het gaat om de mogelijkheid tot het uitwerken van normen en criteria, de beoordeling van de redelijkheid van de kosten enkel ex ante en nog een aantal zaken, die ik niet hoef te herhalen. Ik denk dat ze zeer duidelijk zijn.

Ik vraag mij dus ten gronde af of het KB nog wel juist is als erin staat dat het tot stand is gekomen op voorstel van de CREG. Volgens mij is het niet langer het voorstel van de CREG dat in het Staatsblad is gepubliceerd. Het is een KB dat is geschreven, gewijzigd en veranderd door de minister. In die zin denk ik dat er een vormfout is en zelfs een schending van het Europees recht, terwijl het eigenlijk niet tot de bevoegdheid van de minister behoort om daarin zaken te wijzigen.

Ik heb een aantal concrete vragen. Mijnheer de minister, misschien kunt u zelf eens toelichten welke punten er precies zijn gewijzigd in het voorstel van de CREG? Ik wil vooral weten wat daarvoor de reden was. Waarom hebt u bepaalde beslissingen genomen? Ik verwijs bijvoorbeeld naar de bètafactor. Die zou men marktconform kunnen vaststellen. In het dossier van de gastransit hebben wij geleerd dat u een groot voorstander bent van het marktconform bepalen van een aantal tarieven. Wat de bètafactor betreft, is dat echter blijkbaar niet langer relevant, want die wordt niet marktconform vastgesteld. Marktconform zou in dat geval willen zeggen 0,2 à 0,3. In het KB is echter beslist om de bètafactor vast te leggen op 0,65, drie keer meer dus. Het resultaat is dus meer winst voor de DNB’s. Ik zal het anders zeggen, want u bent ook minister van Consumentenzaken. Het betekent ook een verhoging van het tarief en een hogere rekening voor de consumenten.

Mijnheer de minister, hebt u overleg gepleegd met de CREG? Ik heb gezien dat er een uitgebreide briefwisseling is geweest en dat u al sinds 8 februari op de hoogte bent van wat de CREG zou voorstellen. Welke contacten zijn er eigenlijk geweest? Bijvoorbeeld concreet wat de bètafactor betreft, hebt u de CREG gevraagd om simulaties en om haar mening over het al dan niet vastleggen van die bètafactor op een bepaald niveau? Is er overleg geweest? Met wie, wanneer, waarom? Wie waren er eigenlijk allemaal betrokken bij de totstandkoming van het KB? Ik veronderstel dat, wanneer u daarin dingen gewijzigd en geschrapt hebt, u dat niet zelf hebt gedaan en dat er IKW’s aan vooraf zijn gegaan. Daar wordt ook naar verwezen in het advies van de Raad van State. Daarbij waren dan mensen van uw kabinet of anderen betrokken, die natuurlijk wel elk hun eigen belangen zullen hebben.

Mijnheer de minister, deelt u de mening dat de wijzigingen die aangebracht zijn in het KB van uwentwege, aanleiding geven tot een stijging van de distributietarieven? Dat hebben we immers duidelijk in de hoorzitting gehoord. Tijdens de nieuwe hoorzitting kunnen we daar misschien nog eens extra bij blijven stilstaan. Een aantal zaken dat gewijzigd is, zoals de bètafactor, de X-factor en andere zaken, geven aanleiding tot de stijging van de distributietarieven.

Bent u van mening dat effectief voldaan is aan de voorstelbevoegdheid van de CREG. Met andere woorden, hebt u de bevoegdheid om dingen te wijzigen? Is de bepaling in het KB “op voorstel van de commissie” nog juist, aangezien datgene wat gepubliceerd is, niet langer het voorstel van de commissie was?

Ten gronde, uiteindelijk moeten we uit deze situatie zien te komen. Dat is de wens van iedereen. De CREG heeft tijdens de hoorzittingen een aantal mogelijke oplossingen aangereikt, zoals minimaal het verwijderen van de gebreken in de KB’s.

Wat is uw mening hierover? Welke oplossingen zijn er volgens u mogelijk om uit die malaise te geraken en om effectief te komen tot een tarievenbesluit dat niet wordt aangevochten voor het hof van beroep en waarvan de tarieven die eruit voortvloeien, ook niet worden aangevochten?

Ik deel de bekommernis van de CREG. Het volstaat om de lijst te consulteren op de website van de CREG. Quasi elke beslissing wordt aangevochten voor een rechtbank. Men wordt geconfronteerd met een jurisprudentie die alle richtingen uitgaat. Ik denk dat een kat haar jongen daarin nog nauwelijks terugvindt. Het hof van beroep beslist de ene keer A en de andere keer B. Het is het recht van iedereen om naar de rechtbank te gaan. Ik trek dat niet in twijfel, maar er moet toch een mogelijkheid zijn om tot een KB voor de meerjarenplanning te komen en tot de vaststelling van tarieven die kunnen rekenen op een maximale consensus, die zodanig duidelijk zijn en waarover iedereen het zodanig eens is dat de facto het aantal beroepen bij de rechtbanken vermindert.

Ten slotte zou ik wil weten welke initiatieven u hebt ondernomen sinds de verwerping van de tariefvoorstellen door de CREG.

04.02 Jean-Luc Crucke (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, je serai bref puisque tous les éléments ont été repris dans l'interpellation. Je ne parlerai pas de lupanar, comme entendu, mais je pense quand même que notre commission, à travers les auditions de la semaine passée, frôlait parfois le surréalisme. Nous avons entendu des points de vue non seulement totalement opposés, mais aussi des affirmations complètement contradictoires. Ainsi, la décision prise tout à l'heure me semble être évidente et intéressante.

Cela dit, monsieur le ministre, quel est le contenu des reproches de la CREG?

D'abord, la CREG réclame un cadre législatif stable et un pouvoir de contrainte sur le secteur. Quelle est votre position à ce sujet? Oui ou non, le cadre est-il stable? Oui ou non, la contrainte existe-t-elle? Si oui, dans quelle mesure? Si non, pourquoi?

Deuxièmement, l'arrêté royal sur lequel se reportent toutes les questions, d'après la CREG, n'est pas conforme aux directives européennes. L'Europe vous a-t-elle interpellé sur le sujet? Y a-t-il eu des demandes de la part de l'Europe? Réellement, y a-t-il eu là soit un dialogue soit une réponse? Oui ou non, est-ce conforme aux directives européennes?

Troisièmement, comment comptez-vous mettre fin, le plus vite possible, à cette forme d'anarchie dans le secteur? Anarchie qui entraîne de l'insécurité: nous travaillons encore toujours avec des prix provisoires. Il est clair que le temps accentuera l'insécurité, mais que les uns et les autres crieront soit au vol, soit à l'injustice, soit au règlement de comptes.

Il est de l'intérêt de chacun de mettre fin à ce type de débats, non que le débat ne doit pas avoir lieu, mais tout débat demande une fin. Ici, je crains qu'un chat n'y retrouve plus ses jeunes. Le citoyen qui essaie de comprendre comment sont appliquées les législations belge et européenne se heurte à un écran de fumée et il doit crier lui-même au feu. Cela n'empêche qu'il doive régler tous les mois sa facture et c'est cet élément qui m'intéresse dans le dossier.

04.03 Flor Van Noppen (N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik denk dat de vorige sprekers reeds voldoende hebben uitgelegd waarover het gaat. Het komt erop neer dat we nog geen akkoord hebben over de distributietarieven en dat sommige consumenten worden bevoordeeld, terwijl andere consumenten worden benadeeld.

Ik kom onmiddellijk tot de vragen, mijnheer de minister.

Op welke punten hebt u de KB's gewijzigd en waarom?

Wat vindt u van de kritiek van de CREG dat door de wijziging van de KB’s haar tarifaire bevoegdheid wordt beknot en de deur wordt geopend voor hogere distributietarieven?

Wat is uw reactie op de kritiek van de Europese Unie?

Wat zult u ondernemen om de oorlog tussen de CREG en de distributienetbeheerders over de distributienettarieven te beëindigen?

Vindt u dat de hogere tarieven zoals voorgesteld door de distributienetbeheerders, uw inspanning ondermijnen om de energiefactuur van de consument in tijden van crisis te verlagen? Steunt u de voorstellen van de distributienetbeheerders?

04.04 Katrien Partyka (CD&V): Mevrouw de voorzitter, er is reeds heel wat gezegd. Ik zal mij dan ook beperken tot mijn vragen.

Kan de minister de garantie geven dat de genomen koninklijke besluiten rechtsgeldig zijn ten overstaan van de richtlijn 2003/55 van 26 juni 2003? De CREG verwijst in dat verband naar het arrest van 10 november 2008 over de gastransit, waarin het hof van beroep zegt dat de CREG gebonden is aan de Europese regels en desnoods het Belgisch recht niet mag toepassen. Dat heeft de CREG ons ook verteld tijdens de hoorzitting.

Ten tweede, uit de adviezen van de Raad van State en de toelichting van de CREG blijkt dat de minister het voorstel van koninklijk besluit, hem bezorgd door de CREG, op verschillende punten heeft gewijzigd. Welke wijzigingen zijn aangebracht? Waarom?

Ten derde, wat is het antwoord van de minister op de oplossingen die de CREG naar voren schuift? De CREG stelt immers enkele oplossingen voor: het herstellen van de oorspronkelijke teksten van de koninklijke besluiten, de regulator kostennormerende bevoegdheid geven en het toepassen van de x-factor en de globale regulering op de totale kostenbasis in plaats van het onderscheid te maken tussen beheersbare en niet-beheersbare kosten.

04.05 Bruno Tobback (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik sluit mij grotendeels aan bij de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen. Ik wil echter terugkomen op de redelijk absurde situatie vorige week in de commissie, met dank aan de uiteenzettingen van onder meer collega Eerdekens. Hij heeft duidelijk gemaakt in welk spanningsveld wij hier zitten. Enerzijds is er de Europese regelgeving die een aantal duidelijke normen stelt en probeert tot een transparante markt te komen in deze sector. Men kan voor of tegen zijn, maar zij is geldig. Anderzijds is er de Belgische traditie om de financiering van gemeenten en lokale besturen onder meer te regelen via de distributietarieven en de hele energiesector. Men kan ook voor of tegen dat laatste zijn, maar het is een situatie die zich vandaag hoe dan ook voordoet.

Ook tegenover de heer Eerdekens heb ik vorige week de conclusie moeten maken dat men de dingen nu op de slechtst mogelijke manier oplost, met name door een soort oorlog te ontketenen in de sector. Men creëert onduidelijkheid over de wetgeving en er worden koninklijke besluiten opgesteld volgens een “systeem D”. Als de beslissing van de ene ons niet aanstaat, gaan wij naar de minister om te zeggen hoeveel wij nodig hebben. De minister maakt een besluit dat zelfs niet gemotiveerd moet zijn: de minister heeft beslist, punt.

Men vergeet daarbij dat vervolgens rechtbanken zich daarover buigen en dat de Europese Commissie brieven schrijft. Vervolgens gaan anderen zich geroepen voelen het hele systeem aan het wankelen te brengen, ook al heeft men ooit met de beste bedoelingen iets willen doen.

Nogmaals, ik sluit mij aan bij de vraag waarin precies het besluit verschilt van het voorstel van de CREG. Waarom heeft men niet de moeite gedaan het te motiveren op een duidelijke, heldere en zichtbare manier, als men het toch wilde wijzigen en dacht dat men goede redenen had – en misschien hebt u die wil? Waarom denkt men blijkbaar dat dit allemaal niet meer nodig is? Of denkt men dat men in het huidige wetgevende klimaat en in de Europese markt dat allemaal kan doen zonder te motiveren? Is het omdat de gemeente van de heer Eerdekens geld nodig had en niet alleen die van de heer Eerdekens voor alle duidelijkheid?

Ik zou graag weten waarom men op zo’n prehistorische manier in België denkt te kunnen omgaan met een sector die in principe vandaag hoe langer hoe meer modern en wereldwijd concurrentieel wordt en die wordt gedomineerd door grote mensen. In die sector moet men niet proberen te spelen met wetgeving als kleine kleuters. Dat doet men nu, en ik vind dat bijzonder erg, want dat zal ons op termijn allemaal zuur opbreken.

Hoe hebt u dat gedaan? Waarom is dat niet beter gemotiveerd? Wat is het einddoel van dat verhaal? Wat zult u vervolgens doen met alle juridische procedures die hiertegen nu opnieuw zullen worden begonnen? Zij zijn trouwens al bezig. Wat denkt u dat de Belgische consument daarmee op termijn te winnen heeft?

04.06 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, comme certains de mes collègues l'ont dit, l'intervention des différents acteurs ressemble davantage à une cacophonie qu'à une régulation de la situation globale. C'est préjudiciable à l'intérêt général et certainement au consommateur final. Je ne reprendrai pas l'ensemble de l'argumentation ni les questions posées par mes collègues, à commencer par l'interpellation initiale. Cependant, je préciserai quelques points.

J'ai l'impression que dans ce débat, on mélange un peu tout, alors que certaines questions méritent des réponses claires. Tout d'abord, le ministre était-il ou non au courant de cet accord? Cette question est déterminante afin d'établir l'existence d'un accord secret et secret pour qui? Dans l'affirmative, comment a-t-il agi par rapport à cet accord, selon qu'il l'estimait légal ou non? En effet, on ne peut simultanément dire que l'accord est illégal ou secret et qu'on n'en a pas tenu compte, qu'on n'a rien fait. Il me semble que ce sont ces questions de base qui cadrent le débat.

Monsieur le ministre, étiez-vous au courant de cet accord? Maintenant que vous en avez connaissance, estimez-vous qu'il est légal? Dans la négative, qu'avez-vous fait? Si vous estimiez que l'accord était légal, pourquoi avoir pris un autre arrêté royal? Ce faisant, je rejoins la question de M. Tobback. Quelles sont les différences entre les textes de la proposition d'arrêté royal de la CREG et celui que vous avez finalement adopté? Comment les justifiez-vous? Comment les motivez-vous? Cela me paraît prépondérant.

Par ailleurs, avez-vous une idée de l'impact financier de ces différentes évolutions pour le consommateur final? On entend des chiffres très importants, une augmentation des tarifs allant jusqu'à 40% dans certaines régions, à la suite de la situation actuelle. Avez-vous des chiffres précis? Avez-vous pu les établir? Trouvez-vous cette augmentation acceptable? Différents enjeux font l'objet de ce débat, (il faut que le marché fonctionne bien, etc.), mais il y a surtout le consommateur final qui doit pouvoir payer un prix raisonnable et lorsqu'on tient de grands discours sur le prix de l'énergie, y compris sur celui de la TVA, il conviendrait aussi d'être clair sur cette question et de nous communiquer l'objectif de prix par rapport aux consommateurs finaux.

Eu égard au constat général, quelles autres initiatives comptez-vous prendre pour sortir de cette situation cacophonique et pour que l'on sache qui peut faire quoi? En effet, nous sommes dans une situation permanente de recours, d'attaques dans la presse, qui déstabilisent autant la population que les investisseurs. Cette situation correspond à un dysfonctionnement généralisé de la régulation.

Voilà, madame la présidente, les questions sur lesquelles je souhaitais insister.

04.07 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, het voordeel om helemaal op het einde te komen zou kunnen zijn dat het volstaat dat ik zwijg. Ik wil er evenwel toch nog een paar kleinigheden aan toevoegen, mijnheer de minister.

Ik had inderdaad ook de indruk dat de hoorzitting van 13 januari eigenlijk totaal onwezenlijk was. Men mag hopen dat dit niet te veel aan de oren van het grote publiek komt want dit was werkelijk ongezien en, vooral, ongehoord. Ik heb ook de afweging zitten maken of de inkomsten voor bepaalde gemeenten inderdaad niet belangrijker waren en zwaarder wogen dan het algemeen belang. Maar goed, het is wat het is.

Graag kreeg ik van u een aantal concrete antwoorden op volgende vragen. Ten eerste, de belangrijkste vraag: wat is uw visie op lange termijn? Waar wil u met deze oorlog tussen de CREG en de DNB’s landen? Hoe wordt dat in uw beslissingen opgenomen, dat algemeen belang? Daarover kreeg ik toch graag een woordje uitleg.

Ten tweede, wat te denken, mijnheer de minister, van het standpunt van de CREG dat inderdaad, collega Van Noppen, de tarifaire bevoegdheid wordt geschonden door die KB’s? Ik had daar toch graag een fundamenteel en klaar antwoord op. Idem dito wat de inbreuken op de Europese regelgeving betreft.

Mijn vraag was eigenlijk ingegeven mijnheer de minister, door het voorstel van tariefverlaging van Infrax, een zuivere distributienetbeheerder die grote delen van Limburg, West- en Oost-Vlaanderen bestrijkt en een verlaging van de tarieven voorstelt met 2% voor elektriciteit en met 9% voor aardgas. Daarop antwoordt de CREG, opnieuw, mijns inziens, vanuit die visie van het algemeen belang dat Infrax een kleine tariefverlaging voorstelt om dan op korte of middellange termijn serieuze tariefverhogingen door te voeren. Dat is een element. Ten tweede zouden zij ook zondigen op een aantal andere regelgevingen als afschrijvingstermijnen.

Ik wacht uw antwoord af.

04.08 Christian Brotcorne (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, tout ce qui a été dit ne doit pas être répété, c'est l'avantage de passer le dernier.

Monsieur le ministre, nous attendons tous de votre part que vous fassiez plus la clarté sur la méthode de travail que sur le fond du dossier puisque la commission a décidé de procéder à des auditions. Il faut rappeler qu'avant votre arrivée, on a modifié les pouvoirs de la CREG et, à l'époque, j'ai toujours soutenu que ce n'était pas nécessairement la meilleure voie dans laquelle il fallait s'engager. Bref, à partir de 2009, nous arrivons à des tarifs pluriannuels qui doivent stabiliser les prix et donner aux consommateurs et aux opérateurs une meilleure lisibilité de la situation.

Par rapport à cela, on nous dit que la CREG vous transmet un projet d'arrêté royal qu'elle aurait négocié et que vous comptez modifier. Toutefois, en cas de modification, vous seriez tenu de reprendre un avis auprès de la CREG. On mêle à cela une directive européenne qui ne serait pas respectée.

Monsieur le ministre, que pouvez-vous apporter comme réponses à ces questions?

Comment allez-vous faire pour apporter la stabilité et la sérénité dans les tarifs de distribution à l'avenir?

04.09 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, aangezien we besloten hebben om nog hoorzittingen te houden en de discussie nog langer zou duren, wil ik voor mijn andere vraag mijn plaats in de agenda afwachten. Ik wil mijn vraag nog niet toevoegen. Ik heb ze nog niet gesteld en zal ze dan aan bod laten komen op het moment dat we aan punt 13 ten tweede komen.

04.10 Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, comme certains collègues, dont M. Henry, ont débordé sur ce qui a été écrit dans "Le Soir", je vais joindre ma question. On ne va pas faire répéter deux fois la réponse au ministre, sinon on va dire qu'il n'a pas répondu complètement aux collègues.

Voici donc la question que je voulais poser jeudi passé.

On est assez habitué aux frasques médiatiques de la CREG depuis un certain nombre d'années, en tout cas depuis que je suis les dossiers énergie. Il y a de plus en plus de communiqués de presse et la CREG donne l'image d'être seule contre tous.

"Le Soir" révélait qu'il y avait un arrangement avec certains distributeurs. Maintenant que j'ai lu les conventions, on pourrait parler d'un petit arrangement entre amis. Il faut d'abord savoir quel GRD a négocié en premier lieu et avec quel membre de la CREG. On verra ensuite comment ce dossier a été élaboré.

Il me semble qu'en prenant ces arrangements et en lisant ce qui se trouve dans les conventions, "Le Soir" parle de dérapages. Je parle plus de faute éthique ou de faute déontologique par rapport au respect d'égalité de traitement entre les différents GRD. Je pense qu'une des bases est la non-discrimination et l'égalité de traitement. Il y a d'ailleurs un professeur de Solvay qui le dit aujourd'hui et qui pose la question de l'égalité de traitement de la part d'un régulateur qui se veut indépendant et qui doit traiter chacun de la même manière par rapport à ces conventions signées. Ces conventions, j'y reviendrai lors des auditions, concernent le futur. Elles concernent des actions futures tant des GRD que de la CREG. Déontologiquement, cela pose quand même un certain nombre de questions.

On peut aussi parler de chantage. On abandonne les recours devant la cour d'appel et je donne tel ou tel avantage ou j'abandonne telle ou telle chose que je revendiquais dans les négociations.

On sait combien nous étions contre la libéralisation de ce secteur. Monsieur Crucke, nous parlions de La Poste hier, on est malheureusement rarement gagnant quand il s'agit de ne pas libéraliser les secteurs.

Nous avons besoin d'un régulateur qui respecte les lois, pour la sécurité juridique de tout le monde. Il est dès lors saisissant d'entendre un régulateur dire qu'il ne va pas respecter un arrêté royal. Il est fondamental, pour la sécurité juridique, qu'un régulateur respecte les lois que le Parlement a votées et qu'un arrêté royal a confirmées!

En effet, tout le monde souhaite pouvoir disposer d'un système qui fonctionne au niveau des investissements et chacun souhaite que le prix final pour le consommateur soit raisonnable et tende à diminuer.

Monsieur le ministre, confirmez-vous l'accord? Mais je pense déjà avoir la réponse puisque j'ai pu prendre connaissance des conventions.

Quelle action comptez-vous entreprendre pour éviter certaines situations à l'avenir?

Qu'en est-il de la relation entre le comité de direction de la CREG et son conseil général? En effet, dois-je rappeler que la CREG a fait un communiqué de presse et son conseil général un autre? Même si les compétences du conseil général ont été modifiées, il se pose des questions et souhaite être informé. Que se passe-t-il au sein de la CREG? Peut-être serait-il opportun de repenser le cadre législatif et revoir une nouvelle fois le rôle du conseil général.

Qu'en est-il d'un contrôle renforcé du parlement au niveau d'un régulateur qui, aujourd'hui, joue souvent cavalier seul?

04.11 Paul Magnette, ministre: Madame la présidente, permettez-moi de vous dire que je suis toujours heureux de répondre aux questions des parlementaires, mais c'est particulièrement le cas aujourd'hui. Je suis en effet le premier à regretter cette regrettable cacophonie à laquelle nous avons assisté ces derniers jours et ces dernières semaines.

Présidente: Karine Lalieux.

Voorzitter: Karine Lalieux.

Cette cacophonie inquiète et perturbe la volonté d'aller vers un marché bien régulé.

En répondant à vos nombreuses questions, j'aurai l'occasion de revenir sur les débats et les ambiguïtés juridiques, sur l'économie des pouvoirs, telle qu'elle a été prévue par la loi de régulation, sur les procédures, de répondre à la question précise posée à de nombreuses reprises, à savoir en quoi l'AR finalement adopté diffère des propositions de la CREG, mais aussi d'expliquer le raisonnement économique sous-jacent à ces différences. Ces clarifications sont devenues indispensables et il n'est pas de meilleur endroit pour le faire qu'ici devant les représentants de la nation.

Examinons tout d'abord le cadre légal dans lequel s'inscrivent ces deux arrêtés royaux du 2 septembre 2008, qui établissent les règles relatives aux tarifs de distribution du gaz et de l'électricité! Ces arrêtés ont été pris en exécution de l'article 12octies de la loi électricité de 1999 et de l'article 15/5decies de la loi gaz de 1965, lesquels ont été introduits par la loi du 8 juin 2008 portant des dispositions diverses.

Conformément à ces dispositions, je cite: "Le Roi, sur proposition de la CREG établie en concertation avec le gestionnaire du réseau de distribution et soumise dans les 40 jours civils de la réception de la demande du ministre, arrête, après concertation avec les Régions et après délibération en Conseil des ministres, les règles suivantes relatives:

1° à la méthodologie pour déterminer le revenu total et la marge équitable;

2° à la structure tarifaire générale pour les tarifs de raccordement au réseau, les tarifs d'utilisation du réseau et les tarifs des services auxiliaires".

Ces dispositions légales transposent en droit interne, pour ce qui concerne les réseaux de distribution, l'article 23 de la directive 2003/54 relative au marché intérieur de l'électricité et l'article 25 de la directive 2003/55 relative au marché intérieur du gaz naturel.

Ces dispositions communautaires prévoient notamment que, je cite à nouveau: "Les autorités de régulation se chargent de fixer ou d'approuver, avant leur entrée en vigueur, les conditions de collection et d'accès aux réseaux nationaux, y compris les tarifs de transport et de distribution. Le rôle principal de l'autorité de régulation consiste donc principalement à approuver ou refuser les propositions tarifaires émises par les gestionnaires de réseaux de distribution, sur la base d'une méthodologie et d'une structure tarifaire générale fixée par un arrêté royal établi sur la base d'une proposition de ladite autorité".

Une partie de la mission du régulateur consiste notamment en une forme d'évaluation préalable des éléments de coûts afin d'éviter des marges de surcoût excessives et d'éventuelles subventions croisées, ce qui, bien entendu, est un de nos objectifs. L'autorité de régulation a également pour mission d'examiner, sur la base de la méthodologie en question, si les différents tarifs appliqués aux usagers du réseau dans le cadre de la structure tarifaire ne sont pas discriminatoires et correspondent, de façon raisonnable, aux coûts supportés.

Le pouvoir conféré au Roi, en ce qui concerne la méthodologie et la structure tarifaire, déterminé par la loi du 8 juin 2008 et qui est similaire à celui prévu par la loi du 1^er juin 2005 pour les tarifs de transport se traduit par un pouvoir dit "pouvoir de dernier mot". Cela n'a été contesté ni au niveau du droit constitutionnel belge, ni au niveau européen, quoi que vous en pensiez.

Aucun recours à l'encontre de cette disposition légale n'a été introduit auprès de la Cour constitutionnelle dans le délai requis, à savoir endéans les six mois. Sur le plan européen, deux requêtes ont certes été déposées à l'encontre de la Belgique pour transposition incorrecte des directives 2003/54 et 2003/55 à la Cour de Justice mais aucun des griefs invoqués ne concerne les dispositions légales précitées. Telle est la raison essentielle pour laquelle il n'a pas été tenu compte de la remarque du Conseil d'État sur ce point.

Je ne vois d'ailleurs pas comment il pourrait en être autrement. Les directives européennes enjoignent aux États de désigner la (ou les) autorité(s) de régulation dont il est évidemment attendu qu'elle(s) soi(en)t indépendante(s) du secteur. En Belgique, la CREG est certes régulateur fédéral mais elle ne couvre pas, à elle seule, tout le champ de l'activité régulatoire, faut-il le rappeler! Des rôles de régulation sont aussi réservés au ministre de l'Économie pour les prix maximaux et au ministre de l'Énergie, voire au gouvernement, pour ce qui concerne diverses décisions dont celle d'arrêter les tarifs de distribution.

Je suis à cet égard désolé de constater que la CREG n'a pas l'air de considérer que la méthode ayant conduit à l'adoption des arrêtés royaux soit conforme au droit européen. Elle se réfère pour cela à une jurisprudence de la cour d'appel, dans une affaire qui n'a rien à voir avec le sujet qui nous occupe aujourd'hui et dans laquelle la cour a estimé que la CREG ne devait pas appliquer …

La présidente: Monsieur le ministre, puis-je vous demander de parler un peu moins vite? Pensez à la pauvre traductrice qui essaie de vous suivre. Tout ce que vous dites est très important et il serait dommage que tous ne puissent pas vous comprendre.

04.12 Paul Magnette, ministre: Madame la présidente, vous avez raison. C'est dû à l'impatience de venir avec des explications après tant de questions!

La présidente: N'ayez crainte, monsieur le ministre, vous aurez le temps de tout dire!

04.13 Paul Magnette, ministre: La CREG se réfère pour cela à une jurisprudence de la cour d'appel dans une affaire qui n'a rien à voir avec le sujet qui nous occupe aujourd'hui et dans laquelle la cour a estimé que la CREG ne devait pas appliquer une disposition juridique contraire au droit européen. Curieusement, la CREG a tiré de cette jurisprudence la conclusion qu'elle avait vocation non seulement à interpréter le droit européen mais en plus à refuser d'appliquer toute disposition qui lui semble contraire au cadre législatif européen. Ceci me semble, à tout le moins, une interprétation abusive de ses compétences. Quant au Conseil d'État, nous n'avions pas suivi son avis sur ces points pour les raisons que je viens d'exprimer.

Je reviens un instant sur les processus d'adoption des arrêtés royaux, puisque cela a évidemment une grande importance. C'est de là que viennent toutes les inquiétudes et toutes les questions. Les principes de base des tarifs pluriannuels des gestionnaires de réseau - le transport de gaz et d'électricité - sont consacrés dans les lois du 1^er juin 2005 modifiant la loi gaz et la loi électricité. C'est sur cette base que mon prédécesseur a pris les arrêtés royaux applicables à Elia et Fluxys du 8 juin 2007, quelques jours avant les élections fédérales.

Dès le 10 janvier 2008, une vingtaine de jours après ma prise de fonction, j'ai sollicité la CREG pour obtenir de sa part des propositions d'arrêtés tarifaires permettant de consacrer aussi pour les GRD les éléments d'une structure tarifaire pluriannuelle tant en gaz naturel qu'en électricité.

Je confirme que j'ai eu vent – j'ai d'ailleurs répondu aux questions de la presse – de transactions entre la CREG et certains GRD, impliquant des accords sur des méthodologies tarifaires en échange de l'abandon de procédures judiciaires. Puisque vous avez eu accès au dossier, vous aurez également accès à tout mon échange de correspondance avec la CREG. Vous pourrez ainsi tout vérifier et vous constaterez ainsi que j'ai veillé à tout moment au respect le plus scrupuleux de la législation et à recevoir tous les documents permettant de faire le point sur ce dossier. Je suis d'ailleurs ravi de cette transparence totale. Ces documents me sont parvenus en février. Ils incluaient les fameux accords passés par la CREG avec certains distributeurs, ce qu'on appelle le "dading".

Des projets d'arrêtés étaient annexés à cet accord. Il s'agissait de textes négociés en 2007 avec les seuls GRD concernés par le "dading". Au début février, j'ai également rencontré les représentants des GRD de l'ensemble du pays qui, à ma demande, ont justifié l'évolution de leurs tarifs depuis 2003 et qui m'ont, à cette occasion, fait part de leurs préoccupations relatives aux projets d'arrêtés en question.

À plusieurs reprises, et lors de différents contacts entre mon cabinet et la CREG, nous avons sollicité une transmission rapide de propositions relatives à ce dossier, étant entendu que je m'étais engagé à établir une base légale, à l'instar du système instauré en 2005 pour le transport, qui habiliterait la CREG à présenter des propositions pour la distribution et le Roi à prendre ces arrêtés tarifaires – conformément à l'économie de la régulation qui est prévue par la loi. Je vous ai présenté cette base légale en mars dans le cadre du projet de loi portant dispositions diverses. Elle a été adoptée le 8 juin 2008.

La CREG n'a réuni tous les GRD, comme l'impose la loi et comme je le lui avais demandé, que le 9 mai 2008 pour leur soumettre les projets d'arrêté royal. La CREG a présenté aux GRD les projets sur lesquels elle s'était mise d'accord avec certains d'entre eux lors des fameuses négociations dites "confidentielles". Le 9 mai, ils ont remis à la CREG leurs commentaires sur les projets d'arrêté, mais celle-ci n'a modifié qu'à la marge les projets initiaux.

J'ai pu prendre connaissance des documents de la CREG datés du 30 mai le 2 juin 2008. Il s'agissait en réalité des projets d'arrêté négociés à l'automne 2007 et d'un dossier reprenant le procès-verbal de la concertation organisée le 9 mai, accompagné d'une série d'annexes comportant les remarques formulées par les GRD lors de cette concertation.

Pour être plus précis encore, je dois ajouter que les projets d'arrêté royal étaient incomplets sur certains points, voire qu'ils prévoyaient expressis verbis que le choix final devait être opéré par le ministre. La CREG demandait au ministre de faire les choix finaux. Je cite: "à déterminer ultérieurement par le ministre". Je sais que cela ne correspond pas à votre conception de la régulation néolibérale, madame Van der Straeten, mais c'est bien ce qui correspond au prescrit légal. Ainsi en était-il du Bêta de la "regulated asset base" (RAB) et du facteur de productivité.

Nous sommes à ce moment-là, je le répète, au début du mois de juin. La CREG ne doute manifestement pas du pouvoir du dernier mot conféré au ministre et au gouvernement, puisqu'elle transmet elle-même ses propositions en indiquant que des éléments restent à trancher. D'autre part, les propositions de la CREG sont loin d'être en voie finale d'approbation. Pourtant, à l'instar des calendriers pour les arrêtés royaux tarifaires d'Elia et de Fluxys, les GRD auraient dû déposer leurs propositions tarifaires le 30 juin alors que le gouvernement n'avait toujours pas discuté ces textes. Dans un objectif d'égalité de traitement de tous les GRD du pays, m'interrogeant sur la validité juridique des démarches préalables de la CREG, j'ai réexaminé les projets de celle-ci au regard des commentaires émis par l'ensemble des GRD et non par certains d'entre eux, comme elle l'avait fait.

Une semaine après la réception des textes de la CREG, deux premières concertations ont eu lieu: l'une avec les représentants de mes collègues régionaux – ministres-présidents et ministres chargés de l'Énergie – et l'autre avec ceux de mes collègues fédéraux. Nous avons travaillé dans une totale transparence, à partir de projets d'arrêté royal de la CREG tantôt en complétant les passages laissés à notre appréciation par celle-ci tantôt en répondant à certaines remarques jugées pertinentes qu'avaient émises les GRD lors de la concertation du 9 mai. Des réunions en intercabinet se sont déroulées au rythme d'une à deux par semaine jusqu'à la fin du mois de juin et ont permis d'aboutir à un texte dont la première lecture a eu lieu au gouvernement.

Outre les réunions en intercabinets, j'ai organisé une réunion des représentants de l'ensemble des GRD, des membres de l'intercabinets et des représentants de la CREG. La CREG a fait part de ses commentaires sur le texte retravaillé ainsi que les GRD et chaque partie a eu l'occasion d'exprimer à nouveau ses positions. C'est sur la base de cette concertation – large, vous en conviendrez – entre les différents niveaux de pouvoir exécutif (régional et fédéral) mais aussi les opérateurs et le régulateur que le premier texte a été transmis en première lecture au gouvernement le 27 juin 2008.

En cette période où le principe de séparation des pouvoirs ravive les esprits, principe qui constitue l'un des fondements de notre État de droit, je réaffirme que j'ai tenu compte des propositions du texte de la CREG. Oui, les concertations appropriées prévues par la loi ont eu lieu. Oui, les projets de texte initiaux ont été complétés là où la CREG nous y invitait et amendés à certains endroits en fonction de la concertation avec tous les GRD du pays et pas seulement avec certains d'entre eux. Si on ne peut pas amender, cela ne sert à rien d'organiser des concertations.

La CREG nous reproche de ne pas avoir accepté sa proposition de texte comme telle. Comme je vous l'ai précisé en préambule, l'étendue des pouvoirs conférés au Roi tant par la loi du 8 juin 2008 que par celle du 1^er juin 2005 permet de compléter – et le cas échéant d'amender – la proposition de l'autorité de régulation sans contrevenir aux directives européennes déjà citées, dans la mesure où le dispositif réglementaire mis en place sauvegarde toutes les compétences du régulateur en matière de fixation des tarifs, ce qui est précisément le cas. Le Conseil des ministres du 25 juillet a soutenu cette interprétation.

Quelques mots sur les missions de la CREG. Vous savez aussi que, dès début janvier 2008, j'ai entrepris une autre démarche vis-à-vis de la CREG, celle de lui demander une étude sur l'évolution de la composition des prix de l'électricité et du gaz naturel, étude qui me paraissait indispensable pour bien calibrer la politique globale que nous allions mener en matière de prix de l'énergie. Je vous rappelle les principales conclusions de cette étude, importantes pour comprendre la question dans son ensemble.

D'abord, en électricité, le prix final au consommateur a augmenté de manière substantielle, nous le savons, depuis 2003, parfois de 50% pour certains types de clients. La principale composante à l'origine de cette hausse est le prix du fournisseur. Pour les tarifs de distribution, en incorporant la hausse des coûts des OSP et des services auxiliaires, des baisses de tarif "basse tension" ont pu être maintenues jusqu'en 2007 chez la plupart des GRD. En 2007-2008, les tarifs ont sensiblement augmenté en Flandre et à Bruxelles, à la suite notamment des arrêtés de la cour d'appel, conjugués par ailleurs à une hausse des coûts des services auxiliaires, des OSP et des taux d'intérêt.

En gaz, l'unique composante à l'origine de la hausse des prix finale est le prix du fournisseur, en augmentation de 95 à 125% sur cette période. Contrairement à l'électricité, on ne relève pas de hausse du tarif de distribution du gaz naturel sur la période 2004-2008, excepté pour un profil de consommation qu'on nomme le client T, celui qui utilise le gaz pour sa cuisine, qui représente moins de 2% du volume total résidentiel. Les tarifs avaient atteint leur niveau le plus bas en 2007 et ont retrouvé en 2008 leur niveau de 2004.

Ce sont précisément ces conclusions de la CREG qui m'ont conforté dans la nécessité de conférer à la CREG de nouveaux pouvoirs en amont lui permettant de mieux saisir l'origine des hausses du prix de l'énergie et d'agir en conséquence. La CREG a d'ailleurs reçu des compétences de police pour lui permettre d'obtenir plus facilement les informations et de mener les actions qui s'imposent.

Vous aurez sans doute noté que je n'ai pas hésité un instant à proposer au gouvernement une augmentation du budget de la CREG, de l'ordre de 10%, plus de 2 millions d'euros sur une base annuelle, qui sera payée aussi par les consommateurs, je vous le rappelle. Le régulateur doit pouvoir disposer en effet des moyens nécessaires pour agir. Je note à cet égard que cette augmentation du budget de la CREG n'a suscité aucune levée de bouclier, et certainement pas de la part de la CREG. La CREG a maintenant l'obligation, à l'aune de ses nouveaux pouvoirs, de concilier ses différentes missions. Bien sûr, elle doit agir sur les GRT et les GRD mais aussi sur les autres opérateurs. Elle doit montrer du doigt les paramètres qui sont réellement à l'origine de la hausse des prix et agir sur ceux-ci. C'est ce que le législateur lui demande instamment de faire.

Au sujet des tarifs de distribution, il est vrai que l'action de la CREG a permis de les faire diminuer sensiblement au cours des dernières années. On s'en réjouit. Évidemment, personne ne s'en plaint. Il était temps d'agir.

La CREG, avec toute la détermination qu'on lui reconnaît, est arrivée à des résultats remarqués. Ce faisant, elle s'est attiré les foudres d'un certain nombre de GRD qui ont contesté le bien-fondé de ses décisions devant les juridictions. Une jurisprudence s'est peu à peu établie qui a mis en évidence des difficultés dans l'action de la CREG, allant parfois jusqu'à souligner que le régulateur outrepassait ses pouvoirs. Je ne peux que prendre acte des nombreux arrêts rendus dans des affaires de cette nature.

Dans une telle situation, si on doit repenser l'architecture de la régulation, l'exécutif se trouve face à une alternative. Ou, comme le demande la CREG, on conforte dans la loi les pouvoirs de la CREG tels qu'elle les a interprétés elle-même afin, par exemple, de supprimer la possibilité pour la cour d'appel de Bruxelles d'exercer un pouvoir de pleine juridiction – je ne vous cache pas que dans un État de droit, cela me semblerait douteux – ou on se pose des questions pour savoir ce qui a pu conduire à une telle jurisprudence.

J'ai préféré tenter d'analyser ce qui s'est passé et j'en ai tiré les conclusions suivantes.

D'abord, je pense – je le dis sans vouloir susciter une nouvelle polémique mais je crois qu'il faut être clair – que la CREG n'a pas toujours été raisonnable dans l'examen des tarifs pratiqués par les GRD. Il y a des coûts qui méritaient objectivement d'être pris en compte.

Je pense par exemple – c'est une illustration flagrante – au coût lié à l'électricité achetée pour pallier les pertes de réseau. Un GRD doit acheter; il négocie, achète à un certain prix et doit répercuter ce prix. Il ne peut tout simplement pas faire autrement.

Je pense aussi que la CREG n'a pas exercé l'ensemble de ses missions avec la même intensité et je le regrette.

En tant que ministre de l'Énergie, mon objectif premier est d'assurer l'égalité de traitement de tous les opérateurs et une juste appréciation de l'action du régulateur.

Permettez-moi de citer une étude de la Commission européenne sur les directives Gaz et Électricité de 2003. Elle contient des réflexions intéressantes pour le débat général.

Cette étude de la Commission porte sur la mission des autorités de régulation. J'ai relevé le passage suivant, je cite: "Bien que les tarifs d'accès aux réseaux doivent tenir compte des coûts d'une manière générale, cela ne signifie pas nécessairement qu'il faille établir une correspondance stricte et systématique entre les coûts de l'entreprise réglementée et les recettes collectées sur la base de cette tarification. Il est probable, par exemple, que les autorités de régulation voudront introduire des mesures d'incitation pour améliorer l'efficacité ou encourager les investissements en cours ou l'extension des réseaux."

C'est bien le même type de philosophie qui anime le gouvernement. Oui, bien sûr; il faut les tarifs les meilleurs pour les consommateurs. Évidemment! Mais pas en allant jusqu'à rendre impossible la gestion de ces services et faire que la qualité du service se dégrade parce qu'on se met sous une pression financière telle qu'on ne peut plus payer le personnel ou qu'on doit se défaire d'une partie du personnel. Il ne faut pas qu'on se retrouve dans une situation telle qu'on ne puisse plus investir et qu'on se retrouve dans 5 ou 10 ans avec de nouveaux Ghislenghien ou avec des incidents sur les réseaux électriques ou de gaz équivalents à ceux qu'on a connus pour l'eau dans la province du Hainaut au cours de la semaine dernière. Le consommateur attend évidemment d'avoir les prix les plus bas mais aussi une qualité de service et la sécurité.

Le gouvernement doit assurer l'équilibre. L'espèce d'écolo-consumérisme que vous prônez qui veut absolument faire baisser les prix est économiquement préoccupant.

La Commission dit mieux que je ne pourrais le faire ce que je pense fondamentalement. Un régulateur doit avoir une conception équilibrée de sa mission. Les arrêtés adoptés par le gouvernement reflètent cette conception équilibrée des tarifs de distribution et je vais vous en donner tous les détails pour tenter de vous convaincre. Cette conception, traduite dans les arrêtés, entraîne effectivement une légère hausse des tarifs de distribution, hausse que l'on peut assumer parce qu'elle est simplement nécessaire. En revanche, il est malhonnête de dire qu'à cause des arrêtés adoptés par le gouvernement, les prix de l'énergie vont monter dans des proportions invraisemblables.

En effet, l'essentiel des hausses prévues résulte d'obligations qui s'imposent aux GRD, des coûts non-contrôlables sur lesquels les intercommunales n'ont pas de prise. Il s'agit d'une part de nouvelles obligations de service public, dont, en Wallonie, l'entretien de l'éclairage public ou encore, en Wallonie et en Flandre, l'augmentation des OSP sociales et, d'autre part, des investissements imposés par les régulateurs régionaux.

Pour les consommateurs moyens, selon la CREG, rien que les nouvelles obligations de service public pour l'électricité représentent 3% de la facture en Flandre, 6% en Wallonie et 2% à Bruxelles. Pour le gaz, la seule augmentation concerne la Wallonie avec 18% d'augmentation de la facture finale. Ce sont les chiffres de la CREG.

Qu'on apprécie ou pas, je ne vois vraiment pas au nom de quoi le régulateur fédéral interdirait aux GRD d'inclure dans leurs tarifs ces coûts qui sont imposés par les Régions. La CREG n'a pas à brider des décisions souveraines des pouvoirs publics régionaux. De la même façon, la CREG n'a pas à se prononcer sur l'amortissement des investissements imposés par les régulateurs régionaux.

J'en viens maintenant aux arrêtés fédéraux. Les points qui ont été modifiés, puisque c'est votre question principale, par rapport à la proposition de la CREG, portent sur les coûts contrôlables, sur le calcul des coûts non contrôlables et sur la marge d'appréciation des coûts. Les coûts contrôlables concernent le fameux facteur X. Vous savez que les coûts contrôlables sont ceux sur lesquels les GRD ont un contrôle direct, c'est-à-dire qui ne leur sont pas imposés par l'extérieur. À ces coûts contrôlables, on applique une formule, qu'on appelle le facteur X, qui indique l'effort à produire par les GRD en termes de gain d'efficacité et de productivité. Dans la proposition de la CREG, ce facteur X était déterminé pour chaque distributeur sur la base d'une analyse DEA. Il s'agissait d'évaluer le caractère raisonnable des coûts en les comparant aux coûts comparables d'entreprises similaires. À chaque GRD étaient communiqués les normes et critères retenus pour l'évaluation du caractère raisonnable de leurs coûts et dans les discussions en intercabinets, la CREG n'a soumis aucune analyse détaillée de ce qu'elle envisage comme DEA. Vu la diversité des méthodes, le gouvernement n'a pas souhaité prendre le risque d'une méthode arbitrairement arrêtée par le régulateur et c'est la raison pour laquelle j'ai préféré choisir, pour la première période régulatoire, un coefficient de productivité qui lui est connu, celui que la CREG elle-même avait imposé à Elia un an auparavant, soit un effort de 2,5% sur les OPEX contrôlables.

Cette démarche permet à la CREG de disposer par la suite d’un modèle DEA d’une maturité suffisante pour être appliqué aux GRD. C’est d’ailleurs ce que prévoient les arrêtés. En effet, nous avons indiqué dans le rapport au Roi que, pour la prochaine période régulatoire 2013-2016, la CREG affinera la méthode d’analyse DEA de sorte que celle-ci devienne un instrument utile pour mesurer l’efficience et l’efficacité et pour procéder à un benchmarking univoque des GRD. J’ajoute que le rapport au Roi précise que cette réduction de 2,5% est applicable en une fois, dès la première année, et que les coûts contrôlables ne peuvent ensuite plus augmenter que par l’indexation.

Il est à noter aussi que la CREG semble regretter que le facteur X s’applique seulement aux coûts contrôlables et non à l’ensemble de ce que l’on appelle le revenu total, qui inclut également les coûts non contrôlables, comme les OSP, les impôts, les surcharges et les autres prélèvements. En ce domaine-là aussi, je pense que la CREG n’est pas raisonnable. Soit les coûts sont maîtrisables par les GRD et nous faisons en sorte d’en limiter l’augmentation à travers un élément tel que le facteur X, soit ils ne le sont pas, et nous ne pouvons pas contraindre les GRD à une réduction linéaire. Nous ne pouvons pas demander à un GRD de faire baisser des coûts tels que des prélèvements fiscaux. Économiquement, cela n’a pas de sens. Cette distinction entre le gérable et le non-gérable, entre le contrôlable et le non-contrôlable a d’ailleurs été proposée voici quelques années par la CREG elle-même, qui l’a largement utilisée, tout en la consacrant dans son projet d’arrêté, où l’on trouve pour la première fois la notion de "coûts contrôlables et incontrôlables" aux alinéas 2 et 3.

Comment définit-on la base de ces coûts contrôlables? La CREG semble regretter que la base choisie pour mesurer l’évolution des coûts ne soit pas l’année 2007. Ce faisant, elle entend en fait gommer l’effet de jurisprudences lui ayant été défavorables. Je vous ai dit ce que je pensais de ces dernières un peu plus tôt. L’arrêté précise, pour sa part, que la base de détermination de l’effort de productivité est constituée par les coûts gérables approuvés par la CREG ou imposés par elle en 2008. Il est à noter que la proposition initiale de la CREG ne contenait pas d’année de référence; ceci est normal, étant donné que la CREG prévoyait le système DEA évoqué plus tôt. C’est donc une arrière-pensée.

La CREG a également laissé le point de la prise en compte des pensions publiques ouvert dans la proposition d’arrêté. Le gouvernement a considéré que les pensions publiques faisaient partie des coûts non maîtrisables pour les GRD et qu’il fallait donc les y intégrer. De même, concernant la rémunération des capitaux investis et l’évolution de l’actif régulé dans le temps, la CREG avait clairement laissé au gouvernement une marge de manœuvre, qu’il s’agisse de fixer le facteur Bêta ou encore d’arrêter définitivement les modalités de fixation de l’actif régulé, les fameux "RAB".

Le facteur Bêta est un paramètre qui intervient dans le calcul des capitaux investis. La CREG a élaboré un texte ouvert sur ce point, à déterminer par le ministre. En intercabinets, une comparaison a été opérée entre les Bêta pratiqués dans les pays européens, voire au-delà. Et il a été tenu compte des facteurs imposés par la CREG elle-même de 2006 à 2008 et qui sont supérieurs à ceux fixés dans l'arrêté pour la première période régulatoire, lesquels sont inférieurs à la moyenne des Bêta du passé.

Par ailleurs, la détermination de l'actif n'était pas non plus aboutie. Là aussi, il s'agissait d'un point laissé à l'appréciation du ministre. La CREG avait approuvé la RAB de la majeure partie des GRD avant fin 2007. La transaction, le fameux "dading", avec certains GRD consacre d'ailleurs les valeurs de RAB.

À l'heure de la discussion des arrêtés royaux, certains GRD n'avaient pas encore rentré le RAB à la CREG. Pour des raisons d'égalité, il nous a paru légitime de permettre à l'ensemble des GRD d'être traités identiquement. Une disposition précise maintenant que chaque GRD du pays peut se voir reconnaître par la CREG la valeur de son réseau, pour autant que le GRD ait introduit auprès de la CREG avant le 15 novembre 2008 une valeur de réseau régulé au 31 décembre 2001, basée sur la valeur de reconstruction économique. Ce faisant, tous les GRD du pays peuvent faire valoir leur RAB initial calculé au 31 décembre 2001. Ils sont donc tous bien soumis à la même règle.

S'agissant enfin des amortissements, les règles figurant dans les arrêtés demeurent inchangées par rapport à celles qui figurent dans les propositions de la CREG. Je tiens aujourd'hui à préciser que cette disposition des arrêtés que le gouvernement a complété n'a pas eu pour effet d'augmenter les revenus des intercommunales, même si je sais que c'est quelque chose que l'on aime dire à des fins politiques. Mais je vous encourage, monsieur Crucke, à discuter avec le bourgmestre de Wavre, si vous voulez de plus amples informations à cet égard. Certes, il existe des exceptions strictement justifiées là où l'égalité de traitement n'avait pas été respectée.

Pour la marge d'appréciation des coûts, la CREG semble regretter qu'elle ne puisse plus juger du caractère raisonnable des coûts résultant d'une adjudication imposée par une autorité compétente ou des coûts dont le montant a été imposé intégralement par une autorité compétente. Quoi de plus normal, il s'agit des obligations de service public. Deux remarques à ce sujet. D'abord, la CREG avait accepté cet élément dans les transactions conclues avec certains GRD et elle s'était engagée à le défendre devant le ministre. Par ailleurs, la cour d'appel jugeait exorbitant le pouvoir que s'était arrogé la CREG en matière de contrôle ex post des coûts.

Quelles sont les conséquences sur les tarifs? J'ai lu dans la presse que si les recommandations de la CREG avaient été suivies, 246 millions d'euros seraient économisés par les consommateurs. Ce chiffre de 246 millions d'euros est le résultat d'un chiffrage réalisé par la CREG sur la base des arrêtés royaux tels qu'elle souhaite les voir révisés. Les amendements souhaités sont au nombre de quatre: l'annulation de l'amortissement de 2% des plus-values, le recalcul de la marge bénéficiaire notamment sur la base d'un Bêta inférieur, l'application d'un facteur X de 2,5% annuellement portant sur l'ensemble des coûts contrôlables ou non et un benchmarking des coûts des pertes de réseau en électricité. Permettez-moi de préciser que l'amortissement de 2% des plus-values fait partie des propositions initiales de la CREG.

Le Bêta des arrêtés royaux est inférieur à la moyenne de ceux pratiqués ces dernières années. Je le répète, il est hors de question que des coûts non maîtrisables, décidés par des autorités régionales souveraines telles que les OSP, soient refusés par la CREG. Enfin, je vois mal comment on pourrait faire un benchmarking des coûts des pertes de réseau, lesquels résultent de marchés publics reflétant l'état du marché à un moment donné. Ce montant de 246 millions d'euros est donc le produit d'une série de mesures que la CREG suggère et qui remettent en partie en cause son propre projet d'arrêté royal et de réductions forfaitaires dont la justification n'est pas établie. Ces 246 millions d'euros d'économie promise par la CREG, si on suivait ses recommandations, sont donc un pur effet d'annonce destiné à la presse et au grand public.

Quel est l'état de la situation? Les arrêtés ont été publiés en septembre 2008. Les GRD ont respecté les délais légaux pour déposer leurs propositions tarifaires. La CREG refuse toutefois, vous l'aurez noté, l'ensemble des propositions tarifaires déposées par les GRD au motif que ces propositions sont incomplètes.

Des informations qui sont en ma possession, il apparaît que les propositions tarifaires ont été introduites sur la base des modèles imposés par la CREG elle-même ces dernières années. Elle refuse maintenant de les prendre en considération. La CREG n'a à ce jour examiné aucune proposition tarifaire et s'est contentée de la même justification pour tous les GRD du pays, "proposition incomplète", sans aucune autre motivation. Les GRD ignorent toujours comment ils pourraient parfaire leurs propositions pour qu'elles soient jugées complètes par la CREG. En novembre dernier, la CREG a perdu un recours devant la cour d'appel au motif que le modèle de rapport qu'elle imposait n'était pas établi conformément à la loi. Elle a dès lors convoqué fin novembre les GRD pour discuter d'un nouveau modèle de rapport et le modèle définitif ne leur est toujours pas transmis.

En conséquence, les GRD doivent aujourd'hui appliquer les tarifs 2008 non indexés en attendant la position définitive de la CREG. Pour ne pas perdre leurs droits, ceux-ci ont donc à nouveau introduit autant de recours qu'il y a de décision de refus de la CREG.

Il m'a été permis d'analyser les origines de la hausse des tarifs de 2009 des GRD. C'est aussi un point important pour le débat général et pour éviter toute exploitation inutile.

Certains opérateurs vous ont d'ailleurs présenté ces tarifs eux-mêmes, mardi dernier.

Tous les GRD ont suivi l'obligation de l'arrêté visant à réduire leur OPEX maîtrisable de 2,5% sur base des propositions tarifaires 2008.

Il faut également constater des hausses importantes de tarif dont, après examen, il convient de reconnaître l'extériorité par rapport aux GRD.

1. Une augmentation importante des obligations de service public imposées par les gouvernements des trois Régions, surtout en Flandre et en Wallonie. Ce poste a subi l'augmentation la plus importante.

2. Une augmentation des OPEX, non maîtrisable, due principalement au coût de l'achat d'énergie sur le marché pour couvrir les pertes de réseaux, due aussi aux redevances des voiries et aux charges de pensions non capitalisées.

3. Une augmentation des amortissements qui comprend les amortissements selon les taux fixés par la CREG et l'amortissement de la plus-value selon les principes fixés par cette dernière.

4. La rémunération des capitaux investis sur base de la RAB approuvée pour la plupart des GRD avant 2008 et des taux de rémunération prévus pour les arrêtés royaux.

Pour conclure, je voudrais faire quelques réflexions de politique générale et répondre par la même occasion à la question jointe de Mme Lalieux.

Je pense et j'espère avoir pu vous donner toutes les indications nécessaires sur le plan légal, sur le plan de la méthode, de la procédure, des calculs et des raisonnements économiques qui sous-tendent les arrêtés adoptés par le gouvernement.

J'estime néanmoins que la cacophonie à laquelle on a assisté ces derniers jours – je pense aux débats contradictoires et aux accusations pures et simples lancées par les uns et les autres dans cette commission, mais aussi aux échos qui sont parus dans la presse –, nous oblige à revenir sur la question et à tenter d'en tirer quelques leçons de politique.

En premier lieu, il me semble, madame Lalieux, que la concertation entre le régulateur et les opérateurs mérite d'être mieux encadrée. Au contraire des possibilités de transaction qui existent, par exemple, dans la réglementation fiscale, rien de tel n'est prévu dans la législation sur la CREG. Je souhaiterais que le comité de direction puisse faire part de ses vues sur ce point. Ce qu'il a fait n'est pas illégal, mais ce n'est pas prévu par la loi et non conforme à la procédure prévue par elle.

Si des transactions peuvent être un moyen utile, pourquoi pas? Mais dans ce cas, il faut qu'elles soient légalement encadrées et qu'elles n'aient pas lieu "motu proprio" par le régulateur.

Par ailleurs, les faits qui ont été révélés par la presse, la semaine dernière, montrent une nouvelle fois à quel point les relations entre notre régulateur et les opérateurs de marché sont des relations dégradées, ce que je regrette évidemment car cela ne sert les intérêts de personne. Les récentes auditions parlementaires ont donné la même image.

Peut-être que la vision que le régulateur se fait de sa propre mission prend-elle uniquement en considération la question des prix?

Voorzitter: Bart Laeremans.

Président: Bart Laeremans.

Il ne prend pas assez en compte les impératifs socio-économiques pour le secteur et pour les consommateurs eux-mêmes, qu'il s'agisse par exemple de l'emploi dans le secteur, garant d'un service de qualité pour les consommateurs, des nécessaires investissements garants d'une sécurité qui est tout autant indispensable pour le consommateur que pour le niveau des prix.

Peut-être, en d'autres termes, la vision du régulateur ne traduit-elle pas suffisamment une vision à long terme? Pour faire un parallèle, nous devons faire en sorte que ces investissements à long terme puissent être faits pour éviter tout incident.

Troisièmement, je crois que cet incident démontre qu'il se pose un problème de contrôle du régulateur. La CREG est un organe de régulation indépendant. Il est bien et normal qu'il en soit ainsi. Il ne serait pas sain que l'exécutif puisse se mêler dans le détail de la fixation des tarifs pour telle ou telle intercommunale. Ce serait la porte ouverte à toute forme de dérive ou à toute forme de pression de telle ou telle sous-région.

Si le rôle de l'exécutif est, je le confirme, de fixer les règles du jeu - nous avons eu de longs débats sur les principes de la régulation -, c'est ensuite à la CREG qu'il appartient de les mettre en œuvre. L'exécutif n'a pas vocation à s'immiscer dans les relations entre le régulateur et l'un des acteurs du marché de l'énergie. Dans des situations comme celle-ci - où vous me demandez ce que je vais faire -, qui n'est pas optimale pour le régulateur lui-même mais qui ne l'est pour personne, le pouvoir exécutif n'a tout simplement pas, sauf circonstances exceptionnelles mais je n'ai même pas de cas en tête, la possibilité d'intervenir.

Si un désaccord surgit entre un opérateur et le régulateur, le recours se fait, non pas devant le ministre, mais devant les juridictions; c'est exactement ce qui est en train de se passer.

L'indépendance de la CREG, en d'autres mots, a un corollaire: le gouvernement n'exerce pas de tutelle sur cette institution. Seul existe un contrôle parlementaire, et je dois reconnaître que cela me paraît vague puisqu'il s'agit d'un rapport annuel d'activités que la CREG doit présenter au parlement.

Dans la situation qui a été mise en évidence par ce débat, force est donc de constater que je n'ai pas le pouvoir de contrôle de la façon qu'a la CREG de mettre en œuvre ses compétences. Je n'ai pas non plus le pouvoir de sanctionner la direction de la CREG. Il s'impose donc de réfléchir à un meilleur contrôle de l'exercice de ses compétences, en particulier du pouvoir du comité de direction de la CREG, sans porter atteinte au principe fondamental de l'indépendance du régulateur.

La piste du renforcement du contrôle parlementaire me paraît intéressante et vous avez été plusieurs à l'évoquer. C'est une formule qui existe dans de nombreux autres pays où le régulateur a beaucoup plus de comptes à rendre aux élus de la nation que ce n'est le cas chez nous

Outre ce renforcement du contrôle parlementaire, une piste pourrait être que le conseil général de la CREG, qui est en quelque sorte le parlement ou l'assemblée générale de la CREG, voie ses compétences renforcées par rapport au comité directeur.

Une autre piste, inspirée des expériences que nous avons connues dans un passé qui n'est pas si lointain, serait de mettre en place un organe de contrôle et d'accompagnement du comité de direction de la CREG, qui associe par exemple les partenaires sociaux.

Nous sommes, en tout cas, en droit d'attendre certaines explications. Je crois également utile que le conseil général de la CREG prenne attitude.

04.14 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je voudrais simplement demander au ministre de transmettre l'intégralité de sa réponse au secrétariat - en effet, celle-ci était vraiment détaillée et il était très difficile de prendre note des propos tenus par le ministre – afin que chaque membre de la commission dispose d'une copie.

Le président: Mais, vous en recevrez le compte rendu!

04.15 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, le compte rendu, vous savez combien il est réducteur, même s'il est très bien fait! Je pense qu'une réponse aussi technique (lorsque la CREG décide de distribuer ses documents, personne ne se pose des questions), doit nous être transmise dans son intégralité surtout pour les auditions futures. Qu'on la transfère par mail à l'ensemble des députés de cette commission! C'est ce que j'avais proposé au secrétaire et c'est ce que je propose au ministre, puisque le débat va se poursuivre.

De voorzitter: Uiteraard, gezien de omvang van het antwoord, lijkt mij dat zeer logisch. Er zijn ook heel veel fracties bij betrokken. Ik kan alleen niemand verhinderen om in de repliek even het woord te nemen.

04.16 Karine Lalieux (PS): (…) au préalable! C'est tout!

De voorzitter: Uiteraard!

Welke leden wensen in de repliek nog aan het woord te komen? Mevrouw Van der Straeten, de heer Crucke, de heer Van Noppen en mevrouw Lalieux vragen het woord. Ik ga even de oorspronkelijke volgorde na. Mevrouw Van der Straeten, u was eerst. U krijgt het woord.

04.17 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, voorafgaandelijk wil ik zeggen dat, als het gaat over interpellaties en vragen, het verslag nooit ingekort is. Het integraal verslag is altijd een letterlijke weergave, niet een samenvattende weergave van wat er gezegd is.

De voorzitter: Natuurlijk, uiteraard! Letterlijk, ja!

04.18 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Een mail meer of minder, dat maakt mij niet uit, hoor.

Ik wil beginnen met een vaststelling die ik frappant vind. We hebben gesproken over de hoorzitting en gevraagd of de minister daarbij aanwezig zou zijn. De minister weet niet of het aangewezen is dat hij daarbij aanwezig is, omdat er een clash zou kunnen ontstaan tussen de regulator en de minister.

Mijnheer de minister, u hebt zonet echter op een heel aantal punten olie op het vuur gegooid. U maakte een aantal sterke verwijten ten aanzien van de CREG.

04.19 Paul Magnette, ministre: J'ai mis les points sur les "i" et non jeté de l'huile sur le feu!

04.20 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, uw antwoord bevat, mijns inziens, een aantal serieuze beschuldigingen zoals de bewering dat de CREG het gelijkheidsbeginsel niet gerespecteerd zou hebben.

Vooraleer ik dat punt bespreek, wil ik nog iets anders aanhalen, meer algemeen. Ik weet dat de regering niet hoog oploopt met de arresten van de 18de kamer van het hof van beroep. Los van dit dossier en los van het transitdossier, wordt in het schorsingsarrest en de schorsingsprocedure een belangrijke vraag opgeworpen die, mijns inziens, moet worden onderzocht. Die vraag heb ik ook al gesteld in de commissie in zijn algemeenheid, los van een concreet dossier. De vraag luidt wat de CREG moet doen als er wordt opgeworpen dat een nationale bepaling al dan niet conform is met de EU-regelgeving. Als zo’n vraag wordt opgeworpen voor de rechtbank, dan is het voor de rechtbank duidelijk: zij moet dat buiten beschouwing laten. Ik heb toen gevraagd in welke situatie de CREG dan zit. Het hof van beroep heeft daar een antwoord op gegeven. Los van de waarde die u, ik of iemand anders daaraan hecht, is dat toch wel een belangrijke vaststelling. Ik nodig juristen allerhande uit om zich over die vraag te buigen. Zomaar zeggen dat het abusief is, is uw interpretatie. Wij moeten dat niet onder elkaar uitvechten. Ik ben er vragende partij voor dat een aantal aspecten uit dat arrest in zijn algemeenheid en los van de concrete dossiers onderzocht zou worden.

Ten tweede, u spreekt over een dading met een aantal DNB’s. Dat is juist. De dading is niet met alle DNB’s gesloten. Daardoor leid ik uit uw antwoord af dat, bijgevolg, de voorgestelde koninklijke besluiten onvoldoende zijn, want op maat gemaakt van enkel die DNB’s waarmee de dading gesloten is. Daarop zullen we nog terugkomen in de nieuwe hoorzittingen, want dat punt moet verder uitgesplitst worden.

Ik vind dat wel een voorbarige conclusie. Immers, in de documenten die wij hebben kunnen inkijken bij de CREG, komt herhaaldelijk terug dat het gelijkheidsbeginsel gerespecteerd moet worden. Natuurlijk moet het gelijkheidsbeginsel gerespecteerd worden! Ik heb er geen aanduiding van – u blijkbaar wel – dat de CREG het gelijkheidsbeginsel miskend zou hebben. U vraagt zich het volgende af. Kan een overleg dat georganiseerd moet worden de vorm van een dading aannemen. Dat is een legitieme vraag. Daaruit onmiddellijk de conclusie trekken dat het voorgestelde koninklijk besluit een discriminatie inhoudt, dat het een individueel koninklijk besluit is, of dat het voorstel van de CREG individueel zou zijn, op maat van enkelen, daarvan weet ik niet of die conclusie wel juist is. Het is zeker een van de punten die we verder zullen uitklaren in de hoorzittingen.

Ik vind het een vergaande beschuldiging als hier gezegd zou worden dat de CREG het gelijkheidsbeginsel niet zou hebben gerespecteerd.

Inderdaad mijnheer de minister, heeft de CREG, men heeft dat ook niet verhuld, u uitgenodigd om over een aantal punten zoals de bètafactor een beslissing te trancheren. U hebt gezegd - ik heb goed geluisterd – dat de bètafactor die in het KB werd vastgelegd lager is dan het gemiddelde van de ons omringende landen.

Dat is natuurlijk een uitleg om niet te moeten zeggen dat hij drie keer hoger is dan wat de CREG had voorgesteld. Ik heb niet gehoord waarom het rechtvaardig is dat dit drie keer hoger moet zijn. U bent bovendien ook niet blijven stilstaan bij alle andere punten die in het KB zijn gewijzigd, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid die de CREG is ontnomen om normen en criteria uit te werken die kunnen worden gehanteerd bij de beoordeling van redelijkheid en kosten.

Uw antwoord was dus zeer uitgebreid. Het was op uw maat gemaakt. Volgens mij wilde u ons vooral iets anders zeggen, namelijk: wij gaan de functie van de CREG en de manier van functioneren van de CREG herbekijken.

Ik ben niet tegen dat debat, absoluut niet. Ik zou dat graag willen voeren. Het is ook een ideologisch debat. Ik weet niet of men van mij kan zeggen dat ik neoliberaal ben. De minister heeft dat gezegd.

De minister had het over de neoliberale conceptie van mevrouw Van der Straeten. Hij heeft dat gezegd, u kunt dat nalezen in het antwoord. U kunt het misschien aanduiden.

Ik wil er toch op wijzen dat inzake de bevoegdheden van de CREG de meest verregaande wetgeving ooit tot stand is gebracht door Olivier Deleuze. Na de periode 1999-2003 zijn de bevoegdheden systematisch uitgehold. Desalniettemin ben ik bereid het debat te voeren en wil ik een aantal richtsnoeren geven. Het derde pakket inzake de energiemarkt ligt momenteel ter discussie in het Europees Parlement dat rond april-mei ter zake een beslissing willen bereiken. Daar staat duidelijk in dat de regulator moet kunnen handelen los van elke belangengroep. Dat gaat dan om de consumenten, de vakbonden, de sociale partners, de DNB’s, de producenten en de leveranciers. Dat moet kunnen los van elke belangengroep. Dit zal een belangrijk leidraad worden wanneer wij hier de discussie zullen voeren over het algemeen functioneren en de controle van de CREG.

04.21 Minister Paul Magnette: Is de regering een belangengroep volgens u?

04.22 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Neen, de belangengroepen hier zijn de stakeholders. Volgens mij moet de regering vooral duidelijke objectieven stellen om aan te geven waar ze naartoe wil. Als het gaat om de CREG zal het laten bepalen van alle beslissingen door alle belangengroepen niet leiden tot een grote onafhankelijkheid zoals die in het derde energiepakket wordt gevraagd.

De voorzitter: …aan het repliceren. Dat is niet de bedoeling.

04.23 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik zou willen dat dit debat dan ook ten gronde wordt gevoerd en dat het niet zomaar weggemoffeld wordt. Ik maak mij toch wel wat zorgen, mijnheer de voorzitter. Aangezien we nog hoorzittingen hebben heb ik wat in dubio gestaan over de vraag of het nodig is om een motie in te dienen. Na het antwoord van de minister gehoord te hebben meen ik echter dat dit nodig is. Ik zou de minister willen vragen dat, om uit de patstelling te geraken waar we momenteel sowieso in zitten nu ik het antwoord heb gehoord, de hele procedure opnieuw vanaf nul wordt gestart. U moet dan opnieuw beginnen zoals de procedure in de wet gestipuleerd is. U moet de CREG verzoeken om een nieuw voorstel op te stellen dat dan de verschillende wettelijke stappen doorloopt om tot een nieuw KB inzake meerjarentarieven te komen.

04.24 Jean-Luc Crucke (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse. On sent effectivement une certaine nervosité dans ce dossier. Après avoir entendu la CREG, hier, on peut dire que chacun reste sur ses positions en la matière. Mais il n'était pas inintéressant, monsieur le ministre, d'avoir votre point de vue en la matière. Il est quand même question d'un montant qui avoisine ce que paie Electrabel en matière de taxe, à savoir environ 250 millions.

Cela dit, des questions restent lancinantes. En ce qui concerne la conformité de la législation européenne, votre discours est diamétralement opposé à ce que j'ai entendu hier. Ce n'est pas une rivière qui vous sépare, c'est un océan avec l'Europe au milieu. J'espère quand même que l'on pourra, un jour, avoir une explication claire à ce sujet.

Vous avez – et je vous en remercie – précisé le rôle des Régions en la matière en termes de fixation des prix. Et vous avez raison, il arrive trop souvent que les Régions se cachent derrière le fédéral. Une explication claire devrait également être fournie à ce sujet très rapidement, mais ce n'est pas ici qu'elle doit être donnée.

Monsieur le ministre, je souhaiterais que vous posiez une question et que nous posions une question.

Au niveau des coûts, vous avez évoqué le fait que nous devions nous fournir à l'étranger en électricité. Vous avez raison à ce sujet. Les faits sont là. Nous sommes dépendants.

Je ne reviendrai pas sur ce que j'ai dit, la semaine dernière, en séance plénière. Mais je pense que vous devez vous demander pourquoi. Parce que nous ne sommes pas suffisamment autonomes. Des questions doivent être tranchées. Même si cela fait mal, même si c'est difficile, il ne faut pas attendre le mois de juin pour ce faire

Enfin, il me semble que nous devons nous poser une question par rapport au régulateur. Vous avez évoqué l'une ou l'autre piste. Nous pouvons effectivement regarder ce qui se passe à l'étranger. Nous ne vivons pas dans un désert. Des solutions existent. Et notre commission devrait pouvoir trouver des règles de stabilité dans le cadre de ce dossier. Le régulateur doit faire son travail, mais il doit aussi être contrôlé. J'ai le sentiment, pour ne pas dire la conviction que, pour l'instant, on laisse prendre à ce dossier une dimension en termes d'incertitude, qui est mauvaise pour tout le monde. Je ne pense pas ici seulement au ministre, au gouvernement, mais aussi, comme je l'ai dit, tout à l'heure, au citoyen qui va finir par y perdre son latin.

04.25 Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik meen dat het meeste al gezegd is door de twee voorgaande sprekers. We hebben het verhaal van de minister gehoord en we hebben gisteren het verhaal van de CREG gehoord. Ik denk dat we stof genoeg hebben voor het komende debat.

04.26 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, il s'agit d'un débat essentiel. Je voudrais vous dire, monsieur le ministre, que ce n'est pas en injuriant l'opposition que vous simplifierez le débat. Vous avez à plusieurs reprises utilisé certains termes caricaturaux sur lesquels nous aurons l'occasion de revenir.

04.27 Paul Magnette, ministre: (…)

04.28 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): On reviendra sur les détails. Je pense que nous aurons l'occasion de débattre à nouveau sur un certain nombre de points dans 15 jours. De toute évidence il y a des éléments sur lesquels il n'y a pas d'accord objectif. Il reste un grand nombre de questions. Il me paraît clair que vous ne pouvez pas accuser les écologistes de ne pas vouloir une régulation sur base d'objectifs d'intérêt public.

Vous savez très bien que ce n'est pas nous qui avons démantelé les compétences de la CREG lors de la précédente législature. Je pense que c'est ce qui se pose à vous face une situation devenue problématique avec des responsabilités multiples. Je ne suis pas en train de dire qu'elles viennent de vous. Je n'ai pas d'a priori par rapport à un acteur ou à un autre. Il y a une situation extrêmement problématique. Quel est votre modèle par rapport à cette situation problématique?

04.29 Paul Magnette, ministre: On en a discuté longuement, monsieur Henry. Je n'ai jamais dit que les écologistes étaient contre la régulation. Je sais très bien que quand le secrétaire d'État Deleuze était au pouvoir, vous avez renforcé la CREG. J'ai le droit de penser également que l'accumulation d'un certain nombre de questions conduise à un certain nombre de réflexions: on veut aller dans une logique où à tout prix on comprime les prix ou on renforce les régulateurs. Et j'ai le droit de dire que je ne partage pas cette conception.

Certes, vous me passerez l'expression d'écolo-consumérisme qui m'est venue en vous écoutant mais c'était adressé à Mme Van der Straeten. Je veux bien m'engager à ne plus utiliser des formules de ce genre. Mais alors il faut que les questions n'en posent pas non plus car sinon le jeu ne serait plus équilibré.

04.30 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Ce sont de vraies questions et non pas des caricatures. Quand vous évoquez les différents modèles, je pense qu'il n'existe pas aujourd'hui de vision claire sur vos intentions. Comment voulez-vous faire évoluer le système pour que la situation problématique dans laquelle on se trouve ne se reproduise pas? Vous n'avez pas répondu à toutes mes questions. Il est clair que cet accord n'était pas inconnu. Par rapport au débat de la semaine passée, cela relativise un certain nombre de choses. De toute évidence, un certain nombre d'acteurs, à commencer par vous et donc la majorité, étaient tout à fait bien au courant de cette situation. Le choix que vous avez fait n'est pas de dénoncer cet accord mais de court-circuiter la procédure.

04.31 Paul Magnette, ministre: J'ai rétabli la procédure. C'est une caricature!

04.32 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): J’interprète ce que j’ai compris et je décortique. Vous avez refait votre propre arrêté.

04.33 Paul Magnette, ministre: J’ai simplement indiqué au régulateur quelle était la procédure parce qu’il était dans une voie qui ne respectait pas celle-ci.

04.34 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Vous avez des visions différentes et des questions juridiques se cachent derrière. Certaines choses nécessitent d’être creusées pour y voir clair. Dans tous les cas, si le ministre et le régulateur n’ont pas la même vision du rôle de l’un et de l’autre, cela pose problème. C’est ce que je voulais dire. Comment procéderez-vous pour que ceci ne se reproduise plus?

04.35 Paul Magnette, ministre: C’est tout simple. Je vous ai répondu qu’il suffisait d’appliquer la loi et les arrêtés; ceux-ci sont clairs.

04.36 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Ne changeons donc rien et attendons que les acteurs se repositionnent de la même façon!

04.37 Paul Magnette, ministre: Laissez-moi terminer! J’ai indiqué tout à la fin l’existence d’un problème de contrôle interne à la CREG entre le comité directeur et son conseil général et, par ailleurs, le Parlement est l’instance la plus indiquée pour contrôler la CREG. Il est nécessaire de discuter de ces deux questions pour éviter que ce type de comportement se reproduise à nouveau. Du reste, au niveau de la manière de fixer les tarifs, il me semble que la loi est parfaitement claire et équilibrée, et que le raisonnement économique qui la sous-tend est parfaitement équilibré lui aussi. La légalité nationale et européenne sont tout à fait respectées. Il n’y a donc rien à changer de ce point de vue.

04.38 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): En dus u mocht het voorstel wijzigen?

De voorzitter: Dat ping-pongspel kan niet blijven duren.

Puis-je vous demander de conclure, monsieur Henry?

04.39 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, vous n’avez pas non plus répondu précisément à la question des prix. Vous aviez dit que différents éléments intervenaient dans le prix et je n’ai pas de problème avec cela. C’est bien pour cela qu’il est nécessaire de comprendre la provenance des différents éléments. Cependant j’aimerais connaître les implications de votre arrêté par rapport à l’ancienne version. Que change-t-il au niveau du prix? Nous avons le droit de recevoir cet éclairage. Je n’ai pas entendu de réponse. La CREG avance des chiffres qui sont peut-être exagérés. C'est pourquoi je souhaite obtenir des chiffres officiels reflétant la différence entre les deux systèmes d’arrêtés. Pour le reste, je n’ai pas d’autre question et nous pouvons poursuivre le débat dans quinze jours.

04.40 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, il s'agissait essentiellement de traitements inégalitaires entre les différents GRD. Il s'agissait du contrôle et nous devrons ouvrir le débat sur le contrôle du régulateur. Je m'oppose complètement à la vision des écolos. Le Parlement a déterminé un arrêté royal. La CREG a soumis des propositions. Ensuite, l'arrêté royal passe par un exécutif et c'est ce dernier qui l'établit sur la base de modifications. C'est cela la loi! Ce n'est pas le ministre qui modifie le tout. Il ne s'agit pas d'arranger la situation. Il s'agit qu'un régulateur, à un moment donné, respecte tant le pouvoir législatif que le pouvoir exécutif. C'est cela la séparation des pouvoirs!

Si vous n'êtes pas content, faites une proposition de loi pour modifier la loi! C'est nécessaire! Ce qui est inquiétant par rapport à un mandataire public, c'est qu'un régulateur peut tout coincer en n'appliquant pas la loi en ceci ou cela. Il impose de plus aux GRD un tarif non indexé de 2008. Ce faisant, il coince le système tout entier et il n'y a plus de contrôle, ni parlementaire, ni du conseil général. C'est là que le problème se pose et pas ailleurs!

Sur la base des éléments que vient de nous transmettre M. le ministre, nous ouvrirons le débat dans quinze jours peut-être avec la CREG, à moins que nous n'ayons un débat général sur la régulation après Pâques étant donné notre agenda très chargé.

De voorzitter: Collega’s, wij beleven in de huidige legislatuur een primeur in de commissie. Het is immers het eerste interpellatiedebat dat wordt afgerond met een motie van mevrouw Van der Straeten en de heer Henry.

Moties

Motions

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Tinne Van der Straeten en de heer Philippe Henry en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Tinne Van der Straeten

en het antwoord van de minister van Klimaat en Energie,

vraagt de regering

in het belang van een stabiele en lagere eindfactuur voor de consumenten;

in het belang van investeringszekerheid voor de netbeheerders, met name het makkelijker te maken hun investeringen te spreiden over meerdere jaren:

- dat de minister van Klimaat en Energie de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) verzoekt een nieuw voorstel te formuleren betreffende de meerjaren tarieven voor de distributie van elektriciteit en gas, met name de regels met betrekking tot de vaststelling van en de controle op het totaal inkomen en de totale billijke winstmarge, de algemene tariefstructuur, het saldo tussen de kosten en ontvangsten en de basisprincipes en procedures inzake het voorstel en de goedkeuring van de tarieven, van de rapportering en kostenbeheersing door de beheerders van de distributienetten voor aardgas en elektriciteit conform artikel 12octies van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en artikel 15/5decies van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;

- de daaruit voortvloeiende tarievenbesluiten te publiceren ten laatste op 31 mei 2009."

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Tinne Van der Straeten et M. Philippe Henry et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de Mme Tinne Van der Straeten

et la réponse du ministre du Climat et de l’Énergie,

demande au gouvernement

vu l’intérêt, pour les consommateurs, de voir les factures de régulation diminuer et se stabiliser;

vu l’intérêt que revêt pour les gestionnaires de réseaux la sécurité d’investissement qui leur permet d’étaler plus facilement leurs investissements sur plusieurs années:

- que le ministre du Climat et de l’Énergie demande à la Commission de Régulation de l’Électricité et du Gaz (CREG) de formuler une nouvelle proposition concernant les tarifs pluriannuels de distribution de l’électricité et du gaz, notamment les règles concernant la fixation et le contrôle des recettes totales et la marge bénéficiaire équitable totale, la structure tarifaire générale, le solde des coûts et des recettes et les principes de base et procédures en matière de proposition et d’approbation des tarifs, du rapport et de la maîtrise des coûts par les gestionnaires des réseaux de distribution de gaz naturel et d’électricité, conformément à l’article 12octies de la loi du 29 avril 1999 relative à l’organisation du marché de l’électricité et à l’article 15/5decies de la loi du 12 avril 1965 relative au transport de produits gazeux et autres par canalisations;

- de publier les arrêtés relatifs aux tarifs qui en résultent au plus tard le 31 mai 2009.“

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Karine Lalieux en door de heer Jean-Luc Crucke.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Karine Lalieux et par M. Jean-Luc Crucke.

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

De inhoud van de moties was zodanig moeilijk dat de vertalers niet konden volgen, waarvoor mijn excuses. Ik vermoed echter dat zulks ook niet werd verwacht. Een en ander kan ook worden nagelezen. Wanneer een lid zinnen formuleert, zijn korte zinnen misschien helderder en praktischer. Dergelijke lange zinnen zijn bijna onverstaanbaar. Ik heb ze, gezien de geplogenheden, toch even voorgelezen.

Daarmee sluiten wij het interpellatiedebat af en gaan wij uiteraard over naar de volgende vragen. Er is ook nog een eenvoudige motie, die ik ook even moet vermelden. Het echte debat is evenwel niet afgesloten. Wij houden vandaag enkel een pauze.

De minister is even voor een kleine stop verdwenen. Wij zullen ondertussen bekijken wie voor de volgende vragen aanwezig is.

De heer Logghe heeft nog een vraag.

04.41 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, vraag nr. 10198 wordt in de commissie voor de Justitie gesteld.

De voorzitter: Hebt u nog een andere vraag op de agenda?

04.42 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, op de agenda staat ook nog mijn vraag nr. 10070.

De voorzitter: Dan bent u als eerste aan de beurt.

05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "de financiële crisis en duurzame energie" (nr. 10070)

05 Question de M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la crise financière et l'énergie durable" (n° 10070)

05.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal mijn vraag zo kort mogelijk houden. Ik heb immers nog een vraag te stellen in de commissie voor de Justitie. Ik zal dus mijn spreektijd enigszins moeten beperken.

De vraag kadert in de brede context van de financiële en economische crisis, die naar verluidt toch voor tienduizenden werklozen zou zorgen. Bedrijven hebben het moeilijk om het hoofd boven water te houden. Volgens VOKA-baas Urbain Vandeurzen doen banken ook een stuk moeilijker als het over kredietverlening gaat.

Mijnheer de minister, in de commissie voor het Bedrijfsleven werd al een aantal keer gewezen op de eindigheid van fossiele brandstoffen en op de Kyotonormen die wij moeten halen. Europa moet dus dringend in duurzame, alternatieve energie investeren.

Indien ik beide, voorgaande punten samenbreng, heb ik de volgende vragen voor de minister.

Wordt er in het licht van de economische en financiële crisis en in het licht van de stelling van de eindigheid van fossiele brandstoffen geregeld overleg gepleegd met de sector van de duurzame energieverstrekkers, meer bepaald met de windenergieverstrekkers?

Mijnheer de minister, belangrijk zijn vooral mijn tweede en mijn derde vraag.

Rijzen er momenteel financiële problemen voor de fabrikanten van bijvoorbeeld windmolenparken? Er zijn heel hoge kosten met de productie gemoeid. Het is dus belangrijk dat de overheid ter zake de vinger aan de pols houdt. Bent u momenteel op de hoogte van financiële problemen in de bedoelde sector?

Ten derde, mochten er in de nabije toekomst inderdaad financiële problemen rijzen, is de overheid dan bereid om in het kader van de duurzame, alternatieve energie bemiddelend op te treden voor de betrokken producenten, eventueel als waarborg- of kredietverstrekker?

05.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, van bij mijn aantreden als minister van Klimaat en Energie heb ik het overleg met de actoren van het Belgian North Sea Wind Energy Platform, dat door mijn voorganger en door de minister van de Noordzee werd opgericht, voortgezet.

Ter informatie, daarin zetelen mijn adviseurs, de bevoegde administratie en de houders van de domeinvergunningen. In de loop van vorig jaar is dat platform op regelmatige tijdstippen samengekomen. Heel binnenkort wordt een voorstel van die conventie aan alle partijen voorgelegd. Ik ben overigens van mening dat het nodig is dit platform eveneens open te stellen, zowel voor de regulator, de CREG, als voor de transmissienetbeheerder, Elia, gelet op de belangrijke rol die beide spelen bij het in dienst nemen van de offshore windmolenparken.

Zoals het geachte lid kan vaststellen, kan ik via dit platform vernemen met welke moeilijkheden de windenergieverstrekkers zouden kunnen worden geconfronteerd. Mijn diensten hebben kennis genomen van de financieringsproblemen waarmee de windenergieverstrekkers hebben af te rekenen ingevolge de financiële crisis. Terwijl in het verleden reeds afdoende waarborgen op wettelijk, reglementair en contractueel vlak door de kredietverstrekkers werden gevraagd voor het toekennen van leningen is er reeds enkele maanden, zoals ook voor andere bedrijven, eerder een probleem van het verstrekken van voldoende liquiditeiten ingevolge een gebrek aan vertrouwen voor interbancaire operaties.

Daar waar tot nu toe de regelgeving voorziet in tal van steunmaatregelen voor dergelijke ontwikkelingen, en dus ook bijkomende zekerheden voor de kredietsector, zoals groene stroomcertificaten of een tegemoetkoming bij de financiering van de aansluitingskabel, lijkt een eventuele bijkomende steun voor de sector niet uit te sluiten. Dergelijke steun kan vele vormen aannemen maar binnen hun bevoegdheden denk ik aan het scheppen van een nog gunstiger investeringsklimaat, bijvoorbeeld via een rationalisering van procedures voor concessies, vergunningen alsook via het versterken van de investeringsmogelijkheden en –middelen van de transportnetbeheerder in de aansluiting van offshore windenergie op zee en op het land.

05.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik wil niet onbeleefd klinken maar ik vertrek nu onmiddellijk voor mijn vraag in een andere commissie.

Ik zal uw antwoord heel aandachtig nalezen, mijnheer de minister. Wij komen zeker nog op deze zaak terug. Ik dank u in elk geval voor uw antwoord.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De voorzitter: Vraag nr. 10237 van de heer Gilkinet wordt uitgesteld aangezien hij niet aanwezig is.

06 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de consensus binnen de CREG over de 'windfall profits'" (nr. 10381)

- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "het advies van de CREG in de zaak van de 'windfall profits'" (nr. 10399)

- mevrouw Katrien Partyka aan de minister van Klimaat en Energie over "de CO2-emissierechten en de elektriciteitsprijs" (nr. 10409)

06 Questions jointes de

- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le consensus au sein de la CREG concernant les 'windfall profits'" (n° 10381)

- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'avis de la CREG au sujet des 'windfall profits'" (n° 10399)

- Mme Katrien Partyka au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les droits d'émission de CO2 et le prix de l'électricité" (n° 10409)

06.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, u weet dat dit dossier mij zeer na aan het hart ligt. Ik heb er al verschillende keren vragen over gesteld. Het gaat over een studie van de CREG, een instelling die ons allen ook na aan het hart ligt, waarin voor België voor de eerste keer berekend werd, in mei, hoe hoog de windfall profits zouden kunnen oplopen. In België kwam men uit op een cijfer van 1,2 miljard, voor de periode 2005-2007. Elke vraag die hierover in de voorbije maanden gesteld werd, niet alleen door mij, maar ook door mijn collega’s, werd door u geparkeerd, in afwachting van een oplossing voor de discussie die was opgestart tussen verschillende partners en actoren in de algemene raad van de CREG.

Op 21 januari werd in de CREG overeenstemming bereikt. Ik citeer uit het advies: “De algemene raad vraagt ook dat de CREG de eventueel verbeterde methodologie verder toepast voor de gehele periode 2005-2012, om het bestaan en de grootte van eventuele windfall profits in kaart te brengen. Het directiecomité van de CREG dient hierbij gebruik te maken van zijn nieuwe bevoegdheden. De algemene raad vraagt dat de Belgische overheid overeenkomstige maatregelen neemt die ervoor zorgen dat eventuele windfall profits die het gevolg zijn van het doorrekenen van de CO₂-prijs, in de elektriciteitsprijs vermeden worden.”

Ik heb de volgende vragen. Ten eerste, hebt u kennis genomen van het advies van de algemene raad van de CREG?

Ten tweede, op welke wijze geeft u gevolg aan het advies van de algemene raad van de CREG?

Ten derde, op welke wijze zorgt u ervoor dat de bedrijven de windfall profits in de periode 2005-2007 kunnen recupereren?

Ten slotte, op welke wijze zorgt u ervoor dat windfall profits voor de periode 2008-2012 worden vermeden?

06.02 Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik ben altijd blij dat ik na mevrouw Van der Straeten kom, dan hoef ik de hele uitleg niet te doen en kan ik onmiddellijk overgaan naar de vragen.

Wat vindt de minister van het advies van de CREG?

Op welke manier zal de minister hieraan gevolg geven? Wat vindt hij van het voorstel van de CREG om te veel betaalde kosten te recupereren via een speciale taks?

Gaat de minister akkoord met zijn collega Van Quickenborne, die vorige week in de commissie Bedrijfsleven de NMBS en andere gedupeerde bedrijven de raad gaf om juridische acties te ondernemen tegen Electrabel?

06.03 Katrien Partyka (CD&V): Mijnheer de minister, ik denk dat mijn vragen ongeveer gelijk lopen, behalve de laatste. U kaatst de bal terug naar de CREG door te zeggen dat zij naar een mechanisme moet zoeken voor de recuperatie van die onrechtmatige winsten. Ik zou toch graag weten wat uw mening is als minister van Energie over de recuperatie door de bedrijven van de te veel betaalde CO₂-emissierechten.

Hoe denkt u in de toekomst verschillende vormen van onrechtmatige winsten te vermijden?

Wat is de relatie van de 250 miljoen die dit jaar betaald werd door Electrabel, en de 500 miljoen die volgend jaar vastgelegd is als bijdrage door elektriciteitssector, met betrekking tot de onrechtmatige winsten, te meer daar de heer Mestrallet dit weekend in verschillende kranten te kennen heeft gegeven dat geen haar op zijn hoofd eraan denkt om die bijdragen te betalen. Als ik mij niet vergis, zou hij ook de bijdrage van 250 miljoen aanvechten, als onbillijk.

06.04 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, mevrouw Partyka, eerst wil ik benadrukken dat het een advies betreft van de Algemene Raad van de CREG. Ik had gevraagd de studie van de CREG van mei 2008, over de impact van de CO₂ -emissierechten op de elektriciteitsprijzen, te objectiveren door een overleg te organiseren met alle betrokken partijen. De aanbevelingen die de Algemene Raad nu maakt, zijn het resultaat van die vraag. In een reactie op die aanbevelingen heb ik het directiecomité van de CREG belast met een dubbele opdracht.

Zoals gevraagd door de Algemene Raad, dienen de schattingen te worden verfijnd door gebruik te maken van de nieuwe bevoegdheden die de CREG van de regering heeft gekregen inzake monitoring van de prijzen. Ik heb al gezegd dat ik aan de CREG nieuwe financiële middelen heb gegeven voor die bevoegdheden. Die nieuwe bevoegdheden werden toegekend in de programmawet diverse bepalingen van 8 juni 2008 en nog versterkt door de programmawet van 22 december 2008. Daarnaast dient een gedetailleerd voorstel te worden geformuleerd voor een mechanisme dat moet toelaten de eventuele windfall profits te recupereren bij de producenten. Tevens moet dat plan een voorstel formuleren waarmee de totstandkoming van dergelijke voordelen in de toekomst kan worden vermeden.

Voorts kan ik nog meedelen dat ik, naar aanleiding van de communicatie, met betrekking tot de NMBS reeds dezelfde opdracht heb geformuleerd aan het directiecomité van de CREG. Het staat uiteraard iedere onderneming vrij, in casu voor de periode 2005-2008, een rechtszaak tegen haar elektriciteitsleverancier aan te spannen. Ik zal daarin echter geen advies geven, zoals mijn collega van Economie blijkbaar wel doet.

Ik wacht dus op een concreet voorstel voor een mechanisme, maar ik wil mij er nog niet op vastpinnen. Dienaangaande is er momenteel geen enkel verband tussen dat dossier en de beslissing van de regering tweemaal 250 miljoen euro bij de energiesector op te halen.

De structurele oplossingen worden door de beslissingen op Europees vlak zelf voorgesteld, met name een systeem van veiling van emissierechten vanaf 2013 voor de elektriciteitssector.

Président: Philippe Henry.

Voorzitter: Philippe Henry.

06.05 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, zonder afbreuk te doen aan het belang van de algemene raad, die ik zeer hoog inschat, en de kwaliteit van het werk, waarvoor hetzelfde geldt, zou ik toch willen wijzen op een bepaald aspect, namelijk het feit dat sommige dossiers door ze naar de algemene raad te sturen, kunnen verzanden in het niets. We kunnen blijven pingpongen over wie nu wat waar zal doen, maar uiteindelijk zal er wel een beslissing moeten worden genomen over de periode 2005-2007, waarvoor er een duidelijke oplossing wordt aangereikt door de CREG. De CREG wil namelijk een correctieve heffing invoeren om die 1,2 miljard ter recupereren.

06.06 Paul Magnette, ministre: C'est au comité de direction que j'ai posé ces deux questions!

06.07 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Zij hebben daar al op geantwoord. Ik heb nog eens de hele website uitgepluisd. Ze hebben al twee keer die vraag om verfijning van de methodologie kregen. Bon, ze mogen blijven verfijnen, zolang ze willen, want ik ben ervan overtuigd dat hoe verfijnder de methodologie is, hoe hoger het bedrag zal uitvallen. Dat ze dus maar verder rekenen, geen probleem. Daarmee eindigt het echter niet. De maanden gaan voorbij en binnenkort is het een jaar geleden dat die studie gepubliceerd is. Ik ben bezorgd over de manier waarop de bedrijven die 1,2 miljard kunnen terugkrijgen. Daar hoor ik niets over. Ik zal dus eens bekijken of wij een eigen voorstel kunnen doen, in de vorm van een correctieve heffing, om zo het debat op gang te trekken. Dat zou wat efficiënter zijn dan wachten op een initiatief van de minister.

06.08 Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de minister, de bedrijven hebben het momenteel al moeilijk genoeg, zonder dat een ander bedrijf, dat nu al woekerwinsten boekt, hen nog eens extra meer doet betalen. Voor mij speelt het geen rol hoe die bedrijven vergoed worden, maar ik meen dat de zaak onder uw verantwoordelijkheid valt.

06.09 Katrien Partyka (CD&V): Mijnheer de minister, is er in een timing voorzien voor het voorstel dat u aan het directiecomité hebt gedaan? Op welke termijn moet het een antwoord geven?

06.10 Paul Magnette, ministre: Le plus rapidement possible, évidemment! Mais sans vouloir engager une polémique, la CREG établit elle-même une estimation, en précisant qu'il s'agit d'une hypothèse. Elle dit ne pouvoir faire mieux en l'absence des compétences nécessaires. Nous lui en donnons. Elle dit alors ne pas disposer de moyens. Entre-temps, je lui accorde une dotation annuelle supplémentaire de deux millions d'euros par an.

Maintenant qu'elle dispose des compétences et des moyens, qu'elle effectue l'analyse et nous fasse part d'une analyse réelle, et non plus d'une hypothèse, réalisée à partir de données réelles! Ainsi, nous disposerons d'une estimation et serons en mesure de procéder à un prélèvement correctif. Mais je ne peux agir sur la base d'une hypothèse sans fondement. Il faut être un peu sérieux avec les réalités économiques!

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

07 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de verslagen opgemaakt door de CREG over de distributietarieven van het voorbije exploitatiejaar" (nr. 10453)

07 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les rapports rédigés par la CREG au sujet des tarifs de distribution de l'année d'exploitation écoulée" (n° 10453)

07.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, uw antwoord op mijn vorige vraag, sluit naadloos aan bij mijn vraag over de verslagen die de CREG opmaakt over de distributienettarieven in het voorbije exploitatiejaar. Die verplichting is voorzien, zowel inzake elektriciteit als gas, in de respectievelijke koninklijke besluiten over elektriciteit en gas. Dat is een van de controlemiddelen.

Graag wil ik weten in welke mate dat controlemiddel effectief is. De koninklijke besluiten bepalen immers dat de commissie aan de minister een verslag voorlegt, en dat vervolgens de minister dat verslag bezorgt aan de wetgevende Kamers, de Gewestregeringen en het controlecomité. Dat staat zo in het koninklijk besluit Elektriciteit. Het controlecomité bestaat intussen niet meer, maar goed. Voor gas is er een gelijkaardige bepaling.

Mijnheer de minister, graag zou ik het volgende willen weten.

Ten eerste, hebt u de beide verslagen ontvangen? Natuurlijk, voor 2008 zitten we nog niet aan de data die in het koninklijk besluit zijn bepaald. Het gaat wel degelijk over de periode daarvoor.

Ten tweede, werden die verslagen bezorgd aan de federale wetgevende Kamers? Ik heb er misschien overgekeken. Als ik erover heb gekeken, kunt u me zeggen wanneer ze dan bezorgd werden? Als ze nog niet zijn bezorgd, kunnen ze dan alsnog bezorgd worden?

Ten derde, wat is uw reactie op beide verslagen?

07.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Van der Straeten, ik heb die verslagen inderdaad ontvangen. Ze werden niet aan het Parlement bezorgd. Dat werd blijkbaar verzuimd. Ik vraag het Parlement mij daarvoor te excuseren. Ik heb trouwens een kopie voor de leden van deze commissie. Het verslag in verband met de elektriciteitsdistributietarieven werd door de CREG in maart 2008 op haar site gepubliceerd en dus publiek gemaakt. Ik heb van die verslagen akte genomen, met een speciale focus op de meerjarendistributietarieven. De verslagen betroffen het exploitatiejaar 2007 van de beheerders van de distributienetten. Het was dus een evaluatie van het verleden. Dat is zeer nuttig voor onze werking.

07.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Het zal ook nuttig zijn in de hoorzittingen die nog zullen volgen. Ik wil u graag excuseren. Wie ben ik om u daarvoor niet te excuseren, maar wellicht is het goed om na te kijken of de bestaande controlemiddelen goed worden uitgevoerd, alvorens te loeien dat de CREG hoegenaamd niet gecontroleerd zou worden. En passant wil ik er ook op wijzen dat niet alleen die verslagen bezorgd moeten worden, maar ook het jaarverslag, het activiteitenverslag van de CREG, dat bij mijn weten evenmin via uw diensten aan ons werd bezorgd.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

08 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de aanwezigheid van de gemeenten in Distrigas" (nr. 10462)

08 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la présence des communes dans Distrigaz" (n° 10462)

08.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, er is al een tijdje een discussie gaande over de participatie van de gemeenten in Distrigas, die volgens experts 1,5 miljard euro waard zou zijn. In een artikel in De Tijd werd de voorzitter van Publigas, Daniel Termont, geciteerd, die een brief zou hebben geschreven aan de federale regering om haar advies te vragen met betrekking tot de aanwezigheid van de gemeenten in Distrigas. Volgens datzelfde artikel heeft alleen Karel De Gucht op die brief geantwoord, maar de regering zou min of meer achter het persoonlijk standpunt van Karel De Gucht staan.

Karel De Gucht vindt dat de gemeenten hun participatie best verkopen omdat ze dan een mooie prijs kunnen ontvangen en omdat de historische dividenden niet gegarandeerd zijn. Bovendien zegt Karel De Gucht dat het gouden aandeel dat de regering heeft, volgens hem voldoende waarborgen biedt voor de overheid met betrekking tot de bevoorradingszekerheid inzake gas.

Ik heb de volgende vragen aan de minister.

Ten eerste, deelt u het standpunt van Karel De Gucht?

Ten tweede, bent u van mening dat het gouden aandeel van de overheid inderdaad voldoende of misschien zelfs betere garanties biedt voor de bevoorradingszekerheid dan de gemeentelijke participatie?

Ten derde, deelt de regering het standpunt van Karel De Gucht? Op welke punten wel en op welke punten niet?

Ten slotte, hebt u al geantwoord op de brief van Daniël Termont? Wat is daarvan de strekking?

08.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Van der Straeten, ik heb de brief van Daniël Termont over de toekomst van Publigas in het aandeelhouderschap van Distrigas ontvangen. Ik heb er kennis van genomen.

Zoals ik reeds in het Parlement heb verklaard, is het al dan niet uittreden van Publigas te vergelijken met een marktoperatie. Zoals de heer Termont trouwens aangeeft, wordt die kwestie aanhoudend binnen Publigas besproken. Men wil meer bepaald weten in welke mate het al dan niet behouden van de participatie bijdraagt tot het waarborgen van de bevoorradingszekerheid van het land. Wellicht wegens meningsverschillen binnen Publigas, noopt men er nu toe dat de regering ter zake de knoop doorhakt.

De regering beschikt zelf over een specifiek, gouden aandeel in de maatschappij Distrigas. Dat specifiek aandeel verleent de overheid een aantal rechten, waaronder het recht zich te verzetten tegen elke beslissing van de raad van bestuur of van het directiecomité van de voornoemde maatschappij, waarvan de regering meent dat ze strijdig is met de grote lijnen van het energiebeleid, met inbegrip van de doelstellingen van de regering betreffende ’s lands energiebevoorrading. Die bijzondere rechten, die worden bevestigd bij een besluit van 4 juni 2002 van het Hof van Justitie der Europese Gemeenschappen, beogen voornamelijk het waarborgen van de bevoorradingszekerheid in aardgas van België en vormen bijgevolg een onontbeerlijk werktuig van de regering, in de veronderstelling dat Publigas zou beslissen om haar participatie in de maatschappij Distrigas, die tot op heden een dominante positie op de Belgische aardgasmarkt behoudt, geheel of gedeeltelijk uit handen te geven.

08.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik moet bekennen dat ik de strekking van het antwoord niet goed heb kunnen volgen maar dat heeft wellicht niets met u te maken en alles met mij. Ik zal het antwoord nalezen.

Ik kan wel zeggen dat de groenen achter het standpunt van Karel De Gucht staan. Het gouden aandeel is volgens ons echt wel van cruciaal belang voor de bevoorradingszekerheid en dat is niet zo voor de aanwezigheid van de gemeenten in Distrigas.

Ik zou u willen uitnodigen om ervoor te zorgen dat de heer Termont een duidelijk antwoord krijgt van de federale regering, een duidelijker antwoord dan alleen maar een persoonlijk standpunt van een bepaalde minister, en dat er een duidelijke richtlijn wordt gegeven - hij heeft daarom trouwens gevraagd – die erin bestaat dat wij misschien beter uit Distrigas stappen omdat dit toch wel een aantal perverse effecten kan hebben voor de gemeenten, namelijk het niet-gegarandeerd zijn van dividenden. Wij hebben trouwens in een zeer recent verleden gemerkt welke gevolgen de aanwezigheid van gemeenten in commerciële bedrijven kan hebben.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De voorzitter: Ik stel voor dat wij nu de vraag van de heer Van Noppen behandelen. Is dat mogelijk? Daarna kunnen wij dan van voorzitter veranderen.

09 Vraag van de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de voorlopige resultaten van zijn beleid" (nr. 10485)

09 Question de M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les résultats provisoires de sa politique" (n° 10485)

09.01 Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in uw beleidsnota Klimaat en Energie, van vorig jaar, zette u uiteen aan welke taksen de energiesector zich in 2009 kon verwachten. Eerst en vooral ging het om 250 miljoen om de monopoliewinsten van de kernexploitanten uit te zuiveren. Het geld zou komen uit het Synatomfonds. De kernexploitanten zouden worden verplicht om dit geld opnieuw bij te storten in het fonds. In 2008 werd deze constructie voor de eerste keer toegepast en u plant hetzelfde voor 2009.

Daarna kondigde u de oprichting aan van een begrotingsfonds dat in het kader van een publiekprivate samenwerking moest investeren in de energiedomeinen, in de brede zin. Opnieuw verwachtte u dat de energiesector hiervoor 250 miljoen zou betalen. In een interview met de krant De Tijd, van 24 januari, haalt Gérard Mestrallet, gedelegeerd bestuurder van Suez, scherp uit naar uw beleid ter zake en naar de federale regering.

Met het verkopen van productiecapaciteit aan E.ON van enkele weken geleden, meent Mestrallet dat Electrabel alle overeenkomsten met de federale regering is nagekomen. De heffing van 250 miljoen voor de kernexploitanten, die Electrabel betaald heeft eind 2008, zal Electrabel proberen te recupereren via het Grondwettelijk Hof. In 2009 hiervoor nogmaals 250 miljoen betalen, lijkt hem uitgesloten. Van die bijkomende 250 miljoen in het kader van het begrotingsfonds kan helemaal geen sprake meer zijn. Mestrallet dringt aan op een overleg met de federale regering en met premier Van Rompuy.

Mijnheer de minister, daarom heb ik de volgende vragen.

Voor haar begroting van 2008 haalde de regering reeds 250 miljoen uit het Synatomfonds. Klopt het dat Electrabel dat bedrag reeds terugstortte eind december 2008?

Heeft het Synatomfonds de 250 miljoen voor 2009 reeds uitbetaald? Zo niet, wat is de timing op dat vlak?

Hoe staat het met de oprichting van een begrotingsfonds dat investeringen moet doen op het vlak van de energie? Is dat fonds reeds opgericht? Heeft de energiesector de 250 miljoen voor 2009 reeds betaald? Lopen er onderhandelingen? Wat is de timing daarvoor?

Wat vindt u van de uitlatingen van de heer Mestrallet? Gaat u akkoord met diens argumenten dat sinds het overdragen van productiecapaciteit aan E.On Electrabel alle afspraken uit de Pax Electrica I en II zijn nagekomen?

Zult u overleg voeren met Electrabel over de betaling van tweemaal 250 miljoen in 2009? Wat is het standpunt van de regering ter zake?

09.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer Van Noppen, volgens mijn informatie hebben de nucleaire producenten inderdaad op 31 december 2008 de 250 miljoen euro terugbetaald aan Synatom, zodat er geen enkel probleem bestaat voor het beheer van de nucleaire provisies. De gedelegeerd bestuurder van Synatom heeft dat bevestigd in de vergadering van de commissie Nucleaire Voorzieningen van vrijdag 16 januari 2009. De commissie heeft een brief ter bevestiging gevraagd.

Een herhaling van dat bedrag van 250 miljoen euro is inderdaad ingeschreven in de begroting voor 2009. De timing daarvoor situeert zich logischerwijze in het jaar 2009.

Budgettair-technisch is er reeds een organisch begrotingsfonds gecreëerd in de uitgavenbegroting van 2009, met name binnen het bestuur Energie van de FOD Economie, met als benaming Fonds voor Investeringen/Uitgaven in het Energiedomein. Zoals dat geldt voor elk begrotingsfonds, zullen eerst de nodige ontvangsten, tot 250 miljoen euro, moeten worden geïnd, alvorens die investeringen of uitgaven kunnen gebeuren. Zoals vooropgesteld bij de begrotingsopmaak, situeert de timing daarvoor zich opnieuw in de loop van het jaar 2009. Dienaangaande wil ik u verwijzen naar de regeringsverklaring, waarin duidelijk verwezen wordt naar – ik citeer – “resoluut werk maken van concurrentie in de productie en dus lagere prijzen, waarbij opnieuw winsten worden uitgezuiverd”.

Met betrekking tot de uitvoering van de Pax Electrica I en II heb ik reeds geantwoord naar aanleiding van vroegere parlementaire vragen. Daarvoor kan ik u verwijzen naar de voorgaande engagementen en beslissingen naar aanleiding van de begrotingsopmaak 2009, die hernomen zijn door de nieuwe regering.

09.03 Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de minister, ik vraag mij af of het niet beter zou zijn om een échte liberalisering in de elektriciteitsmarkt door te voeren, waardoor we al die trucjes niet meer nodig hebben.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

10 Question de Mme Karine Lalieux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'augmentation du prix du gaz par Electrabel" (n° 10502)

10 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Klimaat en Energie over "de verhoging van de gasprijs door Electrabel" (nr. 10502)

10.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, ce week-end, la presse a annoncé qu'Electrabel allait augmenter ses prix à partir du 1^er avril 2009. C'est à l'occasion d'un courrier envoyé à ses quelque 1,8 million de clients, qu'elle annonçait simultanément, via la facture intermédiaire, une baisse des prix et, en tout petits caractères, une augmentation du prix de 1%. Cela suscite de nouveau une confusion auprès des consommateurs. Selon Electrabel, cette augmentation de 1% est imposée par une obligation européenne. La société ajoute que cela ne réduira pas à néant la baisse qu'il faut attendre de la composante énergétique du prix du gaz.

Monsieur le ministre, confirmez-vous les informations publiées dans la presse? Cette augmentation s'élève-t-elle à 1% de la facture du ménage? Comment expliquer cette augmentation? Je ne comprends pas l'obligation européenne par rapport à cette augmentation? La façon dont Electrabel a communiqué ces informations au consommateur est-elle adéquate? Un problème quant à la transparence du prix, de la consommation se pose toujours. Est-ce la meilleure manière d'informer le consommateur?

10.02 Paul Magnette, ministre: Madame Lalieux, je vous confirme que, conformément à ce qui a été publié dans la presse, Electrabel a informé ses clients par courrier individuel: il sera procédé, à partir du 1^er avril 2009, à l'adaptation de l'un des paramètres qui interviennent dans le calcul du prix du gaz naturel. Cette modification entraînera une hausse de l'ordre de 0,05 euro par kW/heure en moyenne, soit moins de 1% du prix pour un client moyen se chauffant au gaz naturel. Cette hausse aura donc un impact limité comparé à la baisse des prix importante qui est prévue par Electrabel pour la composante énergie au premier semestre 2009. En effet, à la suite de la concertation avec le gouvernement, Electrabel a confirmé que les prix du gaz suivraient ceux du pétrole à la baisse comme ils l'ont suivi à la hausse et que les diminutions seront de l'ordre, au moins, de 12 ou 13%, parfois plus pour certains clients types.

Techniquement, cette augmentation résulte de l'adaptation de l'un des paramètres de prix intervenant dans la formule d'indexation des prix du gaz naturel. Cette adaptation résulte elle-même de l'obligation de remplacer les cotisations internationales du gasoil avec 0,2% de soufre par celle du gasoil avec 0,1% de soufre, conformément à une directive européenne visant à protéger l'environnement. L'abandon du gasoil à 0,2% entraîne de facto une hausse du prix du gasoil et, indirectement, une hausse du prix du gaz naturel qui se répercute dans cet indice.

Les modalités de communication sont, du point de vue de la forme, conformes aux dispositions prévues par l'accord, intitulées: "Le consommateur dans le marché libéralisé de l'électricité et du gaz".

Pour le reste, si je ne peux que me réjouir de cet effort de transparence réalisé par un fournisseur, je pense, tout comme vous, qu'un peu de pédagogie n'aurait pas fait de tort.

10.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie.

Il est bien que cette hausse soit la conséquence de raisons environnementales. Il serait peut-être intéressant que les fournisseurs indiquent que cela représente un très faible pourcentage – 0,05%, c'est très peu – et précisent qu'il est facturé pour des raisons environnementales découlant de directives européennes. Il serait bon que le consommateur connaisse ces raisons.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

Le président: À l'exception de ma dernière question, toutes les autres questions qui étaient adressées à M. Van Quickenborne sont reportées.

Présidente: Karine Lalieux

Voorzitter: Karine Lalieux

11 Question de M. Philippe Henry au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la mention des émissions dans les publicités pour les voitures" (n° 10476)

11 Vraag van de heer Philippe Henry aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de vermelding van de uitstoot in de reclames voor auto's" (nr. 10476)

11.01 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je pense qu'aujourd'hui, cette question sera la seule portant sur vos compétences en matière de protection des consommateurs. Nous avons déjà évoqué ce sujet.

À vrai dire, je ne vous l'avais pas adressée et pensais que M. Van Quickenborne y répondrait. Si je vous l'avais adressée, vous auriez dû y répondre, me semble-t-il, en commission de la Santé. De toute façon, cela ne change pas grand chose car je comptais vous la poser également. Elle concerne la publicité pour les voitures.

C'est une matière où l'on rencontre systématiquement des difficultés. Peut-être pourrez-vous nous préciser quelle est la répartition des compétences entre les différents ministres?

J'étais déjà intervenu l'année dernière auprès de vous et de Mme Laruelle en ce qui concerne les mentions légales des émissions des voitures dans les publicités, notamment sur leur visibilité. C'était en effet l'un des problèmes posés.

On termine le Salon de l'auto. J'ai eu à nouveau vent de différents exemples où cette mention posait problème, aussi bien dans les publicités écrites que dans différentes formes d'affichage.

Il y a eu par exemple certaines publicités dans la presse, flamande comme francophone, de certains modèles sur lesquelles les émissions de CO₂ sont indiquées en trop petits caractères, en l'occurrence 3 mm alors que le code de la Febiac prévoit que la taille minimale est de 4 mm pour les formats A3. J'ai vu un autre exemple frappant pour lequel je dispose d'ailleurs de photos: une banderole d'affichage sur le bâtiment du Salon de l'Auto ne reprenant aucune mention des émissions de CO₂.

Par ailleurs, le code Febiac contient encore trois problèmes par rapport à l'arrêté royal. Le premier concerne la taille des caractères qui ne respecte pas l'esprit de la directive européenne. Par exemple, dans certaines publicités, le slogan mesure 16 mm. On ne peut donc pas considérer que la taille de 4 mm soit comparable en termes de visibilité. Le deuxième problème est posé par les fourchettes d'émission. L'arrêté royal prévoit que pour la publicité d'un modèle donné qui couvre plusieurs variantes – comme c'est très souvent le cas (différentes motorisations ou différentes options) –, l'information doit reprendre les données de la variante avec la consommation la plus élevée, ce qui n'est pas le cas. Le troisième problème est celui du contrôle des publicités avant leur publication et non pas après.

Aviez-vous pris connaissance de ces différentes infractions? Le SPF Économie, direction Contrôle et Médiation, a-t-il constaté ces infractions?

Comment se fait-il que le contrôle ne s'exerce pas avant la publication?

Quel suivi a été donné aux différentes plaintes concernant des publicités ne respectant pas le code?

Quelles initiatives sont en cours ou seront prises pour que la loi soit respectée?

Quelle est la répartition des compétences entre les différents ministres concernés, notamment avec M. Van Quickenborne?

11.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur Henry, c'est votre dernière question. Mon collègue Van Quickenborne m'a confirmé que c'était bien moi qui pouvais y répondre. Manifestement, certains aspects de la régulation du marché l'intéressent moins que d'autres! Tant mieux, puisque ce problème m'intéresse beaucoup et que je suis soucieux de remettre de l'ordre dans cette matière. Depuis mon entrée en fonction, j'ai ainsi demandé à l'administration de renforcer ses contrôles.

Il s'agit d'abord de procéder à une veille systématique des publicités et des sites internet des marques automobiles en adoptant une approche plus répressive. Je ne suis pas répressif par inclination naturelle, mais il me paraît nécessaire de dresser des pro justitia à l'encontre des contrevenants.

Le 23 décembre 2008, en prévision du Salon de l'Auto 2009, mon administration a entrepris de récolter à ma demande tous les dépliants, toutes-boîtes et publicités diverses en matière de vente de véhicules neufs dans tout le pays afin de vérifier la conformité des insertions publicitaires du secteur à la loi du 14 juillet 1991 sur les pratiques du commerce et l'information du consommateur, ainsi qu'à l'arrêté royal du 5 septembre 2001 concernant la disponibilité d'informations sur la consommation de carburant et les émissions de CO₂ à l'intention des consommateurs lors de la commercialisation des voitures particulières neuves.

Plusieurs infractions ont été constatées en termes de publicité, d'indication de prix et d'annonces de réductions de prix. Une dizaine de pro justitia sont en cours de rédaction. Par contre, il y a lieu de signaler qu'en matière de mention obligatoire pour la consommation de carburant et les émissions de CO₂, certains progrès ont été enregistrés. Mon administration n'a reçu aucune plainte à ce sujet lors du Salon de l'Auto. Un seul pro justitia, pris d'initiative, est en cours de rédaction en ce domaine.

Depuis le lancement de la campagne de dépôt de plaintes auprès de la DG Contrôle et Médiation et auprès du Jury d'éthique publicitaire créé par un chercheur de l'Université de Liège, l'administration a été saisie de plus de 400 plaintes, dont un quart provenant de trois plaignants; 116 procès d'avertissement ont été dressés chaque fois que les mentions obligatoires faisaient défaut. La plupart des contrevenants, qui sont des garagistes, des concessionnaires, des importateurs, et qui ne sont souvent pas au fait des détails de la législation, ont fait savoir par écrit qu'ils s'engageaient fermement à respecter les prescriptions de l'arrêté royal dans leurs futures annonces et insertions publicitaires. Mais, comme deux précautions valent mieux qu'une, mon administration a reçu instruction de vérifier le respect de cet engagement et, à défaut, de sanctionner immédiatement l'infraction.

Le SPF Économie a récemment mené une concertation avec le SPF Environnement afin de prendre des initiatives conjointes, veillant à ce que le prescrit légal soit systématiquement respecté et contrôlé à la lettre, et en vue d'identifier les points de l'éventuelle législation devant être clarifiés – ce qui ne pourra se faire, bien entendu, qu'au bénéfice du consommateur et de l'environnement.

Aucun contrôle avant diffusion n'est exercé en Belgique. Ce point me tient à cœur et il a été âprement discuté au cours du Printemps de l'environnement à ma demande. Il fait aussi partie des discussions en cours à la commission "Environnement, Production et Consommation durable" du Conseil de la consommation à l'occasion de la révision du code de la publicité écologique, discussions auxquelles ont été invitées à se joindre et participent désormais pleinement les fédérations Inter-Environnement de Bruxelles et de Wallonie.

11.03 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Je vous remercie pour ces précisions. Il est vrai que des étapes ont été franchies depuis que ce problème a été constaté, c'est une bonne chose. Néanmoins, vous n'avez pas vraiment répondu au sujet de l'adaptation du code Febiac à la directive européenne. Cela veut-il dire que, pour vous, le code est suffisant?

Deuxièmement, je ne veux pas me focaliser sur cette banderole au Salon de l'Automobile mais c'est problématique d'un point de vue symbolique. Cela a-t-il été effectivement constaté? Quelle est la réaction vis-à-vis des organisateurs du Salon? On ne peut pas tolérer cela.

11.04 Paul Magnette, ministre: On procède au constat et aux PV. L'administration accomplit son travail d'inspection avec rigueur. Pour ce qui est du code de la Febiac, il lui est propre et n'a d'autre valeur que son engagement volontaire. Cela ne m'intéresse pas de vérifier que la Febiac respecte ses engagements qui n'ont pas force de loi mais bien d'examiner si elle respecte la loi et l'arrêté.

11.05 Philippe Henry (Ecolo-Groen!): Si vous le voulez, je peux vous transmettre des photos de cette banderole au cas où on n'aurait pas dressé le constat, pour qu'au minimum on discute avec les organisateurs. Par rapport à tous les exposants à qui on demande de respecter cette législation, cela pose un problème.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

La réunion publique de commission est levée à 17.26 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.26 uur.