Commissie voor de Justitie

Commission de la Justice

 

van

 

woensdag 1 juli 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 1 juillet 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.11 uur en voorgezeten door de heer Bart Laeremans.

La séance est ouverte à 14.11 heures et présidée par M. Bart Laeremans.

 

01 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie over "illegale goksites" (nr. 13946)

01 Question de M. Raf Terwingen au secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice sur "les sites de paris illégaux" (n° 13946)

 

01.01  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb deze vraag ingediend naar aanleiding van de nieuwe wetgeving op de kansspelinrichting, waaraan we druk werken.

 

Uit alle documenten en jaarverslagen voor 2008, onder andere van de Kansspelcommissie, blijkt dat er een belangrijke evolutie is naar het internetgokken. Bij het bezoek aan de Kansspelcommissie gisteren is gebleken dat daar misbruiken mogelijk zijn in verband met kredietkaarten en vooral in verband met de bescherming van jongeren. Uit de cijfers die gisteren werden aangehaald, blijkt dat ter zake toch problemen voor jongeren kunnen rijzen.

 

Het spreekt voor zich dat het soort kansspelen dat door de zogenaamde internetcasino’s wordt aangeboden, in België verboden en strafbaar is. De vraag is vooral hoe we daartegen kunnen ageren. Hoe kunnen we optreden tegen dat soort internetspelen die worden aangeboden vanuit het buitenland?

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik heb twee concrete vragen. Hoeveel illegale goksites werden er de voorbije vijf jaar effectief van het internet gehaald? Zijn er cijfers van de geraamde omzet van de internetsector per jaar bekend?

 

Voorzitter: Mia De Schamphelaere.

Présidente: Mia De Schamphelaere.

 

01.02 Staatssecretaris Carl Devlies: Mijnheer Terwingen, op uw eerste vraag kan ik het volgende antwoorden. Momenteel is de exploitatie van internetcasino's verboden in België. Tot op heden werd slechts een illegale site van het internet gehaald.

 

De Kansspelcommissie stelt op regelmatige basis proces-verbaal op tegen illegale internetspelen. Het aantal beliep in 2006 17, in 2007 14 en in 2008 7. In de meeste gevallen heeft het parket hieraan geen gevolg gegeven.

 

Het nieuwe ontwerp van kansspelwet, dat u ondertussen genoegzaam bekend is, biedt bijkomende mogelijkheden om op te treden tegen niet-vergunninghouders die de wet van 7 mei 1999 overtreden. De Kansspelcommissie zal de mogelijkheid krijgen om administratieve geldboetes op te leggen wanneer het parket binnen een bepaalde termijn geen gevolg geeft aan het proces-verbaal of beslist tot een opportuniteitssepot.

 

Volgens een voorzichtige raming van de heer Marique, voorzitter van de Kansspelcommissie, wordt de omzet van de internetspelen op 97 miljoen euro geschat voor de casinospelen en op 132 miljoen euro voor de weddenschappen.

 

In België werden nog geen studies uitgevoerd om de omvang van het probleem van de gokverslaafden te evalueren. Wij weten wel dat in Westerse landen gemiddeld 1 tot 2 procent van de volwassenen te maken heeft met gokproblemen. Bij de jongeren kan het cijfer tot 3 of 5 procent oplopen.

 

Volgens de Stichting Rodin zou het aantal gokverslaafden in België 0,6 tot 1,4 procent van de totale bevolking bedragen. Dat zijn de gegevens die op dit moment ter beschikking zijn.

 

01.03  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord en de cijfers, voor zover u die kon verstrekken.

 

Ik verneem dat in de nieuwe wetgeving de mogelijkheid wordt geboden om de internetcasino's administratieve boetes op te leggen. Dat is goed nieuws. U neemt daar uw verantwoordelijkheid.

 

Jammer is wel dat niet of weinig strafrechterlijk wordt vervolgd door de parketten. Dat is niet uw verantwoordelijkheid, maar die van de minister van Justitie. Ik denk dat wij daarvoor beter een vraag aan de minister van Justitie stellen.

 

Ik dank u voor de cijfergegevens. Ik noteer dat er nog geen onderzoeken in België zijn gebeurd. Het is misschien nuttig om ook een zicht te krijgen op de cijfers van gokverslaafden in België, vooral bij de jongeren.

 

Ik heb gisteren in de Kansspelencommissie nog cijfers uit Scandinavië gehoord. Die waren alarmerend. Het is daarom misschien goed om ook voor België een onderzoek te laten uitvoeren met het oog op het nemen van bijkomende maatregelen.

 

01.04 Staatssecretaris Carl Devlies: U praat over verantwoordelijkheid. Het probleem is dat onze parketten overbelast zijn. Er moeten keuzes worden gemaakt.

 

In de toekomst zal de Kansspelcommissie administratieve geldboetes kunnen opleggen en dan kan een en ander anders worden georganiseerd. Er zal een protocol komen tussen de Kansspelcommissie en de parketten om uit te maken wat de prioriteiten zijn en wie wat op welke termijn zal doen. De problematiek zal in de toekomst op een betere en meer gestructureerde manier kunnen worden aangepakt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- M. Xavier Baeselen au ministre de la Justice sur "le port de signes religieux par des fonctionnaires du département de la Justice" (n° 13944)

- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "l'autorisation ou non de signes religieux" (n° 13954)

- M. Francis Van den Eynde au ministre de la Justice sur "une note du SPF Justice autorisant les fonctionnaires à porter le foulard islamique" (n° 13977)

- Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "la note interne du personnel du ministère de la Justice concernant le port de signes d'appartenance philosophique ou religieuse" (n° 14005)

- M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "une note du SPF Justice autorisant les fonctionnaires à porter le foulard islamique" (n° 14112)

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Justitie over "het dragen van religieuze symbolen door ambtenaren van het departement Justitie" (nr. 13944)

- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "het al dan niet toelaten van religieuze symbolen" (nr. 13954)

- de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Justitie over "een nota bij de FOD Justitie om ambtenaren toe te laten een islamitische hoofddoek te dragen" (nr. 13977)

- mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "de interne nota van het personeel van het ministerie van Justitie betreffende het dragen van filosofische of religieuze symbolen" (nr. 14005)

- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "een nota bij de FOD Justitie om ambtenaren toe te laten een islamitische hoofddoek te dragen" (nr. 14112)

 

02.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, j’ai pris connaissance, comme beaucoup d’autres collègues qui vont intervenir aujourd’hui à l’occasion de la question parlementaire, par la presse d’une note interne à votre département et plus précisément de la cellule Diversité du ministère de la Justice.

 

Nous n’avons pas eu le contenu exact de cette note puisqu’elle est destinée au ministre de la Justice. La presse se fait en tous cas l’écho de la problématique du port de signes religieux par des fonctionnaires de l’administration, en particulier de l’administration de la Justice.

 

Il semblerait que dans cette note, plusieurs orientations soient proposées à l’attention du ministre de la Justice. Une orientation semble être privilégiée ou recommandée par la cellule Diversité, c’est la possibilité pour les fonctionnaires qui le souhaitent de porter un signe religieux distinctif qui leur permet d’affirmer leurs croyances publiquement à l’occasion de l’exercice de leurs fonctions.

 

J’ai eu l’occasion en séance plénière, la semaine dernière, d'interroger le ministre de la Fonction publique à cet égard; je pense que vous avez entendu sa réponse, monsieur le ministre, qui n’en était pas une. C’est le moins que l’on puisse dire!

 

J’ai bien relu ce qu’il a dit, il précise qu’il existe des règles claires. Or, celles-ci ne sont pas très claires. Il les a précisées en disant qu’en ce qui concerne les fonctionnaires en contact avec le public, il existe une disposition générale sur le statut des fonctionnaires qui dit que le fonctionnaire ne peut pas, par son attitude, porter atteinte au devoir d’indépendance de l’administration et qu’à ce titre-là, selon lui, le port de signes religieux pourrait être un élément qui porte atteinte à l’indépendance du fonctionnaire. En ce qui concerne le fonctionnaire qui n’est pas en contact avec le public, aucune règle précise n'existe, le ministre de la Fonction publique précisant qu’il faut regarder au cas par cas.

 

Très honnêtement, ce n’est pas une réponse satisfaisante au plan de la clarté et de la lisibilité du message à l’attention des fonctionnaires et du public, c’est-à-dire des administrés qui sont en contact avec l’administration. Finalement, vous êtes le premier ministre auquel la question est concrètement posée par sa propre administration: la cellule Diversité du ministère de la Justice qui dit qu’il faut prendre attitude. Et on propose au ministre de prendre attitude dans tel sens.

 

Mes questions sont les suivantes:

De quand date le rapport en question? En avez-vous pris connaissance dans les détails? Comptez-vous prendre position dans un département particulier, à savoir l’administration de la Justice? La question ne doit-elle pas être réglée de manière plus globale?

 

Je vois d’ailleurs difficilement comment on pourrait, administration par administration, service public fédéral par service public fédéral, prendre des attitudes différentes. Je pense que la question relève soit du gouvernement, soit du ministre de la Fonction publique en général.

 

02.02  Valérie Déom (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, je ne reviendrai pas sur la note interpellante dévoilée par la presse. Cependant, je tiens à rappeler que cela concerne 24.000 agents de votre administration.

 

Comme l'a dit M. Baeselen, cette note suggère très clairement la troisième option qui a la faveur de la cellule Diversité, à savoir l'acceptation générale de tout signe religieux. L'argument avancé est le suivant – je reprends ici un extrait du rapport –: "Nous plaidons pour une réelle ouverture des pratiques… La neutralité des agents n'est pas garantie par leur apparence". Le jugement à l'égard du fonctionnaire est donc plus qu'ambiguë au regard de la Constitution.

 

Monsieur le ministre, ne pensez-vous pas qu'avec de telles considérations, on touche au principe de neutralité de l'État? En effet, la Constitution garantit la neutralité de l'État et par conséquent celle des agents. Je pense ici à l'article 8 et à la neutralité ipso facto ou indirecte de ces agents. Mais dans ce cas, il est d'abord question de la neutralité de l'État.

 

Que pensez-vous de l'attitude de M. Vanackere qui estime que cette question doit être réglée service public par service public? Ne pensez-vous pas qu'en la matière, une position générale en faveur de l'application du strict principe de la neutralité de l'État doit être adoptée pour l'ensemble de la Fonction publique?

 

02.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, wat die nota betreft zijn er drie opties. Het is uiteraard de laatste optie waar het vandaag voornamelijk over zal gaan, omdat zij politiek het meest gevoelig ligt. Dat is namelijk de voorkeur van de cel diversiteit van de FOD Justitie die zegt dat het goed zou zijn om het dragen van alle religieuze tekenen toe te laten. Ik heb de nota zelf niet gezien, maar er zijn diverse religieuze tekenen, gaande van een zeer bescheiden kruisje tot een hoofddoek, symbolen van Hare Krishna of Afghaanse vrouwen met een boerka desnoods. Hoever zou de cel diversiteit willen gaan? Wil men werkelijk alles toelaten?

 

Ik kan u nu al zeggen dat dit wat ons betreft een ernstige schending zou betekenen van het beginsel van de scheiding tussen kerk en staat en de absolute neutraliteit van de overheidsdiensten. Minister Vanackere heeft vorige week in uw plaats geantwoord dat hij klaarheid zou brengen en dat het zonneklaar zou zijn. Het enige dat zonneklaar is, is dat minister Vanackere mist heeft gespuid. Zowel de federale regering, de FOD Justitie als CD&V hebben totaal geen klaarheid gebracht. Er is een aantal regels en die zijn in feite nog verouderd ook, maar ze gaan al lang mee. Dat was zowat de teneur van het antwoord.

 

Mijnheer de minister, kunt u het bestaan van deze nota bevestigen? Kunnen wij die eventueel krijgen en inzien? Klopt het dat die nota voorstelt, zoals de cel diversiteit zou zeggen, dat alle religieuze symbolen binnen de FOD Justitie kunnen worden toegelaten? Wordt de derde optie werkelijk genomen? Hebt u hier zelf al een standpunt over ingenomen? Ik hoop dat u dat dadelijk doet. Welke optie zult u volgen?

 

De federale regering bestaat uit een aantal diensten. Nu komt de dienst Justitie ter sprake. Hoe staat de federale regering tegenover al die diensten? Zal er worden gestreefd naar, met een op dit ogenblik niet ongeschikt woord, uniformiteit?

 

02.04  Stefaan De Clerck, ministre: Madame la présidente, chers collègues, tout d'abord, je vous informe que je ne suis pas encore en possession de cette note. Elle a été préparée par le service personnel; elle est partie vers le service diversité. Après correction ou évaluation par la cellule Diversité, elle sera présentée au comité de direction de l'administration. Il s'agit d'une note administrative qui ne me sera communiquée qu'ultérieurement. Cette note n'est pas définitivement rédigée pour l'administration du forum Justice.

 

Je ne suis nullement étonné que les médias en fassent état. Cela ne relève pas de ma responsabilité et je comprends que, dans le cadre de l'actualité, elle soit communiquée par certaines personnes qui ont intérêt à la faire paraître le plus rapidement possible.

 

De heer Jo Vandeurzen heeft in 2008 het actieplan Diversiteit goedgekeurd, zoals voorgelegd door het Directiecomité. Het plan bepaalt tal van acties om de integratie van allochtonen in het arbeidscircuit van Justitie optimaal te laten verlopen. Mijn voorganger heeft samen met alle directeurs-generaal en vertegenwoordigers van het College van procureurs-generaal het diversiteitscharter ondertekend. Dat charter bepaalt uitdrukkelijk dat Justitie verdere inspanningen zal doen om alle vormen van discriminatie weg te werken, zij het naar geslacht, afkomst, geaardheid of wat dan ook.

 

Justitie is in navolging van bijvoorbeeld de federale politie op zoek naar opportuniteiten om een appel te doen aan potentiële kandidaten van allochtone afkomst, onder andere voor de kennis van vreemde talen gebruikt door gedetineerden. Dit zijn elementen die binnen de administratie nuttig kunnen zijn.

 

De aanwezigheid van allochtonen op de werkvloer roept dan ook automatische de vraag op wat er moet gebeuren als iemand zich aanbiedt met een hoofddoek. Het is ter zake dat de administratie een eerste voorstel heeft gedaan aan mijn voorganger en collega Onkelinx. Hierop is geen antwoord gekomen. Dit is dus al eens aan bod gekomen, maar het is ter zake stil gebleven. Tot op heden heb ik nog geen enkel voorstel gekregen van de administratie.

 

De media verspreiden ondertussen een document van de administratie waarin de verschillende juridische pistes worden uitgetekend. Deze pistes werden voor advies voorgelegd aan de departementele begeleidingscommissie inzake diversiteit. Wellicht zit daar het lek. Je crois que c'est par ce biais-là qu'elle est arrivée dans les médias.

 

Dat document moet nu operationeel worden vertaald naar de verschillende werkomgevingen van Justitie en ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Directiecomité.

 

Je n'ai pas lu la note mais on m'a expliqué qu'il y avait plusieurs cas de figure. En outre, il semble nécessaire de procéder à une analyse de la législation existante.

 

Cela dit, en milieu carcéral, des règles existent déjà. C'est également le cas pour les magistrats comme pour les avocats; le port d'un "uniforme" – je pense notamment à la toge – est requis. Il y a des prescrits dont la philosophie est de favoriser une certaine égalité.

 

Er is een toga.

 

Men heeft mij meegedeeld dat men nu bezig is de verschillende categorieën en werkomgevingen van Justitie toe te voegen en te beschrijven hoe de situatie telkens kan zijn.

 

Pas na de goedkeuring door het directiecomité zal ik een duidelijk standpunt kunnen innemen, op basis van de gegevens van het onderzoek dat bezig is. Het werkdocument geeft een juridische invalshoek van de problematiek, zoals ook gespecialiseerde instanties, zoals het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, vooropstellen. Ik heb dan ook aan de voorzitter van het directiecomité gevraagd om in elk geval bij hun reflectie contact op te nemen met het openbaar ambt.

 

Ils doivent prendre contact avec la Fonction publique. Pour les catégories de base, les fonctionnaires de l'administration, cela n'a aucun sens que la Justice fasse cavalier seul. Il est absolument nécessaire de se livrer à la comparaison et d'atteindre une position commune. J'ai donc demandé au président du comité de direction de prendre contact avec les responsables de la Fonction publique. En effet, cela les concerne tous et pas seulement les fonctionnaires de la Justice. Une consultation s'impose.

 

J'attends le document pour voir comment les différentes catégories y sont formulées et j'attends de voir comment la Fonction publique va réagir. J'ai également entendu la réaction du ministre compétent qui a fait référence au statut Camu. Je sais qu'il s'agit d'un statut datant de 1937.

 

Daarin staat dat wanneer een ambtenaar bij zijn ambtsuitoefening in contact komt met het publiek, hij elk woord, elke houding en elk voorkomen vermijdt dat van die aard zou kunnen zijn dat ze het vertrouwen van het publiek in zijn volledige neutraliteit, bekwaamheid of waardigheid in het gedrang zouden kunnen brengen.

 

Dat is een oude bepaling, maar ik vind het een heldere bepaling voor degenen die in contact komen met het publiek.

 

Tegelijkertijd is de vraag of we dit kunnen volhouden. Is dat de methode? Is het elke verantwoordelijke die op elke plek in functie van een ander gaat oordelen, of zal er een algemene regel komen?

 

Dat is de onderliggende vraag die collega Vanackere heeft opgeworpen. Op welke manier is het haalbaar? Kan een algemene regel worden opgesteld of moet dit in elke concrete situatie worden beoordeeld?

 

Wat mij betreft, binnen het justitiële gebeuren, binnen de gevangenis moet ik er heel strak op toezien dat in het contact met de gevangenen en de rechtsonderhorigen die neutraliteit effectief wordt gewaarborgd.

 

Er moet uiteraard een verschil worden gemaakt ten opzichte van degenen die niet in contact komen met het publiek, met de rechtsonderhorigen of met de gevangenen. Dat daar een andere toepassing kan worden gemaakt, lijkt mij een van de mogelijke pistes.

 

Ik zal mijn positie definitief bepalen vanuit een aantal algemene principes zodra de nota in mijn bezit is. Ik verwacht deze nota zo snel mogelijk, maar tot op vandaag heb ik ze niet gezien.

 

02.05  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, merci pour votre réponse. Comme M. Landuyt me demande ce qu'a dit le ministre, je vais traduire.

 

Le ministre a d'abord dit qu'il n'a pas reçu la note.

 

Ensuite, monsieur le ministre, vous avez fait référence – et je m'étonne de l'initiative prise au sein de votre administration – à une lutte contre les discriminations. C'est une chose et je pense que nous sommes tous d'accord ici pour favoriser l'accès des personnes d'origine étrangère à la fonction publique belge. Geen probleem daarmee.

 

Le problème est de savoir si, en tant qu'agent de l'État, on respecte ou non le principe de la neutralité de l'État. Pour moi, la réponse est oui: il faut respecter cette neutralité. D'ailleurs, à titre personnel, j'estime que cela se conçoit, qu'on soit ou non en contact avec le public. En effet, même en n'étant pas en contact direct avec le public, on est néanmoins en contact avec d'autres collègues, également agents de l'État, travaillant donc aussi pour l'État au nom de la neutralité de l'État. Voilà mon point de vue.

 

Dernier élément: j'estime – et je vous rejoins en cela – que la question doit être réglée au niveau de l'ensemble de la fonction publique fédérale et non département par département sous peine de ne pas s'en sortir. Cependant, il faut édicter des règles claires: nous en sommes à un point dans la société belge où les choses se doivent d'être clarifiées et c'est le moment ou jamais.

 

02.06  Valérie Déom (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'entends bien que vous ne répondez pas à la question de principe, à savoir si la neutralité demandée aux agents implique le principe du respect de la neutralité de l'État. Je rappelle qu'il est inscrit dans notre Constitution en son article 19 sur la liberté de culte, en ses articles 21 à 23 sur la séparation des églises et de l'État, déclinée sous l'aspect de la neutralité puisque la Belgique ne fait jamais comme les autres.

 

Il s'agit bien d'un principe de respect de la Constitution. Si vous dites vouloir un inventaire de ce qui existe et observer le côté pratique de savoir où on pourra porter ou non, cela implique que, fondamentalement, on jette aux oubliettes le principe de la neutralité de l'État, ce qui me dérange personnellement.

 

Par ailleurs, aborder la question sous l'angle de la discrimination est vraiment jeter le discrédit ou, au moins, le trouble dans l'esprit de ceux qui souhaitent faire respecter cette neutralité. Cela signifierait que, à cause de cet angle de vision discriminatoire, faire respecter le principe de neutralité de l'État serait s'identifier à un intolérant ou à quelqu'un qui souhaite la discrimination. Je trouve cet aspect difficile à entendre; or on l'entend actuellement dans bien des débats.

 

Je voudrais répéter encore une fois qu'il faudra, selon moi, clarifier les choses. Il faudra répondre à la question de principe et, sans doute, organiser un débat portant sur l'ensemble de la Fonction publique. Je pense ici aux agents de première ligne, mais aussi de deuxième ligne. En effet, si le citoyen doit être respecté, chacun doit respecter ses collègues.

 

02.07  Stefaan De Clerck, ministre: Il s'agit-là d'une position de parti! Il est important de le savoir!

 

02.08  Valérie Déom (PS): Je me suis exprimée en mon nom personnel. J'ai dit qu'une clarification était nécessaire.

 

02.09  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, collega Vandeurzen zal het zichzelf en u moeilijk hebben gemaakt door de cel diversiteit op te richten. Op de tweede plaats denk ik dat u het zichzelf moeilijk maakt door nu geen beslissing te nemen. In plaats van proactief op te treden, wacht u op de nota. Wat gaat die nota u bijbrengen aan draagkracht met betrekking tot politieke verantwoordelijkheid? Op vestimentair vlak kennen wij in onze samenleving carnaval. Ik hoop niet dat het een verkleedpartij gaat worden bij de FOD Justitie.

 

Mijnheer de minister, u moet die nota niet afwachten en bergt best de cel diversiteit op. Uw partij heeft in haar programma al genoeg staan wat diversiteit betreft: op dat punt kunt u als te goeder trouw worden beschouwd. Ten slotte kondigt u best nu meteen dat verbod af, want dat debat gaat helemaal ontsporen en het zal tot enorme problemen leiden om dat in de kiem te smoren. Een beetje politieke wil, een beetje politieke moed, een beetje politieke daadkracht en het probleem is opgelost.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "het niet onderzoeken van een klacht inzake schending van de WHPC" (nr. 13940)

03 Question de M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "l'absence d'enquête à la suite d'une plainte pour violation de la LPCC" (n° 13940)

 

03.01  Renaat Landuyt (sp.a): Krachtens de wet van 14 juli 1991 betreffende de wet op de handelspraktijken, zijn de ambtenaren van de algemene directie Controle en Bemiddeling, de vroegere economische inspectie, belast met de opsporing van inbreuken op die wet. Ze oefenen die bevoegdheid uit onder het toezicht van de procureur-generaal. Overeenkomstig artikel 54, tweede lid, van die wet en behoudens de in deze wet bepaalde uitzonderingen, is elk gezamenlijk aanbod aan de consument verricht door een verkoper verboden. Het betreft in deze dus het fameuze verbod op de koppelverkoop. Voorts verbiedt artikel 94/5, §1, van dezelfde wet elke oneerlijke handelspraktijk.

 

Naar aanleiding van een klacht die door Unizo werd ingediend tegen de winkelketens The Phone House en hotgsm.be, die gsm’s verkopen voor 0 of 1 euro aan de consumenten die er een abonnement bijnemen, liet minister van Ondernemen, de heer Van Quickenborne, enkele verklaringen optekenen. Ik citeer: "…dat de klacht die tegen koppelverkoop werd ingediend niet onderzocht zal worden, omdat Europa het Belgische verbod op koppelverkoop onwettig vindt.”

 

Voor de consument is het belangrijk te weten of hij al dan niet een onwettelijke koop sluit. Voor de kleine winkelier is het belangrijk te weten of hij nu al dan niet aan koppelverkoop mag meedoen. Ik vermoed dat de uitspraken van uw collega-minister ook bij u en uw procureurs-generaal verwondering hebben gewekt, vandaar mijn vragen.

 

Kan uw stilzwijgen worden geïnterpreteerd als een akkoord met uw collega Van Quickenborne? Werd de procureurs gevraagd niet op te treden?

 

Wat is de houding van de procureurs in de aangelegenheid? Daarmee bedoel ik niet uw stilzwijgen, maar het feit dat een minister oproept om iets wat strafbaar is, niet te vervolgen.

 

03.02 Minister Stefaan De Clerck: Collega Landuyt, u hebt het onderstreept en herhaald: het is de verantwoordelijkheid van mijn goede collega bevoegd voor ondernemen, Van Quickenborne, om, rekening houdend met de Europese bepalingen en rechtspraak initiatieven te nemen als gevolg van het arrest. Ik verwijs naar hem voor een stand van zaken op dat vlak.

 

De wet op de handelspraktijken is nog van toepassing, meer bepaald artikel 54 van de wet dat spreekt over de al dan niet kosteloze verkrijging van producten, diensten en alle andere voordelen of titels waarmee men die kan verwerven en die gebonden zijn aan de verkrijging van andere, zelfs gelijke producten of diensten, dus de koppelverkoop. Er is ook een aantal uitzonderingen bepaald in artikel 55. In artikel 103 wordt voorzien in geldboetes voor inbreuken op het verbod, gaande van 125 tot 500 euro.

 

We hebben kennis moeten nemen van het arrest van 23 april 2009 waarbij het Hof van Justitie in antwoord op een prejudiciële vraag heeft geoordeeld dat richtlijn 2005/29, de richtlijn inzake eerlijke handelspraktijken, zo moet worden geïnterpreteerd dat er een verzet is tegen een nationale regel of wet die, behalve bepaalde uitzonderingen en zonder rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van elke specifieke zaak, elk gezamenlijk aanbod verricht door een verkoper aan een consument zou verbieden. Er zitten dus wel wat nuances in het arrest, zoals meestal.

 

Ik heb zelf geen initiatief genomen op basis daarvan omdat we in eerste instantie initiatieven op wetgevend vlak moeten nemen om te zien hoe we onze wetgeving moeten conformeren. Ik heb geen richtlijnen gegeven, maar ik heb mij wel geïnformeerd bij het College van procureurs-generaal, in het bijzonder bij het parket van Brussel.

 

Het heeft mij bevestigd dat men niet langer dossiers van gezamenlijk aanbod verricht door een verkoper aan een consument, vervolgt, niet alleen aansluitend op het arrest van 23 april 2009, maar ook in het licht van de rechtspraak van het Hof van Cassatie, meer bepaald het arrest-Le Ski van 27 mei 1971, dat een belangrijke referentie is. In het arrest wordt bepaald dat het communautaire recht met directe werking primeert op het nationale recht. Dat zijn de bekende principes van primauteit van het Europese recht op het nationale.

 

De nuance zit natuurlijk in de vraag of het arrest ook hier van toepassing is. Hier gaat de uitspraak specifiek over de verkoop aan de consument. De problematiek blijft. Daarover is geen uitspraak gedaan. Er kan desgevallend nog vervolging komen, als er dossiers zijn, inzake B2B, business-to-business of bedrijven onder elkaar. Dat is een andere hypothese, die overigens wordt gestaafd door het feit dat men bijvoorbeeld in Frankrijk dat onderscheid wel maakt. Het is voor de consument toegelaten, maar tussen bedrijven is het niet toegelaten. Dat is een belangrijke nuance.

 

Uiteraard merk ik op dat er algemene principes inzake eerlijk handel drijven, zoals de eerlijke concurrentie in algemene termen, moeten worden nageleefd. Als een geheel van omstandigheden zich voordoet, dan kan het parket natuurlijk optreden.

 

Ik kom tot mijn conclusie. De verkoop aan consumenten wordt niet vervolgd, gelet op de primauteit van het Europese recht en met de duidelijke uitspraak 23 april 2009. De vraag is nu in welke richting wij zullen gaan, met welke aanpassingen. Dat is de verantwoordelijkheid van collega Van Quickenborne. Blijft het verbod al dan niet behouden voor business-to-business? Dat is een debat dat verder politiek moet worden gevoerd.

 

03.03  Renaat Landuyt (sp.a): Heb ik het goed begrepen? Is de boodschap van vandaag, voor Unizo, dat er een gedoogbeleid is inzake koppelverkoop?

 

03.04 Minister Stefaan De Clerck: Er is Europese rechtspraak. Het is geen gedoogbeleid. De Europese rechtspraak primeert. In de mate dat men een zaak opnieuw voor de rechtbank brengt, wordt men overruled door de Europese rechtspraak, als er sprake is van het gelijklopende principe. Dat is de nuance die ik aanbreng.

 

03.05  Renaat Landuyt (sp.a): Het arrest werd uitgesproken in het kader van een prejudicieel geschil, waarin men een interpretatie geeft aan de richtlijn. U mag mij verbeteren, maar nu zeggen de procureurs van Brussel, en wellicht van alle arrondissementen, dat…

 

03.06 Minister Stefaan De Clerck: De meeste dossiers worden in Brussel behandeld.

 

03.07  Renaat Landuyt (sp.a): Minstens in Brussel zegt men dus, gelet op het prejudiciële geschil, waarin men een interpretatie heeft gegeven aan de richtlijn, namelijk dat wetgeving met een algemene regeling inzake koppelverkoop verboden is, dat er toch een vrijspraak komt, als men nog vervolgt, omdat het Europese recht zwaarder weegt dan het nationale recht. Ik vind dat strafrechtelijk een gewaagde redenering.

 

Volgens hun redenering is het de moeite niet meer te vervolgen. Mijn conclusie is dus juist. Er is een gedoogbeleid, of zeg maar dat er niet meer wordt vervolgd, voor koppelverkoop. Met andere woorden, de boodschap van Unizo voor al haar leden is dat koppelverkoop, minstens in Brussel, geen enkel probleem meer is.

 

03.08 Minister Stefaan De Clerck: Het gaat over de consument. Voor alle duidelijkheid, als een koppelverkoop voorkomt in business-to-business, is de situatie anders, zoals in veel dossiers het geval is. Als een KMO een aankoop doet van om het even welke machine of toestel, en er is een koppelverkoop, dan valt die niet onder de rechtspraak van het Hof van Justitie. Als er andere elementen zijn die de wet op de handelspraktijken globaal van toepassing maken, is er uiteraard geen probleem. Het gaat alleen heel specifiek over verkoop aan een consument.

 

03.09  Renaat Landuyt (sp.a): Aan de benzinepomp, in de telefoonwinkel of in de elektriciteitswinkel kan koppelverkoop, want men vervolgt niet meer gezien de primauteit van het Europees recht. Dat is de boodschap.

 

03.10 Minister Stefaan De Clerck: Ja, en dat is een nuance ten opzichte van een gedoogbeleid. Gezien de primauteit van de Europese rechtspraak bevindt men zich in een juridische toestand die van een andere natuur is dan het gedoogbeleid an sich.

 

03.11  Renaat Landuyt (sp.a): Maar een handelaar die naar Phonehouse gaat en een telefoon neemt die hij in zijn boekhouding steekt, zou een strafrechtelijk feit kunnen hebben gepleegd. Dat vind ik echter een positieve boodschap en een stap vooruit. Koppelverkoop is geen enkel probleem meer.

 

03.12 Minister Stefaan De Clerck: Het is geen enkel probleem op het moment. Ik wacht intussen natuurlijk op het initiatief van de bevoegde minister.

 

De voorzitter: Ik denk dat wij inmiddels aan de tiende repliek zijn.

 

03.13  Renaat Landuyt (sp.a): (…) Men hoeft niet te wachten op wetgeving inzake koppelverkoop. Met betrekking tot de consument wordt koppelverkoop in ons land niet meer vervolgd.

 

03.14 Minister Stefaan De Clerck: In afwachting van nieuwe wetgeving zal de aanpak normaal in dezelfde richting gaan.

 

03.15  Renaat Landuyt (sp.a): (…) Bij momenten ben ik voorstander van koppelverkoop, als de prijs goed zit. Ik vind dat een zeer belangrijke boodschap, ook voor Unizo. Al hun leden hoeven zich geen zorgen meer te maken. Zij worden niet meer vervolgd wanneer zij aan koppelverkoop doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de vervroegde vrijlating van gevangenen" (nr. 14003)

- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "de overbevolking in de gevangenissen en de oproep van de minister aan de onderbezette Waalse gevangenissen tot solidariteit" (nr. 14017)

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Justitie over "de overbevolking in de gevangenissen, de eventuele invoering van een minimale dienstverlening en de stakingsaanzegging die door de Waalse vakbonden werd ingediend" (nr. 14048)

04 Questions jointes de

- M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "la libération anticipée de détenus" (n° 14003)

- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "la surpopulation carcérale et l'appel à la solidarité lancé par le ministre aux établissements pénitentiaires wallons sous-occupés" (n° 14017)

- M. Xavier Baeselen au ministre de la Justice sur "la surpopulation carcérale, l'instauration éventuelle d'un service minimum et le préavis de grève déposé par les syndicats wallons" (n° 14048)

 

04.01  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, in de agenda lees ik dat mijn vraag gekoppeld is aan een vraag van de heer Terwingen.

 

De voorzitter: De vraag 14048 van de heer Baeselen is ingetrokken en vraag 14003 van de heer Terwingen is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

04.02  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Goed.

 

Mijnheer de minister, vorige week hebben wij een debat gevoerd over maatregelen die u van plan was te nemen om de overbevolking in de gevangenissen tegen te gaan.

 

Daags nadien lazen wij in een Belga-bericht dat uw eigen woordvoerder een oproep deed aan de gevangenissen zelf om solidariteit te betonen. In Wallonië, met name, is er in verschillende gevangenissen sprake van een onderpopulatie. Daar ligt de solidariteit voor de hand, zo zei uw woordvoerder.

 

De vakbonden liggen echter dwars. Niet dat mij dat verwondert. Integendeel, in Wallonië slaagt men er altijd in om zichzelf in een voordelige positie te manoeuvreren. Het was echter wel uitzonderlijk dat dit zo openlijk werd gezegd vanuit het kabinet.

 

Mijnheer de minister, daarom luidt mijn vraag of u meer uitleg kunt geven over de onderbezetting van Waalse gevangenissen.

 

Over welke instellingen gaat het meer bepaald?

 

Bestaan er vergelijkende cijfers over de gemiddelde bezettingsgraad van de gevangenissen in Wallonië en in Vlaanderen, of hebt u die per gevangenis? Kunt u die meedelen zodat wij daar een beeld van kunnen krijgen?

 

Welke vakbond verzet zich tegen die solidariteit onder de gevangenissen en om welke redenen?

 

Het is toch wel gortig dat op sommige plaatsen de vakbond manifesteert, staakt en oproept tot protest omdat er te veel gedetineerden per gevangenis zitten, terwijl aan de andere kant precies dezelfde vakbond, misschien, of een tegenhanger aan Waalse kant, zegt dat er bij hen niemand meer bij kan. Het probleem doet zich blijkbaar nog meer voor onder de vakbonden dan elders.

 

Kan het trouwens zomaar dat personeel of vakbonden beslissen over de verdeling van gevangenen over de diverse instellingen? Dat is toch een taak, dacht ik, van uzelf, van de administratie of van de Dienst Gevangeniswezen, eerder dan van vakbonden, om dat op eigen houtje tegen te houden.

 

Blijft u en blijven uw diensten zich beperken tot een vrijblijvende oproep aan de gevangenissen, of komen er ook daden? Zult u ervoor zorgen dat elke gevangenis zijn verantwoordelijkheid opneemt en dat ook de vakbonden hun verantwoordelijkheid opnemen?

 

04.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Laeremans, de gemiddelde bezettingsgraad op 29 juni bedroeg voor de gevangenissen in Vlaanderen en in Wallonië 121 procent en in Brussel 135 procent. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië zijn er gevangenissen die een extreem hoge bezetting hebben, terwijl andere nauwelijks volzet zijn. Het is meer gebaseerd op de gevangenissen, eerder dan op de regio.

 

De gevangenissen met een gemiddelde overbevolking van circa 40 procent zijn Antwerpen, Mechelen, Vorst-Berkendael, Ieper, Gent, Jamioulx, Namen en Dinant. Omgekeerd zijn er een aantal gevangenissen waar de situatie veel beter is. Zo dadelijk verklaar ik waarom.

 

De situatie is dus eigenlijk vergelijkbaar in Vlaanderen en in Wallonië. Vlaanderen heeft, in absolute cijfers, wel een zeshonderdtal gedetineerden meer dan Wallonië, maar het klopt dus niet dat het een puur regionaal verschil is. Het spijt me voor u, maar dat fenomeen doet zich in beide regio’s op dezelfde manier voor.

 

We constateren dat er in beide regio’s een zeer ongelijkmatige spreiding is van gedetineerden. Omdat de instroom gebeurt via de arresthuizen, hebben vooral die inrichtingen te maken met overbevolking. De gevangenissen die zuiver fungeren als inrichting voor de strafuitvoering – dat zijn er steeds minder – werken met wachtlijsten en hebben een betere controle op het opnemen van gevangenen. Het probleem rijst dus vooral bij de voorlopige hechtenis, in de arresthuizen. De onderzoeksrechter beslist en de arresthuizen moeten de persoon opnemen. De doorstroming vanuit het arresthuis naar het huis voor strafuitvoering is beter controleerbaar. Dat gebeurt tussen de gevangenissen. Daar wordt gekeken op welke manier die spreiding misschien wat kan worden verfijnd.

 

Het voorstel dat ter tafel ligt, houdt in dat gevangenissen die niet overbevolkt zijn, zich solidair zouden opstellen met inrichtingen waar de zaak problematischer is, door ook een zeker percentage aan gedetineerden op te nemen boven de nominale capaciteit. Het zijn voorstellen. Er is geen beslissing. Ik heb verschillende zaken besproken met de vakbonden. Dat is door de vakbonden in de media gebracht. Dat is hun verantwoordelijkheid, maar dat vergemakkelijkt de verdere behandeling van het dossier zeker niet. Ik wil gevangenissen die leefbaar en beheersbaar zijn. De vakbonden lieten verstaan dat ze niet gekant zijn tegen maatregelen die de overbevolking milderen. Over de problematiek van een meer evenredige spreiding van gedetineerden hebben ze zich niet definitief uitgesproken. Men wenst de zaken verder uitgewerkt te zien of men wenst de basis eerst te raadplegen. Zonder dat er al een beslissing was genomen, hebben we nadien moeten vaststellen dat het personeel in de gevangenis van Andenne, waar er een bezetting is van 95 procent, in staking is gegaan en dat in vier andere Waalse gevangenissen een stakingsaanzegging is ingediend. De acties gaan vooral uit van het CSC en het CGSP in Wallonië. Uiteraard zal de beslissing met betrekking tot de spreiding van gedetineerden door mij na verder overleg worden genomen. Het is juist dat de gevangenisadministratie en ikzelf de verantwoordelijkheid kunnen nemen. Er zijn voortdurend pogingen om daaraan vorm te geven. Het is inderdaad de minister die, samen met zijn administratie, die beslissingen uiteindelijk moet nemen. Er is daarover een overleg bezig.

 

Ik heb de vorige keer al geantwoord dat ik ook overleg met het College van procureurs-generaal en de onderzoeksrechters, omdat zich daar een ander aspect van het probleem van de overbevolking situeert. Ik volg het dossier op de voet en kijk op welke manier wij de zaken maximaal kunnen beheersen.

 

Gelukkig is vandaag het aantal gedetineerden enigszins gedaald. Het recordcijfer van 10.519 op 15 juni 2009 is enigszins gedaald, wat de situatie voorlopig wat meer beheersbaar maakt.

 

Dat is de stand van zaken als antwoord op deze vraag. De andere vraag van collega Terwingen zal ik schriftelijk behandelen.

 

04.04  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, voordat ik repliceer, kort een bijkomende vraag. U spreekt van het record aantal van 10.519, maar hoeveel bedraagt dat nu?

 

04.05 Minister Stefaan De Clerck: Het is nu een orde-grootte van 10.300 ongeveer. Dat wordt dag per dag gevolgd.

 

04.06  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Ik begrijp enerzijds dat er geen globaal onevenwicht is tussen Vlaanderen en Wallonië. Dat hebt u duidelijk gesteld. Uw woordvoerder zat dus niet helemaal juist. Anderzijds was de reactie van uw woordvoerder waarschijnlijk ingegeven door de staking in Andenne en de aangekondigde staking elders. Hoe dan ook, als de bezetting daar maar 95 procent is, dan is het zeer ten onrechte dat daar wordt gestaakt. U mag zich daar niet door laten ringeloren en u mag zich daar niet laten doen. U moet dat soort stakingen negeren: die mensen moeten uitvoeren wat er wordt opgelegd. Als zij op een totaal onredelijke wijze hun stakingsrecht misbruiken, moet u hen daar publiek voor terechtwijzen.

 

Over een betere spreiding hebben wij het al gehad en daar zijn we het zeker mee eens: we hopen dat u dat doorvoert. We moeten vermijden dat er op sommigen plaatsen twee keer zoveel volk is als mogelijk is en dat er op andere plaatsen maar een bezettingsgraad van 95 procent, 90 procent of 80 procent is, ook al zijn de verplaatsingen naar de rechtbank dan wat langer.

 

Wij blijven een pleidooi houden dat men in elke gevangenis en zeker in die waar de gewone strafuitvoering zich voordoet, men nagaat wat de mogelijkheden zijn voor twee gevangenen per cel. Ook wij zien dat niet als iets wat van vandaag op morgen ineens moet worden gerealiseerd, maar voor nieuwe gevangenen of mensen die nieuw veroordeeld zijn en naar dergelijke gevangenis gaan is het niet noodzakelijk een totaal onaanvaardbare situatie om voortaan met twee in een cel te zitten in plaats van alleen, in de mate dat de cel dit qua luchtvolume en qua volume toelaat. Dat is in Nederland zo en ik heb er nooit over horen klagen dat Nederland onmenselijk was, dat men daar buiten proportie is gegaan. Hier moet dat ook kunnen en op die manier kan geleidelijk meer ruimte worden gecreëerd binnen de bestaande capaciteit. Ik vraag u nogmaals uitdrukkelijk om dat voorstel te onderzoeken en in alle gevangenissen na te gaan wat er technisch mogelijk is om naar twee gevangenen per cel te gaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "de hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en de rechtbanken" (nr. 14068)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de hervorming van Justitie" (nr. 14074)

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de aangekondigde hervorming van Justitie" (nr. 14083)

05 Questions jointes de

- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "la réforme des arrondissements judiciaires et des tribunaux" (n° 14068)

- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "la réforme de la Justice" (n° 14074)

- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "la réforme annoncée de la Justice" (n° 14083)

 

05.01  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, met veel zelfvertrouwen en veel kracht had u aangekondigd dat u eerstdaags in het Parlement uw grote uiteenzetting zou houden over uw plannen voor de hervorming van de gerechtelijke arrondissementen. U bent echter op een bijna pijnlijke manier teruggefloten door uw coalitiepartners in de regering. U bent helemaal terug naar af.

 

Het zal nu blijkbaar via interkabinettenwerkgroepen verlopen. Ik heb begrepen dat u nu het einde van het jaar als limietdatum voorziet en dat alles wat u van plan was om voor de vakantie naar buiten te brengen, van tafel is geveegd. Dat bewijst nog maar eens dat er een hemelsbreed verschil is tussen Vlaanderen en Wallonië, wat de hervorming van Justitie betreft.

 

Men beschrijft uw hervormingen als hervormingen voor de tweeëntwintigste eeuw. U ziet daarin complimenten, maar eigenlijk verhult het dat men absoluut niet mee vooruit wil of dat men enkel met heel kleine stapjes vooruit wil gaan, terwijl dat hoegenaamd niet volstaat om tot een moderne, hedendaagse Justitie te komen.

 

Ondertussen is welbekend geraakt dat u tot 16 rechtbanken wil komen en hoe en welke rechtbanken zouden samensmelten. Het is helemaal niet duidelijk of het daarom is dat het verzet zich laat gelden. Misschien gaat het veeleer om de wijze waarop die rechtbanken worden georganiseerd. Die zouden een administratieve poot krijgen, en dergelijke. Dat is echter niet duidelijk. Het vormt dan ook het onderwerp van mijn vragen.

 

Via de media heb ik ook vernomen dat u het voorstel lanceert van een asymmetrische regeling voor Brussel-Halle-Vilvoorde, op basis van het voorstel van senator Vandenberghe, waarbij echter heel wat vraagtekens staan. Het is heel onlogisch dat men overal rechtbanken heeft die op hetzelfde grondgebied actief zijn als hun parket, maar niet in Brussel.

 

Ik lees het gerucht dat de Franstalige rechtbank ook bevoegd zou zijn voor Halle-Vilvoorde, maar dat wordt dan weer ontkend. Dat is niet helemaal duidelijk.

 

Ik lees ook dat de politierechtbanken en de vredegerechten, die tot nu toe de bastions zijn van tweetaligheid in Brussel-Halle-Vilvoorde, althans in het arrondissement Brussel, hun taalrol zouden moeten kiezen. Ofwel sluiten zij aan bij de Nederlandstalige, ofwel bij de Franstalige rechtbank. Dat lijkt mij heel bizar. Daar zou toch duidelijkheid over moeten komen.

 

Ik kom tot mijn vragen. Ten eerste, over welke samenvoegingen is men het in de regering eens? Waar liggen de struikelblokken? Tegen wanneer meent u een oplossing te kunnen vinden?

 

Ten tweede, is er een akkoord over de structurele hervorming van de rechtbanken?

 

Ten derde, volgens bepaalde geruchten zou de bevoegdheid van zowel de Nederlandstalige als de Franstalige rechtbank zich uitstrekken over zowel Brussel als Halle-Vilvoorde? Anderen ontkennen dat weer. Kunt u toelichten waarom op dat punt wordt afgeweken van het voorstel van de heer Vandenberghe?

 

Ten vierde, hoever zou de territoriale bevoegdheid van de Franstalige rechtbank strekken in Halle-Vilvoorde, in die hypothese, uiteraard? Die zou nogal revolutionair zijn ten opzichte van de situatie vandaag, en totaal onaanvaardbaar. Wat zou er concreet veranderen ten opzichte van de huidige situatie?

 

Ten vijfde, ik lees dat de huidige tweetalige vredegerechten en politierechtbanken zouden worden aangehecht bij een van de twee rechtbanken. Hoe ziet u dat concreet? Wordt ook daar alles opgesplitst, of juist niet?

 

Kunnen de vredegerechten en de politierechtbanken zelf zomaar een keuze maken? Wat zijn de gevolgen van die keuze voor het taalregime van de betrokken rechtbank? Of is dat ook gebaseerd op verkeerde informatie?

 

Ten zesde, gaat het inzake Brussel-Halle-Vilvoorde alleen om een voorstel van uzelf, mijnheer de minister, of werd het inmiddels besproken met de andere meerderheidspartijen? Is men daar reeds aan toegekomen? Of wordt het mee opgeschoven tot na de vakantie of tot het jaareinde?

 

05.02  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, reeds enkele weken kondigt u uw grote hervormingsplannen aan op studiedagen, in de pers enzovoort. Wij wachten hier in de Kamer en in onze commissie maar. U had beloofd om vorige week, 22 juni, naar de commissie te komen om uw grote plan uiteen te zetten. Welnu, wij hebben u wel gezien om vragen te beantwoorden, maar niet om te spreken over uw groot reorganisatieplan.

 

Wij hebben dan vernomen dat het plan op het kernkabinet is geweest en dat er blijkbaar toch een aantal problemen zijn opgedoken in het kernkabinet.

 

Helaas, ik weet niet of er nog een plan-De Clerck is, want wij mogen niet over een marshallplan spreken, u spreekt over het plan-De Clerck. In elk geval, wij zullen het zien wanneer het door alle werkgroepen en IKW’s is geraakt. Wij zullen dus nog een beetje moeten wachten op de grote reorganisatie.

 

Sommige partijen hadden het erover dat u eigenlijk reeds met een plan komt voor de justitie van de tweeëntwintigste eeuw. U neemt dat op als een compliment. Dat is misschien ook wel zo. Het zou echter ook kunnen betekenen dat sommige mensen vinden dat wij nog honderd jaar kunnen wachten voor wij aan de hervormingen beginnen.

 

Mijnheer de minister, ik zou dan zeggen dat u toch maar met uw plannen naar het Parlement moet komen. Misschien is er dan één partij in de regering die het niet ziet zitten, maar misschien zijn er partijen in de oppositie die u wel willen steunen, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, die u wel zullen steunen om uw plan te realiseren. Wij moeten natuurlijk eerst weten wat er allemaal instaat.

 

Mijnheer de minister, daarom heb ik een aantal heel concrete vragen. Ten eerste, waarom werd het plan vrijdag niet goedgekeurd op het kernkabinet?

 

Ten tweede, hoe groot zijn die meningsverschillen? Zijn het veeleer technische kwesties of gaat het ook over meer diepgaande, meer ideologische verschillen?

 

Ten derde, over welke thema's of onderdelen van het plan zijn er discussies? Gaat het over BHV? Ik kan mij dat best voorstellen. Als het echter alleen over BHV gaat, dan gaat het niet over de kern van uw groot plan, dan gaat het over één specifiek aspect daarvan. Of gaat het ook over het samenvoegen van de arrondissementen en het afschaffen van een aantal rechtbanken? Of gaat het over het installeren van managers? Over welke thema’s en punten zijn er discussies gerezen?

 

Ten vierde, hoe groot is de vertraging die daardoor wordt opgelopen voor uw plan? Als u inderdaad spreekt over werkgroepen en IKW’s tot het einde van het jaar, dan lopen wij snel zes maanden vertraging op. Is er timing opgelegd aan de werkgroepen?

 

Ten vijfde, is er een timing afgesproken tegen wanneer de discussies uitgeklaard moeten zijn?

 

Ten zesde, wanneer zult u eindelijk naar het Parlement komen, plenaire vergadering of commissie of wat dan ook, om u plannen mee te delen, ook aan de oppositie? Wij vanuit de oppositie kunnen ons immers alleen maar baseren op krantenberichten en indiscreties, maar voor de rest weten wij eigenlijk niet wat uw plan precies inhoudt.

 

05.03  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, u hebt herhaaldelijk aangekondigd dat u op 22 juni 2009 naar het Parlement zou komen met een oriëntatienota over de voor de verkiezingen aangekondigde gerechtelijke hervorming. Naar aanleiding van een of andere studiedag had u dan plots toch nieuws. Ik heb u op de radio enige uitleg horen geven. Een week na de u zelf opgelegde deadline stellen we vast dat er nog geen documenten bij het Parlement werden ingediend en dat er evenmin een akkoord zou zijn in de regering. Op 26 juni 2009 was er een vergadering van de kern. Volgens de pers zou er op dat moment naar verluidt enkel overeengekomen zijn om te werken via werkgroepen, vandaar mijn vragen.

 

Wat is nu de huidige stand van zaken? Wat is er afgesproken in de regering? Wat is de verdere timing voor de hervorming van de Justitie? Ik benadruk wel dat ik die wil steunen.

 

Zou het document dat circuleert bij de leden van de regering, ook niet in het Parlement mogen circuleren, zodat u het draagvlak zo ruim mogelijk kunt houden?

 

05.04 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega’s, conform eerdere aankondigingen heb ik inderdaad een integrale ontwerpnota klaar over het gerechtelijk landschap met een voorstel voor een nieuwe architectuur voor Justitie.

 

We hebben het hier over het plan-De Clerck – ik heb die naam zelf gelanceerd maar ik moet me beschermen tegen ijdelheid -, maar het is eigenlijk niet mijn plan.

 

05.05  Renaat Landuyt (sp.a): (…) (zonder micro)

 

05.06 Minister Stefaan De Clerck: Dat is een zeer goede analyse, collega Landuyt.

 

De nota is voor 80 procent – zo stelde ik het ook in de nota zelf – een synthese van alle soorten voorstellen die vroeger al werden geformuleerd vanuit de politiek en vooral vanuit het werkveld. Er zijn inderdaad een aantal elementen aan toegevoegd, om er een coherent verhaal van te maken. Ik heb ernaar gestreefd – ik ben wellicht te parlementair gedreven – om het in alle openheid onmiddellijk aan het Parlement te bezorgen. Ik heb dat ook zo bedoeld en ik heb altijd aangekondigd dat ik juni klaar wou zijn. Ik heb er geen probleem mee om het debat zo rap als mogelijk in het Parlement te voeren.

 

Ik heb op 26 juni jongstleden de nota ter kennis van de leden van de kern gebracht, met als doel verdere afspraken te maken over de behandeling en de bespreking. Het ging dus niet, in tegenstelling tot wat men in de media beweert, over een debat ten gronde, om a, b of c te zeggen over de diverse voorstellen. Het ging over de methodologie, aan de hand van een aantal aspecten van het dossier.

 

In de kern werd uitdrukkelijk bevestigd dat de werkzaamheden kunnen voortgaan. Er is wel bepaald dat de nota, voorafgaand aan het verdere parlementaire werk, nog voor het parlementaire reces in een werkgroep van de regering wordt bekeken. Dat wordt vandaag ook gedaan. De nota is vandaag het voorwerp van besprekingen, met het oog op – dit is de afspraak die werd gemaakt– de toelichting voor iedereen, ook voor de kern en voor de medewerkers, en om te bekijken of er eventueel nog alternatieven moeten worden toegevoegd.

 

Het blijft de bedoeling dat ik mijn nota, desgevallend met aanvullingen en na aktename door de kern, zo snel mogelijk aan het Parlement en aan de actoren van Justitie voor bespreking meedeel. Ik streef er in elk geval naar om de oorspronkelijke timing in de langere visie te behouden. De werkzaamheden in de werkgroep van de regering zijn vandaag al opgestart. Wij willen afronden. Dat moet worden afgerond. Vóór het parlementaire reces moeten wij daarop zicht hebben. De afspraak is dat wij in september in het Parlement beginnen met het debat over de nota, met eventuele aanvullingen. Er bestaat dus een mogelijkheid om het Parlement te betrekken in het debat. Wij moeten wel nog een formule overeenkomen waarbij de regering en het Parlement worden gemobiliseerd inzake die brede nota.

 

Ook het einddoel is afgesproken. Wij zullen de synthese en de conclusie maken tegen eind 2009, om te komen tot een politiek akkoord dat de krachtlijnen van de hervorming bevat, waarna het technisch-reglementair werk kan worden aangevat.

 

Ik heb het al aangegeven, het debat in de kern ging vooral over de methodologie. De kern heeft dus geenszins ene of gene optie genomen of afgevoerd. Het is en blijft, integendeel, de uitdrukkelijke bedoeling om, op basis van mijn startnota en de eventuele aanvullingen, het debat ten gronde te voeren vanaf september, in een gemengde formule Parlement/regering.

 

Het is dus volstrekt voorbarig om nu reeds in te gaan op vragen over deze of gene beslissing of akkoord. Dat geldt ook voor het gerechtelijk arrondissement Brussel. Mijn ontwerpnota bevat deels wel een aantal voorstellen ter zake met toepassing van de algemeen vooropgestelde principes. Die zullen samen met de problematiek van Eupen, ook wegens hun specificiteit, later afzonderlijk worden behandeld.

 

Ik blijf dus bij het globale schema en ik blijf ervan overtuigd dat er zo snel mogelijk verder moet worden gedebatteerd met het Parlement. Het is evident dat ik na de brede consultatie van de hele wereld van actoren van de Justitie nu binnen de politieke context iedereen maximaal probeer te betrekken bij het bespreken en hopelijk ook goedkeuren, dragen en realiseren van het plan. Ik voel dat ik op schema ben. Ik had juni vooropgesteld en de nota was er. Nu ben ik begonnen met het politieke overlegwerk, eerst in de regering en dan uiteraard zo vlug mogelijk in het Parlement.

 

05.07  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, u blijft de eeuwige optimist. Bijna goedgelovig blijft u hopen dat alles wel in orde zal komen. Ik durf met u te hopen dat dat inderdaad het geval zal zijn.

 

Om te beginnen vrees ik echter dat u in hetzelfde straatje zult terechtkomen, al dan niet bewust, als het asielverhaal. Men zal proberen een akkoord te forceren rond 16 à 18 juli, om dat dan te kunnen behandelen zonder enige parlementaire repliek, want na 16 juli komt het Parlement wellicht niet meer bijeen. Ik vrees dat het hetzelfde lot beschoren zal zijn en dat het Parlement er voor het reces geen enkele zeg meer in zal hebben. Na het reces is het debat dan misschien al bijna passé of wordt het al als verworven beschouwd. Ik vrees dat wij hierdoor in feite buitenspel zullen worden gezet.

 

Dat geldt uiteraard als er al een akkoord komt, want dat moet ik eerst nog zien. Als de PS spreekt van de tweeëntwintigste eeuw, zie ik de partij nog heel veel punten blokkeren en tegenhouden. Er is nog iets wat ik mij afvraag. Stel dat het niet lukt en dat zij blijft dwarsliggen, hebt u dan een plan B voor ogen? Plan D? Is het niet beter om een reserveplan voor te bereiden? Mocht er geen enkele vooruitgang zijn en als zij niet met uw principes akkoord gaat, dan zou u kunnen zeggen dat men het in Wallonië zelf mag doen. Zorg dan dat er een eigen Waalse en Vlaamse justitie ontwikkeld kunnen worden. Uw eigen collega Marc Van Peel heeft twee jaar geleden al gezegd dat de splitsing van Justitie imminenter of belangrijker is dan die van Brussel-Halle-Vilvoorde. Bereid die dus voor. Als men toch alles blijft blokkeren, trek daar dan uw conclusies uit en zorg dat u Justitie op die manier een nog veel grotere dienst kunt bewijzen.

 

Ik kijk in elk geval uit naar hetgeen waarmee u zult kunnen uitpakken. Ik vrees echter dat wij dat niet zullen kunnen bespreken voor het reces. Ik vrees ook dat uw grote berg uiteindelijk maar een zeer magere muis zal baren.

 

05.08  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, uit uw antwoord zijn we niet veel wijzer geworden. Ik vind het eerlijk gezegd ook een zeer bizar antwoord. U zegt nu dat het kernkabinet eigenlijk niet ten gronde is gegaan, maar dat er is gediscussieerd over de methodologie. In de kranten lazen wij echter wel andere dingen. Een van de partijen sprak over de justitie van de tweeëntwintigste eeuw. Dan denk ik niet dat het over de methodologie gaat, maar over de inhoud van uw plan. U ontkent vandaag dus eigenlijk dat er tegenwind kwam in het kernkabinet over uw ontwerp of een aantal aspecten ervan. Ik denk dat er wel tegenwind en discussie is.

 

U zegt dat het zal worden uitgeklaard en dat vrij snel, voor het reces, de werkgroepen klaar zullen zijn. Dat hoop ik. Daartegenover zegt u dat u eigenlijk op het globaal schema blijft. Dat klopt niet, want u had gezegd dat u vorige week naar de commissie zou komen, terwijl dat september blijkt te worden. U zit dus niet meer op schema, u volgt uw schema niet meer.

 

U zegt dat u iedereen wil betrekken, en ik weet dat u al heel veel mensen hebt betrokken, zoals de Orde van advocaten, de Hoge Raad voor de Justitie, enzovoort. U wil iedereen maximaal betrekken, maar onze commissie mag er blijkbaar nog niet in worden betrokken in juni. Wij moeten wachten tot in september.

 

Ik vind het dus een beetje een bizar antwoord. De hete aardappel wordt vooruitgeschoven.

 

U bent zeer optimistisch. Ik hoop dat uw optimisme gerechtvaardigd is: dat de werkgroepen zullen afronden voor het reces en dat wij hier in september uw plan zullen mogen aanhoren en bediscussiëren.

 

Maar ik heb goed begrepen dat het dan nog geen definitief plan zal zijn, want de finalisering zal pas tegen december zijn. Ik begrijp goed dat er een aftoetsing zal zijn en dat de globale discussie in september niet over de definitieve plannen zal gaan. Als ik het goed heb begrepen, zullen de definitieve plannen, een visie er pas zijn tegen het einde van dit jaar.

 

05.09 Minister Stefaan De Clerck: (…) Daaromtrent is er nu een politiek akkoord waarvan wij zeggen dat het nu in uitvoering wordt gebracht. Dat is de termijn waarover ik zeg dat ik op schema blijf. Dat heb ik ook altijd zo gezegd.

 

05.10  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, wij zullen uw schema zeer nauwkeurig blijven volgen. In september zal ik er zijn. Ik hoop dat u er dan ook zult zijn.

 

Ik herhaal nogmaals dat een goed plan door ons zal worden gesteund vanuit de oppositie.

 

05.11 Minister Stefaan De Clerck: Ik zal aan de regering melden dat ik de unanieme steun heb.

 

05.12  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): U doet dat best misschien niet, want ik denk dat het anders misschien nog moeilijker zal zijn om het erdoor te krijgen.

 

05.13  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, ik ken maar één dossier uit mijn carrière als minister waar wij een afspraak hebben gemaakt over de methodologie om te beslissen, namelijk het spreidingsplan.

 

05.14  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Dat is nogal een referentie!

 

05.15  Renaat Landuyt (sp.a): Zelfs collega Laeremans heeft begrepen wat ik daarmee wil zeggen.

 

Ik maak mij zorgen, omdat ik vind dat wij iets moeten doen wat Justitie betreft. Ik zou hetzelfde zeggen in of buiten de meerderheid. U kunt mij daar in de toekomst wel of niet op aanspreken. Ik meen het: het is nodig dat wij hervormingen doen.

 

Alleen, ik meen dat uw huidige methode niet de goede methode is. U zult er niet in slagen een globaal plan in te dienen. Men is daar bang voor. Ik ben meer voor een stappenbeleid. Ik zal een regeltje vermelden dat ik een van de beste regeltjes vond die minister Onkelinx ooit toepaste.

 

In een van de geschriften over haar plan werd aangekondigd dat men komaf zou maken met de lokale benoemingen, artikel 100. Door hun benoeming zijn rechters niet meer gebonden aan één arrondissement, maar moeten zij per definitie bijna voor de hele provincie instaan. Dat weten zij van bij het begin. Het is eigenlijk een uitzonderingsregel. Ik kan mij vergissen van artikelnummer, maar ik meen dat het artikel 100 is.

 

Dat vond ik een van de beste stappen inzake het verruimen en loskoppelen van de arrondissementen. Het was een eenvoudige stap, maar in de praktijk betekende het meer mobiliteit en een beter inzet van de magistraten.

 

Zodra ik uw aankondiging hoorde dat u een groot plan wou indienen, met 16 arrondissementen, zonder keuze, vond ik dat een gevaarlijke aankondiging. U wil 16 arrondissementen, en artikel 100 wordt dan niet meer toegepast. Dan lees ik daarin – in alle openheid – de boodschap van wie u geadviseerd hebben dat zij eigenlijk het omgekeerde willen van wat zij zeggen. Zij die dat advies hebben gegeven, willen van dat artikel af.

 

Ik vond dat artikel nochtans een van de beste methoden om tot een structuur te komen. Het is eenvoudig. Het is niet revolutionair, maar het blijkt in de praktijk zeer efficiënt.

 

Vandaar dat ik er informeel en ook formeel altijd voor pleit dat men bij de hervorming een onderscheid zou maken tussen de gerechtelijke arrondissementen – het organiseren van de rechters – en het organiseren van de procureurs. Men moet die beide loskoppelen, en niet alleen om tactische redenen, al is het bijkomend tactisch interessant het los te koppelen, ook al omdat het over een andere soort werk gaat, die vraagt om een andere structuur.

 

Het recente incident over de aanpak van de cannabisboer kan inderdaad te maken hebben met een gebrek aan specialisatie en routine in bepaalde materies. Die kan beter worden opgebouwd bij procureurs, als die ten minste stap voor stap in een andere structuur worden ondergebracht.

 

Het is dramatisch voor het werkveld dat men voortdurend met visieteksten en adviezen werkt. We hebben al wetenschappelijke studies van de adviezen van de hoge raad. Ik weet niet hoever die studies staan. Men heeft uw voorganger, de heer Vandeurzen, ingefluisterd: doe het eens met de studie van een advies, dan zijn we weer een paar maanden verder.

 

Dat vind ik dramatisch. Ik weet niet hoelang u het zult volhouden. Met andere woorden, ik weet niet wanneer men u de kans zult geven om uit uw functie weg te lopen, zeggende dat u geen tijd hebt gehad om de visienota die we dan zouden operationaliseren, te finaliseren.

 

Ik zeg het ironisch, maar eigenlijk ben ik intriest. Ik denk dat wij tijd verliezen voor noodzakelijke gerechtelijke hervormingen. We zijn nu twee jaar bezig. De enige materiële verwezenlijking van ons justitiebeleid, gebaseerd op de cijfers die ik van uw diensten heb gekregen, is dat we honderd cellen meer hebben dan twee jaar geleden. Dat is niet volledig uw schuld.

 

Uw huidige methode is die van het spreidingsplan. Iedereen weet wat dat betekent: niets beslissen.

 

Het was mijn doelstelling om het spreidingsplan niet te wijzigen. Ik ging ermee akkoord om methodes van beslissing te bespreken. Met dergelijke methode zal men het gerecht niet hervormen. De resultaten op het terrein zijn dramatisch.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "het Centraal Strafregister" (nr. 14080)

06 Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "le Casier judiciaire central" (n° 14080)

 

06.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een zeer korte, concrete vraag.

 

Vorige week werd het quorum niet bereikt in de plenaire vergadering. Over de wet die erdoor werd gejaagd, kon uiteindelijk niet worden gestemd. Vandaag is het 1 juli. Wat gebeurt er vandaag als mensen zich aanbieden en een uittreksel nodig hebben uit het strafregister? Immers, de wet is nog niet goedgekeurd. Misschien gebeurt dat morgen wel, maar er kan nog een evocatie komen.

 

Heel concreet, wat is de situatie vandaag op het terrein? Kunnen de mensen een attest verkrijgen? Hoe gaat dat dan in zijn werk?

 

06.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Van Hecke, ik hoop dat die wet deze week wel degelijk wordt goedgekeurd.

 

Ik hoop dus dat het quorum wordt bereikt en dat de stemming kan plaatsvinden. Dat zeg ik in algemene termen.

 

Gelet op de rondzendbrief nr. 134, is enige tekst inzake die materie sinds 2 maart 2009 niet meer van toepassing. Sedert 30 juni is de datum van de inwerkingtreding van voornoemde wet vastgelegd met terugwerkende kracht op die datum. Op 30 juni, op 1 juli. Het feit dat het wetsontwerp vanaf 30 juni in werking treedt, laat toe om een oplossing te geven voor het probleem van de juridische onzekerheid als gevolg van het wegvallen van de toepassing van de rondzendbrief nr. 134. Met andere woorden, in de wet is voorzien dat het van toepassing zal zijn.

 

Ik hoop dan ook dat die wet zo vlug mogelijk goedgekeurd wordt, zodanig dat hij dan retroactief van toepassing wordt op de situaties die zich hebben voorgedaan in de tussenperiode.

 

06.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, u kunt in de wet wel schrijven dat die retroactief in werking zal treden, maar die wet is op vandaag niet goedgekeurd. Ze staat niet in het Belgisch Staatsblad.

 

Wat gebeurt er vandaag, als vandaag iemand een uittreksel nodig heeft? Zal die persoon het uittreksel krijgen, of niet?

 

06.04 Minister Stefaan De Clerck: Het zal wellicht worden bezorgd door de gemeente. Alleen in de mate dat wordt betwist dat er een risico zou kunnen bestaan, moet worden beoordeeld of er een wettelijke basis is. Intussen moet de wetgeving aangepast zijn en moet ze retroactief van toepassing zijn. Dat is het enige geval dat ik kan vooropstellen ten gevolge van de laattijdige goedkeuring van die wet.

 

06.05  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, als ik u goed begrijp, doet er zich in de praktijk geen probleem voor en krijgen de mensen nog altijd, ook vandaag en morgen, een uittreksel.

 

Ik vraag mij dan wel af wat er zo hoogdringend was aan die wet.

 

06.06 Minister Stefaan De Clerck: Zoals ik zeg, in geval er een betwisting ontstaat, moeten wij kunnen aantonen dat er intussen een wettelijke basis is aangebracht. Ik hoop dat die wettelijke basis er zo vlug mogelijk is, zodanig dat elke mogelijke betwisting, op grond van de nieuwe wet kan worden beoordeeld.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Wij hebben de mededeling gekregen dat de Senaatscommissie de minister oproept. Iedereen die aanwezig is, krijgt nog de kans om een vraag te stellen, maar wel binnen de reglementaire tijd.

 

07 Vraag van de heer Hans Bonte aan de minister van Justitie over "de stand van zaken met betrekking tot het wetsontwerp betreffende de 'class action' en het proces Citibank" (nr. 14052)

07 Question de M. Hans Bonte au ministre de la Justice sur "l'état de la situation en ce qui concerne le projet de loi sur la 'class action' et le procès Citibank" (n° 14052)

 

07.01  Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op uitdrukkelijk verzoek van uw stadsgenoot, de minister van Ondernemen – zowel formeel, vorige week in de commissie, als informeel, na de commissie – probeer ik u nogmaals wakker te schudden voor wetgevend werk dat al verschillende keren is aangekondigd in het verlengde van het Citibankdossier.

 

Ik kom meteen tot mijn eerste vraag en ik hoop dat wij niet opnieuw moeten vaststellen dat u de feiten achternaloopt. Wat is de stand van zaken in het wetsontwerp “Class Action”? Uw collega, de minister van Ondernemen laat niet na, twee weken geleden stond het nog in de pers, om er fors op aan te dringen dat het er snel komt. Ik herinner u aan het engagement van de regering dat er zoiets zou komen, ook ten behoeve van het massaproces tegen Citibank, dat op komst is, zodat wij van de 4.000 gedupeerden niet te veel mensen verliezen. Wat is de stand van zaken hierin? De minister van Ondernemen zei dat de handtekening van de minister van Justitie ontbrak. Dat staat in het verslag van de commissie. Hij wacht op uw handtekening. De vraag is waar die handtekening ergens in de lucht hangt, maar vooral wanneer zal ze op het papier zal belanden?

 

Ik kom tot een tweede zaak, mijnheer de minister. U hebt ongetwijfeld ook kennis genomen van het feit dat het parket een proces heeft aangekondigd tegen Citibank. Er worden mensen voor de rechter gedaagd, zowel mensen van Citibank Belgium, als lokale directeurs van Citibank. Er is vanuit het parket een beetje informatie verspreid over de basis, de grond en de inhoud van de dagvaarding. Mogen wij, als parlementsleden, die dagvaarding inzien?

 

Mijn derde punt betreft de herinnering aan een engagement dat u hier, in deze commissie, bent aangegaan, een van de vorige keren dat wij over dit dossier hebben gediscussieerd. U zou een initiatief nemen om gedupeerde Citibankklanten te informeren en te sensibiliseren, zodat voorkomen zou worden dat gedupeerden het proces zouden missen. Welk initiatief hebt u daarin genomen en wat zijn de resultaten daarvan?

 

Ten vierde, inmiddels benadert Citibank een reeks gedupeerde klanten. Dat is wel merkwaardig. Het bewijs circuleert dat Citibank een aantal mensen die zich hebben aangemeld voor het proces, nu systematisch benadert om een dading te treffen. Er mag niet veel op papier verschijnen, men moet discreet blijven en men moet zich terugtrekken uit de rechtszaak. Dat gebeurt op dit moment. Is dat een wettelijke praktijk? Wordt hierdoor bewijslast onttrokken aan de rechtspleging? Wat zijn daarvan de consequenties voor de rechtszaak?

 

Dan kom ik tot mijn voorlaatste vraag. Vorige week heeft de FOD Economie vastgesteld dat de recente reclamecampagne die Citibank voert voor consumentenkredieten om de vakantieplannen van de mensen te betalen, opnieuw strijdig is met de wetgeving. De inspectiediensten stellen het vast en de FOD Economie komt tot dat oordeel. Welke politieke conclusies trekt u daaruit? Overweegt u een vordering in te stellen om dergelijke praktijken te stoppen? Gerenommeerde juristen, ook lid van deze vergadering, hebben mij uitgelegd dat men in kort geding een dergelijke vordering tot staking kan instellen. Ik heb de handelswetgeving nagelezen. Daarin wordt de minister van Economie expliciet vermeld als zijnde bevoegd om dat te doen. Wat weerhoudt de regering ervan om dat te doen? Ik wil daaraan de vraag koppelen wat de resultaten zijn geweest van de rechtszaak die twee jaar geleden is aangespannen over precies hetzelfde thema, namelijk reclame voor consumentenkredieten. Ik dacht dat toen ook een minnelijke schikking was getroffen. Hoe groot was die minnelijke schikking? Wat is er precies gebeurd?

 

Een laatste vraag heb ik eigenlijk al gesteld. Hoe komt het dat de regering oordeelt dat ze zich niet burgerlijke partij dient te stellen in de aangekondigde rechtszaak ten opzichte van Citibank? Ik wil er alleen op wijzen, mijnheer de minister, dat de manier waarop Citibank kredieten slijt, ook aan mensen die eigenlijk niet in staat zijn om nog dergelijke consumentenkredieten aan te gaan, de overheden per jaar miljoenen euro kost. Niettemin zegt de regering dat ze zich geen burgerlijke partij zal stellen. Op basis van welke beoordeling is dat gebeurd?

 

07.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, er is een ontwerp van tekst die nu in een laatste, bilaterale fase zit. Deze tekst is heel veel geëvolueerd sinds de eerste versie begon te circuleren. Er is heel veel juridisch debat geweest over een aantal keuzes. Er moeten trouwens nog een aantal keuzes worden gemaakt. Ter zake heb ik maandag een vergadering met collega Magnette om een aantal zaken te trancheren. Het gaat daarbij over technische kwesties.

 

Ik denk dat dit een heel sterk en positief geëvolueerd ontwerp is dat tot een mooi juridisch werk zal kunnen leiden. Hopelijk vindt maandag de laatste bilaterale onderhandeling plaats. Ik zal uiteraard proberen om het zo vlug mogelijk aan de regering voor te leggen en nadien aan het Parlement. De vraag is of een en ander, rekening houdend met de timing van het Citibankproces, mogelijkheden zal bieden. Wij zullen moeten kijken hoe de data samen evolueren.

 

Een tweede zaak wordt behandeld voor de 61ste kamer van de correctionele rechtbank. De inleidingsdatum van de zaak werd met de goedkeuring van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg vastgesteld op 1 december 2009. Alsdan zullen schikkingen worden getroffen. Het dossier van de procedure bestaat uit 42 dozen die kunnen worden geraadpleegd door de rechtbank zelf. Vanaf vrijdag 3 juli kunnen ook de partijen deze documenten raadplegen, op voorwaarde dat zij de toestemming hebben verkregen van de correctionele griffie. Wegens de geheimhoudingsplicht is het niet mogelijk de betrokken documenten nu zomaar mee te delen aan het Parlement. Elke belanghebbende kan ze echter raadplegen.

 

Er wordt nu een brief klaargemaakt. Overeenkomstig artikel 182, §2, van het Wetboek van strafvordering worden alle gekende slachtoffers op de hoogte gebracht van plaats, dag en uur van de verschijning van de zaak, zodat zij hun rechten kunnen uitoefenen.

 

Het parket werd door Citibank niet geïnformeerd omtrent minnelijke schikkingen die tussen Citibank en de gedupeerde klanten werden afgesloten. Gezien het belang van het dossier is er vanuit het parket nooit een voorstel tot minnelijke schikking gedaan aan Citibank.

 

Uw vijfde vraag is een vraag voor de FOD Economie. Ik kan niet antwoorden op de vraag of men initiatieven neemt via de wet op de handelspraktijken wegens de reclame. De minister van Economie kan hiervan desgevallend wel een toepassing maken.

 

Ik kom dan tot uw laatste vraag. Om zich burgerlijke partij te stellen, moeten de partijen een persoonlijk belang kunnen aantonen. Aangezien de overheid zelf geen eigenaar is van de betrokken effecten heeft zij geen persoonlijk belang om zich burgerlijke partij te stellen en is zij dat niet zinnens. Ik heb u dit ook al de vorige keer medegedeeld.

 

07.03  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de minister, nieuw in uw antwoord is dat het proces blijkbaar opnieuw is verschoven. Eerst had het parket de datum van 1 mei 2009 gecommuniceerd. De laatste mededeling van een paar dagen of weken geleden was 1 oktober 2009. Nu hoor ik 1 december 2009. Als het zo is, maakt uw ontwerp nog kans. Ik hoop dat u op dat punt gelijk hebt.

 

In elk geval volg ik wat er op regeringsniveau nog moet worden uitgeklaard. Het zal immers nog zeer kort dag zijn om zo’n ontwerp door het Parlement te krijgen. De regering heeft zich in elk geval geëngageerd die 4.000 personen op die manier te bedienen, bij manier van spreken. Ik hoop dat zij die belofte voor één keer nakomt.

 

Mijnheer de minister, een paar vragen hebt u niet beantwoord. Wat is het resultaat van de voorgaande rechtspleging? Op initiatief van de Belgische overheid is er al een proces geweest tegen Citibank in 2008. Misschien kunt u mij die gegevens en het resultaat nog bezorgen? Er is ook een tweede vraag waarop u niet hebt geantwoord. Ik wilde u confronteren met het verslag van onze vorige discussie daarover. U hebt gezegd dat u zich ertoe engageert die 4.000 personen te informeren.

 

07.04 Minister Stefaan De Clerck: (…)

 

07.05  Hans Bonte (sp.a): Door het parket?

 

07.06 Minister Stefaan De Clerck: Ja, zij worden allemaal geïnformeerd. Dat heb ik gezegd.

 

07.07  Hans Bonte (sp.a): Door het parket, en dus vanuit de overheid komt er niets?

 

07.08 Minister Stefaan De Clerck: Ik denk dat het correct is dat het nu vanuit het gerecht gebeurt, met het oog op de procedure.

 

07.09  Hans Bonte (sp.a): Ik weet het niet, mijnheer de minister. Citibank heeft zelf altijd gecommuniceerd ertoe bereid te zijn om samen met de federale overheid constructief mee te werken aan het onderzoek. Misschien moet er toch eens een minister met Citibank afspreken. De realiteit is dat er zich al 1.600 gedupeerden bij het parket hebben aangemeld. Dat wordt een ongelooflijk proces. Er zijn er nog 2.400 die hun weg nog niet hebben gevonden. Wegens die scheeftrekking lijkt het mij nuttig dat de regering die lijst van 4.000 mensen gebruikt om hen te bereiken.

 

Ik vrees dat we dat dossier in de toekomst nog zullen bespreken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Aan de orde zijn de samengevoegde vragen van de heer Renaat Landuyt en Bart Laeremans over "de niet-uitlevering van Adam G. aan Polen".

 

07.10 Minister Stefaan De Clerck: Mag ik een kopie geven van het antwoord?

 

De voorzitter: En mag ik de vragen dan omzetten in schriftelijke vragen?

 

07.11 Minister Stefaan De Clerck: Ik kan het antwoord onmiddellijk meegeven. Het gaat over de stand van zaken met betrekking tot het beroep dat is aangetekend, de krachtlijnen van de argumenten die worden ontwikkeld, de ambitie om het Europees aanhoudingsbevel te gebruiken enzovoort. Ik kan u dat antwoord geven.

 

07.12  Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, u maakt er dus formeel een schriftelijke vraag van?

 

De voorzitter: Het wordt een schriftelijke vraag, maar de tekst is ter beschikking.

 

08 Vraag van de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de aangekondigde hervorming van de procedure voor het hof van assisen" (nr. 14090)

08 Question de M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "la réforme annoncée de la procédure devant la cour d'assises" (n° 14090)

 

08.01  Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, het is een korte vraag.

 

De voorzitter: U hebt het woord voor uw korte vraag.

 

08.02  Renaat Landuyt (sp.a): Dat is omdat ik nog altijd klaar sta om te helpen.

 

08.03 Minister Stefaan De Clerck: Een dienstmededeling!

 

08.04  Renaat Landuyt (sp.a): Stel u voor dat in september, oktober of november een arrest van het hof van assisen, buiten de aangekondigde zeven, wordt vernietigd en wij niet alles hebben gedaan wat we konden om dat te vermijden.

 

Ik ben voor kleine stappen. Ik kan ijdelheid enigszins wel een beetje begrijpen, maar daar zou men zich overheen moeten zetten. Ik reik opnieuw de hand om de motiveringsverplichting voor arresten van het hof van assisen, in de verklaring van de jury, in een wettekst uit te klaren, zodat men grondiger kan werken aan de hervorming van assisen dan wat men gisteren in de Senaat heeft gedaan. Men kan dat geen voorbeeld noemen, tenzij de verslaggeving van bepaalde journalisten die ik heb gelezen en de verklaringen uit eerste hand volledig verkeerd zijn. Onder andere collega Guy Swennen zegt dat hij het historisch nog niet heeft meegemaakt dat men op die manier zo’n grote hervorming doorvoert. Dat voorstel moet dan nog naar de Kamer komen. Spijtig dat u dat als voorzitter niet zult meemaken, maar als we dat grondig willen doen, zal het nog wat tijd in beslag nemen. Ik zou het ook erg vinden, mochten we het, na al die jaren, niet grondig kunnen bekijken, vandaar mijn vraag.

 

De timing van de Senaat is gekend. Op de werktekst zijn de knelpunten aangeduid, die nog in een amendement moeten worden geformaliseerd. Daarna moet men nog naar de plenaire vergadering. De voorzitter van de commissie voor de Justitie heeft reeds gezegd dat hij hoopt dat de voorzitter van de Kamer ondertussen, tijdens de vakantie, toch het advies van de Raad van State zou kunnen vragen. Op die manier denkt men dan in september of oktober iets in de Kamer goed te keuren, terwijl het volstaat om één zinsnede aan te passen.

 

Ik heb de zinsnede genomen uit de werktekst van u, mijnheer de minister. Ik ga akkoord met die formulering, maar ik zou heel graag hebben dat er een wettelijke basis komt voor de motiveringsverplichting. Zouden we, gelet op de timing in de Senaat, ondertussen toch geen wettelijke basis geven aan de motivering van de verklaring van de jury? De tekst is klaar, in twee talen, en kan morgen bij hoogdringendheid in overweging worden genomen. Volgende week kunnen we dat misschien eerst behandelen en goedkeuren, voordat we dringend de weddeverhoging van de voorzitter van de Kansspelcommissie goedkeuren. Het blijft een aanbod van mij. Ik herhaal dat de kleine stappen in Justitie de stappen zijn die Justitie vooruithelpen.

 

08.05 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, gisteren is in de Senaat de eerste lezing van het gehele ontwerp afgerond. Volgende dinsdag volgt de tweede lezing. Nog een aantal punten moet worden uitgeklaard. Er werden ter zake ook amendementen ingediend. De Senaat wordt voor het overige maar beter voor zijn globale werk gerespecteerd.

 

Volgende dinsdag volgt hopelijk ook de stemming. Hopelijk wordt er ook in de plenaire vergadering vóór het zomerreces gestemd, wat voor het geheel van de hervorming altijd de ambitie is gebleven.

 

Ik dank de heer Landuyt omdat hij klaar staat om mij te helpen. Ik waardeer dat ten zeerste. Ik dank hem heel oprecht dat hij zulks expliciet laat akteren. Het is vandaag nu al de tweede of derde keer dat een en ander wordt bevestigd.

 

08.06  Renaat Landuyt (sp.a): (…) U neemt enorme risico's op het vlak van de zwaarste misdrijven die moeten worden behandeld in het land. Dat zijn er heel wat. U neemt enorme risico's. Respect voor de Senaat, zegt u dan. Ik hoor u dat graag zeggen in oktober en november van dit jaar. (…) (zonder micro)

 

08.07 Minister Stefaan De Clerck: Het College van procureurs-generaal heeft ondertussen een uniforme werkwijze uitgetekend die toelaat om binnen de bestaande wetgeving reeds tegemoet te komen aan de motiveringsplicht van de schuldvraag. Deze werkwijze werd besproken met de eerste voorzitters van de hoven van beroep. Ook het Hof van Cassatie heeft intussen zijn rechtspraak aangepast en geconformeerd aan de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg.

 

De violen zijn gelijk gestemd. Binnen de interne Belgische rechtszorg is er duidelijkheid over hoe moet worden gehandeld. Hopelijk kan de procedure voor assisen in de Senaat worden goedgekeurd om onmiddellijk na de vakantie hier te worden behandeld.

 

(Het geluid van een gsm weerklinkt)

(Une sonnerie de gsm retentit)

 

08.08  Renaat Landuyt (sp.a): Wat kan ik daarop zeggen? Dat is van een ongehoorde onverantwoordheid. Hoe zult u zich binnen een paar maanden verantwoorden? Dat is hallucinant. U bent nu alweer zenuwachtig omdat senator Vandenberghe u opbelt. U bent de minister van Justitie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de negatieve evaluatie van een aantal projecten inzake drugshulpverlening in West-Vlaanderen" (nr. 14093)

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "het schrappen van enkele drugshulpprojecten" (nr. 14118)

09 Questions jointes de

- M. Peter Logghe au ministre de la Justice sur "l'évaluation négative d'un certain nombre de projets en matière d'aide aux toxicomanes en Flandre occidentale" (n° 14093)

- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "la suppression d'un certain nombre de projets en matière d'aide aux toxicomanes" (n° 14118)

 

09.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, u kent het natuurlijk het incident. De West-Vlaamse drugshulp was eigenlijk met verstomming geslagen door de negatieve evaluatie van een aantal projecten. Daardoor komt de hulpverlening inzake drugs sterk onder druk te staan. Zo verdwijnt bijvoorbeeld de eenmansantenne in Veurne – u kent die – helemaal terwijl toch 300 drugsgebruikers hulp verwachten. Een op vier van hen is minderjarig. De drugsbehandelingscentra slaan dus alarm en verwachten actie van u, de minister van Justitie.

 

Mijnheer de minister, enkele korte vragen. Politiezone Riho, om er maar een uit te pikken, had vorig jaar zes drugsdoden te betreuren, enorm veel dus. Het drugsprobleem neemt hand over hand toe. Dat hoor ik ook van de commissaris in mijn eigen streek. Hij zegt dat hoe meer ze controleren, hoe meer ze vaststellen dat er problemen zijn. Blijkbaar zijn er dus toch problemen.

 

Waarom wordt die drugshulp dan afgebouwd zonder eigenlijk te overleggen met De Sleutel en Kompas?

 

De Sleutel en Kompas waren vooral verbaasd over de negatieve evaluatie van bepaalde projecten, de zogenaamde GAM-projecten, terwijl daar eigenlijk tussendoor of vooraf nooit over is gecommuniceerd. Waarom hebben zij nooit een waarschuwing gekregen voor een mogelijke negatieve evaluatie?

 

Ik kom dan bij de belangrijkste vraag. Wanneer zult u – hopelijk snel – overleg plegen met de minister van Volksgezondheid om de bijstand in de drugshulpverlening in West-Vlaanderen terug op het oude peil te brengen? Ik meen dat dit een zeer dringende vraag is.

 

09.02  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, ik las vandaag in Het Nieuwsblad dat u nog iets nieuws hebt uitgevonden om drugsdelinquenten aan te pakken. U gaat hen confronteren met de realiteit die ze veroorzaakt hebben. Het is een of ander nieuw project dat u aankondigt terwijl er tegelijkertijd signalen zijn uit het werkveld dat wat vroeger reeds werd aangekondigd en zelfs beslist door uw voorganger niet meer wordt betaald. Ik vrees dat u echt het aankondigingspad op gaat terwijl achter uw rug alles wordt geschrapt, van consequentie gesproken. Vandaag de grote aankondiging van een nieuw project terwijl u ondertussen moet vaststellen dat u voor de vroegere projecten geen budget meer hebt. Ik vind dat niet ernstig. Dat zal zich wellicht wreken in de toekomst, niet alleen op de mensen maar ook op u, als u op die manier verder functioneert.

 

Maar goed, ter zake. Wat is de precieze aanleiding voor het schrappen van de subsidies aan deze eerder genoemde drugshulpprojecten? Deelt u de mening van professor De Ruyver dat hiermee een verkeerd signaal wordt gegeven? Gaat u gehoor geven aan de Vlaamse Vereniging van Behandelingscentra Verslaafdenzorg en de criminoloog De Ruyver om net extra plaatsen te creëren of hebt u nog een andere aankondiging in petto zoals vandaag in Het Nieuwsblad het geval was?

 

09.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, ik denk dat ik in eerste instantie moet verduidelijken dat Justitie niet instaat voor de financiering van de drughulpverlening in haar geheel. Justitie financiert alleen vormingen en opleidingen in het raam van de vrijheid onder voorwaarden door de onderzoeksrechter. De bemiddeling in strafzaken door parketten, de probatie opgelegd door de rechtbank van eerste aanleg, dat is de invalshoek waarmee ik kan werken vanuit Justitie.

 

De aanleiding is een jaarlijkse evaluatie die plaatsvindt en die de toepassing van de richtlijnen van het vigerende koninklijk besluit daartoe nagaat. Tevens zet Justitie in de drie situaties de subsidiëring niet stop maar vermindert ze, gelet op het vigerende KB.

 

De evaluaties van de arrondissementele raad worden voor alle vzw's positief met betrekking tot de samenwerking. Anderzijds worden de subsidiecriteria bepaald volgens het KB van '94 en '96, waarbij duidelijk het aantal dossiers wordt bepaald dat per fulltime-medewerker moet worden behandeld. Deze criteria zijn ondertussen niet gewijzigd, wat inhoudt dat iedereen klaar en duidelijk weet wat de richtlijnen zijn.

 

Bij de evaluaties van 2006 werd door de administratie reeds een aantal bemerkingen gemaakt en werd de werking daaraan zo veel als mogelijk aangepast.

 

De evaluaties van 2007 gaven reeds duidelijk aan dat er buiten de vigerende regelgeving werd gewerkt. Wij hebben gewacht tot wij de evaluaties van 2008 ontvingen, waarbij wij dezelfde tendens vaststelden en waarbij de beslissing werd genomen.

 

Een globale aanpak om de continuïteit te verzekeren dringt zich op. Ik vind de criteria die ooit werden bepaald dus niet langer valabel omdat er geen kortdurende vormingen of opleidingen voor deze populatie worden gegeven maar behandelingstrajecten worden opgestart. De hele methodiek van de drugbehandeling is dus gewijzigd en is het voorwerp van de verdere aanpassing van de criteria van de methodiek die wordt toegepast.

 

Ik stel mij als minister van Justitie de vraag of de financiering en de te bepalen criteria nog tot de kerntaken van Justitie behoren en of het niet meer aangewezen is dat de bevoegde minister hiertoe de criteria bepaalt en opvolgt, dat met andere woorden in overleg met Volksgezondheid wordt gekeken hoe de beste opvolging gebeurt voor de drugproblematiek en criminaliteit.

 

Justitie wenst eerder een partner in een samenwerkingsakkoord te zijn, waarbij wij een beroep doen op de deskundigheid van de centra die worden gesuperviseerd en passend gesubsidieerd.

 

Deel ik de mening van Brice De Ruyver dat hiermee een verkeerd signaal wordt gegeven? Neen, want Brice De Ruyver, de drughulpverlening en ikzelf hebben dezelfde mening, namelijk dat er dringende structurele oplossingen moeten komen zodat de onzekere situatie voor veel medewerkers in de drughulpverlening stopt. Het projectmatig en jaarlijks evalueren moet eveneens overgaan in een coherent systeem waarbij garanties op langere termijn worden geboden.

 

Ik zal uiteraard de dialoog opstarten. Ik heb dat ook aan iedereen geschreven, dat ik wel verplicht ben om een wetgeving op een correcte manier toe te passen, dat ik niet zomaar een KB naast mij kan neerleggen en dat ik ook niet kan aanvaarden dat via dergelijke financiering andere methodes worden gebruikt. We moeten via dialoog zoeken naar een betere trajectbegeleiding in het raam van de drugpreventie in de drughulpverlening. Ik denk dat wij dit eindelijk moeten oplossen.

 

Dat overleg zal vlug mogelijk worden opgestart en zal tevens ruimer moeten gezien worden dan alleen met de minister van Volksgezondheid. Ook met de minister van Binnenlandse Zaken en de Gewesten en Gemeenschappen moet er overleg worden gepleegd. Ik heb ten andere ook brieven geschreven aan de regeringen in vorming van de Gewesten en Gemeenschappen om te zeggen dat ik daar dringend werk van wil maken, van een juiste herverdeling van de verantwoordelijkheden tussen Justitie en de Gewesten en Gemeenschappen. Hier is het ook mede met collega’s uit de federale regering. Ik denk dat iedere minister in kaart moet proberen te brengen hoeveel vrijwillige en gedwongen doorverwijzingen hij nodig heeft per arrondissement of per provincie. Dat is de oproep van de vereniging voor behandelingscentra. Ik zal dit luik voor Justitie in kaart proberen te brengen om de situatie zo goed mogelijk in te schatten.

 

Ik heb alle waardering voor wat men doet in De Sleutel. Ik heb dat ook in zeer veel brieven aan zeer veel mensen geschreven. Na verschillende jaren heb ik moeten vaststellen dat de criteria jammer genoeg niet worden gehaald en dat de herverdeling van de hele financiële ondersteuning van de drugshulpverlening dringend ook in West-Vlaanderen moet worden aangepakt. Ik zal mij ervoor engageren dat de zeer goede werking van De Sleutel daar als eerste maximaal verder zal worden gesteund.

 

09.04  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik neem nota van uw engagement om De Sleutel en Kompas verder bij te staan. Iedereen is akkoord dat het ganse pakket van hulpverlening logischerwijs tot de bevoegdheid van de minister van Volksgezondheid zou moeten behoren,. Het gaat hier over de GAM-projecten. Ik neem er nota van dat u zo vlug mogelijk het overleg zult opstarten. Jammer genoeg kunt u daar geen datum op plakken. Dat betekent dus ook dat wij deze zaak verder zullen opvolgen. Ik hoop dat u binnenkort zult kunnen zeggen binnen welke termijn u het overleg denkt te kunnen opstarten teneinde het tekort aan plaatsen – u ontkent het zelf ook niet – in de hulpverlening in West-Vlaanderen eindelijk op te lossen zodat de mensen kunnen worden geholpen.

 

09.05  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, als ik u een tip mag geven, in plaats van op vraag van een collega van CD&V een project aan te kondigen in de krant en dan te zeggen dat de financiering eigenlijk niet tot uw bevoegdheid behoort – voor deze problematiek terecht – denk ik wel dat er een zekere verantwoordelijkheid is voor het drugsbeleid, niet alleen in West-Vlaanderen maar ook elders in het land. Er was vroeger een methode die één keer is toegepast toen ik minister van Werkgelegenheid was. Dat gebeurde samen met de minister van Welzijn op Vlaams niveau en de minister van Justitie. De minister van Welzijn had een vroegere medewerkster van u die nu bij Child Focus werkt.

 

Kristine Kloeck was een van de bezielers. Het idee sluit aan bij volksgezondheid maar ook aan de problematiek rond welzijn en begeleiding. We hadden toen voor het eerst een overeenkomst gesloten. Rond werkgelegenheid hadden we het voorstel om de mensen van VDAB in de gevangenis binnen te laten.

 

De aanpak van de drugsproblematiek vraagt een heropfrissen van het samenwerkingsakkoord tussen Justitie en Welzijn. Collega Vandeurzen zal daarmee zeker akkoord gaan.

 

U ziet, ik ben geënerveerd maar tegelijk ook constructief.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.00 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.00 heures.