Commissie voor de Justitie

Commission de la Justice

 

van

 

woensdag 24 februari 2010

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 24 février 2010

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door mevrouw Sabien Lahaye-Battheu.

La séance est ouverte à 14.25 heures et présidée par Mme Sabien Lahaye-Battheu.

 

01 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "het samenwerkingsprotocol" (nr. 19110)

01 Question de Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "le protocole de collaboration" (n° 19110)

 

01.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Niet zo lang geleden verheugden wij ons met het positieve bericht van het parket-generaal en de zeven procureurs van Oost- en West-Vlaanderen, die voorafgaand aan de grote hervorming het initiatief hebben genomen om samen te werken, de opdrachten te verdelen en te zorgen voor specialisatie. Dat was ook de betrachting van uw oriëntatienota, mijnheer de minister. Specialisatie is ook vereist om alle nieuwe vormen van criminaliteit op een aangepaste manier te kunnen bestrijden.

 

Hebt u kennis van het samenwerkingsverband?

 

Is dat samenwerkingsprotocol door u bestudeerd?

 

Kan zulks dienen na schaalvergroting voor de andere parketten in ons land?

 

01.02 Minister Stefaan De Clerck: Per brief van 21 januari 2010 ben ik door procureur-generaal Schins in kennis gesteld van de twee protocollen, enerzijds voor West-Vlaanderen en anderzijds voor Oost-Vlaanderen. De protocollen werden gesloten tussen alle betrokken procureurs en de procureur-generaal.

 

In de begeleidende brief wordt trouwens uitdrukkelijk gesteld dat er geen enkel bezwaar bestaat om de protocollen mee te delen aan andere overheden en diensten, waaronder de bevoegde commissies voor de Justitie in Kamer en Senaat. Ik stel dan ook voor dat ik u de tekst bezorg, tenzij u er reeds een hebt, omdat het interessant is om te zien hoe men bij het openbaar ministerie reeds afspraken maakt.

 

Het concept van de samenwerkingsverbanden sluit, zoals ook uitdrukkelijk aangegeven in de preambules, naadloos aan bij de plannen voor de hertekening. Tussen haakjes, blijkbaar is niet meer iedereen ervan overtuigd om de hervorming te realiseren, maar ik hoop toch dat ze nog voortgezet wordt.

 

Het concept laat toe om over de territoriale grenzen heen over te gaan tot creatie van functionele parketten, waarbij op een soepele wijze afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld de gegroepeerde behandeling van bepaalde materies, de wederzijdse bijstand en uitwisseling van magistraten, de uitwisseling van informatie, organisatie van nacht- en weekenddiensten enzovoort. Aldus wordt bijgedragen tot een grotere specialisatie, betere organisatie van kennisopbouw en een optimale inzet van mensen en middelen, met een verbeterde kwaliteit tot gevolg. Dat zijn allemaal elementen die ook in het kader van de hertekening worden nagestreefd.

 

Zoals aangegeven werden de samenwerkingverbanden reeds ontwikkeld als concept in de nota Krachtlijnen voor een Strategisch Plan voor de Modernisering van het Openbaar Ministerie van juli 2008. Het is op basis daarvan dat ik het idee ook heb hernomen in de landschapsnota, in aanvulling op de vorige vooropgestelde nieuwe structuur van de parketten en auditoraten, de organisatie van de hyperspecialisatie en de schaalvergroting van de gerechtelijke arrondissementen.

 

Dergelijke vormen van functionele samenwerking moeten immers ook in een aangepast landschap steeds mogelijk zijn omdat ze toelaten, los van territoriale en institutionele structuren, op een flexibele en snelle wijze in te spelen op soms veranderende behoeften. Zij hebben qua concept dan ook mijn volle steun, maar ik heb in mijn nota wel aangegeven dat ze mijns inziens op termijn best een reglementair kader vereisen, om een en ander nog gemakkelijker te maken.

 

Bij brief van 17 november 2009 heeft het College van procureurs-generaal een stand van zaken van alle samenwerkingverbanden bezorgd. Daaruit blijkt dat het concept weliswaar met succes, maar ook zeer verschillend wordt uitgebouwd en al naargelang aan louter lokale dan wel structurele behoeften tracht tegemoet te komen.

 

Bovendien steunt het volledig op vrijwilligheid. Er moet ook een voldoende overleg en afstemming zijn met andere partners zoals de zetel, de politiediensten, net als de bestuurlijke overheden enzovoort.

 

Om die reden heb ik het College van procureurs-generaal op hun vergadering van 29 januari jongstleden gevraagd om mij tegen half februari een overzichtsnota te bezorgen van alle verbeteringsinitiatieven die men reeds op het terrein aan het ontwikkelen is, samen met een voorstel van verdere aanpak. De samenwerkingsverbanden vormen daar een belangrijk onderdeel van. Ik ben daar zeer opgetogen over en ik geef graag kopie van de twee teksten voor enerzijds West-Vlaanderen en anderzijds Oost-Vlaanderen.

 

01.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Dank u wel, mijnheer de minister. Ik neem aan dat u ondertussen – we zijn half februari dan ook al gepasseerd – de overzichtsnota hebt ontvangen.

 

01.04 Minister Stefaan De Clerck: (…) Ik zal het u ook meegeven.

 

01.05  Carina Van Cauter (Open Vld): Dat was mijn aanvullende vraag. Ik kan alleen maar besluiten dat het een stap in de goede richting is. Ik hoop dat u ook het reglementaire kader zult aanpassen.

 

01.06 Minister Stefaan De Clerck: Ik denk zelfs dat dat concreet is.

 

(): En krachtdadig.

 

01.07  Carina Van Cauter (Open Vld): Ik hoop dat u het overleg weer zult opnemen, zodat wij effectief kunnen doorwerken aan het reglementaire kader. De onderhandelingen waren opgeschort. Ik neem aan dat uitstel geen afstel is. Wij zouden in elk geval graag zien dat u verder werk maakt van het reglementaire kader, zodat wij niet van de goodwill van een aantal procureurs te velde hoeven af te hangen, maar dat overal te lande op dezelfde manier kan worden gewerkt en dat werk wordt gemaakt van onder andere specialiteit en mobiliteit. Een geïntegreerde aanpak kan justitie alleen maar ten goede komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de staking in de gesloten jeugdinstelling van Everberg" (nr. 19161)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "het personeelstekort in de jeugdinstelling te Everberg" (nr. 19413)

02 Questions jointes de

- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "la grève au centre fermé pour le placement de mineurs à Everberg" (n° 19161)

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "le manque d'effectifs dans le centre pour jeunes délinquants d'Everberg" (n° 19413)

 

02.01  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, naar verluidt heeft het personeel van de gesloten instelling in Everberg sinds maandagochtend 1 februari het werk neergelegd om zo te protesteren tegen het nijpende personeelstekort. De administratieve dienst zou slechts 4 voltijdse werknemers tellen, terwijl het er naar verluidt eigenlijk 10 moeten zijn. Bij de penitentiaire beambten zou het nog erger zijn. Daar zouden 11 mensen te kort zijn. Er werd gevreesd dat met de nakende verhuis van de Franstalige jongeren de situatie alleen erger zal worden. Dan verhuizen immers ook de Franstalige bewakers mee terwijl de instroom hetzelfde zou blijven.

 

Vandaar mijn vragen. Ten eerste, hoeveel personeel werkt er op dit moment in de gesloten instelling van Everberg? Hoeveel personeel zou er normaal moeten werken? Ten tweede, wat is de reden van het tekort aan personeel? Ten derde, wat zijn de gevolgen van de verhuis van de Franstalige jongeren voor het personeelsbestand van Everberg? En ten vierde, welke maatregelen plant u het personeelsbestand van Everberg opnieuw op peil te brengen of te houden?

 

02.02  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, ik wens mij bij de reeds gestelde vragen aan te sluiten.

 

Mijnheer de minister, is het correct dat er effectief een personeelstekort is, rekening houdend met de opdrachten die aan die mensen zijn toevertrouwd?

 

Blijkbaar hebt u ook al overleg gehad. Zijn er gesprekken gevoerd met de betrokkenen of met hun vertegenwoordigers? Zo ja, wat was de uitkomst voor dat overleg?

 

Is er een oplossing gevonden voor het aangekaarte probleem?

 

02.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, op het ogenblik van de indiening van de vragen, namelijk op 2 februari, zijn er precies 121 personeelsleden effectief werkzaam in Everberg voor bijna 114 fulltime equivalenten.

 

De personeelsomkaderingen van de verschillende gevangenissen worden opgenomen in het personeelsplan 2010. Die personeelsplannen zijn nu ter goedkeuring voorgelegd aan de inspecteur van Financiën. In de loop van de komende weken zullen ze ter bespreking worden voorgelegd aan de syndicale organisaties.

 

Er kan inderdaad worden vastgesteld dat een aantal administratieve personeelsleden uit Everberg vertrokken is. Dat is ook het begin van de moeilijkheden geweest, van de staking. Meer bepaald gaat het onder andere om een contractueel medewerker, wiens contract om budgettaire redenen niet is verlengd, en om een statutaire niveau C die gepromoveerd is naar niveau B en die aldus een nieuwe functie heeft opgenomen in Leuven Centraal.

 

Wanneer de Franstalige jongeren Everberg zullen verlaten, wat een mogelijk gevolg kan zijn van de opening van Saint-Hubert, zal het Franstalig personeel naar Franstalige inrichtingen overgeplaatst worden.

 

Ieder personeelslid heeft drie gevangenissen naar keuze mogen opgeven. Het directoraat-generaal EPI heeft rekening gehouden met hun keuze bij de reaffectatie die zal gebeuren.

 

Vooraleer er Vlaamse jongeren geplaatst zullen worden in de sectie waar thans nog Franstalige jongeren verblijven, zal het DG EPI een aantal renovatiewerken laten uitvoeren. De uitbreiding van de capaciteit zal dus stapsgewijs plaatsvinden. Het DG EPI zal dan ook de noden inzake personeel onderzoeken wanneer dat noodzakelijk is, dus vanaf het moment dat geweten is dat de capaciteit opgevoerd kan worden en dat de plaatsen ingevuld kunnen worden. Na vrijmaking door de Franstaligen, zal het personeel uiteraard ook beschikbaar moeten zijn. Daarmee wordt rekening gehouden.

 

Op vrijdag 5 februari werden de vakbonden van het gevangenispersoneel voor overleg aangaande Everberg ontvangen. De vakbonden hebben enkele punten op tafel gelegd, waaronder het gebrek aan personeel en het bewakend en administratief kader. Na afloop van die vergadering werd in overleg met de personeelsdienst van EPI voor de administratieve diensten een contractueel medewerker aangeworven, en tijdelijk werd 1 experte boekhouding vanuit de centrale administratie ter ondersteuning van de griffiediensten te Everberg ter beschikking gesteld. Daarmee antwoord ik ook op de vierde vraag van de heer Landuyt.

 

Sedert 1 februari was reeds een statutair administratief medewerker gemuteerd naar Everberg. U ziet dat dit het onderwerp was van heel de discussie. Dat was ook de reden van de staking. Daar zijn de wijzigingen, de akkoorden, afgesloten met de vakbonden, om de zaak opnieuw te normaliseren.

 

Voor het bewakingspersoneel wordt door de personeelsdienst van EPI naar een oplossing gezocht in het kader van de permanente personeelsbewegingen binnen de gevangenissen. Ik denk dat de situatie daar genormaliseerd is.

 

02.04  Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

02.05  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u eveneens voor het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Mia De Schamphelaere.

Présidente: Mia De Schamphelaere.

 

03 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de zaak Stanislas Matthys" (nr. 19118)

03 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "l'affaire Stanislas Matthys" (n° 19118)

 

03.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb u eind oktober 2009 al eens ondervraagd over de zaak-Stanislas Matthys, een persoon die intussen al zes keer veroordeeld is, onder andere tot een gevangenisstraf van zes jaar wegens poging tot misdaad en tot vijfentwintig maanden gevangenisstraf voor allerlei andere misdrijven. De betrokkene is gekend bij het parket van Oudenaarde, Kortrijk en Gent, maar toch kreeg hij in oktober van vorig jaar een soepel gevangenisregime, meer bepaald het systeem van halve vrijheid. Eind oktober bleek dat de strafuitvoeringsrechtbank die had beslist tot dat soepel gevangenisregime, eigenlijk niet op de hoogte was van het feit dat tegen de persoon in kwestie nog een rechtszaak liep voor de correctionele rechtbank in Brugge voor een poging tot doodslag op zijn eigen broer.

 

U erkende toen in deze Kamercommissie dat uit deze zaak blijkt dat een belangrijk element van informatie ontbreekt bij de behandeling voor de strafuitvoeringsrechtbank, meer bepaald de informatie over lopende rechtszaken of strafonderzoeken. Andere informatie, zoals het uittreksel uit het strafregister, vonnisafschriften, een uitgebreid psychosociaal verslag, het advies van de gevangenisdirecteur, het reclasseringsplan, alle disciplinaire maatregelen en het mondelinge relaas van de gevangenisdirecteur en de slachtoffers, is wel voorhanden, maar blijkt nog altijd niet voldoende als informatiebron.

 

Een tweede element dat uit deze zaak bleek, is het feit dat slachtoffers alleen worden geïnformeerd over de toekenning van een bepaald gunstregime als zij een dossier hebben laten aanleggen bij slachtofferonthaal. Niet alle slachtoffers doen dat, omdat ze soms op hun eigen manier het gebeurde willen verwerken, met als gevolg dat ze niet officieel verwittigd worden van de beslissing tot, bijvoorbeeld, een gunstregime, wat soms tot schrijnende situaties leidt.

 

Eind januari kwam de persoon in kwestie weer in de actualiteit, omdat hij een zoekertje liet plaatsen in enkele kranten waarin hij 2 000 euro beloofde aan degene die hem een geldig werkcontract kon bezorgen. Men moest naar een gsm-nummer van een kennis van hem bellen of naar de gevangenis van Hasselt schrijven als men wilde reageren. Het gevangeniswezen zou volgens de informatie een onderzoek hebben geopend.

 

Ik wil u vandaag twee vragen stellen, mijnheer de minister.

 

Ten eerste, zijn er ondertussen initiatieven genomen met betrekking tot de aangekaarte gebrekkige informatie-uitwisseling met de strafuitvoeringsrechtbank en met de slachtoffers?

 

Ten tweede, wat is uw reactie op het laatste wapenfeit van Matthys, namelijk een zoekertje plaatsen in enkele kranten om een geldig werkcontract te verkrijgen?

 

03.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, we kunnen natuurlijk niet alle individuele dossiers van onze gevangenen opvolgen. Ik denk dat dat op zich niet de bedoeling is. Er kan om de drie maanden worden gevraagd wat er met persoon X, Y of Z gebeurt, of die is vrijgelaten, enzovoort. Ik vind dat daar ergens een grens in bestaat.

 

Op structurele punten wil ik uiteraard antwoorden. Er is een openbaar ministerie dat in principe de opdracht heeft om te kijken wat de punten zijn van het dossier en dat de strafuitvoeringsrechtbank moet informeren. In algemene termen moet geantwoord worden op een mogelijke tekort aan informatie in hoofde van de strafuitvoeringsrechtbank bij het nemen van een beslissing.

 

U spreekt voorts over slachtoffers en de communicatie naar hen toe. Artikel 3 van de wet van 2006 bepaalt dat de slachtoffers die wensen geïnformeerd te worden of gehoord te worden bij de toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteit, daarvoor een schriftelijk verzoek moeten indienen. De strafuitvoeringsrechtbank gaat vervolgens oordelen over de ontvankelijkheid van die aanvraag. De centrale instantie bij de communicatie met het slachtoffer over de strafuitvoeringsmodaliteiten, zoals het elektronisch toezicht, beperkte detentie of een invrijheidsstelling, is dus de strafuitvoeringsrechtbank zelf. Naar mijn mening functioneert dat systeem normaal gezien goed en zijn die regels duidelijk.

 

U vraagt ook waarom Matthys een zoekertje plaatste. Het gebeurde echter niet door Matthys, maar door zijn zus.

 

De voorzitter: Volgens het Reglement mag men inderdaad geen vragen stellen over individuele dossiers, maar het maakt een verschil als die dossiers in de pers zijn gekomen en een soort van publiek goed geworden zijn.

 

03.03 Minister Stefaan De Clerck: Alles kan hier dus gevraagd worden. Een en ander komt natuurlijk uit de pers. Hoe dan ook, het is een criterium dat volgens mij niet zeer relevant meer is.

 

De voorzitter: Het hangt ervan af. Als heel veel mensen geïnformeerd zijn over een zaak…

 

03.04  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Het belangrijkste uit de vraag betrof eigenlijk het probleem dat een strafuitvoeringsrechtbank niet op de hoogte was van een lopende zaak voor de correctionele rechtbank. Dat bleek althans uit het dossier.

 

03.05 Minister Stefaan De Clerck: Het is de rol van het openbaar ministerie om ervoor te zorgen dat dat gebeurt. Het heeft de verantwoordelijkheid, bij elke strafuitvoeringsrechtbank, om ervoor te zorgen dat alle informatie wel degelijk beschikbaar is. Dat is cruciaal.

 

Wat het zoekertje betreft, hij heeft dat niet gedaan, het was zijn zuster.

 

03.06  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Sabien Lahaye-Battheu.

Présidente: Sabien Lahaye-Battheu.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Justitie over "het dossier van de Bende van Nijvel" (nr. 19212)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de uit het onderzoek naar de Bende van Nijvel gezette speurder" (nr. 19244)

- mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Justitie over "het onderzoek naar de Bende van Nijvel" (n 19803)

04 Questions jointes de

- Mme Mia De Schamphelaere au ministre de la Justice sur "le dossier des tueurs du Brabant" (n° 19212)

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "l'enquêteur écarté de l'enquête sur les tueries du Brabant" (n° 19244)

- Mme Mia De Schamphelaere au ministre de la Justice sur "l'enquête sur 'les tueurs du Brabant'" (nr. 19803)

 

04.01  Mia De Schamphelaere (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik had hierover al eerder een vraag gesteld, maar die is door senator Tony Van Parys al gesteld en werd al beantwoord. Uw antwoord was eigenlijk zeer duidelijk. Het ging om een persoon die speurder was in de onderzoeksgroep naar de Bende van Nijvel, om een wapen dat in zijn lade verloren lag en om goudstaven die bij hem thuis werden gevonden. Het oordeel van het parket was dat het geen relevante gegevens voor het onderzoek zelf waren. Dus komt er op basis van die feiten geen onderzoek van het onderzoek.

 

Ondertussen zijn wij echter in de pers overrompeld door boodschappen, een nieuw boek, een publicatie en veel interviews van een zekere Robert Beijer. Wij weten ook dat die persoon misschien op sensatie belust is en dat hij misschien graag opnieuw in de belangstelling wil komen om een of andere reden. Wat hij vertelt, is echter zeker een onderzoek waard in het licht van het mysterie van de Bende van Nijvel, dat in de Belgische misdaadgeschiedenis het meest verborgen blijft. Het weegt op heel veel gerechtelijke opsporingen en op het kunnen veroordelen van de ongelooflijke misdaden die daar hebben plaatsgevonden. Er zijn ook nog de nabestaanden, die ouder worden met oneindig veel vragen in hun hart.

 

Het blijft dus wegen als een blok, niet alleen op de verschillende families, niet alleen op onze gerechtelijke instanties, maar ook op onze samenleving. Dat van zulke openbare gruwelijke misdaden totaal geen spoor is gevonden, blijft een zware zaak. De heer Beijer bekent nu dat hij de opdrachtgever van de moord op de veiligheidsagent Francis Zwarts was. Hij is daarvoor vrijgesproken, bijna twintig jaar geleden. Nu zegt hij dat hij de opdrachtgever was en dat hij de speurders van het onderzoek kan helpen. Hij weet bijvoorbeeld waar het lichaam is en kan hen nog veel meer vertellen.

 

Kan het speurdersteam naar de Bende van Nijvel hierop ingaan? Zijn er daarvoor de nodige middelen? Is er daarvoor de nodige energie? Wij werden pas geconfronteerd met een andere zaak. Ik denk dat de speurders geen enkel spoor, hoe onnozel of ongeloofwaardig het ook klinkt, zomaar naast zich kunnen neerleggen. Misschien moet er toch werk van worden gemaakt.

 

04.02  Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn bezorgdheid gaat uit naar de families van de achtentwintig slachtoffers in dit dossier. Die mensen wachten tevergeefs op opheldering. Het is natuurlijk niet aan u om die te geven. Er moet echter vastgesteld worden dat één van de leiders van het onderzoeksteam opgestapt is naar aanleiding van fouten aan de top. Nu blijft er nog slechts één iemand over die het dossier ten gronde kent. Vandaar mijn vragen:

 

Wat wordt er gedaan om de slaagkans in dat dossier te vrijwaren? Is het team aangevuld met nieuwe personen teneinde met volle kracht en bekwame spoed te kunnen doorwerken, en al wat mogelijk is wordt gedaan om alsnog tot een opheldering ter zake te komen?

 

04.03 Minister Stefaan De Clerck: U stelde een vraag naar het onderzoek. Dat punt is inderdaad ook in de Senaat behandeld. Collega Van Parys heeft daar een vraag over gesteld. De procureur-generaal van Bergen heeft mij bevestigd dat er inderdaad een onderzoek geopend werd tegen een speurder van de cel Waals-Brabant. Een deel van het onderzoek inzake die speurder heeft te maken met een wapen dat behoorde tot een vriendin van Bultot. Na een expertise die bewees dat het wapen niets te maken had met de moorden, zou het wapen opnieuw aan die vrouw teruggegeven worden. Er is een kantschrift uit 1991 waarin dat wordt vastgelegd door de onderzoeksrechter. Dat kantschrift zit in het dossier. In plaats van het terug te geven heeft de speurder het wapen in een kast van de cel gelegd.

 

De speurder zegt dat hij dat uit slordigheid heeft gedaan. De eigenaar had aan de commissaris gevraagd het te bewaren, zegt hij. Het feit dat het wapen ontdekt werd, heeft de procureur des konings van Bergen ertoe aangezet een nieuw onderzoek te openen, dat hij speciaal opvolgt. Voor de procureur-generaal van Bergen is het duidelijk dat het feit in geen enkel opzicht schade berokkent aan het volledige onderzoek dat gevoerd wordt.

 

Het dossier inzake de speurder loopt nu en zal uiteraard worden opgevolgd. Het is een dossier dat zeker nog niet verjaard is. Het dossier inzake de Bende van Nijvel is natuurlijk een van de verschrikkelijkste dossiers is die wij ooit hebben meegemaakt. Het is een zeer groot dossier. Spijtig genoeg is nog niet alles opgehelderd. Ik blijf ervan overtuigd dat het ooit wel zal gebeuren. Ik weet niet hoe en wanneer, maar ooit zal er wel iemand over spreken. Daar ben ik zeker van. Spijtig genoeg is dat nu nog altijd niet het geval.

 

Er zijn nog altijd 8 speurders mee bezig, die het werk voortzetten.

 

Over de verklaring van de heer Beijer kan ik het volgende zeggen. Er moet aan worden herinnerd dat het arrest van vrijspraak dat op 13 februari 1995 werd uitgesproken door het Brabantse assisenhof, waardoor Beijer werd vrijgesproken in de zaak van de dood van Francis Zwarts, kracht van gewijsde heeft, en in tegenstelling tot een veroordeling geen voorwerp kan uitmaken van een revisieprocedure.

 

Het onderzoek naar die feiten werd gevoerd door een magistraat-instructeur van de rechtbank van eerste aanleg van Nijvel. Ook al is er nu geen strafrechtelijke tenlastelegging mogelijk voor de feiten waarvan Beijer vandaag verklaart opdrachtgever te zijn, moet opgemerkt worden dat volgens de procureur-generaal van Brussel de betrokken persoon bekend is voor zijn uit de lucht gegrepen verklaringen bij andere gelegenheden.

 

De procureur-generaal van Brussel heeft echter aan de procureur des konings van Nijvel gevraagd om Beijer te verhoren over de plaats waarvan hij in het kader van de publicatie van zijn boek beweert dat het lichaam van Zwarts er begraven zou liggen. Met andere woorden, er is instructie gegeven om ingaand op de verklaringen het onderzoek op dat punt te hernemen.

 

04.04  Mia De Schamphelaere (CD&V): Dat staat dus in verband met de moord op de heer Zwarts. Zijn aanbod naar het speurdersteam van de Bende van Nijvel, zouden die links gelegd kunnen worden? Hebben de speurders de vrijheid om zelf die links te leggen? We kennen het verhaal van sensatiezucht enzovoort maar ik meen dat elk spoor moet worden onderzocht. Er kan niets genegeerd worden.

 

04.05 Minister Stefaan De Clerck: Volledig akkoord.

 

04.06  Carina Van Cauter (Open Vld): Ik heb twee punten, mijnheer de minister. U zegt dat er nog steeds acht speurders bezig zijn in het kader van het onderzoek. Maar is er ook in voldoende specifieke leiding van het onderzoek voorzien? Kunt u dat nakijken, mijnheer de minister? Misschien is dat zo en is mijn bezorgdheid ter zake onterecht.

 

Ten tweede, u zegt dat de eerdere vrijspraak met zich meebrengt, non bis in idem, dat de betrokkene niet nog eens kan worden beoordeeld of veroordeeld voor dezelfde feiten door een andere rechtbank. Zelfs indien de betrokkene de feiten effectief heeft gepleegd, zou dat geen aanleiding meer kunnen geven tot zijn veroordeling. Denkt u niet dat men voor de gevallen waarin een persoon na een vrijspraak bekentenissen aflegt en die bekentenissen overeenstemmen met de materiële elementen van het onderzoek, moet denken aan een wetswijziging? Dat is een bedenking van mijnentwege. Ik denk dat die suggestie in elk geval het onderzoeken waard is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Servais Verherstraeten aan de minister van Justitie over "een grootschalig DNA-onderzoek in de zoektocht naar een serieverkrachter" (nr. 19239)

- mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Justitie over "de DNA-tests in het kader van een gerechtelijk onderzoek" (nr. 19282)

05 Questions jointes de

- M. Servais Verherstraeten au ministre de la Justice sur "une analyse ADN à grande échelle dans le cadre des recherches pour identifier un violeur en série" (n° 19239)

- Mme Clotilde Nyssens au ministre de la Justice sur "les analyses ADN dans le cadre d'une enquête judiciaire" (n° 19282)

 

05.01  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb in de lokale media gelezen dat alle jonge Kempense mannen worden gevraagd om vrijwillig DNA af te staan. Tot op heden heb ik nog geen oproep gekregen, wat mij zorgen baart.

 

In dit dossier gaat het uiteraard om een reeks verkrachtingen in de Molse regio. In de volksmond wordt er gewezen naar een paar andere dossiers die nu bekend zijn.

 

Om hoeveel zaken gaat het precies?

 

Is er sprake van een serieverkrachter?

 

Hoever staat het onderzoek?

 

Is er een wettelijke basis voor dat massale DNA-onderzoek?

 

05.02  Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le ministre, j’ai lu dans les journaux que des tests ADN doivent se tenir de manière "généralisée" dans les communes de Mol, Balen et Geel. Les autorités judiciaires de Turnhout invitent tous les hommes âgés de 30 à 45 ans à leur fournir un échantillon d'ADN, dans le but de démasquer un violeur en série qui sévirait dans la région depuis cinq ans. Ces échantillons devraient être comparés à l'ADN du violeur retrouvé sur quelques-unes de ses victimes. Il existe des indices selon lesquels le violeur habiterait dans une des communes mentionnées ci-dessus.

 

Selon la presse, ce serait la première fois qu'une opération d'une telle envergure se déroule sur le territoire belge.

 

Le Code d'instruction criminelle mentionne diverses possibilités de prélèvement de profils ADN. On peut mentionner l'article 90undecies qui permet un prélèvement de sang, muqueuses ou bulbes pileux sur un être humain, par ordonnance d'un juge d'instruction. Cette méthode est coercitive et ne nécessite pas l'accord de la personne sur laquelle le prélèvement est effectué. En outre, il ne peut s'effectuer que si le juge dispose d'indices sérieux sur la personne visée et si cette même personne présente un lien direct avec la réalisation des faits.

 

Selon toute vraisemblance, cet article n'est pas la base légale des prélèvements survenant à Mol, Balen et Geel – à moins qu'il y ait délivrance d'une ordonnance par homme de 30 à 45 ans habitant sur le territoire de ces communes.

 

Par contre, l’article 44ter, § 3 du même Code, dispose que le procureur du Roi peut procéder à de tels prélèvements, uniquement si la personne qui en fait l'objet est majeure et consentante. Cela n'est pas coercitif. De plus, cette méthode d'investigation est entourée de nombreuses étapes précises. Logiquement, il faut se trouver dans l'hypothèse d'une information, mais il faut aussi que d'autres traces aient été trouvées dans le cadre de l'affaire et que l'intéressé soit informé des circonstances du dossier.

 

Partant de ces données légales et législatives, diverses questions se posent. Monsieur le ministre, confirmez-vous les données factuelles mentionnées ci-dessus? Confirmez-vous qu'il s'agit de la première fois qu'une telle opération de cette ampleur est menée sur le territoire de notre Royaume?

 

Vu les bases légales mentionnées ci-dessus, pouvez-vous me préciser sur quelles bases les autorités judiciaires mènent ces opérations systématiques et de grande ampleur? Ces opérations sont-elles conformes au Code d'instruction criminelle? Sont-elles proportionnées et utiles?

 

Pouvez-vous m'assurer que les données récoltées des personnes qui seront disculpées seront effacées et non conservées dans une base de données?

 

05.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, in de media werd melding gemaakt van 7 000 personen in de streek van Geel, Balen en Mol – mijnheer Verherstraeten, als ik het goed heb, woont u in Mol –, aan wie gevraagd zou worden om vrijwillig een DNA-staal af te staan, en dat in het kader van het onderzoek naar diverse verkrachtingen die zich in die streek voordeden. Het parket van Turnhout deelde mij echter mede dat van een dergelijk grootschalig onderzoek absoluut geen sprake is. Enkel worden de inspanningen verhoogd in een aantal dossiers die lopende zijn. Het is niet duidelijk waarop de pers zich gebaseerd heeft om die cijfers naar voren te schuiven. Op de duur hebben we een commissie Media nodig.

 

De juiste context is de volgende. Tussen 2004 en heden gebeurden er in de regio 149 verkrachtingen met onbekende dader. De onderzoeken zijn nog volop lopende en het is nog niet duidelijk welke zaken al dan niet concreet kunnen worden gelinkt.

 

Zoals gebruikelijk in dossiers inzake verkrachting, wordt getracht om zo veel mogelijk informatie te verzamelen, en dat onder andere op basis van verklaringen en sporenonderzoek en door de onderzoeken zo breed mogelijk te voeren.

 

Het sporenonderzoek speelt niet alleen in die zaken, maar in het algemeen in alle onderzoeken een belangrijke rol. Conform de wet, kan de procureur des Konings in het belang van het opsporingsonderzoek aan een persoon vragen om vrijwillig DNA-materiaal af te staan. De onderzoeksrechter kan een DNA-onderzoek bevelen indien hij over aanwijzingen beschikt dat de betrokkene een directe band heeft met de totstandkoming van de feiten.

 

De hele procedure die actueel van kracht is, staat duidelijk omschreven in het Wetboek van Strafvordering en de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken, met inbegrip van welke afnamen met elkaar vergeleken kunnen worden en welke sporen opgenomen kunnen worden in de databank.

 

Il peut être demandé à un groupe arbitraire d'hommes un prélèvement de matériel ADN, mais cela sera la conséquence d'éléments concrets dégagés par l'enquête. L'organisation de tests ADN à grande échelle, comme cela a été écrit dans les médias, nécessiterait de grands moyens et occasionnerait beaucoup de frais inutiles.

 

Dit alles houdt natuurlijk niet tegen dat er een streven is om de dader zo snel mogelijk te vatten. Zoals al aangehaald, heeft het parket van Turnhout de inspanningen verhoogd. Ik denk dat hiervoor ook voldoende redenen zijn. Als men 149 dossiers heeft dan moet er heel hard gezocht en gewerkt worden. DNA is in dossiers van verkrachting zeer cruciaal. Er moet daarop dan ook worden doorgewerkt. U weet dat wij een wetsontwerp rond DNA-onderzoek klaar hebben dat binnenkort naar de Kamer kan komen. In dat ontwerp wordt precies het debat gevoerd over wat kan en wat niet kan inzake DNA. Ik denk dat dit de gelegenheid zal zijn om daarover wetgevend te regelen wat er kan. Er is een bestaande wetgeving, maar die moet geactualiseerd worden om nog efficiënter te zijn in het toelaten en het bewaren. Dit is een materie waarover ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens al uitspraken heeft gedaan. Er is daaromtrent een groot schandaal in Groot-Brittannië. Ik denk dat dit een belangrijke materie is die binnenkort op tafel komt van deze commissie.

 

05.04  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik juich ook toe dat in hoofde van het parket van Turnhout extra inspanningen gebeuren. U hebt terecht aangehaald, mijnheer de minister, dat 149 verkrachtingen in zo’n tijdsbestek en in een dergelijk kleine en niet zo dichtbevolkte regio zeer frappante cijfers zijn die toch wel nopen tot zowel preventieve als a posteriori verhoogde inspanningen. U zult het ongetwijfeld met mij eens zijn dat dit toch ook een psychologische spanning teweegbrengt binnen die regio en zeker bij ouders met tienerdochters.

 

Wat de rechtsgrond van DNA betreft, sta ik hoe dan ook open voor een uitbreiding van de juridische basis voor de onderzoeksmogelijkheden,zeker met betrekking tot misdrijven van deze aard die niet eenvoudig opspoorbaar zijn omdat het vaak gaat om tegenstrijdige verklaringen van de ene tegen de andere zonder getuigen. DNA-onderzoek is dan vaak het enige bewijselement in dergelijk pijnlijke dossiers. Ik juich de verhoogde inspanningen en de pogingen om de rechtsgrond uit te breiden toe.

 

05.05  Clotilde Nyssens (cdH): Je vous remercie, monsieur le ministre. Si je comprends bien, ces tests ADN concerneraient 144 ou 149 dossiers, ce qui est important. Ce que la presse a écrit concerne non un seul dossier mais un amoncellement de dossiers. C’est impressionnant de savoir qu’il y a autant de dossiers de viols au parquet.

 

Mon souci, c’est évidemment que les bases légales soient respectées. Vous avez fait allusion aux deux bases légales, conditions dans lesquelles un juge d’instruction peut, par ordonnance, avoir recours à ces profils ADN ou bien également le procureur du Roi, dans des conditions différentes.

 

Vous annoncez aussi votre projet de loi sur la matière. Ce sera l’occasion de peaufiner l’usage de ces tests qui sont sûrement utiles dans le cas de ce genre d’information et d’instruction. Mais il est évident qu’il faut des règles pour encadrer ce genre de pratique.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de burgerlijke uzi's en kalashnikovs" (nr. 19260)

06 Question de M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "les versions civiles des uzis et kalashnikovs" (n° 19260)

 

06.01  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, krachtens artikel 3 van de nieuwe wapenwet worden de wapens onderverdeeld in verboden wapens, vrij verkrijgbare wapens en vergunningsplichtige wapens.

 

Een jaar geleden ondervroeg ik u over de kwalificatie van uzi's en kalashnikovs. U antwoordde mij dat uzi's en kalashnikovs in beginsel deel uitmaken van de verboden wapens, maar dat evenwel de burgerlijke versies ervan niet verboden maar vergunningsplichtig zijn en dus vrij kunnen worden verhandeld.

 

Op 30 januari raakte in Laken een politieagent zwaargewond, toen hij door een overvaller met een kalashnikov werd beschoten. Volgens de politievakbonden zijn die zware machinegeweren steeds nadrukkelijker in bepaalde Brusselse wijken aanwezig.

 

Mijnheer de minister, handhaaft u de interpretatie dat uzi's en kalashnikovs legaal kunnen worden verhandeld? Waarop is dat standpunt gebaseerd? Hoeveel uzi's en hoeveel kalashnikovs werden vergund sinds de inwerkingtreding van de nieuwe wapenwet?

 

06.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, de zogenaamde burgerversies van volautomatische militaire wapens zijn modellen die tot halfautomatische wapens zijn omgebouwd, maar voor het overige identiek aan de originele versies zijn. Dat ombouwen moet onomkeerbaar zijn en mag alleen gebeuren bij de Proefbank voor Vuurwapens.

 

Dergelijke halfautomatische wapens zijn, uiteraard mits een vergunning, legaal te verkrijgen. Dat volgt uit de wet, die in principe alle vuurwapens op gelijke voet behandelt en toelaat dat een vergunning wordt gegeven aan wie aan alle wettelijke voorwaarden voldoet.

 

In de praktijk betekent het dat de aanvrager moet aantonen dat hij het wapen voor het sportschieten nodig heeft. Dat is niet onmogelijk, omdat de erkende schuttersfederaties disciplines organiseren waarbij het gebruik van dergelijke wapens is toegelaten. Daarom kan het niet hard worden gemaakt dat die wapens ongeschikt zijn voor het sportschieten. Op basis van de wetgeving kan ook geen onderscheid worden gemaakt.

 

Ik heb de vraag recent ook nog gesteld, gelet op de Brusselse problematiek omwille van de poging om in de wet nog een stap verder te gaan en voor dat type van kalashnikovs verzwarende omstandigheden te laten gelden. Door het feit dat ze niet verboden zijn, kan men geen verzwarende omstandigheden laten gelden. Ze kunnen desgevallend gelegaliseerd of wettelijk worden verkregen. Wij zullen een aangepaste wetswijziging moeten doorvoeren als wij de wapens die in Brussel worden gebruikt, willen treffen.

 

De federale overheid mag zich niet uitspreken over wapens die worden toegelaten voor het sportschieten. Dat vormt geen federale bevoegdheid.

 

Met de huidige stand van het centraal wapenregister kan ik ook geen exacte cijfers geven over het aantal vergunningen die al toegekend zijn voor dergelijke wapens. Ik kan echter wel verzekeren dat het gaat om een heel beperkt aantal vergunningen, die meestal toegekend worden aan fanatieke sportschutters, die zich niets te verwijten hebben.

 

De wapens die worden gebruikt bij criminele feiten, zijn nooit afkomstig uit het legale circuit. We hebben daar te maken met illegale wapenhandel. Die problematiek zal opnieuw aan de orde komen, omdat we een wetgevend initiatief voorbereiden dat voorziet in een zwaardere bestraffing voor het gebruik van dat soort wapens bij aanvallen op politieagenten of andere personen, zoals we recent in Brussel hebben meegemaakt.

 

06.03  Renaat Landuyt (sp.a): Bedankt voor uw antwoord, mijnheer de minister, wordt er naast het wetgevend initiatief, in Brussel ook een onderzoek opgestart naar die verboden wapens?

 

06.04 Minister Stefaan De Clerck: Ja. De resultaten van zo'n onderzoek zijn recentelijk nog in de media bekendgemaakt. Er zijn ook al pakken wapens gevonden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "l'abandon de famille" (n° 19262)

07 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "de verlating van familie" (nr. 19262)

 

07.01  Valérie Déom (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, après une séparation ou un divorce, de nombreuses personnes, le plus souvent des femmes, vivent dans une situation très précaire. Durant la procédure de séparation, la fixation du montant de la part contributive est déjà source de nombreuses tensions. Bien souvent, ces difficultés persistent et empirent lorsqu'il s'agit d'exécuter cette obligation de paiement d'une part contributive pour l'enfant. On le sait, le non-paiement des créances alimentaires plonge les créanciers dans une situation de grande précarité; c'est un véritable parcours du combattant qui s'ensuit pour essayer d'obtenir l'exécution de cette obligation.

 

Entre les lourdeurs des procédures d'exécution et les formalités administratives à remplir pour bénéficier de l'appui du SECAL, beaucoup se découragent. Le dossier des créances alimentaires est exemplaire de la manière dont notre société traite un problème que vivent de nombreux citoyens, majoritairement des femmes ayant la charge d'enfants. L'État se doit donc de consacrer une attention toute particulière à ces enfants et à ces familles qui vivent des situations pénibles.

 

On sait que notre droit pénal prévoit la sanction de l'infraction d'abandon de famille (article 391bis du Code pénal). L'écrire dans la loi est une chose, le faire respecter en est une autre. Déposer plainte est souvent déjà une démarche difficile; apprendre que celle-ci a été classée sans suite est tout simplement décourageant. N'est-ce pas précisément dans ces cas où les personnes les plus vulnérables, à savoir les enfants, se retrouvent dans des situations précaires que la tolérance zéro devrait être appliquée? Ne faut-il pas donner enfin un signal clair à ceux qui négligent leur obligation, pourtant prioritaire, à savoir l'entretien des enfants?

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous me communiquer le pourcentage de parts contributives partiellement ou totalement impayées et l'évolution de ces chiffres ces dernières années? Dans les dossiers portant sur l'abandon de famille, quel est le pourcentage d'affaires classées sans suite par le parquet? Enfin, quelles mesures comptez-vous prendre pour améliorer la situation des créanciers d'aliments, au regard notamment de l'abandon de famille?

 

07.02  Stefaan De Clerck, ministre: Madame, je ne dispose pas de tous les chiffres que vous demandez mais j'en ai quelques-uns que je vous donnerai tout de suite: il s'agit du nombre de condamnations pour abandon de famille.

 

Pour les années 1995 à 2003, même si ce ne sont pas les chiffres les plus récents, on peut remarquer une certaine constance: chaque année, il y a environ 500 à 550 condamnations pour abandon de famille. Il y a également un certain nombre de suspensions de cette condamnation, une centaine par an, ce qui fait au total en Belgique environ 600 dossiers traités d'abandon de famille. Je ne dispose pas des statistiques sur les affaires classées. Dans les classifications, on n'a pas prévu d'indication permettant de contrôler le nombre d'affaires classées pour ce genre de dossiers.

 

Enfin, pour votre dernière question, il ne me semble pas que le domaine pénal puisse apporter une réponse supplémentaire en la matière. Le problème ne réside pas dans la loi.

 

Je ne crois pas non plus qu'il existe un problème au niveau de la qualification.

 

Par ailleurs, concernant l'application de la Convention internationale pour les droits de l'enfant, notre pays s'est engagé à promouvoir davantage le Service des créances alimentaires (SECAL). Toutefois, je ne suis pas directement compétent pour ce service.

 

Je vous communique ces chiffres, mais j'espère en avoir prochainement de plus récents afin de savoir si cette tendance se confirme.

 

07.03  Valérie Déom (PS): Merci, monsieur le ministre. J'imagine que les chiffres précis sont difficiles à obtenir. Le chiffre-clé est le nombre d'affaires classées sans suite dans le cas d'abandon de famille. Je ne vous cacherai pas que, suite à des coups de sonde opérés dans des tribunaux, il est apparu que de nombreuses affaires d'abandon de famille étaient classées sans suite. Un problème existe vraisemblablement, d'où ma question.

 

Il ne faut pas toucher à la loi, car le principe de l'abandon de famille y est déjà repris. Il pourrait être intéressant d'enquêter au niveau de certains arrondissements pour voir si ce qui m'a été répété se confirme. Ne pourrait-on pas demander aux parquets d'éviter de classer quasi systématiquement ces affaires?

 

Je sais que le SECAL ne relève pas de votre compétence, mais il serait bon d'améliorer son fonctionnement. Cependant, nous savons que ce n'est pas la panacée, car il y a des problèmes budgétaires. L'abandon de famille pourrait être une mesure complémentaire pour lutter contre la précarité des familles monoparentales dans notre pays.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "Zwitserse bankgegevens" (nr. 19366)

08 Question de Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "les données bancaires suisses" (n° 19366)

 

08.01  Els De Rammelaere (N-VA): Bedankt mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik had een vraag naar aanleiding van het bericht dat België aan Duitsland zou vragen om een lijst van Zwitserse bankgegevens in te kunnen kijken. In de pers stond er dat Duitsland die lijst ging kopen. Wij hebben daar slechte ervaringen mee. In de KB Lux-affaire werden dat soort bewijzen als ongeldig beschouwd.

 

Mijn vragen zijn de volgende. Klopt die informatie? Zal België die stap ondernemen? Zal er alles in het werk gesteld worden om die gegevens als rechtmatig bewijsmiddel aan te kunnen wenden, indien dat nodig mocht zijn?

 

08.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, op basis van de elementen waarover ik momenteel beschik en op basis van de verklaring in de pers van de vice-premier en minister van Financiën, de heer Reynders, blijkt dat er Zwitserse bankgegevens gebruikt zouden worden voor fiscale doeleinden. Verder blijkt dat de administratie van de BBI belast zal worden met het analyseren van die gegevens en het doorvoeren van de belastingsherzieningen.

 

Ik kan u momenteel niet mededelen of er ook strafdossiers zullen worden geopend op basis van die gegevens. Ik moet u verwijzen naar mijn collega bevoegd voor Financiën.

 

Bovendien moet er opgemerkt worden dat op 10 december 2009 al beroep werd aangetekend tegen het vonnis dat op 8 december 2009 uitgesproken werd door de correctionele rechtbank van Brussel in het raam van de KB Lux-affaire. Daardoor is het vonnis nog niet definitief en nog niet in kracht van gewijsde gegaan. Er kunnen nog geen conclusies getrokken worden over die zaak, die voor het hof van beroep te Brussel van start gaat in maart 2010.

 

Het is niet geoorloofd om in het kader van een antwoord op een parlementaire vraag, maatregelen op te sommen die in individuele zaken genomen kunnen worden om een effectieve en efficiënte vervolging te waarborgen.

 

Het is een belangrijke materie die nog een vervolg krijgt. In essentie wacht men dus op het beroep in de zaak KB Lux. Daarover gaat de hele discussie: kunnen die bewijsmiddelen al dan niet gebruikt worden? De uitspraak viel dat het niet kan gebruikt worden als bewijs, maar dat is natuurlijk niet de stelling van het Openbaar Ministerie…

 

08.03  Els De Rammelaere (N-VA): Zal er gepleit worden op die datum in maart die u vermelde?

 

08.04 Minister Stefaan De Clerck: Ja, het hoger beroep zal worden vastgesteld in maart 2010. Ik weet niet of er dan al gepleit zal worden, maar de datum is blijkbaar vastgelegd op maart 2010.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de houding van het parket inzake de beschuldiging door de CREG van manipulatie van de gasprijzen" (nr. 19499)

09 Question de M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "l'attitude du parquet concernant l'accusation de manipulation des prix du gaz formulée par la CREG" (n° 19499)

 

09.01  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, de vraag in verband met de beschuldiging in de pers door de voorzitter van de CREG inzake manipulatie van de gasprijzen, had ik al eerder gesteld en was via een vreemde weg bij uw collega Magnette terechtgekomen. Uiteraard was het een vraag gericht aan de minister van Justitie, met zijn functionele bevoegdheid, eventueel om in te grijpen, maar in ieder geval als woordvoerder en leider van de procureurs. Vandaar dat ik de vraag voor de goede orde stel aan de juiste minister, die dan de juiste antwoorden kan geven, na het opvragen van de info bij de verschillende procureurs.

 

Het gaat over de uitspraak op 23 januari van de voorzitter van de CREG dat uit een studie zou blijken dat gasleveranciers de prijzen die ze aanrekenen aan de consument, manipuleren, om de term te gebruiken die ik kon lezen, door te morrelen aan de marktindex om zo hogere winstmarges te verkrijgen.

 

Daardoor blijkt het nu publiek geweten dat er minstens aanwijzingen zijn dat er door verschillende leveranciers mogelijk misdrijven werden gepleegd. Zodra ambtenaren kennis hebben van een misdrijf, reageren ze daarop, zeker als het procureurs des Konings zijn.

 

Vandaar mijn vraag. Werd, zoals in andere situaties, door een of andere procureur reeds een onderzoek opgestart? Indien niet, bent u zinnens om hun te vragen een onderzoek op te starten?

 

09.02 Minister Stefaan De Clerck: U bent nog niet aan het einde van uw verhaal, want ik moet er u op wijzen dat dergelijke praktijken dienen te worden onderzocht volgens de wet op de bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006. Die wet sanctioneert bepaalde praktijken administratief rechtelijk, niet strafrechtelijk. Het openbaar ministerie is in deze dan ook niet bevoegd, maar wel het Auditoraat bij de Raad voor de Mededinging. Ik verwijs u door naar minister Van Quickenborne.

 

09.03  Renaat Landuyt (sp.a): Ik ben niet duidelijk geweest in mijn verhaal. Als men publiek spreekt over manipulatie van prijzen, dan kan dat wel vallen onder een of andere reglementering. Maar manipulatie beantwoordt in mijn ogen aan de kwalificatie van het algemeen strafrecht inzake bedrog, zelfs oplichting, zelfs valsheid in geschriften. Vandaar gaat mijn vraag spontaan naar de procureurs des Konings, die uiteraard verantwoordelijk zijn voor de strafrechtelijke aspecten.

 

Het is niet omdat iets administratief gerechtelijk geregeld is, dat misdrijven uitgesloten worden. Vandaar het misverstand over mijn vraag. Die focust zich op een fenomeen dat verder gaat dan een of ander administratief rechtelijk probleem of een probleem met een specifieke wet. Het gaat over manipulatie, die de vertaling is in het gewone taalgebruik van wat wij juridisch bedrog of oplichting, zo niet valsheid in geschriften noemen. Vandaar herhaal ik mijn vraag aan u, mijnheer de minister.

 

09.04 Minister Stefaan De Clerck: Gasprijzen, de studies van de CREG, de analyse en de vraag of er al dan niet ter zake manipulatie is, vallen onder de eerder genoemde wetgeving en dergelijke zaken moeten in eerste instantie administratief rechtelijk door het Auditoraat bij de Raad voor de Mededinging worden onderzocht. Indien het auditoraat concludeert dat het dossier strafrechtelijk moet worden behandeld, dan wordt daaraan een gevolg gegeven. Maar de eerste analyse van het gedrag van partners in het kader van de economische mededinging gebeurt door het auditoraat. Vandaar dat ik naar collega Vincent Van Quickenborne moet verwijzen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "de gevangenis van Haren" (nr. 19396)

- mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Justitie over "de plannen voor een gevangenis te Haren" (nr. 19440)

10 Questions jointes de

- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "la prison de Haren" (n° 19396)

- Mme Clotilde Nyssens au ministre de la Justice sur "le projet de prison à Haren" (n° 19440)

 

10.01  Bart Laeremans (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, begin februari werd beslist om de nieuwe gevangenis van Brussel wel degelijk in te planten langs de Haachtsesteenweg in Haren. De inwoners van Haren hebben daarbij heel wat bedenkingen, maar daar wil ik in zekere zin nog overheen stappen. Ik heb mij in het verleden al kritisch uitgelaten over die locatie, omdat zij op de grens van Brussel ligt.

 

Destijds, toen de beslissing werd genomen, is er blijkbaar geen overleg geweest, noch met de gemeenten, noch met het Vlaams Gewest, noch met de provincies. Blijkbaar is er ook niet echt veel rekening gehouden met de mensen van Haren zelf.

 

De beslissing om de gevangenis op die locatie in te planten, werd genomen samen met de Brusselse minister-president en de Brusselse burgemeester. Zij hebben dat blijkbaar samen met u bekendgemaakt. Het is helemaal niet duidelijk of er intussen een overleg is geweest met de Vlaamse overheid, de provincie Vlaams-Brabant en de gemeente Machelen.

 

Het is ook niet helemaal duidelijk waar de gevangenis precies komt. Komt zij op dezelfde locatie waarover wij het de vorige keer hadden, namelijk pal op de grens met Machelen, het Vlaamse Gewest en Brussel of komt ze op een locatie dichter bij het centrum van Brussel? Een en ander heeft repercussies op bedrijfsplannen die men vanuit Vlaanderen in die omgeving had.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, kunt u duidelijkheid geven over de precieze locatie? Gaat het inderdaad nog steeds om de oorspronkelijk voorziene plaats aan de grens met Machelen? Zal de gevangenis voor een gedeelte op Machels grondgebied worden ingeplant? U had toen gezegd dat er een spie van het terrein eigenlijk tot Machelen behoort en eventueel niet benut kan worden. Dan zou de gevangenis pal op de grens, maar niet in de gemeente Machelen komen. Is er daarover ondertussen duidelijkheid?

 

Ten tweede, werd er overleg gepleegd met de Vlaamse overheid, de provincie Vlaams-Brabant en de gemeente Machelen? Zo ja, op welke wijze gebeurde dat? Wat leverde dat op? Werden er bijvoorbeeld afspraken inzake mobiliteit gemaakt? Dat is toch een vrij belangrijk element in het hele verhaal. Werden door deze instanties intussen bepaalde beslissingen genomen op het vlak van ruimtelijke ordening, of andere, in het kader hiervan? Heeft men aan Vlaamse kant zijn goedkeuring gegeven, voor zover die relevant, nuttig of nodig is?

 

Ten derde, hoe groot is de voorziene capaciteit? Gaat het om eenpersoonscellen? Wordt er in een onderscheid voorzien tussen gedetineerden in voorlopige hechtenis en definitief veroordeelden? Hoe groot is het vrouwengedeelte? Wat is de voorziene kostprijs? Wordt er in zittingszalen voorzien? Dat debat hebben wij in het verleden al gehad. Is er daarin nu een knoop doorgehakt?

 

Ten vierde, is het nog steeds de bedoeling om de gevangenissen van Vorst, Sint-Gillis en Berkendaal te sluiten? Maakt dit deel uit van het akkoord met de minister-president, die van Sint-Gillis is en die daar misschien andere projecten op stapel kan zetten? Is het de bedoeling om op de betrokken locaties bijvoorbeeld woonzones te creëren? Bestaat de mogelijkheid, gezien het tekort aan celcapaciteit, dat deze gevangenissen, of een ervan, toch nog zouden worden gerenoveerd, bijvoorbeeld voor mensen in voorlopige hechtenis die regelmatig naar de gevangenis moeten en dichter bij de gevangenis zitten dan in Haren?

 

10.02  Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le ministre, mes questions en rapport avec la nouvelle prison envisagée à Haren sont posées dans l'intérêt des justiciables et des acteurs de la justice, avocats et magistrats, peu importe la commune, la langue ou la région. Tel n'est pas le fil rouge de la question.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous dire où en est le projet d'acquisition des terrains à Haren, en vue d'éventuellement remplacer les trois infrastructures pénitentiaires de Bruxelles (Saint-Gilles, Forest et Berkendael)? La future prison comptera-t-elle suffisamment de places pour accueillir la population actuelle qui réside dans ces trois prisons? Vous parliez d'un millier de places. Or, les trois établissements actuels représenteraient ensemble une population de plus de 1 300 détenus. Dès lors, la nouvelle prison de Haren répondra-t-elle aux besoins? Combien de personnes y seront-elles déplacées? Où seront envoyés les détenus supplémentaires?

 

Comment justifiez-vous le choix de remplacer plusieurs prisons par une seule? La gestion d'une unique et grande prison sera-t-elle plus avantageuse, plus utile, plus efficace? Inévitablement, il faudra en supporter les conséquences. Si la prison est établie à Haren, le palais de justice de Bruxelles sera plus éloigné et il faudra veiller aux modalités de transfert des détenus.

 

Je relaierai les informations que vous me transmettrez auprès des acteurs intéressés en la matière.

 

10.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega’s, het gaat inderdaad over de site aan de Witloofstraat te Haren. Het schijnt dat het zelfs wordt vertaald in Rue Witlof. Het grootste gedeelte bevindt zich links van de Witloofstraat en een kleiner deel rechts van de Witloofstraat. Het rechtse deel staat bekend als de voormalige Wansonsite. Er is dus nog een oud bedrijf gevestigd. Het is dus een bedrijfssite die nog altijd zichtbaar is aan de rechterkant van de Witloofstraat. Zij bevindt zich dus deels op Brussels en deels op Vlaams grondgebied. Het grootste gedeelte is Brussels, het kleinere gedeelte is Vlaams. Dit is nog niet zeker, maar zoals het er nu naar uitziet, zou de gevangenis volledig op Brussels grondgebied liggen.

 

Les propriétaires concernés sont contactés; nous menons actuellement des discussions avec eux. Notre objectif est de poursuivre ce dossier et de rendre le nouveau complexe opérationnel pour fin 2014-début 2015.

 

In dat dossier wordt op regelmatige basis contact gelegd met alle betrokken actoren. Er werd een werkgroep opgericht die al verschillende keren is samengekomen. Daarin zetelen vertegenwoordigers van Justitie, van de Regie der gebouwen, van het Vlaams Gewest, van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van de gemeente Machelen en van de stad Brussel. Dat zijn met andere woorden alle betrokken lokale, gewestelijke en nationale overheden.

 

Er hebben al drie vergaderingen plaatsgevonden.Vanuit Brussel stuurde men de eerste keer zijn kat. Naar aanleiding daarvan heb ik Charles Picqué en Freddy Thielemans gevraagd of zij al dan niet gewonnen waren voor het idee van een werkgroep. Sindsdien zijn ook zij altijd aanwezig geweest op de werkgroepvergaderingen.

 

In de werkgroep worden alle elementen van het project besproken, inclusief de knelpunten, teneinde tot de best mogelijke oplossing te komen. De bedoeling is een masterplan op te stellen waarin alle bezorgdheden omtrent het project besproken worden. Mogelijke problemen zijn toegankelijkheid, mobiliteit, type van integratie, volume, enzovoort. Het masterplan zou de basis vormen voor een nieuwe DBFM-overeenkomst — Design Built Finance and Maintainance. Er zou een oproep gedaan worden aan consortia die het geheel van architectuur, aanneming, financiering en onderhoud op zich zouden nemen. Dat gebeurde eerder al met vier andere gevangenissen. Zover staan we echter nog lang niet; eerst moet een masterplan tot stand komen.

 

Het project betreft een complex waarin drie verschillende inrichtingen gehuisvest zullen worden. Bepaalde ruimten zouden gemeenschappelijk zijn. Het gaat om een arresthuis met 450 plaatsen, een strafhuis met 450 plaatsen en een vrouwenafdeling met 160 plaatsen. Een aantal administratieve functies kunnen samengenomen worden waardoor een besparing mogelijk wordt. Het is dus ongetwijfeld een voordeel de drie inrichtingen in dezelfde omgeving bij elkaar te bouwen.

 

Il est vrai qu’en ce moment ces trois établissements comptent un peu plus de détenus. Il ne faut pas oublier qu’une capacité supplémentaire sera créée via les quatre prisons que nous allons construire, ce qui mettra fin à la surpopulation dans les établissements existants.

 

À Bruxelles, nous allons prévoir dans ces infrastructures une salle pour le tribunal d’exécution des peines, pour la chambre du conseil et la chambre des mises en accusation ainsi qu’une salle polyvalente hautement sécurisée où, le cas échéant, pourront se tenir des sessions de cours d’assises.

 

Het nieuwe complex wordt gebouwd ter vervanging van de drie inrichtingen te Vorst, Sint-Gillis en Berkendaal. Die inrichtingen zijn verouderd. Wij hebben de beslissing genomen niet te blijven investeren in die gebouwen, wat op termijn toch niet zou resulteren in gebouwen waarin aan humane en waardige detentie kan worden gedaan. Die drie inrichtingen zullen dus worden gesloten. Wat daar dan zal worden gerealiseerd, moet nog worden onderzocht door zij die daarvoor bevoegd zijn. Het ogenblik waarop de regie ze als eigenaar verkoopt, is mede door dat departement te bepalen.

 

Pour ce qui est du transport, nous allons effectivement devoir tenir compte d'une plus grande distance mais avec de bons accords, cela ne doit pas poser de problème. Il serait préférable de trouver un site aussi grand à côté du palais de justice de Bruxelles mais ce n'est pas vraiment réalisable. Cela nous amène à constater que certaines des activités du tribunal de Bruxelles seront organisées de plus en plus souvent ailleurs et qu'au sein du tribunal même, il y aura de moins en moins d'audiences. C'est déjà le cas des juges de paix, du tribunal du commerce, à la fin il y aura le pénal. Tout cela nous demande de réfléchir à l'avenir du palais de justice de Bruxelles.

 

10.04  Bart Laeremans (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig en duidelijk antwoord. U draait dit keer niet rond de pot. Wij weten nu waar wij aan toe zijn.

 

10.05 Minister Stefaan De Clerck: (…)

 

10.06  Bart Laeremans (VB): Als u 60 vragen per dag hebt, is het zo dat het ene antwoord minder duidelijk is dan het andere. Hier is het duidelijk.

 

Ik betreur het dat u de keuze maakt om de gevangenissen van Vorst, Sint-Gillis en Berkendael te sluiten en te slopen. Ik vind het een zeer tragische beslissing, gezien het enorme tekort aan capaciteit. De totale capaciteit zal ongeveer 10 500 plaatsen bedragen. Dat is evenveel als er nu gedetineerden zijn, na enorm pijnlijke noodmaatregelen waarbij u heel wat mensen niet opsluit die volgens de rechter wel moeten worden opgesloten, en waarbij mensen veel te snel worden vrijgelaten.

 

Voorzitter:Sonja Becq.

Présidente: Sonja Becq.

 

Eigenlijk zouden er 15 000 tot 16 000 plaatsen moeten zijn om tegemoet te komen aan wat de rechters aan straffen hebben opgelegd.

 

Zeker in Brussel is die nood zeer groot. Ik heb dat gisteren in het debat ook al gezegd. Er zijn 1 000 cellen voor een bevolking van een miljoen mensen. Een op duizend is het gemiddelde voor het hele land. Brussel heeft echter een meer criminogene bevolking.

 

Ik weet niet of die studies bestaan, maar het zou interessant zijn om verhoudingsgewijs eens na te gaan hoeveel Brusselaars er in de gevangenis zitten en thuishoren. Dat is waarschijnlijk drie keer zo hoog als in West-Vlaanderen of Limburg. Onze schatting is dat er in verhouding zeker 2 500 plaatsen in Brussel zouden moeten zijn, en zeker het dubbele van het aantal plaatsen nu is nodig.

 

Wij zijn het er niet mee eens dat Vorst en Sint-Gillis moeten sluiten. Die instellingen zijn uiteraard aan renovatie toe. Ze zouden bijvoorbeeld perfect kunnen dienen als arresthuis en dat is bovendien dicht bij het justitiepaleis. Dat zou alleen maar voordelen hebben.

 

In het principe zelf dat er een gevangenis moet komen, weg van het centrum, kunnen wij ons wel terugvinden. Met het feit dat het een grote gevangenis van 1 000 plaatsen is, hebben wij ook geen moeite.

 

Wij hebben wel vragen over het afwentelingsbeleid dat opnieuw gebeurt. Men plaatst zaken die in Brussel thuishoren in de Rand, op een plaats waar initieel een bedrijvenzone, in Machelen, zou komen.

 

10.07 Minister Stefaan De Clerck: Als u een voorstel voor een goede site in het centrum van de stad Brussel van 10 tot 20 ha hebt, mag u dat altijd zeggen.

 

10.08  Bart Laeremans (VB): Ik heb te weinig alternatieven. Ik zeg niet dat het daar niet kan. Ik vind het alleen jammer dat het weer eens op de grens is, waardoor heel wat problemen, ook met betrekking tot de mobiliteit, op de Rand worden afgewenteld. Ik geef ruiterlijk toe dat ik geen alternatieven heb.

 

Ik hoop dat men na u tot de vaststelling zal komen dat het nodig zal zijn om de twee instellingen van Sint-Gillis en Vorst alsnog te behouden en dat we op die manier uiteindelijk globaal tot een verdubbeling van de capaciteit kunnen komen, wanneer de geesten daarvoor rijp zijn. Blijkbaar is dat bij u nog niet het geval.

 

10.09  Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour les indications données à propos de ce dossier qui n'en est qu'à ses débuts. Il importera de le suivre. Certes, il prendra un certain temps mais les bases sont lancées et le groupe de travail devra examiner de nombreux points.

 

Ces dernières années, de nombreuses réparations d'urgence ont dû être entreprises pour parer au plus pressé dans ces trois vieux sites. Nous étions loin d'imaginer le coût de ces investissements pour si peu de temps. D'autres choses devraient même encore être réalisées de manière urgente pour le bien-être des détenus.

 

Par ailleurs, si les prisons déménagent, les terrains seront revendus. Probablement M. Picqué a-t-il des idées sur le sujet, puisque c'est sa commune qui est concernée. Vous avez fait le choix de ne pas démolir et reconstruire au même endroit. Il importe que toutes les autorités locales fassent partie du groupe. Il faudra évidemment que l'ensemble des autorités pénitentiaires et tous ceux qui ont une vue prospective sur les nouvelles prisons soient aussi dans le groupe pour que le projet fonctionne.

 

Ai-je bien compris que vous alliez limiter la capacité de l'établissement? En effet, déjà une grande prison de 1 000 personnes n'est pas facile à gérer. J'ai bien compris l'utilité des services communs aux trois prisons avec des économies de service à la clef. Mon souci est que ce nouvel endroit soit conçu de manière optimale pour les politiques pénitentiaires d'exécution des peines adéquates. Si vous pouviez intégrer dans ce groupe de travail tous ceux qui ont une vision moderne de la construction des prisons et de l'ensemble des activités à mettre sur pied en vue de la réinsertion des prisonniers, cela pourrait être un beau projet, dont la difficulté consiste, bien entendu, à transporter les personnes au palais de justice de Bruxelles. Mais vous avez dit que vous comptiez décentrer pas mal d'activités (chambre du conseil, chambre des mises, assises, etc.) à Haren. C'est une grande nouveauté pour le palais de justice de Bruxelles.

 

10.10  Stefaan De Clerck, ministre: Il y a deux semaines, j'ai pu constater la grande créativité des jeunes qui travaillent à l'architecture des prisons. À côté des quatre consortiums désignés et du travail qu'ils réalisent, il y a aussi des professeurs. J'ai donc visité à Anvers une école d'architecture, Artesis Hogeschool, qui a mis tous ses étudiants au travail sur la typologie des prisons. Il est intéressant de voir ces jeunes gens se pencher sur la définition de la prison, sur ses principes de construction, sur les typologies. Ils avaient déterminé six typologies et réalisé des maquettes immenses. Il y a eu tout un débat avec ces jeunes et des responsables du service "Prisons". Il est intéressant de voir tous ces gens repenser la prison et imaginer la prison de l'avenir. Cela nous donnera la possibilité d'élaborer en Belgique des projets exemplaires.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sofie Staelraeve aan de minister van Justitie over "reclameronselaars" (nr. 19332)

- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de woekerpraktijken van een Duitse reclameronselaar" (nr. 19444)

11 Questions jointes de

- Mme Sofie Staelraeve au ministre de la Justice sur "les démarcheurs publicitaires" (n° 19332)

- M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "les pratiques usuraires d'un rabatteur publicitaire allemand" (n° 19444)

 

11.01  Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de minister, het gaat om een probleem dat u bekend is en waarover we al herhaaldelijk gesproken hebben. De laatste keer gebeurde dat in de plenaire vergadering van 22 oktober 2009. U hebt collega De Schamphelaere en mij toen geantwoord dat u de parketten gevraagd hebt om een en ander te bundelen en om cijfers ter beschikking te stellen over de klachten en vervolgingen in 2009. Ik acht de tijd dus rijp om eens te polsen naar de opvolging.

 

Werden die klachten ondertussen gebundeld bij het parket van Brussel? Om hoeveel klachten gaat het voor 2009? Werden zij effectief prioritair behandeld en werd er een modeldossier opgemaakt? Hebt u ondertussen cijfers over het aantal vervolgingen en de stand van zaken in deze vervolgingen?

 

11.02  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat in dezelfde richting en is nog vrij actueel. Er werd onlangs in een specifieke zaak een brief geschreven aan de federale regering door VOKA, de kamer van koophandel Limburg, met betrekking tot een reclameronselaar in Hamburg, Duitsland die nogal flink tekeerging. De brief was oorspronkelijk gericht aan minister Van Quickenborne. Ik heb hem daarover een tweetal weken geleden ondervraagd in deze zaal. Ik ben daar ook nog even op terugkomen tijdens de bespreking van de activiteiten van België op het vlak van Justitie in het raam van het Europees voorzitterschap. U hebt toen een vijftiental items aangehaald. Het antwoord was op dat punt niet zo specifiek omdat er blijkbaar niet concreet in iets voorzien is. Daarom wou ik u toch nog eens expliciet ondervragen in verband met de zaak in Hamburg. Ondertussen weet ik ook dat er een pan-Europese aanpak nodig is. De vraag is echter zeer specifiek wat België wil doen tijdens dat Europees voorzitterschap om het de reclameronselaars wat moeilijker te maken en hen over de grenzen heen aan te pakken.

 

11.03 Minister Stefaan De Clerck: Collega’s, zoals onlangs nog geantwoord op een parlementaire vraag van collega Liesbeth Van der Auwera in opvolging van haar vraag van 22 oktober 2009 kan ik u het volgende mededelen. De aanpak van de reclameronselaars is een relatief complex probleem, omdat men vanuit het buitenland opereert, waar dergelijke praktijken soms wel toegelaten zijn en ook omdat het vanuit juridische oogpunt niet altijd duidelijk is of er sprake is van een strafbaar feit. Het geeft de indruk van een normale commerciële activiteit te zijn.

 

Zo meent de Duitse overheid dat praktijken waarbij reclame wordt geronseld, maar waarbij duidelijk in de kleine lettertjes van het contract is aangegeven dat men moet betalen vóór de inlassing in de reclamegids, juridisch wel degelijk een geldige overeenkomst is. Niet toevallig werken heel wat van de reclameronselaars dan ook vanuit Duitsland. Daarom is een belangrijk instrument in heel de discussie de toepassing in heel Europa van dezelfde eerlijke handelspraktijken. Dat behoort uiteraard tot de bevoegdheid van collega Van Quickenborne, die het dossier zou moeten aankaarten bij zijn collega’s op Europees niveau en dat ook doet. Vermoedelijk biedt het Europees voorzitterschap van ons land in de tweede jaarhelft het nodige gewicht om het probleem op de agenda te krijgen.

 

Dat wil niet zeggen dat Justitie stil blijft zitten, integendeel. Uit recente gegevens waarover ik beschik, blijkt dat de verschillende parketten in ons land wel degelijk actie ondernemen tegen de malafide praktijken die zich voordoen op dit terrein. Zo heeft het parket van Brussel, waar dergelijke dossiers gecentraliseerd zijn, voortaan prioritaire aandacht aan dat soort van misdrijven. Op 28 februari 2008 bijvoorbeeld werd een Duitse onderneming veroordeeld door de correctionele rechtbank van Brussel wegens misleidende reclame. Op 4 maart 2009 heeft het hof van beroep een princiepsvonnis geveld tegen een Spaanse onderneming en een boete opgelegd van 137 500 euro. Daarenboven zou er binnenkort een andere Duitse onderneming worden gedagvaard door het Brusselse parket. Er lopen verschillende onderzoeken tegen andere, illegale ronselaars.

 

Ook de websites van buitenlandse ondernemingen die zich schuldig maken aan dergelijke strafbare feiten, worden ontoegankelijk gemaakt op basis van artikel 39bis van het Wetboek Strafvordering, dat die mogelijkheid toelaat. Er is dus wel een prioritaire aandacht voor dat soort van dossiers en eigenlijk niet enkel in Brussel. Er is mij bijvoorbeeld ook informatie uit de andere parketten bekend, bijvoorbeeld Gent en Charleroi, waar wel degelijk tot vervolging werd overgegaan indien blijkt dat het om een strafbaar feit gaat en die strafrechterlijke kwalificatie mogelijk is. In 2005 werd een vennootschap veroordeeld door de rechtbank van eerste aanleg van Doornik wegens misleidende reclame en het oneigenlijk gebruik van de naam Gouden Gids. Niet alleen gaat het openbaar ministerie ook effectief over tot vervolging, vaak wordt ook samengewerkt met de autoriteiten in andere landen, aangezien er vaak vanuit het buitenland wordt geopereerd.

 

In juni 2007 is er een samenwerking met de Zwitserse autoriteiten geweest. In een andere zaak, in augustus van dit jaar, is het Zwitsers gerecht zelfs overgegaan tot een aantal arrestaties. Er zijn zelfs internationale rogatoire commissies geweest naar Mexico. In samenwerking met Interpol is er een actie op het getouw gezet door de Mexicaanse autoriteiten in een gelijkaardige zaak. Uit de cijfers die ik heb ontvangen van het college van PG’s, blijkt daarenboven niet dat er recent een verhoging van zaken is.

 

Als minister van Justitie heb ik daarenboven de problematiek aangekaart op de vergadering met het College van procureurs-generaal van 6maart 2009. Het college van PG’s heeft vervolgens het dossier geagendeerd bij de werkgroep ecofinanciële en fiscale dossiers, het expertisenetwerk inzake economische, financiële en fiscale dossiers, een netwerk van specialisten van over het hele land dat zich met die materie bezighoudt.

 

Vanaf 29 mei 2009 is dat onderwerp daar aan bod gekomen, alsook op volgende vergaderingen. Daarenboven bepaalt het actieplan 2008-2009 van het college van de PG’s dat ook de strijd wordt aangebonden tegen fictieve domiciliëringen en adressen. Ook dat zou helpen bij het aanpakken van reclameronselaars.

 

Ten slotte, er is een belangrijke rol weggelegd voor de belangenorganisaties, zoals UNIZO en Voka, bij de preventie van dat soort misdrijven. Ondernemers moeten bewust worden gemaakt van de gevaren van die zinloze reclame en moeten worden geïnformeerd over hun rechten. Ook de dienst Controle en Bemiddeling bij de FOD Economie heeft daarin een rol te spelen.

 

Ik meen dus te mogen besluiten dat Justitie wel degelijk actie onderneemt tegen die malafide ondernemingen en ook vooruitgang boekt. Desondanks zal een Europese regeling nodig zijn om overal in Europa dezelfde eerlijke handelspraktijken te doen toepassen, zodat elke lidstaat binnen zijn grondgebied optreedt tegen reclameronselaars op dezelfde basis.

 

11.04  Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de minister, als ik in uw schoenen stond, zou ik niet tevreden zijn met dat antwoord. Ik heb veel verwijzingen naar de periode 2004-2009 gehoord. Mijn vorige vraag dateert van 22 oktober 2009. Wat zou u dan doen? Ik heb heel weinig gehoord over de tussentijd. Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag of de klachten ondertussen bij het parket werden gegroepeerd en over hoeveel vervolgingen het momenteel gaat.

 

U hebt inderdaad gezegd dat er aandacht voor is. Ik geloof dat, maar ik hoor ook niets over een modeldossier.

 

Ik hoor heel veel verwijzingen naar FOD Economie. Ik heb cijfers van de FOD Economie voor 2007, 2008 en 2009, waaruit blijkt dat het aantal vervolgingen en klachten toch ferm is gestegen en dat daarover pv’s zijn opgesteld.

 

11.05 Minister Stefaan De Clerck: Bezorg ze dan eens. Mocht ik in uw schoenen staan, dan zou ik beschaamd zijn om zo te repliceren. Als u cijfers en gegevens van Economie hebt, vraag dan aan de bevoegde minister dat hij die gegevens bezorgt. U moet niet op die manier een vraag stellen.

 

11.06  Sofie Staelraeve (Open Vld): Ik heb een kopie bij.

 

11.07 Minister Stefaan De Clerck: Het expertisenetwerk van alle parketten van heel het land is op mijn verzoek sinds mei eindelijk in actie geschoten. U hebt niet geluisterd naar mijn antwoorden. Geef mij die gegevens. Ik zal ze laten bekijken.

 

11.08  Sofie Staelraeve (Open Vld): U hebt in de plenaire vergadering van 22 oktober gezegd dat u het zou bundelen met de parketten. Ik krijg hierop geen antwoord.

 

11.09 Minister Stefaan De Clerck: U luistert niet naar mijn antwoord.

 

11.10  Sofie Staelraeve (Open Vld): Ik hoor ook geen modeldossier. U zegt integendeel in uw antwoord dat het aantal klachten is afgenomen. Ik krijg geen antwoord op die vraag.

 

11.11 Minister Stefaan De Clerck: Het aantal is stabiel gebleven.

 

11.12  Sofie Staelraeve (Open Vld): Ik begrijp niet goed dat ik dat al niet meer mag signaleren als Parlementslid.

 

11.13 Minister Stefaan De Clerck: Natuurlijk mag u dat signaleren, maar als u zegt dat u meer informatie hebt, moet u ons dat onmiddellijk bezorgen.

 

11.14  Sofie Staelraeve (Open Vld): Ik heb ze hier bij mij.

 

11.15 Minister Stefaan De Clerck: Geef het dan. Dat is ten minste correct parlementair werk. Bezorg het ons dan en vraag dat de economische inspectie de informatie zoveel mogelijk doorgeeft aan het parket. U moet niet op die manier reageren. Ik geef u de informatie vanuit de parketten, vanuit het parket-generaal dat de actie over het hele land groepeert. Bezorg de informatie van de economische inspectie aan die mensen en zij zullen wel kijken hoe het verder wordt opgevolgd.

 

11.16  Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de minister, de cijfers die ik hier bij mij heb en waarvan ik u een kopie zal bezorgen, zijn cijfers van de FOD Economie over klachten bij de economische inspectie. U weet net zo goed als ik dat UNIZO al drie jaar na elkaar zegt dat de organisatie meer dan 2 000 klachten heeft. Ik hoor u nu zeggen dat er niet meer klachten zijn dan in het verleden.

 

Ik verwees naar uw eigen woorden uit de plenaire vergadering dat u een modeldossier zou opstellen en dat de klachten zouden worden gebundeld. Het is toch mijn recht om te vragen wat de stand van zaken is, maar daarop heb ik vandaag geen antwoord gekregen. Ik stel dat vast. Dat is alles.

 

Ik begrijp dat uw antwoord is voorbereid door uw kabinet. U brengt het, maar ik mag daarop toch reageren?

 

11.17 Minister Stefaan De Clerck: Reageer zo in Waregem, maar doe dat niet meer op die manier.

 

11.18  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, ik zit nog wel met drie vragen.

 

Het is niet omdat er in Duitsland geen strafbaar feit wordt vastgesteld, dat er in België geen vervolging is. Als het strafbaar is naar Belgisch recht, treden de parketten op. Dat heb ik begrepen uit uw antwoord.

 

Ten tweede, blijkbaar zijn er ook buiten Brussel arrondissementen die zelf onderzoeken uitvoeren en parketten die zaken aanhangig maken. Daarom zou in het concrete geval van TVV, waarover mijn specifieke vraag ging, het parket van Hasselt of Tongeren kunnen optreden. Dat is een tweede vraag, die voortvloeit uit de discussie.

 

Ten derde, blijkbaar zal er een Duitse firma door het parket van Brussel worden gedagvaard. Gaat het om de firma TVV? Kunt u dat reeds zeggen of kunt u mij dat nog niet zeggen?

 

De kritiek die ik kan leveren, is dat België blijkbaar de gelegenheid toch niet aangrijpt, ondanks het feit dat men 15 (…) heeft gekozen, om het Europees initiatief door te drijven en vooral Duitsland, natuurlijk een machtige lidstaat, erop te wijzen dat praktijken die van daaruit worden gestuurd naar de andere lidstaten, echt wel op het randje zijn.

 

Kan ik op die drie deelvragen nog een antwoord krijgen?

 

De voorzitter: Ik begrijp uit de lichaamstaal dat dat voor een volgende keer zal zijn.

 

11.19  Bert Schoofs (VB): Goed, ik meng mij niet in de ruzies tussen meerderheidspartijen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "het beroep van gerechtsdeurwaarder" (nr. 19378)

12 Question de Mme Sonja Becq au ministre de la Justice sur "la profession d'huissier de justice" (n° 19378)

 

12.01  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb een vraag over de regeling en het statuut van de gerechtsdeurwaarders. Zij hebben een specifieke ambtelijke opdracht, volgens artikel 516 van het Gerechtelijk Wetboek. Zij zijn ook bevoegd voor het opstellen en betekenen van alle exploten, de tenuitvoerlegging van gerechtelijke beslissingen, akten of titels in uitvoerbare vorm. Zij zijn dus eigenlijk ook ministerieel ambtenaar, maar tegelijkertijd oefenen zij ook een vrij beroep uit.

 

Volgens sommigen kunnen gerechtsdeurwaarders als echte ondernemers worden aanzien en moeten zij ook concurrentieel zijn. Dit wil zeggen dat bepaalde gemeenten aanbestedingen uitbesteden en opdrachten toekennen aan de meest concurrentiële gerechtsdeurwaarder. Dat zorgt bij de gerechtsdeurwaarders tot discussie en een verschil in visie. De vraag rijst of een gerechtsdeurwaarder als een ondernemer kan optreden en op die manier zijn openbare functie in diskrediet kan brengen of niet?

 

Mijnheer de minister, wat is uw visie daarover? Kunnen deurwaarders die ministeriële ambtenaren zijn en die werken volgens tarieven van openbare orde tegelijkertijd met ondernemers worden gelijkgesteld en ook onder die voorwaarden werken?

 

In uw beleidsnota wordt verwezen naar een studie omtrent de hervorming van het statuut van de gerechtsdeurwaarders. Wat is de stand van zaken daar? Is deze studie voltooid? Wat houdt deze studie concreet in? Zal dit leiden tot een wetgevend initiatief?

 

12.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, zoals u zelf zegt, oefent de gerechtsdeurwaarder een door de overheid bepaalde, publieke taak uit. Hij is eigenlijk een verlengstuk van het overheidsgezag. In die context dient de gerechtsdeurwaarder niet met een ondernemer te worden gelijkgesteld. Dat is een duidelijk uitgangspunt.

 

De door u geschetste gevolgen zijn dan ook niet aan de orde wanneer het gaat over de wettelijke taken van de gerechtsdeurwaarder, bepaald in artikel 516 van het Gerechtelijk Wetboek.

 

Er is een vonnis van 1 februari 2002 waarbij de rechtbank van eerste aanleg van Luik heeft geoordeeld dat het toegepaste ondernemingsbegrip op de figuur van de gerechtsdeurwaarder wel opgaat voor de buitengerechtelijke en buitenwettelijke activiteiten. Daarom is een genuanceerd antwoord op uw vraag nodig. Het hangt dus af van het soort activiteit dat wordt uitgeoefend.

 

De problematiek die in mijn beleidsnota wordt aangehaald, heeft specifiek betrekking op de toegang tot het ambt van gerechtsdeurwaarder, op de wijze van aanstelling, op het advies en de benoemingsprocedures waar mijn inziens absolute hervormingen nodig zijn, op de wijze van plaatsvervanging, de organisatie van het beroep, de tucht bij de gerechtsdeurwaarders, kortom alle bepalingen die worden geregeld in het Gerechtelijk Wetboek.

 

Ik heb daarover inderdaad een studie aan mijn administratie gevraagd. Een eerste aanzet werd mij onlangs toegezonden. Ik moet daarover nu een overleg organiseren. Dit is een studie die verder moet worden ontwikkeld, een materie die een globale herziening moet krijgen. Daarover werden voorstellen gedaan.

 

12.03  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, u maakt, niet ten onrechte, het onderscheid tussen de wettelijke en de niet-wettelijke taken. Mijn vraag is dan de volgende. In een niet-wettelijke taak, mag de gerechtsdeurwaarder dan de naam van gerechtsdeurwaarder dragen als die een niet-wettelijke taak op zich neemt? Ik weet immers dat er onder andere in heel wat schuldvorderingen wel wat discussie is. Mensen worden misleid door een deurwaarder die een invordering doet met het briefpapier, vermoed ik, van gerechtsdeurwaarder, maar waar het een invordering is die eigenlijk niet vanuit die hoofde een ambtelijke, publieke opdracht is.

 

Ik moet eerlijk toegeven dat ik dat vonnis van 1 februari 2002 niet heb gelezen, maar bestaat er daarover duidelijkheid of onduidelijkheid? Ik kan mij inbeelden dat het voor een stuk ambigu laten tot problemen op het terrein kan leiden. Ik denk dan vooral aan de gewone mensen die voor een stuk misleid kunnen worden.

 

12.04 Minister Stefaan De Clerck: Ik wil geen verklaring afleggen die achteraf op een verkeerde manier wordt uitgelegd, maar het is natuurlijk zo dat in de wettelijke opdrachten een fase van klassieke invordering is. Waar ligt de juiste grens? Wat is een aanvaardbare opdracht van de gerechtsdeurwaarder bij incasso en dergelijke meer? Daar is soms het probleem van de wijze waarop het gebeurt, de economische en commerciële benadering van dat soort van activiteiten. Daar is ook de problematiek van de deontologie en van de tucht en van het juist definiëren aan de orde.

 

Dat is het probleem waar de orde zelf moet aangemaand worden en wordt aangemaand om veel scherper te definiëren, want er zijn soms problemen van houdingen en gedragingen van de gerechtsdeurwaarders die niet aanvaardbaar zijn, waardoor men schade berokkent aan het beroep van gerechtsdeurwaarder, omdat er door bepaalde personen misbruik gemaakt wordt van de titel om activiteiten te plegen die eigenlijk commercieel zijn, maar die dikwijls ook een onaanvaardbaar karakter hebben.

 

Dit hangt dus allemaal een beetje samen. Vandaar is een dringende regeling van hun statuut en van de wetgeving absoluut noodzakelijk om hun opdrachten veel preciezer te definiëren.

 

12.05  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, dan dring ik er toch ook wel op aan dat dit effectief gebeurt. Als zij effectief op grond van een aanbesteding, wat ik hier toch ook hoor, op die manier optreden, dan vraag ik mij af of men bij zo’n globale opdracht nog echt kan zeggen dat men als gerechtsdeurwaarder functioneert of niet. Voor mij blijft toch nog de vraag om dat scherper te stellen.

 

12.06 Minister Stefaan De Clerck: Bij deze beroepen zal men steeds een wettelijk kader hebben versus een deontologie, waarbij men tuchtrechtelijk individueel gedrag moet aanpakken. Het zal steeds een samengaan van beide zijn. Dat is ook zo bij de advocatuur en de notaris. Bij alle vrije beroepen is er dat soort deontologie, wat zeer belangrijk is in die materies.

 

12.07  Sonja Becq (CD&V): Het is echter inderdaad wel mogelijk om dat scherper uit te klaren.

 

12.08 Minister Stefaan De Clerck: Een goede wettelijke basis laat een duidelijker onderscheid toe.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de strijd tegen schijnhuwelijken" (nr. 19501)

13 Question de M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "la lutte contre les mariages de complaisance" (n° 19501)

 

13.01  Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik kan verwijzen naar het antwoord van vorige week, als de minister daarmee akkoord gaat.

 

De voorzitter: Deze vraag is inderdaad blijven hangen. Die vragen zijn vorige week allemaal aan de orde geweest.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "het overleg met de bodes-ter-terechtzitting" (nr. 19509)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de omzendbrief nr. 154" (nr. 19572)

14 Questions jointes de

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "la concertation avec les huissiers d'audience" (n° 19509)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "la circulaire n° 154" (n° 19572)

 

14.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, ik kom terug op uw engagement om verder overleg te plegen over de problematiek rond de stopzetting van de samenwerking met de bodes-ter-terechtzitting.

 

Heeft dat overleg inmiddels plaatsgevonden? Indien dat het geval is, wat was dan het resultaat van het overleg? In verband met de contigentering, zou men gewoon de mathematische oefening gemaakt hebben op basis van de bestaande situatie. Dat zou met zich meebrengen dat de arrondissementen waar vroeger veel uren werden toegekend, vandaag nog steeds veel resturen overhouden, en dat de arrondissementen waar men vroeger zuinig omging met het gebruik van die uren, nu minder resturen hebben.

 

Uit de cijfers en de vergelijkingen die daaruit gemaakt zijn, wil ik het volgende aanhalen. Antwerpen heeft blijkbaar nu nog een rest van 6 626 uren, tegenover Gent die 1 656 uren heeft. Vanwaar komt dat verschil? Heeft men dat onderwerp ook aangehaald op de bespreking die eventueel heeft plaatsgevonden? Hoe zal dat worden opgelost?

 

14.02  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal het zeer kort houden. Ik heb dezelfde vraag, enkel werd het aspect van de Adviesraad van de magistratuur in mijn vraag nog bijkomend vermeld.

 

Het gaat over het feit dat de Adviesraad blijkbaar in de vergadering van 1 januari opmerkingen heeft geformuleerd over de omzendbrief. In de eerste plaats stelt de Adviesraad dat ze voortaan wil deelnemen aan elk overleg over dergelijke hervormingen. In de tweede plaats roept de Adviesraad op om de omzendbrief op te schorten, in afwachting van bijkomend overleg.

 

Mijn vragen zijn de volgende. Klopt het wat de Adviesraad zegt, namelijk niet betrokken te zijn geweest bij het voorafgaande overleg naar aanleiding van de omzendbrief? Welke maatregelen zullen er genomen worden om in de toekomst de dienstverlening te verzekeren bij zittingen waar mensen veelal persoonlijk aanwezig zijn? Ik denk daarbij aan de zittingen van de jeugdrechtbank, de correctionele rechtbank, de politierechtbank, enzovoort. Wat gaat u antwoorden of wat hebt u geantwoord aan de Adviesraad op de vraag tot opschorting?

 

14.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega’s, het globaal debat is bekend. Ik heb daarover al een paar antwoorden gegeven. In het verleden heb ik al aangegeven dat de inzet van de bodes ter terechtzitting historisch is gegroeid. In principe is er geen statuut, noch criteria voor de verdeling over de rechtbanken. Bij de vermindering van de uren werd een louter lineaire verdeelsleutel met een vermindering met tweederden toegepast op de bestaande situatie. Ik heb inderdaad vastgesteld dat het inzetten van de bodes-ter-terechtzitting zeer gevarieerd zou zijn en dat er onevenwichtige situaties zijn ontstaan.

 

Op 3 februari is er overleg geweest met de diverse vertegenwoordigers van de rechterlijke organisatie omtrent de draagwijdte van de omzendbrief nr. 154 en op 4 februari met de vaste vergadering van de korpschefs van de Zetel. Hierbij werd door de rechterlijke overheden aangehaald dat de vermindering van de uren die onevenwichtige situaties nog accentueert. Uiteraard kan ik niet anders dan akkoord gaan met hun verzoek de toegekende uren te herbekijken en mogelijks te herverdelen. Het is ook altijd mijn ambitie geweest om te komen tot een juiste verdeling van de uren zodat de beschikbare middelen optimaal worden aangewend. Ik had trouwens al aangekondigd dat ik bereid was de verdeling te herzien, met het oog op de prioriteiten en de accenten die rechterlijke orde aangeeft.

 

De werkgroep daarvoor is intussen samengesteld en bestaat uit vertegenwoordigers van de magistratuur, van de personeelsdienst bij de FOD Justitie en van de beleidscel. Die werkgroep wordt belast met het uitwerken van een globaal voorstel met betrekking tot het onthaal en het toezicht bij de rechtbank, binnen de budgettaire beperkingen die aan de rechterlijke organisatie zijn opgelegd. Ik heb dus wel een bepaald budgettair globaal kader. Het is de vraag hoe men zich daarbinnen al dan niet schikt. Die nieuwe groep komt dus voor het eerst op 4 maart samen.

 

De beleidscel — en dit is meteen het antwoord op de vraag van collega Lahaye-Battheu — heeft op 3februari een voorbereidend overleg gehad met verschillende vertegenwoordigers. Zoals reeds aangekondigd, heb ik beslist de werkgroep te installeren en hem te belasten met een globaal voorstel.

 

Ik heb echter ook kennis genomen van de bemerkingen van de Adviesraad van de magistratuur. U hebt immers een specifieke vraag daarover gesteld. De strekking van omzendbrief nr. 154 is breder dan louter het statuut en de arbeidsvoorwaarden van de magistraten, waarnaar zij ook verwijzen. Die betreft immers ook en vooral de organisatie van de diensten die de rechterlijke macht bijstaan, zoals de griffies en de onthaaldiensten. De Adviesraad van de magistratuur heeft één deel, terwijl de problematiek een groter geheel behelst. Fundamenteel is het echter zo dat de vertegenwoordigers van de magistratuur voor deze werkgroep werden aangesteld door de vaste vergadering van de korpschefs.

 

De problematiek is als volgt. Wie vertegenwoordigt nu eigenlijk de magistratuur? De Adviesraad, de vaste vergadering of het nieuw op te richten orgaan van het college van de Zetel? Het komt neer op die problematiek. Wie is de spreekbuis? Wie vertegenwoordigt? Wie duidt personen aan in dat type overleg? De vertegenwoordigers zijn door de vaste vergadering van de korpschefs aangeduid om mee te onderhandelen en mee gesprekken te voeren.

 

Die werkgroep start dus op 4 maart. Er zal gezocht moeten worden naar een betere coördinatie van de werkzaamheden van alle personeelsleden die op één of andere manier instaan voor het onthaal van de rechtzoekende. De discussie mag niet beperkt worden tot enkel de verdeling van het tijdscontingent van de bodes-ter-zitting.

 

We zullen moeten kijken wat de onthaalbedienden al dan niet doen. Ik sta open voor alle suggesties. Financieel moeten we rekening houden met de globale enveloppes om tot een regeling te kunnen komen. Tot er een consensus is binnen die werkgroep over de tegenvoorstellen met betrekking tot de organisatie van het onthaal en de inzet van bodes-ter-zitting blijft de omzendbrief van kracht. Ik blijf dus bij mijn omzendbrief en verwacht dat er nu zo snel mogelijk een akkoord geformuleerd kan worden dat de nieuwe basis kan vormen voor de organisatie van de activiteiten.

 

Dit is ook een discussie waar arbeidsrechtelijke aspecten bij betrokken zijn. Die mensen zijn gepensioneerd maar werken en krijgen vergoedingen. Welk sociaal statuut is op hen van toepassing? Die materie is ongeregeld gebleven sinds 1963. Ook dat is een probleem dat aan het licht komt en waarvoor een oplossing gezocht moet worden.

 

14.04  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, ik ben blij dat u niet hebt stilgezeten, dat er overleg werd gepleegd met de betrokkenen en dat u bovendien ook zoekt naar een evenwichtige verdeling van de beschikbare middelen. U heeft uiteraard maar zoveel als er beschikbaar is.

 

Het is juist dat in bepaalde rechtbanken onthaalbedienden werken. Die kunnen in een aantal gerechtshoven ongetwijfeld bepaalde taken overnemen. In het vredegerecht van het tweede kanton in Aalst worden echter jaarlijks ongeveer 4 000 vonnissen uitgesproken, à rato van drie zittingen per week. Dat is slechts één voorbeeld, maar hetzelfde geldt voor het eerste kanton. Ongetwijfeld zijn er nog andere vredegerechten waar er geen onthaalbedienden zijn en waar men toch veel mensen over de vloer krijgt. Ook bij de jeugdrechtbanken is dat zo.

 

Dat is allemaal al aangekaart geweest dus we moeten die discussie niet opnieuw voeren. Het is echter wel een punt dat aandacht verdient. Ik ben blij dat u zoekt naar een evenwichtige verdeling, maar u moet toch ook nog eens kijken naar de effectieve en pertinente noden die er zijn, en niet alleen aandacht hebben voor de verdeling. In de jeugdrechtbank in Dendermonde bijvoorbeeld, staan soms honderd mensen op de gang, onder wie sommigen niet altijd een even goede verstandhouding met elkaar hebben.

 

Er zijn dikwijls jongeren aanwezig. U kunt zich de situatie levendig inbeelden. Het is heel vaak nuttig dat daar effectief een bode aanwezig is om de zittingen in goede banen te leiden. Het gaat dus niet alleen over een evenwichtige verdeling. Er moet ook aandacht zijn voor het ledigen van de noden die er ongetwijfeld zijn.

 

We zullen terugkomen op het onderwerp om het dossier op te volgen en de verdere stand van zaken te vernemen.

 

14.05  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, ik hoop vooral dat men in de werkgroep zijn verantwoordelijkheid zal opnemen, want we weten dat er misbruiken zijn. We weten dat er een ongelijke verdeling van uren is. De bedoeling is dat de bodes kunnen blijven functioneren waar ze nodig zijn, op zittingen waar veel mensen in persoon aanwezig zijn. Ik denk dat er een belangrijke verantwoordelijkheid ligt bij de werkgroep. Ik hoop dat we op korte termijn, in de loop van de maand maart, tot een resultaat zullen komen.

 

Voor de petite histoire wil ik nog verwijzen naar een Belgabericht van vandaag. Ik weet niet of u het hebt gelezen. De correctionele rechtbank in Charleroi heeft een beklaagde veroordeeld tot een werkstraf van 90 uur. En wat is die werkstraf? Hij moet werken als bode in het justitiepaleis. Dat wilde ik nog even meedelen. Ik denk ook niet dat dat de bedoeling moet zijn.

 

14.06 Minister Stefaan De Clerck: Rechters kunnen soms creatief zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de veroordeling van de ambtenaar van de burgerlijke stand tot betaling van een rechtsplegingsvergoeding in het kader van een procedure tegen een weigering tot huwelijksvoltrekking" (nr. 19575)

15 Question de M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "la condamnation de l'officier de l'état civil à payer une indemnité de procédure dans le cadre d'une procédure contre le refus de célébrer un mariage" (n° 19575)

 

15.01  Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag handelt over het volgende. Een ambtenaar van de burgerlijke stand kan, indien hij vermoedens heeft dat een huwelijk niet omwille van rechtsgeldige gronden wordt afgesloten, weigeren om dat huwelijk te voltrekken. Op dat ogenblik is het zo dat de kandidaat-huwenden die geconfronteerd worden met zo’n weigering tot huwelijksvoltrekking, naar de burgerlijke rechtbank kunnen stappen en daar overgaan tot dagvaarding van de ambtenaar van de burgerlijke stand om toch opnieuw de mogelijkheid te krijgen om te huwen.

 

In het raam van een dergelijke burgerlijke rechtsprocedure kan het komen tot een veroordeling van die ambtenaar van de burgerlijke stand met het gevolg dat een eventuele rechtsplegingvergoeding kan worden opgelegd ten gunste van de kandidaat-huwenden die in die hypothese gelijk krijgen, en ten laste van de ambtenaar van de burgerlijke stand, die in eer en geweten aanvankelijk had geoordeeld dat hij er beter niet aan deed om het huwelijk te voltrekken, omwille van vermoedens van schijnhuwelijk.

 

Nu is het zo, mijnheer de minister, dat wij onlangs in het nieuwe artikel 1022 een paragraaf hebben toegevoegd waarin staat dat de procureur, het parket, het openbaar ministerie, als zij een rechtsvordering in een burgerlijke procedure bijtreden niet kunnen veroordeeld worden tot betaling van een rechtsplegingvergoeding. Het idee was dat het openbaar ministerie altijd vrij en zonder financiële druk, in het raam van de handhaving van de openbare orde, burgerlijk moeten kunnen procederen zonder de angst te hebben om die rechtsplegingvergoeding ten laste te krijgen. Wat een ambtenaar van de burgerlijke stand hier doet, is net hetzelfde. Als die ambtenaar van de burgerlijke stand, in eer en geweten – en dat is ook zijn rol – oordeelt dat het hier gaat over een eventueel schijnhuwelijk, en dus beslist om het niet te voltrekken, treedt hij in de voetsporen van het openbaar ministerie dat eventueel zegt niet akkoord te gaan met dat huwelijk.

 

Vandaar heb ik concreet volgende vragen.

 

Kan de ambtenaar van de burgerlijke stand die in het ongelijk wordt gesteld in het raam van een procedure tot weigering huwelijksvoltrekking volgens u worden veroordeeld tot betaling van een rechtsplegingvergoeding op basis van artikel 1022? Tot op heden gebeurt het. Er zijn ambtenaren die zelfs ten persoonlijke titel veroordeeld werden tot betaling van die rechtsplegingvergoeding.

 

Ik vraag in mijn tweede deel van mijn vraag naar de eventuele rechtspraak dienaangaande.

 

Ten derde, - en dat zou eventueel de oplossing kunnen zijn voor het hele probleem - wat vindt u van een eventuele aanpassing van artikel 1022 laatste lid waarin wij onlangs hebben ingeschreven dat als het openbaar ministerie tussenbeide komt in een burgerlijke zaak en ongelijk krijgt, geen rechtsplegingvergoeding kan verschuldigd zijn, zodat een gelijkaardige procedure zou worden toegekend in het voordeel van de ambtenaar van de burgerlijke stand, die in eer en geweten aanvankelijk zou hebben beslist dat hij beter het huwelijk weigert, ook al krijgt hij naderhand eventueel ongelijk van een burgerlijke rechtbank.

 

15.02 Minister Stefaan De Clerck: Collega, in het raam van de procedure op grond van artikel 167, laatste lid van het Burgerlijk Wetboek wordt de vordering gericht tegen de ambtenaar van de burgerlijke stand die geweigerd heeft het huwelijk te voltrekken, rekening houdend met zijn opdracht en zijn autonomie bij de uitoefening ervan, is de vordering inderdaad tegen hem gericht en niet tegen de gemeente of de Belgische staat. In dat opzicht kan hij als procespartij veroordeeld worden tot de rechtsplegingsvergoeding in toepassing van artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. Binnen de rechtspraak blijkt er in casu geen uniformiteit te bestaan bij de veroordeling van de ambtenaar van de burgerlijke stand tot de gedingkosten. Zo besliste het hof van beroep van Brussel in een arrest van 22 december 2008 om de ambtenaar van de burgerlijke stand te veroordelen tot de kosten van het beroep maar oordeelde het hof daarbij dat de eerste rechter terecht de kosten tussen de partijen compenseerde. In een vonnis van 10 februari 2009 oordeelde de rechtbank van Brussel dat het gezien de draagwijdte van het contentieux onredelijk zou zijn om de ambtenaar van de burgerlijke stand systematisch tot de rechtsplegingsvergoeding te veroordelen. Uit navraag blijkt dat sommige gerechten de ambtenaar van de burgerlijke stand dan weer wel tot de rechtsplegingsvergoeding veroordelen. Andere gerechten slaan de kosten tussen partijen om.

 

Ik ben het met u eens dat we hier over een situatie spreken die in de lijn ligt van de recente wijziging van de regelgeving op de verhaalbaarheid van de erelonen. Net zoals het openbaar ministerie in burgerlijke zaken het algemeen belang verdedigt en dit in volle onafhankelijkheid moet kunnen doen, zonder rekening te houden met enig financieel risico, behartigt de ambtenaar van de burgerlijke stand evenzeer het algemeen belang en geen eigen belang.

 

De ontwerptekst inzake de strijd tegen de schijnhuwelijken zal alvast instrumenten aanreiken waardoor de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn beslissing met betere kennis van zaken kan nemen. Zo zal hij naast het advies dat hij aan het parket vraagt ook toegang hebben tot een gegevensbank waaruit hij zal kunnen afleiden welke stappen de huwelijkskandidaten reeds hebben genomen en zal hij zo ook kennis hebben van eventuele beslissingen die in deze context door andere autoriteiten worden genomen. In de toekomst zullen er dus hopelijk bijkomende middelen en mogelijkheden zijn.

 

15.03  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, ik meen dat u mijn bekommernis een beetje deelt in uw antwoord en dat u het ook niet echt billijk vindt dat een ambtenaar van de burgerlijke stand wordt veroordeeld tot die rechtsplegingsvergoeding. Ik leid hier misschien wat te direct uit af dat u eventueel niet afkerig zou staan ten opzichte van een parlementair initiatief dienaangaande. We kunnen dat dan ook onder artikel 1022 brengen, net als het parket. Ik zal in die zin een wetsvoorstel voorbereiden en indienen. We kunnen dat dan tezijnertijd bespreken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vraag van de heer Baeselen is uitgesteld.

 

16 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de vrijlating van de moordenaar van politieagent Marc Munten" (nr. 19627)

- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "de detentie onder elektronisch toezicht van Mohamed Hammani" (nr. 19631)

- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "het elektronisch toezicht voor Mohamed Hammani" (nr. 19774)

16 Questions jointes de

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "la libération du meurtrier du policier Marc Munten" (n° 19627)

- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "la détention sous surveillance électronique de M. Mohamed Hammani" (n° 19631)

- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "la surveillance électronique pour Mohamed Hammani" (n° 19774)

 

16.01  Carina Van Cauter (Open Vld): mijnheer de minister, jammer genoeg kwam politieagent in dienst Mark Munte negen jaar geleden om toen hij tijdens een interventie werd doodgeschoten. Zijn moordenaar werd gevat en veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaar cel. Inmiddels heeft de strafuitvoeringsrechtbank beslist om hem, met het oog op zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling, onder elektronisch toezicht te plaatsen.

 

Ik heb de weduwe in een pakkend politie-interview gehoord. Zij was blijkbaar niet op de hoogte van de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank.

 

Is dit correct? Werd de betrokkene niet uitgenodigd naar aanleiding van de behandeling voor de strafuitvoeringsrechtbank? Werd zij ook niet op de hoogte gebracht van de beslissing? Is dit de normale gang van zaken of zijn er fouten gebeurd?

 

16.02  Bart Laeremans (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een bijzonder tragisch dossier dat van aard is om het vertrouwen niet alleen van mevrouw Munten maar van de hele bevolking in de justitie ten zeerste op de proef te stellen. Het gaat hier om een notoire gangster die bij verschillende veroordelingen in totaal 30 jaar cel heeft opgelopen, 4 jaar, 6 jaar en uiteindelijk 20 jaar, voor het neerschieten van politieman Marc Munten.

 

Daarbij heeft hij een voorkeursbehandeling gekregen of toch kunnen rekenen op heel veel geluk. Tot grote consternatie van de politie werd hij door assisen uiteindelijk niet veroordeeld voor doodslag maar wel voor slagen en verwondingen, waardoor hij een zeer gunstige straf van amper 20 jaar heeft gekregen. Hij heeft geluk gehad, ook al, omdat die straf niet werd beschouwd als een recidive, terwijl hij nochtans in het verleden ook reeds veroordeeld was, waardoor hij volgens de wet-Lejeune niet na tweederde maar reeds na eenderde zou kunnen vrijkomen.

 

Dan is er echter iets zeer ernstig gebeurd. Dat is dan de volledige verantwoordelijkheid van justitie en van de minister van Justitie, van uw voorganger Laurette Onkelinx. Zij heeft die straffen samengevoegd, alhoewel de rechter dat uitdrukkelijk niet had gedaan, en zich dus als het ware in de plaats van de rechter gezet.

 

Daar komt nu nog eens bij dat de betrokkene nu blijkbaar ook nog eens de gunstmaatregel van de enkelband krijgt, na toch wel de vele zeer zwaarwichtige feiten en het beschieten en doden van een politieman met een kalasjnikov. Dat gebeurt dan nog in een tijd dat iedereen inziet dat het verwonden en zeker het doden van politiemensen veel zwaarder moet gesanctioneerd worden.

 

Ik kan dan ook ten zeerste de woedende reactie van de echtgenote begrijpen. In die context is het helemaal onbegrijpelijk dat zij zelf gewoon niet op de hoogte wordt gesteld van een beslissing inzake enkelband. Ik kan ten volle begrip opbrengen voor haar immense wantrouwen in justitie.

 

Werd de toekenning van een bijzonder gunstregime, de enkelband, boven op de gunst van de opslorping, gemotiveerd? Ik weet wel dat u niet het recht hebt om zich in de plaats te stellen van de strafuitvoeringsrechtbank, die kan beoordelen, maar u kunt wel objectieve gegevens geven. Werd het gemotiveerd? Kunt u de voorwaarden van het elektronisch toezicht van Hammani toelichten?

 

Justitie zou de nabestaanden niet ingelicht hebben over de vrijlating. Hoe kon dit gebeuren? Wie is hier in de fout gegaan? Wat zijn de regels inzake de verwittiging bij enkelbanddetentie? Of is het gewoon niet nodig dat men verwittigt?

 

Ik kom toch graag even terug op het besluit van 2 januari 2007, waarin die opslorping werd toegekend, terwijl dat destijds door het hof van assisen juist niet is gebeurd. Kunt u dat ministerieel besluit voorleggen?

 

Ik heb vroeger contact gehad met de medewerker van minister Vandeurzen, de heer De Bock, maar die heeft het mij niet kunnen bezorgen. Met de vakantie en de verkiezingen is het dossier wat blijven liggen, maar ik heb de jongste dagen opnieuw contact gehad met uw medewerkster, mevrouw Bleyenberg, om het document te kunnen krijgen of om in de verf te zetten dat ik het document echt wil, maar zij kan het ook niet verkrijgen. Ik kan mij niet inbeelden dat het document spoorloos zou zijn. Dat moet bestaan. Justitie moet toch een archief hebben van de eigen ministeriële besluiten, ook al worden ze niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad omdat het om individuele gevallen gaat. Dat document moet bestaan en moet minstens in het strafdossier zitten.

 

Ik vraag u als Parlementslid inzage in dat document om te weten op basis van welke motieven hij destijds dat gunstsysteem van de opslorping heeft gekregen. Volgens mij is dat wederrechtelijk en is artikel 65 hier niet correct toegepast. U zult mij ongetwijfeld meer informatie kunnen bezorgen.

 

16.03  Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de minister, ik zal de feiten niet meer herhalen. Ik heb wel twee concrete vragen over de zaak.

 

Ten eerste, kloppen de gegevens dat de weduwe niet op de hoogte werd gebracht van de uitspraak en van de vrijlating onder elektronisch toezicht?

 

Ten tweede, u kunt niet oordelen in de plaats van de strafuitvoeringsrechtbanken, maar hebt u kennis van de redenen waarom het elektronisch toezicht werd toegekend?

 

16.04 Minister Stefaan De Clerck: Er is in het verleden al toelichting gegeven over het dossier van de betreffende veroordeelde met betrekking tot de kwestie van de samenloop van misdrijven. Ik heb toen uitgelegd dat daarbij ambtshalve toepassing werd gemaakt van de wettelijke bepalingen omtrent de samenloop van misdrijven uit het Strafwetboek. Ik kan u het ministerieel besluit van 2 januari 2007 betreffende de technische genade aan Hammani niet overhandigen, omdat het een individuele casus betreft. Ik heb destijds de uitleg gegeven dat het louter ging om de ambtshalve toepassing van de regels van de samenloop, die gelden voor alle veroordeelden volgens ons Strafwetboek.

 

Wat betreft de toekenning van het regime van het elektronisch toezicht gaat het om een beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank, die krachtens de wet van 17 mei 2006 op de externe rechtspositie de enige bevoegde instantie is om te beslissen over de toekenning van dat regime voor veroordeelden met straffen van meer dan drie jaar in het totaal. De strafuitvoeringsrechtbank van Brussel velde hieromtrent een vonnis op 8 februari 2010. De veroordeelde dient in het kader van dat regime een twaalftal voorwaarden na te leven. De niet-naleving van de voorwaarden kan leiden tot het intrekken van het elektronisch toezicht en de werderopsluiting in de gevangenis. Het vonnis is onder andere gemotiveerd met de toetsing aan de wettelijke criteria.

 

Er is een valabel reclasseringsplan, er is opvang in familiaal milieu en er is tewerkstelling. Bovendien zal de heer Hammani begeleid worden door een externe psychologische dienst en door een justitieassistent. Er is eveneens een formeel engagement om de burgerlijke partij volgens substantiële maandelijkse afbetalingen te vergoeden.

 

De betrokkene is eveneens gebonden aan een strak uurrooster. Dat wil zeggen dat hij zich op vooraf afgesproken momenten buitenshuis mag begeven om naar werk en therapie te gaan en daarnaast verplicht is in zijn woning te blijven. Het niet respecteren van het uurrooster resulteert in onmiddellijk alarm, interventie vanwege de dienst Elektronisch Toezicht en melding aan het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank. De betrokkene heeft ook het verbod om zich te begeven in de brede omgeving van zijn slachtoffers.

 

Het vonnis vermeldt dat de weduwe van het slachtoffer uitvoerig is gehoord tijdens de debatten en dat er tijdens die debatten gesprekken zijn geweest tussen haar en de veroordeelde. De procureur-generaal van Brussel deelde mij in een brief van 22 februari mee dat de strafuitvoeringsrechtbank op 9 februari 2010 zowel de weduwe van het slachtoffer als haar advocaat schriftelijk op de hoogte heeft gebracht van de toekenning van het elektronisch toezicht en van de na te leven slachtoffergerichte voorwaarden door de veroordeelde.

 

De weduwe van het slachtoffer werd ingelicht op het door haar daartoe opgegeven adres, zijnde de dienst Slachtofferonthaal van Brussel.

 

Naar aanleiding van het beantwoorden van de parlementaire vraag wens ik uiteraard ten aanzien van haar uiting te geven van mijn begrip voor die moeilijke situatie en voor die verwittiging die op de dienst Slachtofferonthaal van Brussel is toegekomen. Het adres was opgegeven en dat is te wijten aan het formaliseren van procedures, wat soms een ongewenst effect sorteert. Ik wil al mijn gevoelens van medeleven betuigen over alles wat in dat dossier is gebeurd. Hier is de procedure gevolgd. Spijtig genoeg is die informatie verstrekt via de dienst Slachtofferonthaal en niet rechtstreeks.

 

16.05  Bart Laeremans (VB): Het formalisme toont nog eens de kilheid aan waarmee sommige ambtenaren bij Justitie optreden. Als men zich al moet verschuilen achter een verkeerd adres, dan gaat het toch wel ver.

 

16.06 Minister Stefaan De Clerck: Dat adres werd nu eenmaal opgegeven. Informatie diende te verlopen via de dienst Slachtofferonthaal.

 

16.07  Bart Laeremans (VB): Het had toch wel anders gekund, dat voelt u zelf ook aan. Zij sprak in elk geval de waarheid toen ze zei dat ze zelf niet werd verwittigd. Ligt de fout niet bij de diensten die Slachtofferonthaal hebben ingelicht, dan ligt die bij Slachtofferonthaal. Die mevrouw is het toevallig aan de weet gekomen via een politieman en zij is er helemaal van onder de voet. Zij legt de schuld van de niet-verwittiging natuurlijk bij Justitie en dat is nog correct ook.

 

Ik vind het heel vreemd, mijnheer de minister, dat u in een individueel geval geen besluit kunt voorleggen. Ik denk dat ik als Parlementslid recht heb op inzage. U twijfelt precies. Ik zal hierop doorgaan, want ik vind dat ik de motieven moet kennen. U hebt gezegd dat artikel 65 moest worden ingeroepen. Dat is niet van toepassing. Ik denk dat hier onterecht een zeer zware gunstmaatregel is toegekend aan de betrokkene, nadat hij in het verleden al een aantal gunsten heeft gekregen.

 

U zegt dat u het besluit mij niet kunt geven. Ik denk zelfs dat u in de materiële onmogelijkheid verkeert om het mij te geven, want personen van uw eigen diensten zeggen dat zij het niet terugvinden. Ik vind het zeer problematisch dat er geen kopie bestaat van het ministerieel besluit dat een minister heeft uitgevaardigd. Ik kan daarmee niet leven, want die documenten hebben belangrijke rechtsgevolgen, in dit geval de vervroegde gunstmaatregel.

 

16.08 Minister Stefaan De Clerck: Alleen de rechtstreekse betrokkenen hebben daar recht op. Het besluit zit in het dossier. In het kader van de privacy is het de regel dat zo'n besluit aan het dossier wordt toegevoegd. Dat dossier is enkel toegankelijk voor de betrokken persoon, het parket, de politie of het slachtoffer. Dat is de regel.

 

16.09  Bart Laeremans (VB): Daarmee kan ik instemmen. U zegt nu dat mevrouw zelf een kopie kan aanvragen.

 

16.10 Minister Stefaan De Clerck: Dat denk ik. Dat is het principe. Alleen de betrokken categorieën hebben de toegang tot de stukken. Dat komt niet in de openbaarheid. Het dossier van de strafuitvoeringsrechtbank is niet toegankelijk voor iedereen.

 

16.11  Bart Laeremans (VB): Ik bezorg de betrokkene de tekst van mijn vraag en het antwoord. Zij zal de beslissing kunnen opvragen.

 

Ik blijf het zeer vreemd vinden dat een minister een beslissing, die aan de rechter zelf toekomt en die de rechter bewust niet heeft genomen, een beschermingsmaatregel of een gunstmaatregel toekent aan een notoire gangster. Hij heeft de dood van een politieman op zijn geweten. Dat is zeer schrijnend. Het is een voorbeeld van een extreme welwillendheid ten gunste van een gangster, en dan nog in de situatie van de dood van een politieman. Mijn hoofd kan daar niet bij. Om een of andere reden stond men heel welwillend tegenover die familie. Noem het een extreme vorm van dienstbetoon waarbij ik de grootst mogelijke vragen heb.

 

16.12  Els De Rammelaere (N-VA): Het is jammer dat een slachtoffer door zo'n formalisme niet op de hoogte wordt gesteld. Dat mag niet meer gebeuren.

 

Ik heb een dubbel gevoel bij de uitspraak van de strafuitvoeringsrechtbank. Het is zijn autonome bevoegdheid. Hij is er blijkbaar niet licht overgegaan, gezien de voorwaarden die u vernoemt. De betrokkene moet zich aan een strikt uurrooster houden.

 

Anderzijds vind ik het een verkeerd signaal. Morgen stemmen wij over de wet die feiten op agenten zwaarder bestraft, maar tegelijk stellen wij vast dat die straffen niet worden uitgezeten. Dat geeft een dubbel gevoel. Het gevoel van straffeloosheid welt op bij de slachtoffers.

 

Er wordt een verkeerd signaal gegeven. Ik begrijp wel dat het de autonome bevoegdheid is van de strafuitvoeringsrechtbank.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de in het nationaal veiligheidsplan aangekondigde initiatieven op het vlak van justitie" (nr. 19599)

17 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "les initiatives en matière de justice annoncées dans le plan national de sécurité" (n° 19599)

 

17.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, het nationaal Veiligheidsplan werd door de regering goedgekeurd op 1 februari 2008, dus twee jaar geleden, en hier ter bespreking voorgelegd. Het Veiligheidsplan somt vooral prioriteiten voor de federale politie op, maar legt eveneens nieuwe accenten op het vlak van het strafrechtelijk beleid.

 

In het plan is onder andere sprake van de rationalisering van de instroom van processen-verbaal. Hierbij kwamen onder andere aan bod: het ambtshalve politioneel onderzoek, het vereenvoudigd proces-verbaal, en een uniforme systematische registratie van jonge veelplegers, zoals het heet. Ook een beter recherchemanagement en de toepassing van gewapend bestuursrecht werden aangekondigd.

 

Welke initiatieven zijn genomen inzake de geciteerde domeinen? Zullen er nog bijkomende initiatieven genomen worden? Zo ja, binnen welke termijn?

 

17.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega, het nationaal veiligheidsplan voorziet in het kader van een geoptimaliseerd strafrechtelijk beleid in bijzondere aandacht voor de verbetering van de werkrelatie en de coördinatie tussen het optreden van het openbaar ministerie en de politie. Een belangrijke doelstelling die vooropgesteld werd, was het rationaliseren van de instroom van de processen-verbaal. Op 1 juli 2005 werd bij omzendbrief Col 8/2005 het toepassingsveld van het APO, het ambtshalve politioneel onderzoek en het VPV op eenvormige wijze uitgebreid tot alle gerechtelijke arrondissementen.

 

Bovendien werd deze omzendbrief op 15 maart 2007 aangepast op basis van de voorziene evaluatie. Voorzien is dat alle misdrijven kunnen worden behandeld via dat ambtshalve politioneel onderzoek, dit op uitzondering van misdrijven omwille van hun ernstig karakter, omwille van een noodzakelijke snelle tussenkomst van het openbaar ministerie.

 

Er dient te worden vastgesteld dat de onderrichtingen nu reeds in een nationale toepassing voorzien. Op dit ogenblik voorziet de Col 8/2005 in een lijst van misdrijven waarvoor de politie de aangifte kan registreren onder de vorm van een VPV. Het lijkt niet echt aangewezen deze lijst te herzien vermits voor de procureur des Konings de mogelijkheid bestaat om binnen zijn eigen vervolgingsprioriteiten eigen accenten te leggen door interne verschuivingen tussen APO en VPV. Het recherchemanagement is in feite een onderdeel van de strijd tegen de gerechtelijke achterstand en de bewaking van de doorlooptijden zoals deze als absolute prioriteit werden opgenomen in de beleidsplannen van het openbaar ministerie van 25 juni 2007 en 3 juli 2008.

 

Onder impuls van een werkgroep werd er een draaiboek opgesteld “strijd tegen de gerechtelijke achterstand, beheersing en bewaking van het gerechtelijk onderzoek en de doorlooptijd”. Er is onder meer in voorzien dat binnen een parket een of meerder magistraten worden aangeduid die in het bijzonder verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de interne kwaliteitsbewaking en de bewaking van de nieuwe werkwijzen. Bovendien wordt er feedback gegeven aan de politie.

 

De acties vermeld in het nationaal veiligheidsplan werden uitgevoerd. Dit betekent dat de aanbevelingen van de werkgroep partnership zoveel als mogelijk werden uitgevoerd. Deze aanbevelingen werden door de federale gerechtelijke politie toegezonden aan alle procureurs des Konings en aan alle gerechtelijke directeurs. Deze laatsten werden gevraagd in samenwerking met de procureurs des Konings een arrondissementeel project op te zetten voor de implementatie van de aanbevelingen. Eind 2009 waren voor gans België 52 % van deze aanbevelingen gerealiseerd.

 

Aangaande de registratie van veelplegers is er in nauwe samenwerking met het college van PG’s, de steundienst Informatica van de FOD Justitie en de raad van de procureurs des Konings overgegaan tot de oprichting van een nationale antecedentendatabank. Bij het invoeren van de identiteitsgegevens van een verdachte in het systeem zullen voor zover aanwezig, onmiddellijk al zijn voorgaanden op parketniveau gekend zijn.

 

Met betrekking tot het gewapend bestuur, kan ik verwijzen naar mijn collega van Binnenlandse Zaken.

 

De opgestarte projecten worden nauwgezet opgevolgd en voortgezet op het niveau van de arrondissementen. Ik denk dat daar de nodige opvolging gebeurt in het kader van het nationaal veiligheidsplan, natuurlijk zeker wat de invalshoek Justitie betreft.

 

17.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Bedankt mijnheer de minister, ik heb geen repliek.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de minister van Justitie over "de collectieve schadeclaims" (nr.19640)

- mevrouw Marie-Christine Marghem aan de minister van Justitie over "de vergoeding van slachtoffers van technologische schade" (nr. 19764)

18 Questions jointes de

- M. Peter Logghe au ministre de la Justice sur "les plaintes collectives en dommages et intérêts" (n° 19640)

- Mme Marie-Christine Marghem au ministre de la Justice sur "l'indemnisation des victimes de dommages technologiques" (n° 19764)

 

18.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de toestand op het vlak van rampen is vrij ernstig. We hebben de jongste jaren toch enkele rampen gehad. Gellingen is er één van, met 132 slachtoffers, waarvan er 12 een uitkering zouden hebben gekregen via de speciale minnelijke schikking van de verschillende verzekeraars. U kent de situatie, want ik heb u daarover al enkele keren ondervraagd. Er zijn nog meer dan 100 wachtenden die de minnelijke schikking van de verzekeraars niet helemaal vertrouwen en liever wachten op de gerechtelijke afhandeling, wat misschien meer zal opleveren.

 

Ook bij de treinramp in Buizingen met ongeveer twintig doden, valt te vrezen dat de slachtoffers opnieuw voor een lange lijdensweg staan, hoewel er berichten zijn dat vanuit de NMBS voorschotten zouden worden betaald.

 

Die twee zaken vormen eigenlijk gewoon de aanleiding voor mijn vraag. Mijnheer de minister, u hebt al enkele keren aangekondigd dat er een wetsontwerp op komst is betreffende de collectieve schadeclaims.

 

Hoe ver staat men daarmee?

 

Verdient het geen aanbeveling om haast te maken van dit wetsontwerp, zeker in het raam van de jongste ramp in Buizingen?

 

Mijn derde vraag is waarschijnlijk de belangrijkste. Zijn er mogelijk tegengestelde visies van de verschillende politieke partijen met betrekking tot de totstandkoming van het wetsontwerp? Gaan alle politieke partijen akkoord dat alle slachtoffers, ook diegenen die zich geen burgerlijke partij hebben gesteld, automatisch in de collectieve schadeclaim zijn begrepen?

 

Ik zou graag een woordje uitleg krijgen bij de stand van zaken.

 

18.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, ik heb inderdaad reeds vroeger geantwoord. Ik heb gezegd dat de regering ervoor opteert om de adviezen van Hoge Raad voor de Justitie en de Raad voor het Verbruik af te wachten. Het advies van de Hoge Raad voor de Justitie liet langer dan gedacht op zich wachten, maar is intussen binnen. De Raad voor het Verbruik engageert zich uiteindelijk toch om tegen half april een visie te bezorgen. Dat ligt reeds een tijdje daar. Wij hadden gehoopt om dat reeds vroeger te krijgen. Wij vinden het echter nogal essentieel dat wij al die partners consulteren daarover op basis van de voorstellen die er liggen. Wij hebben de ambitie om ondertussen verder te gaan.

 

Op 29 januari is er daarover nog een IKW geweest. Zodra het advies van de Raad voor het Verbruik binnen is, zullen de werkzaamheden worden hervat en kan het relatief snel gaan, zo hoop ik toch, gelet op het binnen de regering reeds ruim uitgevoerde werk in dit toch complexe en delicate dossier.

 

Wanneer de wettelijke regeling er uiteindelijk zal komen, hangt niet alleen van de regering af, maar ook van een aantal andere actoren die zich daarin aangesproken voelen, de hele verzekeringssector, de advocatuur, mensen uit sociaal-economische omgevingen, die zijn allemaal zeer begaan met het hele dossier.

 

Ik zou graag snel vooruitgaan, omdat ik vind dat er steeds meer dossiers zijn met die collectiviteit van schadelijders, zodat dit beter georganiseerd wordt en zodat dit niet afhangt van individueel gedrag en verschillend gedrag, zodat er veel gemakkelijker kan gepraat worden, zodat er veel gemakkelijker kan onderhandeld worden.

 

Dit is dus een noodzakelijke evolutie. Ik herhaal het steeds, ik denk niet dat wij daarvoor in Amerikaanse toestanden moeten terechtkomen waarbij dat soort procedures wordt gecommercialiseerd en geëxploiteerd. Ik hoop dat wij daarvoor een verstandige, Europese of Belgische oplossing, vinden.

 

A suivre en voor mij hoe rapper hoe beter.

 

18.03  Peter Logghe (VB): Dit antwoord voldoet niet helemaal, mijnheer de minister. U kunt waarschijnlijk niet meer dan vaststellen dat het advies van de Hoge Raad voor het Verbruik nog niet is aangekomen. Ik kan u wel zeggen dat een van uw eigen regeringspartijen gisteren heeft aangekondigd dat mevrouw Marghem haar wetsvoorstel betreffende natuurrampen opnieuw zal indienen. Zij wil wat druk op de ketel zetten en daar is ook nood aan. Wij zijn al maanden bezig en ik begrijp dat er adviezen moeten worden gegeven, maar het is toch in hoge mate…

 

18.04 Minister Stefaan De Clerck: Het is altijd grondig te werk gaan en consulteren. Dat is het managen van dat soort van complexe dossiers.

 

18.05  Peter Logghe (VB): Te vrezen valt dat de mensen die in Buizingen betrokken waren bij die ramp ook weer weg zijn voor een lijdensweg. Wij zullen deze zaak blijven opvolgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19 Questions jointes de

- M. Xavier Baeselen au ministre de la Justice sur "les mineurs détenus trop longtemps" (n° 19644)

- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "l'incarcération de jeunes délinquants" (n° 19646)

- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "le trop long enfermement de jeunes" (n° 19722)

19 Samengevoegde vragen van

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Justitie over "de minderjarigen die te lang opgesloten blijven" (nr. 19644)

- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "de opsluiting van jeugddelinquenten" (nr. 19646)

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "het te lang opsluiten van jongeren" (nr. 19722)“

 

19.01  Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de minister, wij konden in de pers lezen dat een aantal jeugddelinquenten te lang in de gevangenis zit. Het gaat om jongeren die uit handen gegeven werden door de jeugdrechter, om als volwassene te worden berecht. Nu blijkt dat de termijn die zij dikwijls, naar analogie van een voorlopige hechtenis, in een gesloten jeugdinstelling moeten doorbrengen, niet in aanmerking wordt genomen om hun volledige hechtenis te berekenen.

 

Kloppen die berichten? Over hoeveel jongeren gaat het? Wat is de periode dat zij te lang in de gevangenis zouden blijven? Hoe kan dat worden rechtgezet?

 

19.02  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de vraagstelling van mijn collega. Blijkbaar houdt men bij de strafberekening geen rekening met gegevens waarover men niet zou beschikken. Dat lijkt me zeer eigenaardig, aangezien men toch het dossier van de betrokkene moet kunnen opvolgen, zodat men weet door wie hij doorverwezen is en van waar hij komt. Blijkbaar wordt een en ander niet in rekening gebracht bij het bepalen van de termijn en dat is zeer raar.

 

Vandaar mijn vraag of dat wel klopt. Zo ja, hoe kan het dat er geen vorm van informatiedoorstroming is geregeld naar de dienst Gevangeniswezen? Of vraagt de dienst gevangeniswezen niet de juist informatie op? Het is ook daar traditiegetrouw zoeken naar de eindverantwoordelijke voor het bijeen brengen van de juiste gegevens.

 

Hoeveel jongeren zitten er nu nog vast, terwijl ze in feite al vrij zouden moeten zijn? Met andere woorden, zijn er nog jongeren die in aanmerking komen voor de misberekening? Hoe kan die praktijk rechtgezet worden?

 

19.03  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, la problématique évoquée par mes précédents collègues concernait la période de détention provisoire qui n'est pas comptabilisée. Mes questions rejoignent aussi celles de mes collègues à propos du nombre de dossiers concernés potentiellement par la non-application de cette législation.

 

Monsieur le ministre, comment expliquez-vous cette situation? Comment remédier à ce dysfonctionnement?

 

S'agit-il uniquement d'un problème de communication entre les Communautés et le niveau fédéral? Serait-ce un problème d'ordre technique et pratico-pratique? Ou bien existe-t-il un problème plus fondamental derrière la non-application de cette législation?

 

À cause de cela, aujourd'hui, certains mineurs sont placés dans une situation plus défavorable que des majeurs qui, automatiquement, se voient soustraire la détention préventive de leur période de détention.

 

19.04 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, artikel 30, tweede alinea van het Strafwetboek, zoals gewijzigd door de wet van 2006, stelt dat elke voorlopige maatregel tot plaatsing in een gesloten instelling van een minderjarige die in verdenking wordt gesteld van een als misdrijf omschreven feit, hetzij op basis van artikel 52 quater van de Jeugdbeschermingswet, hetzij op basis van de wet van 1 maart 2002 inzake voorlopige plaatsing in een gesloten Federale instelling, in mindering wordt gebracht van de duur van de vrijheidsbeperkende straffen waartoe iemand veroordeeld werd na een uithandengeving ten gevolge van de toepassing van artikel 57 bis van de wet op de jeugdbescherming. Die verrekening is echter onderworpen aan dezelfde voorwaarden als de voorlopige hechtenis. Het moet namelijk krachtens artikel 30, alinea 1 gaan om een hechtenis ondergaan wegens de inbreuk die aanleiding geeft tot de veroordeling. Dat is dezelfde filosofie.

 

Bij het berekenen van de straf door het directoraat-generaal EPI wordt er rekening gehouden met alle detenties die reeds door de veroordeelde zijn ondergaan. De wijzen waarop de exacte berekeningen gebeuren, zijn voorzien in een aantal ministeriele omzendbrieven en worden geoperationaliseerd via het SIDIS-GRIFFIE-programma. Om een correcte berekening te maken heeft het directoraat-generaal EPI nood aan alle informatie. Die discussie hebben we gisteren ook al aangehaald in het kader van de nota.

 

De problematiek wat betreft de opgesloten minderjarigen is de volgende. Het directoraat-generaal EPI beschikt niet rechtstreeks over de informatie van de opsluiting in een jeugdinstelling. Het feit dat de minderjarige opgesloten is geweest, en de duur van de opsluiting, maakt immers geen deel uit van het dossier dat het gevangeniswezen in zijn bezig heeft. Er kan dus niet op systematische wijze met die gegevens rekening gehouden worden bij de berekening van de straf.

 

Er blijkt momenteel dat er geen automatische informatiestroom bestaat vanuit het parket naar het gevangeniswezen toe. Wanneer het directoraat-generaal EPI wel de informatie krijgt dat de veroordeelde voor bepaalde duur in een jeugdinstelling opgesloten is geweest, wordt dat uiteraard in acht genomen bij de berekening van de straf. Die informatie is afkomstig ofwel van het Parket, ofwel van de veroordeelde zelf. Dat gebeurt echter blijkbaar niet systematisch, en daar zit natuurlijk het probleem.

 

Over hoeveel dossiers het gaat, kan het directoraat-generaal EPI mij ook niet vertellen. Het probleem was dus als zodanig niet geïdentificeerd en de berekening kon nog niet worden gemaakt. Ik zet het punt natuurlijk onmiddellijk op de agenda van het volgende college van de PG’s om ervoor te zorgen dat er een systematische doorstroming mogelijk is, want de huidige situatie kan niet.

 

19.05  Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de voorzitter, het is ongelooflijk dat de detentieperiode afhangt van het al dan niet bestaan van een informatiestroom van het parket naar het directoraat-generaal of van de mededelingen die de veroordeelde zelf zou doen. Dat is niet meer van deze tijd. In uw nota had u het over een uniek slachtofferdossier. U mag daar een hoofdstukje aan toevoegen, met name dat van een uniek daderdossier. Alle kenmerken moeten op zijn minst zijn gekend. Zoiets mag echt niet meer gebeuren.

 

19.06 Minister Stefaan De Clerck: De hele procedure rond het opvolgen van daders zou ooit moeten gebeuren volgens dezelfde filosofie als in de gezondheidszorg. Dat is één van de dromen van een ICT-omgeving Justitie. First things first. Eerst moet de politieparketten worden geïnformatiseerd, maar in feite zou ook een uniek dossier moeten bestaan waarop iedereen zich kan enten en waardoor iedereen alle informatie heeft. Dat is de informaticaoplossing die we nodig hebben.

 

19.07  Els De Rammelaere (N-VA): Ik ben blij dat u die mening deelt.

 

19.08  Renaat Landuyt (sp.a): Ik heb begrepen dat het college van PG’s zal kijken hoe ze in de toekomst beter informatie kunnen laten doorstromen. Dat in afwachting van het realiseren van andere dromen.

 

Er is iets dat ik niet begrijp. U citeert het bewuste artikel waarin staat dat men met alles rekening moet houden. Dan zegt u dat het niet kan want niet alles zit in het dossier. Er is dus onduidelijkheid en de mogelijkheid bestaat dat mensen te lang vastgehouden worden. Dat zal niet de teneur zijn van het antwoord, denk ik, maar u zegt dat de termijn niet berekend kon worden dus werd het niet gedaan. Dat gaat letterlijk in tegen de wet.

 

In afwachting van de informatica zijn er dus een aantal onwettelijkheden die rechtgezet moeten worden. Dat is de kern van het probleem dat publiek werd aangekaart. Ik zie echter niet direct een oplossing. Als u hier formeel bevestigt dat er dossiers zijn waarin men, tegen de wet in, verkeerd berekent omdat er gegevens ontbreken. Dat betekent natuurlijk dat er in de praktijk één en ander moet rechtgezet worden. Men zou moeten gaan zoeken over wie het gaat en of die mensen niet moeten worden vrijgelaten als zij te lang vastzitten.

 

19.09 Minister Stefaan De Clerck: Het is niet zo dat er nergens rekening mee gehouden werd. Er is geen automatische doorstroming van informatie naar het gevangenisdossier.

 

19.10  Renaat Landuyt (sp.a): Ik begrijp wel hoe zo’n antwoord gemaakt wordt, maar de teneur is dat als wij het weten, wij er rekening mee houden, omdat de wet het voorschrijft, maar dat als wij het niet weten, wij er geen rekening mee houden. Met andere woorden, er bestaan effectief gevallen van personen die onwettig vastzitten.

 

19.11 Minister Stefaan De Clerck: Dat sluit ik niet uit.

 

19.12  Renaat Landuyt (sp.a): Wij weten dat er mensen onwettig vastzitten. Wij weten niet of het er 1 is, of 10. Wordt dat nu op een of andere manier nagegaan? Dat is natuurlijk een kwestie van alle gevangenissen af te lopen. In het licht van de wettekst hebben is het onze plicht om dat te doen. Dat begrijp ik niet uit uw antwoord. Het college gaat voor de toekomst een doorstromingsmechanisme onderzoeken. Nu bestaat echter de kans dat er een paar jongeren in de gevangenis zitten zonder wettige verantwoording. Wij weten het. Wat gaan wij eraan doen?

 

19.13 Minister Stefaan De Clerck: Het doel van de bespreking met het college is niet alleen om de toekomstige doorstroming te organiseren. Het college gaat dat niet praktisch organiseren, maar het moet wel de instructie geven. Tegelijk moet er een studie gemaakt worden — ook over het verleden — inzake mensen die in de gevangenis zitten en die mogelijk in aanmerking zouden komen. Mochten er zich nieuwe situaties voordoen, zal het onmiddellijk gerealiseerd worden, maar het aantal dat aan die voorwaarden voldoet is relatief beperkt.

 

Ik bevestig dat ik de correctie van de lopende dossiers zo vlug mogelijk bespreek met het college en met de administratie. Uiteraard zal worden geprobeerd om dit in de toekomst op een gestructureerde manier aan te pakken. Naar mijn mening is er terecht een probleem gesignaleerd.

 

19.14  Xavier Baeselen (MR): Nous sommes bien au pays de Magritte! Des gens sont condamnés à des peines de prison qu’ils ne feront pas. Comme vous le dites, nous ne connaissons pas le nombre de cas.

 

Manifestement, des gens se trouvent en détention alors qu’ils ne doivent plus s’y trouver. C’est donc une détention abusive qui peut déboucher sur des actions en justice et à une mise en cause de la responsabilité de l’État.

 

Je prends note que vous souhaitez aborder ce problème rapidement avec le Collège des procureurs généraux. Cela ne résout évidemment pas la question d’un certain nombre de personnes qui seraient dans cette situation et qui sont naturellement fondées à introduire toutes les actions pour détention illégale.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Samengevoegde vragen van

- de heer Luk Van Biesen aan de minister van Justitie over "de veiligheid in de gevangenissen" (nr. 19655)

- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de stand van zaken met betrekking tot de maatregelen inzake de beveiliging van gevangenissen" (nr. 19668)

20 Questions jointes de

- M. Luk Van Biesen au ministre de la Justice sur "la sécurité dans les prisons" (n° 19655)

- M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "l'état d'avancement des mesures prises pour sécuriser les prisons" (n° 19668)

 

20.01  Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de minister, als u mij het antwoord geeft, zal ik de vraag niet stellen.

 

20.02 Minister Stefaan De Clerck: Ik heb ook cijfers. Het gaat over de ontsnapping uit de gevangenis van Haren tijdens de eindejaarsperiode?

 

De voorzitter: Neen, het betreft de vraag over de beveiliging van de gevangenissen.

 

20.03  Raf Terwingen (CD&V): Het is een algemene vraag over de beveiliging van de gevangenissen.

 

20.04 Minister Stefaan De Clerck: Welk agendapunt is dat?

 

De voorzitter: Agendapunt nr. 55.

 

20.05  Raf Terwingen (CD&V): De vraag is misschien samengevoegd met de vraag van de heer Van Biesen.

 

20.06 Minister Stefaan De Clerck: Over het geheel van de ontsnappingen?

 

20.07  Raf Terwingen (CD&V): De vraag gaat over de verschillende aangekondigde beveiligingsmaatregelen in gevangenissen, zoals helikopterafweer, vingerafdrukken enzovoort.

 

20.08 Minister Stefaan De Clerck: Ik zal u dat antwoord meegeven.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.09 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17.09 heures.