Commissie
voor de Landsverdediging |
Commission de la Défense nationale |
van Woensdag 5 juli 2017 Voormiddag ______ |
du Mercredi 5 juillet 2017 Matin ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.10 uur en voorgezeten door mevrouw Karolien Grosemans.
La réunion publique de commission est ouverte à 10.10 heures et présidée par Mme Karolien Grosemans.
- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de vertraging en de problemen van de F-35-gevechtsvliegtuigen" (nr. 18595)
- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de vertraging en de problemen van de F-35-gevechtsvliegtuigen" (nr. 18810)
- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le retard et les problèmes liés aux avions de combat F-35" (n° 18595)
- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le retard et les problèmes liés aux avions de combat F-35" (n° 18810)
En raison d'un problème technique, une partie de l'enregistrement digital fait défaut. Pour les questions jointes n°s 18595 et 18810 de M. Alain Top, le compte rendu se base exceptionnellement sur le texte remis par l'auteur.
Ten gevolge van een technisch mankement ontbreekt
een deel van de digitale geluidsopname. Voor de samengevoegde vragen
nrs. 18595 en 18810 van de heer Alain Top steunt het verslag uitzonderlijk
op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01.01 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, de F-35 kampt met softwareproblemen, waardoor de testfase tijdrovender wordt. De vertraging leidt bovendien wellicht tot 1,7 miljard dollar meerkosten. ln een nota van 11 december 2015 stelde de toenmalige Amerikaanse directeur voor de evaluatie van de vliegtuigen, Michael Gilmore, reeds dat er meer testen nodig waren, waardoor de officiële planning van de technologische ontwikkelingen niet realistisch was.
Dit rapport was zeker niet het eerste signaal van problemen rond de F-35. Een jaar eerder bleek al dat het kanon, één van de belangrijkste wapens aan boord, niet werkt. Dit ondanks het feit dat er zeven jaar aan gesleuteld werd én ondanks een ontwikkelingskostprijs van meer dan 700 miljard euro.
Het Pentagon hield in het verleden bij alle problemen, ook al zijn dit er te veel om op te noemen, vol dat de deadline van 2017 niet in gevaar zou komen. lntussen waarschuwen de F-35-ingenieurs voor een vertraging van vijf maanden door de problemen in de systeemsoftware van de vliegtuigen. Volgens andere bronnen is dit zelfs optimistisch. Er dreigt bijgevolg een uitstel voor het geplande begin van de volwaardige productielijnen voor de F-35. De beslissing daartoe, na de huidige testfase, is intussen al gepland voor april 2019.
Daarnaast bleek op 13 juni dat een vijftigtal Amerikaanse F-35's niet meer het luchtruim in kunnen wegens problemen met de zuurstofvoorraad voor de piloten. Deze maatregel komt er ten gevolge van vijf incidenten waarbij de piloten een zuurstoftekort dreigden te ondervinden. Telkens trad het noodzuurstofsysteem gelukkig wel in werking.
Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen.
Ten eerste, wat is uw oordeel over de berichten met betrekking tot de moeilijkheden bij de ontwikkelingen rond de F-35?
Ten tweede, het groot aantal problemen roept vele vragen op. Zo zei men eerder al dat een grote hoeveelheid test points niet uitgevoerd zou worden om de deadlineproblemen tegen te gaan. Dit gaat uiteraard ten koste van de veiligheid. Wordt er binnen Defensie voldoende aandacht geschonken aan deze problematiek?
Ten derde, de achterstand loopt steeds verder op. Denkt u dat dit problemen kan opleveren in het geval dat België kiest voor de F-35?
Ten vierde, in welke mate hebben de extra kosten gevolgen voor ons land, in het geval de regering dit type vliegtuig kiest?
Ten vijfde, uit de RfGP is het mij niet duidelijk welke timing ons land kleeft op de gevraagde capaciteiten. Moeten vliegtuigen die capaciteit op vandaag bezitten of is het voldoende om aan te geven dat men de gevraagde capaciteiten tegen de leverdatum zal bezitten?
Ten zesde, wat is het effect van de importheffing van Trump op de prijzen van dit toestel?
01.02 Minister Steven Vandeput: (…) deelnemen aan de wedstrijd. Hen is alles duidelijk. Als het niet duidelijk was, hebben ze de kans gekregen om vragen te stellen. Ze hebben in dat opzicht ook bezoeken afgelegd.
Zoals u weet, is de verwervingsprocedure gestart. Het zou ongepast zijn voor mij als minister om vandaag over welke kandidaat dan ook uitspraken te doen. Ik stel mij bij dezen wel de vraag of ik uw vraag niet moet opnemen in het transparantieregister, want uw continue bezorgdheid over één welbepaalde fabrikant die zou deelnemen via het staatsagentschap aan onze RfGP, onze vraag aan de markt, doet mij vermoeden dat u optreedt als lobbyist voor de betreffende firma.
01.03 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik durf het woord zelfs niet uit te spreken om u te danken voor het antwoord.
Ik ben beschaamd in uw plaats dat u zelfs geen antwoord durft te bieden op een verduidelijking die ik vraag aangaande de request. Ik vraag u gewoon een verduidelijking over de capaciteiten. Moeten ze vandaag aanwezig zijn of moeten zij bij de leverdatum aanwezig zijn? Daarop geeft u zelfs geen antwoord. Is dat omdat u niet wil of omdat u het ook niet weet? De insinuaties…
01.04 Minister Steven Vandeput: Als u de RfGP hebt gelezen – ik vermoed dat u dat hebt gedaan – dan zal u daarin vaststellen dat wij geen capaciteiten vragen, maar oplossingen voor specifieke scenario’s die wij voorleggen. Wij vragen aan de verschillende staatsagentschappen om aan te geven in welke mate zij antwoorden geven op die verschillende zaken.
01.05 Alain Top (sp.a): En dus heb ik nog altijd geen antwoord gekregen. Is dat tegen 2018, wanneer u van plan bent een bestelling te plaatsen, of tegen de eerste leveringsdatum van het eerste vliegtuig? Ik heb nog altijd geen antwoord gekregen. Of wij nu over capaciteiten spreken of over iets anders, mijn vraag is bij dezen niet beantwoord.
De insinuatie dat ik tot de lobbyisten van een of andere constructeur zou behoren, is voor uw rekening. Ik vind het in ieder geval heel spijtig dat u de moeite niet doet om een antwoord te geven op de gestelde vragen.
01.06 Minister Steven Vandeput: Ik heb u gezegd dat ik geen uitspraken doe over specifieke leveranciers, mijnheer Top. Dat heb ik u gezegd en dat zal ik aanhouden totdat wij onze keuze hebben gemaakt.
01.07 Alain Top (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik wil graag nog een antwoord krijgen op mijn laatste vraag die ik had toegevoegd. Wat is het effect van de importheffing van Trump op de prijs van het toestel? Dat heeft niets met de inhoud van het request te maken. Dat gaat gewoon over de prijzen.
01.08 Minister Steven Vandeput: Ook daarop kan ik u een heel helder antwoord geven.
Vandaag hebben wij geen prijzen, van geen enkele constructeur, dus ik kan daar ook geen antwoord op geven.
01.09 Alain Top (sp.a): Het gaat niet over de prijzen van de toestellen, het gaat over de heffing, mijnheer de minister.
01.10 Minister Steven Vandeput: Als ik het goed begrijp, vraagt u wat de impact zal zijn van een importheffing die Trump zou heffen op geïmporteerde elementen in de States op een export die de States zouden doen. Ik kan daarover geen uitspraak doen, mijnheer Top.
01.11 Alain Top (sp.a): Ik neem daar akte van.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "munitie voor de strijd in Mosul" (nr. 18616)
02 Question de M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les munitions utilisées dans le cadre des affrontements de Mossoul" (n° 18616)
02.01 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, in een interview in De Morgen van 15 november 2016 zegt generaal Vansina: "Wij nemen zo veel mogelijk maatregelen die de kans op burgerslachtoffers zo klein mogelijk moet maken." Verder: "Dat zal een stuk moeilijker zijn als de strijd in Mosul ook meer in de stadskern plaatsvindt. Wij hebben nieuwe munitie besteld die maar half zoveel explosieve lading heeft en daardoor wel bruikbaar is in dichtbevolkte gebieden. Zolang die er niet is zullen wij opdrachten in woonzones moeten weigeren." Intussen is de evolutie in Mosul al een heel stuk gevorderd. Tijdens het perspunt van Defensie in maart 2017 werd geen melding gemaakt van zogenaamde small diameter bombs. De lichtste bom waarvan sprake tijdens het perspunt weegt 500.
Zoals gezegd, de strijd in Mosul is al een hele tijd gevorderd maar ik heb toch nog vragen over de specifieke munitie.
Welke munitie werd besteld voor de strijd in Mosul? Is deze munitie intussen geleverd? Zo niet, voor wanneer is de levering gepland? De strijd om Mosul is de laatste maanden inderdaad in de stadskern uitgevochten. Welke munitie heeft België eventueel gebruikt? Zijn er effectief opdrachten in woonzones geweigerd wegens die niet beschikbare munitie?
02.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Top, in het kader van de strijd tegen IS in Mosul worden — trouwens zoals elders want het is de enige soort bom die wij gebruiken — gps-geleide bommen van het type GBU-38 en lasergeleide bommen van het type GBU-12, gebruikt. Onze F-16's krijgen alleen doelwitten toegewezen waarvoor deze munitietypes kunnen worden gebruikt, zoals toegelicht in de commissie achter gesloten deuren. Zoals u weet, mijnheer Top, spreek ik in openbare vergadering niet over de rules of engagement. Ik verwijs naar de commissie voor de Opvolging van de Buitenlandse Zendingen, achter gesloten deuren, waarvan u trouwens zelf deel uitmaakt.
Wat betreft de small diameter bombs die op termijn gepland zijn voor de Belgische wapenstock, deze bieden een extra capaciteit. Zij zullen inderdaad nog minder collaterale schade veroorzaken. De eerste bestellingen zijn gebeurd. De eerste levering zal echter niet voor eerstdaags zijn, maar is te verwachten vanaf 2019.
02.03 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ter verduidelijking, heb ik het laatste wat u zei goed begrepen: levering vanaf 2019?
02.04 Minister Steven Vandeput: Ja.
02.05 Alain Top (sp.a): Dan heb ik geen extra vragen meer.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de uitvoering van de strategische visie" (nr. 18617)
03 Question de M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la réalisation de la vision stratégique" (n° 18617)
03.01 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, bijna een jaar geleden verscheen uw plan voor de toekomst van de Belgische Defensie of de strategische visie. Onlangs hebben wij het plan in boekvorm ontvangen.
In het plan worden enkele lijnen voor de toekomst uitgezet. Zo zullen de personeelskosten van 78 naar 49 % worden gebracht tegen 2030, wat concreet betekent dat er in 2030 nog 25 000 voltijdse equivalenten werkzaam zullen zijn binnen de personeelsenvelop van Defensie. De strategische visie stelt voorop dat de verschillende krachtlijnen zo snel mogelijk in concrete implementatieplannen zullen worden gegoten. De daling in personeel resulteert ongetwijfeld ook in een dalende vraag naar infrastructuur. Op het vlak van kazernes zal de regering keuzes moeten maken. U zou die keuzes in 2016 maken of minstens voorleggen. Ondertussen zijn we weer een halfjaar verder en de recente superministerraad zou zich verder verdiepen in het dossier. Dat was althans aangekondigd, maar wij hebben daar niets van gemerkt.
Ik heb daarover de volgende vragen.
Werd het dossier rond de kazernes besproken op de superministerraad? Indien ja, wat is de stand van zaken? Indien nee, komt dat dossier alsnog aan bod?
Wat zijn de volgende stappen die zullen worden gezet in het kader van uw strategische visie?
03.02 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Top, de extra Ministerraad van 14 mei ging over interne veiligheid. U hebt ongetwijfeld in de pers kunnen lezen welke beslissingen die dag genomen zijn. Wat u het kazerneplan noemt noch de aanpassing van de pensioenleeftijd noch het budget van Defensie waren onderwerp van de agenda.
Zoals ik al meermaals heb meegedeeld, zijn de plannen voor de optimale geografische inplanting van de militaire kwartieren, wat mij betreft klaar. Die plannen werden in nauwe samenwerking uitgewerkt door mijn diensten en de Defensiestaf. Zolang daarover geen algemene goedkeuring is, heb ik de taak als vakminister om mijn departement als een goede huisvader te beheren. Dat wil zeggen dat ik de nodige maatregelen zal nemen om de efficiëntie van Defensie te verhogen en om de goede werking te verzekeren.
Zoals aangekondigd in de strategische visie werd die vertaald in een lange lijst met werven en domeinen, zoals de investeringen, outsourcing van niet-militairspecifieke functies, de modernisering van het personeelsbeleid, competence development enzovoort. Zo zullen bijvoorbeeld de aankoopdossiers in de komende weken en maanden aan de parlementaire commissie voor de Legeraankopen en –verkopen worden voorgelegd. Een aantal dossiers werd al voorgelegd. Een aantal is ook al gepasseerd.
De drie grote dimensies, lucht, land en zee, werden hier reeds besproken. De noodzakelijke, wettelijke aanpassingen inzake het personeels- en vormingsbeleid zullen eveneens via de geëigende procedures en dus ook via het Parlement verlopen. Ik verwijs daarvoor naar onze vergadering van vorige week.
Wat de pensioenen betreft, zoals reeds gezegd in antwoorden op meerdere parlementaire vragen, werd er met de vakbonden overeengekomen dat zij begin 2017 een memorandum zouden indienen met al hun vragen betreffende de pensioenhervorming. Dit werd reeds twee keer met hen besproken om ons – het kabinet van Defensie – de mogelijkheid te bieden de volledige toedracht van het memorandum uit te leggen aan het kabinet van Pensioenen.
Ondertussen wordt er zowel op technisch als op politiek niveau doorgewerkt aan transitiemaatregelen die zowel een impact zullen hebben op het budgettaire luik van het dossier als op de kwantitatieve en kwalitatieve evolutie van de effectieven van Defensie. Ik kan nogmaals herhalen dat de doelstellingen, vermeld in de strategische visie, voor aantallen en gemiddelde leeftijden onverkort dienen te worden nageleefd.
Wat de zware beroepen betreft, wens ik nogmaals te melden dat de hervorming van het preferentiële pensioenstelsel van de militairen gepaard gaat met de invoering van het nieuwe pensioenstelsel dat rekening zou moeten houden met de zwaarte van het beroep. Dit is een bevoegdheid van de Nationale Pensioencommissie en de bevoegde minister. Voor dit laatste zal de regering dan ook een standpunt innemen, na voorstel van de Nationale Pensioencommissie. Dit gebeurt onder de bevoegdheid van de minister van Pensioenen, zoals ik reeds zei.
Tot slot, kom ik aan de defensie-inspanning. Met de strategische visie zal de defensie-inspanning stijgen naar 1,3 % van het bruto binnenlands product tegen 2030. Tot daar heeft de regering het actueel goedgekeurd. Als de regering meent dat zij onder Amerikaanse druk meer zou moeten doen, dan moet de regering dit beslissen. Meer doen, betekent keuzes maken en dat kan alleen de voltallige regering.
Tot zover voer ik uit waarover wij ons binnen de regering eens hebben verklaard.
03.03 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, dank u wel voor uw uitleg in verband met de verdere uitvoering van het strategisch plan.
Er zijn volgens mij nog heel wat heikele punten waarover een beslissing moet worden genomen. Ik zal er twee vermelden die u zelf voor een stuk hebt aangegeven.
Het gaat dan over de pensioenproblematiek, gekoppeld aan de problematiek inzake uw standpunt en doelstelling om tot 25 000 voltijdse equivalenten te komen. Deze problematiek zal moeten worden besproken in het Nationaal Pensioencomité. Ik wacht op de voorstellen en besluiten van het Nationaal Pensioencomité om te zien in hoeverre uw strategische visie realistisch uitvoerbaar blijft en of ze niet moet worden bijgestuurd. Dat zal binnenkort opnieuw op de agenda komen.
Een tweede punt dat mij nog altijd verontrust, u hebt daarnet gezegd dat wij uitvoeren wat is beslist. U voert dus niet uit wat niet is beslist. In uw strategisch plan stond een voorstel tot rationalisatie van de kazernering. U zegt dat uw plan klaar is. Ik stel vast dat er geen eensgezindheid bestaat binnen de regering over de kazernering en dat er dus volgens mij deze legislatuur geen enkel besluit meer zal worden genomen. De ongerustheid bij het personeel zal dus blijven. Mensen weten niet of ze nog in de kazerne in hun streek kunnen blijven. Die ongerustheid, die al een aantal maanden, tot zelfs een jaar leeft, zal dus minstens aanhouden tot het einde van deze legislatuur.
03.04 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Top, ik deel uw obsessie met het sluiten van kazernes niet. Wij hebben gezegd dat we zullen rationaliseren en dat zijn wij aan het doen. Het is een evidentie dat er ergens in de toekomst, op de weg naar die 25 000 man, ook iets moet gebeuren op het vlak van de kazernes. Ik heb daarvoor een voorstel klaar. Ik zal uitvoeren zoals het moet, maar zolang er geen algemeen akkoord is, is er geen akkoord. Zo simpel is dat.
U draait de zaken om. Het is niet omdat ik zeg dat ik uitvoer wat is beslist, dat ik niet doe wat ik binnen mijn bevoegdheid naar best vermogen kan doen. Als u graag leeft op zogenaamd opgeklopte onzekerheid, dan kan ik maar een zaak zeggen: zolang er niets is aangekondigd en veranderd, zal er voor de mensen in de verschillende kazernes ook niets veranderen. Wij hebben lang geleden met de bonden afgesproken dat er geen wijzigingen zullen worden doorgevoerd die niet minstens een jaar op voorhand worden meegedeeld.
03.05 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik insinueer niets en ik klop het niet op. Dat stond in de strategische visie. U hebt een rationalisering aangekondigd in uw strategische visie. U hebt dus een donderwolk boven de kazernes gehangen die voor ongerustheid zorgt bij de militairen. Ik klop het niet op, u hebt dat aangekondigd. U zegt zelfs meer. U zegt dat uw plan klaar is en dan stel ik alleen maar vast dat er binnen de voltallige regering geen eensgezindheid bestaat en dat u de militairen ongerust houdt. U bent de man die het strategisch plan heeft opgesteld.
03.06 Minister Steven Vandeput: Ik zeg de militairen dat ze minstens een jaar op voorhand zullen weten wat er gaat gebeuren. Dat zeg ik.
03.07 Alain Top (sp.a): Een jaar op voorhand? Dus ze weten het nog niet. Het zal lang duren. Het zal uitgesteld worden.
03.08 Minister Steven Vandeput: Het komt u natuurlijk goed uit om het te blijven opkloppen, onder andere via de bonden, terwijl dat absoluut niet noodzakelijk is. Als u graag kazernes sluit, u doet maar. Het is niet mijn ambitie om kazernes te sluiten. Laat mij daarover heel duidelijk zijn. Het is mijn ambitie om Defensie te brengen daar waar ze moet zijn. Daarvoor hebben wij een strategische visie uitgeschreven.
03.09 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, het is ook niet mijn ambitie. U hebt die strategische visie geschreven met een item Rationalisering van de Kazernes. Dit is uw plan. U hebt die ongerustheid veroorzaakt, niemand anders. Als daarover vragen gesteld worden, doet u alsof het de schuld is van een ander. U hebt uw strategisch plan ingediend en die bom onder de kazernes en de militairen gelegd, niemand anders. Daarvoor bent u persoonlijk verantwoordelijk.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de vervanging van de mijnenbestrijdingscapaciteit van de Belgische Marinecomponent en de Nederlandse Koninklijke Marine" (nr. 18789)
04 Question de M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le remplacement de la capacité de lutte contre les mines de la Composante Marine belge et de la Marine royale néerlandaise" (n° 18789)
04.01 Alain Top
(sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de
minister, gedurende de eerste weken van juni organiseert de Algemene Directie Material
Resources voor de Belgische kust tests met onbemande
mijnenbestrijdingssystemen, dit in het kader van de vervanging van de huidige
capaciteit. Met het oog op toekomstige technologieën willen beide marines hun
mijnenbestrijdingscapaciteit vervangen door autonome systemen om de
operationele prestaties en de veiligheid van het personeel te verbeteren. Voor
de Belgische kust wordt dan een mijnenveld gelegd waar bedrijven uit de hele
wereld laten zien hoe hun systemen functioneren. De prestaties worden
vergeleken met het traditionele mijnen jagen.
De focus
ligt evenwel op autonome boven- en onderwatervaartuigen die op afstand mijnen
bestrijden. Concreet houdt dit in dat de nieuwe mijnenbestrijdingseenheden
voorzien moeten zijn van onbemande systemen die op grote afstand van het
moederschip moeten kunnen opereren. Het moederschip kan dan buiten het
mijnenveld blijven. Dit is niet alleen veiliger doordat het personeel minder
risico’s neemt, het is ook goedkoper, want de veiligheidseisen voor het
moederschip liggen lager. De middelen zullen steeds belangrijker worden:
luchtdrones, onbemande vaartuigen, onderwaterdrones en duikers die autonoom
vanaf de mijnenbestrijdingsplatformen op grote afstand kunnen opereren.
Ten
eerste, hoeveel bedrijven namen deel aan de Technology and Industry Days?
Ten
tweede, in welke landen zijn de verschillende bedrijven gevestigd?
Ten derde,
welke stappen in het vervangings–dossier worden er genomen na deze testdagen?
Ten vierde,
wij kijken met spanning uit naar de ontwikkelingen in de Nederlandse politiek.
De vrees bestaat dat, als de kabinetsformatie te laat plaatsvindt en de
begroting van 2018 wordt opgesteld, dit eventueel nadelige gevolgen heeft voor
het toekomstige project van de vervanging van de mijnenjagers. Welke gevolgen
kan dit hebben met betrekking tot de vervanging en de timing ervan?
Ten vijfde,
hebt u reeds contact gehad met Nederlandse partijvoorzitters of anderen,
bijvoorbeeld de informateur?
04.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Top, negen bedrijven hebben deelgenomen op het vlak van mijnenbestrijding. Zij kregen de mogelijkheid om een presentatie te geven en een demonstratie uit te voeren tijdens de Technology and Industry Days van 15 en 16 juni in Zeebrugge. Andere bedrijven uit het maritieme milieu werden ook uitgenodigd tijdens deze dagen. De deelnemende bedrijven kwamen uit Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Noorwegen, Israël, de Verenigde Staten, Italië, IJsland en Portugal.
De tests dienen ter ondersteuning voor het bepalen van het toekomstige MCM-concept met de nadruk op autonomie, automatisering en samenwerking met onbemande tuigen. Hiermee worden de technologische vooruitgang en de beschikbare technologieën in het kader van moderne, onbemande en autonome mijnenbestrijding voor onder meer het hydrodynamisch gedrag van de gebruikte onbemande tuigen vastgesteld.
De trials passen in het concept Development and Experimentation dat, samen met studies en operationele war games, de basis zal vormen van de toekomstige capaciteit.
Het project wordt binationaal ondersteund. De verschillende verwervingsmogelijkheden worden bekeken, onder meer met het oog op de evoluerende nationale situaties.
Er zijn regelmatig contacten tussen de Belgische en Nederlandse marines, evenals met het kabinet van de Nederlandse minister van Defensie.
Wij wensen van onze zijde tegen het einde van dit jaar een aanvraag tot voorafgaandelijk akkoord voor beide programma’s voor te leggen aan de Ministerraad. Als deze timing in gevaar zou kunnen komen, moeten wij met onze Nederlandse partner nagaan wat de mogelijke oplossingen zijn. Op stafniveau wordt in elk geval keihard voort gewerkt om dit te realiseren.
04.03 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord, ook voor de verduidelijking van de timing die wij aan Belgische zijde willen aanhouden, dus tegen het einde van het jaar.
Ik had ook heel duidelijk gevraagd om aandacht te blijven besteden aan de Nederlandse kabinetsformatie, zodat daar dezelfde timing kan worden aangehouden. Als de timing in het gedrang zou komen, moeten wij zoeken naar alternatieve oplossingen om uw plannen niet in het gedrang te brengen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 19264 van de heer Calomne wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
- Mme Kattrin Jadin au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les C-130 immobilisés" (n° 19310)
- M. Benoit Hellings au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les problèmes techniques rencontrés par les avions de transport C-130 de la Défense" (n° 19385)
- mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het aan de grond houden van de C-130's" (nr. 19310)
- de heer Benoit Hellings aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de technische problemen met de C-130-vrachtvliegtuigen van Defensie" (nr. 19385)
Mevrouw Jadin heeft niets laten weten, haar vraag valt weg.
05.01 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, les onze C-130 de notre Défense ont été cloués au sol suite à plusieurs incidents. C'est une décision de la Défense elle-même et non du constructeur de l'avion en question. J’ai lu récemment sur le site de la Défense que les C-130 revolaient, ce qui est heureux.
L'état-major a déclaré qu'une enquête était en cours mais il semblerait que l'origine de la panne soit l'usage d'une huile lubrifiante inadaptée lors des entretiens. Ce ne serait donc pas la vétusté de cet appareil entré en service dans les années 70 qui soit la cause de cette catastrophe, même si l'A400M va le remplacer prochainement si d’aventure Airbus parvient à dépasser les nombreux problèmes techniques découverts au cours du développement de ce programme, ce dont nous avons déjà discuté ensemble ici.
Ces derniers jours, la Défense se voit dans l'incapacité de se déployer dignement en urgence sur des terrains d'opération étrangers qui l’auraient requis. Heureusement, aucune catastrophe humanitaire ou militaire n’a eu lieu dans l’intervalle, ce dont je me réjouis.
Monsieur le ministre, pourriez-vous confirmer ou infirmer cette hypothèse de l'usage d'une huile inadaptée comme étant à l'origine de cette situation? Pourriez-vous me détailler le résultat de l'enquête commandée?
Quelles sanctions seront prises à l'adresse des personnes responsables de l’usage de cette huile lubrifiante inadaptée?
Quels sont les coûts qu'implique le stationnement de trois de nos avions qui étaient à l’époque à l'étranger où ils ne volaient pas? En effet, un était stationné à Kindu au Congo, un autre à Saragosse en Espagne et un troisième dans le Sud de la France.
De façon générale, quel coût total cet incident implique-t-il?
Enfin, quelles mesures la Défense a-t-elle prises afin de pouvoir faire face à une crise internationale nécessitant la mobilisation d'avions de transport? Des contacts ont-ils été pris avec les pays voisins ou alliés pour pallier à ce manque de moyens de transport temporaire?
05.02 Steven Vandeput, ministre: Mevrouw de voorzitter, monsieur Hellings, en ce qui concerne les problèmes techniques rencontrés par le C-130, je fais référence à ma réponse du 14 juin dernier à la question parlementaire orale n° 18283 de M. Yüksel.
En ce qui concerne l’huile utilisée, il est vrai que le 15e Wing avait changé de type d’huile hydraulique depuis la fin 2016. Il s’agit d’une huile synthétique recommandée par les United States Airforces pour le C-130. Cette huile est répertoriée dans le système de réapprovisionnement américain.
Puisqu’au début on ne trouvait pas la cause des pannes et afin de ne rien exclure, il a été décidé de vider cette huile et d’utiliser à nouveau l’ancien type d’huile.
En tout cas, personne n'a commis de faute et il n'est pas question de sanction.
Malheureusement, il arrive que des avions tombent en panne à l'étranger. Dans le cas qui nous occupe, quatre avions se trouvaient à l'étranger. Entre-temps, neuf avions de la flotte C-130 sont redevenus opérationnels. Les deux avions encore en panne se trouvent à l'étranger, au Portugal et à Brazzaville.
Il n'y pas de coût extraordinaire lié à cette panne vu que des moyens à cet effet sont prévus dans le budget de fonctionnement.
Les problèmes rencontrés ne compromettent en rien la poursuite de la mission des C-130 jusqu'à l'arrivée des A400M. L'indisponibilité temporaire des C-130 a été absorbée en décalant des missions et en faisant appel à nos pays partenaires via l'EATC.
05.03 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Je suis heureux d'entendre qu'on a trouvé la cause et qu'elle n'est pas du chef de nos militaires. Vous dites que personne n'a commis de faute, mais en fait, oui. Il est probable que l'allié américain, en insérant le recours à ce type d'huile dans l'un ou l'autre des documents officiels servant à l'entretien, a commis une faute. J'espère que la présence de cette huile inadaptée dans un cahier des charges quelconque…
05.04 Steven Vandeput, ministre: Ce n'est pas ce que j'ai dit! J'ai dit qu'on avait changé l'huile pour ne rien exclure. Mais on n'a pas constaté que l'huile était la cause des problèmes aux systèmes hydrauliques. Je n'ai pas dit que l'huile était la cause des problèmes, ce n'est pas encore prouvé.
Il y avait un problème avec un avion et nous l'avons immobilisé pour une question de sécurité, ce qui est une procédure normale. Nous avons cherché la cause de la panne et, pour ne rien exclure, l'huile a été changée. Mais il n'y pas de preuve aujourd'hui que cette huile était la cause de la panne.
05.05 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, vous m'avez dit que des avions étaient à terre pour éviter tout risque, ce qui est la seule chose à faire. Nous nous sommes trouvés pendant plusieurs semaines sans capacité aérotransportée.
05.06 Steven Vandeput, ministre: (…)
05.07 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Oui, via les alliés. Mais en propre, nous n'avions plus de capacité aéroportée.
Deuxièmement, vous m'avez expliqué que nous ne sommes pas sûrs que l'huile synthétique soit à la base du problème. Il n'empêche qu'avant, quand l'huile synthétique était utilisée, les avions ne volaient pas. Une fois que l'huile précédente a été réutilisée, les avions volaient. C'est bien la preuve que l'huile était en cause. En tout cas, c'est ce que je comprends.
Ce qui est très important, c'est que j'apprends que quatre avions étaient cloués au sol, dont deux situés aujourd'hui au Portugal et au Congo-Brazzaville. Nous prenons conscience de l'importance ultra-stratégique du transport. Heureusement, nous n'avons pas eu à connaître de crises, en Europe ou en Afrique, qui auraient justifié l'usage de ces avions. Heureusement, vos services ont trouvé la cause. Heureusement, notre système nous permet de compter sur des alliés quand nous n'avons pas de capacité aéroportée.
Souvenez-vous, quand la France, au Mali, nous a demandé notre aide pour le transport. On voit à quel point aujourd'hui, y compris pour des armées beaucoup plus grandes que la nôtre, le transport est essentiel. Il est donc important de vérifier que nous pouvons compter sur tous nos avions pour répondre à une crise éventuelle dans le futur. Je suis heureux de savoir que la Belgique n'est pas responsable de ce problème technique qui aurait pu avoir des conséquences gravissimes d'un point de vue stratégique.
05.08 Steven Vandeput, ministre: Monsieur Hellings, pour clarifier: je comprends que vous disiez que nous devons pouvoir compter sur tous nos avions. Mais en réalité, ce n'est pas vrai. Nous avons onze avions pour réaliser une ambition de taux. Le taux visé est inférieur à onze. C'est exactement pour cette raison qu'existent des systèmes de coopération internationale, comme l'EATC. J'ai déjà dit ici qu'il y a des limites au pooling and sharing, mais ceci est un bon exemple de pooling and sharing qui fonctionne.
Par exemple, l'avion qui était, à l'époque, stationné à Kindu. Nous avions envoyé un avion portugais; mais il y avait d'autres problèmes, relatifs aux visas, pour rentrer au Congo. C'était clairement une situation où nous avions besoin d'aide; et les partenaires de l'EATC ont pu nous aider.
C’est pour garantir qu’il y aura toujours la capacité dont on a besoin pour réaliser notre taux d’ambition.
05.09 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Je suis d’accord avec vous. Le pooling and sharing est un élément important. On a d’ailleurs vu en l’espèce qu’il a pu répondre à l’enjeu stratégique, à savoir pouvoir toujours bénéficier d’une capacité de transport aéroporté. C’est très bien.
Je vous encourage à appliquer la même méthode pour nos chasseurs bombardiers puisque l’Europe ne manque pas de ce type d’appareils.
05.10 Steven Vandeput, ministre: Vous dites qu’il faut donc acheter les mêmes que nos alliés.
05.11 Benoit Hellings (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, ce n’est absolument pas ce que j’ai dit. Mais on peut tout à fait compter sur nos alliés en appliquant la même méthode que pour le transport aéroporté. La Belgique a acheté sept avions de transport A400M … qui ne sont pas des chasseurs bombardiers – plus celui du Luxembourg mais ce pays n’est pas encore annexé à la Belgique, monsieur le ministre, même si tel est votre souhait. Nous pourrions donc appliquer la même méthode.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Tim Vandenput aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de rol van drones in de Belgische en Europese strijdkrachten" (nr. 19307)
06 Question de M. Tim Vandenput au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le rôle des drones dans les forces armées belges et européennes" (n° 19307)
06.01 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, ik ben geen lobbyist, maar ik ga toch een vraag stellen over vliegende toestellen.
Over een tiental jaar nemen onbemande vliegtuigen, de drones, ongetwijfeld nog meer taken over van hun bemande variant. Als we onze luchtmacht willen moderniseren, dan moeten we ook hierop inzetten, zoals beschreven staat in uw strategische visie. Het is een en-enverhaal, aangezien in de toekomst bemande vliegtuigen nog steeds bepaalde taken zullen moeten uitvoeren.
Andere landen zitten niet stil. De Verenigde Staten en Israël zijn bijvoorbeeld al langer actief op dit punt en ook het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zijn in 2014 aan een gemeenschappelijk ontwikkelingsprogramma begonnen. Momenteel bevindt dit Future Combat Air System zich in een studiefase van 12 maanden. Beide regeringen leggen hiervoor samen anderhalf miljard pond op tafel. De ontwikkeling van twee prototypes wordt vóór het einde van dit jaar voorzien. Nadien volgen de test- en evaluatiefases om tenslotte de productie aan te vatten tegen 2030.
Indien de Belgische bedrijven mee actief zijn op dit deel van de defensiemarkt, kan dat ook een enorme hefboom en stimulans zijn voor onze onderzoeksinstellingen en bedrijven, met jobcreatie en spin-offs in de civiele sector, een goede zaak dus voor de hele economie.
In dat kader heb ik een aantal vragen.
Hoe staat u tegenover een Belgische deelname aan de ontwikkeling van offensieve en onbemande vliegtuigen? Welk aandeel zullen drones in het Belgisch leger hebben tegen 2030? Welk aandeel hebben de drones reeds in de Europese strijdkrachten? Hoe ziet u dit verder evolueren? Welke rol kunnen de recente voorstellen van de Europese Commissie omtrent fondsen voor onderzoek, ontwikkeling en aankopen hebben in deze context? Wat kan dat betekenen voor ons land?
Ik kijk uit naar uw antwoord.
06.02 Minister Steven Vandeput: Voorlopig wendt Defensie de inzet van drones voornamelijk aan in het domein van de inlichtingen-, opsporings-, bewakings- en verkenningsopdrachten. Onze MALE-drones die op termijn deel uitmaken van de vervanging van de B-Hunter zullen ook de mogelijkheid hebben om bewapend op te treden. Zij zijn dus bewapenbaar.
Wij hebben gekozen voor een fasering, zoals beschreven in de strategische visie. In een eerste fase zullen twee medium altitude long endurance of MALE-dronesystemen worden aangekocht. In een tweede fase zal er worden geïnvesteerd via een deelname in het door u aangehaalde Europese MALE-ontwikkelingsprogramma met als doel vier bijkomende systemen te verwerven.
Voorts werken Belgische militairen in de NAVO mee aan het NATO Alliance Ground Surveillance of AGS-programma, waarbij in een UAS-capaciteit op grote hoogte wordt voorzien. Ook in het kader van de aankoop van de nieuwe fregatten is in een UAS-capaciteit voorzien. Defensie bestudeert daarnaast op dit moment de mogelijkheden van een counterdronecapaciteit in nauwe samenwerking met de andere veiligheidsorganen van ons land en de verwerving van minidrones en tactische drones voor de strijdkrachten.
Een volledig overzicht leveren van de stand van zaken in verband met drones in de Europese landen is geen eenvoudige oefening. De meeste Europese landen bezitten dronesystemen van verschillende klassen. De drones zullen in de toekomst verder worden ontwikkeld op kwantitatief, kwalitatief en capacitair vlak, maar zij zullen nog lang – dat is in elk geval mijn inschatting – complementair blijven met bemande vliegtuigen.
Het Europees Defensiefonds – er volgt straks nog een vraag hierover – zal onderzoek en ontwikkeling ondersteunen van programma’s die door de EU-lidstaten zullen worden geïdentificeerd. De behoefte aan Europese verkenningsdrones werd al erkend. België is momenteel waarnemer in het programma, wat betekent dat wij niet actief deelnemen aan het onderzoek, maar wij kunnen toetreden tot het programma in uitvoering van de strategische visie van de Belgische Defensie. Indien de EU-lidstaten een onbemande luchtgevechtscapaciteit eveneens als prioritair zouden erkennen, dan kan het Europees Defensiefonds onderzoek en ontwikkeling voor een dergelijke capaciteit financieel ondersteunen. Ik verwijs naar het antwoord dat ik straks zal geven op een andere vraag om u het juiste mechanisme te kunnen toelichten.
Vandaag doen wij binnen verschillende elementen van voornamelijk de landcomponent al testen met allerhande drones, zoals kleine drones. Op heel korte termijn zullen wij ook de eerste leveringen ontvangen van de minidrones die samen met Luxemburg werden besteld, de Ravens.
06.03 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.
Ik ben blij te horen dat wij waarnemer zijn in dat programma en er in de loop van de tijd ook actief aan zullen kunnen deelnemen. Dat is goed voor onze industrie. Ga zo verder.
L'incident est clos.
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de disfuncties binnen de ADIV" (nr. 19329)
- de heer André Frédéric aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de opvolging van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie Terroristische aanslagen inzake de militaire inlichtingendienst" (nr. 19331)
- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de militaire inlichtingendienst ADIV" (nr. 19337)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het ontslag van generaal Testelmans" (nr. 19511)
- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de alarmerende situatie bij de ADIV" (nr. 19619)
- de heer Veli Yüksel aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het ontslag van de luitenant-generaal van de ADIV" (nr. 19677)
- de heer Peter Buysrogge aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de toekomst van ADIV" (nr. 19759)
- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les dysfonctionnements au sein du SGRS" (n° 19329)
- M. André Frédéric au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le suivi des recommandations de la commission d'enquête 'attentats terroristes' par rapport aux renseignements militaires" (n° 19331)
- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le service de renseignement militaire SGRS" (n° 19337)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la démission du général Testelmans" (n° 19511)
- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la situation critique du SGRS" (n° 19619)
- M. Veli Yüksel au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "la démission du lieutenant général du SGRS" (n° 19677)
- M. Peter Buysrogge au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'avenir du SGRS" (n° 19759)
07.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, in De Standaard
werd enkele weken geleden gewag gemaakt van een brief die u werd toegestuurd door een
deel van het personeel van het departement Counter Intelligence (CI).
Daarin kaarten zij een aantal onthutsende zaken aan: een slecht of onbestaand
personeelsbeleid, ontoereikend personeel, verouderde en zelfs gevaarlijke
infrastructuur, een gebrek aan professionalisme bij het management van de ADIV
enzovoort. Daarnaast vernemen wij dat specifiek met betrekking tot het burgerpersoneel
van de dienst er verscheidene pijnpunten zijn: verschillende statuten die door
elkaar lopen, contractuelen die hetzelfde werk doen als statutairen voor een
beduidend lager loon, moeizame rekruteringen enzovoort. Er loopt momenteel een
selectie, maar het is lang niet zeker dat de ADIV uit die selectie de beste
kandidaten zal kunnen kiezen. Bovendien is het naar verluidt een gemiste kans
om contractuele personeelsleden een volwaardig statuut te bieden.
Ik wil u
wijzen op een grondige audit van de ADIV die het Comité I
in 2010-2011 heeft uitgevoerd. Daar kwamen al belangrijke pijnpunten bloot
te liggen, onder meer het gebrek aan visie en planning, gebrekkig
personeelsmanagement, het gebrek aan technische knowhow, bijvoorbeeld op het vlak
van databeheer, een probleem dat vandaag ook nog eens wordt vastgesteld in het
rapport van de onderzoekscommissie, de materiële middelen, het grote verloop
bij het militair management.
Ten
eerste, hoe reageert u op de brief van het burgerpersoneel van de CI? Heeft u
weet van de problemen die zij aankaarten?
Ten
tweede, heeft u weet van de specifieke problemen van het burgerpersoneel in
alle divisies en departementen van de ADIV? U bent tevens minister van
Ambtenarenzaken. Kan u in die hoedanigheid initiatieven nemen om de statuten
binnen de dienst te harmoniseren? Ook in het rapport van de onderzoekscommissie
wordt deze problematiek aangekaart.
Ten derde,
de audit van 2010-2011 was erg kritisch voor de dienst. Is er toen een
verbetertraject opgesteld? Zijn er hervormingen gebeurd? Zijn deze hervormingen
getoetst aan de conclusies van de audit? Heeft de ADIV met andere woorden de
resultaten van de audit ter harte genomen?
Ten
vierde, u had ongetwijfeld bij uw aantreden in 2014 kennis van de
aanbevelingen van de audit van 2011. Heeft uzelf erop gehamerd dat de
conclusies van de audit ter harte moesten werden genomen? Welke maatregelen
heeft u genomen om de ADIV weer op de sporen te krijgen?
07.02 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, uit een gelekte brief blijkt dat de veiligheidsdienst ADIV niet naar behoren werkt. Een hoofdcommissaris en zeven commissarissen van het departement Counter Intelligence hebben eind vorig jaar een onrustwekkende brief van zes pagina's geschreven aan de CHOD en aan u. Ik lees u een passage daaruit voor: "Interne concurrentiedrang, foutieve doorstroming van informatie, verwarring naar binnen- en buitenlandse partners toe en wantrouwen tussen de verschillende afdelingen onderling zorgt voor problemen."
Volgens de ondertekenaars van de brief is er bij de dienst in de eerste plaats een dramatisch gebrek aan personeel, met als gevolg ontmoediging en desillusie. De dienst zou niet langer kunnen voldoen aan zijn verplichtingen. Blijkbaar zal het Comité I de ADIV nu doorlichten.
In het regeerakkoord van 11 oktober 2014 staat de volgende passage: "Defensie zal beschikken over een moderne militaire inlichtingendienst, georganiseerd en uitgerust voor de beveiliging van de nationale belangen, zoals bepaald in de wet, en voor de steun aan militaire operaties. Een studie wordt doorgevoerd over de rol, bevoegdheden, financiering, interne organisatie en capaciteit van de inlichtingendiensten en de samenwerking tussen deze diensten, evenals de aansturing en de controle op deze organen. Op basis van deze studie vindt een optimalisatie van de werking plaats. Met deze behoefte zal dan ook rekening worden gehouden bij de evaluatie van de wetgeving inzake de inlichtingenmethoden."
In uw strategische visie voor Defensie stelt u dat de ADIV een nog sterkere nadruk zal leggen op synergie met andere nationale actoren. Er komt een sterkere coördinatie van de opdrachten van beide Belgische inlichtingendiensten, maar ook een coördinatie met de geïntegreerde politie en het parket, wat tot meer efficiëntie moet leiden waardoor wij met dezelfde middelen meer veiligheid kunnen bieden.
Op 20 juni kondigde luitenant-generaal Eddy Testelmans zijn ontslag aan bij de ADIV, als gevolg van de brief.
Ik heb daarover de volgende vragen
Ten eerste, wanneer zal het rapport van het Comité I afgerond zijn? Zal dat rapport toegelicht worden in deze commissie?
Ten tweede, erkent u het probleem van personeelsgebrek binnen de militaire inlichtingendienst? Welke maatregelen zult u daarvoor nemen?
Ten derde, in haar eindrapport noemde de parlementaire onderzoekscommissie over de terroristische aanslagen de soms gebrekkige uitwisseling van informatie tussen de verschillende veiligheidsdiensten het voornaamste pijnpunt. Volgens uw strategische visie die een jaar geleden werd gepubliceerd, zal er sterk worden ingezet op synergie en samenwerking. Welke stappen werden in het voorbije jaar reeds gezet? Wat is de stand van zaken in de uitvoering van uw strategische visie op dat vlak?
Ten vierde, in het regeerakkoord is ook sprake van een studie waarin de rol, de bevoegdheden, de financiering, de interne organisatie en de capaciteit van de inlichtingendiensten en de samenwerking tussen die diensten, evenals de aansturing en de controle op die organen, zullen worden onderzocht. Op mijn mondelinge vraag van 27 mei 2015 stelt u dat deze studie integraal deel zal uitmaken van de strategische visie van Defensie. Ik kan daar echter weinig of niets over terugvinden. Is het mogelijk die studie met deze commissie te delen?
Ten slotte, hoe gaat u het ontslag van luitenant-generaal Testelmans op korte termijn behandelen?
07.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, een goed werkende militaire inlichtingendienst is essentieel voor ons veiligheidsbeleid. Op dat punt blijkt het grondig mis te lopen. Er is hierover al heel veel discussie geweest in de media.
Dit heeft een climax bereikt met het ontslag van het hoofd van de dienst, generaal Eddy Testelmans. Dit ontslag dateert van 20 juni en kwam er onder andere naar aanleiding van een kritische brief die wijst op problemen die verder gaan dan de generaal zelf. Er zijn immers verschillende juridische procedures en klachten lopende over interne wantoestanden bij de ADIV, onder meer bij de DKM – Dienst Klachtenmanagement – en de diensten van de federale gerechtelijke politie in het militair milieu.
Zelfs al zouden deze klachten louter persoonlijke afrekeningen zijn, dan nog is het duidelijk dat dit wijst op een diepe malaise bij de ADIV. Deze malaise gaat verder dan alleen maar het hoofd van de dienst.
Ik heb een vijftal vragen voor u, mijnheer de minister.
Ten eerste, hebt u aangestuurd op het ontslag van generaal Testelmans? Hoe evalueert u dit ontslag?
Ten tweede, bent u het ermee eens dat de problemen veel dieper zitten en dat het ontslag van Testelmans in wezen niets oplost? Wat zal u verder doen om de disfuncties binnen de ADIV te verhelpen?
Ten derde, bent u bereid te pleiten voor een volwaardige carrière voor burgers binnen de ADIV, tot en met het management? Bent u bereid te pleiten voor een vakrichting “Inlichtingen en Veiligheid” voor officieren? Een deel van het probleem is ontegensprekelijk dat er nu officieren vanuit andere eenheden op hoge managementfuncties terechtkomen bij de ADIV zonder ook maar enige expertise op het vlak van militaire inlichtingen. Dit is niet bevorderlijk voor de werking van de dienst.
Ten vierde, bevestigt u dat er juridische procedures lopende zijn aangaande een aantal wantoestanden bij de ADIV? Om hoeveel zaken gaat het? Gaat het om ernstige dossiers? Welke conclusies trekt u hieruit?
Trouwens, inzake de operaties van de ADIV bereiken ons berichten over het rechtstreeks ingrijpen op microniveau van dat soort operaties door het management, met name Testelmans en co. Eén en ander zou ook verlopen via onbeveiligde netwerken, wat toch niet ideaal is voor een militaire inlichtingendienst.
Mijn laatste vraag ligt in de lijn van wat collega Stefaan Van Hecke daarnet ook al aan u heeft gevraagd. Er is effectief een audit van het Comité I die dateert van 2010-2011 waarin een aantal aanbevelingen staat. U bent nu al een tijdje minister van Defensie en bevoegd voor de ADIV. Waarom heeft het zo lang geduurd vooraleer de bal aan het rollen ging? U heeft ongetwijfeld al langer kennis van de problemen bij de ADIV. Waarom werd hier niet ingegrepen, als u het rapport toch kent? Ik denk dat we perslekken voor een groot deel hadden kunnen vermijden, als de problemen bij de ADIV zouden zijn aangepakt.
07.04 Veli Yüksel (CD&V): Militaire inlichtingen zijn natuurlijk een belangrijk onderdeel van Defensie, zeker in het kader van het internationale terrorisme. Na een kritische interne brief van een diensthoofd, een hoofdcommissaris en zeven commissarissen einde 2016 over het functioneren van de ADIV nam luitenant-generaal Testelmans op 20 juni 2017 ontslag als hoofd van het departement. Het Comité I is in januari reeds begonnen met een onderzoek naar de feiten.
Daarover heb ik een aantal vragen.
Ik weet dat de brief het voorwerp uitmaakt van een onderzoek bij het Comité I. Kunnen wij daar inzage in krijgen? Kunt u toelichting geven bij of een inschatting maken van de aangehaalde problemen bij de ADIV? Het ontslag van de heer Testelmans en de aanstelling van generaal Van de Voorde is een belangrijke stap. Voorziet u in afwachting van het rapport van het Comité I in nieuwe en bijkomende maatregelen? Binnen welke timing zal dit gebeuren?
Ik heb nog een heel specifieke en belangrijke vraag. Hoe zit het met de samenwerking tussen de inlichtingendiensten, de Veiligheid van de Staat en de ADIV met betrekking tot de strijd tegen terrorisme? Volgens de pers worden er in die brief disfuncties vastgesteld en wordt er onderling niet samengewerkt, evenmin als met collega’s uit het buitenland. Dat is een serieus probleem. Zelfs los van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie, weten we dat het delen van en omgaan met informatie, ook binnen militaire kringen, een groot probleem vormt. Ik las in de pers dat buitenlandse collega’s geen vertrouwen meer hebben in onze militaire inlichtingendienst. Welke maatregelen dringen zich op wat dat betreft?
07.05 Peter Buysrogge (N-VA): Ik heb twee voorafgaande opmerkingen.
Mevrouw de voorzitter, ik vind dat u uw werk hier vandaag uitstekend uitvoert en dat u op een heel neutrale manier deze vergadering leidt. Ik hoop dat de afwezigheid van de PS-fractie geen daad van rebellie is. Ze hebben misschien andere katten te geselen. Verder wil ik generaal Claeys succes wensen in zijn nieuwe functie.
Collega’s, ik wil verwijzen naar een vraag die ik op 14 juni stelde in deze commissie. Ik stelde toen een vraag over cyberveiligheid, maar ook over de problematiek die toen net in de media bekend geraakt was, namelijk de pijnpunten van de ADIV. De minister heeft toen gezegd dat hij niet kon reageren in afwachting van de resultaten van het onderzoek dat liep bij het Comité I.
Ik heb ondertussen van de gelegenheid gebruik gemaakt om de problematiek ter sprake te brengen in de begeleidingscommissie van het Comité I. Daar werd gemeld dat er zeer binnenkort een verslag zal volgen met de resultaten. Ik kijk er alleszins naar uit.
Zoals al werd geschetst door de collega's, is er ondertussen de gewijzigde context met het ontslag van generaal Testelmans en de aanstelling van de heer Van de Voorde.
Ik heb nog enkele vragen.
Ten eerste, heeft het ontslag van de heer Testelmans gevolgen voor het onderzoek dat loopt bij het Comité I?
Ten tweede, wanneer kunnen wij de resultaten van dat onderzoek verwachten?
Ten derde, is de aanstelling van de heer Van de Voorde al officieel? Is hij al in dienst getreden? Indien neen, wanneer zal dat gebeuren?
Ten vierde, heeft hij een specifieke opdracht gekregen, wetende dat er de afgelopen weken toch een aantal pijnpunten zijn blootgelegd?
Ten vijfde, ik wil mij aansluiten bij de vragen van collega Van Hecke met betrekking tot de audit van 2011.
07.06 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, collega's, aangezien ik de bestemmeling was van de brief van enkele commissarissen van de dienst Counter Intelligence ben ik uiteraard op de hoogte van de inhoud ervan en heb ik kunnen nota nemen van hun grieven. Meer nog, ik had voordien al de verantwoordelijken ontvangen op mijn kabinet, telkens wanneer zij mij daarom verzochten. Dat is twee keer gebeurd.
Mijnheer Top, op basis hiervan heb ik aan het Comité I gevraagd om een onafhankelijk onderzoek te voeren. Wanneer ik een klachtenbrief krijg, is het voor mij niet altijd duidelijk of die klachten gegrond zijn. Ik vraag dan ook aan het comité dat daartoe speciaal is aangesteld, om een onderzoek te voeren.
Mijnheer Buysrogge, het ontslag van luitenant-generaal Testelmans heeft geen gevolgen voor dit onderzoek.
Wat betreft het onderzoek, werd mij meegedeeld dat het comité tegen september een tussentijds rapport zal afleveren. Op basis van dat rapport zal moeten worden bekeken welke maatregelen er bijkomend kunnen worden genomen.
Mijnheer De Vriendt, deze regering heeft de keuze gemaakt om de ook in de brief aangehaalde historische onderinvestering in het veiligheidsapparaat te herstellen. Ik heb dat gedaan voor de diensten die onder mijn bevoegdheid vallen. Voor de ADIV kan ik u verwijzen naar de strategische visie en de militaire programmawet die garanties geeft voor de te nemen investeringen.
Wat betreft het budget, conform de nota strategische visie voor Defensie, voorziet deze regering in 54,5 miljoen euro voor investeringen in het grote basismaterieel ten voordele van de ADIV.
De strategische visie voorziet eveneens – ik zal het moeten vertalen, want een deel van mijn antwoord is in het Frans opgeslted – in een substantiële groei van het aantal personeelsleden.
Behalve maatregelen op lange termijn die in de strategische visie zijn beschreven, heb ik voor de korte termijn een aantal maatregelen getroffen. Ik heb bijvoorbeeld mijn diensten voor Ambtenarenzaken gevraagd om, samen met de diensthoofden van de inlichtingendiensten, te onderzoeken op welke manier de procedures in verband met de rekrutering kunnen worden versneld. De Defensiestaf heeft ook een aantal maatregelen getroffen door de ADIV te versterken met militairen die van andere eenheden komen. Daarenboven heb ik beslist de kredieten die in het kader van de interdepartementele provisie terrorisme ter beschikking werden gesteld, grotendeels ten goede van de ADIV te laten komen. Dat gaf, behalve een bijkomend budget in 2016 van 4,4 miljoen euro, ook aanleiding tot een machtiging om 92 voltijdse equivalenten te rekruteren boven op de voorziene jaarlijkse enveloppe. Ik verwijs in dat verband naar wat ik daarnet al heb geantwoord met betrekking tot de procedure-Selor, met name dat die rekrutering natuurlijk niet van vandaag op morgen gaat.
Bovendien heb ik het juridische vacuüm waardoor men niet rechtsgeldig kon worden aangeworven en bevorderd, hersteld. Daardoor kon na enkele jaren eindelijk een nieuwe hoofdcommissaris worden gekozen en aangeduid en konden de voorziene bevorderingen plaatsvinden.
U stelt samen met mij vast dat alle maatregelen dateren van vóór de datum waarop de brief in de pers is gelekt.
Ook het bevel van de ADIV heeft na de audit van het Comité I in 2011 maatregelen getroffen. Er werden via werkgroepen synergieën gezocht tussen de inlichtingendiensten. Er werden verantwoordelijken voor het beheer van het personeel aangeduid. Er zijn methodes gezocht en gevonden om de infoflow te verbeteren.
Ik wil trouwens benadrukken dat burgers wel een volwaardige carrière bij de ADIV kunnen uitbouwen. Ik verwijs in dat verband naar het juridische vacuüm dat tot voor kort bestond. Sinds enkele jaren zijn er, zoals u weet, burgers die sleutelposities innemen bij de ADIV. Bovendien werd het statuut van het burgerpersoneel bij de ADIV intussen al verbeterd.
Inzake de aanbevelingen uit het eindrapport van de parlementaire onderzoekscommissie betreffende 22 maart 2016 is onder impuls van de Nationale Veiligheidsraad besloten dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten na analyse een gemeenschappelijk actieplan zullen opstellen.
Op mijn vraag … Die vraag is niet gesteld. Ik zal ze dus ook niet beantwoorden.
Nu kom ik tot de vraag over het ontslag van luitenant-generaal Testelmans.
Hij heeft zelf zijn mandaat ter beschikking gesteld. Hij heeft mij er in de eerste plaats op 14 juni van in kennis gesteld dat hij dat zou doen. Dienaangaande verwijs ik ook naar uitspraken die hij publiekelijk heeft gedaan, waarin hij vooral het gebrek aan vertrouwen van zijn naaste medewerkers vermeldt. Functioneren was in die optiek voor hem heel moeilijk geworden. Ik wil trouwens mijn bijzondere appreciatie uitdrukken voor het werk dat de heer Testelmans heeft verricht. Hij werd op 21 juni opgevolgd door luitenant-generaal Van de Voorde, zoals al meegedeeld werd.
Mijnheer Yüksel, als het gaat over de samenwerking tussen de diensten in de strijd tegen terrorisme, kan ik u bevestigen dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, in tegenstelling tot wat men vaak doet geloven, redelijk goed samenwerken. Dat samenwerken gebeurt onder andere door informatie te delen via een fusion cell, waarin alle betrokken diensten vertegenwoordigd zijn. Ik verwijs naar wat ik zonet gezegd heb omtrent het rapport van de onderzoekscommissie naar de aanslagen van 22 maart 2016. Wij wachten op een concreet plan van de diensten zelf om verdere stappen te zetten.
Ik wil evenwel afsluiten met te zeggen dat er altijd twee mensen nodig zijn om de tango te dansen.
07.07 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoorden.
Als wij zien welke problemen er allemaal opgelijst zijn in deze vragenronde, dan denk ik dat de werking van de ADIV echt niet goed loopt, en dat is een understatement.
In het rapport van onze onderzoekscommissie hebben wij overigens ook heel wat disfuncties aangestipt, die weliswaar diplomatisch verwoord zijn, maar de indruk was wel dat een en ander zeker voor verbetering vatbaar is. Er is veel kritiek op de informatiepositie, er zijn problemen met het databeheer en de dataflow, ook intern. Als het intern al niet goed geregeld kan worden, dan is uitwisseling en samenwerking met andere diensten moeilijk. Dat is echt wel een pijnpunt. Wat is er gebeurd met de informatie over de opvolging van de rapportage van de militairen op straat? De ADIV verwijst naar de politie en de politie naar de ADIV. Dat zijn nog maar enkele elementen die in het rapport naar voren gekomen zijn. Een verbetering is volgens mij absoluut noodzakelijk.
U zegt dat u een gemeenschappelijk actieplan zult opstellen met de Veiligheid van de Staat. Onze onderzoekscommissie heeft ook gevraagd dat die twee diensten samen zouden zitten om na te gaan welke synergieën er mogelijk zijn en uitgevoerd kunnen worden. U zegt dat er in opvolging van de audit van 2011 naar de ADIV al werkgroepen zijn opgericht en dat werd onderzocht welke synergieën met de Veiligheid van de Staat mogelijk zijn. Ik moet eerlijk zeggen, in ons onderzoek hebben wij heel weinig synergieën gezien. Ik zou wel graag weten welke resultaten die werkgroep concreet heeft gerealiseerd qua synergieën.
Nog een puntje. Wat betreft die extra middelen, er is inderdaad een interdepartementale provisie van 400 miljoen en er zijn middelen uitgetrokken voor verschillende diensten, 92 fulltime equivalenten, 4,4 miljoen. Dat is belangrijk maar het is niet zo dat omdat er extra middelen en personeel komen de motor ook geolied is. Er is meer nodig dan middelen. Gebruik die mensen, gebruik die budgetten maar werk ook aan dat management en aan de werking om dat pijnpunt op korte termijn te kunnen wegwerken. Dat is onze boodschap.
07.08 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Van Hecke, ik wil een aantal zaken verduidelijken.
Zoals u weet, heb ik heel snel na mijn
aantreden met minister Geens een akkoord gesloten in verband met een
gezamenlijke analistenschool. Opnieuw
zeg ik: It takes two to tango.
Wij hebben in het kader van de strijd tegen het terrorisme en in het kader van dat databeheer op een bepaald moment vastgesteld dat er gezamenlijk een aantal dingen moest worden gedaan. Dat vertraagt het dossier soms wel. Als we zeggen dat ons databeheer moet verbeteren, dan loopt de aanbesteding vandaag. We hebben voor de andere diensten piloot gespeeld om open source-onderzoek te kunnen doen en dergelijke meer en daarvoor de nodige informatica aan te kopen, wat nu in aanbesteding is.
U hebt uiteraard gelijk dat er veel synergieën mogelijk zijn en gezocht moeten worden maar dat maakt het allemaal niet altijd sneller. Onze procedures zijn nu eenmaal wat ze zijn. Zoals gezegd, we rekruteren binnen de termijnen die wettelijk enigszins haalbaar zijn. Hetzelfde geldt voor de openbare aanbestedingen wat betreft datamanagement en dergelijke meer. Ook daar zijn er stappen die nu eenmaal moeten worden genomen. De budgetten moeten er ook zijn. Ik verwijs naar het verleden toen die budgetten er gewoonweg niet waren. Op de prioriteitenlijsten staat dat soort zaken gewoonlijk onderaan.
Dat er ruimte is voor verbetering, laat mij daar duidelijk over zijn. Dat we moeten werken aan een goed management lijkt mij ook duidelijk. Nogmaals, ik kan alleen mijn ongenoegen maar vooral ook mijn bezorgdheid uiten over het feit dat uit een dienst zoals de ADIV dit soort documenten lekt.
07.09 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Als documenten lekken, is dat misschien omdat mensen al jarenlang tevergeefs hebben geprobeerd om problemen aan te kaarten en geen oplossing zien. Ik ga mij daarover niet uitspreken, maar tal van problemen zijn in ieder geval al duidelijk gedetecteerd in 2011.
Als nu wordt gevraagd om meer samenwerking tussen de Veiligheid van de Staat en ADIV, begrijp ik dat dit goed moet worden overwogen. Tussen 2011 en 2017 zijn er ondertussen wel zes jaar verlopen. Ik heb de indruk dat de problemen die toen reeds werden gesignaleerd, niet echt werden aangepakt.
U verwijst naar investeringen, open source en dergelijke meer. Dat is allemaal interessant, maar de stockage en het kunnen opvragen van gegevens vormen nog steeds een probleem. Dit alles werd reeds in 2011 gesignaleerd.
Ik zeg niet dat dit allemaal uw fout is. U heeft ook voorgangers. Ik heb echter de indruk dat dit rapport lang in de lade is blijven liggen en er iets te weinig is mee gedaan.
07.10 Alain Top (sp.a): Ik ga niet in op de resultaten van de onderzoekscommissie. Het is goed dat u dit hebt laten onderzoeken door het Comité I.
U zegt dat er in september 2017 een tussentijds rapport zal komen. Zal dit worden besproken?
07.11 Minister Steven Vandeput: Het Comité I zal dit bespreken. De auteur van een rapport bepaalt de classificatie van het rapport.
Het Comité I staat onder het toezicht van het Parlement en niet van de regering. Er bestaat een commissie die inzage kan krijgen in alles wat het Comité I doet. Er is een krant die nog vroeger inzage heeft in dergelijke documenten. We kennen die allemaal. Daarnaast is het ook mogelijk dat er twee versies van een rapport worden gemaakt: een publieke en een minder publieke.
Ik heb de onderzoeksvraag gesteld aan het Comité I. Tot daar reikt mijn bevoegdheid, wat ook maar normaal is, meen ik.
07.12 Alain Top (sp.a): Ingaande op de specifieke problematiek bij de ADIV en de uitwisseling met de andere diensten, verwijs ik naar het regeerakkoord waarin sprake is van een studie over de rol van de inlichtingendiensten en de samenwerking ter zake. Die studie is heel moeilijk te vinden. Is deze al dan niet beschikbaar? Werd deze studie al besproken in een of andere commissie?
Deze problematiek is al jaren aan de gang. Met alleen maar extra budgetten en extra personeel zal men het probleem niet kunnen oplossen. Er is meer nodig om dit terug recht te trekken.
U verwijst terecht naar een aantal procedures die het niet gemakkelijker maken. Dat is ook correct. Is het mogelijk om die studie ter inzage te krijgen?
07.13 Minister Steven Vandeput: Neen.
07.14 Alain Top (sp.a): Dat is een duidelijk antwoord.
07.15 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit alles schetst een weinig fraai beeld van hoe het eraan toegaat bij de ADIV. Er is weinig aansturing, een gebrek aan competentie, guerre des chefs, noem maar op. U kunt toch moeilijk ontkennen dat de regering – deze en de voorgaande, aangezien het vorige globale auditrapport gemaakt door het Comité I dateert van 2011 – hiervoor verantwoordelijkheid draagt. U hebt het eigenlijk te ver laten komen. U bent reeds drie jaar minister en die algemene problematiek, die nu aan de oppervlakte is gekomen via diverse kanalen …
07.16 Minister Steven Vandeput: Tweeëneenhalf jaar.
07.17 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Ik rond af naar boven, omdat de problematiek zodanig ernstig is.
Die algemene problematiek mag echter toch niet nieuw zijn, de dingen die nu naar boven komen, maar ook het rapport uit 2011.
U schetste een aantal maatregelen die u hebt genomen vóór de brief is gelekt. Het is goed dat die er zijn, maar die zijn niet van die aard om die fundamentele problemen op te lossen, zoals databeheer. Ik denk niet dat het per se nodig is dat u wacht op een akkoord met Justitie vooraleer u het interne databeheer bij de ADIV aanpakt. Ik denk dat dit toch een prioriteit zou moeten zijn.
Ook werd het probleem geschetst, want u bent er eigenlijk niet echt op ingegaan, dat officieren van andere eenheden, zonder ervaring inzake inlichtingen, aan de top komen, in hoge managementfuncties komen bij de ADIV. Dat is misschien wel een algemeen probleem bij Defensie, die rotatie die mogelijk is. Ik wil daarvoor toch eens aandacht vragen. Kan daaraan niet geremedieerd worden? Dan is er inmenging in operaties en dergelijke, dat is natuurlijk not done, van de top van de ADIV tot op het microniveau, vaak zonder veel overleg of strategie.
U zegt dat u meer gaat investeren in de ADIV. Meer geld, meer personeel, ja, maar zoals daarnet ook gezegd door de heer Van Hecke, er zijn structurele problemen. Men kan daarin nog zoveel geld steken, het gaat ook over een management en over competentie, over een bepaalde cultuur. Dat moet toch ook wel duidelijk aangepakt worden.
Er is nu in elk geval een window of opportunity, denk ik. U hebt nog twee jaar, afgerond. Nu moet het echt beter. Er is heel veel aan de oppervlakte gekomen, maar wij mogen niet willen dat er nog lijken uit de kast vallen, dat er echt sprake is van veiligheidsrisico’s en dergelijke meer door het slecht functioneren van de ADIV. Dit heeft echt veel te lang geduurd en het zou mij effectief niet verwonderen, zoals collega Yüksel daarnet ook zei, dat collega’s in het buitenland zich vragen beginnen stellen, dat die samenwerking een beetje on hold wordt gezet, dat men wantrouwig begint te worden om samen te werken met ons. Het netto resultaat daarvan is minder efficiënte veiligheidsoperaties. Volgens mij is het tijd om dat een halt toe te roepen.
07.18 Veli Yüksel (CD&V): Op basis van de informatie waarover we beschikken, mijnheer de minister, moeten er een aantal zaken gebeuren. U heeft een aantal voorlopige maatregelen genomen. U verwacht dat er na het tussentijdse rapport van september 2017 mogelijk nog maatregelen zullen volgen. Ik blijf erbij dat de ADIV een belangrijk sluitstuk is in onze informatiegaring en uitwisseling. In die keten mag dus absoluut geen zwakke schakel zitten. Ik denk dus dat we dringend een aantal zaken moeten oplossen.
Mijnheer de voorzitter, als het tussentijdse rapport er zal zijn, is het niet slecht om de nieuwe baas van de ADIV hier in de commissie uit te nodigen om daarover een gesprek te hebben op basis van de maatregelen, om te bekijken wat hij daarmee zal doen.
07.19 Peter Buysrogge (N-VA): Bedankt voor uw antwoord, mijnheer de minister.
U schetst dat er een aantal verbetervoorstellen gedaan zijn sinds 2011 en sinds het binnenkomen van de brief einde 2016. De problematiek toont aan dat alles beter kan en moet en dat de molen jammer genoeg traag maalt. We hebben allemaal baat bij een goed functionerende militaire inlichtingendienst. Ik hoop dat de resultaten die nu naar boven komen ook door de nieuwe leiding aangegrepen worden om omgezet te worden in actieplannen, in beleidsplannen, in operationaliteit.
Het is mij ook niet helemaal duidelijk in hoeverre de nieuwe topman een specifieke opdracht meegekregen heeft om daar werk van te maken. Ik denk ook dat het nuttig is om hem vroeg of laat eens naar hier uit te nodigen om met hem van gedachten te wisselen. De problematiek zal in ieder geval de komende maanden niet stilvallen.
07.20 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Buysrogge, ik denk dat de nieuwe generaal aan het hoofd van de ADIV heel goed weet welke richting de ADIV in de toekomst uitmoet. Hij heeft daarvoor een aantal rapporten over het verleden en studies te zijner beschikking. Ik denk dat hij zich in de eerste plaats zal concentreren op het leren kennen van zijn mensen en een goed zicht krijgen op de problemen die zich daar stellen.
Problemen kunnen worden aangekaart en brieven gelekt, maar elk individu heeft nog altijd een zekere verantwoordelijkheid voor samenwerking binnen zijn dienst. Dat geldt niet alleen voor de militaire diensthoofden, maar ook voor de burgerlijke diensthoofden.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw Kattrin Jadin heeft niets laten weten, bijgevolg vervalt haar vraag nr. 19353.
08 Vraag van de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het werken op afstand" (nr. 19378)
08 Question de M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le travail à distance" (n° 19378)
08.01 Alain Top (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de wet van 10 april 2016 regelt het werken op afstand binnen Defensie en is nu reeds enkele maanden in uitvoering. Enkele weken geleden vroeg ik reeds de cijfers op om een zicht te krijgen op het aantal militairen en burgerpersoneelleden dat gebruikmaakt van satelliet-, thuis- of telewerken. Ik wil u danken voor de antwoorden die ik al gekregen heb.
In die lijst valt op dat er bijna geen vrijwilligers werken op afstand en dat slechts een zeer beperkt aantal militairen daarvan gebruikmaakt. Daarnaast komt er ook geen enkele gevechtseenheid op de lijst voor. Nochtans heeft die eenheid ook administratieve functies waarbij werken op afstand mogelijk zou kunnen zijn.
Mijnheer de minister, kunnen sommige leden van de gevechtseenheden werken op afstand?
Is er een aanwijsbare reden waarom vrijwilligers amper gebruikmaken van die mogelijkheid?
Welke informatiekanalen werden gebruikt om de militairen op de hoogte te brengen van de mogelijkheden tot werken op afstand?
Hoeveel aanvragen zijn er in totaal ingediend en hoeveel werden er eventueel geweigerd?
Worden er acties ondernomen om het werken op afstand verder te promoten onder het militair personeel?
08.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Top, ook medewerkers bij gevechtseenheden kunnen op afstand werken, uiteraard voor zover hun functie zich daartoe leent. Het werken op afstand is mogelijk, zowel op regelmatige als incidentele basis en hangt af van de dienstmogelijkheden en de opdrachten van het personeelslid. Een beslissing over al dan niet thuiswerken wordt dan ook gemaakt tussen de betrokkene en zijn diensthoofd.
De doorgaans eerder op uitvoering gerichte taken van een vrijwilliger, zoals fuseliers, koks, chauffeurs en technici, lenen zich inderdaad vaak moeilijker tot werken op afstand. Ik denk niet dat buren het zouden appreciëren als mensen in hun eigen tuin zouden willen gaan oefenen.
Zoals u kon vaststellen uit de cijfers die ik u heb gegeven naar aanleiding van uw schriftelijke vraag nr. 1116 van 27 maart, maken vooral de staven en de administratieve eenheden gebruik van de maatregel en dat geldt in principe voor alle graden in die eenheden.
De richtlijnen betreffende het werken op afstand zijn voor alle personeelsleden van Defensie consulteerbaar via het militair netwerk en zijn dus bekend.
Er werden voorlopig geen statistieken bijgehouden over geweigerde aanvragen.
Eerder dit jaar heb ik, in antwoord op een mondelinge vraag van mevrouw Hufkens, gesteld dat wij inspanningen leveren om in de mate van het mogelijke de desktops te vervangen door laptops, omdat die nu eenmaal handiger zijn voor het werken op afstand, maar er worden geen andere acties ondernomen om het werken op afstand te promoten. Daarmee bedoel ik dat het werken op afstand een maatregel is die genomen wordt om een betere work-life balance te kunnen krijgen en het is daardoor een gunst, die wij niet actief moeten promoten. Als de mogelijkheden kenbaar zijn, dan moet dat volstaan.
08.03 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, er is een nuanceverschil tussen het kenbaar zijn van de mogelijkheden en het effectief aanbieden van mogelijkheden door er voldoende over te communiceren met de medewerkers op het werkveld. U hoeft het voor mij geen promotie te noemen, maar er moet voldoende gecommuniceerd worden over de mogelijkheden.
08.04 Minister Steven Vandeput: (…) Ik geloof zelf nog altijd dat het samenkomen in een gevechtseenheid, waar bijvoorbeeld samen enkele dingen voorbereid worden, een toegevoegde waarde heeft.
08.05 Alain
Top (sp.a): Uiteraard.
08.06 Minister Steven Vandeput: Als u mij dus vraagt wat ik doe ter promotie, dan antwoord ik dat ik faciliteer. Ik heb de wettelijke mogelijkheden gecreëerd. De mogelijkheden zijn gekend. Ik zal geen actieve actie ondernemen om tegen de personeelsleden te zeggen dat zij thuis kunnen blijven en niet naar hun eenheid hoeven te komen. Die nuance wil ik daarbij aanbrengen.
08.07 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, het kwam in uw eerste antwoord enigszins over alsof het louter negatief zou zijn. Nochtans is de mogelijkheid in de wet voorzien en werd de wet verruimd, waardoor de militairen die mogelijkheid hebben. Daarom roep ik u daartoe op. Er zijn ook voordelen aan verbonden. Ik geef u gelijk als u zegt dat het werken in een eenheid bevorderlijk is voor de samenwerking en het groepsgevoel, maar voor enkele functies en taken is het niet noodzakelijk om dagelijks naar de werkplek te gaan, omdat die evengoed van op een andere plaats via telewerk uitgevoerd kunnen worden.
Op mijn vraag naar de vrijwilligers hebt u geantwoord dat het, eigen aan de functie zelf, inderdaad soms moeilijker is om thuiswerk of telewerk te faciliteren. Dat is terecht.
Ik vind wel dat het aantal weigeringen in de toekomst geëvalueerd moet worden. De wet dateert van 2016, maar u hebt geantwoord dat er omtrent de weigeringen vandaag geen cijfers bestaan, omdat er geen statistieken van bijgehouden worden. Ik zou suggereren om dat op termijn wel te doen, zodat we kunnen nagaan waar er eventueel haperingen zijn of zodat we kunnen zien of er tussen de eenheden verschillen bestaan in de oordelen omtrent de vragen van de militairen.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vragen nrs. 19409 en 19411 van collega Delannois worden uitgesteld. Vraag nr. 19473 van de heer Flahaux wordt wel nog vandaag gesteld, maar hij is nu naar de commissie voor de Volksgezondheid. Vraag nr. 19554 van de heer Crusnière wordt uitgesteld. Vraag nr. 19618 van de heer Dallemagne wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
- de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de ontslagen binnen Defensie" (nr. 19682)
- de heer Veli Yüksel aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de uittredingen bij Defensie" (nr. 19745)
- M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les démissions à la Défense" (n° 19682)
- M. Veli Yüksel au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "les départs de la Défense" (n° 19745)
09.01 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, ik citeer een artikel uit De Morgen van 24 juni over de operatie Vigilant Guardian. “De militairen zijn bezorgd over de werkdruk: ‘Door oververmoeidheid verslapt onze aandacht.’ ”
Een tweede citaat: “Achter de prikkeldraad van de kazerne in Peutie, waar de militairen overnachten die Brussel beveiligen, hangen sommigen hun helm definitief aan de haak. Alleen al in één eenheid vertrokken de voorbije maand vier officieren vrijwillig.”.
Een derde citaat: “Onze huidige werkomstandigheden zijn te slecht, wat ons heel hoog zit. Er zullen op een hoger echelon acties ondernomen moeten worden om iets te veranderen of nog meer van onze mensen zullen Defensie verlaten, met nog negatievere gevolgen voor onze onderbemande opdrachten.”
De verwachtingen van onze militairen zijn niet meer realistisch. Zij kunnen één keer op zes weken naar huis voor een korte periode en werken uren door, krijgen te weinig ruimte om te ontspannen. Geen mens kan dit langdurig volhouden.
Een half jaar geleden stelde ik u reeds een vraag over het aantal ontslagen bij Defensie nadat 20 van de 82 piloten te Melsbroek een overstap naar de privésector overwogen. Dit zou een rechtstreeks gevolg zijn van de intenties van de regering de pensioenleeftijd van de militairen te verhogen tot 63 jaar. Daarnaast oefenen heel wat militairen meer taken uit dan het hoofdberoep waarvoor zij werden aangeworven. Uit uw antwoord toen bleek dat er een stijging van het aantal aanwervingen was. Echter niet extreem of substantieel. De voorbije maanden kregen wij opnieuw verschillende signalen van militairen die graag bij Defensie wilden vertrekken maar die kans niet kregen omdat zij niet genoeg gerendeerd zouden hebben binnen Defensie.
Mijnheer de minister, ik krijg graag van u een update van de volgende cijfers.
Hoeveel aanvragen B, C4 heeft Defensie in de eerste helft van 2017 ontvangen? Hoeveel ontslagen werden daarvan geweigerd?
Graag krijg ik ook een antwoord op de volgende vragen.
Om welke redenen worden ontslagen geweigerd? Kan Defensie militairen blijven motiveren die eerder hun ontslag hebben ingediend maar een weigering kregen? Welke stappen worden hiervoor ondernomen?
Welke perspectieven ziet u voor de toekomst, onder andere door de oprichting van het veiligheidskorps? In welke termijnen voorziet u hiervoor, samen met uw collega?
Ten slotte, kunt u bevestigen dat de operatie Homeland meer en meer het karakter krijgt van een permanente operatie?
09.02 Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, in kader van de antiterreurmaatregelen staan onze militairen ondertussen reeds twee jaar op straat. Vorige week werd de operatie Vigilant Guardian met een maand verlengd tot begin augustus. Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om de militairen nogmaals te bedanken voor hun inzet en voor de inspanningen die zij in de voorbije periode hebben geleverd. Hun bijdrage staat absoluut niet ter discussie. Ik wil dat nogmaals formeel onderstrepen.
De inzet blijft natuurlijk wegen op Defensie. Dat is niet nieuw. Volgens mijn informatie zouden in 2016 en 2017 meer dan 100 officieren Defensie hebben verlaten.
Hoeveel militairen zijn in 2016 en 2017 vertrokken bij het leger? Wat was de voornaamste reden voor hun vertrek? Welke maatregelen wilt en zult u nemen om de uitstroom tegen te gaan, die uiteraard gelieerd is aan de vermelde problematiek?
09.03 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, Defensie ontving van 1 januari 2017 tot 29 juni 2017 130 aanvragen voor ontslag. Van die aanvragen werden er momenteel 19 geweigerd, omdat zij strijdig zijn met het dienstbelang of omdat niet voldaan werd aan de rendementsvoorwaarde. Defensie moet investeren in de vorming van de militairen en het is dan ook duidelijk dat Defensie hiervoor ook een rendement van het individu mag verwachten. Het rendement maakt integraal deel uit van het statuut G1.
Wat de cijfers voor 2016 betreft verwijs ik u graag naar het antwoord gegeven op de schriftelijke vraag nr. 1008 van 11 januari 2017.
Zoals al dikwijls werd aangehaald in de commissie, moeten militairen die Defensie verlaten geen reden van vertrek opgeven. Hoe dan ook blijft Defensie zich inzetten om de werkomstandigheden van de militair te verbeteren. Bijvoorbeeld wat mensen betreft van wie het ontslag werd geweigerd, zou het kunnen dat een wijziging van standplaats of functie, het aanreiken van een aangepast werkschema, het werken op afstand of een betere verdeling van de werkdruk, een oplossing kan bieden. Eveneens wordt er ingezet op een gerichte rekrutering. Zo zullen de wervingen van nieuwe jonge rekruten in de toekomst een betere spreiding van de werklast onder de operationele militairen mogelijk maken.
De regering heeft daarnaast besloten om het veiligheidskorps op te richten in de federale politie. De timing en de modaliteiten van dat veiligheidskorps vallen niet binnen mijn bevoegdheden.
Ik wil nogmaals herhalen dat de noodzaak om de operatie Vigilant Guardian uit te voeren, is verbonden met het dreigingsniveau. Het dreigingsniveau wordt bepaald door het OCAD en is vandaag nog altijd 3.
In dat licht acht de regering het nog steeds nodig om een beroep te doen op de militairen. Dit belet evenwel niet dat Defensie verder bekijkt hoe men deze inzet kan optimaliseren.
09.04 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, dank u wel voor de cijfers van 2017.
Het is een bemerking en een zorg die bij u leeft want u hebt zelf geantwoord dat men de werkomstandigheden wil verbeteren. U verwijst nu zelfs naar de mogelijkheid van telewerk, en het veranderen en verbeteren van de omstandigheden voor de militairen. Dat is er eigenlijk voor zorgen dat er geen ontslagen komen of dat het rendement dat gevraagd wordt volgens het statuut wordt gehaald zonder dat een militair beslist om zijn ontslagbrief in te dienen.
U verwees terecht naar het dienstbelang of de rendementsperiode van een militair, want er werd in die militairen geïnvesteerd. Het blijft mij, en waarschijnlijk ook van heel wat leidinggevenden, een zorg dat een militair, die zijn ontslagbrief heeft ingediend, al de sleutel heeft omgedraaid en de deur achter zich heeft gesloten, ook als dat ontslag wordt geweigerd.
Het is eigenlijk van het allerhoogste belang, ook voor de veiligheid van zijn collega’s bijvoorbeeld, dat bij het weigeren van een ontslag alles wordt gedaan om die militairen te blijven motiveren zodat de veiligheid kan worden gegarandeerd van de betrokkene en zijn collega’s, die met hem de straat op moeten.
In uw antwoord op mijn laatste vraag inzake operatie Homeland, hebt u verwezen naar het dreigingsniveau. Ik evenwel verwijs eerder naar uw collega minister Jambon. In een interview gaf hij weer dat de taken van de para’s momenteel geen leuke taken zijn. Hij maakte daarbij de vergelijking met de taken van militairen in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Dat was ook afstompend werk. Hij spreekt ook van een crisissituatie. Bij de start van deze operatie is het ook als crisissituatie aan de militairen voorgesteld. Die situatie duurt nu al lang. Het terreurdreigingsniveau 3 zal wel correct ingeschat zijn door het OCAD. Maar stilaan moeten we maatregelen nemen die ervoor zorgen dat de militairen niet moeten blijven ingezet worden voor bewaking op straat, maar op een structurele manier door de politie kunnen worden vervangen. Op die manier zullen we waarschijnlijk ook het aantal ontslagen van militairen kunnen doen dalen.
09.05 Veli Yüksel (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor de cijfers.
Als we kijken naar de eerste helft van dit jaar, zien we dat 130 mensen Defensie hebben verlaten. Dat is een groot aantal.
09.06 Minister Steven Vandeput: Af en toe moeten we ook een en ander in perspectief plaatsen. Is het zo’n drama dat 100 mensen op een totaal van 30 000 man hun ontslag vragen? Ik denk dat de privésector blij zou zijn met dit soort verhoudingen. Er zou heel wat jaloezie zijn. Als u naar andere diensten gaat kijken, zult u ongetwijfeld stoten op cijfers die minstens dezelfde richting uitgaan. Laat ons dus relativeren.
09.07 Veli Yüksel (CD&V): Procentueel denk ik dat u gelijk hebt. Die verhoudingen zijn wellicht verwaarloosbaar, maar het aantal van ruim 100 mensen is ook een signaal. Voor sommigen blijft het onvermijdelijk dat men Defensie op een bepaald moment wil verlaten. Dat is een eigen keuze.
Enerzijds, moeten wij zoeken naar manieren om de druk te verlichten. In dat opzicht is het goed om die operatie te evalueren, wat binnenkort wellicht nog eens zal gebeuren. Er moet een evaluatie gemaakt worden van de manier waarop men een bijdrage levert. Anderzijds, komt het veiligheidskorps in het vizier telkens men over die operatie spreekt. Die problematiek gaat al heel lang mee. Ik heb in het verleden u en uw collega van Binnenlandse Zaken daarover bevraagd. Het veiligheidskorps mag nu wel concreet worden. Ik zal eens nagaan hoe het zit bij Binnenlandse Zaken. Daarmee zullen niet alle problemen opgelost zijn, maar het zou het begin van een oplossing kunnen zijn.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Jean-Jacques Flahaux au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le bilan humain de la présence belge sur les différentes opérations extérieures depuis ces 20 dernières années" (n° 19473)
10 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "de menselijke balans van de Belgische deelname aan verschillende operaties in het buitenland tijdens de laatste 20 jaar" (nr. 19473)
10.01 Jean-Jacques Flahaux (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, chacun garde en mémoire les dix parachutistes tombés à Kigali au Rwanda le 7 avril 1994. Des noms de rue leur sont décernés afin que leur sacrifice ne tombe pas dans l'oubli. La Belgique participe à de nombreuses opérations extérieures à son territoire. Cela doit être sa fierté.
Monsieur le ministre, quel est le bilan humain depuis cette date dans les différentes opérations qui ont été menées? Pouvez-vous me dire ce qu'il en advint des familles des victimes militaires de ces conflits? Perçoivent-elles une pension? Une aide financière de la Défense nationale? Une aide psychologique? Quel est le soutien offert par la Défense nationale pour les soldats blessés en opérations extérieures?
10.02 Steven Vandeput, ministre: Mevrouw de voorzitter, monsieur Flahaut, depuis 1995, 16 militaires belges sont décédés durant des missions extérieures. En cas de décès, les proches des militaires ont droit à une indemnité de funérailles correspondant au dernier salaire mensuel brut.
Les ayants droit du militaire du cadre actif ou du militaire du cadre de réserve décédé en service peuvent percevoir une pension de survie. De plus, une majoration d’allocations familiales est possible sous certaines conditions. La Défense peut en outre octroyer des indemnités spécifiques suite à un acte de violence intentionnel, une opération de déminage, un saut en parachute, un accident à bord d’un avion militaire ou une mission militaire à l’étranger.
En cas de décès lors d’une opération ou d’une action d’aide humanitaire, il arrive que l’assureur refuse de prendre en charge l’assurance-vie ou le solde restant dû éventuel. Dans ce cas, la Défense peut, sous certaines conditions, verser au bénéficiaire le montant de l’assurance.
Lors de l’annonce du décès et du rapatriement du corps, l’entourage du bénéficiaire décédé bénéficie d’un soutien psychologique. Par la suite, la famille continue à être soutenue par l’OCASC sur le plan administratif, financier, psychosocial et juridique.
Lorsqu’un soldat est blessé en opération, la chaîne médicale militaire assure la prise en charge à partir de l’endroit où la personne est blessée et s’occupe du patient jusqu’au traitement final en Belgique tout en assurant les soins ultérieurs et la préparation de réintégration.
En plus des soins médicaux, chaque militaire blessé en mission à l’étranger sera pris en charge par un psychothérapeute. La Défense veille naturellement aux droits du militaire lorsqu’il est en mission à l’étranger. Deux commissions soutiennent les militaires en cas de maladie ou de blessure contractée pendant l’exécution de sa mission.
La commission des pensions de réparation et la commission militaire d'aptitude et de réforme ont toutes les deux le droit d'accorder une pension. Les deux pensions potentielles sont cumulables. Les ayants droit peuvent également demander cette pension après le décès du militaire.
Si le militaire est victime d'un accident ou d'une maladie lors d'une opération militaire ou d'une action humanitaire à l'étranger, voire lors d'une mission de déminage en Belgique, la pension est majorée de 25 %. Le HZIV couvre ses frais de santé pour le reste de sa vie. Il lui est également possible de faire appel à une assistance morale et à des emprunts sociaux.
Pour être bref, je crois que s'il y a des problèmes, on contacte l'OCASC et on aide les ayants droit à toucher ce à quoi ils ont droit.
10.03 Jean-Jacques Flahaux (MR): Je tiens à remercier monsieur le ministre pour sa réponse.
Effectivement, je trouve que nos militaires font un travail formidable. Je tiens à dire aussi, au contraire de mon collègue Top, que je suis aussi très fier de voir le travail de protection qu'ils font en Belgique dans les lieux publics. Je considère que cela rassure les personnes. J'espère que cela n'arrivera pas, mais si jamais il se passait quelque chose, ils seraient couverts par les aides que vous nous avez présentées.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Alain Top aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het 'Defence and industry together to the future' event van 22 en 23 juni 2017" (nr. 19683)
11 Question de M. Alain Top au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le forum 'Defence and industry together to the future' des 22 et 23 juin 2017" (n° 19683)
11.01 Alain Top
(sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de
minister, op 22 en
23 juni laatstleden vonden ontmoetingen en uitwisselingen plaats tussen de
socio-economische wereld, Defensie en de overheid. De nieuwe
veiligheidsuitdagingen en het partnerschap tussen Defensie en de bedrijfswereld
werden er besproken. De website van Defensie gaf aan welke redenen belangrijk
waren om deel te nemen aan het event: exclusieve informatie waarmee men het
beleid inzake de beveiliging van producten en diensten kan aanpassen, de
gelegenheid om nieuwe en kostbare professionele contacten te leggen en voor
industriëlen en leveranciers van diensten de opportuniteit om het bedrijf
rechtstreeks te valoriseren bij keyverantwoordelijken bij Defensie.
Het
lobby-evenement werd gesponsord door United Techonologies en Honeywell, twee
grote spelers in de industrie, met allesbehalve een vlekkeloze reputatie.
United Technologies schond in 2012 nog het wapenembargo tegen China door de
verkoop van militaire technologie, waardoor het land in staat was om voor het
eerst zelf aanvalshelikopters te produceren. Honeywell is een belangrijke
leverancier van Israël. Het bedrijf onderhoudt de Israëlische F-15 en
F-16-gevechtsvliegtuigen, die regelmatig ingezet worden bij het bombarderen van
de Gazastrook.
Op het
lobby-evenement spraken verscheidene wapenlobbyisten. Onder andere Renaud
Bellais van Airbus, de fabrikant van de Eurofighter Typhoon, zat in het
openingspanel en sprak over “Nieuwe partnerschappen Defensie-bedrijfswereld:
opportuniteiten voor tewerkstelling en economie.”
Ten eerste,
bent u van mening dat dergelijk lobby-evenement problematisch kan zijn voor het
duurzaamheidsbeleid van onze overheid?
Ten tweede,
welke conclusies werden uit het evenement getrokken? Kan deze commissie
eventueel de conclusierapporten verkrijgen of bespreken?
Ten derde,
om welke reden nodigde het evenement één van de fabrikanten van
kandidaat-vervangers voor onze F-16’s uit? Werden alle vier de kandidaten
uitgenodigd? Werd dit contact opgenomen in een lobbyregister?
Ten slotte,
om welke reden koos Defensie ervoor samen te werken met United Technologies en
Honeywell, ondanks hun bedenkelijke reputatie?
11.02 Minister Steven Vandeput: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Top, ik had dit wellicht moeten inschrijven in het transparantieregister. Ik kan u echter geruststellen, al bent u kennelijk niet tevreden dat er mogelijks een bedrijf aanwezig was dat niet uw favoriet blijkt te zijn.
Alle gekheid op een stokje, het door u aangehaalde evenement was een organisatie van de Koninklijke Kring Mars & Mercurius vzw, een vzw die niet valt onder mijn voogdij. Ik ben dus op geen enkele manier verantwoordelijk voor de geselecteerde sponsoring noch voor de aanwezige bedrijven. Dit gezegd zijnde, de Koninklijke Kring Mars & Mercurius staat uiteraard dicht bij Defensie en telt nogal wat oud-stafleden en reservisten onder zijn leden. Zij hebben het event Defence and industry together to the future georganiseerd in het kader van hun invulling van wat men noemt de zoektocht naar een triple helix model. In dat verhaal kan ik mij inbeelden dat externe organisaties, dus niet Defensie zelf, een brede kijk willen krijgen en hun leden een brede kijk op de zaak willen aanbieden.
11.03 Alain Top (sp.a): Mijnheer de minister, voor alle duidelijkheid, ik heb geen voorkeur, voor geen van de vier. Dat wou ik even zeggen.
11.04 Minister Steven Vandeput: Ik stel maar vast dat u altijd zo ongerust bent dat er iets fout zou gaan met het aanbod van de Amerikanen. U maakt nu een opmerking over het feit dat iemand die gelinkt wordt aan Typhoon aanwezig was bij een bepaald evenement, niet door ons georganiseerd. Een en een is twee, ik tel het alleen op.
11.05 Alain Top (sp.a): Deze conclusie is voor uw rekening, mijnheer de minister.
U kent ons standpunt zeer goed. Wij hebben geen voorkeur voor een van de vier of vijf, voor alle duidelijkheid. Het is echter wel een zorg die ik hier formuleer in mijn vraag. U verwijst naar het feit dat het een vzw is die niet onder uw bevoegdheid valt en ik kan u daar wel in volgen. Daar zullen echter heel waarschijnlijk heel wat militairen die nog in dienst zijn, ook hogere militairen, aanwezig geweest zijn. De aanwezigheid alleen al kan soms verkeerde insinuaties wekken, zoals u dat doet ten aanzien van mij als ik vragen stel in de commissie. Insinuaties kunnen evengoed over zo'n evenement gemaakt worden.
Het is belangrijk om een duidelijk onderscheid te behouden tussen officiële evenementen van Defensie en nevenorganisaties waarvoor Defensie wel verantwoordelijkheid draagt, en de zaken waarvoor die verantwoordelijkheid er niet is. Als er toch militairen dergelijke lobbyevenementen — sta mij toe dit woord te gebruiken — bezoeken, waar zij de mensen van de industrie en van andere organisaties ontmoeten, moet hen duidelijk worden gemaakt hoe daarmee om te gaan. Dan moet evengoed in het lobbyregister of in het transparantieregister worden weergegeven dat die contacten er geweest zijn.
Ik maakte de opmerking dat er maar een van de fabrikanten aanwezig was. Ik heb dat gelezen op hun website. Daar bent u niet verantwoordelijk voor en ik zal u daarover geen verdere vragen stellen, al blijft het voor mij een zorg …
11.06 Minister Steven Vandeput: Ik begrijp voor een stuk uw bezorgdheid, mijnheer Top, maar wij moeten ook durven nadenken met gezond boerenverstand. Wij moedigen iedereen aan om in te zien dat Defensie deel uitmaakt van de maatschappij en een zo breed mogelijke kijk heeft op mogelijke industriële partners.
Het lijkt mij nogal evident dat mensen van Defensie deelnemen aan netwerkevents waarop, met het oog op industriële participatie, eender welke kandidaat aanwezig is in het kader van het F-16-vervangingsprogramma, of de landcomponent, of de marine of andere investeringen die gaan gebeuren. Met industriële participatie denk ik aan triple helix, samenwerking van bedrijven, overheid/gebruiker en onderzoeksinstellingen.
Ik zal een ander voorbeeld geven. Eind augustus vindt een heel goede luchtshow plaats in Leopoldsburg, Sanicole. Daar zullen ook twee evenementen plaatsvinden waarop de industrie aanwezig is en die door de industrie worden gesponsord. Sanicole is ook een vzw die met Defensie rechtstreeks niets te maken heeft. De industrie zal daar aanwezig zijn en daar zullen ook heel wat militairen aanwezig zijn, wat mij nogal evident lijkt.
Ik wil uw bezorgdheid vooral wegnemen, omdat ik u kan bevestigen dat de mensen die namens Defensie deelnemen aan dit soort evenementen en dergelijke, een heel duidelijke deontologische code naleven en heel goed weten waarmee zij bezig zijn. In die optiek is volgens mij dan ook weinig zware beïnvloeding te vrezen.
11.07 Alain Top (sp.a): Dan delen wij dezelfde zorg, voor alle duidelijkheid.
11.08 Minister Steven Vandeput: Maar het is gereguleerd, het is autogereguleerd. Dat wil ik zeggen.
11.09 Alain Top (sp.a): Wij hebben dezelfde zorg, maar mijn enige opmerking hierbij is dat de twee sponsors bedrijven zijn met een nogal bedenkelijke reputatie. Dat kan gevaarlijk zijn. Ik geef het maar aan.
11.10 Minister Steven Vandeput: Mijnheer Top, het is normaal dat defensiegelieerde industrieën sponsor zijn van dit soort evenementen. Als u als burgemeester voetbalploeg Harelbeke wil laten sponsoren, zal het moeilijk zijn dat te laten doen door een bakker die enkel in Limburg broden levert. U zult voor dergelijke zaken ook in uw omgeving zoeken naar sponsors. Ik kan begrijpen dat een vzw als de Koninklijke Kring Mars & Mercurius probeert een beroep te doen op sponsors om dat soort evenementen te organiseren, wat haar doelstelling is.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 19690 van de heer Delannois wordt uitgesteld. De vragen nrs. 19730 en 19754 van mevrouw Fernandez Fernandez worden uitgesteld.
- M. Sébastian Pirlot au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le Fonds européen de la défense (FED)" (n° 19193)
- Mme Karolien Grosemans au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le Fonds européen de la défense" (n° 19227)
- M. Stéphane Crusnière au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "l'accord trouvé en matière de coopération européenne permanente en matière de Défense lors du Conseil européen du 22 juin 2017" (n° 19563)
- Mme Julie Fernandez Fernandez au ministre de la Défense, chargé de la Fonction publique, sur "le Fonds européen de la défense (FED)" (n° 19731)
- de heer Sébastian Pirlot aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het Europees Defensiefonds (EDF)" (nr. 19193)
- mevrouw Karolien Grosemans aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het Europees Defensiefonds" (nr. 19227)
- de heer Stéphane Crusnière aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het op de vergadering van de Europese Raad van 22 juni 2017 bereikte akkoord over permanente Europese samenwerking op het stuk van defensie" (nr. 19563)
- mevrouw Julie Fernandez Fernandez aan de minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken, over "het Europees Defensiefonds (EDF)" (nr. 19731)
12.01 Karolien Grosemans (N-VA): Mijnheer de minister, na de frequente Amerikaanse kritiek op het onevenwicht in de NAVO op het vlak van defensie-inspanningen, heeft de Europese Commissie nu ook een initiatief aangekondigd op het vlak van defensie. Er wordt overwogen om een Defensiefonds op te richten dat jaarlijks tot 5,5 miljard euro in Europese defensiebehoeften zou kunnen investeren. Defensie is geen bevoegdheid van de Commissie en de expertise op dat vlak ontbreekt.
Mijnheer de minister, wat is uw visie over dit initiatief van de Commissie? Wat is de houding van de regering?
Hoe zal de Commissie bepalen wat de defensiebehoeften zijn en waarin best wordt geïnvesteerd?
Hoe wordt dit Defensiefonds gestijfd? Zal België moeten bijdragen? Hoeveel?
Zullen alle EU-lidstaten deelnemen aan dat fonds? Weet men al wie wel of niet zal deelnemen?
Hoe zal dit Defensiefonds bijdragen aan betere Europese defensiecapaciteiten?
Is er een verdeelsleutel onder de lidstaten voor de subsidies die dit fonds zal toekennen?
12.02 Minister Steven Vandeput: De EU-lidstaten zullen intergouvernementeel bepalen wat de defensiebehoeften zijn die door de Commissie kunnen worden ondersteund. De intentie is dat dit proces zal worden begeleid door het Europees Defensieagentschap (EDA). De nadruk ligt op het aanpakken van de capacitaire lacunes in domeinen waarin de EU actueel niet of onvoldoende autonoom kan optreden.
Het Europees Defensiefonds bestaat uit twee delen. Het eerste deel ondersteunt het onderzoek in het defensiedomein. Deze ondersteunende projecten zullen volledig gefinancierd worden uit het budget van de Europese Unie. De Commissie voorziet voor al deze projecten samen in een jaarlijks bedrag van 500 miljoen euro vanaf 2021. Het tweede deel ondersteunt de ontwikkelingsfase van capacitaire projecten, waarbij slechts een deel van de ontwikkelingskosten door het budget van de Europese Unie zal worden gedragen.
De Commissie stelt een jaarlijks bedrag van een miljard euro ter beschikking om al deze projecten vanaf 2021 te financieren. Het overblijvende deel van de ontwikkelingskosten en de volledige serieproductie van materieel zal door de lidstaten moeten worden gefinancierd die vrijwillig aan deze capacitaire projecten deelnemen. Er is dus geen enkele bijdrage verplicht voor lidstaten die afzijdig willen blijven. Omgekeerd is het de bedoeling dat een land alleen kan genieten van het fonds als het er ook zelf toe bijdraagt.
Deze bijdragen worden geraamd op vier miljard euro per jaar. Er wordt dus een totaal jaarlijks budget van vijf miljard voor het geheel geambieerd.
Het identificatieproces van de projecten die door het fonds kunnen worden gesubsidieerd, is nog niet begonnen. Daarover kan ik dus nog geen conclusies formuleren. De projecten zullen worden gerealiseerd door industriële consortia die zullen worden geselecteerd via een openbaar en competitief proces op Europees niveau. Het aantrekkelijke voor de lidstaten bestaat er voornamelijk in dat zij, ondanks de aanzienlijke financiële bijdrage van de Commissie, toch voor 100 % eigenaar zullen zijn van de verworven capaciteiten.
In de komende drie maanden zullen wij actief aan de onderhandelingen deelnemen. Die onderhandelingen zullen moeten uitmonden in de uiteindelijke definitie van de arrangementen en de criteria. Daarnaast weet u uiteraard dat wij blijven deelnemen aan bilaterale en multilaterale initiatieven, zoals wij dat ook al in het verleden hebben gedaan.
12.03 Karolien Grosemans (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.
Het klinkt vrij positief en redelijk optimistisch. Wij kunnen alleen maar hopen dat het Defensiefonds zal helpen om het verbrokkelde defensielandschap in Europa tegen te gaan. Wij kennen allemaal de verhalen van de 17 verschillende pantservoertuigen en de 12 verschillende oorlogsschepen, gebouwd…
12.04 Minister Steven Vandeput: (…)
12.05 Karolien Grosemans (N-VA): Inderdaad, er zijn ook 27 versies van de NH90. Die zijn allemaal ontwikkeld en gebouwd in Europa, om hetzelfde werk te doen. Dat is een van de zwaktes van Europa op militair vlak.
Wij kunnen alleen maar hopen dat het Defensiefonds geen subsidiemechanisme wordt dat de situatie in stand houdt of verergert. Een mechanisme als de landbouwsubsidies is niet wat er nodig is voor de Europese defensie. Dat is duidelijk.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.08 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.08 heures.