Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du Climat

Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat

 

du

 

Mercredi 4 septembre 2019

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 4 september 2019

 

Voormiddag

 

______

 

 

Le développement des questions commence à 10 h 46. La réunion est présidée par M. Vincent Van Quickenborne.

De behandeling van de vragen vangt aan om 10.46 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Vincent Van Quickenborne.

 

01 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "het capaciteitsvergoedingsmechanisme" (nr. 32C)

- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "de op te stellen KB’s inzake CRM" (nr. 295C)

- de heer Kris Verduyckt aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "het capaciteitsvergoedingsmechanisme" (nr. 310C)

01 Questions jointes de

- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "le mécanisme de rémunération de la capacité" (n° 32C)

- Mme Tinne Van der Straeten à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "les arrêtés royaux à prendre dans le cadre du CRM" (n° 295C)

- M. Kris Verduyckt à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "le mécanisme de rémunération de la capacité" (n° 310C)

 

01.01  Leen Dierick (CD&V): Op 4 april 2019 keurden wij hier in de Kamer nog een wet goed die een kader creëert voor een capaciteits­vergoedings­mechanisme. Daar is keihard en met spoed aan gewerkt, opdat dat nog in de Kamer kon worden behandeld. Er moeten wel nog heel wat stappen worden gedaan; er moeten nog uitvoeringsbesluiten worden genomen om het mechanisme verder uit te werken. Ook daarvoor dringt de tijd, want vóór december 2019 moet de formele notificatieprocedure bij de Europese Commissie worden ingeleid. Zij zal dan onderzoeken of het mechanisme al dan niet marktverstorend werkt.

 

Mevrouw de minister, hoever staat het met de voorbereiding van de uitvoeringsbesluiten? Wanneer zullen die klaar zijn?

 

Zal het nog mogelijk zijn om vóór eind 2019 de formele notificatieprocedure bij de Europese Commissie in te leiden? Wat moet er nog allemaal gebeuren? Zitten we op schema?

 

Volgens de studie van Elia zullen er door de versnelde kolenuitstap bij onze buurlanden vanaf de winter 2022-2023 bijkomende maatregelen nodig zijn om tegemoet te kunnen komen aan de bijkomende capaciteitsbehoefte tot meer dan 1 gigawatt. De goedkeuring van het mechanisme van de strategische reserve loopt maar tot de winter 2021-2022 en het capaciteits­vergoedings­mechanisme wordt pas van toepassing vana  2025. Welke maatregelen zijn er volgens u nog nodig om de tussenperiode te overbruggen?

 

Kan het mechanisme van de strategische reserve worden verlengd of niet? Wat is uw visie daaromtrent? Ik hoop dat ik een heel duidelijk antwoord krijg op mijn beknopte vragen.

 

01.02  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, de planning van Elia inzake de notificatie aan de Europese Commissie van de verschillende koninklijke besluiten die moeten worden aangenomen ter uitvoering van het CRM, gaat uit van een notificatie op 15 januari 2020. Op de vergadering van onze commissie op 15 juli beloofde u er alles aan te doen om het CRM vóór december aan de Europese Commissie voor te stellen. Het gaat om een set van zes KB's, die nu in opmaak moeten zijn en waarover consensus moet bestaan. Artikel 7quaterdecies van het KB betreffende de financiering bepaalt dat het besluit geen uitwerking kan hebben als het niet binnen de 12 maanden na de inwerkingtreding bij wet bekrachtigd wordt.

 

De regering die de KB's uitwerkt, heeft geen meerderheid in het Parlement. Het is bovendien onzeker wanneer een nieuwe regering aantreedt, terwijl de uitwerking van die KB's niet kan wachten.

 

Op welke wijze zult u het overleg over de inhoud van de KB's en specifiek over de financiering organiseren met het Parlement?

 

Zal de regering de deadline van december 2019 of 15 januari 2020 halen?

 

Kunnen de KB's hoe dan ook aangenomen worden in een periode van lopende zaken?

 

De wet van 22 april 2019 voegt ook een artikel in over gerichte veilingen, 7duodecies, om sneller te kunnen gaan indien nodig, en een artikel 7terdecies over de uitbouw van nieuwe capaciteiten, een soort van noodartikel dus. Ook het beroep op artikel 7terdecies veronderstelt een in de ministerraad overlegd koninklijk besluit, bekrachtigd bij wet.

 

Bent u vandaag ook al bezig met de voorbereiding van de KB's betreffende die twee specifieke artikelen?

 

Wordt daarover overleg gepleegd in de taskforce en in het opvolgingscomité? Hoever staat het daarmee?

 

01.03  Kris Verduyckt (sp.a): Aangezien onze voorzitter van beknoptheid houdt, zal ik de inleiding overslaan. We hebben vijf vragen over het CRM, waarvan er reeds twee gesteld zijn. Ik zou er nog drie punten aan willen toevoegen.

 

Het gaat over de financieringsbasis van het CRM. Welke pistes worden onderzocht? Door wie? Is daarvoor een consultant aangesteld? Wie heeft die aangesteld?

 

In welk orgaan wordt de financiering besproken? Als de regeringsvorming nog lang op zich laat wachten, zal er dan in deze periode van lopende zaken steun gezocht worden voor een bepaald financieringsmechanisme in het Parlement?

 

We moeten van Europa een implementatieplan voorleggen, ons zogenaamde last resort. Daarin leggen we uit waarom we voor het ene of gene CRM kiezen. Wordt daaraan gewerkt? We hebben er nog niet veel van gezien. Wie werkt hierop? Wanneer zal een en ander klaar zijn? Als dat nog niet het geval is, waarom niet? Het gaat hier toch om een verplichting opgelegd door de Europese Unie.

 

Voor welke deelaspecten van het dossier wordt er contact gehouden met de deelstaten? U hoorde mij zopas al zeggen dat onzes inziens alle parlementen in het land betrokken moeten worden bij klimaatdossiers, en dus ook bij het dossier over het CRM. Hoe zal dat gebeuren?

 

01.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Merci monsieur le président, bonjour chers collègues, j'espère que vous avez passé d'excellentes vacances. Je vois à vos questions que vous êtes en pleine forme, donc à mon avis on peut y répondre par la positive. Pour ma part, je suis dans le même état d'esprit.

 

Pour cette première volée de questions qui montrent un appétit, je viens de le souligner, mais aussi une demande pressante de savoir ce qu'il en est, je vais peut-être vous décevoir quelque peu parce que le timing des travaux, actuellement, est reparti avec une réunion des stakeholders et une présentation de ce timing par le comité de suivi du CRM (mécanisme de rémunération de la capacité), qui a eu lieu le 9 juillet. La nouvelle période que nous avons devant nous s'étend jusqu'à la mi-décembre.

 

Je vais maintenant expliquer précisément de quoi il s'agit.

 

Tout d'abord, pour que vous ayez les idées clairement en tête, le comité de suivi du CRM – qui a été constitué pour travailler à l'élaboration de la législation secondaire, c'est-à-dire des arrêtés royaux qui, effectivement, comme l'a souligné Mme Van der Straeten, doivent être confirmés par le Parlement, comme beaucoup d'arrêtés royaux d'ailleurs dans cette matière – est composé de la DG Énergie, de membres de mon cabinet, de la CREG et d'Elia.

 

Ce comité se penche sur l'analyse des mesures devant être prises pour constituer la législation secondaire, permettant à la loi-cadre qui a été votée par votre Parlement en avril dernier et qui concerne l'insertion dans notre arsenal législatif d'un mécanisme de rémunération de la capacité, d'être en mise en œuvre. Ce mécanisme doit être neutre, mais vise au premier chef, et ça c'est l'urgence, à étoffer notre capacité de production, notre parc de production belge. Dans ce cadre, puisque nous devons prévoir et accompagner la sortie du nucléaire en 2025, sachant que des centrales nucléaires vont déjà sortir en 2022 et en 2023 et qu'Elia fait une étude d'adéquation au fil du temps pour que nous soyons le plus près possible de nos besoins en termes de capacité, nous continuons ce travail également en fonction de l'évolution de la capacité sur notre territoire, d'une part, et de l'évolution des capacités sur le territoire des pays voisins, d'autre part.

 

Le 9 juillet, nous avons présenté à Elia un planning qui prévoit de finaliser la rédaction de la législation secondaire pour la mi-décembre 2019, après des périodes de consultation publique et d'avis qui ne sont pas encore fixées mais que nous devons intercaler dans ce délai qui court entre le 9 juillet pour Elia et – au moment où je vous parle – le mois de septembre et la mi-décembre.

 

La mi-décembre sera également le timing prévu pour la notification à la DG Compétition des préparatifs et des projets d'arrêtés royaux pour pouvoir discuter avec la DG Compétition de l'adéquation de ce que nous imaginons faire pour mettre en œuvre ce mécanisme de rémunération de la capacité dans le délai voulu par la sortie nucléaire. La Commission européenne est très consciente de l'urgence de nos travaux. Elle nous a déjà aidés fortement à établir la loi-cadre et va continuer à le faire avec la législation secondaire.

 

Étant donné ce planning, nous serons encore dans les délais pour pouvoir avoir une législation opérationnelle permettant de lancer les premiers marchés publics en 2021. C'est notre objectif.

 

Que peut-on faire en affaires courantes? Ce que nous faisons: nous continuons à travailler sur un mécanisme de rémunération de la capacité dont le principe a été décidé par le gouvernement alors qu'il n'était pas encore en affaires courantes. Ainsi, nous poursuivons un travail qui est la conséquence de décisions antérieures. Évidemment, il y aura des arbitrages éminemment cruciaux à effectuer dans le cadre des préparatifs de ces arrêtés royaux. Ceux-ci concernent le financement de ce mécanisme de rémunération de la capacité, ainsi que les lignes directrices.

 

Pour nous y aider, ainsi que le prochain gouvernement qui sera le seul habilité à établir ces arbitrages, le travail effectué avec la Commission européenne nous fournira énormément d'outils afin de continuer à parfaire le plus possible les textes de la législation secondaire et de pouvoir remettre au gouvernement suivant et au ministre qui sera désigné le travail à poursuivre. Il lui incombera de finaliser les travaux avec la Commission européenne et d'entériner cette législation au niveau du Parlement, afin qu'elle puisse entrer en vigueur et que nous puissions lancer les premiers marchés publics en 2021.

 

Nous sommes en septembre 2019, nous avons encore pas mal de travail à accomplir d'ici la fin de l'année. En 2020, nous serons dans la dernière année pleine qui devra nous permettre d'élaborer et de finaliser cette législation. Les périodes de consultation publique et d'avis permettront d'avoir un échange avec les stakeholders et/ou avec la société civile, ainsi que, bien entendu, avec le Parlement.

 

En ce qui concerne d'éventuels problèmes urgents, la législation-cadre prévoit que le gouvernement prenne lui-même l'initiative et, puisque cela relève de la responsabilité fédérale, s'il est impossible de respecter le timing pour quelque raison que ce soit, fasse en sorte d'être le promoteur et l'investisseur en capacité supplémentaire, à céder après coup à des investisseurs privés puisque le rôle de l'État n'est pas de produire de l'énergie sur notre sol.

 

Voilà. Si je n'ai pas répondu à l'une ou l'autre question, n'hésitez pas à revenir vers moi.

 

01.05  Leen Dierick (CD&V): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. U zegt dat u op schema zit en dat de timing gerespecteerd zal worden. Dat hopen wij uiteraard. Wij hopen ook dat er geregeld teruggekoppeld wordt naar het Parlement, zodat wij over alle informatie beschikken.

 

Ik had u ook gevraagd of het mechanisme van de strategische reserve desgevallend kan worden verlengd. Houdt u dat denkspoor nog in het achterhoofd? Of is dat niet meer mogelijk?

 

01.06  Marie-Christine Marghem, ministre: Avec l'autorisation de M. le président, je me permettrai de répondre immédiatement. La Commission européenne nous a expressément demandé de modifier notre cadre législatif relatif à la réserve stratégique, afin qu'elle soit limitée dans le temps et qu'elle soit taillée à la mesure des besoins, au cas où le marché ne pourrait couvrir ces besoins, avec des évaluations plus rapprochées.

 

Aussi poserons-nous également cette question lors des discussions qui interviendront avec la Commission. Mais je ne peux y répondre pour l'instant. Il est nécessaire d'assurer nos arrières en permanence dans le timing très serré que nous suivons, en fonction des évolutions de notre parc de production, des parcs de production voisins et de l'élaboration des travaux, auxquels nous sommes attachés.

 

01.07  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Ik wil op dat laatste punt inpikken. De verlenging van het mechanisme van de strategische reserve is natuurlijk een mogelijkheid. Nu al een preveiling organiseren is een andere mogelijkheid. Ik spreek mij niet uit over de ene of de andere mogelijkheid.

 

Mevrouw de minister, ik wil u bedanken voor uw antwoord in verband met de set van koninklijke besluiten. Op 18 september komt de opvolging aan de orde in onze commissie. Ik meen dat wij de discussie dan het beste voortzetten.

 

Ik heb nog een vraag over de koninklijke besluiten in verband met de artikelen 7duodecies en 7terdecies, twee aparte artikelen. Worden die nu al voorbereid of is dat voor later?

 

01.08  Marie-Christine Marghem, ministre: Je ne peux répondre quant à ce point. Je reviendrai vers vous directement après avoir posé la question à mon administration et au comité d'accompagnement du CRM.

 

Le président: Donc, la réponse suivra. OK?

 

01.09  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik heb u niets horen zeggen over de manier waarop u de financiering meent rond te krijgen. Kunt u dat alsnog doen?

 

Het CRM is voor velen een laatste keuze. Europa legt ons dat zo op, vandaar het implementatieplan. Wij vinden dat alle verantwoordelijke regeringen erbij betrokken moeten worden, zodat zij hun bijdrage kunnen leveren aan de bevoorradings­zekerheid. Ik roep dus op om daar zeker aan te blijven werken.

 

01.10  Marie-Christine Marghem, ministre: Le financement est une question cruciale qui se pose pour beaucoup de dossiers dans ce domaine de travail. Trois possibilités s'offrent à nous pouvant être combinées de manière différente. Il s'agit donc d'un arbitrage qui se fera par le nouveau gouvernement de plein exercice dûment constitué. En effet, cela concerne soit le consommateur, soit les entreprises, soit le budget de l'État, soit un peu des trois ou deux sur trois, selon un équilibre qui est tout à fait particulier mais crucial et qui a des retombées sur les Régions, vous avez raison. Cet équilibre doit être étudié par un gouvernement de plein exercice - vous le comprendrez aisément - en concertation, le cas échéant, avec les gouvernements régionaux. Il existe d'ailleurs une plate-forme de concertation dénommée le Comité de concertation et dont la mission consiste exactement à discuter de ce type de dossier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- M Marco Van Hees à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "le nouveau conflit d’intérêts au cabinet Marghem" (n° 33C)

- M Malik Ben Achour à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "la situation de conflit d’intérêts d’un ancien membre de votre cellule stratégique (n° 229C)

- M. Kris Verduyckt à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "le risque d'avantage concurrentiel pour ENGIE Electrabel" (n° 312C)

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Marco Van Hees aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "het nieuwe belangenconflict op het kabinet-Marghem" (nr. 33C)

- de heer Malik Ben Achour  aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "het belangenconflict van een voormalig lid van uw beleidscel" (nr. 229C)

- de heer Kris Verduyckt aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "het risico op concurrentievoordeel voor ENGIE Electrabel" (nr. 312C)

 

02.01  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la ministre, votre cabinet semble abonné aux conflits d’intérêts. La presse vient de révéler un nouveau cas, particulièrement troublant. Monsieur Ruben Laleman a quitté votre cabinet il y a quelques semaines pour devenir conseiller public affairs d'ENGIE Electrabel.

 

Au sein de votre cabinet, il travaillait sur le projet de mécanisme de soutien aux centrales au gaz (CRM). Or, le 9 juillet dernier, lors d’une réunion des principaux acteurs du secteur énergétique sur ce mécanisme, il représentait la multinationale française.

 

Madame la ministre, à quelle date M. Laleman a-t-il quitté votre cabinet? À cette date, saviez-vous qu’il travaillerait pour ENGIE Electrabel? Si non, quand et comment l’avez-vous appris?

 

Vous avez déclaré à la presse que M. Laleman avait signé un document en quittant votre cabinet. Que contient ce document? Pouvez-vous nous en fournir une copie?

 

Des sanctions sont-elles prévues en cas de non-respect des conditions de sortie de votre cabinet ?

 

Quelles initiatives allez-vous prendre vis-à-vis de votre ex-collaborateur pour empêcher que le conflit d’intérêts créé ne favorise la multinationale ENGIE Electrabel ?

 

Plusieurs membres ou ex-membres de votre cabinet (dont MM. Warichet, Pardoen, Lerouge et Van Den Bulcke) ont déjà été sources de conflits d’intérêts. Comment expliquez-vous cette accumulation de situations problématiques?

 

Le 21 août 2018, je vous ai adressé une question écrite demandant quelles mesures vous preniez pour éviter les conflits d’intérêts dans votre cabinet? Pourquoi n’y avez-vous jamais répondu? Pouvez-vous me répondre aujourd’hui?

 

02.02  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, le 15 juillet dernier je vous ai interrogée sur la situation problématique d’un ancien conseiller de votre cellule stratégique qui est maintenant employé par Electrabel. Vous m’aviez alors indiqué avoir commandé une étude juridique à ce sujet. Je voudrais savoir si vous avez reçu cette étude et, le cas échéant, quelles en sont les conclusions? Vous aviez alors rappelé que l'objectif était de se prémunir de tout conflit d'intérêts et de porosité entre l'État et le secteur privé.

 

02.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, vóór het zomerreces werd in deze commissie de overstap van uw kabinetsmedewerker Laleman naar ENGIE Electrabel al aangehaald. Ik begrijp dat u daar niet heel gelukkig mee was. U kondigde evenwel aan een juridische studie te laten opstellen naar de invoering van een wettelijke afkoelingsperiode voor bepaalde transfers van medewerkers.

 

Mevrouw de minister, is deze studie besteld? Welke analyse kan daaruit worden getrokken?

 

Heeft uw ex-medewerker toegang gehad tot gevoelige informatie die straks van belang zou kunnen zijn?

 

Zal er een initiatief komen om een wettelijke afkoelingsperiode in te voeren?

 

Kunt u de leden van de commissie deze analyse en juridische studie bezorgen?

 

02.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, je remercie les parlementaires qui posent correctement leur question et un peu moins ceux qui veulent faire mousser un dossier mort-né.

 

Comme vous le savez, monsieur Van Hees, j'ai eu l'occasion de répondre à ces questions en juillet dernier. Pas à vous, évidemment, puisque vous n'aviez pas introduit la vôtre à temps ou bien parce que vous étiez absent. 

 

02.05  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la ministre, je vous interroge aujourd'hui, précisément parce que votre réponse d'alors n'était pas satisfaisante.

 

02.06  Marie-Christine Marghem, ministre: D'accord. Vous revenez donc sur un dossier qui est déjà réglé.

 

02.07  Marco Van Hees (PVDA-PTB): C'est justement parce qu'il ne l'est pas que je vous interroge.

 

02.08  Marie-Christine Marghem, ministre: Si, il l'est, monsieur Van Hees! Permettez-moi de répondre sans être interrompue.

 

M. Laleman a quitté mon cabinet parce qu'il voulait travailler pour un autre employeur. C'est logique. Ensuite, j'ai eu le plaisir désagréable d'apprendre l'information en question indirecte­ment – puisque je ne participe pas aux réunions du comité d'accompagnement qui rencontre les stakeholders. Par voie de presse, j'ai signalé de manière très tranchante que je ne voulais plus voir l'ombre d'un orteil de ce collaborateur lors des discussions relatives au mécanisme de rémunération de la capacité. Bref, les choses ont été clairement exposées; il n'y a rien de problématique. Nous nous trouvons au début de ce dossier. Aucun secret d'affaires ne pourrait donc avantager un concurrent par rapport à un autre.

 

Ensuite, dans un cabinet aussi spécifique que celui qui m'a été attribué en 2014, des compétences particulières sont nécessaires. Or vous ne les trouvez pas sous le sabot d'un cheval. Cela signifie qu'il faut engager des profils qui doivent avoir pris sainement leurs distances avec leurs activités antérieures. Dans le cas de M. Pardoen, que vous avez rappelé pour faire accroire qu'il s'agit de problèmes récurrents, vous aurez peut-être retenu que celui-ci avait quitté définitivement son employeur en octobre 2014 pour rejoindre mon cabinet et n'entretient, depuis lors, plus aucune relation avec lui. C'est donc très clair.

 

Dans ce petit pays, puisque le nucléaire vous obsède – et même si les lobbies existent aussi dans le renouvelable (par exemple avec les éoliennes) –, nous devons réfléchir à la possibilité d'une période-tampon. À cet égard, il serait intéressant de scanner les nombreux représentants d'associations qu'on retrouve dans des cabinets. 

 

Ceci va évidemment nécessiter un haut degré d'anticipation à ceux qui veulent travailler dans un cabinet, ou en sortir, afin d'assurer la continuité de leur carrière. Il est important, si l'on vit de son travail – ce qui est la chose la plus logique quand on a des compétences –, de pouvoir en vivre à tout moment, dans la continuité. C'est en ce sens que j'ai fait étudier la question. Je n'ai pas encore de réponse à ce jour.

 

J'ai voulu connaître les pistes envisageables pour permettre à des profils hautement qualifiés de mettre leurs compétences au service de l'intérêt général en travaillant dans un cabinet – même s'ils ont étoffé leur savoir et leur expérience dans le privé – et de retourner dans le privé, après leur période au cabinet, ce qui est bien leur droit.

 

Je m'insurge donc contre une logique selon laquelle les choses seraient définitivement séparées, sans qu'il soit possible, au cours d'une carrière, de faire plusieurs expériences. Il suffit d'organiser ces expériences dans le temps pour éviter des critiques sur l'apparence, quand il n'y a pas de problème en réalité.

 

02.09  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la ministre, merci pour vos réponses et vos non-réponses.

 

Vous aviez notamment déclaré à la presse que M. Laleman avait signé un document en quittant votre cabinet. Que contient ce document? Je n'ai pas obtenu de réponse. Je demandais aussi de pouvoir disposer de ce document. Vous ne me l'avez pas donné.

 

Je vous ai aussi demandé pourquoi vous n'aviez jamais répondu à la question que j'avais posée il y a un an. Celle-ci visait à connaître, justement au sein d'un cabinet spécifique où c'est a priori problématique, les mesures que vous preniez pour  éviter les conflits d'intérêts. Je vous avais mise en garde, voici un an déjà, contre ces dangers, sur la base de ce qu'on savait dans d'autres cas.

 

Je connais le vieil argument selon lequel si l'on veut trouver des gens compétents, on ne peut les trouver que là. Je m'insurge contre cette affirmation. D'abord, je pense qu'il y a assez de gens compétents dans les universités et les sphères publiques, pour qu'il ne faille aller en chercher dans l'industrie. Et même dans l'industrie, on sait qu'il existe des mécanismes, que vous avez cités, comme des périodes tampons. Vous ne les avez jamais appliquées. Le dernier cas est bien clair. En effet, il n'a fallu que quelques semaines à ces gens affectés au dossier CRM pour quitter votre cabinet et arriver à une réunion en tant que délégués d'Electrabel sur la question du CRM. Et le fait que vous vous insurgiez ne change rien à la question puisque cette personne est toujours chez Electrabel et traite toujours des dossiers CRM, même si elle n'est pas présente aux réunions.

 

Vous n'avez donc rien réglé du tout dans ce cas-là et, surtout, vous n'avez rien réglé sur le fond de la question des conflits d'intérêts, un problème récurrent dans votre cabinet. Vous n'avez jamais voulu vous y attaquer. D'ailleurs, vous justifiez ces conflits d'intérêts en disant qu'on ne peut pas faire autrement.

 

02.10  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'entends que vous considérez que les conflits d'intérêts sont limités dans ce cas-ci, compte tenu de la maturité du dossier. Considérons quand même que ce qui est en jeu, c'est de ne pas devoir réagir au cas par cas mais d'établir un mécanisme qui, structurellement, permettra d'éviter les situations de conflits d'intérêts.

 

Au Parti socialiste, nous vous encourageons à aller le plus loin possible. On ne parle pas ici de matières anodines. Il y a une dimension stratégique très importante. Les passages du privé au public doivent aussi être pensés à l'aune de ces enjeux stratégiques majeurs. 

 

02.11  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, uit uw antwoord blijkt niet heel duidelijk of er een juridische studie of analyse werd opgesteld. Wij hadden dat niet gevraagd, het waren uw woorden in de commissie vóór het zomerreces.

 

Het is in uw en ons aller voordeel dat een dergelijke analyse wordt opgesteld om ons gerust te stellen. Wij hebben het vandaag al over het CRM gehad. Het is straks een belangrijk dossier in de energiebevoorrading van ons land, waarmee grote budgetten gemoeid zullen zijn.

 

Wij kunnen dan ook best vermijden dat dit soort verhalen de ronde zouden doen en dat mensen genoemd worden in de sfeer van een eventueel belangenconflict.

 

Die geruststelling is er vandaag nog niet. Als u ons die analyse schriftelijk kunt bezorgen, heel graag, want wij zouden graag vernemen dat er op dat vlak geen enkel probleem is.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de M. Malik Ben Achour à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "la lutte contre la chasse à la baleine " (n° 113C)

03 Vraag van de heer Malik Ben Achour aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "de strijd tegen de walvisjacht" (nr. 113C)

 

03.01  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, un moratoire sur la chasse commerciale à la baleine a été mis en place par la Commission baleinière internationale (CBI) en 1982. Depuis cette date, le Japon a poursuivi sans relâche des négociations pour obtenir la relance de la pêche, tout en continuant la chasse de cet animal sous prétexte de recherches scientifiques. Le gouvernement japonais a finalement annoncé son retrait de l’organisme international en décembre 2018, les négociations se trouvant toujours dans l’impasse. Depuis le 1er juillet, ce même pays a repris la chasse commerciale à la baleine dans sa zone économique exclusive. Avec la Norvège, l'Islande et le Danemark, il figure parmi les derniers pays chasseurs de baleines sur la planète.

 

La décision japonaise est paradoxalement perçue comme une opportunité par des associations de défense de ces mammifères. En effet, en quittant la CBI et en perdant donc son droit de veto, le Japon permet à cette même commission de voter la création d'un sanctuaire pour les baleines dans l'Atlantique Sud.

 

Madame la ministre, comment analysez-vous la reprise de la chasse commerciale à la baleine par le Japon depuis le 1er juillet? Quelles sont les garanties que le Japon se limite à sa zone économique exclusive?

 

La Belgique va-t-elle prendre des initiatives spécifiques pour faire avancer la création d’un sanctuaire pour les baleines dans l’Atlantique Sud?

Quelles sont les autres priorités de notre pays au sein de la CBI en vue de lutter contre les autres menaces pesant sur les baleines, telles que la pollution plastique des océans – dont nous avons déjà parlé en commission – ou les collisions avec les bateaux?

 

03.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, messieurs les députés, la décision prise par le Japon de quitter la Commission baleinière internationale et de reprendre la chasse commerciale à la baleine dans sa zone économique exclusive est tout à fait regrettable, non seulement pour les baleines qui se retrouvent au cœur d'un conflit international, mais aussi pour les vains efforts diplomatiques à ce sujet.

 

Nous constatons une tendance internationale inquiétante poussant des pays à abandonner des accords multilatéraux quand ils ne sont plus d'accord au lieu de poursuivre les négociations.

 

Consécutivement à sa décision, le Japon a été contraint d'abandonner ses chasses menées sous un permis spécial, c'est-à-dire sous couvert de recherches scientifiques. Autrement dit, il ne chassera plus dans l'océan du Sud, tout particulièrement dans le sanctuaire des baleines dans cette région, pas plus que dans le Pacifique Nord. En conséquence, il ne pourra plus y traquer le rorqual noir.

 

Par ailleurs, le Japon fait toujours l'objet d'une investigation par la CITES (la Convention sur le commerce international des espèces de faune et de flore sauvages menacées d'extinction), pour la commercialisation de la viande des rorquals noirs. Cette question a été abordée lors de la dernière réunion des parties à la CITES qui s'est tenue récemment à Genève.

 

Malheureusement, l'impact de la chasse commerciale dans la zone économique exclusive n'est pas encore clair, car le Japon fixera ses propres quotas sans surveillance indépendante. Bien que le Japon indique qu'ils ne chasseront que les espèces qu'ils considèrent comme pouvant être chassées durablement, je cite, les scientifiques internationaux ne sont pas d'accord sur le fait que ces espèces se portent réellement mieux qu'avant le moratoire sur la pêche. Les rorquals noirs se trouvent toujours sur la liste des espèces en danger. Nous manquons d'informations pour avoir une vue claire de la situation des baleines de Bryde, mais la plus grande préoccupation existe pour les petits rorquals, car aujourd'hui déjà il s'agit d'une petite population considérée comme étant en danger.

 

Pour le Japon, en ce qui concerne les garanties, la Convention des Nations Unies sur le droit de la mer et ses relations internationales sont très importantes. Dans ces différentes instances bilatérales et multilatérales, le Japon a garanti qu'il respectera la loi internationale et qu'il coopérera en toute bonne foi. Il continuera à fournir les données scientifiques liées à la chasse qu'il pratique au Comité scientifique de la Commission baleinière internationale (CBI). Il sera important d'analyser ces données pour maintenir la surveillance et mesurer l'impact de cette chasse.

 

Que fait la Belgique dans ce contexte? Il est évident que notre pays continuera à soutenir la création d'un sanctuaire pour les baleines dans l'Atlantique Sud. J'ai d'ailleurs mis à profit ma participation à la COP24 à Katowice pour promouvoir et plaider pour l'établissement de ce sanctuaire. La Belgique se joindra bien entendu aux initiatives et démarches que l'Union européenne pourrait prendre dans la perspective de la réunion bisannuelle de la CBI en septembre de l'année prochaine. En vue de cette réunion, nous ferons tout ce qui est possible pour soutenir les promoteurs de ce sanctuaire que sont le Brésil, l'Argentine, l'Afrique du Sud, le Gabon et l'Uruguay.

 

Concernant les autres priorités de la Belgique au sein de la CBI, les menaces pour les baleines et les cétacés sont nombreuses: les collisions avec les bateaux, les nuisances sonores, les débris marins, la pollution, la pêche accidentelle, sans oublier les effets du changement climatique. C'est pourquoi j'ai organisé de concert avec le ministre De Backer la Conférence de haut niveau sur le changement climatique et la préservation des océans le 19 février 2019. Actuellement, il y a plus de 40 signataires pour la déclaration de Bruxelles, qui est le texte que nous avons signé lors de cette conférence de haut niveau. Ce texte porte sur les changements climatiques et la préservation des océans, avec un engagement de tous ces pays et de toutes ces instances pour faire en sorte de préserver nos océans. Je continuerai notre plaidoyer pour la prise d'actions en faveur de nos océans et leur biodiversité dans les différentes instances nationales et internationales. Au sein de la CBI, la Belgique reste engagée pour la conservation des cétacés au niveau mondial.

 

Nous continuerons à soutenir les mesures, afin de faire face aux différentes menaces qui  sont portées contre les cétacés et leur impact cumulatif. La Belgique s'est, d'ailleurs, distinguée, ces dernières années, par la présidence de Bycatch Mitigation Initiative. Un programme de travail ambitieux a été approuvé, afin de lutter contre le problème des prises accidentelles.

 

Chaque année, plus de 300 000 dauphins et baleines meurent prisonniers des filets de pêche. Le rôle important de la commissaire belge dans l'avancement de ce travail a été reconnu tant par les États membres de la CBI pendant sa dernière réunion que par une quarantaine d'ONG, qui ont signé une lettre pour exprimer leur appréciation positive.

 

Afin de soutenir la mise en œuvre de ce programme, j'ai accordé un subside de 20 000 euros à ces actions à la fin de l'année passée.

 

03.03  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre pour ses réponses.

 

Il est déplorable de constater que des pays européens poursuivent ce type de pratique. Un dialogue plus direct et plus régulier pourrait peut-être s'installer avec ceux-ci. Il va de soi que les efforts pour la préservation de ces espèces animales doivent être multipliés partout où cela s'avère nécessaire.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Kurt Ravyts aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "de verlenging van de levensduur van de kerncentrales Doel 1 en 2" (nr. 126C)

- de heer Malik Ben Achour aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "het arrest van het Europees Hof van Justitie aangaande de levensduurverlenging van Doel 1 en 2" (nr. 225C)

- de heer Kris Verduyckt aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "de levensduurverlenging van Doel 1 en Doel 2" (nr. 297C)

- de heer Samuel Cogolati aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "de illegale levensduurverlenging van Doel 1 en 2" (nr. 299C)

04 Questions jointes de

- M Kurt Ravyts à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "la prolongation de la durée de vie des centrales nucléaires Doel 1 et 2" (n° 126C)

- M Malik Ben Achour à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "l'arrêt de la Cour européenne de Justice concernant la prolongation de Doel 1 et 2" (n° 225C)

- M. Kris Verduyckt à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "la prolongation de Doel 1 et 2" (n° 297C)

- M. Samuel Cogolati à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "la prolongation illégale de Doel 1 et 2" (n° 299C)

 

04.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, dit is een onderwerp dat in de vorige legislatuur een aantal anciens hier ongetwijfeld heeft beroerd, uzelf incluis. Er waren hevige publieke debatten over de vraag of bij de levensduurverlenging van de kerncentrales Doel 1 en 2 al dan niet een milieubeoordeling en een publieke consultatie moesten volgen.

 

Ik herinner mij dat men over de straatstenen rolde en dat u zei dat de oppositiepartijen, vooral sp.a en Groen, zelfs de visie van het FANC ter zake niet respecteerden.

 

Wat blijkt? Een aantal verenigingen trok naar het Grondwettelijk Hof, dat een prejudiciële vraag heeft gesteld aan het Europees Hof van Justitie. Het Europees Hof van Justitie heeft op 29 juli een advies verstrekt, een advies dat niet echt leuk is voor u.

 

Er is uiteraard nog geen uitspraak ten gronde van het Grondwettelijk Hof, maar het advies luidt dat er in het kader van de MEB-richtlijn wel degelijk een milieueffectbeoordeling moest zijn gemaakt en dat, aangezien het over centrales gaat die aan de grens zijn gelegen, er ook een grensoverschrijdende beoordelingsprocedure moest worden opgesteld.

 

Het advies stelt ook dat een en ander kan worden hersteld en dat dit zelfs kan zonder dat Doel 1 en 2 moeten worden stilgelegd.

 

Een andere interessante zaak in dat advies is dat men ervoor waarschuwt dat de handhaving van de toestand niet langer mag duren dan de tijd die strikt noodzakelijk is om een einde te maken aan de inbreuk op de EU-regelgeving.

 

Mevrouw de minister, hoe gaat u om met dit advies? Het is nog maar een advies, maar het is wel in tegenspraak met de juridische interpretaties die u hier altijd hebt verdedigd.

 

04.02  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, Inter-Environnement Wallonie et Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen ont saisi la Cour constitutionnelle en lui demandant d'annuler la loi de 2015 qui a permis le redémarrage et la prolongation de la durée de vie des centrales nucléaires de Doel 1 et 2.

 

Les deux associations estiment en effet que l’absence d’évaluation environnementale et de procédure associant le public lors de l’élaboration de cette loi contrevient aux obligations découlant de la convention d'Espoo, de la convention d'Aarhus et aux dispositions de plusieurs directives européennes.

 

Suite à une question préjudicielle, la Cour de justice de l’Union européenne s’est prononcée fin juillet sur ce contentieux et a donné raison aux deux associations. L’affaire va se poursuivre maintenant devant la Cour constitutionnelle à laquelle il appartient de se prononcer sur les conséquences concrètes de cet arrêt européen sur les centrales de Doel 1 et 2.

 

On peut cependant déjà conclure que le gouvernement a eu tort de ne pas suivre les objections de l’opposition lors des longs débats parlementaires qui ont précédé l’adoption de cette loi.

 

Madame la ministre, quelle est votre analyse de l’arrêt de la Cour de justice de l’Union européenne et comment allez-vous régulariser la situation de Doel 1 et 2?

 

04.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, zoals beide collega's reeds zeiden, heeft het Europees Hof van Justitie eind juli inderdaad toch wat duidelijkheid gebracht in dit dossier. In het verleden hebben wij altijd gezegd – en wij vonden dat daar veel te lichtzinnig overheen is gegaan – dat omtrent de levensduurverlenging van de kerncentrales er nood was aan een MER-procedure en een grensoverschrijdende procedure.

 

Mevrouw de minister, wij vinden het dan ook niet meer dan logisch dat wij u de volgende vragen voorleggen.

 

Zal de regering werk maken van de milieueffectrapportage? Zult u die nu wel uitvoeren? Welke timing hebt u daarbij in gedachten?

 

Zal er een grensoverschrijdende procedure worden opgestart, zoals het Hof aangeeft?

 

Hebt u ook de intentie om de wetgeving te verduidelijken, zodat er geen discussie meer over bestaat? In het verleden heeft de regering zich daarover vaak uitgelaten. Een levensduur­verlenging was niet hetzelfde als bijvoorbeeld een nieuwe kerncentrale. Daar is nu toch meer duidelijkheid over.

 

Bent u het met mij eens dat de uitspraak van het Europees Hof van Justitie ook voor de toekomst belangrijk is? Het is nu immers wel duidelijk dat wij in de toekomst niet meer lichtzinnig kunnen omspringen met de levensduurverlenging van de kerncentrales. Bent u het met mij eens dat die uitspraak in die zin invloed zal hebben?

 

Op welke manier zult u aantonen dat de levensduurverlenging wel degelijk nodig was voor de bevoorradingszekerheid in ons land?

 

04.04  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, en 2015, vous avez décidé de prolonger la durée de vie des réacteurs nucléaires de Doel 1 et 2 de dix ans. Plusieurs avis juridiques vous mettaient alors déjà en garde, dont notamment l'avis du Conseil d'État. Les Verts l'avaient également dit dans cette maison. Il était pour nous absurde de vouloir prolonger des centrales aussi vétustes et aussi sujettes à des pannes à répétition, en plus, en dehors du cadre légal.

 

D'un point de vue stratégique, les faits nous ont donné raison puisque Doel 1 et 2 n'ont pas du tout tourné l'hiver passé et ne tourneront pas non plus l'hiver prochain.

 

Et, maintenant, la plus haute instance judiciaire européenne donne raison aux avis juridiques qui avaient déjà été émis en 2015. Le 29 juillet dernier, la Cour de justice de l’Union européenne a tranché. En vertu du droit international et européen, il fallait, avant de prolonger Doel 1 et 2, que le gouvernement procède à une enquête publique et à une étude d'incidences sur l'environnement.

 

Maintenant que les choses sont claires et qu'elles ont été tranchées par la plus haute instance judiciaire européenne, la Belgique va-t-elle démarrer l’étude d’incidences sur l’environnement ainsi que la consultation transfrontalière comme le requiert le droit européen?

 

En contrepartie de la prolongation de Doel 1 et 2, ENGIE Electrabel alimente chaque année un fonds dédié à la transition énergétique à hauteur de 20 millions d'euros par an. Chaque année, un appel est lancé et des candidats sont, en principe, retenus. Mais ce fonds, doté de 30 millions d'euros, est bloqué depuis des mois. Où en est-on? Ces 30 millions d'euros, qui sont disponibles et que nous pourrions employer à la transition énergétique, vont-ils encore pouvoir être dépensés cette année? Est-il exact que vous avez refusé la liste proposée par l'administration?

 

04.05  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, messieurs les députés, les avocats de l'État belge et moi-même avons examiné l'arrêt rendu par la Cour de justice de l'Union européenne qui répondait aux questions préjudicielles posées par la Cour constitutionnelle de Belgique, au sujet de la loi belge du 28 juin 2015 reportant la date de désactivation des centrales nucléaires de Doel 1 et de Doel 2 à 2025.

 

Dans cet arrêt de 45 pages que vous avez certainement parcouru, la Cour de justice souligne que, je cite, "la sécurité d'approvisionnement énergétique dans l'Union européenne est identifiée comme l'un des objectifs fondamentaux de la politique de l'Union dans le domaine de l'énergie". Je cite encore: "la sécurité de l'approvisionnement en électricité d'un État membre constitue une raison impérative d'intérêt public majeur" alors que "le droit de l'Union doit être interprété en ce sens qu'une juridiction nationale peut, si le droit interne le permet, exceptionnellement maintenir les effets de mesures telles que celle en cause".

 

Vous n'ignorez pas qu'actuellement, il appartient désormais à la Cour constitutionnelle belge de trancher la question de l'équilibre entre les exigences légales environnementales et les exigences liées à la sécurité d'approvisionnement du territoire. Nous ne pouvons donc pas "fonctionner" et mettre en place des procédures, certainement pas en affaires courantes mais certainement pas non plus tant que la Cour constitutionnelle belge n'aura pas rendu son arrêt.

 

Dans le cadre de l'accord de gouvernement, le Conseil des ministres a créé et mis en œuvre le cadre législatif qui permettait d'assurer la sécurité d'approvisionnement du pays jusqu'en 2025. C'est la raison pour laquelle, nous avons prolongé Doel 1 et Doel 2 non seulement jusqu'en 2025 mais également au-delà.

 

Mon cahier de charges était un cahier de charges à court, moyen et long terme. Le court terme, c'était l'approvisionnement immédiat du pays. Nous avons refondu le plan de délestage. En ce qui concerne le moyen terme, nous avons décidé de prolonger Doel 1 et Doel 2 jusqu'en 2025. Au-delà de 2025, pour le long terme, nous avons fait voter un cadre législatif pour un mécanisme de rémunération de la capacité tout en développant l'éolien offshore en mer du Nord pour une capacité installée, comme vous le savez, de 2 200 MW à l'horizon 2020, et un cadre légal permettant de lancer des appels d'offres par marché public afin de doubler cette capacité jusqu'à 4 000 MW en mer du Nord à l'horizon 2030.

 

Comme vous le savez et comme nous en avons discuté lors des questions précédentes, le mécanisme de rémunération de la capacité doit être lancé, dans ce contexte, dès 2021.

 

Je cite l'accord de gouvernement: "La Belgique doit doter son parc de production d'un cadre clair, préparé et robuste, pour assurer au pays une transition énergétique intelligente, permettant tant d'honorer nos engagements en matière de diminution des gaz à effet de serre que d'assurer son approvisionnement énergétique au meilleur prix pour les citoyens et les entreprises." On peut déduire de ceci que la raison d'agir du gouvernement était bien celle-là, qu'elle a été reconnue par la Cour de justice de l'Union européenne et qu'il appartiendra à la Cour constitutionnelle belge de prendre une décision dans laquelle elle effectuera un arbitrage entre la sécurité d'approvisionnement du pays et les obligations légales environnementales, pour maintenir l'équilibre sensible et délicat.

 

En ce qui concerne le fonds de transition énergétique, une difficulté existe effectivement cette fois-ci. Elle réside dans l'appréciation qui a été faite par la DG Énergie et par l'audit financier qui travaille avec celle-ci sur les appels d'offres au fur et à mesure qu'ils se présentent, et en l'espèce pour cette année-ci. L'administration propose de retenir dix-sept projets alors que deux d'entre eux ne remplissent pas complètement et de manière rigoureuse les exigences du cadre légal. Dès lors, je considère que seulement 15 projets peuvent recevoir le subside qui est prévu cette année pour un montant de 30 millions.

 

Pour votre information, les redevances payées par Electrabel en contrepartie de la prolongation de Doel 1 et de Doel 2, de 20 millions par an, ont été majorées à 30 millions l'année passée et cette année-ci. En effet, le moment du vote de la loi de prolongation, en juin 2015, et le cadre législatif relatif au fonds, ont fait démarrer ces appels un peu plus tard. Pour rattraper ces subsides possibles et ne pas les perdre, nous les avons majorés, durant trois exercices si mon souvenir est exact, les faisant passer de 20 à 30 millions. Dans l'exercice actuel, 30 millions peuvent être alloués. Le gouvernement n'a pas encore décidé de les allouer soit à 15, soit à 17, soit à davantage de projets, en fonction de critères qui doivent être évalués. Il s'agit toujours d'être extrêmement rigoureux et je plaide pour cela. Il convient de maintenir tous les offreurs de projets dans une stricte égalité et de pouvoir rendre compte à tout le monde, aux retenus et aux autres, de critères de sélection et d'attribution rigoureusement respectés.

 

04.06  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, het aspect van de bevoorradingszekerheid is voor mijn partij vanzelfsprekend van cruciaal belang. Ik realiseer mij ten volle dat het Europees Hof dit ook heeft erkend in zijn arrest. Ik had in de schriftelijke weergave van mijn vraag trouwens naar dit arrest verwezen.

 

Er blijft in ieder geval een juridische discussie bestaan over het beoordelen van de milieueffecten. Het Grondwettelijk Hof zal dan ook een delicaat evenwicht moeten vinden. Het is in ieder geval een signaal en een mogelijk precedent bij eventuele verlengingen, waartegen wij ons overigens niet meteen zullen kanten.

 

04.07  Malik Ben Achour (PS): Je n'ai rien à ajouter, monsieur le président, si ce n'est pour remercier la ministre pour ses réponses.

 

04.08  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, wij vonden dat het Hof in dit dossier vrij mild is geweest voor ons land. Wij mogen de centrales openhouden en doorgaan met tussentijdse beoordelingen, maar ik begrijp uw antwoord toch niet meteen. U zegt dat de regering in lopende zaken die milieueffectrapportage en grensover­schrijdende procedure niet kan opstarten. Begrijp ik dat goed?

 

U trekt geen duidelijke conclusie, terwijl die conclusie voor ons wel duidelijk is. Wij menen dat deze uitspraak sowieso bevestigt dat het in de toekomst zeer moeilijk zal zijn om nog verlengingen toe te staan.

 

Ik had toch graag nog enige duidelijkheid gekregen over die procedures. U zegt dat u die niet kunt opstarten?

 

04.09  Marie-Christine Marghem, ministre: C'est correct. La réponse est "oui". Je ne peux lancer cela aussi longtemps que le gouvernement est en affaires courantes.

 

Par ailleurs, la Cour constitutionnelle doit rendre son arrêt, lequel déclenchera une action dans le chef du gouvernement.

 

04.10  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, effectivement, il s'agissait d'une question préjudicielle. La Cour constitutionnelle doit encore se prononcer.

 

Quant à l'impératif de mener cette étude d'incidence, cette évaluation et cette consultation publique, il ne peut y avoir de doutes. Je ne vois pas très bien comment la Cour constitutionnelle en viendrait à ignorer cette obligation, directement liée au droit européen et au droit international et finalement, au droit belge.

 

Il est clair, selon l'avis rendu par la Cour européenne de justice, que cette obligation devait intervenir bien avant les affaires courantes, bien avant les prolongations des centrales Doel 1 et Doel 2.

 

04.11  Marie-Christine Marghem, ministre: Comme vous êtes formé à cela, vous savez qu'on ne commente pas les décisions à venir d'une juridiction ni non plus celles de la Cour constitutionnelle. Chacun a son point de vue. Vous le développez.

 

Vous avez parfaitement raison de le faire. Je respecte évidemment votre point de vue tout en restant neutre et prudente quant à la décision future de la Cour constitutionnelle belge.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question 141c de Mme Tillieux est reportée.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Bert Wollants aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "de concurrerende inschrijvings­procedures voor de offshorewindparken" (nr. 187C)

- de heer Kurt Ravyts aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "de concurrerende inschrijvingsprocedure rond de realisatie van de 4 GW aan offshorewindenergie" (nr. 237C)

05 Questions jointes de

- M Bert Wollants à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "les procédures de mise en concurrence pour l'éolien offshore" (n° 187C)

- M. Kurt Ravyts à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "la procédure de mise en concurrence pour la réalisation des 4 GW d'énergie éolienne offshore" (n° 237C)

 

05.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, bij onze noorderburen werd ondertussen de bouw van een nieuw windmolenpark, met name de kavels 3 en 4 van het windpark Hollandse Kust, toegewezen aan Vattenfal. Het bedrijf zal een erfpachtvergoeding voor de zeebodem ten belope van ongeveer 2 miljoen euro per jaar dienen te betalen en er worden geen subsidies verleend.

 

Op 4 april 2019 nam de Kamer een wetsvoorstel betreffende de invoering van een concurrerende inschrijvingsprocedure aan. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel lezen we dat de voorbereidende studies voor de veilingsprocedures onder de coördinatie van de administratie zullen worden uitgevoerd en dat ook de vorm die de concurrentiële inschrijvings­procedure aanneemt, verder moet worden uitgewerkt.

 

Mevrouw de minister, ten eerste, hoever staat het met de uitwerking van het systeem door uw administratie?

 

Ten tweede, wordt een systeem overwogen waarbij een vergoeding dient te worden betaald voor de zeebodem in de plaats van de toekenning van subsidies?

 

Ten derde, welke stappen zijn gedaan met betrekking tot de eerder vermelde studies?

 

Ten vierde, wat leert u uit de case Hollandse Kust voor de kavels 3 en 4 met betrekking tot de verdere plannen voor onze kust?

 

05.02  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik was verheugd toen in februari de Vlaamse pers blokletterde: "Komen er straks nieuwe Belgische offshorewindmolenparken zonder subsidies?" Ik dacht: het is eindelijk zo ver.

 

De heer Wollants zei het ook al. De uitrol is bezig, nadat de Kamer op 4 april 2019 een wet goedkeurde over algemene principes inzake concurrerende inschrijvingsprocedures. Dat wettelijk kader moet de federale regering en ook uw opvolgers toelaten om de vooropgestelde 4 gigawattuur aan offshorewindenergie in het interfederaal energiepact te realiseren tegen uiterlijk 2030.

 

Belangrijk voor ons is ook dat met de nieuwe wet wordt beoogd om tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten, onder andere minimale kosten voor de consument, een zo groot mogelijk aandeel aan bijkomende offshore-elektriciteitsproductiecapaciteit te realiseren na 2020.

 

Er wordt beoogd om de kosten van ondersteuning te verlagen door, ten eerste, de organisatie van concurrerende inschrijvingsprocedures, ten tweede, het in de markt zetten van grotere kavels en, ten derde, voorstudies ten laste van de administratie waarvan de resultaten ter beschikking zullen worden gesteld aan potentiële inschrijvers.

 

Mevrouw de minister, wat is de actuele stand van zaken inzake de organisatie van concurrerende inschrijvingsprocedures? Hoever staat het met de aangekondigde voorstudies door de administratie? Welke voorstudies lopen momenteel?

 

05.03 Minister Marie-Christine Marghem: Het koninklijk besluit tot vastlegging van de nadere regels van de concurrerende inschrijvingsprocedure, in uitvoering van artikel 6/3, § 3 van de elektriciteitswet, is in ontwerp en zal tijdig vóór de opening van de tenderprocedure aangekondigd en bekendgemaakt worden. Over het KB ter zake wordt regelmatig overleg gepleegd met de netbeheerder, de milieu-instanties en de energieregulator in de taskforce Offshore Tender opgericht met het oog op de voorbereiding van de tender.

 

Volgens de memorie van toelichting bij de wet van 12 mei 2019, die het nieuwe artikel 6/3 in de elektriciteitswet heeft ingevoegd, kunnen de volgende drie opties in overweging genomen worden, wat de te ontvangen subsidies of te betalen vergoeding betreft. Optie A bestaat uit een concurrerende inschrijvingsprocedure met zogenaamde nulbieding (zero bid) of een subsidie; optie B kiest voor een concurrerende inschrijvingsprocedure met een vaste prijs en optie C behelst een concurrerende inschrijvings­procedure door middel van een veiling zonder subsidies, maar met een vergoeding aan de overheid voor de bouw en exploitatie van elektriciteitsproductie-installaties.

 

In uitvoering van artikel 6/3, § 5 van de elektriciteitswet, zullen alle noodzakelijke studies inderdaad ten laste van de federale overheid worden verricht. Zodra het vereiste budget in de begroting van algemene uitgaven voor 2020 door het federaal Parlement is goedgekeurd, zal de opdracht tot uitvoering van de vereiste voorstudies na de organisatie van een openbare aanbesteding desgevallend aan gespecialiseerde privé­organisaties worden toegewezen.

 

Momenteel wordt alvast een openbare aanbesteding voorbereid tot aanstelling van een externe coördinator die de administratie zal kunnen bijstaan bij enkele specifieke coördinatietaken.

 

De uitkomst van de tender Hollandse Kust Zuid 3 en 4 toont aan dat de Belgische tenderwet van 12 mei 2019 terecht de federale regering aanspoort de drie eerder vermelde opties ernstig in overweging te nemen bij het vastleggen van de regels van de concurrerende inschrijvings­procedure.

 

05.04  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Als wij de timing vooropgesteld in de federale energiestrategie willen halen, denk ik dat er wel acties nodig zullen zijn. Het benieuwt mij te zien welke partijen zich geroepen zullen voelen om aan tafel te blijven zitten, of alleszins willen spreken met de overzijde, zodat er op zijn minst een begroting goedgekeurd kan worden.

 

05.05  Kurt Ravyts (VB): Het antwoord is al even logisch. De minister refereert immers aan de begroting van 2020. Ik zou een en ander dus een work in progress noemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Bert Wollants aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "Qatarese investeerders in gascentrales" (nr. 188C)

06 Question de M. Bert Wollants à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "des investisseurs qataris dans les centrales au gaz" (n° 188C)

 

06.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, in mei werd door de firma BTK nogal spectaculair aangekondigd dat het vier nieuwe gascentrales zou gaan bouwen en daarvoor geen nood heeft aan ondersteuning. Als men vandaag een krant openslaat, is er toch wel wat twijfel gerezen over die investering.

 

In De Tijd kwamen de burgemeesters van Vilvoorde en Genk aan het woord. Dat zijn immers de plaatsen waar die centrales zouden komen. De burgemeesters verklaarden in dit dossier niets meer te hebben gehoord.

 

De grote sponsor Qatargas vond het zelfs nodig om in de pers te laten optekenen dat de uitlatingen van de heer Segers van BTK onjuist en misleidend zijn. De eigenaar van de gronden van de centrale van Langerlo zei dat er helemaal niks rond is op het vlak van een verkoop. Bovendien zouden de betrokken vennootschappen niet eens terug te vinden zijn in het Luxemburgs bedrijvenregister. Elia overweegt dan weer haar reglementen aan te passen zodat BTK de ontwikkeling van andere projecten niet in de weg kan staan.

 

De vraag is nu over welke informatie u beschikt in dit dossier en dit leidt tot een aantal vragen.

 

Welke contacten heeft uw kabinet gehad met de firma BTK en haar woordvoerder? Welke feiten kunt u bevestigen over de geplande centrales op basis van informatie die u als minister hebt gekregen? Welke officiële stappen heeft BTK ondertussen in dit dossier gezet op het vlak van productievergunningen, aanvragen tot aansluiting op het hoogspanningsnet, aanvragen tot aansluitingen bij Fluxys, en dies meer.

 

Ik kijk ten zeerste uit naar het antwoord op deze vragen.

 

06.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur Wollants, vous savez que je dois rester neutre dans les contacts que j'entretiens. Je me suis fixé cette règle dès le début de mon ministère. J'ai reçu tous les intervenants en matière d'énergie et je reçois des investisseurs qui s'intéressent à la législation-cadre du mécanisme de rémunération de la capacité.

 

C'est ainsi que j'ai reçu le représentant de cette entreprise pour écouter ce qu'il avait à dire. Ce qu'il m'a dit me paraissait tout à fait particulier puisqu'il prétendait vouloir construire des centrales à gaz sur le territoire belge, même sans subside. Je lui ai dit que c'était une très belle nouvelle et qu'il aurait à compléter un dossier auprès de mon administration, d'Elia et de la CREG et à participer à l'appel d'offres. Je lui ai donc donné les mêmes informations que je donne à tout le monde.

 

Vous l'avez lu dans la presse, j'étais récemment présente à la signature d'un accord entre Fluxys et le Qatar, représenté par mon homologue, le ministre de l'Énergie de ce pays. J'ai eu l'occasion d'évoquer avec lui certains dossiers, dont celui-là. Il m'a été confirmé qu'il n'y avait pas de contact entre cette société BTK et le Qatar, alors que dans ma conversation avec l'intéressé, il était question d'un lien éminent pour la fourniture de gaz en provenance de ce même pays.

 

Ma position, en tant que représentante du gouvernement fédéral, est toujours la même: la neutralité la plus grande, l'examen de toutes les demandes, d'où qu'elles viennent, et le rappel à chaque intervenant des procédures et exigences au regard de la loi belge.

 

06.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, het was ongeveer wat ik verwachtte, dat het te mooi leek om waar te zijn, en soms is het dat dan ook.

 

Wij zullen bekijken wat er eventueel nog uit de bus zou kunnen komen en dan zullen wij wel zien wanneer de aanvragen komen, maar het lijkt er alvast op dat men niet te hard moet rekenen op die centrales.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mag ik de collega's Ravyts en Wollants om iets verzoeken? Ik moet straks naar de Conferentie van voorzitters. Is het mogelijk om agendapunt 9 nu te stellen en daarna punt 8? Dan kan ik mijn vraag nog stellen en daarna vertrekken.

 

Kan dat? Dank u, mijnheer Wollants.

 

07 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "de studie in het kader van de energienorm" (nr. 214C)

- de heer Kurt Ravyts aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "de Belgische regulatoren" (nr. 227C)

- de heer Vincent Van Quickenborne aan de minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling over "de energienorm" (nr. 306C)

07 Questions jointes de

- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "l'étude dans le cadre de la norme énergétique" (n° 214C)

- M. Kurt Ravyts à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "les régulateurs belges" (n° 227C)

- M. Vincent Van Quickenborne à la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable sur "la norme énergétique" (n° 306C)

 

07.01  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, wij weten allemaal dat de energiefactuur voor onze gezinnen en zelfs onze bedrijven een zware last vormt. Uit studies is gebleken dat van landen als Duitsland, Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, voor industriële verbruikers enkel het Verenigd Koninkrijk minder competitief is dan België.

 

Wij moeten daar absoluut iets aan doen. Vandaar dat in het regeerakkoord stond dat er een energienorm zou geïntroduceerd worden. Deze norm moest ervoor zorgen dat de verschillende componenten van de energiekosten in België niet hoger zouden zijn dan in de buurlanden. Een soortgelijk systeem geldt voor de loonnorm.

 

Wij dringen daar al heel lang op aan. In mei 2019 hebben de vier Belgische energieregulatoren blijkbaar een procedure gelanceerd voor een voorbereidende studie inzake de energienorm. Die studie zou worden uitgevoerd door een consultant. Over die studie heb ik een aantal vragen.

 

Wat is precies het doel van die studie?

 

Wie zal die studie uitvoeren en wat is de kostprijs ervan? Wanneer worden de resultaten van die studie verwacht?

 

Kunt u ook meedelen of die studie, naast een vergelijking van de prijzen met die in de buurlanden, ook aanbevelingen bevat die gebruikt kunnen worden voor het effectief uitwerken van de energienorm?

 

Ten slotte, voor het federale niveau hebt u de kosten van elektriciteit, transport, de offshoretoeslag en de federale bijdragen bekeken. Welke ingrepen zijn volgens u mogelijk om de factuur te doen dalen?

 

Ik kijk alvast uit naar uw visie.

 

07.02  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de energienorm is een term die al jaren meegaat. De energienorm wordt al jaren door de diverse overheden aangekondigd, en maakt trouwens deel uit van het interfederale energiepact. Zoals de collega zei, op 9 mei 2019 lieten de vier regulatoren weten dat zij de procedure lanceerden die moest leiden tot een voorbereidende studie die als referentie kon dienen voor debatten over de energienorm.

 

Via deze studie, die zou worden uitgevoerd door een consultant die zou worden aangeduid door een overheidsopdracht, zullen de regulatoren de jaarlijkse evolutie van de energiefactuur voor elektriciteit en aardgas onderzoeken.

 

Ik wil hier nog aan toevoegen dat de Vlaamse regering vorig jaar de decretale basis voor de energienorm heeft vastgelegd, althans wat het gewestelijke deel van de energiefactuur betreft, en de band met de energie-intensieve bedrijven. Die factuur mag niet significant hoger liggen dan in de buurlanden.

 

Ik kom tot mijn vragen, mevrouw de minister.

 

Is de consultant die de studie zou uitvoeren inmiddels aangeduid?

 

Wanneer mogen de resultaten van de studie worden verwacht?

 

Wat is de kostprijs van deze overheidsopdracht?

 

Wat bedoelt men precies in het persbericht van de regulatoren met "een studie die als referentie zou kunnen dienen"? Kan de federale regering samen met de Vlaamse regering op basis van deze studie een energienorm uitwerken en bijgevolg verdere maatregelen nemen inzake de federale componenten van de energiefactuur? Of is deze studie enkel bedoeld om de monitoring van de regulatoren te onderbouwen? Daarover krijg ik graag meer duidelijkheid.

 

07.03  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, de federale energiestrategie werd eind maart 2018 goedgekeurd. Een van de zes assen van die strategie is de invoering van de energienorm.

 

Onlangs was er de studie van de VREG, waaruit blijkt dat de openbaredienstverplichtingen, de ODV’s, hoge kosten met zich meebrengen en leiden tot een hoge factuur.

 

UNIZO liet vorige week ook weten dat de Vlaamse kmo’s zowat 24 % meer zouden betalen dan hun equivalenten in de buurlanden.

 

Op 8 mei 2019 zijn de vier Belgische energieregulatoren in gang geschoten met een persbericht. Daarin kondigden ze aan de procedure voor een voorbereidende studie te lanceren. Wij vinden het een positief bericht dat hiervan werk wordt gemaakt.

 

Mevrouw de minister, in welke mate werd en wordt u betrokken bij de procedure en de studie? Wanneer mogen we de resultaten van de studie verwachten? Welke mogelijkheden ziet u om de energiefactuur onder controle te houden?

 

Ik geef een voorbeeld. Het is misschien niet onmiddellijk relevant in deze Kamer, maar steden zijn aandeelhouders in tal van gasbedrijven en energiebedrijven. Dat levert mijn stad 7,9 miljoen euro per jaar op aan verdoken belastingen, een kerntaak voor de gemeenten.

 

Lopen er ondertussen nog parallelle initiatieven van uw kant betreffende de energienorm? Welke?

 

07.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Chers collègues, les questions très fouillées que vous posez montrent d'abord que vous connaissez bien le sujet. Je vous en félicite parce que c'est un sujet qui met en œuvre quasiment tous les vecteurs du domaine de l'énergie qui concernent la facture sur laquelle se retrouve l'entièreté de ce que le consommateur, c'est-à-dire le citoyen et les entreprises, assume pour avoir le confort de l'électricité en tout temps, à savoir la production de l'électricité, le transport de l'électricité à haut voltage (Elia), la distribution de l'électricité à bas voltage (les gestionnaires de réseau de distribution qui sont liés aux communes) et les redevances qui sont payées par les consommateurs pour soutenir le renouvelable dans ce pays, qu'il s'agisse du renouvelable en mer du Nord de compétence fédérale ou du renouvelable dans les Régions de compétence régionale.

 

Étant donné le pacte énergétique fédéral et l'intention d'introduire une norme énergétique, les régulateurs ont été invités par leurs ministres respectifs à établir une étude annuelle sur l'évolution de tous les composants de la facture de gaz naturel et d'électricité dans les trois Régions belges et dans les pays voisins. Je n'ai parlé que de l'électricité mais il ne faut pas oublier le gaz et qu'il importe, par conséquent, de toujours associer les deux. Quand je parle de la facture, il s'agit donc de la facture de gaz et d'électricité pour l'ensemble des consommateurs.

 

D'un point de vue rationnel et efficace et afin de simplifier les choses, les quatre régulateurs ont décidé d'effectuer ensemble une seule étude, en concertation et dans le respect des compétences tant du régulateur fédéral que des régulateurs régionaux. C'est quand même suffisamment important pour que je le souligne. Celle-ci pourrait être considérée comme un point de référence pour la définition future de la norme énergétique pour les consommateurs industriels et les consommateurs résidentiels et PME.

 

Le marché public lancé conjointement par les quatre régulateurs concerne la réalisation d'une comparaison européenne des prix de l'électricité et du gaz naturel pour les grands consommateurs industriels, les PME et les clients résidentiels. Le marché public a été scindé en une partie fixe qui analysera la situation en janvier 2020 et en trois parties conditionnelles, à savoir trois mises à jour qui analyseront la situation respectivement en janvier 2021, en janvier 2022 et en janvier 2023.

 

Les études devraient pouvoir être publiées par les régulateurs respectivement en mai 2020 pour la première, en mai 2021 pour la deuxième (première mise à jour), en mai 2022 pour la troisième (deuxième mise à jour) et enfin en mai 2023 pour la quatrième (troisième mise à jour).

 

En juillet, les quatre régulateurs ont attribué le marché de consultance à PWC pour un montant total de 188 500 euros hors TVA. Ce montant couvre aussi bien la partie fixe, qui viendra en mai 2020, que les trois parties conditionnelles qui viendront, comme je l'ai dit, en mai 2021, mai 2022 et mai 2023.

 

Pour de plus amples informations, je vous renvoie aux dispositions techniques du cahier des charges publié par la CREG dans le cadre de cette procédure.

 

07.05  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor de toelichting. Nu weten wij toch al wat meer.

 

Als ik het goed heb begrepen, mogen wij tegen mei 2020 een eerste studie verwachten. Wij kijken er alvast naar uit en hopen op een terugkoppeling naar het Parlement, zodat wij op de hoogte blijven. Hopelijk zullen we ook op basis van de studie snel aanbevelingen kunnen formuleren om effectief met de energienorm aan de slag te kunnen gaan.

 

Heb ik het goed begrepen dat de kostprijs 188 miljoen euro is? De vertaling was niet helemaal duidelijk. Dat lijkt mij heel veel voor een studie.

 

07.06 Minister Marie-Christine Marghem: 188 500 euro.

 

07.07  Leen Dierick (CD&V): De vertaling had 188 miljoen gezegd, wat mij heel veel leek. 188 500 euro dus.

 

07.08  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor de toelichting. Wij hebben meer uitleg gekregen over de precieze inhoud van de studie. Ook de voorzitter heeft gealludeerd op de openbaredienstverplichting. Vorige week was er nog het VREG-rapport, dat de beleidspolitici aanzet tot het nemen van maatregelen.

 

07.09  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor de verduidelijkingen.

 

Het is goed om de details te kennen voor de timing, maar natuurlijk zou het Parlement daarbij ook graag worden betrokken. De vraag is wat er precies zal worden gedaan met de studies. Hoe zal het beleid hiermee omgaan?

 

Que comptent faire les politiques avec ces études?

 

07.10  Marie-Christine Marghem, ministre: Ces études comparatives permettront d'avoir une évolution dans le temps et de comparer avec les pays voisins (c'est la norme). Elles serviront de base pour prendre des mesures.

 

Mme Dierick a posé une question concernant le coût du renouvelable et de l'offshore en particulier. Selon la mesure prise au niveau du gouvernement, pour le développement de l'offshore en mer du Nord, nous travaillerons désormais avec des marchés publics. Nous allons faire jouer la concurrence pour diminuer drastiquement le coût du soutien par les consommateurs concernant cet offshore.

 

Cette mesure est la conséquence du prix trop élevé de la facture d'électricité des Belges. En effet, dans les postes de cette facture se retrouve le soutien au renouvelable qui augmente au fur et à mesure de la location de concessions à des exploitants en offshore, pour ce qui concerne le fédéral, et du nombre de panneaux photovoltaïques et d'éoliennes onshore dans les Régions. Des mesures doivent donc être prises par le fédéral et par les Régions pour diminuer cette facture. Afin de savoir à quel point nous pouvons la diminuer par rapport aux pays voisins, nous avons besoin d'un outil de comparaison, qui est la norme élevée.

 

07.11  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Force est de constater que mai 2020, c'est dans longtemps! Pourquoi attendre autant?

 

07.12  Marie-Christine Marghem, ministre: Je suis d'accord. Nous pouvons leur demander d'œuvrer plus rapidement, mais je suppose que le cahier des charges a réglé la délivrance du travail par la société qui a obtenu ce marché public et que ce délai est nécessaire vu la complexité du dossier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: En raison de son agenda chargé, Mme la ministre demande de reporter les questions suivantes. Je propose de les reporter au 18 septembre.

 

07.13  Marie-Christine Marghem, ministre: C'est parfait pour moi, monsieur le président!

 

De voorzitter: De rest van de vragen wordt met instemming van de commissieleden uitgesteld tot onze volgende vergadering op 18 september. Wat zijn we vriendelijk voor de minister vandaag. Zullen we dat, nu de legislatuur is begonnen – de regering nog niet – ook blijven?

 

Het gaat om de samengevoegde vragen nrs. 189c van de heer Wollants en 213c van de heer Ravyts, vraag nr. 215c van mevrouw Dierick, de samengevoegde vragen nrs. 230c van mevrouw Hanus, 233c van de heer Ravyts, 288c van de heer De Maegd, 296c van mevrouw Van der Straeten en 311c van de heer Verduyckt, vraag nr. 232c van mevrouw Hanus, vraag nr. 234c van de heer Van Lommel, vraag nr. 282c van de heer Senesael, vraag nr. 287c van de heer De Maegd, vraag nr. 300c van de heer Cogolati, de vragen nrs. 303c en 304c van de heer Warmoes, vraag nr. 305c van mevrouw Daems en de vragen nrs. 308c en 309c van mevrouw Schlitz.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.09 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12 h 09.