Commission de la DÉfense nationale

Commissie voor Landsverdediging

 

du

 

Mercredi 11 septembre 2019

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 11 september 2019

 

Voormiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen vangt aan om 10.59 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Peter Buysrogge.

Le développement des questions commence à 10 h 59. La réunion est présidée par M. Peter Buysrogge.

 

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Steven Creyelman aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de financiële problemen van het Belgische leger " (nr. 149C)

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het budget van Defensie " (nr. 372C)

- mevrouw Nadia Moscufo aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de aankoop van nieuwe fregatten met Nederland" (nr. 374C)

- de heer Kris Verduyckt aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de financiële toestand van ons leger" (nr. 375C)

01 Questions jointes de

- M. Steven Creyelman au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les problèmes financiers de l'armée belge" (n° 149C)

- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le budget de la Défense" (n° 372C)

- Mme Nadia Moscufo au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'achat de nouvelles frégates en collaboration avec les Pays-Bas" (n° 374C)

- M. Kris Verduyckt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "la situation financière de notre armée" (n° 375C)

 

01.01  Steven Creyelman (VB): Mijnheer de voorzitter, allereerst wil ik de collega's nogmaals bedanken voor hun verdraagzaamheid en flexibiliteit tegen­over onze fractie, zodat we onze fractie straks kunnen vervoegen.

 

Om een lang verhaal kort te maken, eind vorig jaar beschikte het leger over 2,6 miljard euro aan middelen. Dat zou tegen 2021 al moeten stijgen in de richting van 4 miljard om in 2024 te eindigen op ruim 5 miljard. De legerleiding vraagt deze middelen natuurlijk niet zomaar. Zij zullen deze middelen gebruiken voor de aanwerving van nieuw personeel, renovatie van kazernes en de betaling van recent aangeschaft legermateriaal. Door de vorige regering werden heel wat engagementen aangegaan, maar de financiële gevolgen ervan werden naar een volgende regering doorgeschoven.

 

Daarover heb ik een aantal vragen voor de minister.

 

Mijnheer de minister, hoe verklaart u het doorschuiven van deze facturen naar een volgende legislatuur? Wat is daar de bedoeling van? Wij kennen beiden wellicht het antwoord, maar u gaat het mij nogmaals vertellen. In welke mate bent u bereid om te spreken van een budgettaire goocheltruc om de begroting wat op te krikken?

 

Erkent u de financiële problematiek met betrekking tot de toekomst van het leger?

 

Acht u het haalbaar dat de middelen die de chef Defensie vraagt, ook effectief worden geïn­ves­teerd?

 

Deelt u de analyse van de chef Defensie die zegt dat als deze middelen niet worden geïnvesteerd, de missies waarover in een vorige commissie werd gesproken, op een lager pitje zullen worden geplaatst?

 

01.02  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, in juli gaf de stafchef van het leger aan dat het budget van Defensie tegen 2024 zou moeten groeien tot 1,27 % van het bbp, als ze opdrachten verder wil kunnen uitvoeren en de werking niet in het gedrang wil brengen. Momenteel bedraagt het budget 0,92 % van het bbp. Een stijging naar 1,27 % zou het budget met 2,4 miljard euro doen groeien.

 

Het klopt natuurlijk dat Defensie jarenlang ondergefinancierd werd en moest beknibbelen op de omkadering, het onderhoud en de infra­structuur om de operaties en trainingen op peil te kunnen houden. Het budget is een kwestie voor de volgende regering, maar aangezien die volgende regering nog wel even op zich zal laten wachten, is het belangrijk dat ons leger operationeel blijft en de facturen betaald kunnen worden. Het was dan ook een noodkreet van de stafchef van Defensie.

 

Ten eerste, zullen de voorlopige twaalfden volstaan om de problemen die op Defensie afkomen voldoende het hoofd te bieden? Zo ja, voor hoelang? Zo neen, wat is er in dit geval nodig aan urgente maatregelen?

 

Ten tweede, de strategische visie van de vorige regering van 29 juni 2016 voorziet in een stijging van het budget, waarbij pas in 2029 1,26 % zou worden gehaald. Voor 2024 is in 1,06 % voorzien. De militaire top heeft zonder twijfel ook inspraak gehad en werd tevens betrokken bij de opmaak van die strategische visie. Hoe komt het dan dat de budgettaire raming vanuit die strategische visie drie jaar na datum eigenlijk al voor een stuk achterhaald is?

 

Ten slotte, generaal Compernol waarschuwt ook voor een piek in de uitstroom door het aantal pensioneringen dat er heel snel aankomt. Hoeveel personeelsleden zullen met pensioen vertrekken in 2019, 2020 en 2021? Op welk totaal personeels­bestand, van hoeveel effectieven, zal dat zijn? Hoe zal de regering dit op korte termijn kunnen opvangen?

 

01.03  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, le 19 juillet dernier, il y a eu une demande du chef de la Défense, M. Compernol, pour obtenir davantage de moyens. À ses yeux, il faudrait presque doubler le budget d'ici 2024. En effet, on passerait de 2,6 à 5 milliards d'euros. Le budget devrait déjà atteindre 4 milliards d'ici 2021. Il s'agirait, selon lui, d'un héritage du passé.

 

Le 6 août dernier, le journal De Morgen produisait un dossier selon lequel des comptes internes montrent comment les dettes vont s'accumuler dans les prochaines années, dans le nouveau matériel, l'infrastructure, la formation et les munitions. On parle ici d'environ 1 milliard d'euros. Le syndicat militaire ACMP-CGPM met en cause la gestion désastreuse du gouvernement précédent et de la direction de la Défense. Selon le syndicat, on a fait preuve d'imprudence dans les budgets en reportant les factures à plus tard.

 

Le dossier du journal De Morgen montre également que la direction de l'armée estime que seul un gouvernement de droite accédera à ses demandes, raison pour laquelle un lobby a été mis sur pied sous la direction de l'ancien chef de cabinet du ministre N-VA Steven Vandeput. Le chef de la Défense lui-même a rencontré la plupart des présidents de partis. Selon ce lobby, la direction de l'armée serait plus favorable à un gouvernement de droite.

 

Monsieur le ministre, le management de l'armée entraînera-t-il un déficit croissant du budget de la Défense au cours de la prochaine législature? Confirmez-vous les chiffres mentionnés dans la presse?

 

Le gouvernement est-il au courant de cette évolution budgétaire?

 

Est-il exact que si son budget n'est pas revu à la hausse, la Défense ne pourra bientôt plus rembourser ses dettes?

 

Estimez-vous que la direction de l'armée a outrepassé ses prérogatives en dépensant ses moyens comme si l'augmentation du budget était un fait accompli?

 

Est-il acceptable que la direction de l'armée fasse du lobbying auprès de certains partis politiques?

 

Dans une démocratie est-il tolérable que la direction de l'armée se mêle des décisions politiques et de la formation d'un nouveau gouvernement?

 

01.04  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, we moeten ons, mijns inziens, grote zorgen maken over de goede werking van ons leger. Vandaag lezen we dat de legertop zelf denkt aan het aanstellen van een crisismanager. Een organisatie die zulk een beslissing neemt, geeft indirect aan dat er een crisis is. De crisis betreft zowel het personeel als de financiën. Er zijn wel wat problemen ter zake.

 

Deze vragen handelen over het budget. De vorige legislatuur werd in deze commissie vooral gedebatteerd over die aankopen waarvan tot op vandaag nog geen enkele euro betaald werd. Er werd hiervoor in 9,2 miljard euro voorzien maar op dit ogenblik wordt reeds gesproken over extra middelen voor personeel, de werking en de toepassing in de toekomst van de besliste grote bestellingen. Sp.a maakt zich zorgen. Hoe zal dit in de toekomst allemaal betaald moeten worden?

 

Ik kom tot mijn vragen.

 

Hoe kijkt u aan tegen de oproep van generaal Compernol? De nieuwe investeringen zullen bijkomende en onvoorziene kosten inhouden.

 

Welke stappen onderneemt u om te voorkomen dat de kosten opnieuw ten koste gaan van het personeel en de werking van Defensie?

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, vooraleer u het woord te geven om te antwoorden op de vragen, wil ik u in eigen naam maar wellicht ook uit naam van deze commissie, feliciteren met uw nieuwe functie en nieuwe uitdaging die u te wachten staan. U wordt Europees commissaris van Justitie. Dat is geen gemakkelijke opdracht, u krijgt vele kwesties op de tafel. Maar toch, van harte proficiat met uw nieuwe functie.

 

U hebt nu het woord voor uw antwoord.

 

01.05  Didier Reynders, ministre: Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor de felicitaties.

 

Ik keer terug tot de vraag. In uitvoering van de beslissing van de ministerraad van 29 juni 2016 inzake de preambule van de strategische visie en conform de militaire programmeringswet van 23 mei 2017, worden door de regering diverse investeringen in hoofdmaterieel gerealiseerd. De leveringen en betaling van de investeringen werden contractueel vastgelegd en verlopen gespreid over de duur van de contracten. Er werd dan ook geen factuur doorgeschoven. Integen­deel, omwille van de contractuele bepalingen werden er voorafbetalingen uitgevoerd in 2019 en 2018 waar in principe betalingen maar moesten gebeuren in 2020 bij de eerste levering van het nieuwe materieel. Hierdoor werd afgeweken van de initieel voorziene lineaire groei naar 1,3 % van het bbp in 2030.

 

Die voorafbetalingen zijn ESR-neutraal voor Europa maar vragen een verhoging van de vereffeningsmiddelen tijdens de komende legis­latuur, aangezien zij niet intern door Defensie kunnen worden gecompenseerd, zonder een normale werking van het departement, met inbegrip van de training en de inzet in operaties, in het gedrang te brengen.

 

In de strategische visie van Defensie is behalve de investeringen in hoofdmaterieel, eveneens een groei van de basisenveloppe voor Defensie opgenomen. Die jaarlijkse stijging binnen de groei naar 1,3 % in 2030 is noodzakelijk.

 

Het behoud van de operationele output, de verhoging van de paraatheid, de voorbereiding van de transitie naar nieuwe capaciteiten en de noodzakelijke initiatieven voor herkapitalisering op het personeelsdomein vormen de voornaamste uitdagingen waarop Defensie gelijktijdig een antwoord moet bieden.

 

Bovendien dient België zijn internationale verplichtingen aan zijn bondgenoten na te komen. Om dat te realiseren, worden bijkomende inves­teringen voorgesteld boven op de investeringen die in de strategische visie van Defensie zijn opgenomen, zodat België zijn capability targets kan realiseren in het kader van de Defence Investment Pledges van de NAVO. Wij leggen nu een aantal contacten met de NAVO, om onze capaciteit verder te presenteren, teneinde onze inter­nationale engagementen te realiseren.

 

U weet dat in december 2019 bij de NAVO een top wordt georganiseerd om een analyse daarvan te maken.

 

Indien Defensie de gevraagde, noodzakelijke middelen niet zou krijgen, zal dat zonder twijfel een impact op de werking van het departement hebben. In eerste instantie zal er een impact zijn op de training en de inzet in operaties. Bovendien zullen de nieuw aangekochte wapensystemen niet, gedeeltelijk of inefficiënt kunnen worden ingezet.

 

Zoals vele publieke en privéorganisaties met een maatschappelijke rol in ons land heeft de legerleiding aan diverse politieke partijen een toelichting gegeven over de uitdagingen voor Defensie tijdens de komende legislatuur. Welk gevolg daaraan uiteindelijk zal worden gegeven, is een verantwoordelijkheid van de volgende regering en het Parlement.

 

In 2019 zullen 1 637 personeelsleden met pensioen vertrekken op een personeelsbestand van ongeveer 29 000 leden. In 2020 en 2021 zouden respectievelijk 1 600 en 1 500 personeels­leden met pensioen gaan.

 

Normaal moet het personeelsbestand dalen naar ongeveer 25 000, maar ik zal nog wat preciezere gegevens vragen over de evolutie in 2020 en 2021 want er moet ook rekening worden gehouden met de nieuwe aanwervingen. Het gaat immers om een balans tussen beiden.

 

Om deze vergrijzingsgolf binnen Defensie op te vangen, werden in de vorige legislatuur maatregelen genomen en zullen er nog bijkomende maatregelen worden voorgesteld. Dit omvat onder andere een maximalisatie van de werving – meer dan 2 150 militairen en burgerpersoneelsleden per jaar – en de sourcing voor taken die geen militaire ervaring of expertise vereisen.

 

Daarnaast werden reeds een aantal bijkomende initiatieven ontwikkeld. Dit omvat de diversificatie van de instroom, de optimalisatie van de bestaande populatie, de work-life balance, de individuele ondersteuning, betere arbeids­voorwaarden en de attractiviteit van het militaire beroep.

 

Je tiens à ajouter que nous devrons évidemment poursuivre la mise en œuvre des différents volets de la vision 2030. Des investissements doivent encore être engagés. Comme vous le savez, nous avons présenté récemment nos nouveaux chasseurs de mines en commission des Achats militaires. Ces investissements se poursuivront dans le département de la marine, avec les frégates. Pour respecter nos engagements au sein de l'OTAN et de l'Union européenne, nous devons aussi en imaginer d'autres, en collaboration avec des pays partenaires. Pour la marine, il s'agit évidemment des Pays-Bas. S'agissant de la force terrestre, nous travaillons avec la France sur le projet CaMo (Capacité motorisée). Voilà pour le premier volet en termes d'investissements.

 

Des aménagements d'infrastructure doivent être réalisés en vue d'accueillir ces nouvelles capacités. Je pense ainsi aux bases qui accueilleront les F-35 mais également aux équipements de la marine qui devront être adaptés aux nouveaux investissements.

 

Au-delà de ces considérations, nous devons aussi travailler à un recrutement intensif. Comme je viens de le préciser, on parle de plus de 2 000 militaires par an. De même, il convient de réfléchir aux conditions et à l'organisation du travail. Peut-être pourrons-nous revenir, à l'occasion d'autres questions, sur les évolutions en termes de formation et de qualité de vie. À cet égard, nous devons tenter d'attirer de plus en plus de femmes au sein de la Défense. D'énormes efforts doivent encore être fournis ici – et  dans d'autres pays – en ce domaine.   

 

Puisque j'ai entendu le terme "lobby", je répète qu'il me semble tout à fait normal que le chef de la Défense essaie d'expliquer aux différentes formations politiques la nature des enjeux pour les prochaines années. C'est, du reste, ainsi qu'ont agi des responsables d'autres départements. J'ajoute que des syndicats, des patrons, des mutuelles ou d'autres acteurs de notre société font de même.

 

Par ailleurs, monsieur le président, je me réjouis que vous ayez accepté la proposition du CHOD visant à vous faire rencontrer son état-major, afin que celui-ci expose la situation au sein de la Défense et en présente les enjeux. Maintenant, on peut toujours refuser d'entendre les responsables d'un département alors qu'il est question de son avenir, mais chaque formation politique développe évidemment sa propre conception de la gestion des finances publiques et des enjeux de notre société.

 

01.06  Steven Creyelman (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik denk dat wij het erover eens kunnen zijn dat wij te weinig investeren in ons leger, en in Defensie tout court. Wanneer wij dat zouden vergeten, dan herinnert de Amerikaanse president er ons altijd graag even aan dat wij de 2,5 % niet halen.

 

De Amerikaanse president oefent niet alleen druk uit om 2,5 % van het bbp in Defensie te investeren, het probleem is dat hij druk uitoefent om defensiecontracten bij Amerikaanse bedrijven af te sluiten. Daar maak ik mij wel bedenkingen bij. Wij hebben niet zo heel veel centen en al ik het goed begrijp, bestaat er niet bij alle collega's evenveel bereidheid om middelen te investeren in onze Defensie en in het leger. Moeten wij ons dan onder druk laten zetten om aan het handje te lopen van de Verenigde Staten?

 

Als wij het echt menen met een Europese defensie en een Europese defensiestrategie, dan moeten wij ook bij de partnerlanden durven aankopen, waarbij wij ook over de prijs moeten durven onderhandelen, in het kader van less is more of eigenlijk more for less. Met dat idee voor ogen moeten wij misschien eens te rade gaan bij onze noorderburen. De Nederlandse collega's onderhandelen wel degelijk over prijzen als zij hun defensiebudgetten uitgeven en zij sluiten zich niet zomaar aan bij eventuele groepsaankopen.

 

01.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoorden.

 

Wij hebben allemaal de berichten in de kranten van vandaag kunnen lezen. Als het klopt dat men binnen het leger op zoek gaat naar een crisismanager, dan denk ik dat de situatie daar als acuut wordt aangevoeld. Het zal nog een tijdje duren vooraleer er een nieuwe regering aan de macht is die maatregelen op lange termijn kan nemen. Aan de regering in lopende zaken wil ik daarom vragen er alles aan te doen om de operationaliteit van ons leger te bewaren en ervoor te zorgen dat de werkomstandigheden voor het personeel in orde zijn, totdat een nieuwe regering meer maatregelen kan nemen op lange termijn. Ik doel onder andere op werk­omstandigheden in de kazernes en de infrastructuur. Er zijn 1 250 Belgische militairen actief in operaties en die mensen moeten hun operatie op een ordentelijke manier kunnen uitvoeren. Wij kunnen niet wachten op de nieuwe regering. Als de huidige situatie acuut en ernstig is, dan zijn er nu al maatregelen nodig.

 

Ik vind het zeer goed – ik spreek nu namens mijn fractie – dat Defensie haar stem laat horen in het debat. Wij zullen volgende week met veel interesse luisteren naar wat de stafchef van het leger aan ons als politici te vertellen heeft en welke de bekommernissen zijn. Dat betekent nog niet dat wij het met alles eens zullen zijn, maar er is wel dialoog nodig, we moeten luisteren naar elkaars standpunten. Wij vinden Defensie belangrijk. We moeten dus komen tot een visie, tot politiek beleid. De eerste voorwaarde daartoe is dat wij naar elkaars standpunten luisteren. Voor ons vormt het dan ook geen probleem dat de militaire wereld een boodschap formuleert ten aanzien van de politiek.

 

01.08  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses, même si elles ne me satisfont pas toutes.

 

Nous restons persuadés que ce qui est prévu dans le budget ne correspond pas aux différents achats qui vont devoir se faire. C'est un peu comme si on avait mis de l'argent de côté pour acheter une voiture mais qu'on n'avait pas prévu d'argent pour l'essence, l'entretien ou les pneus et qu'on devait ensuite demander à nos parents d'intervenir. Quand nous serons confrontés à cela, des choix politiques devront être opérés au détriment du social, avec des conséquences sur les conditions de travail des militaires.

 

Je viens du monde du travail et je peux vous dire que le fait d'entendre les mots "externalisation" ou "optimalisation" ne me réjouit pas, d'autant que la Défense n'est ni une société privée ni une entreprise publique quelconque.

 

01.09  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, er is jarenlang een onderfinanciering van het leger geweest, daarover bestaat geen discussie. Er zijn dus investeringen nodig, daarover is er ook geen discussie.

 

Wij hadden in het verleden reeds bedenkingen bij die grote bestellingen. U gaat er nogal licht over, maar ik ben ervan overtuigd dat ze zware budgettaire gevolgen zullen hebben de komende legislatuur. En dan gaan wij er nog vanuit dat de voorziene bedragen netjes binnen het kader blijven, wat ik betwijfel.

 

Wij gaan die zaak dus zeer goed moeten opvolgen, want het zou natuurlijk wel heel erg zijn dat net de bestellingen die ons leger terug op het voorplan moeten zetten, ervoor zouden zorgen dat de training en de inzet in operaties achteruitgaan, waardoor die nieuwe wapens slechts gedeeltelijk gebruikt kunnen worden. Dat kan absoluut niet de bedoeling zijn.

 

Wij zullen met heel veel aandacht deze zaak opvolgen want wij maken wij ons daarover toch wel zorgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de Mme Sophie Rohonyi au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le déménagement du secrétariat administratif du Musée royal de l'Armée" (n° 1C)

02 Vraag van mevrouw Sophie Rohonyi aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de verhuizing van het administratieve secretariaat van het Koninklijk Legermuseum" (nr. 1C)

 

02.01  Sophie Rohonyi (DéFI): Merci, monsieur le président. Je voudrais tout d'abord adresser mes félicitations à monsieur le ministre pour ses nouvelles fonctions au sein de la Commission européenne. Vous avez hérité d'un portefeuille difficile mais qui me semble important à l'heure où l'Europe est en proie au populisme et où les droits fondamentaux sont parfois en danger. Je vous souhaite bonne chance dans vos nouvelles fonctions.

 

Ma première question porte en effet sur le déménagement du secrétariat administratif du Musée royal de l'Armée. Vous n'êtes pas sans savoir, monsieur le ministre, que dans le cadre de l'exécution de la loi du 28 avril 2017 portant création du War Heritage Institute (WHI) et portant notamment intégration du Musée royal de l'Armée et d'Histoire militaire (MRA), le secrétariat administratif du MRA a été temporairement déplacé au sein des locaux de l'École Royale Militaire (ERM).

 

Il me revient cependant que la réintégration de ce secrétariat au sein du MRA devrait être opérée dans le courant de cette année étant donné que la Défense veut, de manière bien légitime, récupérer les espaces occupés par l’administration du WHI. On parle de près de 100 000 euros par an de frais de fonctionnement en termes de coût de location des bureaux à l’ERM.

 

En conséquence, monsieur le ministre, pouvez-vous me faire savoir si vous confirmez cette information? Dans l'affirmative, ne considérez-vous pas qu'il s'agit là d'une relative gabegie financière? De manière plus générale, comment se présente l'avenir du MRA sur le plan des aménagements des collections et des bureaux administratifs et du personnel scientifique?

 

Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

02.02  Didier Reynders, ministre: Madame Rohonyi, je vous remercie tout d'abord pour vos félicitations et vos encouragements pour mes futures activités à l'échelon européen.

 

En ce qui concerne la situation au sein de ce secrétariat, je voudrais dire que peu avant la création officielle du WHI en date du 1er mai 2017, plusieurs services, dont le secrétariat administratif, la direction, une partie des services d'appui (budget et finances, ressources humaines, traduction) ainsi que le service de communication et des sépultures militaires se sont implantés dans les locaux de l'ERM en date du 20 mars 2017. Quelque 35 agents ont été concernés par le déménagement temporaire. Le coût de la location des locaux au sein de l'ERM était effectivement de l'ordre de 100 000 euros par an. Ceci permettait de couvrir entre autres la location des locaux proprement dits, les frais de chauffage, d'électricité, de nettoyage ainsi que les places de parking et autres commodités similaires.

 

Les frais encourus sont proportionnels aux services rendus. Néanmoins, par souci d'économie et de gestion efficace du budget alloué au WHI, il a été décidé que les services transférés au sein de l'ERM seraient rapatriés sur le site du MRA, chose faite en juin 2019.

 

Le déménagement ne concernait que les services administratifs, les collections n'ayant pas été affectées par ce déménagement.

 

En ce qui concerne le personnel administratif et scientifique, un plan de réorganisation mené par les directions des services concernés a permis, tant au personnel qui était déjà présent qu'à celui qui a déménagé, d'optimiser le bien-être de ce personnel et l'efficacité des différents services. Celui-ci s'est basé sur une réorganisation des services afin de rationaliser les espaces disponibles, d'une part, et de regrouper les différents départements avec leurs directions respectives, d'autre part. Je crois que c'est une bonne chose que les services soient maintenant regroupés et qu'ils puissent travailler de manière un peu plus efficace.

 

02.03  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'entends bien les frais que couvre le coût de 100 000 euros par an. Il n'empêche que ce coût pose problème et suscite l'inquiétude des personnes qui travaillent dans le secteur, déjà pour la simple et bonne raison que le Musée royal de l'Armée disposait des espaces pour accueillir ce secrétariat. C'était déjà le cas avant la création du WHI, comme vous l'avez souligné. De plus, la somme de 100 000 euros reste un budget assez important au regard des difficultés budgétaires fédérales actuelles. Et c'est d'autant plus problématique qu'à partir du 1er janvier 2019, le prix d'entrée au Musée royal de l'Armée a doublé, en raison de la richesse des collections présentées et la pénurie du personnel. C'est en tout cas les raisons officielles qui avaient été avancées pour justifier l'augmentation de ce prix d'entrée.

 

Autrement dit, l'État est prêt à débloquer des fonds pour louer un local mais pas pour assurer un prix démocratique aux visiteurs ni un personnel suffisant. Les citoyens ainsi que le personnel du Musée royal de l'Armée se sentent dès lors quelque peu floués.

 

02.04  Didier Reynders, ministre: Madame Rohonyi, pour éviter tout malentendu, je voudrais vous demander si vous avez bien entendu que le déménagement a été refait vers le Musée royal de l'Armée en juin de cette année.

 

02.05  Sophie Rohonyi (DéFI): Maintenant, oui!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- Mme Sophie Rohonyi au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'avenir du Musée royal de l'Armée et de ses collections" (n° 3C)

- M. Christophe Lacroix au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le War Heritage Institute" (n° 87C)

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Sophie Rohonyi aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de toekomst van het Koninklijk Legermuseum en zijn collecties" (nr. 3C)

- de heer Christophe Lacroix aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het War Heritage Institute" (nr. 87C)

 

03.01  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, il me revient que la direction du World Heritage Institute (WHI) vient de créer un nouveau site extérieur associé à Zeebrugge appelé "Seafront", dans le même esprit que le site "Gunfire" à Brasschaat. Par ailleurs, le projet de créer un grand musée militaire flamand serait entré dans sa phase préparatoire à Bourg-Léopold dans le Limbourg.

 

Que la Flandre s'intéresse à notre histoire militaire n'est pas en soi un problème, que du contraire: c'est une excellente chose. Ce qui est problématique, par contre, est que la Flandre s'arroge le contenu d'une institution publique fédérale, nationale, puisque la rénovation du hall de l'air du Musée royal de l'Armée, dont je ne remets absolument pas en doute la nécessité, a eu pour effet le retrait de 120 avions, dont seule une partie devrait revenir au Musée royal de l'Armée.

 

Beaucoup d'associations et de riverains s'inquiètent du sort de telles collections, sans compter que le décret flamand "Topstukken", adopté en 2003, prévoit – comme vous le savez très bien – que si un objet reste pendant près de quatre ans sur le sol flamand, il ne pourra pas retourner à Bruxelles, quand bien même il s'agirait d'un objet faisant partie d'un patrimoine national, sauf accord contraire du gouvernement flamand.

 

Par conséquent, monsieur le ministre, pouvez-vous me faire savoir si vous confirmez les deux faits précités, donc tant en ce qui concerne le nouveau site extérieur associé à Zeebrugge, qu'en ce qui concerne le grand musée militaire flamand?

 

Dans l'affirmative, quelles en seraient les conséquences sur les collections actuellement existantes au sein du Musée royal de l'Armée?

 

En l'état, existe-t-il des conventions entre le WHI et ces sites extérieurs qui garantiraient le caractère fédéral de ces collections en dépit du principe de territorialité issu du décret "Topstukken"?

 

Je vous remercie.

 

03.02  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, vous le savez, pour mon groupe, le travail de mémoire est une dimension essentielle dans les missions de votre ministère. Dans ce cadre, le Musée royal de l’Armée (MRA) – qui, dans le giron, est désormais le "World Heritage Institute" (WHI) – joue un rôle prépondérant.

 

En mai dernier, le gouvernement bruxellois a étendu le classement comme monument du MRA aux éléments de mobilier et aux objets qui font partie du décor scénographique des salles historiques et techniques. Ces salles sont situées dans les galeries courbes du Musée et représentent en effet un patrimoine majeur à préserver.

 

J’aimerais dès lors profiter de cette question orale pour faire le point avec vous:

 

Où en sommes-nous dans l’exécution des travaux bien nécessaires au sein du MRA et de son site bruxellois? Quelles conséquences cette décision justifiée du gouvernement bruxellois aura-t-elle dans ce cadre?

 

Depuis janvier dernier, il a hélas été décidé de doubler les tarifs d’entrée au MRA. Pour les 6 premiers mois de cette année, avez-vous constaté une diminution des fréquentations par rapport à l’année précédente?

 

Enfin, où en sommes-nous dans la désignation d'un directeur définitif au sein du War Heritage Institute? Une procédure en ce sens a-t-elle été lancée ou va-t-elle l'être, pour mettre fin à la situation ad interim actuelle qui perdure depuis plusieurs mois? Je vous remercie pour vos réponses.

 

03.03  Didier Reynders, ministre: Je répondrai d'abord à la question de Mme Rohonyi.

 

Depuis le 8 juin 2019, le site de Seafront à Zeebrugge accueille l'exposition Opération mer du Nord 1944-1945. Celle-ci fait partie du programme national sur les 75 ans de la Libération, coordonné par le War Heritage Institute. Ce parc à thème est complètement indépendant et ne relève donc en aucune manière du War Heritage Institute. Actuellement, la coopération entre le WHI et le Seafront est limitée à cette exposition temporaire qui relate l'histoire de la libération de l'embouchure de l'Escaut et présente aussi le patrimoine immergé au large de la côte belge.

 

Le musée Liberation Garden à Bourg-Léopold et le WHI sont liés par un partenariat. Je vous renvoie évidemment au musée lui-même pour obtenir davantage d'informations sur son développement. La contribution du WHI ne s'élève qu'à six pièces de sa collection propre. Les autres pièces prêtées, au total 43, proviennent des réserves du WHI et ne sont donc pas exposées au sein du WHI. Il convient de rappeler que l'exposition a un caractère temporaire. À la fin de cette exposition, les pièces seront retournées à ceux qui les ont délivrées, en ce compris, dès lors, au Musée de l'Armée ou au WHI si vous préférez.

 

Monsieur Lacroix, en ce qui concerne les travaux au sein du musée, la Régie des Bâtiments progresse dans l'exécution des travaux nécessaires pour entretenir et réparer le site. La prochaine étape sera la rénovation du hall de l'aviation. Les travaux de rénovation s'étendent à l'ensemble du bâtiment et ne se limitent pas à la partie où le classement a été étendu aux éléments mobiliers et autres objets des salles historiques et techniques. La majorité des travaux s'effectuent dans le respect des lieux et du classement de ceux-ci.

 

Cependant, je dois préciser que la décision d'extension du classement engendre des complications. En effet, le classement du mobilier et des objets qui font partie du décor scénographique – tous les objets et tout le mobilier, selon le gouvernement bruxellois – fait que ces derniers ne peuvent être déplacés, sauf en demandant l'autorisation, pour chaque pièce à déplacer, auprès des Monuments et Sites de la Région de Bruxelles-Capitale. Il devient dès lors difficile d'effectuer certaines réparations sans mettre en danger l'intégrité des pièces de collection et/ou sans dépasser les délais prévus pour les travaux.

 

J'en viens aux tarifs d'entrée au musée. Contrairement aux craintes de certains, la modification du prix d'entrée n'a guère entraîné de changement dans le taux de fréquentation. Lors du décompte le plus récent, du 1er janvier à la fin de juin 2019, le Musée royal de l'Armée et d'Histoire militaire avait même enregistré une légère augmentation du nombre de visiteurs, de moins d'un demi pour cent, par rapport à la même période de 2018.

 

En ce qui concerne la désignation d'un directeur définitif, la fonction de directeur général est une fonction à mandat. Le projet d'arrêté royal déterminant le nombre de fonctions de management au sein du War Heritage Institute est actuellement soumis à la ministre de la Fonction publique pour accord. La publication par Selor du poste d'administrateur général est normalement prévue dans le courant du mois de septembre. La procédure de sélection dure environ un an. Elle devrait donc se dérouler pour l'essentiel durant l'année 2020.

 

Je tiens évidemment à souligner que dans ces périodes de commémoration, le War Heritage Institute joue un rôle particulièrement important dans toutes les manifestations qui font partie des 75 ans de la Libération comme d'ailleurs il a joué un rôle particulièrement important dans la commémoration du centenaire de la Première Guerre mondiale.

 

03.04  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie. L'objet de ma question était justement de vous entendre sur les garde-fous qui protègent le patrimoine national et qui garantissent que le provisoire ne devienne pas définitif. Je suis donc rassurée puisque vous nous avez affirmé que les objets retourneront bien au Musée royal de l'Armée.

 

Je voulais quand même souligner qu'il y a déjà eu des précédents malgré l'application du décret "Topstukken". Des objets n'ont pas pu retourner au Musée royal de l'Armée. Ce fut le cas notamment d'un Fairchild C-119, mais le fait que vous ayez été assez assertif dans vos propos me rassure.

 

03.05  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Il se fait que dans un passé maintenant lointain, le jeune historien que j'étais a trouvé son premier emploi au Musée royal de l'Armée. J'y vais donc toujours avec beaucoup d'affection.

 

Je vois que la Régie des Bâtiments a pris les choses en main puisqu'il semble que la rénovation de cet héritage patrimonial et muséal est en route. Je sais et je devine que le classement par la Région de Bruxelles-Capitale modifie fondamentalement les choses et ne simplifie pas les procédures. Il n'en reste pas moins vrai que ces salles courbes avec ces mobiliers de présentation représentent un intérêt patrimonial inédit. Nous savons tous que le Musée royal de l'Armée est l'un des plus beaux musées du monde. Je suis heureux de voir qu'il évolue dans un contexte relativement favorable.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Questions jointes de

- M. Christophe Lacroix au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le remplacement des F-16 belges" (n° 19C)

- M. Samuel Cogolati au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'impact financier de l’adaptation nucléaire des avions de chasse F-16" (n° 385C)

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Christophe Lacroix aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de vervanging van de Belgische F-16's" (nr. 19C)

- de heer Samuel Cogolati aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de financiële impact van de update van de F-16-jachtvliegtuigen om nieuwe kernwapens te dragen" (nr. 385C)

 

 

04.01  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, j’aimerais profiter de cette question orale pour faire le point avec vous sur le "marché du siècle", à savoir la commande de 34 F-35 par le gouvernement MR/N-VA.

 

Avant toute chose, pourriez-vous faire le point sur l’état de la procédure du remplacement des F-16 belges tant au niveau budgétaire que du calendrier de livraison?

 

Dans la presse, l’industrie belge – en résonance avec nos inquiétudes exprimées à de nombreuses reprises – a fait part de ses vives inquiétudes et du fait qu’elle ne voyait toujours rien venir. Il s’agit en effet d’un secteur particulièrement important dans notre pays, singulièrement en Wallonie. Si, depuis, Lockheed Martin a annoncé qu’il tiendrait ses promesses sur le long terme en matière de retombées économiques, pouvez-vous déjà en tirer un premier bilan?

 

En sait-on plus sur le lieu de production des F-35 commandés par la Belgique? Qu’en est-il des contacts entre votre département, le SPF Économie et les entités fédérées?

 

Sous la précédente législature, le premier ministre nous avait indiqué en séance plénière que, je cite: "Cela nous permettra, pour un montant supérieur à 300 millions d'euros, de réserver une enveloppe pour être en première ligne pour ces projets de défense européens qui nécessitent de l'innovation, de la recherche et du développement." Où en est-on en la matière? Des sommes ont-elles déjà été libérées?

 

Confirmez-vous l’information selon laquelle les premiers F-35 arriveront à la base aérienne de Florennes?

 

Pouvez-vous me donner le calendrier et les budgets des travaux d’infrastructure qui seront nécessaires tant à Florennes que, plus tard, à Kleine-Brogel?

 

04.02  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, permettez-moi de me joindre à mes collègues pour vous féliciter pour votre nomination à ce poste très important de commissaire chargé de la Justice et de l'État de droit.

 

On a beaucoup parlé de ce nouveau triste titre de commissaire européen pour la Protection du mode de vie européen et j'espère que vous pourrez protéger l'État de droit et les valeurs qui nous sont chères.

 

Monsieur le ministre, la presse a fait état cet été que, selon un document intitulé Material management plan F-16 datant de 2017, les F-16 allaient être adaptés afin de pouvoir intégrer de nouveaux armements nucléaires numériques.

 

Pourriez-vous nous transmettre le contenu de ce document interne à la Défense? Quel est le coût financier de cette adaptation des F-16 pour l'État belge? S’agit-il de transporter uniquement les nouvelles bombes nucléaires de type B61-12 ou également d’autres catégories d’armements nucléaires?

 

Pendant la phase transitoire comprise entre 2022 – fin de l'adaptation des F-16 – et 2029 – livraison des derniers F-35 –, quels seront les avions utilisés prioritairement? Autrement dit, quelle sera la période d'emploi des F-16 ainsi modernisés?

 

Enfin, et nous en avions déjà parlé au début de l'été, de quels leviers le Parlement dispose-t-il pour geler la décision de futurs développements du F-35 liés aux nouvelles armes nucléaires?

 

04.03  Didier Reynders, ministre: Monsieur Lacroix, sur le plan budgétaire, 4 011 417 989 euros ont été engagés après la décision prise par le gouvernement en date du 25 octobre 2018, qui visait à attribuer au gouvernement américain le marché relatif au remplacement des F-16 belges par des F-35 A.

 

À ce jour, un montant équivalent à 173 836 499 euros a été versé au gouvernement américain, conformément au calendrier de paiement contractuel. Le calendrier de livraison contractuel prévoit, quant à lui, la fourniture des avions entre 2023 et 2030 à un rythme de quatre appareils par an, sauf en 2028 et 2029 – où cinq avions seront livrés.

 

Les premiers F-35 A arriveront bien à la base de Florennes en 2025. La livraison des premiers appareils à celle de Kleine-Brogel suivra environ deux ans plus tard.

 

Concernant le bilan actuel de l'exécution des mesures relatives à la protection des intérêts essentiels de sécurité (Essential Security Interests ou ESI), je vous renvoie à mon collègue en charge de l'Économie, compétent pour le suivi de ce volet. Néanmoins, je puis déjà vous confirmer que la Défense collabore activement avec le SPF Économie afin de soutenir au mieux les acteurs belges concernés à rendre effectives les mesures ESI proposées. Il incombe toutefois à ces derniers d'étudier dans le détail les opportunités offertes – qu'elles soient industrielles ou centrées sur la recherche et le développement – et de les concrétiser. Certaines d'entre elles ont été traduites en contrat, tandis que d'autres se trouvent dans une phase très avancée.

 

Dans ce cadre, lors de l'attribution du marché, le gouvernement fédéral a prévu une enveloppe de 277 millions d'euros sous la forme d'avances remboursables, afin d'aider les acteurs concernés à matérialiser les mesures en question.

 

S'agissant des contacts entre les entités fédérées, le SPF Économie et mon département se sont réunis à plusieurs reprises au sein de la plate-forme interfédérale de concertation, qui rassemble les représentants des trois Régions et les organisations industrielles pour le suivi de la mise en œuvre des opportunités proposées.    

 

Ces réunions étaient organisées à l'initiative du SPF Économie en collaboration avec la Défense.

 

Jusqu'à présent, nous avons vu se développer un certain nombre de propositions concrètes mais il y a une insistance très forte émise notamment par la Défense auprès de Lockheed Martin pour que l'on avance dans la concrétisation des retombées pour l'industrie belge. Je dirais que c'est le même travail qui est fait – je demanderai d'ailleurs une présentation en la matière – dans les autres contrats qui ont été passés, que ce soit pour la capacité motorisée pour la force terrestre ou dans le cadre des nouvelles commandes pour la marine. À chaque fois, on tente de faire en sorte que les opérations progressent. Comme moi, vous avez vu que, du côté des industriels, des signaux un peu plus positifs apparaissent maintenant. Vous avez parlé de l'industrie de l'armement en Wallonie. Avec la mise en place du nouveau gouvernement wallon, je présume que le soutien pourra se développer en commun, de manière très active, en faveur de ce secteur.

 

En matière de projet de défense européen, les pistes potentielles sont à l'étude mais aucun engagement financier n'a été concrétisé à ce jour.

 

Afin d'accueillir les F-35, il est essentiel que l'infrastructure soit prête à temps. Mon département prépare dès lors un marché public de travaux pour l'étude et la construction d'un complexe F-35 sur chacune des deux bases à partir desquelles les F-35 A belges opéreront. Dans ce cadre, un avis de prépublication annonçant un marché à venir a été publié fin juin de cette année. Comme annoncé dans cette prépublication, la construction est prévue à Florennes entre 2022 et 2024 et à Kleine-Brogel entre 2024 et 2026. Le budget total nécessaire est estimé à 275 millions d'euros TVA comprise.

 

Monsieur Cogolati, je vous remercie tout d'abord pour les félicitations que vous m'adressez dans le cadre de futures éventuelles fonctions européennes. Je serais très heureux de pouvoir y travailler avec le soutien de votre groupe au Parlement européen.

 

En ce qui concerne le Material management plan, c'est un document évolutif mis à jour chaque année qui permet aux gestionnaires de matériel de documenter la politique d'entretien et d'évolution du système d'armes.

 

Pour la mise à jour des F-16, des documents de travail sont établis et validés par les niveaux compétents. Nous ne savons évidemment pas à quelle version correspondent les documents dont il est parfois question dans les médias. L'adaptation des F-16 fait partie d'une évolution du software qui couvre plusieurs systèmes et donc différentes applications. Le coût pour la totalité de la mise à jour du software s'élève à 25 millions d'euros. Le F-16 sera utilisé de manière opérationnelle au moins jusqu'en 2028, date à laquelle les F-35 disposeront de la full operational capability.

 

Bien entendu, certaines décisions dans le cadre de ces dossiers devront être prises par le prochain gouvernement, sous le contrôle du Parlement. Dans ce cadre, vous demandez la communication de certaines informations contenues dans les documents; je suis tout à fait disponible pour donner un briefing sur le sujet, mais dans le cadre de la commission relative aux Achats militaires. Je crois que c'est la meilleure façon d'avancer en la matière.

 

04.04  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, je voudrais remercier le ministre pour le caractère précis des réponses qu'il m'a apportées. Mon groupe et moi-même restons évidemment un peu sur notre faim en ce qui concerne le point de vue sur la défense européenne. Nous verrons avec le prochain gouvernement et nous resterons vigilants sur ce point.

 

04.05  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre, pour votre réponse. Le flou plane évidemment sur ces 25 millions d'euros dépensés pour mettre à jour les avions de chasse F-16 afin qu'ils puissent emporter des armes nucléaires américaines. Le cas échéant, il faut condamner l'utilisation d'argent public belge à cet effet. Nous essayons justement d'éradiquer ces armes sur la scène internationale. De plus, cela semble être difficile à réaliser sur une courte durée, d'ici à 2028. Il me semble que c'est peut-être là un gaspillage d'argent.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Yasmine Kherbache aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de eventuele Belgische militaire rol in de Straat van Hormuz" (nr. 367C)

- de heer Theo Francken aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de Amerikaanse operatie Sentinel" (nr. 363C)

- de heer Peter De Roover aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de inzet van de Belgische marine in de Straat van Hormuz" (nr. 35C)

05 Questions jointes de

- Mme Yasmine Kherbache au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le rôle militaire éventuel de la Belgique dans le détroit d'Ormuz" (n° 367C)

- M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'opération américaine Sentinel" (n° 363C)

- M. Peter De Roover au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le déploiement de la marine belge dans le détroit d'Ormuz" (n° 35C)

 

De voorzitter: De heer De Roover laat zich verontschuldigen.

 

05.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, we hebben hier deze voormiddag al een en ander over operatie Sentinel gehoord. Ik zal kort even de belangrijkste punten herhalen in deze openbare zitting. Het maritiem vrachtverkeer door de Straat van Hormuz en de Straat van Bab el-Mandeb is belangrijk. Ook voor de Belgische economie en de Vlaamse havens, een zwaartepunt in het economische weefsel van ons land, zijn deze maritieme verkeersaders zeer belangrijk.

 

Er zijn daar momenteel heel wat problemen. Het Pentagon wil de cruciale vaarroutes in de Golf beveiligen met een zo ruim mogelijke inter­nationale militaire aanwezigheid, om de kans op militaire escalatie te verkleinen en de bondgenoten te responsabiliseren. De operatie Sentinel wordt internationaal echter lauw ontvangen en behoudens het Verenigd Koninkrijk, Bahrein, Israël en Australië zijn er nog geen concrete toezeggingen van andere landen.

 

Mijnheer de minister, heeft de staf van Defensie de mogelijke pistes voor deelname aan operatie Sentinel reeds volledig onderzocht? Zo ja, wat zijn de bevindingen?

 

Ten tweede, het fregat Leopold I zit nog tot november in de Standing NATO Maritime Group. Welke andere assets van Defensie kunnen er worden ingezet? Wat is de vroegst mogelijk datum voor hun ontplooiing?

 

Ten derde, het enteren van de Britse olietanker Stena Impero was een waarschuwing aan alle gebruikers van de Straat, waaronder vele schepen onder de Belgische vlag of met onze havens als eindbestemming. In die zin wil ik graag weten of  militaire bewaking aan boord een optie is.

 

Frankrijk en Duitsland hebben een deelname aan Sentinel al uitgesloten en wensen te focussen op een Europese missie. Welke positie heeft België in dit verhaal ingenomen?

 

Tot slot, Nederland wil de Amerikanen wel helpen. Hebt u contact met uw Nederlandse collega? Is eventueel een Belgisch-Nederlandse samen­werking mogelijk, een missie op het vlak van BeNeSam?

 

05.02  Yasmine Kherbache (sp.a): Mijnheer de minister, sta mij toe u namens mijn fractie eerst uitdrukkelijk te feliciteren met uw nieuwe functie. We wensen u veel succes en we hopen u hier in uw nieuwe hoedanigheid geregeld te mogen verwelkomen zodat we met u kunnen discussiëren over de staat van de rechtsstaat in Europa. We kunnen daar nooit genoeg aandacht voor hebben.

 

Dat geldt ook voor de Straat van Hormuz. Zoals collega Francken al aangaf is dat een zeer belangrijke discussie. Het is een zenuw die bloot ligt in een zeer gevoelige regio. Elk conflict dat daar dreigt te escaleren heeft desastreuze gevolgen.

 

De Straat van Hormuz is ook zeer belangrijk voor onze economie met de doorvaart van heel veel vrachtschepen. Toen wij in de krant vernamen dat u van de Verenigde Staten de vraag hebt gekregen voor het bieden van militaire onder­steuning voor een veiligheidsoperatie in die regio, vroegen wij meteen dat dat zou worden besproken in het Parlement, omdat het een zeer fundamentele vraag betreft. Het is belangrijk dat wij een vraag van een bondgenoot ernstig nemen, maar dat betekent niet dat men een vraag van Amerika zomaar slaafs aanneemt of de VS blindelings volgt in hun strategie.

 

Voor ons is het belangrijk dat in die discussie heel duidelijke richtsnoeren worden gehanteerd, die drieledig zijn.

 

Ten eerste, er zijn oplopende spanningen met Iran. In eerste instantie moeten wij er alles aan doen om het nucleaire akkoord te vrijwaren. Daaromtrent verschillen wij met Amerika, dat er eenzijdig is uitgestapt.

 

Ten tweede, het is belangrijk dat wij een open en veilige doorgang van onze scheepvaart waar­borgen. Daarom moeten wij vanuit de EU en vanuit ons land duidelijk maken dat wij er staan en dat wij het niet zomaar oppervlakkig laten passeren, want het is een belangrijke discussie.

 

Ten derde, in deze discussie moeten wij een de-escalatiestrategie hanteren en de spanningen niet verder doen oplopen. Dat is ook een verschil met de strategie van president Trump. België zit daar meer op de diplomatieke lijn van president Macron, die de diplomatieke strategie zeker niet wil verwaarlozen.

 

Ik heb hierover de volgende vragen, mijnheer de minister.

 

Kunt u ons duidelijkheid geven over de vraag? Welke landen hebben ons dergelijke vragen gesteld en wat is er concreet gevraagd? Er wordt gezegd dat dat daarnet in de bijzondere commissie belast met de opvolging van de buitenlandse missies is besproken, maar daar worden in principe lopende militaire opdrachten besproken en niet discussies die nog niet in het Parlement werden gevoerd.

 

Aan welke militaire taken voor het Belgisch leger en welke concrete middelen denkt u?

 

Onder welke omstandigheden en voorwaarden zou het denkbaar zijn dat België een bijdrage levert? Wat de voorwaarden betreft, hoe past u zo'n bijdrage binnen het internationaal recht, want daarover bestaat ook discussie?

 

Dat is toch wel belangrijk. U zult er als toekomstig Europees commissaris toch ook niet ongevoelig voor zijn dat men ook op dat vlak de algemene principes respecteert.

 

Hoe evalueert u deze discussie in de bredere context van het vrijwaren van het nucleaire akkoord met Iran?

 

Mijn volgende vraag sluit aan bij wat collega Francken al aangaf. Enerzijds is er die vraag van de Verenigde Staten, maar anderzijds zijn er de Europese initiatieven. Is het voor u denkbaar dat België buiten het Europese verband toezegt op de Amerikaanse vraag of houdt u vast aan een Europees scenario? Nederland heeft het signaal gegeven: vast te willen houden aan een Europees omkaderd initiatief.

 

Heeft ons land al initiatieven genomen in de VN-Veiligheidsraad? Heeft ons land daar al een standpunt ingenomen? Zo ja, welk?

 

Tot slot, mijnheer de minister, bent u het met ons eens dat zo'n beslissing niet kan worden genomen door een regering in lopende zaken, maar dat zij de goedkeuring van het Parlement vereist? Ik neem aan dat de regering in lopende zaken en de toekomstige regering alle relevante ontwikkelingen in deze discussie proactief zullen melden aan het Parlement, zodat wij de discussie niet moeten voeren op basis van krantenberichten.

 

05.03 Minister Didier Reynders: Collega's, mijn eerste opmerking is misschien eerder voor de commissie voor de Buitenlandse Zaken dan voor de commissie voor de Defensie, maar het gaat hier om een dubbele kwestie. Eerst wil ik iets zeggen over Iran. Ik heb al eerder gezegd dat wij, zoals alle Europese landen, proberen een correcte uitvoering te geven aan het JCPoA, de nucleaire deal met Iran. Dat is niet gemakkelijk, zeker niet na de beslissing van president Trump uit dat akkoord te stappen.

 

Wij proberen nu concrete maatregelen te treffen, ook om steun te verlenen aan de bedrijven die met Iran werken. Ik heb gevraagd dat er een presentatie zou worden gegeven in de commissie voor de Buitenlandse Zaken, en dan met onze partners op Europees vlak verder te gaan in de verdediging van het JCPoA. Maar wij moeten ook druk zetten op Iran. De jongste weken en dagen hebben wij immers een kwalijke evolutie gezien met de mogelijke heropbouw van nucleaire capaciteit.

 

Wij zitten dus niet op dezelfde lijn als de Verenigde Staten. Wij vragen een correcte uitvoering van dat akkoord, ook door Iran. Dat is een deel van de vraag met betrekking tot de veiligheid in de Straat van Hormuz. Willen wij een de-escalatie of moeten wij militair aanwezig zijn, met een aantal risico's?

 

Ten tweede, België werd op 19 juli 2019 officieel via diplomatieke weg uitgenodigd om deel te nemen aan de beveiligingsoperatie van de maritieme scheepvaart, operatie Sentinel, in de Straat van Hormuz. Op basis van deze formele vraag en informatie verkregen tijdens twee conferenties in augustus werd het militair analyseproces formeel opgestart en werden de resultaten aan mij voorgesteld.

 

Bij eventuele inzet is een evenwicht tussen een de-escalerende houding en bijkomende veiligheids­maatregelen noodzakelijk. Rekening­houdend met de mogelijke gevolgen voor Belgische schepen en met de EU-samenwerking lijkt een deelname aan een EU-geleide operatie het meest aangewezen. Ik heb dat gezegd aan mijn collega's van Defensie en van Buitenlandse Zaken tijdens de laatste informele vergadering op Europees vlak in Helsinki, dat was eind augustus.

 

Wij hebben een vraag gekregen van de Verenigde Staten en daarna van Groot-Brittannië. Groot-Brittannië en de Verenigde Staten werken nu samen in dezelfde operatie en dus is er geen aparte vraag van Groot-Brittannië meer. Wij pleiten echter voor een Europese aanpak.

 

Ik heb het reeds gezegd in de commissie belast met de opvolging van de buitenlandse missies. Wij hebben een initiatief gezien van Frankrijk en Duitsland om iets te doen op Europees vlak. Wij zijn bereid om te bekijken welke acties België mogelijk kan nemen in zo'n Europese operatie.

 

Verschillende initiatieven van EU-landen worden nog besproken in de Europese instellingen. Een eventuele Belgische bijdrage zal bestudeerd worden in het kader van deze initiatieven. De eventuele inzet van een Nederlands fregat voor operatie-Sentinel heeft geen impact op de Belgisch-Nederlandse maritieme samenwerking. Er zijn alleen contacten geweest op het niveau van de Defensiestaf. De inzet van een Autonomous Vessel Protection Detachment is bedoeld tegen piraterij en niet tegen statelijke actoren.

 

Er is een klein verschil tussen operaties in het verleden en eventuele operaties in het heden. Het is ook juist dat er ook een juridisch probleem is. Het juridische kader is onduidelijk waardoor de inzet van een Autonomous Vessel Protection Detachment kan worden gecontesteerd in geval van een incident. Voor de eventuele deelname aan operaties is het dan ook van belang om te denken aan een internationaal mandaat of een antwoord op alle vragen in verband met een gebrek aan een internationaal mandaat.

 

Ten slotte, mijnheer de voorzitter, wij hebben in de commissie, samen met de Staf, details gegeven over de operaties. Het lijkt mij zeer nuttig om zo vroeg mogelijk contact te hebben met het Parlement. Ik meen dat een goede voorbereiding van een eventuele beslissing in de volgende weken of maanden veronderstelt dat het Parlement alle mogelijke informatie krijgt. Ik zal niet alle details herhalen van de eventuele inzet van onze Defensie bij eventuele operaties op Europees vlak. Dezelfde redenering blijft echter geldig: ofwel sturen wij een schip, ofwel militairen, ofwel beiden samen. Tot nu toe hebben wij geen concrete gegevens over een eventuele Europese missie.

 

Ik zal terug naar de commissie komen van zodra ik meer details heb zodat wij hierover een debat kunnen voeren. Dit lijkt mij alvast logisch. Wij kunnen uiteraard altijd een enkele militair uitsturen, waar ook ter wereld, zonder dat daarover een debat hoeft plaats te vinden, maar de deelname aan een grootschalige operatie veronderstelt dat de commissie hierover wordt ingelicht en zelfs haar goedkeuring hieraan kan hechten.

 

05.04  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik vind het goed dat wij ter beschikking staan. Ik vind het goed dat u vraagt voor een verstandige, rationele aanpak waarbij we goed weten wat we doen. Een verhaal waarbij wij aan boord gaan van Belgische schepen is niet aangewezen. Er bestaat hiervoor ook niet het juiste juridische kader omdat het een actie is tegen piraterij en niet tegen landen. We moeten hier voorzichtig mee zijn.

 

Ik meen dat wij wel onze verantwoordelijkheid moeten nemen. In het kader van het wereldwijde maritieme verkeer, onze belangrijke economische polen – de havens van Antwerpen en Zeebrugge – en onze economie in het algemeen, is het bewaren van onze vaarroutes natuurlijk van cruciaal belang. Wij hebben gemiddeld vijf Belgische schepen ter plaatse. Ook een kwart van onze oliebevoorrading komt uit die regio of gaat door de Straat van Hormuz.

 

Ik denk dus wel dat we positief kunnen antwoorden. Er moet natuurlijk wel materiaal zijn. Het moet mogelijk zijn. Ik begrijp dat er momenteel één fregat in een andere operatie betrokken is. Ik denk dus wel dat we positief kunnen antwoorden, als het verder zou escaleren. De laatste weken is het weer iets rustiger. We moeten het goed opvolgen.

 

Ik ben ervan overtuigd dat de generale staf, uw kabinet en uzelf één en ander ook erg goed in het oog houden. Als het ooit zover komt dat er gevraagd wordt om mee te doen aan een dergelijke operatie, zijn wij als N-VA bereid om dit ten gronde te bespreken in de commissie, al dan niet achter gesloten deuren.

 

We hebben al vaker tijdens periodes van lopende zaken onze steun gegeven aan buitenlandse missies. Dat is voor ons geen taboe. Wij zijn de grootste fractie in deze Kamer en zijn zeker bereid om dat debat verder aan te gaan en te kijken wat het beste is voor onze nationale veiligheid, maar ook voor de economie in België, de veiligheid en de economie in Vlaanderen, meerbepaald in de havens.

 

U weet dat er een belangrijke burgemeester in een havenstad in dit land zit, die ik nogal hoog acht. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we ervoor zorgen dat de economie op volle toeren blijft draaien. Dat betekent ook dat we er internationaal op maritiem vlak voor moeten zorgen dat wij de belangrijke vaarroutes beveiligen. Als dat moet met Belgische Defensie, dan moet dat met Belgische Defensie. We zullen dus zeker bereid zijn om dat debat aan te gaan.

 

De vraag moet natuurlijk concreet en haalbaar zijn voor ons materieel en voor onze mensen. Er wordt immers al veel van hen gevraagd. U zult in ons steeds een bondgenoot vinden, mijnheer de minister, als het gaat over het beveiligen van maritieme vaarroutes die zo cruciaal zijn voor onze West-Europese, Vlaamse en Belgische economie.

 

De voorzitter: Het ging over de stad Antwerpen, dus vermoed ik dat mevrouw Kherbache hierover ook nog iets te zeggen heeft.

 

05.05  Yasmine Kherbache (sp.a): Ik voel me uiteraard aangesproken. Ik was zeer tevreden met uw antwoord, mijnheer de minister. In de  discussie van de afgelopen dagen over de Straat van Hormuz gaat het steeds over de verantwoordelijkheid nemen en over wie dat wel en wie dat niet wilt. Uit uw antwoord heb ik goed begrepen dat we deze discussie ernstig moeten nemen en dat ons land zijn verantwoordelijkheid wil nemen, maar niet op een onverantwoorde manier. Daarom heb ik genoteerd dat u aangaf dat het goed is om te werken aan een Europees kader en niet blindelings de strategie van de Verenigde Staten te volgen. We kaderen dit bovendien ook in een bredere discussie van de-escalatie en het waarborgen van een nucleair akkoord. We kijken dan ook naar Iran uiteraard.

 

Ten slotte, wij mogen de juridische vragen niet zomaar opzijschuiven. Het zou immers nogal contra­dictoir zijn dat wij, enerzijds, op inter­nationaal niveau vragen dat landen het internationaal recht respecteren, maar dat wij, anderzijds, onze voeten daaraan vegen. Die houding zou niet echt consequent zijn.

 

Wij mogen, ook in uw toekomstige functie, op u rekenen, om over het voorgaande zorgvuldig te waken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de M. Christophe Lacroix au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le suivi psychosocial des militaires" (n° 42C)

06 Vraag van de heer Christophe Lacroix aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de psychosociale begeleiding van militairen" (nr. 42C)

 

06.01  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, en avril dernier, les syndicats militaires avaient dénoncé le fait que près de 2 000 soldats belges à Kandahar, en Afghanistan, avaient été exposés à une fumée toxique produite par une fosse d’incinération en plein air. Ces révélations interpellantes illustrent une nouvelle fois, si besoin en était, l’importance du texte de mon collègue Jacques Chabot adopté sous la précédente législature et demandant la mise en place d'un véritable suivi psychosocial des militaires belges avant, pendant et après leurs missions. Une approche structurelle et intégrée est en effet essentielle avant, pendant et après toutes les opérations auxquelles prennent part notre militaires.

 

Monsieur le ministre, quelles réponses et quel suivi avez-vous donnés à ces révélations relatives à la mission belge en Afghanistan? Quel suivi avez-vous donné ou comptez-vous donner, notamment au niveau du Parlement, aux différentes demandes figurant dans cette résolution parlementaire que j'ai précédemment citée? Je vous remercie.

 

06.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur Lacroix, le chef de la Défense a annoncé un plan d'action qui a pour but d'améliorer à court, moyen et long terme, la gestion globale et la maîtrise des risques pour la santé en opération aussi bien au niveau de l'organisation des opérations que de l'individu. Pour plus de détails concernant ce plan d'action, je vous invite à lire ma réponse à la question parlementaire écrite n°5 du député Kurt Ravyts datée du 10 juillet dernier. Elle est d'ailleurs à votre disposition.

 

Comme exposé à la Chambre lors de l'audition du 12 décembre 2018, le maintien de l'équilibre et de la santé mentale du personnel a toujours été une priorité pour la Défense. Le soutien offert aux militaires en opération se fait en trois étapes (avant, pendant et après la mission) et comporte, en plus de l'aspect physique, différents aspects mentaux tels que l'aspect psychologique, social et spirituel.

 

Dans un souci d'amélioration constante, la plate-forme psychosociale, morale et religieuse composée des différents services d'aide à la Défense analyse régulièrement les processus et la structure de soutien offerts à la Défense. Cette analyse s'inscrit dans le cadre des demandes figurant dans la résolution parlementaire adoptée, comme vous l'avez rappelé, le 21 février dernier. Les processus de gestion des risques psychosociaux au travail en Belgique et lors d'opérations de soutien aux familles et de suivi psychothérapeutique sont ainsi revus et les tâches redistribuées afin d'améliorer encore la structure existante.

 

J'ai eu l'occasion comme je l'ai dit, de préciser un peu les éléments dans la réponse à une question parlementaire écrite. Je pense que lors de la rencontre avec l'état-major et le CHOD prochainement prévue dans votre commission, il sera possible de revenir aussi sur les éléments concrets de ce plan qui a été lancé pour être mis en œuvre non seulement à court terme mais également à moyen et long terme afin d'assurer le suivi psychosocial de nos militaires.

 

06.03  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses. Nous serons évidemment attentifs au fait que la résolution votée en février soit suivie de faits et d'actions, ce qui semble déjà être le cas pour partie. Nous verrons comment, avec l'état major, les parlementaires peuvent être un levier auprès du gouvernement pour qu'il dégage, si nécessaire, les moyens ad hoc.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Kris Verduyckt aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de aankoop van ILS's (Instrument Landing Systems) voor enkele basissen" (nr. 72C)

07 Question de M. Kris Verduyckt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'achat d'ILS (Instrument Landing Systems) pour quelques bases" (n° 72C)

 

07.01  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, onze fractie heeft in het verleden enkele vragen gesteld over de problematiek van de verstoring van radarinstallaties door windmolens. De aanwezigheid van radars vormt een serieuze belemmering voor de installatie van offshore windinstallaties. De voorgaande minister, de heer Vandeput, had daar veel begrip voor, maar hij verwees altijd naar toekomstige investeringen. Het stemde ons dan ook tevreden dat wij in het verslag van de ministerraad konden lezen dat er aankopen plaatsvonden van Instrument Landing Systems in de basissen van Bevekom, Kleine-Brogel en Florennes, want wij dachten dat daarin de oplossing wel zou zitten. Ondertussen hebben wij begrepen dat er in de Instrument Landing Systems geen radarinstallatie as such inbegrepen moet zijn.

 

Uit de pers hebben wij vernomen dat er voor de komst van de F-35 in de basissen van Kleine-Brogel en Florennes werken gepland zijn, onder andere een nieuwe luchtverkeerstoren.

 

Mijnheer de minister, hebben de aangekochte Instrument Landing Systems enige invloed op de geldende schutskring voor de inplanting van windmolens rond de basissen?

 

Indien niet, zijn er andere investeringen gepland, waardoor er in de toekomst wel meer windmolens ingeplant kunnen worden in de omgeving van de bewuste basissen?

 

07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Verduyckt, de huidige militaire Airfield Surveillance Radar Systems dateren inderdaad van begin jaren 80, maar werden vanaf 2013 tot heden via verschillende upgrades uitgerust met een filter­systeem om interferentie van onder andere windmolens tegen te gaan. In de vervanging van dat type radarsysteem is voorzien vanaf 2029. Daarbij zal de inplanting van windmolens in rekening worden gebracht.

 

Het huidig lopende dossier betreffende de aankoop en de installatie van Instrument Landing Systems op de basissen van Bevekom, Kleine-Brogel en Florennes zal geen praktische belemmeringen opleveren voor de bouw van windmolens. Elke ILS zal uitgerust zijn om interferenties van windmolens tegen te gaan, zoals beschreven in de richtlijn van de International Civil Aviation Organisation. Boven­dien valt de zone van een ILS binnen de voorziene reglementaire beschermingsvlakken van de militaire luchthavens.

 

Voor elke nieuw te bouwen windmolen dient een studie uitgevoerd te worden, conform de richtlijn van Eurocontrol, die de effectieve impact becijfert. Ik kan u melden dat wij al beslissingen genomen hebben om meer faciliteiten te verlenen aan bedrijven en verenigingen die een nieuwe wind­molen willen bouwen. Wij werken met de huidige aanwezige radarsystemen, aangezien de nieuwe systemen voor de volgende jaren gepland zijn.

 

Aangezien de technische capaciteit van de radarsystemen in 2029 nog niet zijn gekend, is het helaas niet mogelijk om vandaag al de impact op een mogelijke schutskring voor windmolens in te schatten.

 

Ik herhaal dat wij de voorbije maanden een aantal nieuwe faciliteiten hebben gegeven aan een aantal bedrijven en verenigingen die meer windmolens willen bouwen.

 

07.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Wij zullen het dossier blijven volgen. Het is immers belangrijk. De regels waarover wij hier spreken, zijn regels die gekenmerkt zijn door behoorlijk wat ruimte voor investeringen in groene energie. Ik neem aan dat wij daarvan allemaal voorstander zijn.

 

In die zin is het een win-winsituatie voor de veiligheid en voor ons klimaat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De volgende vraag, zijnde vraag nr. 82c, is een vraag van mijzelf. Is het voor de commissie goed dat ik mijn vraag van op de voorzittersstoel stel? (Instemming.)

 

08 Vraag van de heer Peter Buysrogge aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de Franse ruimtemacht" (nr. 82C)

08 Question de M. Peter Buysrogge au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "la force spatiale française" (n° 82C)

 

08.01  Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de voorzitter, in zijn toespraak op de dag voor de Franse nationale feestdag alludeerde de Franse president Macron op de realisatie van een ware Franse ruimtemacht. Parijs stapt mee in de zogenoemde wedloop naar de ruimte – er is al veel over geschreven – die amper een jaar geleden startte door de Amerikaanse president Trump met zijn Space Force-initiatief.

 

Veel details zijn er bij mijn weten nog niet beschikbaar, maar de Franse ruimtemacht zou worden geïntegreerd in de luchtmacht en voornamelijk tot doel hebben de belangen in de ruimte, zoals vitale communicatiesatellieten, te beschermen tegen een gepercipieerde dreiging van onder andere Rusland. Vorig jaar deed Parijs al een investering van 3,6 miljard euro om zijn netwerk beter te beveiligen tegen Russische spionage. Ruim dertig jaar na Ronald Reagans Star Wars-initiatief zetten de grootmachten nu dus enkele effectieve stappen naar de militarisering van het heelal.

 

Ik heb hierover enkele vragen, mijnheer de minister.

 

Gezien onze positie als buurland en de verregaande militaire samenwerking, onder andere in satellietprogramma's, zijn hier ook Belgische belangen mee gemoeid. Zijn er contacten geweest tussen de Franse regering en uw kabinet over dit project of over eventuele intra-Europese samenwerking?

 

De Franse plannen komen er ruim een maand nadat de NAVO bekend maakte een strategie uit te tekenen waarin na cyber ook de ruimte tot operatietoneel verklaard wordt. Is het Franse voornemen volgens u compatibel met de NAVO-strategie?

 

Wat was de houding van de ontslagnemende regering tijdens de vergadering in juni toen het project werd voorgesteld of recenter? Wat zijn de eventuele richtlijnen die werden meegegeven voor de Top in december?

 

Tot slot, in ons land worden verschillende vitale onderdelen gemaakt voor de Franse ruimte­vaart­industrie. Hoe schat u de impact van deze evolutie in voor de sector?

 

08.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Buysrogge, voor de duidelijkheid, Frankrijk heeft geen ruimtemacht gecreëerd, maar brengt het al bestaande Commandement interarmées de l'espace onder bij het Armée de l'air. De nieuwe entiteit zal het Armée de l'air et de l'espace heten en het personeelsbestand ervan zal verdubbelen ten opzichte van het bestaande Commandement interarmées de l'espace (CIE).

 

De Franse parlementaire missie die de defensieruimtevaartsector heeft onderzocht vooraf­gaand aan de aankondiging van de hervorming heeft België niet geraadpleegd. Ook op militair niveau werd Defensie niet op de hoogte gesteld van de hervorming. Het Composante spatiale optique-project (CSO) wordt uitgevoerd in het kader van een bilateraal akkoord en is dus onafhankelijk van de voorgestelde Franse hervorming. Het is echter duidelijk dat de nieuwe capaciteit integraal deel zal uitmaken van het nieuwe Franse commando.

 

De NAVO heeft haar globaal ruimtebeleid, dat nog volop in voorbereiding is, nog niet officieel aangekondigd. De lopende discussies binnen de NAVO hebben net tot doel om een gemeenschappelijke politiek te bepalen, in overeenstemming met de visie van de 29 leden, Frankrijk inbegrepen. Defensie neemt deel aan verschillende voorbereidende workshops voor het nieuwe ruimtebeleid van de NAVO. De mogelijke implicaties van dat beleid worden nog steeds geanalyseerd op NAVO- en Belgisch niveau en zullen ergens in oktober worden voorgesteld en gecommuniceerd tijdens de NAVO-top van december.

 

De toename van de Franse uitgaven in de ruimtesector voor militaire doeleinden kan een positief effect hebben op de Belgische ruimtevaartindustrie. Er moet echter worden opgemerkt dat sommige contracten die in België door de Franse militaire ruimtesector worden verleend afhankelijk blijven van de investeringen van BELSPO in het kader van het CSO-programma. Er wordt geen vergelijkbaar rendement verwacht van de andere Franse programma's waarbij België niet betrokken is. De openstelling ervan voor buitenlandse industrieën zal waarschijnlijk voorzichtiger zijn dan voor andere wetenschappelijke of commerciële programma's van Europese omvang.

 

Er is een Franse kandidaat-commissaris, mevrouw Sylvie Goulard, die normaal bevoegd zou worden voor het industriële beleid met inbegrip van Defensie en mogelijk ook de ruimtesector. Ik meen dat dit in dezelfde richting zal gaan als tot nu toe op Frans vlak het geval was.

 

08.03  Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor het antwoord.

 

Ik heb begrepen dat er eigenlijk vooraf geen concrete raadpleging geweest is maar dat er op dit moment allerlei zaken lopen binnen de NAVO. U weet dat de ruimte een toekomstig strijdtoneel wordt, als ze dat al niet is. Niet alleen op commercieel maar ook op militair en strategisch vlak is de ruimte een van de toekomstige theaters.

 

Het is dus belangrijk dat de toekomstige regering zich daar gaat positioneren. Ze moet zich ervan bewust zijn dat dit een strategische plek is, niet alleen omwille van de coördinatie die er vanuit de ruimte kan gebeuren maar ook omwille van onze economische belangen die daar spelen.

 

We hebben het geluk dat we heel wat technologische spelers hebben. We hebben heel wat knowhow met betrekking tot de ruimte op ons grondgebied. Ik hoor het dus niet graag als u zegt dat bepaalde investeringen misschien ietwat afgeschermd zullen worden voor de Belgische industrie. Als we bij Frankrijk een opening kunnen forceren om onze economische troeven onder de aandacht te brengen, dan is dat een taak voor ons allen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van mevrouw Melissa Depraetere aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de bijkomende Nederlandse investeringen in Defensie" (nr. 93C)

09 Question de Mme Melissa Depraetere au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les investissements supplémentaires néerlandais en matière de Défense" (n° 93C)

 

09.01  Melissa Depraetere (sp.a): Mijnheer de minister, de Nederlandse minister van Defensie, Ank Bijleveld, plant een extra investering van anderhalf miljard in het Nederlandse leger. Het grootste deel daarvan gaat naar een extra aankoopschijf voor F-35-toestellen, maar het overige geld gaat naar betere arbeidsvoorwaarden voor het personeel.

 

Enerzijds kan men zeggen dat het Nederlandse leger zowat in dezelfde situatie zit als ons leger. Daar is namelijk ook 30 jaar lang heel sterk bespaard op het leger, met een leegloop van het personeelsbestand als gevolg.

 

Anderzijds is het wel opvallend dat Nederland veel sneller inzet op de heropbouw van zijn krijgs­macht. Volgens de Nederlandse Defensie waren de 37 voorziene F-35-toestellen ontoe­reikend om haar opdrachten te kunnen uitvoeren. Bovendien had de NAVO gevraagd dat Nederland een compleet extra eskadron van 15 vliegtuigen zou aanschaffen.

 

Vandaar mijn volgende vragen.

 

Ten eerste, heeft de NAVO reeds haar verwachting uitgesproken over een biijkomende Belgische aankoopschijf voor de F-35 of andere gevechtsvliegtuigen?

 

Ten tweede, voor de Nederlandse opdracht volstaan 37 toestellen niet. Dat is opmerkelijk, omdat België en Nederland de voorbije jaren heel vaak een gelijkaardig type opdrachten hebben uitgevoerd, vaak samen of in afwisseling van elkaar. Voor ons land volstaan 34 toestellen daarvoor blijkbaar wel? Of zullen wij op een andere manier opdrachten uitvoeren dan de Nederlandse collega's?

 

Ten derde, Nederland ziet betere arbeids­voorwaarden als een noodzakelijke maatregel voor de heropbouw van zijn leger. Maakt u dezelfde analyse voor ons land? Welke stappen kunnen daar dan voor genomen worden?

 

09.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Depraetere, de NAVO bekijkt geregeld de mogelijke dreigingen en stelt op basis van de politieke richtlijnen de behoeften op om die dreigingen het hoofd te bieden. Deze behoeften worden dan over de geallieerden op een evenredige manier gespreid via het NATO Defence Planning Process.

 

Met de aankoop van 34 nieuwe gevechts­toestellen, zoals vastgelegd in de strategische visie van 2016, voldoet België niet aan de door de NAVO-partners gevraagde inspanning van 45 vliegtuigen.

 

België en Nederland hebben de jongste decennia inderdaad gelijkaardige opdrachten uitgevoerd, vooral met gevechtsvliegtuigen. In de strategische visie werd de aanschaf van 34 gevechtstoestellen naar voren geschoven als nieuwe invulling van de gevechtscapaciteit in de lucht. Daardoor is het echter een feit dat het expeditionaire ambitieniveau van België herleid zal moeten worden van 10 F-16-toestellen vandaag naar 6 F-35-toestellen later die ontplooibaar zijn voor langdurige inzet.

 

Meer dan dit is mathematisch niet mogelijk. Binnen de Belgische Defensie heeft een gelijkaardige analyse plaatsgevonden, maar de toestand is niet volledig vergelijkbaar.

 

Hoewel er de laatste dertig jaar bespaard werd op Defensie, in beide landen, was de omvang en impact ervan veel groter in België. Ter illustratie: sinds 2010 bedroeg de gemiddelde defensie-inspanning 1,21 % van het bbp in Nederland, met een stijgende trend sinds 2015 naar 1,35 % van het bbp in 2018; tegenover een gemiddelde van 0,98 % van het bbp voor België met eerst een dalende en nadien een stijgende trend sinds 2017 naar 0,91 % van het bbp in 2018. Dit heeft onder andere een belangrijke impact gehad op de toestand van de infrastructuur en de werkingsmiddelen met de gekende gevolgen op het vlak van paraatheid en algemene arbeids­omstandigheden.

 

Bovendien kampt België met een onevenwichtige leeftijdspiramide in de personeelsstructuur. De vergrijzingsgolf op komst zijnde, werden in de vorige legislatuur maatregelen genomen en worden er andere voorgesteld voor de toekomst. Dit omvat onder andere een maximalisatie van de werving en sourcing voor taken die geen militaire ervaring of expertise vereisen.

 

Op het vlak van de human resources worden nu al een aantal bijkomende initiatieven ontwikkeld. Dit omvat de diversificatie van de instroom, de optimalisatie van de bestaande populatie, de work-life balance en de individuele ondersteuning van het individu. Gezien de evolutie op de arbeidsmarkt moeten maatregelen voor betere arbeidsvoorwaarden eveneens passen binnen de attractiviteit van het militaire beroep. Dit vergt ook investeringen in andere domeinen zoals infrastructuur, werkingsmiddelen en training. De komst van nieuwe systemen vormt hierbij een uitgelezen opportuniteit.

 

Onderliggend aan deze investeringen is er het personeel dat moet worden gevormd om te kunnen werken met het nieuwe materieel, de nieuwe gebruiksconcepten die een impact zullen hebben op de organisatiestructuur, het onderhoud van de nieuwe wapensystemen dat op een andere wijze zal worden georganiseerd en de infrastructuur die zal worden aangepast om deze wapensystemen te huisvesten. Tevens zullen trainingsconcepten evolueren en zullen de strategische partnerschappen een impact hebben op het aantal in het buitenland te stationeren personeelsleden.

 

Defensie moet in de toekomst dan ook worden gekenmerkt door modern materieel, een aantrekkelijke werkomgeving, een competitieve verloning, een evenwichtige regionale implanting, een modern professioneel kader dat rekening houdt met het potentieel en de ambities van het personeel, en met het evenwicht tussen werk en privéleven.

 

Deze herkapitalisatie in het domein van het personeel vormt dan ook een geheel van samenlopende maatregelen, die mekaar weder­zijds versterken. Het zal een taak zijn voor de nieuwe regering en het Parlement om verder te gaan met de analyse van de stijging van de uitgaven van Defensie, op basis van de visie 2030 en misschien ook op basis van een aantal nieuwe uitdagingen op het vlak van defensie.

 

09.03  Melissa Depraetere (sp.a): Mijnheer de minister, als ik het lijstje hoor, denk ik dat de uitdagingen voor de volgende regering en minister gigantisch zijn, dat er heel veel werk aan de winkel is op het departement Defensie. Deels komt dat onder meer omdat er deze legislatuur bespaard is op Defensie, ondanks investeringen die de volgende legislatuur deels zullen worden afbetaald en die toch een heel grote impact hebben. Dat gaat dan niet alleen over het domein operaties maar vooral ook over het domein personeel. Ook gezien de berichtgeving van vandaag, moeten daar dringend en snel stappen worden gezet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Melissa Depraetere aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de annulering van de Turkse aankoop van F-35-gevechtsvliegtuigen" (nr. 94C)

10 Question de Mme Melissa Depraetere au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'annulation de l'achat d'avions de chasse F-35 par la Turquie" (n° 94C)

 

10.01  Melissa Depraetere (sp.a): Mijnheer de minister, mijn vraag is heel kort.

 

De Turkse bestelling van de F-35's wordt geannuleerd wegens de aankoop van een Russisch raketafweersysteem. Turkije zou in een eerste fase 30 vliegtuigen aankopen en dat aantal later fors optrekken. Het schrappen van Turkije uit het programma zorgt voor bijkomende kosten voor een bedrag van 500 miljoen euro.

 

Daarom heb ik de hiernavolgende vragen.

 

Ten eerste, heeft de Amerikaanse beslissing gevolgen voor onze Belgische aankoop op budgettair vlak? Hoe zullen de bijkomende kosten worden opgevangen? Gebeurt dat door andere landen die wel nog in het programma zitten?

 

Op industrieel vlak zal Turkije een aantal industriële contracten kwijtspelen. Hoe worden die contracten herverdeeld? Vergroot dat de kans voor ons land om een aantal contracten binnen te halen?

 

Ten tweede, wat zal er met de bestelde toestellen gebeuren? Nederland heeft quasi gelijktijdig beslist een extra aankoopschijf aan te kopen. Is er een link tussen beide beslissingen? Worden de Turkse toestellen eventueel tegen een voor­deligere prijs ook aan andere landen aan­geboden?

 

10.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Depraetere, de kostprijs van 500 miljoen euro, waarnaar wordt verwezen, is de prijs om de actuele productie­capaciteit van Turkije eventueel elders op te starten.

 

Wij beschikken actueel niet over elementen of aanwijzingen die zouden aantonen dat er mogelijke gevolgen voor de Belgische aankoop zouden zijn.

 

Indien de industriële contracten met Turkije zouden worden opgezegd, ontstaan er misschien opportuniteiten voor andere partners, waaronder eventueel België. Het is vandaag echter te vroeg om daarover te kunnen oordelen.

 

De finale bestemming van de door Turkije bestelde toestellen of hun prijs is ons niet bekend. Evenmin weten wij of er een verband is met de extra toestellen die Nederland wenst te bestellen.

 

Wij wachten op meer informatie daarover.

 

10.03  Melissa Depraetere (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u.

 

Ik heb recent gelezen dat het voor ons land blijkbaar erg moeilijk en niet evident is om de industriële contracten binnen te halen. Op dat vlak is er nog wat werk. Ik hoop dat hier misschien een extra opportuniteit ontstaat.

 

Wij zullen het dossier in elk geval blijven opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 125c van mevrouw Ponthier wordt uitgesteld. De samengevoegde vragen nr. 365c van de heer Francken en nr. 127c van mevrouw Ponthier worden uitgesteld. Agendapunt nr. 13 is behandeld. De samen­gevoegde vragen nr. 178c van de heer Creyelman en nr. 377c van de heer Buysrogge worden uitgesteld. De samengevoegde vragen nr. 180c van mevrouw Ponthier en nr. 376c van de heer Verduyckt worden ook uitgesteld.

 

11 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Melissa Depraetere aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de geplande investeringen in de marine" (nr. 281C)

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de stand van zaken met betrekking tot de aankoop van fregatten" (nr. 371C)

- mevrouw Nadia Moscufo aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de aankoop van nieuwe fregatten met Nederland" (nr. 373C)

11 Questions jointes de

- Mme Melissa Depraetere au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "les investissements prévus dans la marine" (n° 180C)

- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "la situation en ce qui concerne l'achat de frégates" (n° 371C)

- Mme Nadia Moscufo au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'achat de nouvelles frégates en collaboration avec les Pays-Bas" (n° 373C)

 

11.01  Melissa Depraetere (sp.a): De CHOD, generaal Compernol, sprak zich deze zomer uit over de grote tekorten binnen Defensie. Volgens hem zou Defensie maar liefst 2,4 miljard euro extra nodig hebben. Deze extra budgetten dienen onder meer voor de aanwerving van nieuw personeel, voor operaties, maar ook om kosten te betalen die verbonden zijn aan investeringen.

 

Voor heel wat investeringen werden reeds contracten afgesloten. Maar voor de aankoop van twee nieuwe fregatten is dat tot op vandaag niet zo. Het ontbreken van een contract, en dus ook van de juridische verplichting en de roep om extra budget zorgen voor heel wat ongerustheid bij onze Nederlandse collega's, maar ongetwijfeld ook bij onze eigen Defensie.

 

Graag had ik een antwoord op mijn vragen.

 

Wat is de stand van zaken van dit dossier? Verwacht u dat het contract snel getekend zal worden? Zo ja, wanneer?

 

Heeft u hierover sinds de zomer reeds contact gehad met de Nederlandse collega's?

 

Ten slotte, waarom loopt het dossier zoveel vertraging op?

 

11.02  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, daarnet stelde ik al een vraag over de algemene budgettaire situatie van Defensie. Deze vraag sluit hier eigenlijk bij aan.

 

De vorige regering besliste in het kader van het investeringsprogramma voor Defensie tot de aankoop van twee nieuwe fregatten, samen met de Nederlandse marine, die er zelf ook twee zou aanschaffen.

 

Volgens een artikel op een Nederlandse website is er in Nederland onrust ontstaan over het feit dat België zijn verplichting wel zal kunnen nakomen op dat vlak. Zo wordt erop gewezen dat er nog steeds geen contract getekend is tussen Nederland en België. Er is wel al een MoU.

 

Men maakt zich ook zorgen over de toestand van het Belgische defensiebudget in zijn algemeen­heid.

 

Daarom heb ik enkele vragen voor u.

 

Wat is de stand van zaken in het dossier van de fregatten? De MoU met Nederland werd ondertekend op 8 juni 2018. Wanneer zullen dan de contracten getekend worden met de firma Daymon?

 

Met de aankoop van de fregatten is een bedrag van 1,23 miljard euro gemoeid. Is er bij ongewijzigd beleid voldoende budget om deze aankoop in de komende jaren te kunnen afronden? Zal er voor deze investering ook al op zoek moeten worden gegaan naar extra fondsen?

 

De MoU bevat een uitgaveplafond voor de aankoop van de fregatten. Intussen zit er al heel wat tijd tussen het uitschrijven van de opdracht en de ondertekening van het contract. Heeft u aanwijzingen dat de fregatten mogelijk meer zullen kosten dan oorspronkelijk voorzien? Wat indien reeds voor de ondertekening van het contract zou blijken dat het beoogde budget niet zal volstaan?

 

Heeft de Nederlandse regering op enige wijze zijn bezorgdheid geuit aangaande dit dossier en de Belgische verplichtingen in dit verband?

 

11.03  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Lors de la précédente législature, il avait été décidé d'investir 9,2 milliards d'euros dans du nouveau matériel, et ce en opérant de très lourdes économies, entre autres dans la sécurité sociale mais aussi dans les budgets de postes publics. Parmi ces dépenses, l'une des plus importantes a servi à l'achat des F‑35. Toutefois, le gouvernement a également pris la décision de dépenser de l'argent dans l'achat de drones, de voitures blindées et de nouveaux navires pour la marine.

 

Pour l'achat de ces nouveaux navires, la Belgique collabore avec les Pays-Bas. Un contrat de 900 millions d'euros a déjà été signé pour l'acquisition de nouveaux chasseurs de mines. Pour ce qui est des frégates, dont le budget s'élève à un milliard d'euros, seul un mémorandum d'accord a été établi jusqu'à présent. La marine néerlandaise est d'ailleurs inquiète car la Défense belge est confrontée à un déficit budgétaire. Comme on l'a dit tout à l'heure, le chef de la Défense a plaidé pour un investissement supplémentaire de 2,4 milliards d'euros dans du nouveau matériel.

 

Nous avons quelques questions à ce sujet. Quand la signature du contrat pour l'achat des frégates est-elle prévue? Le gouvernement en affaires courantes a-t-il selon vous, la compétence nécessaire pour signer un tel contrat? Un nouveau gouvernement pourrait-il renoncer à cette acquisition? Quelles seront les conséquences si le prix des frégates excède le budget? Quelle communication entretenez-vous avec votre homologue néerlandais sur ce dossier?

 

11.04  Didier Reynders, ministre: J'aborderai d'abord un premier point, madame Moscufo. Je ne sais pas si c'est dû à la digitalisation de la Chambre, mais nous recevons systématiquement vos questions en néerlandais. Je pense que mes services y répondent dès lors dans la même langue. Vous m'excuserez donc de répondre essentiellement en néerlandais. Je vais quand même faire vérifier. Je ne dis pas qu'il y a un souci, mais j'essaie toujours de répondre dans la langue de la personne qui pose la question.

 

11.05  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, ce n'est pas très important. Ainsi, vous le savez pour la prochaine fois. Il était indiqué que je poserais la question en français, mais vous pouvez répondre en néerlandais. Les traducteurs sont parfaits ici.

 

11.06  Didier Reynders, ministre: Nous y serons attentifs.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, de ingediende mondelinge vraag werd in het Nederlands opgesteld. U kunt in het Nederlands antwoorden.

 

11.07 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, ik heb geen bezwaar tegen het gegeven dat er mondelinge vragen in het Nederlands worden ingediend. Ik tracht voor eventuele gevoeligheden wel aandacht te hebben. Maar ook de heer Lacroix mag een vraag in het Nederlands indienen.

 

Mijnheer de voorzitter, collega's, op 8 juni 2018 werd door de voormalige minister van Defensie, Steven Vandeput, en de minister van Defensie van Nederland een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend voor de gemeenschappelijke vervanging van de M-fregatten die operationeel zijn in de schoot van beide marines. Bij de ondertekening van het Memorandum of Understanding in 2018 was de regering in volle bevoegdheid.

 

Sinds de datum van de ondertekening zijn de studie- en ontwerpactiviteit opgestart in de schoot van een binationaal samengesteld projectteam. De realisatie van het programma verloopt aan de hand van een studiefase, gevolgd door een verwervingsfase, geheel conform de onderlinge afspraken, vastgelegd in het Memorandum of Understanding en de verwervingsstrategie.

 

Tijdens de huidige studiefase worden door de Nederlandse overheid, na afstemming met de Belgische Defensiestaf, verschillende contracten afgesloten voor studies en ontwikkeling door diverse kenniscentra en de industrie. Het hoofdcontract met de werf wordt afgesloten op het einde van de verwervingsfase op basis van de Nederlandse verwervingsprocedures, conform binationale afspraken in de verwervingsstrategie.

 

Er is geen sprake van een significante vertraging van dat programma. Alle afspraken, zoals vastgelegd in het Memorandum of Understanding, worden door de Nederlandse partner gehonoreerd en de ondertekening van het hoofdcontract met de scheepswerf zal plaatsvinden zodra de Nederlandse verwervingsprocedures volledig zijn verlopen. Zoals bepaald in het Memorandum of Understanding wordt de voortgang van dat Belgisch-Nederlands gezamenlijk investerings­programma opgevolgd op drie niveaus, met name door een joint steering committee, een program office en gespecialiseerde werkgroepen. De Belgische Defensiestaf is vertegenwoordigd op de diverse niveaus.

 

Het kostenplafond is eveneens vastgelegd in het Memorandum of Understanding. Een van de taken van het binationaal program office is de uitvoering van het Memorandum of Understanding binnen dat vastgelegd kostenplafond, waarbij de objectieven in de schoot van het Memorandum of Understanding worden gerespecteerd. Tijdens de huidige studiefase worden er verschillende ontwerp­iteraties uitgevoerd om tot een ontwerp te komen dat binnen het kostenplafond valt.

 

Binnen het joint steering committee en het program office zijn er momenteel nog geen bezorgdheden geuit aangaande dat dossier en de daaraan gekoppelde Belgische verplichtingen. Het verbreken van het Memorandum of Understanding door een van beide regeringen is steeds mogelijk, doch dat zal, naast de zware contractuele gevolgen, vooral een hypotheek leggen op de binationale samenwerking met onze Nederlandse partner.

 

In andere dossiers die zich een tijd geleden aandienden, werd beslist om die gelijktijdig aan de ministerraad en het Parlement voor te leggen. Aangezien de huidige regering in lopende zaken slechts een vertegenwoordiging kent van 38 zetels in de Kamer, is het onmogelijk om beslissingen te nemen zonder het Parlement te consulteren. Voor langlopende zaken zal het misschien noodzakelijk zijn om dezelfde procedure te gebruiken. Het is echter voorzien voor 2020 en ik hoop dat een regering met volledige bevoegdheidscapaciteit dan de beslissingen kan nemen.

 

De voorzitter: Voor aankoopdossiers moet het Parlement steeds betrokken worden, niet alleen in lopende zaken maar ook in volwaardige zaken.

 

11.08  Melissa Depraetere (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wat is de deadline om het contract juist af te sluiten? Een antwoord op die vraag heb ik immers niet gekregen. Bij andere aankopen werd die deadline steeds duidelijk vooropgesteld. Nu is dat niet het geval en wordt een beetje de indruk gewekt dat er vertraging is.

 

11.09 Minister Didier Reynders: Er is geen echte deadline. Wij wachten nu op het einde van het politieke proces in Nederland, net zoals wij in België hebben gedaan voor een ander dossier. Wij wachten dus zonder een echte deadline de procedure in Nederland af, daarna kunnen we overgaan tot een contract.

 

11.10  Melissa Depraetere (sp.a): Uiteraard zullen wij dat verder opvolgen.

 

In elk geval, wij kunnen wel begrip opbrengen voor de Nederlandse ongerustheid. Wij zitten in een moeilijke politieke periode, met een regering in lopende zaken en zonder direct zicht op een nieuwe regering, al kan dat snel veranderen. Daarnaast zijn er de vele signalen over budgettaire moeilijkheden. Er valt dus absoluut begrip op te brengen voor die ongerustheid daar. Ik hoop dat wij snel verdere stappen zullen kunnen zetten in dit dossier.

 

11.11  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is goed dat u het een en ander in perspectief hebt gezet en een aantal elementen hebt aangereikt. Ik heb genoteerd dat u benadrukt dat de Nederlandse verwervingsprocedure ook nog bezig is, dat dit een van de stappen is die voltooid moeten worden vooraleer het contract kan ondertekend worden en dat het kostenplafond overeind blijft en dat dit de voorwaarde is waarbinnen gewerkt kan worden.

 

Dat is belangrijk, ook voor mijn fractie, omdat wij geloven dat de marine echt wel een van de sectoren van onze Defensie is waarin verder kan geïnvesteerd worden. Het is een belangrijke component van Defensie. Wij hebben daar een verregaande samenwerking met Nederland, die nog steeds een voorbeeld is in Europa. Wij moeten dus zeker de aangegane engagementen honoreren en de sector goed in het oog houden, om verder te kunnen specialiseren.

 

11.12  Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le président, nous espérons vraiment que les coûts ne dépasseront pas ce qui était prévu et nous y serons attentifs, parce qu'au PTB, nous constatons aussi que quand les coûts augmentent à ce niveau-là, c'est toujours au niveau social que cela se paie. Nous resterons donc vigilants à cet égard.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de M. Christophe Lacroix au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "la coopération militaire avec la République démocratique du Congo" (n° 284C)

12 Vraag van de heer Christophe Lacroix aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de militaire samenwerking met de Democratische Republiek Congo" (nr. 284C)

 

12.01  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, le président congolais Félix Tshisekedi sera en visite officielle dans notre pays à la mi-septembre. La Belgique n’avait plus reçu de visite officielle d’un président congolais depuis 2007, ces dernières années ayant été marquées par des tensions diplomatiques entre nos deux pays, lesquelles avaient notamment débouché sur la fin d’une longue et importante coopération militaire, consécutivement à une décision émanant du gouvernement congolais.

 

Vous le savez, mon groupe a toujours salué la coopération entre nos deux pays ainsi que l’expertise de notre armée en ce domaine, tant au niveau de la formation que de la coopération avec Enabel.

 

J’aimerais dès lors, monsieur le ministre, vous poser les questions suivantes. Durant cette visite officielle, la reprise éventuelle de la collaboration militaire entre notre deux pays sera-t-elle évoquée? Dans ce cadre, une concertation entre la Défense et Enabel a-t-elle été établie, afin d’intégrer d’éventuels nouveaux partenariats dans une dimension globale essentielle?

 

12.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur Lacroix, depuis la mission conjointe Défense-Affaires étrangères entreprise en mai dernier à Kinshasa - ouvrant la reprise des relations de coopération avec la République démocratique du Congo -, la Défense planifie une reprise graduelle de la coopération militaire avec ce pays. L'état-major étudie actuellement les pistes possibles en vue de la concrétiser. La question sera inscrite à l'ordre du jour des réunions avec le président Tshisekedi la semaine prochaine.

 

Un accord-cadre général entre la Défense et Enabel a été signé le 12 février dernier. Il en découle des accords spécifiques qui permettent de synchroniser de manière efficiente les coopérations avec certains pays. Dans le cas de la RDC, les contacts seront pris en fonction de la nature des futurs projets. Comme je l'ai évoqué par ailleurs, nous examinons évidemment ceux qui portent sur la formation, mais aussi sur de potentielles opérations locales, prenant la forme d'une aide à l'organisation des forces armées de la République démocratique du Congo. Je pense en particulier à leur état-major.

 

12.03  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse, en notant avec satisfaction qu'il est désormais question d'une reprise graduelle de la coopération militaire entre ces deux pays.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Kris Verduyckt aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, en van Defensie, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "de operatie Homeland of Vigilant Guardian" (nr. 322C)

13 Question de M. Kris Verduyckt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, et de la Défense, chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'opération Homeland ou Vigilant Guardian" (n° 322C)

 

13.01  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, intussen staan onze soldaten al vijf jaar op straat. De operatie Vigilant Guardian is indertijd gestart om de politie te ondersteunen. Die had immers onvoldoende capaciteit. Vandaag is een en ander echter veranderd. Het algemeen dreigingsniveau is al een tijdje 2. Vandaag konden we nog lezen dat het leger zelf personeelsproblemen heeft. De generaal-majoor van de Landmacht, de heer Thys, heeft aangegeven dat sommige mensen het leger zelfs verlaten omwille van dit soort operaties.

 

Mijnheer de minister, wordt het geen tijd om deze operatie definitief af te bouwen? Wanneer zal dat gebeuren?

 

Als we besluiten om dat niet doen, dan wordt het misschien tijd om eens te kijken naar extra verloning of rusttijden voor deze mensen. Wij zijn namelijk van mening dat deze langdurige operatie niet goed is voor het moreel van onze troepen.

 

Mijnheer de minister, kunt u ons uw visie geven?

 

13.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Verduyckt, zodra de politieke beslissing wordt genomen kan Defensie op zeer korte termijn starten met de volledige afbouw van het militaire veiligheids­dispositief en de teruggave ervan aan de geïntegreerde politie. De militairen worden voor de duur van de inzet verloond met enerzijds een toelage en anderzijds een dagvergoeding. Tijdens de uitvoering van de operatie worden de rusttijden in functie van de uit te voeren opdrachten bepaald door het commando.

 

De operatie Homeland blijkt geen directe aanleiding voor de zogenaamde leegloop van Defensie te zijn. De cijfers ondersteunen dit. Van het totaal aantal militairen dat Defensie verlaten heeft sinds de aanvang van deze operatie heeft slechts 5,4 % te kennen gegeven dat operatie Homeland voor hen de reden bij uitstek was om Defensie te verlaten.

 

Ondanks het feit dat onze militairen de operatie Homeland op een zeer loyale en professionele manier uitvoeren is het belangrijk om te beseffen dat deze quasi structureel geworden opdracht wel degelijk een grote impact heeft op de psychosociale belasting van het personeel. Deze bijkomende opdracht houdt immers voor het steeds afnemende effectief een extra werklast in boven op de kerntaken van Defensie.

 

De taakverdeling voor de steun van Defensie aan de geïntegreerde politie gebeurt op basis van een protocolakkoord. Volgens dit protocolakkoord kunnen militairen naargelang de mogelijkheden van Defensie en rekening houden met de eigen opdracht en de risico's die Defensie wil lopen,  ingezet worden vanaf een algemeen verhoogd dreigingsniveau 3 of in uitzonderlijke omstan­digheden waarbij minimaal dreigings­niveau 3 geldt voor specifiek bepaalde sites.

 

Wij bekijken nog met onze collega's van Binnenlandse Zaken en met de vertegen­woordigers van de lokale zones of wij naar een daling van de inzet van onze militairen kunnen gaan. Een aantal militairen kan nog blijven, want er is nog een aantal sites met dreigingsniveau 3, hoewel het algemene dreigingsniveau op 2 staat.

 

Ik heb voor een daling gepleit, maar dat betekent een nieuwe verdeling van de taken tussen de federale politie en in sommige steden de lokale politie. De contacten daarover lopen. Wij zijn dus bereid om de aanwezigheid van de militairen te behouden, maar misschien niet meer op hetzelfde niveau, behalve als er vragen komen op basis van een nieuwe analyse van het OCAD.

 

13.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Een leegloop zou inderdaad te sterk uitgedrukt zijn, maar wij hebben er vragen bij of het goed is voor het moreel van de troepen. Wij zullen de opdracht dus heel kritisch blijven bekijken, want hij speelt ook zeker een rol in de huidige personeels­problemen.

 

U vertrekt straks naar Europa, mijnheer de minister, en de commissie gunt u dat, maar onze militairen blijven nog een tijd op straat staan en wij vragen ons af wat de meerwaarde daar nog van is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: La question n° 343c de M. Bayet est transformée en question écrite.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.55 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12 h 55.