Commission des Relations extérieures |
Commissie
voor Buitenlandse Betrekkingen |
du Mardi 17 septembre 2019 Après-midi ______ |
van Dinsdag 17 september 2019 Namiddag ______ |
De behandeling van de vragen vangt aan om 17.34 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Els Van Hoof.
Le développement des questions commence à 17 h 34. La réunion est présidée par Mme Els Van Hoof.
Michael Freilich (N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik had graag mijn vraag als eerste gesteld omdat de familie van een Antwerpse rechtenstudente hier aanwezig is in de tribune. Zij mag al een hele tijd Turkije niet uit en zit daar in de gevangenis. Ik heb daarover een vraag voor de minister en de familie in de tribune zou deze vraag en het antwoord graag mee aanhoren. Ik vrees dat deze vraag anders misschien niet meer gesteld zal kunnen worden.
De voorzitter: Het is inderdaad vraag 20 op de agenda. Indien er nog collega's zijn die een dringende behoefte voelen om hun vraag vandaag te stellen, dan moeten zij dat nu uiten. Wij kunnen daar dan rekening mee houden.
Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Op zich heb ik daar geen probleem mee, maar de vragen rond de vernieling van infrastructuur door Israël zijn ook belangrijk. Ik zou die vragen ook graag stellen.
De voorzitter: Maar u heeft er geen probleem mee dat de vraag van de heer Freilich eerst wordt gesteld? Voor de eerste maal zal ik wat soepel zijn. U kunt ook steeds uitstel vragen voor uw vraag. Als dat niet gebeurt en u bent niet aanwezig, dan wordt de vraag ingetrokken. U kunt ook vragen om uw vraag om te zetten in een schriftelijke vraag. In het begin zal ik daar soepel in zijn, maar na verloop van tijd zal ik strenger optreden; anders zal deze commissie niet efficiënt kunnen vergaderen en worden vragen meegesleept tot op het einde.
Vraag van Michael Freilich aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse Zaken en Defensie) over "Belgen in Turkse gevangenissen" (55000431C).
Question de Michael Freilich à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et Défense) sur "La détention de Belges dans des prisons turques" (55000431C).
Michael Freilich (N-VA): Mevrouw de voorzitter, bedankt voor de soepelheid die u aan de dag legt door mijn vraag als eerste aan bod te laten komen. Het is voor mij de eerste keer dat ik een mondelinge vraag stel in een commissievergadering.
Mijnheer de minister, het was zeker niet mijn bedoeling om u bij uw intrede hier te overvallen, integendeel. Het was de bedoeling om u op een vriendelijke wijze een brief te overhandigen. Ik zal ervoor zorgen dat ik dergelijke zaken in de toekomst beter afstem met uw kabinet.
Mijn mondelinge vraag gaat over het geval van één jongedame, maar er zijn meerdere Belgische staatsburgers die vastzitten in Turkije, hetzij in de cel, hetzij doordat zij het land niet mogen verlaten. In het specifieke geval dat ik voorleg, gaat het om een Antwerpse studente die naar Turkije op vakantie ging. Zij heeft daar initieel veertig dagen in de cel gezeten en er hangt haar nu een gevangenisstraf boven het hoofd van maar liefst twee jaar. De reden daartoe is dat zij vier jaar geleden een aantal Facebookposts heeft gedeeld of geliket. Familieleden van de studente zijn in deze vergaderzaal aanwezig. Zij willen een signaal vragen, aangezien zij het gevoel hebben dat zij geen enkele steun krijgen vanuit de ambassade en dat er niet wordt opgetreden naar aanleiding van hun vragen om hulp.
Mijnheer de minister, kunt u bevestigen hoeveel landgenoten er op dit ogenblik vastgehouden worden in Turkije?
Wat kunt of zult u doen, via bilaterale diplomatieke contacten of door het formeel uiten van bezorgdheden aan de Turkse ambassade? Waar een wil is, is een weg. Wij hebben gezien dat andere landen, bijvoorbeeld Angela Merkel voor Duitsland, in rechtstreekse contacten met Turkse autoriteiten hebben verkregen dat hun staatsburgers in Turkije werden vrijgelaten.
Tot slot, ik heb nog een vraag over het reisadvies. Kunnen wij nog iets doen om onze Belgische landgenoten op proactieve wijze voor de risico's te waarschuwen? Blijkbaar komen immers elke paar maanden opnieuw landgenoten van ons in Turkije vast te zitten voor wat in ons land een normaal democratisch proces is, namelijk het delen van een opinie over een gebeurtenis.
Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Freilich, ik heb niet exact dezelfde perceptie van een vriendelijk contact, zoals u het noemde. Dat was niet mijn gevoel bij de contacten. U kunt echter altijd contact opnemen. Wij zullen iets organiseren. Ik heb zelf aan mijn kabinetschef gevraagd contact op te nemen, wat ook gebeurd is. Er moet voor een dergelijk contact evenwel een voorbereidende fase worden georganiseerd.
In antwoord op uw vraag wijs ik erop dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen, enerzijds, landgenoten met een uitreisverbod en, anderzijds, landgenoten die momenteel in Turkije in hechtenis zijn genomen.
Geen enkele landgenoot met een uitreisverbod zit momenteel in hechtenis in afwachting van de afloop van zijn of haar proces. Zij mogen het land intussen niet verlaten. Concreet gaat het om een tiental landgenoten met een uitreisverbod.
Momenteel bevinden er zich ook een tiental landgenoten in hechtenis. Die situatie is voornamelijk gelinkt aan drugsdelicten en terroristische activiteiten. U kent het probleem van de terroristische activiteiten en de definitie ervan.
Onze bezorgdheid in de specifieke zaak werd reeds verschillende malen bij de Turkse autoriteiten aangekaart. Dat zal ook in de toekomst nog gebeuren. Omdat het van belang is dat onze diplomatieke posten in Turkije die persoonlijke dossiers van nabij en zo efficiënt mogelijk kunnen opvolgen, verlopen de bilaterale contacten in alle discretie. Ik heb echter altijd opgemerkt dat wij in alle contacten dergelijke gevallen moeten bespreken.
Het huidige reisadvies voor Turkije blijft actueel. De situatie wordt door onze diplomatieke post in Turkije en door de betrokken dienst in Brussel op de voet gevolgd. De informatie die momenteel in het reisadvies voor Turkije werd hernomen, volstaat.
Naast dat reisadvies worden onze landgenoten aangemoedigd om zich voor hun verplaatsingen in het buitenland te registreren op het platform Travellers Online. Dat laat mijn diensten toe om een snelle consulaire bijstand en opvolging van individuele dossiers te organiseren.
We hebben kennisgenomen van het specifiek individueel geval op basis van het contact van mijn kabinetschef met u en een aantal andere mensen.
Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Wat Turkije omschrijft als een terroristische activiteit, behelst vaak niet meer dan een aantal opiniestukken. Ik meen echter dat u dat ook weet en ik dank u voor het bekijken van deze zaak.
L'incident est clos.
Vraag van Ellen Samyn aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse Zaken en Defensie) over "De terugkeer van kinderen van IS-strijders" (55000015C).
Question de Ellen Samyn à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et Défense) sur "Le retour d'enfants de combattants de Daech" (55000015C).
Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, kort na de verkiezingen van eind mei lekte uit dat met actieve hulp van de Belgische regering en de Belgische diensten in het buitenland een aantal kinderen van IS-strijders werd gerepatrieerd naar dit land.
Dit werd niet alleen in alle discretie, om niet te zeggen in het geheim, ondernomen, maar lijkt mij tevens niet helemaal conform te zijn met wat de regering, toen ze nog de volheid van bevoegdheid had en nog over een parlementaire meerderheid beschikte, had beslist over het al dan niet terugkeren van kinderen van IS-strijders. De richtlijn luidde toen dat men in de regel kinderen van IS-strijders opnieuw tot het land zou toelaten wanneer die niet ouder dan tien jaar zijn. Bovendien werd gesteld dat men onze diensten in binnen- en buitenland niet actief zou inschakelen om daar werk van te maken.
Daar is dus kennelijk in alle discretie van afgeweken door de regering in lopende zaken. Onder de kinderen, die inmiddels werden gerepatrieerd, zijn naar verluidt twee veertienjarigen en er is zelfs sprake van een meerderjarige.
Graag had ik het volgende van u vernomen, mijnheer de minister.
Hoeveel kinderen werden inmiddels gerepatrieerd en wat is hun profiel? Wanneer en door wie werd de beslissing genomen om deze personen te repatriëren, en onze diplomatieke en andere diensten daarvoor actief in te schakelen? Rijst er met deze politieke koerswending geen probleem voor een regering in lopende zaken die nog nauwelijks een derde van de volksvertegenwoordiging achter zich heeft? Ten slotte, staan nog andere repatriëringen op stapel? Zo ja, kan dit verder worden gepreciseerd?
Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Samyn, er werden tot nu toe zes kinderen uit de kampen in Syrië gerepatrieerd. Het betrof uitsluitend Belgische weeskinderen, onbegeleide minderjarigen en een meisje dat als minderjarige het slachtoffer was van parentele kinderontvoering.
De beslissing om deze zes kinderen te repatriëren, maakt deel uit van een ministeriële beslissing van december 2017 waarin de voltallige regering besloot bijstand te verlenen bij de terugkeer van kinderen onder de tien jaar, en per ad-hocbeslissing bij de terugkeer van kinderen tussen tien en achttien.
Omdat verschillende van de gerepatrieerde kinderen in deze laatste categorie vielen, werd dit voorgelegd aan de kern.
Er is geen politieke koerswending. De operatie om weeskinderen te repatriëren, gebeurde ter uitvoering van een beslissing van de voltallige regering. Er zijn op dit moment geen nieuwe repatriëringen uit Syrië gepland.
Ellen Samyn (VB): Het blijft wel een spijtige zaak dat de regering in lopende zaken een beslissing genomen heeft waarvoor zij geen volheid van bevoegdheid had. Bovendien werd er afgeweken van de richtlijn door ook kinderen ouder dan tien jaar te repatriëren.
Er is hier overigens geen draagvlak voor zulke operaties bij de publieke opinie. Voor de tieners is er een reële kans dat zij militaire training gehad hebben en dat zij volledig geïndoctrineerd zijn. Men vindt ze terecht een gevaar voor de gemeenschap en de samenleving. Ik hoop dan ook oprecht dat deze jongeren nauwkeurig en nauwlettend zullen worden opgevolgd door de bevoegde instanties.
L'incident est clos.
Samengevoegde vragen van
- Yasmine Kherbache aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse Zaken en Defensie) over "De overdracht van een Oeigoers gezin aan China vanuit de Belgische ambassade in Peking" (55000017C).
- Els Van Hoof aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse Zaken en Defensie) over "De situatie van de Oeigoeren in China" (55000119C).
- Samuel Cogolati aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse Zaken en Defensie) over "De bescherming van een Oeigoers gezin in de Belgische ambassade in Peking" (55000500C).
- Michel De Maegd aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse Zaken en Defensie) over "Het niet beschermen van een Oeigoers gezin in de Belgische ambassade in Peking" (55000508C).
Questions jointes de
- Yasmine Kherbache à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et Défense) sur "Le transfert d'une famille ouïghoure à la Chine au départ de l'ambassade de Belgique à Pékin" (55000017C).
- Els Van Hoof à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et Défense) sur "La situation de la population ouïghoure en Chine" (55000119C).
- Samuel Cogolati à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et Défense) sur "La protection d'une famille ouïghoure dans l'ambassade de Belgique à Pékin" (55000500C).
- Michel De Maegd à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et Défense) sur "L'absence de protection d'une famille ouïghoure dans l'ambassade de Belgique à Pékin" (55000508C).
Yasmine Kherbache (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, deze zomer verscheen er in de pers een bericht over de overdracht van een Oeigoers gezin aan de Chinese autoriteiten vanuit de Belgische ambassade. De krant De Morgen berichtte dat een Oeigoers gezin, een moeder en haar vier kinderen, in de nacht van 27 mei door de Chinese politie werd opgepakt terwijl het zich bevond op het terrein van de Belgische ambassade in Peking. Volgens de berichtgeving in de media zou het Belgisch ambassadepersoneel zelf naar de Chinese politie hebben gebeld om de familie van de ambassade te laten verwijderen. De vader van het gezin werd eerder in ons land erkend als politiek vluchteling.
Dit incident roept veel vragen op, niet het minst omdat er door de Chinese overheid een heus repressiebeleid wordt gevoerd ten aanzien van de Oeigoeren. Dit bleek trouwens uit een spraakmakend rapport van Human Rights Watch van september 2018, getiteld China’s Campaign of Repression against Xinjiang’s Muslims.
Door dit voorval kreeg ons land dan ook ferme internationale kritiek.
Mijnheer de minister, kunt u ons meedelen wat er precies is gebeurd tijdens die bewuste nacht waarin het gezin aan de Chinese politie werd overgedragen? Waar bevond het gezin zich precies op het moment van de interventie van de Chinese politie?
Ten tweede, wat is uw reactie op de gebeurtenissen tijdens die nacht?
Ten derde, kan het voor u door de beugel dat een familie die op een Belgische ambassade bescherming zoekt, aan de lokale autoriteiten wordt overgedragen? Bestaat er trouwens een precedent, dus dat een persoon die bescherming zoekt op het terrein van een Belgische ambassade, aan de lokale autoriteiten wordt overgedragen?
Ten vierde, aan welke voorwaarden moet worden voldaan vooraleer een Belgische ambassade een persoon die bescherming zoekt aan de lokale autoriteiten overdraagt?
Ten vijfde, komt er een onderzoek naar wat er de bewuste nacht van 27 mei 2019 precies is gebeurd, zoals Amnesty International eist?
Ten zesde, wat is de actuele stand van zaken met betrekking tot de situatie en locatie van dit gezin? Eerst vernamen wij via de pers dat het gezin werd gelokaliseerd en dat er contact was met de consulaire diensten, maar nadien bleek het geen rechtstreeks contact te zijn geweest. Ik kreeg daaromtrent dus graag wat duidelijkheid.
Ten slotte, België heeft voor twee jaar een niet-permanente zetel in de Veiligheidsraad. Hoe zult u dit platform gebruiken om de zorgwekkende situatie van de Oeigoeren in China op de agenda te zetten?
Ik kijk uit naar uw antwoord.
Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de minister, ons land heeft inderdaad reeds actie ondernomen ten opzichte van China en ondertekende samen met 21 landen een statement. In dit bericht aan de VN-Mensenrechtenraad wordt China verzocht om te stoppen met het massaal opsluiten van de Oeigoerse etnische minderheid.
Het is duidelijk dat China de feiten negeert. Het heeft ook zeer negatief gereageerd op deze brief. Er werden bijkomend nog personen, die al erkend waren als politieke vluchtelingen in ons land, gearresteerd op het terrein van de Belgische ambassade.
Mijn vragen liggen dan ook in dezelfde lijn als deze van mijn collega.
Mijnheer de minister, kunt u een toelichting geven bij het Belgisch standpunt betreffende de Chinese repressie, enerzijds, en de gebeurtenissen op 27 mei, anderzijds?
Wat is de huidige situatie van het gezin?
Komt er inderdaad, zoals Amnesty International vraagt, een onderzoek naar wat er in de nacht van 27 mei is gebeurd?
Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la présidente, il est vrai qu'il s'agissait de ma toute première question en juin dernier, en tant que nouveau parlementaire. Le père de la famille ouïghour en question, réfugié politique à Gand, attend aussi avec impatience une réponse. Dans un premier temps, j'avais posé une question écrite que j'ai transformée en question orale vu l'absence de réponse au mois d'août.
Monsieur le ministre, je ne vais pas répéter les faits. On les connaît, notamment l'enlèvement du 29 mai. J'en viens directement aux questions.
Une ambassade belge peut-elle faire appel à la police d’un pays d’accueil pour évacuer des personnes, y compris des femmes et des enfants, pouvant faire face à de graves violations des droits humains et des persécutions dans leur pays? N'y a-t-il pas une obligation de protection des personnes qui réclament de l'aide à l'ambassade? Quelles consignes sont-elles données à nos postes diplomatiques en la matière?
Est-il vrai que la Chine impose aux ambassades étrangères, comme l'ambassade de Belgique par exemple, d’employer des locaux chinois? Si oui, quel est le lien entre ces employés chinois de l’ambassade belge et le pouvoir central chinois?
Qui peut prendre la décision de faire pénétrer les forces de l’ordre dans l’enceinte d’une ambassade sous juridiction belge? Les policiers chinois ne parlant sans doute pas l'anglais, qui sert de traducteur et d’intermédiaire dans ces relations-là? Le ministre a-t-il d'ailleurs été mis au courant et a-t-il donné son aval à l’intervention en question de la police chinoise cette nuit-là?
Si des personnes issues des minorités ou menacées, comme c'est le cas ici avec la famille ouïghour, demandent la protection de l'ambassade belge mais qu'elles sont détenues ou sous surveillance, nos diplomates belges peuvent-ils délivrer les visas? J'imagine que c'est ce que l'on attend dans ce cas. J'aimerais comprendre pourquoi les diplomates qui avaient été annoncés en voyage dans la province du Xinjiang ne sont finalement jamais partis.
Des mesures disciplinaires ont-elles été prises à l'égard des personnes qui étaient responsables de cette décision et qui sont donc finalement à la source de l'enlèvement par la police de la famille ouïghour?
Michel De Maegd (MR): Monsieur le ministre, ma question porte sur cette même affaire. Je ne vais pas rappeler tous les faits mais simplement signaler qu'en juin dernier, vous aviez annoncé le départ d’un diplomate belge pour la province du Xinjiang, d’où la famille est originaire, afin de s’assurer de la situation de celle-ci. Il était également prévu que l’ambassadeur prenne contact avec les autorités chinoises afin de permettre à cette famille de quitter le pays.
Tout d’abord, quelles raisons ont-elles poussé notre ambassade à ne pas accéder à la requête de cette famille et à lui demander de quitter les lieux malgré sa situation?
À votre connaissance, l’ambassade de Belgique a-t-elle, oui ou non, fait appel à la police chinoise dans la nuit du 28 au 29 mai dernier? Dans l’affirmative, le rôle de celle-ci a-t-il consisté en de la simple négociation ou la force a-t-elle été utilisée pour expulser cette famille? Savez-vous ce qu’il est concrètement arrivé à la famille dans les jours qui ont suivi cet événement?
Enfin, quelle est, selon vos informations, la situation de cette famille à l’heure actuelle? Nos diplomates sur place continuent-ils à suivre la situation même de loin? Une action est-elle en cours pour assurer la sécurité de cette famille et permettre sa réunion dans un futur proche?
Minister Didier Reynders: Collega's, ik volg de mensenrechtensituatie van de Oeigoeren in Xinjiang van nabij. In het kader van onze bilaterale relaties met China wordt dit onderwerp regelmatig aangekaart tijdens ontmoetingen op alle niveaus. Voorts ondertekende onze ambassade eind 2018, samen met een aantal gelijkgezinde landen, een brief gericht aan de partijsecretaris van de autonome regio Xinjiang, met de vraag om de mensenrechtensituatie te bespreken.
Ook op multilateraal vlak volgt België de mensenrechtensituatie van de Oeigoeren in China actief op. Wij aarzelen niet om onze bezorgdheid te uiten in de verschillende relevante fora van de VN. Zo ondertekende ons land in juli jongstleden, samen met 21 andere landen, een brief gericht aan de voorzitter van de Mensenrechtenraad en de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN over de mensenrechtensituatie in Xinjiang.
Daarnaast intervenieerde ons land tijdens het Universeel Periodiek Onderzoek van China in november 2018. Dit is een uniek mechanisme van de Mensenrechtenraad van de VN dat toestaat dat de mensenrechtensituatie in elke lidstaat van de VN cyclisch onder de loep wordt genomen door alle andere lidstaten. België heeft hierbij de aanbeveling geformuleerd om een einde te maken aan de praktijk om nationale etnische en religieuze minderheden die niet rechtmatig veroordeeld zijn voor een strafbaar feit, op te sluiten in heropvoedingskampen en om de personen vrij te laten die onder deze omstandigheden worden vastgehouden. België heeft ook gevraagd naar de intenties van China om tegemoet te komen aan de bezorgdheden hieromtrent geuit door de Verenigde Naties.
Les droits de l'homme constituent également un pilier essentiel dans les relations entre l'Union européenne et la Chine. La Belgique continue d'apporter son soutien politique en vue d'aborder la situation des Ouïghours et des autres minorités avec les autorités chinoises au niveau de l'Union européenne. Ainsi, la situation des minorités ethniques et religieuses est examinée dans le cadre du dialogue annuel sur les droits de l'homme entre l'Union européenne et la Chine. Cette question est systématiquement évoquée lors des sessions du Conseil des droits de l'homme.
Enfin, je peux vous assurer que la situation des droits de l'homme des Ouïghours au Xinjiang est une problématique que nous continuons à surveiller activement.
Wat het voorval op 29 mei in de Belgische ambassade in Beijing betreft, heb ik al eerder de omstandigheden beschreven. Mevrouw Abula Wureyetiguli en haar kinderen begaven zich twee keer naar de Belgische ambassade in Beijing. De Chinese politie, die de toegang tot de ambassade controleerde, verleende hun toegang tot de lokalen buiten de kantooruren, na overleg met de consulaire diensten, zodat zij hun gezinsherenigingsdossier konden vervolledigen. Nogmaals, het gaat dus om een gezinsherenigingsdossier. Zij hoopten een vrijgeleide te krijgen, waarmee zij naar België zouden kunnen afreizen. De post was echter niet in staat dat document af te geven, in afwachting van de definitieve beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken.
Bovendien beschikten zij niet over de noodzakelijke Chinese paspoorten om de visa op aan te brengen. Toen weigerden zij de stoep van de ambassade te verlaten, zelfs na herhaalde verzoeken van de ambassadediensten, wat niet onopgemerkt kon blijven voor de Chinese autoriteiten. Ter herinnering, het zijn de autoriteiten van het gastland die verantwoordelijk zijn voor de beveiliging van de ambassade en de personen, op grond van het Verdrag van Wenen.
De beslissing werd gezamenlijk genomen door Brussel en de post. Het was een keuze tussen het toestaan van een lange sit-in bij onze ambassade, waarna de Chinese autoriteiten nooit een exitdocument aan die personen zouden hebben verleend, of hen te verwijderen van de ambassade, in goed overleg met de Chinese autoriteiten, en hen vervolgens trachten te helpen om paspoorten van dezelfde autoriteiten te verkrijgen. Er werd voor die tweede optie gekozen. Naar de mening van ons departement zou die benadering de familie de beste kans geven om zich ooit te herenigen in België. Ik ben bereid te luisteren naar andere mogelijkheden, maar ik meen dat het niet absurd was om te proberen de familie te helpen met het oog op een gezinshereniging.
De Belgische ambassade in Beijing nam in juli al opnieuw telefonisch contact op met de familie, die intussen naar huis was teruggekeerd. In juli trokken twee diplomaten van onze ambassade naar Ürümqi, in de provincie Xinjiang, in overleg met de Chinese autoriteiten. Zij werden jammer genoeg niet in staat gesteld om een direct contact met de familie te hebben, maar zij konden vaststellen dat de familie nog altijd in dezelfde wijk woont, in afwachting van de aflevering van reisdocumenten door de Chinese overheid.
Wij hebben ook vernomen dat er in China een gerechtelijk onderzoek zou zijn ingesteld tegen de heer Ablimit, wat een invloed kan hebben op het Belgische dossier voor gezinshereniging.
Aan Belgische kant is men nu klaar om het visum af te leveren, maar zonder Chinees paspoort kan de familie het land niet verlaten om zich bij de vader te voegen. Een vertrek met een laissez-passer zou door de Chinese overheid niet aanvaard worden.
Sinds de jongste bezoeken van de heer Ablimit aan onze dienst op 30 juli en 12 augustus jongstleden is er geen evolutie meer in het dossier. Wij hebben de Chinese overheid dus opnieuw om een concrete follow-up en de stand van zaken in het gerechtelijk onderzoek gevraagd.
Voor ons is dit dossier sinds het begin een louter bilaterale consulaire kwestie van gezinshereniging tussen België en China. Wij wensen zo goed mogelijk en op een discrete manier met de Chinese autoriteiten samen te werken in de zoektocht naar een positieve oplossing voor de familie.
Wat de voorwaarden betreft waaraan moet worden voldaan vooraleer een Belgische ambassade een persoon die bescherming zoekt aan de lokale autoriteiten overdraagt, moet worden verwezen naar het arrest van het Europees Hof van Justitie in de zaak C-638/16 PPU, considerans 49.
Ik citeer: "De akten van de Unie die aangenomen zijn op basis van artikel 78 van het Verdrag en die de procedures regelen die van toepassing zijn op vragen om internationale bescherming slaan niet op aanvragen die ingediend worden in de diplomatieke vertegenwoordiging van de lidstaten en sluiten die zelfs uit van het toepassingsgebied van het Verdrag.
Zo blijkt uit artikel 3, §§ 1 en 2 van richtlijn 2013/32 dat deze enkel van toepassing is op vragen om internationale bescherming die ingediend worden op het grondgebied van de lidstaten. Ook aan de grens en in de internationale wateren of in de transitzones, maar niet op vragen om diplomatiek asiel die zouden ingediend worden bij de vertegenwoordigingen van de lidstaten.
Zo blijkt uit artikel 1 en artikel 3 van verordening 604/2013 ook dat zij de lidstaat er enkel toe verplicht elke vraag tot internationale bescherming te onderzoeken die ingediend werd op het grondgebied van een lidstaat, ook aan de grens en in de transitzones, maar dat de procedures van deze verordending niet van toepassing zijn op andere vragen om internationale bescherming."
Ik vestig er ook uw aandacht op dat artikel 22 van de Conventie van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen bepaalt dat de autoriteiten van de ontvangende staat verantwoordelijk zijn voor de beveiliging van de ambassade in een dergelijke situatie.
J'ajoute, pour répondre aux questions de MM. De Maegd et Cogolati, qu'aucune violence n'a été exercée dans ce cas précis. Je répète que le choix est toujours très difficile. Il s'agissait pour l'ambassade de se demander, en contactant les services à Bruxelles, quelle était la meilleure solution possible dans l'intérêt de la famille.
Si la commission le souhaite, je suis tout à fait prêt à examiner les autres possibilités. Je pense, par exemple, à l'organisation d'une sorte de sit-in dans l'ambassade. Si cela se produisait, le conflit avec les autorités chinoises serait beaucoup plus important.
Je veux vous rassurer sur la situation. Aujourd'hui encore un contact téléphonique a eu lieu avec Mme Abula. Celle-ci précise que les enfants sont bien à l'école et que les choses se passent correctement mais que la discussion pour obtenir les documents de transport – les passeports – reste particulièrement difficile. Je ne vous cache pas que c'est la raison pour laquelle nous essayons de travailler en toute discrétion dans ces dossiers de regroupement familial. Je ne peux pas dire que cela ait été un grand succès ici. Sans l'accord des autorités locales, nous n'avons pas la capacité d'organiser le regroupement. Nous ne pouvons pas le faire non plus sans l'accord des autorités belges, mais nous avons obtenu celui-ci depuis, auprès de l'Office des Étrangers.
Na het voorval op de Belgische ambassade werd een onderhoud tussen Amnesty International en onze bevoegde diensten georganiseerd. Een discrete aanpak van het dossier blijft aangewezen.
Ik herhaal echter dat ik bereid ben een contact tussen mijn diensten en de commissie te organiseren, om naar de best mogelijke oplossing te zoeken. Ik herhaal echter dat wij, om tot een gezinshereniging te komen, een akkoord van de lokale overheid over het paspoort moeten krijgen. Het is dus logisch dat de ambassade naar de best mogelijke beslissing zoekt, om toch een contact met de Chinese overheid mogelijk te maken.
Ik heb u een concreet antwoord gegeven.
Ik moet u erop wijzen dat wij nu proberen nog een positieve reactie in het dossier te krijgen. Ik heb begrepen dat een aantal ngo's en een aantal actoren, zoals Amnesty International, nu hebben begrepen dat het mogelijk is druk uit te oefenen op de Chinese autoriteiten, zij het echter op basis van onze bilaterale contacten en onze contacten ter plaatse in Xinjiang.
Ik herhaal dat het niet gemakkelijk zal zijn. Ik ben mijn antwoord begonnen met ons standpunt over de mensenrechten van de Oeigoerse bevolking in Xinjiang. Ik weet dat het een heel moeilijke situatie betreft. Een gezinshereniging en tegelijkertijd een gerechtelijk onderzoek tegen de vader, die nu in België verblijft, creëren niet de gemakkelijkste situatie om tot een oplossing te komen.
Ik ben bereid om veel besprekingen te voeren over de mogelijke reacties van onze diplomatieke dienst. In een dergelijk geval was het echter nuttig een correct contact met de Chinese overheid te onderhouden. Wij hebben geverifieerd of het mogelijk was dat de familie naar haar dorp zou terugkeren: in dezelfde wijk, in hetzelfde huis en met een correcte aanwezigheid van de kinderen op school.
Yasmine Kherbache (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
In eerste instantie is het heel goed dat ons land op de internationale fora de Oeigoerse kwestie nauwgezet opvolgt en de mensenrechtenschendingen op dat vlak aankaart, maar dan is het ook belangrijk dat wij daarmee heel omzichtig omspringen ten aanzien van de Chinese autoriteiten zelf, wetende welke politiek zij voeren ten aanzien van deze minderheid.
Vandaar ook de vraag die wij hebben gesteld. Als men dat gezin overlevert en aan de autoriteiten vraagt om tussen te komen, dan weet men dat men een groot risico neemt, dat men niet weet wat het lot van die mensen zal zijn en welk gevolg de autoriteiten daaraan zullen geven.
Ik begrijp de dilemma's waarvoor men staat. Het zal echter niet de eerste keer zijn dat zoiets gebeurt en het zal wellicht ook niet de laatste keer zijn. Ons land heeft de echtgenoot erkend als politiek vluchteling, dus wij erkennen dat hij werd onderdrukt. Dan maakt men zijn familieleden toch niet over aan de onderdrukker?
U begrijpt toch dat er naar alternatieven moet worden gezocht. Dat vereist inderdaad overleg met dat ongeruste gezin. Men moet ze elders onderbrengen en zelf initiatieven nemen, want als men ze gewoon overlevert aan de autoriteiten neemt men toch een groot risico. Het is belangrijk om te bekijken hoe wij met dergelijke dilemma's omgaan.
U benadrukt hier heel sterk dat het gaat over een dossier van gezinshereniging. Als het gaat over een dossier van gezinshereniging in de context van een persoon die als vluchteling is erkend, dan is het toch raar dat er geen enkel alternatief is om heel het gezin over te brengen en dat wij met handen en voeten gebonden zijn aan de Chinese autoriteiten?
Dat klinkt wel heel paradoxaal. Men erkent de echtgenoot omdat er problemen zijn met de Chinese autoriteiten en nu is men voor honderd procent afhankelijk van die autoriteiten, waarvan men weet dat ze de mensenrechten en dus ook de rechten van dat gezin niet respecteren.
Zijn er alternatieven onderzocht of is het effectief zo sluitend als u stelt?
De voorzitter: Mevrouw Kherbache, dit is weliswaar geen actualiteitsdebat, maar de minister kan nog wel antwoorden als hij dat wil.
Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, ik wil erop wijzen dat dit de wet is. Ik heb niets tegen een debat over een eventuele aanpassing van de wet, maar vooralsnog geldt de huidige wet. Er waren vragen voor gezinsherenigingen, niets meer.
De exit uit een bepaald land is de exclusieve bevoegdheid van dat land zelf. Hier gaat het over China. Wij kunnen dan wel paspoorten vragen, maar dit is de exclusieve bevoegdheid van China.
U weet dat men onmogelijk asiel kan aanvragen op onze ambassades. Men moet dit hier ter plaatse doen, of in een ander land, maar niet in onze ambassades. De vraag is of wij in al onze ambassades de deur moeten openen voor asielaanvragen. Het gaat hier trouwens niet alleen over China. Dit lijkt mij alvast niet de bedoeling van de wetgever.
Ik begrijp de redenering. Met deze specifieke beslissing hebben wij naar een evenwicht gezocht. Ik begrijp echter dat dit een moeilijke taak is voor een consulaire dienst. Zij hebben gedurende enkele uren contact gehad met de familie. Zij hebben geprobeerd om de familie terug naar hun hotel te sturen. De Chinese autoriteiten waren echter rond de ambassade aanwezig. Het was voor hen dan ook niet moeilijk om de situatie in te schatten.
De redenering die
werd gevolgd, bestond erin een mogelijkheid te zoeken om verder te
onderhandelen met de Chinese overheid om toch een paspoort te kunnen uitreiken.
Ik weet echter dat dit zeer moeilijk zal zijn en dan vooral met zoveel
media-aandacht. Ik weet dat de Chinese overheid ook een andere invalshoek heeft
op deze zaak.
Ik begrijp de
redenering, maar ik zoek ook naar andere oplossingen. Ik herhaal evenwel dat we
de wet moeten respecteren. Destijds was het onmogelijk om van DVZ hierover een
akkoord te krijgen. Voor een gezinshereniging is dit wel mogelijk, maar zelfs
met een akkoord van onze diensten moeten wij nog zorgen voor paspoorten voor de
familie. Het is niet zo evident dat de Chinese overheid hiertoe bereid zal
zijn.
Ik probeer een
verschil te maken tussen een algemene reactie en een zeer precieze vraag over
de mensenrechtensituatie van de Oeigoeren in Xinjiang. Daarnaast proberen wij
dag na dag hulp te bieden aan individuen en families. Ik weet dat dit
makkelijker is als het discreet kan verlopen. Dit concrete geval lijkt mij op
dat vlak eerder een mislukking.
Wij blijven echter
verder werken, tot op de dag van vandaag, en proberen de familie zo goed en zo
kwaad mogelijk bij te staan.
Els Van Hoof (CD&V): Ik wil mij aansluiten bij uw woorden, mijnheer de minister. U zegt terecht dat wij geen aanzuigeffect mogen creëren. De ambassade is immers niet gemachtigd om asiel te verlenen.
Het is misschien wel mogelijk om na te gaan hoe men in de toekomst moet omgaan met een dergelijk incident. Alles vond blijkbaar ook plaats "na de uren" en dat maakt het allemaal niet zo duidelijk. Ik meen dat het in het belang van het gezin is om via diplomatieke weg tot een oplossing te proberen komen, zonder dit verder nog al te veel in de openbaarheid aan te kaarten.
Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Ne soyons pas naïfs, on sait que dans cette province, les choses sont monstrueuses pour cette minorité. Sur 11 millions de Ouïghours, 1 million est enfermé dans des camps d'internement. On n'a jamais connu des camps d'une telle ampleur.
Je comprends la réaction de la famille. Je crois savoir, via le père, que le jour de l'arrestation – ou de l'enlèvement – ils étaient en communication télévisuelle via un portable. Ils savaient ce qui allait se passer. Je m'étonne donc de cette décision on/off à l'ambassade. Ne peut-on développer des alternatives plus respectueuses de l'intérêt d'une mère et de ses enfants qui sont menacés de graves persécutions dans leur pays?
Force est de constater que ce dossier de regroupement familial laisse peu d'espoir aujourd'hui. Je soutiens vos efforts et ceux de votre administration. J'espère que la Chine pourra les laisser passer au plus vite.
Michel De Maegd (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je suis rassuré par l'absence de violence. Je souligne quand même qu'il y a eu violence psychologique dans ce cas de figure.
Je suis également rassuré par la situation actuelle de la famille. Je vous encourage néanmoins à poursuivre le dialogue avec les autorités chinoises pour essayer de faire aboutir ce regroupement familial de manière discrète, via une solution humanitaire.
Didier Reynders, ministre: Madame la présidente, je répète qu'il ne s'agit pas du tout d'un enlèvement. Il s'agit d'une longue discussion avec la famille, y compris avec un membre de cette famille qui était en contact avec des personnes à l'extérieur, très loin de Chine. On a essayé de les convaincre de quitter l'ambassade et on a même proposé de les raccompagner – ce qui a été refusé par un des membres de la famille. Sans aucune violence, ils ont été ramenés à l'hôtel et ensuite dans la province en question.
Vous parlez des camps mais la famille ne vit pas dans un camp. Je ne dis pas que la famille vit une situation exceptionnelle mais, suite à un contact pris hier, la mère de famille répond aux questions de notre ambassade en disant que cela se passe aussi bien que cela peut se passer avec d'autres enfants à l'école du village dans lequel vit cette famille.
Que cela soit une situation parfaite, certainement pas; mais je voudrais bien qu'on ne donne pas le sentiment qu'aurait été organisé l'enlèvement d'une famille pour l'emmener dans un camp. Nos diplomates ont droit à un plus grand respect au regard de leur tâche. Je le répète, c'est un choix difficile qui a été arrêté. Comme je l'ai dit, je suis ouvert à entendre les autres choix possibles. Si chaque personne qui entre dans une ambassade – y compris en dehors des heures d'ouverture –, veut absolument y rester, il faut bien se rendre compte que l'asile dans notre pays est impossible à mettre en place dans nos services consulaires et diplomatiques. Du reste, aucun autre pays européen n'applique une telle règle.
Je sais fort bien qu'un lanceur d'alerte est resté très longtemps dans une ambassade, mais il était poursuivi pour d'autres faits. Cela dit, je n'entrerai pas dans ce débat, car la situation présente est tout à fait différente. Dans un pays où l'existence de la minorité ouïghoure est particulièrement difficile, il me semble que nos services ont essayé de privilégier la recherche de solutions pour le regroupement familial. Si le Parlement veut débattre d'autres formules que celle-ci pour un tel cas, je ne suis pas sûr que vous trouviez facilement une majorité pour offrir la possibilité d'accorder des demandes d'asile dans les ambassades.
Nous allons poursuivre notre travail dans ce dossier, comme nous le faisons pour d'autres. Ne me faites pas dire ce que je n'ai pas dit; je ne pense pas que la situation soit idéale. Certainement pas. Au demeurant, si vous voulez connaître le fond de ma pensée, je considère que la famille n'aurait pas dû se retrouver à Pékin. Je ne sais pas pourquoi la démarche a été entreprise, alors qu'on ne pouvait pas régler le problème ce jour-là, mais je comprends le souhait que soit obtenue le plus rapidement possible satisfaction.
Comme nous allons poursuivre notre travail, je demande que le contact soit maintenu avec la Chine. Je rappelle qu'une mission économique importante y sera organisée en novembre. À cette occasion, je demanderai que de tels cas soient évoqués à nouveau. Comme je l'ai souvent indiqué en commission, nous essayons d'agir le plus discrètement possible. En l'occurrence, je reconnais – et c'est le moins que l'on puisse dire – que cette exigence de discrétion n'a pas débouché sur un succès.
Het incident is gesloten.
Question de Christophe Lacroix à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et Défense) sur "Les discriminations vis-à-vis des personnes LGBTQI en Pologne" (55000018C).
Vraag van Christophe Lacroix aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse Zaken en Defensie) over "De discriminatie van lgbtqi's in Polen" (55000018C).
Christophe Lacroix (PS): Madame la présidente, monsieur le vice-premier ministre, en Pologne, on voit beaucoup de choses, beaucoup de mauvaises choses depuis un certain temps. Aujourd'hui, une décision de Justice tout à fait récente permet une curieuse application du champ de la "liberté de conscience". Elle permet d'envisager la "liberté de conscience" comme étant un motif valable permettant à des commerçants de refuser de servir des clients en raison de leurs convictions religieuses ou de leurs orientations sexuelles. En ligne de mire: les LGBTQI, mais pas seulement. Il s’agit évidemment là, une nouvelle fois, d’une discrimination inacceptable des minorités – et singulièrement des personnes LGBTQI – dans cet État membre de l’Union européenne et du Conseil de l’Europe qui vient s’ajouter à d’autres dans ce pays où les conservateurs en ont pratiquement fait une politique d’État.
Monsieur le ministre, comptez-vous aborder cette situation inacceptable en matière de droits des personnes LGBTQI en Pologne au sein du Conseil européen et/ou du comité des ministres du Conseil de l’Europe? Je sais que vous en aviez fait un de vos chevaux de bataille. Plus globalement, au niveau de l’Union européenne, où en sommes-nous dans la mise en place d’un examen périodique de l’État de droit dans tous les pays, à la manière de l’examen croisé des politiques budgétaires?
Didier Reynders, ministre: Madame la présidente, monsieur Lacroix, les discriminations croissantes que subissent les personnes LGBTQI sont une préoccupation majeure de la Belgique. Comme vous le savez, cette question est suivie de près par nos postes, y compris à Varsovie, la Représentation permanente auprès du Conseil de l'Europe à Strasbourg ainsi que par mes services à Bruxelles.
Notre soutien se manifeste au travers d'actions concrètes, comme la participation de nos postes aux événements organisés à l'occasion de la Journée internationale contre l'homophobie et la transphobie, la signature d'une lettre de soutien à l'organisation de l'Equality Parade 2019 et la remise de cette lettre au représentant du ministère des Affaires étrangères ainsi que la participation à l'Equality Parade du 8 juin dernier.
Notre poste à Varsovie assumera, en 2020, le rôle de coordinateur en ce qui concerne le soutien et la participation du corps diplomatique local aux événements concernant les droits LGBTQI. Dans ce cadre, il envisage d'organiser plusieurs événements de sensibilisation à la cause.
La situation et la protection des droits des personnes LGBTQI est une des questions centrales sur lesquelles le Conseil de l'Europe travaille activement. En effet, les normes et mécanismes du Conseil de l'Europe veillent à promouvoir et à faire respecter les droits fondamentaux de tous et notamment l'égalité en droit et la dignité de tous les êtres humains.
La montée d'actes homophobes en Europe a été abordée dès le premier Comité des ministres de septembre par le secrétaire général du Conseil de l'Europe suivi par un large nombre d'États membres, dont la Belgique.
La présidence française organisera, dans un délai à préciser, un Comité des ministres informel sur le respect des personnes LGBTQI, à la demande de la Finlande, soutenue par la Belgique.
Pour combler les lacunes des mécanismes actuels de protection de l'État de droit, j'ai déjà, depuis février 2016, proposé une initiative d'examen périodique du respect de l'État de droit au sein de l'Union européenne. Cet examen par les pairs nous permettrait d'identifier très tôt les risques de dérives lorsqu'ils se présentent et d'en discuter pour trouver une solution satisfaisante. Les modalités concrètes de ce mécanisme devront encore être définies mais certains principes peuvent déjà être mis en avant: un dialogue politique, où tous les États membres seraient mis sur un pied d'égalité, l'inclusion de tous les États membres et une évaluation périodique, comme le mécanisme l'impose.
La Belgique, en collaboration avec l'Allemagne, lors d'une réunion ministérielle informelle le 19 mars dernier, a soumis une déclaration à tous les États membres sur l'établissement et les principes de base d'un examen périodique par les pairs concernant le respect de l'État de droit. Cette déclaration a reçu un très grand soutien. Il a été décidé de créer un groupe de travail chargé de continuer à travailler sur les modalités concrètes de cette peer review, afin qu'une proposition puisse être présentée sous la présidence finlandaise, à l'occasion de l'évaluation du dialogue sur l'État de droit à la fin de cette année. La présidence finlandaise a fait de cette action en matière d'État de droit une priorité.
J'ajoute que la Commission a également, dans sa communication du 17 juillet, fait part de son intention d'établir un cycle de révision sur l'État de droit sur la base d'un rapport annuel sur le sujet. On étudie actuellement le meilleur moyen d'intégrer les deux systèmes, à savoir cette évaluation qui ferait l'objet d'un rapport annuel de la Commission, et le débat politique, qui aurait probablement lieu au Conseil Affaires générales. Cela signifie qu'après plus de trois ans, la démarche commence à aboutir, par cette initiative de la Commission en juillet dernier, et par l'avancement de la démarche concernant cet examen par les pairs.
Christophe Lacroix (PS): Madame la présidente, je remercie M. le vice-premier ministre pour la qualité de sa réponse. Nous en avons déjà conversé à plusieurs reprises, mais je vois qu'étant à la tête de son département, il a pris le taureau par les cornes. Comme il l'a rappelé, depuis trois ans, le gouvernement, lui-même, et la Belgique de manière générale, militent en faveur du respect des droits des minorités.
Je m'aperçois que ces efforts commencent à porter leurs fruits, même si le processus est lent. D'autres États sont proactifs en la matière et rejoignent la Belgique dans ce combat pour les valeurs fondamentales démocratiques et de respect des différences. Je suis heureux d'apprendre qu'à la fin de cette année, la présidence finlandaise apportera un élément qui me semble majeur pour le respect des droits des minorités.
L'incident est clos.
Vraag van Wouter De Vriendt aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse Zaken en Defensie) over "De aanval op een Libisch vluchtelingencentrum" (55000024C).
Question de Wouter De Vriendt à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et Défense) sur "L'attaque contre un centre de réfugiés libyen" (55000024C).
Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat over een incident dat op 2 juli plaatsvond. Ondertussen is er natuurlijk al veel gebeurd.
Wij hebben al vaak gediscussieerd over de problematiek van de vluchtelingen in de Libische kampen. Onze positie daaromtrent is u bekend.
Op 2 juli vond er een luchtaanval plaats op een vluchtelingencentrum in Tripoli, waarbij volgens de Verenigde Naties minstens 53 mensen omkwamen. De situatie in de detentiecentra aldaar is eigenlijk niet verbeterd. Er zitten duizenden mensen vast. In de praktijk worden die detentiecentra ook gerund door milities. Rapporten melden onder andere fysiek en seksueel geweld, dwangarbeid en opsluiting in mensonwaardige omstandigheden.
Mijnheer de minister, in dat verband heb ik de volgende vragen.
In Libië blijft er een burgeroorlog heersen. Vluchtelingen en migranten leven er in erbarmelijke omstandigheden. Blijft u het in die context geoorloofd vinden dat de Europese Unie in die mate ook met de Libische kustwacht samenwerkt, waardoor mensen naar Libië teruggestuurd worden, wat in de praktijk neerkomt op de uitbesteding van pushbacks?
Zult u ervoor pleiten dat Tripoli en andere Libische havens niet als safe port of call mogen worden beschouwd voor op zee geredde vluchtelingen en migranten?
Bent u bereid om te pleiten voor een Europees systeem om mensen op zee te redden, eventueel met militaire schepen, in samenwerking met ngo's?
Bent u bereid ervoor te pleiten dat geredde mensen gespreid moeten worden over al de Europese lidstaten? In dat dossier is er enige evolutie, want het lijkt erop dat Italië aan schepen met vluchtelingen opnieuw de toelating zou kunnen geven om aan te meren. Italië vraagt daarbij wel hulp van de Europese landen met het oog op relocatie. Ik heb gezien dat België niet is opgenomen in dat beperkt lijstje van landen die bereidwillig zijn om vluchtelingen op te nemen. Ik vraag daarom ook naar uw standpunt. Bestaat bij u de bereidheid om daarvan werk te maken, om positief in te gaan op de huidige vraag van de Italiaanse overheid?
Die laatste vraag heb ik niet in de ingediende tekst van mijn mondelinge vraag opgenomen, maar daarvoor hebt u mogelijk wel begrip, aangezien mijn vraag al van begin juli dateert.
Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, mijnheer De Vriendt, ik hoef u niet te herinneren aan de bijzondere politieke en veiligheidscontext in Libië, die een echte uitdaging vormt voor de Libische autoriteiten, de internationale gemeenschap en de internationale organisaties die ter plaatse aanwezig zijn om de situatie van dat land en zijn bevolking te verbeteren.
De oversteek van de Middellandse Zee is een hachelijke onderneming die helaas al aan veel te veel mensen het leven heeft gekost. Het eerste doel van de Europese steun aan de Libische kustwacht is dan ook om mensenlevens te redden. Bij de ondersteuning van de Libische kustwacht waakt de EU er in het bijzonder over dat de reddingsoperaties in voldoende veilige omstandigheden plaatsvinden en dat de migranten vervolgens niet het slachtoffer worden van misbruik door de Libische autoriteiten of andere aanwezige actoren in Libië.
Het respect voor de mensenrechten is van primordiaal belang en schendingen moeten worden bestraft. België heeft dan ook de aanval op het vluchtelingenkamp in Tajoura in sterke bewoordingen veroordeeld en ervoor gepleit dat de daders ter verantwoording zouden worden geroepen.
Ondanks die moeilijke context blijft België alle initiatieven steunen die bijdragen tot de verdediging van de rechten van migranten en lokale gemeenschappen in Libië. De Belgische steun aan dergelijke initiatieven komt tot uiting in een reeks programma's die door de EU gefinancierd worden ten belope van in totaal 300 miljoen euro.
De steun die de EU-operatie Sophia aan de Libische kustwacht verleent, bestaat uit het vormen en trainen van de leden van de kustwacht, met de nadruk op het respect voor de mensenrechten en een correcte behandeling van migranten en vluchtelingen. Bijkomend wordt een mechanisme opgezet om de doeltreffendheid van die training alsook het gedrag van de kustwacht te monitoren. Daarvoor werkt de EU nauw samen met het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties en met de Internationale Organisatie voor Migratie.
België staat open voor een tijdelijke regeling voor de verdeling van migranten gered op zee op basis van quota die op voorhand overeengekomen zijn tussen de EU-lidstaten die vrijwillig aan dat mechanisme zouden deelnemen. Die overeenkomst zal echter de goedkeuring van een aanzienlijk aantal lidstaten moeten genieten. Ze zal solidariteit moeten combineren met de verantwoordelijkheid van de landen die daar in eerste instantie bij betrokken zijn. Die regeling zou maatregelen bevatten gebaseerd op goede praktijken die geïdentificeerd werden tijdens de reddingsacties op de Middellandse Zee. Een dergelijke overeenkomst zal echter onder geen beding afbreuk mogen doen aan de hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, een prioriteit voor België waarover de onderhandelingen voortgezet moeten worden.
België is van mening dat er geen militaire oplossing bestaat voor het conflict in Libië. Ons land heeft opgeroepen tot een onmiddellijk staakt-het-vuren en een terugkeer naar de onderhandelingstafel onder begeleiding van de VN.
België betreurt voorts dat de VN-Veiligheidsraad niet in staat is geweest een resolutie goed te keuren die oproept tot een staakt-het-vuren, het respecteren van het internationaal humanitair recht, in het bijzonder de bescherming van de meest kwetsbare personen, onder wie de migranten en vluchtelingen in Libië, alsook het eerbiedigen van het wapenembargo.
Dat weerhoudt ons land er echter niet van in de Veiligheidsraad voor diezelfde punten te blijven pleiten, met name een politiek proces onder leiding van de VN, de bescherming van de zwakste groepen in de Libische samenleving, waaronder migranten, en het respecteren van het wapenembargo.
In antwoord op uw vraag over een participatie van België en een mogelijke toegang tot ons grondgebied voor een aantal mensen op een boot in de Middellandse Zee, kan ik u melden dat ik met een aantal collega's in Parijs was voor een vergadering daarover op initiatief van mijn twee Franse collega's, zijnde de minister van Buitenlandse Zaken Le Drian en de minister van Binnenlandse Zaken Castaner.
Ik wil daarmee aangeven dat wij niet tegen een mogelijke participatie van België zijn, wat ik trouwens ook aan de Belgische regering heb gemeld.
Nu moeten wij, zoals ik al heb opgemerkt, denken aan een specifiek akkoord met een aantal lidstaten, om dat te doen en verder te gaan.
Ik heb ook niks tegen een debat in het Parlement en in de commissie om de mogelijke limieten van een actie van België aan te duiden. Het is juist dat ik tot nu toe geen positieve reactie binnen de regering heb gezien om een specifieke beslissing voor een specifiek geval te nemen.
Dat is de reden waarom ik u heb geantwoord dat wij een meer algemene beslissing
voor alle mogelijke acties vragen. Ik ben echter niet tegen een bespreking
daarover, hier in de commissie of met andere leden van het Parlement. Ik weet
niet of het mogelijk zal zijn daarvoor een meerderheid te vinden, zoals voor
INSTEX, maar wij kunnen het proberen.
Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, zou de regering niet de beslissing kunnen nemen om positief te antwoorden op de vraag van Italië? Is dat geen beslissing die de regering nu al zou kunnen nemen?
Minister Didier Reynders: Mevrouw de voorzitter, mijnheer De Vriendt, het is niet noodzakelijk een beslissing te nemen. Er is een akkoord tussen enkele landen over een verdeling. Met dat akkoord over een voldoende aantal plaatsen is het niet noodzakelijk naar anderen te stappen.
Het zal echter beter zijn een voorafgaande beslissing te nemen over een akkoord inzake een verdeling tussen een aantal landen. Ik herhaal echter dat ik tot nu toe binnen de regering geen echte vraag heb gezien om tot een dergelijke participatie over te gaan, tenzij op basis van een voorafgaand akkoord tussen een groter aantal lidstaten.
Wij hebben in de meest recente gevallen gemerkt dat het om enkele lidstaten ging en vooral uit de eerste lijn – dus vooral landen van rond de Middellandse Zee, met uitzondering van Luxemburg of een andere lidstaat.
Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Ik hoop dat u of uw collega's die vraag voorleggen binnen de regering. Dat is onze expliciete vraag. Ik bemerk openheid, maar toch ook geen duidelijk engagement dat wij dat zullen doen.
Voor het overige, als het gaat over de Europese theorie om de kustwacht te steunen die de vluchtelingen redt en ze terugbrengt onder menswaardige omstandigheden: ik kan enkel vaststellen dat de theorie heel ver van de praktijk staat.
Helaas is dat niet iets wat wij pas deze week hebben ontdekt. Wij weten dat al een paar maanden. Het is werkelijk de hypocrisie van het Europees migratiebeleid om dit systeem in stand te houden. Het is een van de grote schandvlekken van de manier waarop Europa omgaat met migratie Wij weten wat er met die mensen gebeurt in de detentiecentra en eigenlijk laten wij dat toe.
Er is nu wat beweging in Italië, er is wat openheid. Italië kan opnieuw die betrokken partner worden waarover u het had, dus de situatie verandert. Laten we dat moment echt aangrijpen. De Italiaanse regering steekt haar nek uit en rekent nu echt op andere Europese partners om te helpen. Anders zitten wij weer in een Salviniscenario.
De bal ligt nu ook in het kamp van de andere Europese lidstaten.
Het incident is gesloten.
Question de Malik Ben Achour à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et Défense) sur "L’épidémie d’Ebola en République démocratique du Congo" (55000081C).
Vraag van Malik Ben Achour aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse Zaken en Defensie) over "De ebola-epidemie in de Democratische Republiek Congo" (55000081C).
Malik Ben Achour (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, un premier cas de fièvre hémorragique Ebola a été confirmé à Goma, en République démocratique du Congo (RDC). Ce scénario était redouté et "change potentiellement toute la donne", selon l'Organisation mondiale de la santé (OMS).
En effet, en juin dernier, l'OMS avait jugé que l'épidémie en cours constituait une urgence sanitaire seulement pour la RDC et la région. Toutefois, l'irruption d'Ebola à Goma – une ville d'un million d'habitants, qui est une véritable ville-carrefour dans la région des Grands Lacs – représente un "avertissement", selon le responsable des situations d'urgence de l'OMS, Mike Ryan.
Cette épidémie est la deuxième épidémie Ebola la plus importante de l'Histoire, après celle qui a tué près de 11 000 personnes en Afrique de l'Ouest en 2013-2014. On se souvient alors de l’intervention belge, essentielle, via une équipe de B-FAST et un laboratoire mobile en Guinée pour lutter contre la propagation du virus Ebola. Ce laboratoire était le fruit d’une excellente collaboration entre la Défense, l’Université catholique de Louvain, des PME belges, le Luxembourg et l’Agence spatiale européenne.
Monsieur le ministre, en tant que ministre de tutelle de B-FAST, pouvez-vous me dire quel suivi est donné par notre pays à ces informations inquiétantes? Une aide a-t-elle été demandée par la RDC et/ou par les ONG et organisations internationales actives sur place? La Belgique est-elle prête à répondre à une telle demande – et si oui, avec quels moyens potentiels?
Didier Reynders, ministre: Madame la présidente, monsieur Ben Achour, le directeur général de l'OMS a annoncé que la propagation du virus Ebola en République démocratique du Congo constituait une urgence de santé publique de portée internationale. Depuis lors, la Belgique n'a toujours pas reçu de demande bilatérale d'assistance émanant des autorités congolaises.
Je tiens également à vous informer que mes services à Bruxelles et à notre ambassade à Kinshasa suivent de très près l'évolution de ce dossier.
À l'époque, le gouvernement belge avait décidé de soutenir le centre de traitement des virus Ebola français à N'Zérékoré en Guinée, avec un laboratoire mobile. Pour ce faire, le gouvernement belge a activé les procédures pour l'appui logistique nécessaire au déploiement de ce laboratoire mobile. En effet, ce n'était pas B-FAST comme outil d'aide humanitaire urgente qui avait été activé dans la lutte contre l'épidémie d'Ebola, le mandat et les capacités de B-FAST ne le prévoyant pas.
Je tiens à ajouter que le président de la République démocratique du Congo étant à Bruxelles pour l'instant, nous avons eu l'occasion, aujourd'hui, d'aborder le sujet avec lui. Les deux éléments principaux que j'ai retenus, c'est que pour l'instant, le nombre de cas par jour est en train de décroître. C'est plutôt une bonne nouvelle. On serait malgré tout à une dizaine de cas déclarés par jour sachant qu'on est monté à plus d'une vingtaine, il y a quelque temps. C'est un premier élément de référence.
En outre, il y a maintenant une volonté non seulement de lutter contre l'épidémie telle qu'elle est connue aujourd'hui mais aussi de développer des programmes de recherche, notamment dans la zone d'origine du virus. Vous savez que c'est dans les années septante qu'est apparu le virus Ebola au Congo. On essaie donc de travailler sur l'origine du phénomène pour tenter de l'éradiquer. Je sais qu'il y a des soutiens notamment japonais en la matière mais sans aller plus dans les détails, le président visitera demain l'Institut de médecine tropicale à Anvers. Ce sera probablement aussi l'occasion d'aborder à nouveau les possibilités d'action.
Mon collègue en charge de la Coopération a également eu tout à l'heure des contacts à ce sujet pour voir si dans le programme de transition qui a été annoncé par la Coopération, on ne pourrait pas imaginer une formule. Je sais aussi qu'il y avait une demande assez pressante du côté de la RDC notamment pour les enfants touchés par ce phénomène.
Voilà ce que nous avons fait jusqu'à présent. Dans les discussions qui sont en cours, nous avons signé des mémoires d'entente (memorandum of understanding) en matière de Finances, d'Affaires étrangères mais aussi de Coopération et de reprise d'une coopération transitoire. Une attention particulière est portée à la situation. Le virus Ebola est en effet un élément important.
Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses encourageantes, précises et positives. Je voudrais souligner l'utilité de B-FAST à l'heure où certains voudraient réduire son budget. Il est nécessaire de maintenir cette initiative dans le futur.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 18 h 41.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.41 uur.