Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
du Mercredi 2 octobre 2019 Matin ______ |
van Woensdag 2 oktober 2019 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.10 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 10 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
01 De evaluatie van de optimalisatie van de federale politie:
- Inleidende uiteenzetting door de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken;
- Toelichting van het evaluatierapport;
- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De gemeenschappelijke beleidscel" (55000255C)
- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het functioneringsmodel van de gerechtelijke politie" (55000256C)
- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De aanpak van de georganiseerde misdaad" (55000257C)
- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De afschaffing van de subsidiaire steun" (55000258C)
- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De aankoopprocedure" (55000259C)
- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De niet-gefusioneerde arrondissementen" (55000269C)
- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Recherchemanagement" (55000461C)
- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De operationele steun van de federale politie" (55000645C)
- Julie Chanson aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De evaluatie van de optimalisatie van de federale politie" (55000734C)
01 L'évaluation de l'optimalisation de la police fédérale:
- Exposé introductif du ministre de la Sécurité et de l'Intérieur;
- Exposé du rapport d'évaluation;
- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La cellule stratégique commune" (55000255C)
- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le modèle de fonctionnement de la police judiciaire" (55000256C)
- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La lutte contre le crime organisé" (55000257C)
- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La suppression de l'appui subsidiaire" (55000258C)
- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La procédure d'achat" (55000259C)
- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les arrondissements non fusionnés" (55000269C)
- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le management de la recherche" (55000461C)
- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'appui opérationnel de la police fédérale" (55000645C)
- Julie Chanson à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'évaluation de l’optimalisation de la police fédérale" (55000734C)
De voorzitter: Ik dank de minister dat hij tijd heeft vrijgemaakt om hier een inleidende uiteenzetting te geven over de optimalisatie van de federale politie. Tevens verwelkom ik professor Bruggeman, voorzitter van de Federale Politieraad en voormalig adjunct-directeur van Europol. Hij zal een toelichting geven bij het evaluatierapport.
Eerst is de minister aan het woord; vervolgens vult professor Bruggeman de uiteenzetting aan met zijn PowerPointpresentatie, waarna er vragen kunnen worden gesteld.
01.01 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de professor en voorzitter van de Federale Politieraad, collega's, de gedachtewisseling staat in het teken van de voorstelling van het rapport betreffende de optimalisatie van de federale politie. De gedetailleerde toelichting van dat rapport zal zo dadelijk gebeuren door professor Bruggeman, voorzitter van de Federale Politieraad.
De Federale Politieraad werd opgericht in 2001 en bestaat uit 15 vertegenwoordigers van de verschillende politieoverheden en de politiediensten zelf. De raad verleent advies met betrekking tot de geïntegreerde politie en evalueert de werking en organisatie. Zodoende heeft hij een belangrijke rol gespeeld in het proces dat uiteindelijk heeft geleid tot de realisatie van het rapport.
Ik wil ook heel uitdrukkelijk de andere actoren die hebben bijgedragen aan het rapport, waaronder de lokale politie, het Comité P, de AIG en de POC Terroristische Aanslagen, bedanken.
Monsieur le président, chers députés et collègues, mesdames et messieurs, l'article 45 de la loi du 26 mars 2014 portant mesures d'optimalisation des services de police dispose qu'une évaluation du fonctionnement de la police fédérale et plus particulièrement de l'efficacité de l'organisation des directions déconcentrées de la police administrative et judiciaire devait être réalisée durant le dernier semestre de 2018. En d'autres termes, la période évaluée dans le rapport concerne la période 2014-2018 et certaines décisions du gouvernement de pleine autorité en 2018 qui ont donc des conséquences en 2019.
La loi de 2014 portant mesures d'optimalisation a simplifié la structure de la police fédérale dont l'un des objectifs était d'accroître l'efficacité des interventions policières sur le terrain. Le but était d'y parvenir sur la base de six objectifs dont une optimalisation structurelle et fonctionnelle, le lancement d'un débat sur les tâches essentielles et une simplification administrative. Cinq ans après l'entrée en vigueur de cette loi, ce rapport est donc absolument nécessaire pour pouvoir répondre à la question de savoir si le processus de réforme a jusqu'à présent effectivement contribué aux objectifs visés.
Voorzitter, dames en heren geachte collega's van de commissie, het rapport dat u zo dadelijk wordt voorgesteld, betreft de werking van de federale politie. Aangezien ons land een geïntegreerd politiemodel heeft, kan er altijd sprake zijn van onderhandelde interdependentie en kruisbestuiving, waarbij de werking, de genomen beslissingen en de gemaakte keuzes bij de federale politie een impact hebben op diverse processen bij de lokale politie en vice versa. Ik zou u dan ook willen uitnodigen om met aandacht naar het rapport te luisteren en zeker nooit de link met het belangrijke lokale niveau uit het oog te verliezen.
Ik wil mijn korte
inleiding hierbij alvast sluiten met een woord van dank aan de Federale
Politieraad voor het werk en de coördinatie ervan. Ik geef dus nu graag het
woord aan de heer Bruggeman als voorzitter van de Federale Politieraad.
01.02 Willy Bruggeman: Dank u, mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, voor de uitnodiging. Ik zal proberen zo getrouw mogelijk een synthese te geven van het geschreven rapport dat u hebt gekregen en dat aan de presentatie ten grondslag ligt.
Laat ik kort eerst de historiek schetsen. Ik denk dat er een aantal nieuwe parlementsleden in de zaal is. Dus is het goed voor mij en voor u om eens kort een historisch overzicht te geven van wat er de jongste jaren zoal is gebeurd. In 1998 was er de grote hervorming van de politiediensten, met realisatie, progressief, in 2000, 2001 en 2002.
Le but était de fusionner les services de police existants – la gendarmerie, la police fédérale et la police locale – dans un corps dit de police intégrée à deux niveaux.
Na een aantal jaar werd de organisatie in vraag gesteld. Het Parlement was van oordeel dat ze veel te ingewikkeld was.
De eerste reorganisatie kwam er in 2006, waarbij de functie van commissaris-generaal werd versterkt en werd overgegaan van vijf naar drie algemene directies. Vroeger waren er vijf algemene directies, waaronder steundirecties. Die twee steundirecties zijn afgeschaft en naar drie directies herleid, zijnde eenvoudigweg de gerechtelijke directie, de administratieve directie en een derde directie met alle steundiensten.
De reorganisatie heeft heel wat vereenvoudiging in de structuur met zich gebracht. Ook werden veel minder ambten van directeur en mandaathouder gecreëerd of werden die functies beperkt.
Nadien is er een ander interessant rapport gekomen, dat ik hier bij mij heb, met name het evaluatierapport inzake tien jaar politiehervorming. Het rapport heeft bij besprekingen heel veel weerklank in het Parlement gehad. Er zijn nog altijd een aantal conclusies en aanbevelingen van deze evaluatie uit 2009 die overeind staan en zelfs niet zijn uitgevoerd. Ik kom daar straks op terug.
Toen kwam in 2014 de optimalisatie van de federale politie. Het is misschien goed te weten wat daar achter zit. Ze beperkt zich tot de federale politie. De lokale politie werd niet hervormd. Een aantal aspecten ervan interesseren evenwel ook de lokale politie. Deze hervorming ging echter essentieel over een optimalisatie binnen de federale politie.
À toutes fins utiles, je vous rappelle qu'il existe aussi une Note-cadre de Sécurité intégrale qui n'avait plus été actualisée jusqu'en 2016. C'est en 2016 que le gouvernement a relancé une version optimalisée, actualisée, tant du plan-cadre que du plan national de sécurité.
Normalement, ces plans, qui ont un impact énorme sur la police fédérale – c'est pour cela que je les mentionne – se termineront à la fin de cette année. Mais le gouvernement a décidé récemment de les prolonger pour une durée d'un an, sachant qu'il n'y a pas encore de nouveau gouvernement et que nous ne sommes pas certains d'en avoir un avant la fin de l'année.
Ik denk dat het een goede maatregel is om de federale plannen met een jaar te verlengen. Dat perturbeert een beetje de politiezones. U weet dat er in elke lokale politiezone ook zonale plannen zijn. Mede op aangeven van de Federale Politieraad hebben wij getracht om de termijnen van die plannen veel meer in harmonie te brengen. Nu zitten wij dus met een zonaal plan dat moet worden hernieuwd. Pas een of twee jaar later zal er een nieuwe kadernota inzake integrale veiligheid en een nieuw nationaal plan komen. Dat is een beetje jammer, maar de toestand is nu eenmaal zo. Er zal eind 2020 een nieuw nationaal veiligheidsplan komen. Het is goed om na twee jaar te kijken in welke mate deze plannen in overeenstemming moeten worden gebracht.
Ik verwijs ook even naar de Parlementaire onderzoekscommissie Terroristische Aanslagen. Daar werden heel wat aanbevelingen met betrekking tot de federale politie gedaan. Sommige ervan heb ik meegenomen in de evaluatie die ik vandaag breng.
Entre-temps, vous le savez mieux que moi, la commission de suivi a été mise sur pied sous l'ancien gouvernement. Nous avons maintenant transformé celle-ci en conférant ses missions partiellement à la commission de l'Intérieur et partiellement à la commission de la Justice. C'est la raison pour laquelle nous venons de diffuser une note que je tiens à jour, comportant l'état des lieux des réalisations des recommandations de la commission d'enquête sur les attentats terroristes.
Ik erken dat dit van belang is omdat daar heel wat zaken elkaar overlappen.
Terloops gezegd, de minister verwees naar artikel 44, maar het is zo dat naast deze evaluatie de Federale Politieraad op jaarbasis een verslag maakt over de stand van zaken van de politie in haar geheel. Dat hebt u nog niet, want het is nog niet klaar. De Federale Politieraad heeft dit jaar nog twee vergaderingen, waarbij hij zal werken aan een actualisering van de stand van zaken van de politie in haar geheel, lokale politie inbegrepen.
Wij hebben voor dat verslag nu al input gekregen van het Comité P, zoals gebruikelijk, maar wij kregen ook een omstandig verslag van de Algemene Inspectie. Ik zal mijn uiterste best doen opdat u dat verslag krijgt voor het einde van het jaar. Waarom zal ik mijn uiterste best doen? Ten eerste omdat ik dat moet doen, maar ten tweede omdat ik hoop dat er dan besprekingen voor een regering kunnen volgen. Als wij vanuit de Federale Politieraad een adviserende rol willen spelen, zou het goed zijn dat dit verslag en het jaarverslag over de algemene stand van zaken van alle politiediensten in België, beschikbaar zouden zijn voor u tegen het einde van het jaar. Dat is de toestand waarin wij ons nu bevinden.
Ik wil even de initiële bedoeling van de politiehervorming van 1998 in herinnering brengen en zal straks met u aanvinken wat volgens mij werd gerealiseerd en wat niet. Dat zal een persoonlijk aanvinken zijn, maar ik vind het goed om de bedoelingen van de stappen in 1998, 2006 en 2014, die ik net heb vermeld, te toetsen aan de toestand waarin wij ons vandaag bevinden.
Ten eerste, men wilde toen een efficiëntere samenwerking tussen de politiediensten. Het was evident dat de spanning die er bestond tussen rijkswacht, gerechtelijke politie en gemeentelijke politie moest worden aangepakt en men hoopte met de nieuwe formule van een geïntegreerde politie tot een betere samenwerking te komen.
Ten tweede, de gezagsverhoudingen stonden in die tijd toch wel op scherp, zeker met Justitie – denk maar aan de zaak-Dutroux – en de gezagsverhoudingen tussen de politie en de bestuurlijke en gerechtelijke overheden zouden ook worden verbeterd.
Het derde punt, de hele informatiehuishouding, is enorm belangrijk en blijft een aandachtspunt. U weet dat er toen inlichtingen niet of niet tijdig waren doorgegeven. Ik maak mij nog altijd zorgen over de toestand van de informatiehuishouding bij de politie, hoewel er al heel wat is verbeterd. Ik zal daarop straks terugkomen. Ook de parlementaire onderzoekscommissie heeft aandachtspunten in verband met de informatiehuishouding geïnventariseerd. Dit is een bijzonder belangrijk punt omdat het essentieel is om te vermijden dat er bij het nemen van beslissingen fouten zouden worden gemaakt, zeker bij Justitie, maar ook bij Binnenlandse Zaken en de administratieve overheden.
Wij hebben ook eenzelfde statuut en dezelfde uniformen bij de politiediensten. Dat statuut is er, bij het uniform heb ik soms mijn twijfels maar daar kom ik straks nog op terug.
Men wou meer wijkpolitie. Ik kan nu al zeggen dat dit in het gedrang is gekomen. Het is er wel maar is in het gedrang gekomen, mede door terroristische aanslagen. Men heeft toen veel een beroep gedaan op de effectieven van de politie.
Men wou ook een efficiëntere recherche en een sterke lokale verankering. Vandaar de zonale veiligheidsraden en de instrumenten die toen gecreëerd werden om de contacten en de samenwerking met de lokale besturen en de ondergeschiktheid aan lokale besturen beter te setten.
Het model dat wij hebben is vrij uniek. Wij hebben geen eenheidspolitie zoals in Nederland of Denemarken.
Nous n'avons pas de police unique comme au Danemark et aux Pays-Bas. Ce dernier pays s'interroge actuellement quant à l'efficacité d'une police nationale. Personnellement, je suis favorable à un système de police à deux niveaux: le niveau fédéral (intervention) et le niveau local (les responsabilités policières). J'y mets une condition: un tel système doit être et doit rester intégré. Je ferai des observations à ce sujet plus tard.
Ik ga even in op de bevindingen van het rapport "Tien jaar politiehervorming". De voornaamste bevindingen waren dat de lokale en de federale politie elkaar zien als één geheel. Men zei toen dat er een globale visie was. Die visie bleek ook wel uit de strategieën die er waren, het Nationaal Veiligheidsplan en noem maar op, om het aansturen van de politie te genereren.
Men zei ook:
"l'effectif est suffisant" – zet daar maar een vraagteken bij
straks – "pour exécuter un niveau acceptable de tâches qui lui sont
confiées".
Er zou ook een goede interactie zijn met de verschillende componenten van de politie. Men zei dat er op het gebied van de organen die het beleid voeren en de leiding hebben voldoende gemeenschappelijke reflectie is om de vele objectieven met redelijke resultaten te beogen. Ik heb daar echter een grote "maar" bij gezet die we nu zullen behandelen.
We gaan even terug naar de opdracht. Enerzijds is er artikel 44. Dat vergeten we nu even want aan het einde van het jaar komt er een globale evaluatie. Nu gaat het over artikel 45. Het is uniek dat een wetgever beslist om na 5 jaar te evalueren. Persoonlijk heb ik het nog niet vaak gezien dat een wetgever beslist om een hervorming door te voeren en meteen ook plant om die na 5 jaar te evalueren.
Men zou de doeltreffendheid van de organisatie evalueren en dat is meteen de beperktheid van het bericht dat ik u straks breng. Het is een evaluatie van de werking van de federale politie in zijn geheel, maar in het bijzonder van de doeltreffendheid van de gedeconcentreerde organisatie, van de gedeconcentreerde directies van bestuurlijke en gerechtelijke politie.
Waarom gebeurde dat? Omdat er bij de voorbereiding van deze wet heel veel spanning was met betrekking tot die gedeconcentreerde directies. Ik noem een punt. We hebben het gescheiden systeem van een DirJud en een DirCo, een gerechtelijke en een bestuurlijke directeur in elk arrondissement. Ik ken geen enkel ander land in de wereld dat dit heeft. Men stelde toen de vraag of er niet één enkele directeur moest zijn. De wetgever wou dat echter niet omdat men qua verantwoordelijkheden een scheiding wou hanteren tussen de gerechtelijke politie en de bestuurlijke politie. Men wou de justitiële autoriteiten geruststellen dat er voldoende inbreng was en voldoende gezag over de gerechtelijke politie. Dat was een groot discussiepunt. Dat is trouwens een van de redenen waarom deze evaluatieopdracht werd gegeven. Men wou ook bekijken in welke mate de DirJud, de DirCo en hun diensten deden wat de wetgever bedoeld had.
Het rapport dat ik u nu presenteer, is dus daartoe beperkt. Meer mag u nu van mij niet verwachten, u zult meer krijgen op het einde van het jaar in de algemene evaluatie van de politie, hoop ik.
Welke methodiek hebben wij gebruikt? Ik ga onmiddellijk naar het laatste punt: wij hebben in België geen evaluatiecultuur. Ik maak van de gelegenheid misbruik om u dat te zeggen.
J'en profite pour vous dire que nous n'avons pas de culture d'évaluation. À chaque fois qu'on procède à une évaluation, on recommence à zéro.
Voor de evaluatie tien jaar na de politiehervorming hebben wij een methodiek gebruikt die wij goed vonden. Nu heeft de Federale Politieraad opnieuw een methodiek gebruikt, maar er is geen nulmeting. Er is ook op voorhand niet gezegd hoe wij dingen zouden meten in het jaarverslag. Ik pleit er dus voor – wie ben ik – dat, als er initiatieven worden genomen op regeringsniveau, men toch aandacht zou hebben voor een betere evaluatiecultuur, zodanig dat u in het vervolg op een meer gestandaardiseerde en meer gestructureerde manier zou worden geïnformeerd. Nu komen wij immers telkens met een ad-hocrapport, dat ontstaat uit de methodologie die men goed vindt om dat te doen.
In dezen zijn wij begonnen door aan de Vaste Commissie van de Lokale Politie te vragen wat zij denkt over de federale politie, meer bepaald de dienstverlening van de federale politie. Daaruit volgde een vrij kritisch rapport, dat getuigde van heel wat frustraties bij de lokale politie, die toch wel een paar dingen wou zeggen aan de federale politie. De federale politie heeft ook aan zelfrapportage gedaan, met een auto-evaluatie van waar zij dacht te staan. Nadien zijn de inzichten van de federale en de lokale politie samengekomen in een synthesenota, wat ik al een succes op zich vind. Die nota heb ik ook weergegeven in het rapport.
Daarnaast hebben wij andere bronnen gebruikt – de minister heeft er al over gesproken –, zoals rapporten van het Comité P, rapporten van de Algemene Inspectie, rapporten van het Rekenhof enzovoort, die wij ook hebben gebruikt om het voorliggende rapport te schrijven.
Van in het begin hebben wij gezegd dat het niet alleen over de lokale politie kan gaan. Er zijn aspecten bij de lokale politie die een impact hebben op het bestaan en het functioneren van de federale politie. Ik geef een voorbeeld. Als de lokale politie inzake terrorisme dingen die van haar worden verwacht, niet doet en zou willen dat de federale politie dat doet, of omgekeerd, als de federale politie niet in voldoende mate technische politie kan geven, dan gaat de lokale politie dat zelf doen, wat dus betekent dat een bepaalde interactie invloed kan uitoefenen, maar dat is vrij beperkt in dit rapport, om goede redenen.
Je suis content que nous ayons pu assurer la confidentialité. Nous avons envoyé ce rapport au ministre et ensuite au Parlement. Nous n'avons pas rendu ce rapport public pour éviter les discussions dans les médias avant d'en discuter ici. Nous allons "libérer" ce rapport après cette réunion. Nous avons laissé la primeur au Parlement.
Ik wil u toch even de structuur van het rapport meegeven. Er zit een wettelijke basis in. Wij hebben de methodologie ruim uitgelegd. Wij hebben de herhaalde opeenvolgende hervormingen van de federale politie meer in detail besproken. We hebben uitgelegd hoe dit allemaal is ontstaan.
In hoofdstuk 5 staan dan de belangrijkste zaken: les constatations, les conclusions et les recommandations. Daarover gaat het in dit rapport. Het rapport eindigt met een algemeen besluit.
Le chapitre 5 est essentiel et est divisé en plusieurs parties: une introduction, des constatations et conclusions qui ne concernent que la police fédérale et des recommandations qui concernent la police fédérale et la police locale.
En ce qui concerne le contexte stratégique, avant d'en venir aux conclusions et recommandations, il est intéressant de bien situer le tout.
Ik begin met het institutionele aspect. Naast de optimalisatie van de politie moesten nog heel wat andere maatregelen worden genomen, die destijds niet voorzien waren. Die maatregelen hadden betrekking op het institutionele en de infrastructuur van de veiligheid. Het systeem van passenger name registration was bijvoorbeeld niet gepland. Nu worden de passagiers op de luchthavens, en binnenkort ook op andere plekken, geregistreerd. Dat heeft capaciteit gevraagd en daarmee was nog geen rekening gehouden bij de politiehervorming.
Interessanter is het ontstaan en de werking van de Nationale Veiligheidsraad. Daarbij wil ik toch wel even blijven stilstaan. Wij hebben nu de Nationale Veiligheidsraad met twee comités, namelijk een strategisch comité en een coördinatiecomité. Daarnaast werd de formule ingevoerd van de local taskforce. Per arrondissement is er een local taskforce, die gaat over de coördinatie inzake terrorisme. In elke gemeente is er ook een LIVC die daar de informatiehuishouding bespreekt.
Mijn vraag aan u is de volgende. Die structuur is er nadien gekomen, het is een bijkomende beleidsstructuur. Ik juich die persoonlijk toe, ik vind dat een goede zaak. Er is orde in de wanorde gekomen, om beslissingen te nemen inzake radicalisering en terrorisme. Maar waarom gebruiken wij die structuur ook niet voor andere fenomenen? Als die goed is, waarom zetten wij die dan alleen in tegen terrorisme?
Men zou bepaalde vormen van georganiseerde criminaliteit met eenzelfde model kunnen beheren. Dan zou voor iedereen duidelijk zijn hoe beslissingen worden genomen. Nu worden er immers heel veel beslissingen genomen in verschillende fora; ik kom daarop straks terug. Er is het lokale rechercheoverleg. Er is allerlei overleg nationaal. Er is het Kanaalplan, een ander plan en nog een plan. Er is het Nationaal Veiligheidsplan. Er is een kadernota.
Als wij die structuur gebruiken, met een eenduidige strategische beleidsvorming via het Nationaal Veiligheidsplan, met het Kanaalplan en Stroomplan in Antwerpen als aanhangende plannen, als ad-hocplannen, zou het veel duidelijker zijn voor de politie en kan men in een bepaalde goedgedefinieerde structuur werken. Nu wordt men immers geconfronteerd met heel veel. Ik heb het eens uitgeteld.
Le nombre de réunions auxquelles les DirCo participent, tant au niveau local, des arrondissements ou au niveau national, est phénoménal étant donné la quantité de structures de gestion et de décision.
In dat verband houd ik nu al een pleidooi; er zijn nu eenmaal nadien zaken bijgekomen en die hebben natuurlijk een invloed gehad.
Bij de optimalisatie heeft men vooral gefocust op de drie directies en op het commissariaat-generaal, maar toen legde de regering net in de periode van de optimalisatie ook grote budgettaire besparingen op. Dat was een zware handicap voor de hele optimalisatiebeweging.
Ik zal een paar algemene conclusies trekken, om dan over te gaan naar de aanbevelingen.
Ten eerste, de gedeconcentreerde structuur van de federale politie sluit nu geografisch aan bij de arrondissementen en provincies. Dat is een goede zaak. Mag ik u uitnodigen om dat vast te houden?
Het is goed dat een politiestructuur zich vindt in een bestuurlijke structuur en een gerechtelijke structuur en dat er geen verschillen zijn inzake onder andere oppervlakte, grondgebied, verantwoordelijkheidsgebied.
Het is een heel goede stap geweest dat de gerechtelijke arrondissementen, de DirCo's en de FGP hetzelfde grondgebied beslaan. Er zitten nog een paar kleine anomalieën tussen, hoewel dat een verkeerd woord is. In Halle-Vilvoorde is er nog geen echte DirCo. Charleroi beslaat twee gerechtelijke arrondissementen. Die zaken, die een politieke geschiedenis hebben, zijn nu minder relevant.
Mijn boodschap is hier dat er een overeenstemming op het vlak van niveau is. Dat komt in mijn beslissingsboom, die ik daarnet beschreef, ook terug. We kunnen die structuur en de Nationale Veiligheidsraad in elkaar schuiven en beter bij elkaar brengen.
Een tweede zaak is dat met de optimalisatie de verwachtingen enorm groot waren. Men heeft die nog versterkt. De toenmalige leiding van de federale politie is rondgegaan bij de lokale politie om de verwachtingen na de optimalisatie te inventariseren.
Het is een goede zaak dat men bottom-up meedenkt over wat men verwacht van de federale politie, maar daardoor creëert men ook veel verwachtingen bij de lokale politie. Dat speelt nu een rol in de beoordeling van hoe het is geworden.
Men moet ook leren om de verwachtingen niet te ambitieus te formuleren. Als men kijkt naar het nationaal veiligheidsplan, heeft de politie, en ik meen ook de regering, zelf bijgedragen aan een soms te ambitieuze prioriteitenstelling en een te ambitieuze doelstellingenbepaling.
Men moet volgens mij veel meer rekening houden met de middelen, die men heeft om de dingen te doen. Ik denk dat dit de les is die wij moeten meenemen naar het volgende nationaal veiligheidsplan en de volgende kadernota: budgettair realisme bij de realisatie van die plannen.
De evaluaties van het nationaal veiligheidsplan en van de kadernota zijn nu al bezig. Ik hoor en lees nu al dikwijls: we hadden niet de middelen om dat te doen. Ik weet wel dat er beperkingen zijn geweest, besparingen, maar men moet toch meer realistisch worden bij de opmaak van de plannen.
Er zijn natuurlijk twee grote zaken bijgekomen. Eerst en vooral waren er de terroristische aanslagen. Voornamelijk de gerechtelijke politie, maar ook de bestuurlijke politie heeft enorm geleden onder de impact van de aanslagen. Ik ben verscheidene keren vanuit de commissie aanslagen naar de FGP Brussel geweest: er werd bijna niks anders meer gedaan dan terrorisme. Terecht, maar dan heeft men geen capaciteit meer voor die andere criminaliteit. Het parket zat dan dikwijls met het probleem tot wie zich te wenden. Ook de lokale politie had met haar recherchediensten niet altijd de middelen om die behoefte op te vangen. Dat heeft een enorme impact gehad op het functioneren en het succes van de deconcentratie in de arrondissementen, geconfronteerd met de verwachtingen.
Ik vermeld ook de migratiegerelateerde problemen, maar wil dat niet overdrijven, alhoewel de politie mij zegt dat ik dat moet vermelden. Waarom? Ik vind dat de politie een zekere vorm van nieuwe fenomenen moet aankunnen. We zullen toch niet voor elk fenomeen politiecapaciteit toevoegen? Er moet wel flexibiliteit zijn bij de politie en een reservecapaciteit om nieuwe fenomenen te kunnen opvangen. Dat mogen we toch verwachten? Migratie staat dus vermeld, maar overdrijf dat niet: terrorisme is naar mijn gevoel veel belangrijker qua impact op de optimalisatie. En natuurlijk zijn er de budgettaire beperkingen.
Wat ik hier ook vermeld – en dit staat ook in het rapport – is dat de politie het bijzonder moeilijk heeft om de digitalisering van de maatschappij te volgen. Daar zijn 101 redenen voor. We hebben daar gedetailleerde rapporten over. Het kan zijn dat men bij het personeel de vaardigheden noch de kunde heeft om dat te doen. Ten tweede zijn de markten om nieuwe machinerie, nieuwe producten en nieuwe programma's te kopen, traag. We zijn heel traag. Ten derde spreekt men soms voor zijn beurt. Ik verwijs naar het dossier van de gezichtsherkenning op Zaventem. Men vangt daarmee aan, maar moet achteraf vaststellen dat de Privacycommissie niet akkoord gaat. Men moet dat eerst aan de Privacycommissie vragen. De digitalisering van de maatschappij moet worden opgevolgd. U leest met mij rapporten over cybercrime en andere zaken, waarbij de gespecialiseerde diensten in een moeilijke positie zitten.
Er was ook een grote uitstroom van personeel, zeker ten gevolge van de pensioneringsgolf. Heel veel personeelsleden zijn weggegaan, net op het moment van de budgettaire besparingen, die toch wel een aantal gevolgen hebben gehad.
Het derde punt is hier belangrijk.
Plus généralement, on peut conclure que la police fédérale travaille de manière relativement efficace et efficiente, notamment grâce à l'optimalisation – exception faite, toutefois, de quelques points nécessitant une amélioration et de l'attention. L'évaluation confirme que ce n'est pas la structure organisationnelle de la police fédérale qui est remise en question.
Binnen de Federale Politieraad pleit dus niemand voor opnieuw een grote hervorming van de federale politie. Men wil het systeem met twee niveaus en de interne reorganisatie met de optimalisatie en de deconcentratie bewaren en versterken. Dat is het uitgangspunt. Men zegt mij trouwens dat de federale politie veranderingsmoe is. Men heeft al zoveel hervormingen meegemaakt dat er een zekere…Il y a une certaine fatigue quant aux réformes successives.
Niemand stelt echter de structuur in vraag. Wat er wel in vraag wordt gesteld, leest u verder: de middelen, la structure stratégique, dus de beleidsvoering, het aansturen en leidinggeven, de cultuur — er zijn immers nog mensen bij de federale en de lokale politie die nog altijd niet voldoende geïntegreerd denken, terwijl men die integratie moet aanvaarden en koesteren om het model in stand te houden — en het interne functioneren van een aantal diensten.
Ik geef even actuele cijfers van het deficit. Het budget in zijn geheel, maar zeker het personeeldeficit speelt een grote rol. Bij de gerechtelijke diensten is dat 14,83 % en bij de bestuurlijke diensten is het bijna 20 %. Dat is veel. Ik zeg er wel bij dat dit gemiddelden zijn.
Il est très difficile de justifier le déficit dans les services qui sont les plus prioritaires.
Waarom? Wij hebben een personeelsstatuut dat heel rigide is. Men kan niet zomaar iemand van de ene zuil naar de andere of van het ene systeem naar het andere verplaatsen. Het is een vraag die wij u op het einde zullen meegeven, maar op het vlak van de flexibiliteit naar het personeel toe moet het statuut worden herdacht. Men kan de politie niet blijven aansturen met zo'n rigide statuut. Dat moet natuurlijk gebeuren in overleg met de vakbonden, wat een hele klus zal worden. Ik geef nu al mee dat het deficit hier een gemiddelde is. U hebt een tabel in het rapport die per dienst aangeeft wat het deficit nu is.
De huidige regering, nu in lopende zaken, heeft heel wat inspanningen geleverd om de rekrutering opnieuw aan te zwengelen tot 1.400 personen per jaar. Men vraagt nu zelfs om 1.600 personen per jaar om de leegloop tegen te gaan, om het deficit zelfs maar te kunnen handhaven en zo mogelijk te verbeteren. Er worden inspanningen gedaan, maar er zullen er meer moeten worden geleverd, want als men met een dergelijk deficit verdergaat, dan komt het niet goed.
Il est clair que la cohésion entre la police fédérale et la police locale, ainsi que leur appui mutuel, ne correspond plus aux attentes.
De lokale politie stelt bijvoorbeeld dat zij van de federale politie niet de steun krijgt die zij verwacht. Die steun kan algemene steun zijn, zoals de Algemene Reserve, die bij voetbalwedstrijden en andere evenementen wordt ingezet. De lokale politie klaagt dat zij bij dergelijke taken te weinig steun van de federale politie krijgt.
Het kan ook om gespecialiseerde steun gaan die moet worden aangeboden, zoals de technische politie. In dat verband is de frustratie vrij groot. De steunfunctie staat sterk in de belangstelling.
Ik heb al aangegeven dat "la police fédérale n'est plus en mesure de réagir de manière suffisante et flexible". Er is weinig flexibiliteit; er is geen reserve en het statuut is rigide. Telkens een nieuw fenomeen opduikt, heeft de politie het erg moeilijk dat te overleven. Ik maak niet eens gewag van terroristische aanslagen, die een heel bijzonder fenomeen zijn, waarbij alles uit de kast moet worden gehaald. Daarover spreek ik zelfs niet.
Nu wil ik iets naar voren brengen wat wij blijven en zullen blijven meeslepen, namelijk de scheiding tussen DGA en DGJ. De Belgische structuur kent een scheiding tussen de administratieve politie en de gerechtelijke politie. Dat zal, denk ik, zo blijven. Daaromtrent spelen verschillende tendensen. Ik weet dat Justitie soms droomt van een aparte gerechtelijke politie. Zeker de oud-gerechtelijke politiemensen zijn van mening dat het beter is een aparte gerechtelijke politie buiten de politie te hebben. Ik ben daar absoluut tegen, net als de Federale Politieraad trouwens. Wij moeten de gerechtelijke politie binnen de politie behouden.
Om de gerechtelijke politie echter een zekere zelfstandigheid te geven, zijn op bestuurlijk vlak twee algemene directies gecreëerd. Dat houdt in — en dat is veel te weinig gebeurd — dat netwerkend moet worden gedacht en gestuurd. Weinig activiteiten zijn louter gerechtelijk of louter bestuurlijk. Wanneer in Molenbeek terroristen worden aangehouden en worden opgepikt, heeft dat een bestuurlijke component. De bevolking daar zal immers op straat komen en reageren. De zuilen moeten dus leren veel meer samen te denken. Dat gebeurt wel, maar er kan zeker nog verbetering worden aangebracht. Heel veel richtlijnen die in de zuilen worden gegeven, gelden alleen voor de zuilen.
Op arrondissementeel vlak is nu echter heel veel gedaan, om de coördinatie tussen de DirCo en de DirJud, die ook in de zuilen zitten, te verbeteren. Die houding moeten wij doorzetten. De integratie moet daar doorgaan. Indien wij de DirJud en de DirCo willen behouden — dat schijnt nu volgens wat bij mij voorligt, wel het geval te zijn; hun bestaan wordt niet in vraag gesteld; men wil met de DirCo en de DirJud doorgaan – dan moeten wij voornamelijk de integratiefunctie en de samenwerking bewaren. De hiërarchische lijn mag niet enkel in de zuil overheersen. Er moet een functionele instelling zijn die toelaat kruisverantwoordelijk te ageren.
Ik kom tot de laatste bemerking. Heel wat politiezones plooien terug op zichzelf en zoeken, mede op basis van samenwerkingsakkoorden, naar een grotere zelfstandigheid. Dat is volop gaande. Of dat al dan niet gewenst is en hoever dat mag gaan, laat ik aan uw oordeel over. Volgens mij mag de verzelfstandiging van de lokale politie het bestaan en de meerwaarde van de federale politie echter niet ondermijnen. Om die reden verdedig ik op het einde van mijn betoog de stelling dat de federale politie bepaalde taken in monopoliepositie moet blijven behouden. In België is er bijvoorbeeld een politiedienst, die ik niet nader benoem, die alles zou kunnen doen wat de federale politie reeds doet. Het lijkt mij echter geen goede zaak, aangezien op die manier het model helemaal onderuit getrokken wordt, waarbij verschillende kleine politiediensten vrijwel niets meer kunnen en grotere diensten binnendringen in de bevoegdheden van de federale politie. Ik vind dat bepaalde fenomenen en zaken altijd federaal moeten worden aangepakt. Dat is een uitgangspunt. Een en ander moet dus bijgestuurd worden. Verzelfstandiging is goed, het is goed dat politiezones elkaar helpen, maar de lokale politie mag de federale politie niet vervangen of uitsluiten. Dat is de boodschap die wij hier willen overbrengen.
Dat zijn, grosso modo, de conclusies.
Nu kom ik tot het wellicht voornaamste punt, de aanbevelingen.
Ten eerste, er is geen nood aan een nieuwe reorganisatie. Volgens ons moet het optimalisatiemodel niet veranderd worden, maar kan het in zijn huidige vorm behouden blijven met de twee zuilen. Enkele ingrepen licht ik zodadelijk nog toe, maar die zijn niet fundamenteel ingrijpend. Wij pleiten dus niet voor een revolutie, wel voor een evolutie in de huidige bestaande federale politie.
Ten tweede, het concept excellente politie blijft volgens ons de leidraad. Daarmee bedoelen wij dat community oriented policing, een gemeenschapsgerichte politiezorg, lokale politiezorg ten aanzien van de bevolking, de bakermat van de politie moet blijven. Sommigen bepleiten een zero-based policing, een verharding van de politiecultuur. Ik denk echter dat wij belang hebben bij de essentie van de excellente politiezorg, zijnde de gemeenschapsgerichte politiezorg. Dat gaat ook op voor de federale politie, aangezien zij ook eerstelijnsdiensten te bewaken heeft, bijvoorbeeld in de stations, op de autowegen en in de havens.
Er is nood aan een langetermijnvisie. Ik denk namelijk dat de politie, enigszins noodgedwongen, verzeild is geraakt in een kortetermijnvisie. Er was ook geen meerjarenbudgetplanning meer, waardoor er van jaar tot jaar gewerkt werd, wat de samenwerking en ondersteuning die voor de lokale politie gegarandeerd wordt, vrij flou maakt. Ik meen dat de regering samen met de politie moet nadenken over een langetermijnvisie: waar willen wij met de Belgische politie naartoe? Er werd een document geschreven over de visie voor de politie 2025, dat daarbij volgens mij kan helpen, waarin bijvoorbeeld het idee van de netwerkende politie opgenomen is.
De positie van de commissaris-generaal moet worden versterkt. Het is de derde keer dat ik dat zeg. Ik denk dat de Federale Politieraad daar sterk in gelooft. In het begin, bij de politiehervorming, wou men – ik wil dit hier duidelijk onderstrepen – geen rijkswacht meer. Men wou geen sterk commando meer, los van de politiek. Ik meen dat dat ook terecht was, maar men heeft de functie van commissaris-generaal wel een beetje laten verwateren. Ik ben echter van mening dat er binnen de politie één baas moet zijn, met duidelijke bevoegdheden, die kan aansturen waar het moet. Ik heb ook de artikelen aangegeven die daarop betrekking hebben. Dat belet niet dat er een bottum-upbenadering mogelijk is, maar er moet, onder het gezag van de ministers, binnen de politie wel één leiding zijn, die aansprakelijk is en de politie beter, sneller en sterker kan aansturen. Dat is ook een vraag van de verschillende politiechefs.
Er zou ook aandacht moeten zijn voor de positie van de Vaste Commissie.
Je voudrais explorer cet aspect avec vous.
De Vaste Commissie heeft een positie verworven. Wij hadden die geadviseerd vanuit de Federale Politieraad. Wij hebben een aantal jaren geleden, bij de optimalisatie, geschreven dat de Vaste Commissie van de Lokale Politie een onderdeel moest worden van het directiecomité van de federale politie. Dat is ook zo gebeurd. Er is nu een coördinatiecomité bij de commissaris-generaal, waaraan de Vaste Commissie systematisch deelneemt, met het oog op beleidsvorming, maar het omgekeerde is een probleem. Wat is de zeggenschap van de Vaste Commissie over de lokale politie?
Pour beaucoup de membres de la police locale, la Commission permanente ne doit exercer aucune autorité sur leur travail.
Ik meen dat wij dat op de een of andere manier zullen moeten opvangen. Als wij de eenheid van de politie, de gelijkwaardigheid ten aanzien van de burger en de gemeenschappelijke beslissingen willen verzekeren, dan zal er een zekere afdwingbaarheid van de beslissingen moeten komen, onder het gezag van de politieke overheden, namelijk de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, en de procureurs-generaal. Die beslissingen moeten doorgedrukt worden in de diensten zelf, want als iedereen zijn zin blijft doen, dan zullen wij er niet komen. De Vaste Commissie is daarvoor ook vragende partij, maar is op zoek naar de manier waarop dat moet gebeuren. Het is niet gemakkelijk. De lokale politie kiest vertegenwoordigers in de Vaste Commissie, maar wat is de zeggenschap van de Vaste Commissie over de lokale politie? Wie moet die verzekeren? Ik maak nu een persoonlijke bedenking.
C'est un appel aux autorités pour pallier l'absence de direction au sein de la police.
Wij hebben een inventaris gemaakt van de circulaires en aanbevelingen in de commissie belast met het onderzoek naar de terroristische aanslagen.
Nombre de circulaires et de directives suppléent parfois à l'absence d'autorité dans la structure policière.
We moeten daar een beter evenwicht in zoeken.
Vervolgens zijn er de mandaathouders. We hebben het aantal mandaathouders bij de federale politie sterk beperkt.
D'après certaines personnes, il ne faut qu'un mandataire à la police fédérale: c'est le commissaire général. Avant 2005-2006, il y en avait 40 ou 50. Tous les directeurs étaient à peu près mandataires, avec des mandats limités par un système de sélection. Nous avons réduit cela fondamentalement aux directeurs généraux, aux DirCo et DirJud. Il y a beaucoup moins de mandataires au sein de la police.
Dit komt terug in het rapport dat u aan het einde van het jaar krijgt. Men heeft de tijdelijkheid van die mandaten teruggeschroefd. Dat was een politieke beslissing, dat men mandataris kan blijven als men maar een goede beoordeling krijgt. Persoonlijk pleit ik echter heel sterk voor rotatie, rotatie tussen lokaal en federaal, rotatie in de functies. Er moeten veel meer mensen in een lerende organisatie blijven en met elkaar samenwerken. Dat is echter een discussie die later nog zal terugkomen, ik wil u daar nu niet mee belasten.
Als men die mandaten bespreekbaar maakt, dan moet er ook een loopbaanplanning zijn. Het een hangt samen met het andere, men kan dit niet doen zonder een redelijke loopbaanplanning voor de mensen van wie het mandaat zou aflopen. Dat laat ik nu echter in het midden.
Belangrijk vind ik wel de opdrachtbrieven.
Nous avons installé un système de lettre de mission pour chaque mandataire.
Die opdrachtbrieven worden naar onze mening soms verkeerd geïnterpreteerd. Zo'n opdrachtbrief is immers in feite een persoonlijk engagement van de mandaathouder tegenover zijn autoriteiten. De commissaris-generaal heeft er een gemaakt met de minister. Die geeft aan wat de huidige commissaris-generaal gaat doen tijdens zijn beleid en waarop hij kan worden aangesproken als hij afscheid neemt van dat mandaat. Dat is een opdrachtbrief. Ik meen dat die opdrachtbrieven een heel goed instrument vormen om leidinggevenden mee te krijgen in een gemeenschappelijke leidinggevende rol.
Over de versterkte rol van het coördinatiecomité heb ik al gesproken, met de inbreng van die vaste commissie.
Verder is er Justipol. Wat is Justipol? Dat is de inbreng van de procureurs-generaal op het niveau van de commissaris-generaal. Dat lag eigenlijk stil. We moeten daar eerlijk over zijn, er waren heel weinig vergaderingen met de procureurs-generaal. In het kader van de Federale Politieraad hebben wij gesproken met de procureurs-generaal. Zij waren het ermee eens dat die rol veel actiever moest worden opgenomen en zij doen dat nu ook. Als er beslissingen komen binnen de federale politie die van gerechtelijke aard zijn, dan zullen die meer systematisch besproken worden bij Justipol, om de procureurs-generaal een grotere inbreng te geven in de besluitvorming.
Dan nog een aantal aanbevelingen.
De federale politie moet met een stem spreken en handelen. Dat is belangrijk. Er zijn heel wat verwarrende situaties geweest waarbij componenten van de federale politie het woord voeren. Er mag diversiteit zijn en er moet autonomie worden gegeven, maar het moet wel enige samenhang vertonen.
Er zou een grotere samenhang moeten zijn tussen de DGA en de DGJ onderling. Daar is men nu wel mee bezig. Ik meen dat er nu een beweging is om tussen de DGA en de DGJ veel meer samenwerking en onderlinge afstemming te bevorderen.
Er is ook nood aan meer samenhang tussen de centrale diensten en de arrondissementen.
Il y a des services centraux et les arrondissements. En fait, nous avons affaibli, après l'optimalisation, l'existence et la force des services centraux. La question qui se pose est celle-ci: ne sommes-nous pas allés trop loin? Certains médias disent que nous sommes allés trop loin en matière de corruption et en matière de cybercrime.
C'est le moment de revisiter l'équilibre entre services centraux et services déconcentrés. Pour rappel, cela ne fait pas l'objet de notre étude. Dans la commission parlementaire sur les attentats terroristes, huit critères ont été définis. Je cite cela seulement pour information.
Er zou ook een betere samenwerking moeten komen tussen de eerstelijnsdiensten en de lokale politie. Volgens mij gaat dit nu ook gebeuren want er worden op dat vlak inspanningen geleverd bij de federale politie. Wat bedoelen wij daar echter mee? Als de wegpolitie patrouilleert en zich in een bepaald arrondissement bevindt, dan zou de plaatselijke DirCo dit volgens mij moeten weten. Men kan dit niet gescheiden houden.
In de DGA gaat men ervoor zorgen dat er een betere afstemming komt tussen de eerstelijnsdiensten, de andere diensten van de federale politie en de lokale politie. Op die manier hoeven al die diensten niet gescheiden van mekaar te werken.
Ik refereer ook even aan de achtervolging met dodelijke afloop. Het is al moeilijk genoeg om tot enige coördinatie te komen tussen de verschillende diensten op het terrein. Ik meen dat de DirCo, maar ook de DirJud, op dat vlak een sterkere positie zouden moeten krijgen.
Wij vinden ook dat de federale politie met haar eerstelijnsdiensten haar taken naar behoren zou moeten kunnen uitvoeren. Ik besef dat dit een zware stellingname is. Ik rij tamelijk veel met de auto, net als u. Ik zie de wegpolitie nooit, behalve als ze een ongeval moeten vaststellen. In Nederland kan ik nooit rijden zonder een politieman op de motor of in de auto te zien.
Waarom de autowegen? Dat zijn de snelwegen van de criminaliteit, van rondtrekkende bendes. Als ik een crimineel zou zijn, dan zou mijn eerste zorg zijn om zo snel mogelijk op een autoweg te geraken. Maar hebben die eerstelijnsdiensten — spoorwegpolitie en luchthavenpolitie — de capaciteit die zij nodig hebben? Voor de luchthavenpolitie is het verbeterd na de terroristische aanslagen, de wegpolitie en de andere eerstelijnsdiensten blijven echter een aandachtspunt.
De steuntaken moeten blijvend worden uitgevoerd. Er wordt zelfs gepleit voor een gegarandeerd minimumaanbod voor de lokale diensten. De steundiensten moeten gegarandeerd blijven. Dat vraagt nu om een evaluatie. Wat gaat de regering doen met de middelen die zij aan de politie geeft? Welke capaciteit zal zij geven aan de federale politie om die steun te blijven verzekeren? Sommigen wilden bij de lokale politie een onderscheid maken tussen algemene steun en gespecialiseerde steun. Wij vinden dat niet goed. Wij moeten de algemene steun aan beide componenten blijven garanderen.
Er is ook absoluut nood — en dat is belangrijk — aan het beschikbaar maken en optimaal inzetten van de nodige bekwame middelen, dus voldoende capaciteit in personeel en voldoende middelen in voertuigen, technisch materiaal, enzovoort. Wij spreken wel over bekwame middelen, dus er moet goed worden nagedacht welke middelen wij nodig hebben. Bijvoorbeeld bij personeel, gaat het om alleen algemene rekrutering of ook om rekrutering van specialisten? Wij bevelen aan wat nu zal gebeuren, namelijk dat de rekrutering van specialisten een apart circuit zou kunnen krijgen.
De inzet van nieuwe technologieën op een werkbare manier, gedragen door een goede en redelijke wetgeving is enorm belangrijk, maar het moet ook democratisch aanvaard worden. Er is bijvoorbeeld het inzetten van ANPR-camera's. Men kan overal camera's plaatsen, maar de vraag is: wanneer is het een bigbrothermaatschappij? Tot waar gaat men met technische bewaking? Dat zijn fundamentele vragen die men zich moet blijven stellen.
Dan hebben wij ook gedacht dat besparen goed is voor de regering, maar moet men alleen besparen op de federale politie en niet op de lokale politie, zoals nu gebeurt? De lokale politie blijft haar dotatie krijgen, die is niet verminderd. De besparing gebeurt alleen bij de federale politie en dat vergroot de kloof tussen de federale en de lokale politie.
Toen legde ik een provocatieve stelling op tafel: bespaar ook bij de lokale politie, dan zitten ze in een gelijke politie. Daarop heeft men mij geantwoord dat wij de armoede van de politie niet moesten verdelen. Wij gaan toch niet inboeten op lokale politie? Laat die betaald en gefinancierd worden zoals nu, maar probeer ook de federale politie op niveau te krijgen en te houden. Dat is de boodschap die wij hier willen meegeven.
Er zou ook meer soepelheid moeten komen in de aankopen, in de besteding van de budgetten. Er werden al inspanningen geleverd, door de vorige en de huidige minister, samen met de financiële inspecteur, om te vermijden dat er op het einde van het jaar ongebruikte budgetten zouden zijn door lange procedures, moeilijke procedures, lastenboeken die niet in orde zijn, enzovoort.
Ik kom tot de werving en de selectie. Men klaagt over personeel, maar de grote klacht is dat de rekrutering veel te lang duurt. Kandidaten moeten soms een jaar wachten alvorens te vernemen of zij bij de politie konden beginnen. Dat is uiteraard veel te lang. Dat is een functie die men uitoefent voor de hele politie. Er is een studie geweest om dat te verbeteren en te versoepelen. Dat zal binnenkort ook gebeuren, denk ik.
Bovendien moet het onderwijs van de politie verbeteren. Ook op dat vlak nam de regering initiatieven.
Ik zei het al, wij moeten fundamenteel nadenken over het personeelsstatuut van de politie. Het is veel te rigide.
Last but not least, de KUL-norm. Deze kom niet voor in dit rapport (en staat daarom in het groen), maar komt wel aan bod in het volgende rapport op het einde van het jaar. Er wordt steeds vaker gezegd dat de KUL-norm, de verdelingsnorm van de personeelssterkte, niet meer voldoet aan de actuele toestand.
Ik merk dat mijn scherm het niet meer doet, dus zal ik mijn betoog voortzetten zonder het scherm.
Een volgende aanbeveling is dat de centrale diensten beter zouden moeten werken. Men moet een fundamentele oefening maken over hoe men dat kan doen. DJSOC/Terro, de centrale dienst inzake terrorisme, is volgens mij geoptimaliseerd. Die dienst werkt heel wat beter dan voor de aanslagen. De vraag is of dat ook moet gebeuren met de andere centrale diensten. Welke capaciteit hebben zij daarvoor nodig? Die oefening moet dringend worden gemaakt. Ik verwijs naar de Federal Computer Crime Unit en andere entiteiten die van belang zijn.
Een volgende vraag is of de verdeling tussen de gerechtelijke en federale entiteiten moet worden herzien. U weet dat er een COL. 2/2002 is. Dat is een lijst waarop misdrijven worden verdeeld over de lokale en federale diensten. Wij hebben daarover lang gedebatteerd met de procureurs-generaal. Hun oordeel is om die lijst niet te wijzigen maar om ze verstandig toe te passen en om na te gaan wie wat doet op arrondissementeel en lokaal vlak. Ik denk wel dat er een moment zal komen waarop die lijst zal moeten worden bijgestuurd, maar dan moet men daarover goed nadenken. Dat heeft immers veel repercussies.
Wij pleiten ook voor een iPolice. Er is een project bezig om heel de informaticahuishouding van de politie te herzien en te moderniseren, namelijk iPolice. Ik verneem dat minister De Crem een document heeft ondertekend waarin planning wordt goedgekeurd voor die iPolice. Dat is dringend. Wij werken bijvoorbeeld nog steeds met FEDIS en ISLP. De lokale politie en federale politie gebruiken dus nog steeds een verschillend systeem voor een proces-verbaal. Waarmee zijn wij bezig? Wij zijn bijna in 2020. Die informaticahuishouding blijft dus een zorgenkind.
Gelukkig zijn er toepassingen van de lokale politie. Bijvoorbeeld FOCUS van de politie Antwerpen wordt nu uitgerold over heel de politie. Soms kan het ene dus het andere helpen. Wij hebben in elk geval nood aan goede technologieën en een goede informaticahuishouding.
De informatiehuishouding is vatbaar voor verbetering. Ik hoor nog te veel dat bepaalde informatie niet doorstroomt, dat bepaalde van bijvoorbeeld de wijkagent onvoldoende gecontextualiseerd wordt, niet altijd geraakt waar ze moet zijn en ook niet altijd gebruikt wordt. Er moeten dus blijvende inspanningen gedaan worden.
Wij pleiten op sommige niveaus ook voor het versterken van gecertificeerde functies. Dat zijn functies waarvoor men een specialistische vorming moet hebben gevolgd vooraleer men de functie mag uitoefenen. Ik geef u een voorbeeld ter verduidelijking. Ten tijde van de terroristische aanslagen werd in Molenbeek een telefoon uitgelezen door een agent die daarvan wat kon. Hij stelde dat de inhoud van de telefoon niet gevaarlijk was. Nadien kwam een specialist en die zei dat daar wel veel instond met betrekking tot Abdeslam. Het pleidooi is om vlug gecertificeerde personen aan te stellen, die goed opgeleid zijn en goed bepaalde taken uitvoeren.
Dat moet ons inziens op bepaalde punten het monopolie blijven van de federale politie. Ik vind dat het duidelijk gezegd moet worden. Er zijn taken die de lokale politie steeds moet doen. Er zijn taken die de federale politie steeds moet doen, maar dan wel met voldoende beschikbaarheid en capaciteit. En dan is er een tussenniveau, een grijze zone met taken die beide zouden kunnen doen. Die verdeling moet heel strikt vastgelegd en aangehouden worden.
Ik heb eens bekeken of de doelstellingen van het begin nu al dan niet vervuld zijn. Er was bijvoorbeeld de versterkte wijkwerking. Is die er gekomen? Ik weet het niet. In sommige zones wel, in andere zones niet. Bij de federale te weinig. Ik heb het dan over de eerstelijndiensten, zoals in stations en luchthavens; dat is immers ook een soort wijkwerking.
Ten tweede, is de recherche verbeterd? Ook daar moet ik ja en neen op antwoorden. De recherche heeft middelen maar de problematiek van de federale politie situeert zich voornamelijk en grotendeels op het gebied van recherche: capaciteit, middelen, moderne technieken, specialisten enzovoort. We moeten dus blijven nadenken over het verbeteren van de recherche.
Er moet voornamelijk nagedacht worden over de beleidvoering binnen de politie, met een meer eenduidige beleidvoering en een sterkere positie voor de Vaste Commissie. Last but no least moet de politie de middelen hebben om te doen wat ze zou moeten doen.
Ik heb thuis een klok die ik altijd op 12 uur zet, als ik bezig ben met schrijven. Gisterenavond vroeg ik me af of ik de wijzers op 5 voor 12 moest zetten of 5 over 12 voor de federale politie. Ik heb ze op kwart voor 12 gezet. De federale politie doet goede dingen en is redelijk bezig, maar het wordt wel tijd om een aantal fundamentele problemen op te lossen. Dat zijn problemen van budgettaire aard, van leiding, van beheer en van gemeenschappelijke instelling, met de zuilen die doorkruist moeten worden. Die zaken moet men heel dringen aanpakken om de wijzers voor 12 uur te houden.
U krijgt waarschijnlijk signalen dat het al na 12 uur is. Er zijn bijvoorbeeld vakbonden bij de politie, onder ander Sypol, die regelmatig berichten rondsturen die aangeven dat het kwart over 12 is. Ik vind dat op dit ogenblik niet gerechtvaardigd. Het is wel bijna 12 uur. De federale politie moet de budgetten, de capaciteit en de middelen hebben om te doen wat ze moet doen. Dan moet er weer wat orde worden gebracht in het geïntegreerde politiebestel, met een ruime plaats voor de lokale politie en een goede werking van de federale politie. Dat moet de optie blijven voor het geheel.
De voorzitter: Dank u wel, professor Bruggeman, voor uw uitvoerige uiteenzetting.
Mijnheer de minister, ik zou de leden van de commissie de kans willen geven om wat vragen te stellen over de evaluatie. Er zijn vragen ingediend door de heer Vandenput en een vraag door mevrouw Chanson.
Er rest ons nog een kort tijdsbestek. Ik wil zo veel mogelijk leden aan het woord laten om hun vragen te stellen. Mag ik dan ook vragen de vragen te bundelen en beknopt te houden?
01.03 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor de toelichting.
Ik zal het kort houden. Ik heb een aantal vragen ingediend, waarvan ik er twee zal uitlichten. Ik heb van het kabinet begrepen dat de antwoorden op de andere vragen zullen volgen en zullen worden verdeeld. Het gaat over de afschaffing van de subsidiaire steun.
De wet verplicht de federale politie operationele steun te leveren, zonder onderscheid tussen gespecialiseerde en subsidiaire steun te maken. Op de vraag wat gespecialiseerde steun wel en niet is, wordt geen antwoord gegeven. Voor de federale politie is de definitie van gespecialiseerde steun echter essentieel.
Ik heb daarover drie vragen. Ten eerste, kunt u een definitie van gespecialiseerde steun geven? Wat mogen wij onder subsidiaire steun begrijpen?
Ten tweede, mijnheer de minister, deelt u ons voorstel, om meer ondersteuning in de gespecialiseerde politiezorg te geven en de subsidiaire steun tot een minimum te beperken?
Ten derde, op welke manier zullen fusies van politiezones daartoe bijdragen?
Een volgende vraag gaat over de niet-gefusioneerde arrondissementen. Er werd toegelicht dat het een goede zaak is dat iedereen op hetzelfde grondgebied actief is. Er zijn echter vier arrondissementen die dat niet doen, namelijk Leuven, Halle-Vilvoorde, Eupen en Waals-Brabant.
Ten eerste, mijnheer de minister, kunt u de schaalvergrotingen schetsen die door de fusies zijn ontstaan, waardoor de arrondissementen zich beter, efficiënter en effectiever kunnen organiseren? Dat punt is daarstraks al even aangehaald.
Ten tweede, kunt u aangeven of een fusie voor die vier arrondissementen aangewezen is, zodat ook zij van de schaalvoordelen kunnen genieten?
Ik zit zelf in politiezone Druivenstreek, die grenst aan politiezone Vodi waaronder Tervuren en Bertem vallen. Wij willen fusioneren, maar omdat het gerechtelijk arrondissement er anders is, is dat een moeilijke zaak.
Wij moeten dus een oplossing bieden, waarbij er ook schaalvergroting is voor die arrondissementen.
Dat waren mijn ingediende vragen. Ik heb ook nog twee korte vragen.
Ten eerste, u had het over één leiding voor de politie en meer slagkracht voor de commissaris-generaal, wat inderdaad een goede zaak is. Wat moeten wij echter onder "leiding van de politie" begrijpen? Vandaag is de commissaris-generaal een collega van alle korpschefs in het land en heeft hij niets te zeggen. Is het de bedoeling dat de commissaris-generaal ook deels leiding aan de lokale korpschefs zal geven?
Ten tweede, u sprak over besparen op de dotatie aan de lokale politiezones, waarmee u enigszins de knuppel in het hoenderhok gooit.
Ik zou dat niet overwegen. Wij zijn ook met de meerjarenplanning bezig. Als men die federale dotaties laat zakken, doet men alleen maar de factuur voor de steden en gemeenten stijgen, want er is natuurlijk een politioneel kader nodig om de veiligheid te garanderen. Dat is dan opnieuw een maatregel die nefast is voor de gemeenten.
De voorzitter: Mijnheer Vandenput, ik begrijp dat uw vragen deels gericht zijn aan de minister en deels aan de heer Bruggeman. Ik stel voor dat we de minister eerst aan het woord laten.
01.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Vandenput, uw eerste vraag ging over de subsidiaire steun.
Noch de wet van 7 december 1998 met betrekking tot de organisatie van de geïntegreerde politiedienst, noch de memorie van toelichting definiëren de beginselen van wat gespecialiseerde of subsidiaire steun is. Dat is logisch omdat de invulling van wat gespecialiseerde steun en wat subsidiaire steun is ondertussen sterk is geëvolueerd. Het veiligheidsbeeld van 1998 is niet het veiligheidsbeeld van 2019. Wat in 1998 als gespecialiseerd inzake expertise en inzet van middelen werd beschouwd is dus verschillend van hoe men dat nu ziet. Ik denk bijvoorbeeld aan computercriminaliteit en het gebruik van telefonische middelen.
De reikwijdte van de concepten van gespecialiseerde en subsidiaire steun wordt dan ook permanent geëvalueerd in de coördinatie- en overlegplatforms van de politie maar ook in van die van Justitie.
De mogelijke fusies van of andere samenwerkingsformules tussen lokale politiezones kunnen hierop ook een invloed hebben. De synergie tussen zones kan bijdragen aan een ander evenwicht in de types van steunaanvragen aan de federale politie.
De sterke variatie tussen de zones, zowel geografisch qua typologie als inzake het aantal personeelsleden en de beschikbare middelen, zorgen dat de verwachtingen inzake steun van de federale politie gaan van het ondersteunen van de eigen basisopdrachten, voor kleinere zones is dat heel vaak het geval, tot het leveren van hooggespecialiseerde steun. Voor grotere zones is dat heel vaak het geval, in de stedelijke zones en de randstedelijke zones.
Een specificatie tussen de beide soorten van steun is er niet. Het is meer een generisch gebeuren dat is ontstaan. Het is misschien aangewezen om parameters te maken van wat als generische steun en wat als subsidiaire steun zou kunnen worden beschouwd.
Dit zal uiteraard ook een financiële impact hebben. Dat is een van de redenen waarom men terughoudend is om dit te gaan definiëren. Volgens mij dringt een definitie van beide vormen zich op. Op die manier zal men het politiewerk aan de basis nog beter kunnen doen en zal men de criminaliteitsbestrijding nog beter kunnen aanvatten.
Uw tweede vraag heeft betrekking op de niet-gefuseerde arrondissementen.
De arrondissementen die een schaalvergroting hebben gekend, ondervonden voordelen dankzij de inplanting van het Arrondissementeel Informatiekruispunt (AIK) van de dienst belast met een beter beheer van de PLIF-functionaliteiten, waarbij PLIF staat voor Personeel, Logistiek, Informatica, ICT en Informatie en Financiën, en van de inplanting van het Interventiekorps (CIK).
De voordelen komen voornamelijk voort uit de rationalisering van een aantal diensten en uit de capaciteitswinst die prioritair is aangewend voor de operationele activiteiten op het terrein, wat eigenlijk van toepassing is voor alle zones op het grondgebied, omdat er, omwille van een heel eenvoudige optelsom, meer personeelscapaciteit is wanneer er wordt gefuseerd. Dat is zo klaar als een klontje, maar niet iedereen wil dat, wanneer er sprake is van fusies, effectief inzien. Dat leidt natuurlijk tot een betere dienstverlening in een aantal domeinen ten bate van wie een beroep doet op de diensten.
De reorganisatie van de gedeconcentreerde directies van de federale politie gebeurt conform de territoriale indeling van de gerechtelijke arrondissementen, met name de tien provincies en Brussel, Halle-Vilvoorde, Eupen en Charleroi. De aanwijzing van de gerechtelijke directeurs specifiek voor Halle-Vilvoorde, Eupen en Charleroi gebeurt in afstemming van de aanwijzing van een procureur des Konings in elk van die parketten.
De arrondissementen zonder schaalvergroting kennen geen vermindering van de overheid inzake management en hadden ook weinig ruimte om de operationele effectieven te versterken. Deze arrondissementen beschikken niet over een eigen logistiek dienstencentrum, maar zij kunnen hiervoor wel een beroep doen op de ondersteuning van de Directie Logistiek van de Algemene Directie Middelenbeheer en Informatie. Het feit dat voor de arrondissementen Halle-Vilvoorde en Eupen de provinciale organisatie van het Communicatie- en Informatiecentrum (CIC) een geografische scheiding inhoudt van deze dienst en het Arrondissementeel Informatiekruispunt (AIK) belet echter niet dat de AIK's hun opdracht kunnen invullen.
Mijn antwoord op uw vragen kan een beetje steriel lijken, maar ik denk dat wij in elk geval zouden moeten kunnen overgaan tot de fusies van de zones die ook het ambtsgebied van de gerechtelijke politie of de zones die bevoegd zijn onder de procureur des Konings omvatten, omdat dat echt in de logica zit van een uniforme politiedienst, die lokaal is maar verdeeld over een grotere territoriale toepassing. Met andere woorden, in de toekomst zouden wij moeten kunnen gaan naar de fusies van politiezones die ook andere gerechtelijke arrondissementen bestrijken.
01.05 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor de volledigheid van uw antwoorden.
01.06 Willy Bruggeman: Mijnheer de voorzitter, wat betreft de positie van de commissaris-generaal. Onze voorstellen hebben geen impact op de leiding van de lokale zones. De commissaris-generaal heeft geen leidinggevende functie op het vlak van de zones, maar wel op zijn drie directeurs-generaal.
Er is een artikel dat bepaalt dat er bij consensus moet worden beslist door de commissaris-generaal en zijn drie directeurs-generaal. Bij gebrek aan consensus moet hij zich wenden tot de minister. Dit is volgens ons geen manier van leiding geven.
Bij de start van de politiehervorming was er sprake van enig wantrouwen en leefde de vrees dat het gerechtelijke aspect onvoldoende aan bod zou komen. Wij menen dat de commissaris-generaal volwaardig leiding moet kunnen geven, maar dit veronderstelt dat hij problemen met zijn directeurs-generaal bespreekt met de bevoegde ministers. Hij is daarvoor accountable.
Nu is er sprake van een accountability die tussen alles en niets zit. Ik meen dat er op bepaalde momenten een eenduidige leiding moet zijn, in hoofde van een persoon. Vooral het directiecomité, maar ook het coördinatiecomité met de lokale politie moeten wel helpen bij het voorbereiden van de beslissingen. De consensusformule, waarbij directeurs-generaal zich bovendien kunnen wenden tot de minister, en het feit dat zonder consensus een politieke beslissing wordt genomen, vinden wij veel te verregaand.
Wat betreft het niet spreiden van de besparingen over de lokale zones. Ik ben het met u eens dat wij een knuppel in het hoenderhok hebben gegooid door te stellen dat de overheid niet alleen maar kan besparen op het federale niveau want dan maakt men dat niveau te zwak waardoor het evenwicht zoek raakt. Wij pleiten niet voor het afnemen van middelen voor de lokale zones, wel voor het geven van voldoende middelen aan de federale politie.
01.07 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le professeur, je vous remercie. J'ai déjà toute une série de réponses à certaines des questions que j'avais déposées à M. le ministre. Toutefois, j'aimerais revenir sur plusieurs éléments. À la lecture de ce rapport d'évaluation, on constate que toute une série de priorités pour lesquelles cette évaluation a été initiée n'ont pas encore été tout à fait atteintes. M. le professeur l'a dit, la conclusion est en demi-teinte, avec un oui et un non.
Je constate que le commissariat général est toujours insuffisant par rapport à son rôle. Il aurait dû être renforcé. On constate également que les liens entre police fédérale et polices locales, sur le terrain, ne sont pas encore satisfaisants. La formation policière n'est pas encore réellement adaptée, avec des délais d'attente très longs. J'ai entendu que des choses sont déjà en marche, et je m'en réjouis.
J'aimerais également souligner l'importance de conserver une colonne vertébrale forte pour la police fédérale. Je pense que nous avons déjà des éléments de réponse dans les différents constats qui viennent d'être posés et les différentes améliorations qui doivent encore être mises en place. Un chapitre de ce rapport est intitulé "Constats qui concernent la police locale et qui ont un impact sur le fonctionnement et l'efficacité de la police fédérale". J'aurais bien aimé un chapitre consacré à l'inverse, à savoir des problématiques fédérales qui ont un impact sur le local.
Monsieur le ministre vient d'ailleurs de donner quelques éléments de réponse à mon collègue, notamment en matière de lutte contre la criminalité. Les moyens actuels sont faibles. Suite aux restructurations, il n'y a pas assez de personnel dans certains services. On a parlé de services centraux, mais il y a aussi un manque de personnes de terrain. Je fais le même constat. Je roule parfois en voiture. Je n'ai jamais été contrôlée depuis que j'ai mon permis. Je ne trouve pas cela normal. Si on passe la frontière, on est contrôlé à tous les carrefours autoroutiers.
Monsieur le ministre, ma question va être très générale. Au vu de ce rapport d'évaluation, nous pourrions discuter et se poser des questions beaucoup plus précises. Nous n'avons malheureusement pas le temps. Pour répondre à ces différentes interrogations, j'aimerais vous demander aujourd'hui: quelle est votre vision à long terme? Quelle police voulez-vous pour demain? Sur la base de ce rapport et des différentes recommandations qui sont faites, quelles sont les dispositions que vous pouvez prendre pour remédier aux lacunes que l'on constate aujourd'hui dans notre police? Je vous remercie.
01.08 Pieter De Crem, ministre: Madame Chanson, j'ai déjà essayé de répondre à quelques-unes de vos questions durant mon intervention. En ce qui concerne le fonctionnement de certains services, je pense par exemple à celui qui s'occupe des contrôles autoroutiers ou d'autres actions policières sur lesquelles vous insistez, je ne parlerais pas de pénurie. Cependant, le manque de personnel spécialisé a fait basculer, de temps en temps, l'ordre des priorités. Nous avons connu des attaques terroristes, et, comme je l'ai mentionné, nous faisons face à de la cybercriminalité et à la traite des êtres humains.
Dans la note d'évaluation que M. le président a proposée, il ouvre des pistes ou nous propose des orientations qui devraient inspirer le travail du prochain gouvernement et du ministère de l'Intérieur, si tant est qu'il s'agit toujours d'une question de moyens financiers. Il y a les priorités, et les moyens financiers. La question sera de savoir si, dans le prochain accord gouvernemental, nous aurons l'opportunité d'avoir accès à des moyens financiers supplémentaires.
Voulez-vous ajouter quelque chose?
01.09 Willy Bruggeman: Dans le rapport, vous verrez que l'impact du déficit de la police fédérale sur la police locale est énorme, surtout en ce qui concerne les HyCap. Je ne peux donc que confirmer votre demande. Comme le dit M. le ministre, la question est celle des moyens que l'on donne à la police fédérale.
01.10 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, wij zijn heel open en genereus ten aanzien van onze grote liefde, de Kamer van volksvertegenwoordigers, maar ik denk dat de vragen nu vooral technisch zullen worden. Met het goedvinden van de collega's, stel ik voor dat zij hun vragen stellen en dat ik ze volgende week met veel genoegen nog diepgaander zal beantwoorden.
De voorzitter: Ik dank u voor de suggestie. Ik wil de commissie inderdaad vragen of zij ermee akkoord gaat dat iedereen zijn vragen nu stelt. Er is een datum geprikt voor een tweede vergadering waarop alle antwoorden kunnen worden gegeven, maar ik wil alle leden de kans geven om hun vragen nu te stellen.
Ik geef het woord aan mevrouw Ingels.
01.11 Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mag ik nog twee vragen stellen aan de heer Bruggeman?
De voorzitter: Jawel. U mag vragen stellen en ze worden volgende week beantwoord.
01.12 Yngvild Ingels (N-VA): Maar dan komt de heer Bruggeman niet. Is het de heer Bruggeman of enkel de minister die komt?
01.13 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, (…) ten zeerste bereid om hier volgende week aanwezig te zijn.
01.14 Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer Bruggeman, u hebt gesproken over de grote uitstroom door de pensioneringsgolf, maar ik denk dat er iets meer aan de hand is.
Ik denk dat er ook een grote uitstroom is omdat het soms aantrekkelijker is om voor een lokale zone te werken. Wij moeten ook aandacht hebben voor de vlucht van de federale naar de lokale politie, dat wat de uitstroom betreft.
Wat de instroom betreft, u weet dat er heel veel inspanningen werden en worden geleverd, maar dat die er soms niet voor zorgen dat de plaatsen worden ingevuld. Er melden zich veel minder mensen aan om politieman of -vrouw te worden. Hoe kunnen wij de aantrekkelijkheid van de job meer benadrukken?
Moeten volgens u bepaalde functies binnen de federale politie, zoals experts in een witwascel of mensen bij de CIC's, per se door een politieman of -vrouw worden uitgeoefend? Zijn er bepaalde taken die wij aan burgerpersoneel kunnen uitbesteden, waarmee ik niet het CALog-personeel, zoals dat nu bestaat, bedoel. Is een uitbreiding met specifieke, goed omlijnde functies volgens u een mogelijkheid?
Ten tweede, u hebt daarnet gesproken over de accountability van het CG. Voor mij gaat accountability ook samen met een zekere vrijheid. Wie moet managen en verantwoording moet afleggen, moet daartoe ook de tools in handen krijgen.
Collega's, in het kader van de begroting van voorlopige twaalfden hebben wij geprobeerd om dat budgettair enigszins open te breken. Als een CG in het midden van het jaar als een goede huisvader in zijn boekhouding vaststelt dat de personeelskredieten opgebruikt zijn omdat de loonmassa te groot is voor het aantal resterende maanden, dan stellen wij voor dat dit op een soepele manier in prioritaire zaken kan worden omgezet, evenals bijvoorbeeld de aankoop van zaken als ICT en ander materiaal, zonder dat daarvoor de toestemming nodig is van talrijke instanties. Wij zijn het dus eens met de accountability als dat ook vrijheid betekent met de tools om zelf zaken uit te voeren.
Graag had ik uw visie daaromtrent gehoord.
01.15 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, sta me toe om even terug te komen op de vraag van de minister om de vragen volgende week te beantwoorden. Wij zijn het volledig oneens met het verzoek van de minister. Immers, de eerste vraag die hier gesteld wordt, wordt al meteen ontweken door te antwoorden dat we er later wel op terugkomen. Wij zitten nu in een open debat en wij willen dat de vragen daarin opgenomen worden.
01.16 Minister Pieter De Crem: Welke vraag heb ik al ontweken? Gaat het om een vraag van uzelf, of doelt u op de vraagstelling in het algemeen?
01.17 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, de eerste vraag die hier gesteld werd, weliswaar een redelijk technische vraag, hebt u beantwoord door voor te stellen dat we er volgende week verder over discussiëren.
01.18 Minister Pieter De Crem: U neemt het nu dus op voor een vraag die door de heer Vandenput gesteld is. Ik heb niet de indruk dat de heer Vandenput de mening toegedaan is dat zijn vraag ontweken werd, wat evenmin opgaat voor de vraag van uw vrouwelijke collega. Integendeel, ik heb op elk van de aspecten een antwoord gegeven.
01.19 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, het gaat hem erom dat wij het debat nu willen voeren.
01.20 Minister Pieter De Crem: Goed, mijnheer Colebunders. Wat wenst u in het debat in te brengen?
01.21 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Ik wens zelf ook mondelinge vragen te stellen.
01.22 Minister Pieter De Crem: Daarmee heb ik geen enkel probleem.
De voorzitter: Mijnheer Colebunders, de leden komen met hun vragen in volgorde aan bod. Het gaat louter om een praktische aangelegenheid. Om die reden werd er een nieuwe datum geprikt.
01.23 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, est-il possible d'avoir la parole, à un moment donné?
Le président: Je vous donne immédiatement la parole, monsieur Thiébaut.
01.24 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, j'espère que Pr Bruggeman reviendra. En effet, je siégeais déjà ici en 2009, quand il était venu présenter son premier rapport. Par conséquent, j'espère qu'il apportera des réponses la semaine prochaine et que je ne devrai pas encore attendre dix ans, parce que je ne siégerai peut-être plus à ce moment-là.
Précisément, je me souviens de cette évaluation datant de 2009. Je crois être le dernier survivant de cette époque-là – avec vous, professeur Bruggeman, bien entendu. S'agissant du travail que vous aviez effectué, je vous poserai une question très simple: dix ans plus tard, pensez-vous que les recommandations ont été entendues? En effet, si l'on en émet, ce n'est pas pour, ensuite, recommencer une évaluation, élaborer de nouvelles recommandations et se demander à quoi tout cela a servi.
D'après vos explications, j'ai l'impression d'une moins bonne connexion entre les niveaux fédéral et zonal. Cela n'apparaissait pas, selon moi, dans votre première évaluation, en 2009. Dès lors, ne pensez-vous pas qu'il faudrait reconstruire des ponts entre les deux structures? À titre d'exemple, je préside une zone de police depuis un certain temps et, cette semaine, je vais présider le conseil zonal. Celui-ci représente, à mes yeux, le lieu par excellence où tous les acteurs sont réunis. Selon vous, ne devrait-on pas obliger ce conseil à se réunir plus souvent, de manière à établir davantage de connexions avec l'échelon fédéral?
Vous n'avez pas évoqué la fameuse norme KUL dans votre rapport, mais bien dans votre exposé. Ne convient-il pas de la réévaluer? Cela fait des années qu'on en parle, car elle n'est vraiment plus adaptée aux réalités de terrain. Quand elle énonce qu'il faut un agent de quartier pour 4 000 habitants, je puis vous indiquer qu'il existe en Wallonie des communes de 5 000 habitants –communes qui regroupent dix villages. En clair, cela signifie qu'un agent de quartier est jugé suffisant pour gérer la police de proximité dans dix villages. C'est vraiment une ineptie. De plus, on sait que la norme KUL constitue la base du financement des zones par le fédéral, lequel considère qu'elle témoigne des besoins réels de l'échelon local. Autrement dit, si certaines communes veulent engager plus d'agents, il leur revient de les financer. J'espère donc que les autres groupes politiques insisteront pour que cette norme soit revue.
Vous avez aussi parlé de la police de la route, en précisant à juste titre qu'elle n'était pas aussi visible que chez nos voisins.
J'étais à Paris hier. J'ai vu plus de policiers sur l'autoroute qu'en Belgique. Je ne suis pas étonné. Je suis un hennuyer et je constate que la police de la route en province du Hainaut se résume parfois en une patrouille la nuit. Nous sommes pourtant la plus grande province de Belgique, avec un million d'habitants. Ce n'est pas possible! On rencontre de nouveau ici un problème de financement.
Au niveau de la police fédérale, les acteurs ont aussi l'impression qu'ils sont sous-financés par rapport aux dotations accordées aux zones de police. C'est ce que je ressens et ce qui transpire un peu de votre rapport. Mais ce n'est pas vraiment le cas car les zones sont également mécontentes du financement. Lors du premier exercice budgétaire de la législature précédente, on n'avait pas indexé les dotations des zones en disant que, de toute façon, ce serait compensé par le saut d'index des salaires. Mais ces 2 % de non-indexation ont été perdus définitivement. Dès lors, même dans nos dotations, nous connaissons un sous-financement.
Monsieur le ministre, on nous dit que la mise en œuvre de la DAB est difficile, notamment pour ce qui concerne le recrutement. Pourriez-vous, la semaine prochaine, nous apporter une évaluation de cette mise en œuvre?
Il nous revient aussi que le Conseil des bourgmestres connaissait des difficultés de fonctionnement, notamment dues à un manque de moyens en provenance du fédéral. Pourriez-vous m'apporter des éclaircissements à ce sujet?
01.25 Franky Demon (CD&V): Ik wil u graag bedanken voor de mooie samenvatting van het onderzoek.
Zoals de heer Thiébaut zei, dateert de eerste evaluatie al van tien jaar geleden. CD&V blijft zeer sterk achter het deconcentratieprincipe staan: deconcentreren wat kan en centraal houden wat moet. U hebt gezegd dat de hele organisatie hervormingsmoe is en dat wij bij de volgende beslissingen in de komende legislatuur daar absoluut rekening mee moeten houden.
Mevrouw Ingels wees erop dat de capaciteit een achilleshiel blijft. Mijnheer de minister, zitten er maatregelen in de pijplijn om extra mensen aan te nemen en, vooral, te houden? In Brugge hebben wij anderhalve maand geleden bijvoorbeeld een lokale campagne opgestart. Wij garandeerden de mensen dat zij in Brugge kunnen starten, als zij intekenen en de West-Vlaamse politieschool volgen. Plots gingen er meer dan 200 mensen in op die vacatures. Is dat niet iets om over na te denken? Kan dat systeem niet uitgerold worden op andere plaatsen?
Het huidige personeelsstatuut biedt weinig flexibiliteit, wat niet helpt om mensen te rekruteren. Een nieuw HR-concept zou soelaas kunnen brengen. Acht u dat nuttig, mijnheer de minister? Zijn er daartoe al stappen gezet? Het gaat vaak om mandaatfuncties. Het steeds hernieuwen van een mandaat is geen goede zaak. Een mandaat is iets tijdelijks. Wij mogen het niet te vaak aanpassen.
Door het tekort moet de lokale politie, die zelf op haar tandvlees zit, bijspringen bij de federale politie. Wij hebben echte oplossingen nodig. Ik steun het voorstel van collega Ingels. Als wij bijvoorbeeld middelen te kort hebben voor de aanschaf van materiaal, terwijl er middelen over zijn voor mankracht, dan zouden wij die middelen kunnen overzetten, zodat die ingezet kunnen worden voor alles wat met veiligheid te maken heeft.
Misschien kunnen wij in de komende legislatuur een compromis vinden over de aanpassing van de KUL-norm, die rekening zou houden met onder andere schaalvergroting, waardoor de middelen eerlijker en beter worden verdeeld? Staat u, beiden, hiervoor open? Is dat ook uw visie? Het antwoord mag gerust volgende week worden verstrekt.
01.26 Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijnheer Bruggeman, dank u wel voor jullie toelichting.
Er zijn al een paar vragen gesteld. Ik zal deze niet herhalen. Ik had alleen nog een paar bijkomende vragen.
Ik zou de minister willen vragen om een stand van zaken inzake het implementeren van de aanbevelingen uit dit rapport. Ik denk dan vooral aan de positie van de commissaris-generaal. In de onderzoekscommissie hebben wij vastgesteld dat degene die de leiding heeft ook genoeg daadkracht moet hebben om te kunnen functioneren en op tijd te sturen als dit nodig is. Hiervoor zijn evenwel enkele wetswijzigingen nodig. Bovendien moet de minister van Justitie hierin een rol krijgen. Wat is de stand van zaken omtrent de aanbevelingen en dan vooral deze die betrekking hebben op de commissaris-generaal?
In het rapport wordt ook verwezen naar de KPMG-evaluatie. Wij hebben die evaluatie nog steeds niet gekregen. Kan de commissie hierover beschikken zodat wij met kennis van zaken hierover kunnen oordelen? Kunnen wij dat KPMG-rapport ontvangen vóór onze volgende vergadering?
Er werd al een vraag gesteld over het statuut van het personeel. Ik zal ze niet herhalen.
Mijnheer Bruggeman, op bladzijde 29 hebt u het over de positie van de DirJud en DirCo. Wij hebben hier lang over gediscussieerd. Ik lees dat er onvoldoende draagvlak is voor het verenigen in één persoon van de positie van zowel de DirJud als de DirCO. Wij weten wel allemaal hoe belangrijk het is dat beide met mekaar kunnen samenwerken en informatie met mekaar kunnen delen.
Hoe moet ik die paragraaf lezen? Hoe rijmt dit met de aanbevelingen van de onderzoekscommissie?
De overige vragen zijn reeds gesteld en ik zal die dan ook niet herhalen.
01.27 Vanessa Matz (cdH): Monsieur le président, excusez-moi, mais l'idée est tout de même que chaque groupe politique puisse parler. Le groupe PS s'est déjà exprimé. Ne peut-on pas, avant, faire le tour de tous les groupes politiques? C'est normalement comme cela que les choses se passent, avant que l'on donne la parole à un deuxième membre qui veut la prendre, ce qui est par ailleurs bien légitime. Cela me semble en tout cas de bon compte.
Le président: Si M. Senesael est d'accord, je n'ai pas de problème avec cela.
01.28 Daniel Senesael (PS): Oui monsieur le président, si ce n'est que nous avions déposé des questions qui n'ont pas été reprises par le secrétariat. Cela fait plusieurs semaines que les questions que nous envoyons ne sont pas reprises dans les différents ordres du jour. Maintenant, c'est le président qui décide.
Le président: La parole est à Mme Matz, et elle sera ensuite à M. Senesael.
01.29 Vanessa Matz (cdH): Merci, monsieur le ministre, et monsieur le professeur pour ces exposés très détaillés et bien argumentés. Ce n'est pas une fixation, mais le ministre sait que c'est souvent la trame de fond de votre exposé: je voudrais reparler des problèmes de financement de la police fédérale. En effet, on constate que bon nombre de procédures ou de mises en œuvre de décisions ne peuvent pas se faire de manière optimale à cause d'une diminution du budget de la police fédérale. C'est un constat.
Au-delà de la diminution de ce budget, on trouve aussi une forme de philosophie, qui a régné avant que vous ne soyez, monsieur De Crem, ministre de l'Intérieur. Il s'agissait de donner un maximum de missions aux arrondissements et d'en garder un minimum au niveau central. L'intention était louable car il s'agissait d'un rapprochement des missions et de plus de proximité par rapport aux citoyens. Mais il n'en reste pas moins qu'un certain nombre de missions ne sont plus assurées à un niveau central.
Nous avons parlé de la police de la route, mais je prendrai un autre exemple, qui est relativement dommageable. Il s'agit de l'OCDEFO, chargé de la criminalité financière et économique. Pour cet office, il a été décidé que les choses se feraient uniquement au niveau déconcentré. On s'est interrogés à l'époque sur la raison de l'absence d'un point central. Nous savons que ces enquêtes dépassent largement nos frontières. Comment pouvions-nous disposer d'un point de contact pour mener des enquêtes internationales en ce domaine?
On sait aussi que ces organes rapportent beaucoup d'argent à l'État fédéral. C'est évidemment une ineptie.
Nous avons toujours dénoncé le transfert de certaines missions centrales de l'État fédéral vers des entités déconcentrées, au point que l'organe central cesse de fonctionner et finit par être supprimé. L'OCDEFO est l'exemple marquant de la politique qui a été suivie par votre prédécesseur.
En réponse à une question que nous vous avions adressée en février dernier, vous indiquiez que la police fédérale avait affronté plusieurs problèmes de recrutement. Au-delà de la longueur des procédures, de sérieuses économies dans le budget de la police avaient été décidées –principalement en 2014 –, si bien que le rattrapage nécessaire en était devenu impossible, sans compter que de nouvelles missions ont été assignées. Je pense, bien sûr, à la lutte contre le terrorisme.
Monsieur le ministre, quelle est l'importance des moyens accordés à la police? Quid des recrutements? Un collègue a parlé des 1 600 personnes qui devaient intégrer la DAB. On sait que cela a été relativement compliqué. Où en est-on à présent?
J'en viens à une question politique: n'estimez-vous pas qu'il conviendrait de prémunir le budget de la police contre toute économie pendant plusieurs années? De cette façon, nous pourrions rattraper notre retard et garantir la poursuite de l'ensemble des missions.
Ces problèmes entraînent des frictions entre police fédérale et locale. La première est supposée appuyer la seconde. Or c'est l'inverse qui s'est produit. Si certaines zones de police estiment disposer de tous les moyens requis, il est notoire qu'elles ont aussi dû remplir des missions supplémentaires. Nous avons dénoncé cette situation.
Par ailleurs, quel est l'état actuel de la réserve fédérale? Comment a-t-elle évolué au cours des derniers mois?
On a parlé tout à l'heure de l'importance des relations, dans cette police. M. le professeur a décrit une procédure idéale en cas de conflits. À l'époque de la signature de l'Octopus, j'étais collaboratrice d'un groupe signataire et j'ai participé de très près aux accords. Le fait que les polices locales et les communes voulaient garder leur autonomie – on parle bien ici de décentralisation et non de déconcentration – était un moyen d'assurer une forme d'équilibre entre différents contrepouvoirs. À un moment donné, en cas de frictions, il faut un arbitre. Mais sur l'aspect autonomie et décentralisation, nous insistons pour que la situation perdure dans les procédures d'arbitrage qui seront mises en œuvre.
Monsieur le professeur, vous avez évoqué une expérience-pilote menée à Anvers, relative à l'iPolice. Je voudrais voir si cette expérience est de nature à être étendue à l'ensemble du territoire. Quel en est le résultat, notamment en ce qui concerne la mise en œuvre des PV digitaux?
01.30 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, monsieur le professeur Bruggeman, merci pour la présentation de votre évaluation, claire, structurée et réaliste. J'ai retenu trois éléments dans votre intervention. En tant que président de zone de police, comme mon collègue Thiébaut, je suis attaché à une police à deux niveaux, à condition que le système reste intégré et permette une communication optimale entre le zonal et le fédéral. D'autant que, quand il y a un manque de cohésion entre ces deux niveaux, les dégâts occasionnés peuvent s'avérer irrémédiables. D'où la nécessité d'un recrutement intensifié, ainsi que le propose le rapport d'évaluation.
Vous parlez aussi de plus de rotations entre le fédéral et le local. Tout cela amène des considérations sur les moyens financiers disponibles pour assurer tant le recrutement que ces rotations. M. le ministre l'a bien dit, il est difficile de s'engager avec un gouvernement en affaires courantes.
Nous avons déposé des questions. Partant des constats du Pr Bruggeman, je dirai au ministre que l'optimisation de la police fédérale a notamment pour axe de renforcer la capacité d'appui du fédéral vers les polices locales.
Or, à de nombreuses reprises lors de la dernière législature, les polices locales ont été mobilisées pour venir en soutien du niveau fédéral, qui était parfois dépassé par les événements. Ceci se fait notamment sur base du processus HyCap, qu'il fut question de renforcer pour permettre de sanctionner les zones ne cédant pas la capacité au fédéral sur sa réquisition.
Il est clair qu'une telle inversion des rôles est le fait d'un déficit de personnel au niveau fédéral qui fait peser sur les autorités locales le poids d'une capacité policière. On sait aussi que les communes sont de plus en plus amenées à augmenter leurs finances au sein de la zone pour pouvoir répondre aux différentes missions décidées par le conseil zonal.
Monsieur le ministre, en 2018, quel a été le volume total des policiers locaux réquisitionnés dans le cadre du mécanisme HyCap et pour quelles missions? Où en est-on dans le processus de recrutement devant permettre de combler les trous béants laissés au sein du cadre policier fédéral par le gouvernement Michel?
Qu'en est-il de la réserve fédérale aujourd'hui? Quelle est sa capacité? Selon le Pr Bruggeman, l'optimalisation devrait permettre de la renforcer mais aussi d'améliorer sa formation. Quelles mesures ont été prises dans ce sens, avec quels résultats?
De voorzitter: Ik wil de collega's er nog even op wijzen dat de antwoorden op woensdag 23 oktober zullen worden verstrekt. Die datum is al afgesproken.
01.31 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, ik wil nog even kort terugkomen op de situatie van daarnet.
De collega van Ecolo stelt een ideologische vraag en u antwoordt dat deze commissie volgende week over deze materie een technisch debat zal voeren en dat er dan zal geantwoord worden op de vragen. Volgens ons moet er ook een mogelijkheid zijn om vandaag een ideologisch debat te hebben over de visie.
De algemene conclusie van uw rapport is ietwat raar. U reikt veel elementen aan die aantonen dat het beleid van Jambon botst met de geest van de optimalisatiewet. Eigenlijk zegt het rapport daarmee dat de optimalisatiewet niet goed is uitgevoerd en dat minister Jambon een andere visie heeft ontwikkeld en bovendien keihard heeft bespaard.
Wij hebben vandaag meermaals gehoord dat duizenden agenten hun best doen om het lokale niveau op te waarderen en om een politie te creëren die met haar twee voeten in de realiteit staat. Het is duidelijk. Wij willen een politie die dicht bij de mensen staat en die de veiligheid garandeert. Nu is het tegengestelde gebeurd. Voor ons lijkt de politie gemilitariseerd en er zijn steeds meer bigbrotherpraktijken. Het huidige beleid kijkt niet naar de politie als uw vriend, maar naar de politie als een cameralens.
Mijnheer de minister, wij hebben enkele vragen voor u. Vindt u ook niet dat er fundamentele tegenstellingen bestaan tussen de hervormingen van Jambon en de geest van de optimalisatiewet? Zijn er niet te veel middelen verschoven naar de ANPR en de PNR, zodat de lokale werkingen worden bemoeilijkt?
Ik heb hier vandaag meermaals gehoord dat er voor het analyseren van de gegevens dikwijls een gebrek aan experts is. Wij willen meer toolgerichte opsporingen in plaats van massacaptatie.
Wat betreft de rol van de wijkagent, was er niet veel duidelijkheid. Ik denk dat wij daarover op het einde van het jaar, bij het volgende evaluatierapport, wel meer antwoorden zullen krijgen. Wij zagen dat in de praktijk het lokale niveau het federale niveau is gaan ondersteunen. Wat is het effect daarvan op de openingsuren van de lokale politiekantoren? Hoe groot is de zone die een wijkagent tegenwoordig moet dekken? Is die groter geworden? Ik heb immers begrepen dat die functies niet allemaal zijn ingevuld.
Waarom werden de vakbonden niet betrokken bij de evaluatie? Dat is onze grote bezorgdheid. Gemeenschapsgerichte politie steunt volgens ons immers op personeelsbeleid, dat centraal staat.
01.32 Jan Briers (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijnheer Bruggeman, wij zijn actief bezig met de fusie van de politiezones. Dit betekent ook een professionalisering van de zones. Zou dat kunnen bijdragen tot een vermindering van de opdrachten van de federale politie? Ik denk aan de aanwezigheid op voetbalmatchen of andere evenementen. Op die manier kan dan reeds voor een deel tegemoetgekomen worden aan het tekort aan manschappen.
Ik laat erbuiten of de politiezones moeten samenvallen met de hulpverleningszones of niet. Maar als u daarop wilt ingaan, mag u dat zeker doen.
U bent duidelijk pro de bestaande structuur van de DirJud en DirCo. U zei dat daar wel een soort bemiddelende rol moet komen. Ik stel voor dat u die geeft aan de gouverneurs.
De voorzitter: Mijnheer de minister, professor Bruggeman, ik dank u reeds bij voorbaat om een tweede keer naar onze commissie te willen komen voor de antwoorden.
Mijnheer Colebunders, om u gerust te stellen, er zal nog voldoende ruimte zijn om het debat aan te gaan over de optimalisatie van de politie.
Ik geef nogmaals de datum mee. Op 23 oktober in de voormiddag vatten wij het tweede deel aan van dit evaluatierapport.
Volgende week woensdagnamiddag komt de minister de mondelinge vragen beantwoorden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.04 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12 h 04.