Commission des Finances et du Budget

Commissie voor Financiën en Begroting

 

du

 

Mardi 22 octobre 2019

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 22 oktober 2019

 

Namiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 07 et présidée par Mme Kattrin Jadin.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.07 uur en voorgezeten door mevrouw Kattrin Jadin.

 

01 Samengevoegde vragen van

- Yoleen Van Camp aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "Het rapport over het economische effect van migratie" (55000011C)

- Dries Van Langenhove aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De studie naar de kostprijs van immigratie" (55000589C)

01 Questions jointes de

- Yoleen Van Camp à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "Le rapport sur les retombées économiques de la migration" (55000011C)

- Dries Van Langenhove à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "L'étude sur le coût de l'immigration" (55000589C)

 

01.01  Yoleen Van Camp (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een vraag over het rapport over het economisch effect van migratie. Volgens de N-VA heeft de bevolking het recht om dat effect te kennen. Wij hebben dat dan ook opgevraagd, maar de minderheidsregering van premier Michel besloot in april van dit jaar om de bestelde studie naar migratiekosten uit te stellen. Ik citeer de reden: "Wij gaan de Nationale Bank niet instrumentaliseren voor de verkiezingen."

 

Dit is een totaal non-argument. Ondertussen liggen de verkiezingen al even achter ons en de volgende verkiezingen vinden, normaal gezien, over vijf jaar plaats.

 

Mijnheer de minister, zult u deze studie, waarop onze bevolking recht heeft, terug opstarten bij de Nationale Bank? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer mogen wij de eerste resultaten ervan precies verwachten?

 

Hebt u zelf al enig idee over welke bedragen het zou gaan voor uw ministerpost?

 

01.02  Dries Van Langenhove (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, een maand voor de verkiezingen van 26 mei 2019 besloot premier Michel om de studie naar de kosten van migratie uit te stellen. Hoewel ik de beweegredenen daartoe ten zeerste betreur, moet worden opgemerkt dat de verkiezingen reeds lang achter de rug zijn en deze studie bijgevolg geen invloed meer kan hebben op het stemgedrag van onze burgers. Het is dus hoog tijd dat actie wordt ondernomen in dezen en dat de studie er eindelijk komt.

 

Mijnheer de minister, ziehier mijn vier vragen.

 

Ten eerste, wat is de deadline voor deze studie?

 

Ten tweede, zal er bij deze studie een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen legale migratie en illegale migratie?

 

Ten derde, zullen bij deze studie ook aanbevelingen worden geformuleerd, zodat ze niet zonder meer in de kast verdwijnt nadat ze is uitgevoerd?

 

Ten vierde, zal de studie onverwijld en volledig aan de Kamerleden worden bezorgd?

 

01.03 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, ziehier een factueel antwoord, in tegenstelling tot de insinuaties in de vragen.

 

In april 2018 heeft de minister van Financiën van destijds aan de Nationale Bank gevraagd om een studie uit te voeren naar de economische impact van migratie.

 

De studie van de Nationale Bank wordt ruim opgevat, maar zal zich focussen op de effecten op de arbeidsmarkt en de overheidsfinanciën.

 

Om de studie te kunnen uitvoeren heeft de Nationale Bank een omvangrijke gegevensaanvraag ingediend bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

 

Op 4 september 2018 heeft de Nationale Bank het akkoord gekregen van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid om de gegevens bij de Kruispuntbank te verkrijgen. Het contract daartoe tussen de Nationale Bank en de Kruispuntbank werd ondertekend op 18 oktober 2018.

 

Midden januari 2019 ontving de Nationale Bank een eerste deel van de gegevens waarmee het onderzoek is gestart. In de daaropvolgende maanden heeft de Kruispuntbank de andere gegevens ter beschikking gesteld van de Nationale Bank. In juni 2019 werden vrijwel alle data die door de Nationale Bank waren aan­gevraagd, aangeleverd door de Kruispuntbank.

 

De Nationale Bank is gestart met de verwerking van deze gegevens, maar er zijn momenteel nog geen resultaten beschikbaar. Als gevolg van de vertraging in de aanlevering van de gegevens heeft de Nationale Bank voorgesteld om de initieel voorziene en onvolledige studie waarvan de oplevering gepland was tegen april 2019 te schrappen en het volledige verslag in de zomer van 2020 op te leveren. Dan zal de studie worden gepubliceerd op de site van de Nationale Bank.

 

Er is dus absoluut niet geprobeerd om een of andere studie onder de mat te vegen. De moeilijkheid bestond erin de gegevens te verkrijgen. Ik heb u gezegd wanneer de gegevens verkregen zijn. Op basis van deze gegevens zal de Nationale Bank een volledige studie maken.

 

01.04  Yoleen Van Camp (N-VA): Mijnheer de minister, u zegt dat het proces normaal verlopen is en dat er geen politieke insteek was. Sorry, maar ik herhaal het citaat dat ik aanhaalde in dat verband: "Wij gaan de Nationale Bank niet instrumentaliseren voor de verkiezingen." Dat was dus wel duidelijk.

 

Het is echter bemoedigend om te horen dat de gegevens al zijn opgevraagd en dat de Nationale Bank ze aan het verwerken is. De geplande publicatiedatum in de zomer van 2020 ligt echter nog ver in de toekomst, aangezien de gegevens nu al aangeleverd zijn. Kan het Parlement de eerste stukken van de studie die wel al afgerond zijn, ter inzage ontvangen en ter discussie brengen? U zegt dat het een zeer omvangrijke studie is, dus vermoed ik dat wij in de zomer veel werk zullen hebben om deze studie volledig te bediscussiëren. Misschien is het daarom aangewezen om al in delen te werken, zodat wij de studie volledig kunnen fileren in de commissie.

 

01.05  Dries Van Langenhove (VB): Mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de repliek van mevrouw Van Camp. Ik hoop dat wij gebruik zullen kunnen maken van de informatie die ten dele zal worden vrijgegeven en dat wij deze zullen kunnen inkijken, zodat wij al aan de slag kunnen gaan voor de zomer van 2020, die toch nog enigszins in het verschiet ligt.

 

Bovendien hoop ik dat in de studie niet alleen rekening zal worden gehouden met het veeleer klassieke uitgavenpatroon betreffende de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt, maar dat ook zal worden gekeken naar de minder evidente zaken, zoals het extra veiligheidspersoneel dat moet worden ingezet in de buurten met een diverse samenleving, die ernstig te lijden krijgen onder de migratie. Er moet bijvoorbeeld ook worden gekeken naar de huizenmarkt. Zelf ben ik afkomstig van de bredere rand rond Brussel en daar is merkbaar hoe de huizenmarkt te lijden heeft onder de gigantische toestroom van migranten of allochtonen uit het Brusselse.

 

Ook op het vlak van het onderwijs merken wij dat er extra middelen worden vrijgemaakt voor scholen met een diverse leerlingenpopulatie, in buurten met een diverse samenleving. Wat is de precieze impact daarvan? Zal dit ook verwerkt worden in de studie? Ik hoop het.

 

Het migratiedebat is namelijk het belangrijkste debat van de huidige politieke periode. Ik hoop dat wij dat debat kunnen voeren op basis van feiten en cijfers en daarvoor zijn u en uw administratie verantwoordelijk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Yasmine Kherbache aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De financiering van Amerikaanse detentiecentra door BNP Paribas" (55000029C)

02 Question de Yasmine Kherbache à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le financement par BNP Paribas de centres de détention aux États-Unis" (55000029C)

 

02.01  Yasmine Kherbache (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb in juli een vraag ingediend naar aanleiding van de berichtgeving over de commerciële banden tussen BNP Paribas en GEO Group, een Amerikaans bedrijf dat private detentiecentra financiert en exploiteert in de Verenigde Staten.

 

In de berichtgeving werd gewezen op het feit dat BNP Paribas nauwe commerciële banden heeft met GEO Group. Uit inspectieverslagen van de onafhankelijke waakhond van het Amerikaanse ministerie van Binnenlandse Veiligheid bleek dat er erbarmelijke toestanden zijn in die privaat uitgebate gevangenissen. Zelfs na die berichtgeving blijven de commerciële banden evenwel bestaan, zelfs al hadden heel wat andere banken zich teruggetrokken uit GEO Group.

 

Pas na berichtgeving hierover in ons land door FairFin en De Standaard heeft BNP Paribas gecommuniceerd dat zij elke commerciële betrokkenheid met GEO Group beëindigde. Uit hun interne mensenrechtencharter blijkt dat zo'n samenwerking indruist tegen de eigen principes. Het was dan ook enigszins pijnlijk dat daags voordien BNP Paribas de Award for Excellence 2019 voor World's Best Bank for Corporate Responsibility had gekregen. Deze prijs wordt door de eigen sector toegekend aan banken voor maatschappelijk verantwoord ondernemen.

 

Naar aanleiding van die berichtgeving heeft u te kennen gegeven dat u contact zou opnemen met de Belgische vertegenwoordiger in de raad van bestuur, want België is de grootste aandeelhouder van de Franse bank. Wij moeten ons hier dan ook erg betrokken bij voelen.

 

Ik kom dan tot mijn vragen, mijnheer de minister.

 

Ten eerste, wat heeft het contact met de Belgische vertegenwoordiger opgeleverd? Welke conclusies heeft u getrokken uit het standpunt van de Belgische vertegenwoordiger?

 

Ten tweede, was de Belgische vertegenwoordiger in de raad van bestuur op de hoogte van de commerciële betrokkenheid van BNP Paribas in GEO Group? Zo ja, heeft hij hierover aan u gerapporteerd? Zo nee, heeft men hem hierover niet geïnformeerd of is dit te wijten aan een gebrek aan voldoende informatie en transparantie in de bank?

 

Ten derde, hebt u na de berichtgeving zelf conclusies getrokken? Hoe zal een dergelijke toestand in de toekomst worden vermeden?

 

Ten vierde, u weet dat wij voorstander zijn van meer wettelijke verplichtingen voor bedrijven om mensenrechtenschendingen te identificeren, te voorkomen en aan te pakken. Wij hebben al meermaals aangegeven dat wij een voorbeeld aan Frankrijk zouden moeten nemen, waar er een zorgplicht is en bedrijven verplicht zijn meer dan een formele due diligence te doen. Zij moeten echt controleren dat men zich aan fundamentele grondrechten houdt. Wat is uw standpunt daaromtrent?

 

Ten slotte, er zijn onderhandelingen lopende voor een bindend VN-verdrag rond transnationale bedrijven en mensenrechten. Welk standpunt neemt ons land in die onderhandelingen in?

 

Ik heb opgevangen dat Europa ter zake met de voeten sleept, maar ook dat ons land in die onderhandelingen niet echt een actieve rol speelt. Dat is betreurenswaardig. Er zijn immers heel wat bindende normen die de commerciële belangen van bedrijven beschermen. Het is nodig dat ook onze fundamentele rechten aan bindende normen worden onderworpen om ervoor te zorgen dat ook bedrijven zich daaraan houden.

 

02.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Kherbache, ik dank u voor uw vraag.

 

Ik heb inderdaad de persoon ontmoet die door de Belgische overheid was voorgedragen om lid van de raad van bestuur van BNP Paribas te worden. Hij heeft mij ingelicht dat hij van het individuele dossier niet op de hoogte was. De raad van bestuur houdt zich normaal inderdaad niet bezig met individuele financieringsdossiers.

 

Zoals u terecht aanhaalt, bestaat bij BNP Paribas een ethische code die medewerkers moeten volgen bij het evalueren en beoordelen van individuele dossiers.

 

In het geval van de financiering van Amerikaanse detentiecentra is duidelijk iets misgelopen. Ik ben ook tevreden dat BNP Paribas heeft verkondigd dat het met de financiering van die detentiecentra zal stoppen.

 

Op uw derde vraag kan ik antwoorden dat in het beheerscontract dat tussen de regering en de FPIM op 17 juli 2018 werd gesloten, de FPIM de opdracht heeft gekregen richtlijnen over de criteria inzake deugdelijk ondernemingsbestuur en corporate governance op te stellen, waaraan ondernemingen waarin zij participeert, moeten voldoen. Die richtlijnen worden momenteel uitgewerkt en zullen in de toekomst op alle participaties worden toegepast.

 

Ook bij de aanduiding van bestuurders in ondernemingen waarin de FPIM participeert, zal zij in de toekomst voor een gepaste sturing van en rapportering door die bestuurders zorgen, waarbij de bestuurders de FPIM punctueel en proactief van belangrijke evoluties op de hoogte dienen te brengen.

 

Waarom vermeld ik hier de FPIM? Dat is omdat FPIM de instelling is die de participatie bij BNP Paribas beheert.

 

In antwoord op uw vierde vraag wijs ik u erop dat ons land het principe huldigt dat het respect voor de mensenrechten niet optioneel is. Het feit dat sommige buitenlandse ondernemingen mensenrechten niet zouden naleven, vormt geen afdoend argument om te rechtvaardigen dat Belgische ondernemingen aan een race to the bottom zouden deelnemen, die soms met mensenrechtenschendingen gepaard gaat.

 

Nationale maatregelen alleen zullen nooit hun doel bereiken. Wetgeving rond due diligence zal maar effectief zijn indien er sprake is van een gelijk speelveld dat toestaat dat ondernemingen met elkaar kunnen concurreren op voet van gelijkheid. De enige oplossing die tezelfdertijd een betere naleving van de mensenrechten en een concurrentieel gelijk speelveld garandeert, bestaat erin een due diligence op Europees en internationaal niveau te organiseren. België zal hiervoor blijven ijveren op Europees vlak. Het is het uitgangspunt van de UN Guiding Principles on Business and Human Rights en wordt ook door de EU bepleit op internationale fora.

 

Een dergelijke zorgplicht reikt verder dan het louter naleven van nationale wetten en regels ter bescherming van de mensenrechten. Staten mogen zich niet deresponsabiliseren of hun eigen nationale ondernemingen proberen vrij te stellen van bepaalde verplichtingen. Indien wij over een zorgplicht spreken, is echter ook realisme geboden. Verplichtingen moeten in verhouding staan tot de capaciteit en de grootte van de ondernemingen. Ook dat staat in de UN Guiding Principles vermeld. Het is een belangrijk element voor ons land, waar kmo's het gros van het economisch weefsel uitmaken.

 

Wat uw laatste vraag betreft, van 14 tot 18 oktober vond in Genève de vijfde sessie plaats van de open-ended intergovernmental working group on business and human rights. Op 16 juli verspreidde Ecuador een herziene versie van het ontwerpverdrag. De meeste geïndustrialiseerde landen lijken zich op dit ogenblik nog steeds weinig te engageren in dit onderhandelingsproces. Ondanks het pleidooi van België en verschillende andere gelijkgezinde EU-lidstaten voor een actief EU-engagement in dit onderhandelingsproces heeft de Europese Dienst voor Extern Optreden momenteel geen formeel onderhandelingsmandaat van de lidstaten gekregen.

 

De technische analyse van het Belgisch standpunt is momenteel aan de gang tussen de federale regering en de deelstaten van ons land. De sessie in Genève van vorige week diende net om meer informatie over processen en substantie in te zamelen. Ons land is in eerste instantie voorstander van een gezamenlijk optreden met een groep van gelijkgezinde EU-landen. Er wordt momenteel met de deelstaten bekeken of het opportuun is om ons op nationale basis te engageren, indien zulks niet mogelijk blijkt. Hierbij zal echter rekening dienen te worden gehouden met de materiële bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten, wat een echt nationaal engagement altijd zal beperken. Ondertussen blijft ons land pleiten voor een volwaardig Europees engagement in dit proces.

 

02.03  Yasmine Kherbache (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb weinig voluntarisme gehoord in uw antwoord, en dat vind ik jammer. Men zal hierin immers geen vooruitgang boeken zonder dat men een voortrekkersrol wil spelen. Ons land heeft dat in het verleden vaak gedaan, als het ging om mensenrechten, massavernietigingswapens of vrouwenrechten. U gaat alle internationale fora af – ik ben daar heel blij om – om vrouwenrechten te verdedigen, maar vrouwenrechten zijn mensenrechten en ik vind het dus jammer dat u zo minimalistisch antwoordt. U wilt een level playing field en een gezamenlijk optreden, liefst op Europees en internationaal niveau. Dat is uiteraard het eindpunt, maar dat zal men nooit bereiken als men niet zelf een eerste stap zet.

 

Frankrijk heeft dat gedaan en ik zou de stap die Frankrijk heeft gezet voluntaristisch aangrijpen om bij die voorhoede te willen zijn in plaats van met de voeten te slepen. Ik vind dat jammer, want ons land heeft een andere traditie op dat vlak.

 

02.04 Minister Alexander De Croo: Ik wil toch even een verduidelijking geven.

 

Ik heb in mijn antwoord duidelijk gezegd dat indien het niet mogelijk is op Europees niveau, met de deelstaten wordt bekeken of het opportuun is om ons nationaal te engageren. Ik heb dat niet zomaar gezegd.

 

U weet welk soort regering wij zijn. Ik zou mij heel graag engageren, maar een regering in lopende zaken is beperkt in de internationale engagementen die ze kan aangaan. Ik had heel graag gehad dat ons land zich zou aansluiten bij bijvoorbeeld de alliantie van de ministers van Financiën die zich engageren voor het klimaat, maar ik kan dat niet doen in lopende zaken.

 

Ik hoop dat dit een verduidelijking is.

 

02.05  Yasmine Kherbache (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor de verduidelijking. Ik wil u gewoon op de hoogte brengen van het voorstel dat wij in het Parlement hebben ingediend. Ik hoop en neem aan dat uw fractie ons voorstel zal steunen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Wouter Vermeersch aan Sophie Wilmès (Begroting en Ambtenarenzaken) over "De Brusselse stadstol" (55000245C)

03 Question de Wouter Vermeersch à Sophie Wilmès (Budget et Fonction publique) sur "Le péage routier à Bruxelles" (55000245C)

 

03.01  Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben bijzonder blij dat ik mijn vraag uit augustus twee maanden na datum eindelijk kan stellen.

 

De Brusselse minister van Mobiliteit kondigde deze zomer aan dat het Brussels Gewest een variant wil op de omstreden kilometerheffing. De nieuwe Brusselse regering wil een soort stadstol met variabel tarief, afhankelijk van het tijdstip en het type wagen.

 

Het debat rond deze stadstol raakt ook de federale bevoegdheden. De zesde staatshervorming voorzag in een zoveelste transfer voor pendelbewegingen. De pendeldotatie is een federale bevoegdheid en een financieringsmechanisme, waarbij Vlaanderen en Wallonië ten belope van hun aandeel in de pendelbewegingen een netto betaling aan Brussel doen.

 

De Brusselse stadstol zou voor de Brusselaars deels worden gecompenseerd door een hervorming van de autofiscaliteit, maar dit geldt niet voor pendelaars uit Vlaanderen en Wallonië.

 

Op deze manier zal er waarschijnlijk tweemaal een rekening moeten worden betaald door de pendelaars, enerzijds, begrotingsgewijs via de pendeldotatie en, anderzijds, rechtstreeks via een stadstol.

 

Mijnheer de minister, hoe valt die visie en de stadstol van de Brusselse minister te rijmen met het financieringsmechanisme en met de afspraken die werden gemaakt in het kader van de zesde staatshervorming?

 

03.02 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Vermeersch, ter informatie, als u vragen schriftelijk indient, is de doorlooptijd vandaag bij ons drie weken. Ik begrijp dat u sneller een antwoord wil hebben en ik heb daar alle respect voor, maar als u het schriftelijk doet, gaat het een pak sneller. U hebt natuurlijk het recht om uw vraag te stellen zoals u dat wenst.

 

De bestaande pendeldotatie en de invoering van een stadstol zijn twee verschillende zaken. De jaarlijkse middelen voor de pendeldotatie, zoals die sinds 2014 aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt toegekend krachtens de bijzondere financieringswet, zijn bedoeld om het inkomensverlies als gevolg van de nettostroom van pendelaars te compenseren.

 

De financiering van deze pendeldotatie wordt jaarlijks verdeeld tussen het Vlaams Gewest en het Waals Gewest, in verhouding tot hun aandeel in de nettostroom van pendelaars naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

 

Bij de pendeldotatie gaat het met andere woorden om een correctie op het toegewezen gedeelte van de federale personenbelasting die het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ontvangt. De verdeelsleutel voor het toegewezen gedeelte van de federale personenbelasting is immers gebaseerd op de opbrengst van de federale personenbelasting per gewest, die afhankelijk is van de woonplaats van de belastingplichtigen.

 

Door de netto-instroom van pendelaars ligt de fiscale capaciteit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest lager dan ze op basis van het aantal tewerkgestelden zou zijn. Met de zesde staatshervorming is om die reden de pendeldotatie ingevoerd ter compensatie. De pendeldotatie staat dus los van het autoverkeer.

 

De stadstol daarentegen staat wel in direct verband met het autoverkeer. De invoering van een dergelijke tol behoort tot de bevoegdheid van elk gewest, zoals nu in Vlaanderen al het geval is voor de kilometerheffing voor vrachtwagens.

 

De staatshervorming, en dus de bijzondere wetgever, voorziet in die mogelijkheid. Er is dus geen conflict tussen die twee.

 

03.03  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik dacht toch dat u uit een liberale partij kwam die ook voorstander was van minder belastingen voor de burger. U sluit met uw antwoord eigenlijk absoluut niet uit dat Vlamingen tweemaal de rekening betalen, onrechtstreeks via de pendeldotatie en rechtstreeks via de stadstol. Zo zijn de Vlamingen eigenlijk twee keer het kind van de rekening. Het Vlaams Belang had eigenlijk gehoopt dat, met liberalen in een Brusselse regering, toch ook dat aspect in gedachten zou worden gehouden. Uw antwoord ontgoochelt mij dus. U sluit eigenlijk niet uit dat de twee zaken naast elkaar blijven bestaan en dat de pendelaar die naar Brussel gaat en ook voor welvaart in Brussel zorgt twee keer betaalt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Sander Loones aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het beleid van quantitative easing van de Europese Centrale Bank" (55000447C)

04 Question de Sander Loones à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La politique de quantitative easing de la Banque centrale européenne" (55000447C)

 

04.01  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, u weet dat ik niet zo hoog oploop met het ultralaks monetair beleid van de Europese Centrale Bank. Ik ben daar al jaren bijzonder kritisch over, en samen met mij onze partij. Uw voorganger, Johan Van Overtveldt, heeft daar duidelijke verklaringen over afgelegd. Ik was blij te mogen vaststellen dat de laatste weken die kritische stem ook bij u te horen was. Vorige week legde u in deze commissie zelfs de link tussen quantitative easing en het dalend ondernemersvertrouwen.

 

Op uw Twitteraccount zag ik dat de heer Draghi, voorzitter van de Europese Centrale Bank, te gast was bij de Eurogroep. U gaf zelf aan dat u had gediscussieerd met de heer Draghi. Op zo'n moment is mijn nieuwsgierigheid geprikkeld en wil ik weten wat er precies is gezegd in die vergadering. Ik ben ook benieuwd naar het standpunt dat ons land heeft ingenomen.

 

In de Raad van de ECB hebben verschillende gouverneurs tegengestemd. Er wordt gewezen naar de gouverneurs van Duitsland, Frankrijk, Nederland en Oostenrijk. Dit betekent dat zowat 50 % van de euro-economie tegen de maatregel stemde van de heer Draghi. Er heerst enige onduidelijkheid over het standpunt van onze gouverneur, de heer Wunsch. Ik lees artikelen waaruit blijkt dat hij zich heeft onthouden. De laatste tijd wordt echter beweerd dat hij tegenstemde.

 

U hebt gesproken met de heer Draghi. Er was zelfs een hele discussie over de vraag of u dit wel mocht doen. In het Europees Verdrag wordt immers bepaald dat geen enkele instelling en regering impact of invloed mag proberen uit te oefenen op de Europese Centrale Bank. Zoals ik het lees, mogen de parlementen alles en verbiedt de Europese wetgeving ons niet om hierover een standpunt in te nemen. Hier bent u in het Parlement en mag u gerust uw zeg doen.

 

Dit brengt mij tot mijn vragen, want ik meen dat het tijd is voor enige duidelijkheid. Als wij die vandaag niet krijgen, zullen wij waarschijnlijk een voorstel indienen om de heer Wunsch uit te nodigen naar deze commissie. Het zou evenwel goed zijn om te weten welk standpunt de gouverneur heeft ingenomen op de vergadering van het ECB-bestuur op 12 september. Heeft u daarover overleg gepleegd met de heer Wunsch? Of wordt dit overleg nog gepland?

 

Tijdens de vergadering van de Eurogroep bent u blijkbaar in debat gegaan met de heer Draghi. Het zou goed zijn te vernemen welke standpunten u daar hebt ingenomen. U zei daarnet nog dat u een minister in lopende zaken bent. Dit gaat over enorm belangrijke beslissingen met een gigantische impact op onze economie. Het zou dan ook handig zijn om hierover een debat te kunnen voeren vooraleer standpunten worden bepaald op Europees niveau.

 

04.02 Minister Alexander De Croo: Eerst en vooral, de onafhankelijkheid van de centrale bankiers, momenteel op Europees niveau de heer Draghi en op Belgisch niveau de gouverneur van de Nationale Bank, is een essentieel element van ons economisch model. Ik spreek de gouverneur van de Nationale Bank geregeld, want de Nationale Bank doet meer dan enkel aanwezig zijn in de Europese Centrale Bank.

 

Specifiek met betrekking tot zijn deelname aan de Governing Councils van de Europese Centrale Bank, zoals die van 12 september, heb ik geen overleg gehad met de gouverneur, ik vind zelfs dat dit niet hoort. Een centrale bankier is immers onafhankelijk. Die onafhankelijkheid betekent nog niet dat de centrale bankier geen uitleg behoort te geven over de positie die ingenomen wordt. Dat zijn twee heel verschillende zaken.

 

Er kunnen enkele kanttekeningen worden gemaakt bij de recente beslissing van de ECB. Door de depositorente verder te verlagen, moedigt de ECB de banken nog meer aan om extra leningen toe te kennen. Wij zien dat de kredietverlening in België bijvoorbeeld al zeer sterk groeit. Dat was trouwens een van de redenen waarom de Nationale Bank van België begin juli een contracyclische buffer van 0,5 % heeft ingevoerd. Wij zien ook dat de gehypothekeerde kredietverlening in België sterk stijgt en dat de voorwaarden om een lening toe te kennen in de afgelopen jaren zijn versoepeld. Zo zijn er bijvoorbeeld sinds 2015 relatief meer hypothecaire leningen toegekend met een zogenaamde loan-to-value van meer dan 80 %. Als reactie daarop heeft de Nationale Bank recent aangekondigd dat zij zogenaamde supervisory expectations zal uitvaardigen voor de hypothecaire kredietverlening in België. Door de depositorente verder te verlagen, zullen die tendensen verder aangewakkerd worden. Wij moeten erover waken dat dit op een bepaald moment geen negatief effect krijgt op de financiële stabiliteit. Wel is het positief dat de ECB een zogenaamd two-tier system heeft geïntroduceerd met betrekking tot de vergoeding die moet worden betaald op de extra reserves die bij de ECB worden aangehouden.

 

Wat mij ook zorgen baart, is de impact van het ECB-beleid op ongelijkheid in onze samenleving. Door de stijgende huizenprijzen wordt het voor jonge gezinnen bijvoorbeeld moeilijker om een eigen woning te verwerven, terwijl een eigen woonst verwerven een van de stabiliserende elementen in ons land is. Het huiseigenaarschap ligt in België met 75 % zeer hoog. Mensen die eigendom als een investeringsgoed zien, kunnen die eigendommen dan weer tegen hogere prijzen van de hand doen. Hetzelfde fenomeen zien wij ook op het niveau van roerende financiële activiteiten. Mensen die hun spaargeld enkel op een spaarboekje zetten, zien hun spaargeld geleidelijk in waarde verminderen als gevolg van de inflatie. Mensen die daarentegen in staat zijn om te beleggen op de beurs, kunnen vandaag meesurfen op stijgende obligatie- en aandelenkoersen. Ik vind daarom dat er absoluut een studie uitgevoerd moet worden naar de ongelijkheidseffecten van het beleid dat tegenwoordig in Europa wordt gevoerd.

 

Het klopt echter wel dat de lage intrestvoeten deels ook de reflectie zijn van het feit dat er vandaag in de wereld erg weinig vertrouwen is. De ECB neemt een aantal acties. Dat is correct. Wij merken echter dat ook op andere plaatsen in de wereld de intrestvoeten erg laag zijn. Dat is omdat vandaag het spaarvermogen groter is dan de investeringsappetijt. In de macro-economie is S groter dan I. Als er te veel spaarvermogen is en als er door een gebrek aan vertrouwen weinig wordt geïnvesteerd, bijvoorbeeld door handelsoorlogen, dan liggen de intrestvoeten de facto gewoon laag.

 

Het is wel zo dat heel lage intrestvoeten – in ons land is er een verplicht minimumtarief – ervoor zorgen dat mensen die sparen, maandelijks gewoon geld verliezen. Mensen voelen dat natuurlijk.

 

Verder kan ik u meegeven dat ik tijdens de meest recente meeting van de Eurogroep in Helsinki daarover aan voorzitter Draghi inderdaad een aantal kritische vragen heb gesteld. Het agendapunt was echter een puur informatiepunt tijdens een besloten vergadering, waarop de aanwezigen vrij met elkaar van gedachten konden wisselen.

 

Zoals u terecht aanhaalt, is de ECB onafhankelijk op het vlak van de te voeren monetaire koers. De ministers van Financiën hebben op dat vlak geen enkele beslissingsbevoegdheid. Ik ben wel de mening toegedaan dat de ECB een belangrijke verantwoordelijkheid heeft om haar beleid aan de hand van de meest recente cijfers goed uit te leggen en te verantwoorden.

 

Nu de neveneffecten van het gevoerde monetaire beleid steeds meer tot uiting komen, is het belangrijk de baten steeds goed af te wegen tegenover de kosten die ermee gepaard gaan.

 

Heb ik dus gepoogd de heer Draghi in zijn keuzes te beïnvloeden? Dat heb ik absoluut niet gedaan. Wanneer een centraal bankier op een meeting van de Eurogroep zijn beleid komt toelichten, is het echter wel normaal dat daarover vragen aan hem worden gesteld. Ik was de eerste om vragen te stellen. Daarna zijn er echter inderdaad heel veel op de kar gesprongen. Dat is juist.

 

04.03  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoorden.

 

Dat er op internationaal niveau een negatieve druk op de intresten is, is duidelijk. Tegelijkertijd blijft mij verbazen wat ik in vele analyses van experts maar niet in uw antwoord lees, namelijk dat men de ene of de andere missie heeft om de impact van de ECB op de rentevoeten te minimaliseren. Het is alsof dat allemaal niet gewenst is, hoewel het toch de bedoeling is dat men als gevolg van die lage intrestvoeten tot zulke resultaten komt.

 

Het is bijzonder eigenaardig. Men doet opeens alsof er geen enkele verantwoordelijkheid bij de ECB ligt. Mocht dat het geval zijn, dan zou de ECB er evengoed mee kunnen stoppen.

 

Wat u over de neveneffecten van het beleid hebt opgemerkt, is volkomen juist. Ik ben blij dat de inzichten bij steeds meer partijen, politici en mensen in de brede samenleving ter zake toenemen. Het betreft hier een ultralaks beleid, dat de ongelijkheid vergroot.

 

Dat is ook de reden waarom ik het vreemd blijf vinden dat de partijen meer aan de linkerkant van het spectrum het ECB-beleid blijven steunen.

 

Het is in het voordeel van erg rijke mensen, die wel kunnen beleggen en daaruit profijt kunnen halen, en in het nadeel van mensen die het minder gemakkelijk hebben, die misschien wel graag een klein beetje interest zouden krijgen op hun spaargeld. Dit heeft een gigantische impact op de mensen, wat men evenwel totaal niet beseft. Ik herinner mij nog het begin van de regering-Michel I. Toen was er een indexsprong. Dat ging toen over 8 euro per maand, 96 euro per jaar. Toen waren er weken na elkaar betogingen. Op hetzelfde moment verscheen er een studie van Allianz, een Duitse onderzoeksgroep, die toen al aantoonde dat het monetair beleid ultralaks was en het ergste moest toen nog komen. Elke Belg verloor 786 euro. Niemand weet of beseft dat eigenlijk, maar de impact daarvan op het individuele leven van mensen is gigantisch veel groter. Ik denk dat het goed is, mijnheer de minister, dat u dat verhaal ook blijft brengen en dat we wijzen op de neveneffecten.

 

U had het zeer kort over het two-tiersysteem. Cui bono? Duitsland heeft daar natuurlijk voordeel bij. Duitsland ziet dat Draghi daarin een zeker evenwicht probeert te bouwen, maar dat is natuurlijk radicaal mislukt.

 

Afsluitend wil ik zeggen dat wie aan politiek doet zich aan politieke vragen kan verwachten. Ik denk echt wel dat de analyse op dat punt gekomen is dat veel mensen zeggen dat de Europese Centrale Bank (ECB) aan politiek doet. Misschien is het dan op zich zelfs niet slecht dat er een echte politica aan het hoofd komt te staan van de Europese Centrale Bank en niet iemand die doet alsof hij geen politicus is. De onafhankelijkheid van iemand die onafhankelijk is, dient te worden gerespecteerd. Dat doen wij ook. Onafhankelijk wil wel niet zeggen onverantwoordelijk, noch dat er geen verantwoording moet worden afgelegd voor het gevoerde beleid.

 

Dat is de reden waarom wij al beslist hebben om de nieuwe voorzitter van de ECB, mevrouw Lagarde, uit te nodigen. De aanvraag hiervoor is gedaan. Ik zou daar graag een extra voorstel aan willen toevoegen, gelet ook op het antwoord van de minister. Wij willen ook de heer Wunsch uitnodigen in de commissie om verantwoording af te leggen over de standpunten die hij heeft ingenomen, onder andere op de bestuursvergadering van de ECB op 12 september. De N-VA-fractie zal daarvoor een voorstel richten aan u.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De onderzoeken naar individuele fiscale rulings inzake overwinst" (55000479C)

- Jan Bertels aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De overwinstrulings" (55000528C)

05 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les enquêtes sur des rulings fiscaux individuels relatifs aux bénéfices excédentaires" (55000479C)

- Jan Bertels à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les rulings pour bénéfices excédentaires" (55000528C)

 

05.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, iedereen die hier al wat langer zetelt, kent uiteraard de zogenaamde excess profit rulings. Ze werden ingevoerd onder Guy Verhofstadt. Hiermee staat men multinationale ondernemingen toe om hun Belgische belastbare basis te verlagen op basis van hypothetische overwinst.

 

Sinds juni 2013 toetst de Europese Commissie of individuele rulings en rulings die in het kader van de fiscale regelingen van de lidstaten zijn afgegeven, beantwoorden aan de regels inzake staatssteun. In januari 2016 besloot de Europese Commissie dat de vrijstellingen van overwinst die door België door middel van fiscale rulings waren toegekend volgens de regels van de EU zeker verboden staatssteun vormden. Op basis daarvan gelastte de Commissie België de steun voor de ondernemingen die van dat systeem geprofiteerd hadden terug te vorderen.

 

Uw voorganger heeft uiteraard geprobeerd die terugvordering van de bedrijven te vermijden door op 22  maart 2016 in beroep te gaan. De redenering was dat de getroffen bedrijven weleens een schadeclaim zouden kunnen indienen tegen de Belgische overheid die hoger zou liggen dan de terug te vorderen bedragen. Ik meen dat het toen in totaal om ongeveer 700 miljoen euro ging.

 

Dit besluit van 2016 werd in februari 2019 gerechtelijk nietig verklaard omdat de Europese Commissie het bestaan van een globale Belgische steunregeling niet kon aantonen. Dit betekende volgens de Europese Commissie echter dat de verenigbaarheid van de betrokken rulings nu individueel moest worden beoordeeld. Daarom heeft de Commissie nu afzonderlijke diepgaande onderzoeken geopend. Het gaat hierbij om 39 multinationale ondernemingen.

 

Mijnheer de minister, de uitkomst van die onderzoeken staat uiteraard nog niet vast, maar de Belgische overheid kan als belanghebbende opmerkingen indienen. Wat is uw reactie op deze openingsbesluiten van de Europese Commissie? Wat is de visie van de Belgische overheid ter zake?

 

05.02  Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, de Europese Commissie kondigde inderdaad recent aan dat ze een individueel onderzoek inzake staatssteun wou starten voor 39 overwinstrulings die door de Belgische fiscus werden toegekend sinds 2005. Naast dat individueel onderzoek was er ook een collectieve procedure die voor het Europees Hof van Justitie werd gevoerd en waartegen nu beroep is aangetekend. Ook die collectieve procedure loopt dus nog.

 

Het systeem van de overwinstrulings is blijkbaar te soepel geïnstalleerd, zodat er geen belasting is op een deel van de winst van Belgische ondernemingen. Zoals voormalig collega Van der Maelen al aankaartte, is het probleem dat er geen uitwisseling is van gegevens met het buitenland, waardoor er geen belasting wordt betaald.

 

Dat is dus een probleem. Dat kan staatssteun zijn volgens de Europese Commissie.

 

Dit onderwerp kwam vroeger al aan bod in deze commissie en er is ook de uitspraak van het Europees Hof van Justitie.

 

In het kader van de eerdere beslissing vorderde de Belgische Staat reeds een belangrijke som terug van de betrokken ondernemingen.

 

Mijnheer de minister, van hoeveel ondernemingen werd in het kader van de eerste beslissing van de Europese Commissie daadwerkelijk staatssteun teruggevorderd en voor welk bedrag? Het gaat dan om een deel of de volledige 700 miljoen euro.

 

Werden deze terugvorderingen meegeteld bij de fiscale ontvangsten? Zo ja, voor welk bedrag en met betrekking tot welk begrotingsjaar?

 

Indien de teruggevorderde bedragen volledig aan de betrokken ondernemingen zouden worden teruggestort, wat is daarvan de budgettaire impact en voor welk begrotingsjaar?

 

België heeft beroep aangetekend tegen die eerste beslissing van de Europese Commissie. Kan hieruit worden afgeleid dat België beroep zal aantekenen tegen elke beslissing van de Europese Commissie die stelt dat een individuele overwinstruling illegale staatssteun betreft? Het gaat over de 39 dossiers die nu zijn aangekondigd. Wat is uw standpunt hierin?

 

05.03 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Ravyts, we hebben kennisgenomen van het persbericht van de Europese Commissie. We hebben ook de officiële documenten ontvangen.

 

Het is in eerste instantie belangrijk om de grieven van de Europese Commissie te analyseren om op basis daarvan de geschikte methode van aanpak te bepalen.

 

Er werden sinds 3 februari 2015, de datum waarop de Europese Commissie formeel liet weten dat ze de excess profit rulings als een mogelijk element van staatssteun ging onderzoeken, geen rulings meer toegestaan noch vernieuwd.

 

Wat de vraag van de heer Bertels betreft, het eerste besluit van de Europese Commissie spreekt van 39 ondernemingen die een excess profit ruling (EPR) genoten. Ze werden alle 39 onderworpen aan een belastingheffing. Het totale bedrag beloopt 904 miljoen euro, zoals aangegeven in de persmededeling van de Europese Commissie van 11 januari 2019.

 

Van dit totaal is in overleg met de Europese Commissie 107 miljoen euro ontheven, doordat enkele ondernemingen in bezwaar aanspraak maakten op niet in rekening gebrachte elementen, zoals dubbele belastingheffing of de aftrek van fiscale latenties.

 

De effectief teruggevorderde bedragen werden inderdaad opgenomen in de fiscale ontvangsten, meer bepaald onder het begrotingsartikel van de vennootschapsbelasting.

 

In het begrotingsjaar 2016 is 391 miljoen euro ingeschreven en in het begrotingsjaar 2017 223 miljoen euro. In het begrotingsjaar 2018 werd er 150 miljoen betaald. In het begrotingsjaar 2018 gebeurde ook de terugbetaling van 107 miljoen die was ontheven en waarover ik het daarnet had.

 

Globaal betekent dit in totaal een nettostorting bij de ontvangstkantoren van de invorderingsdiensten van 657 miljoen euro.

 

Een aantal bedrijven heeft daarnaast ook een kantonnement verricht voor een bedrag van 140 miljoen euro. De Europese Commissie beschouwt dit bedrag als gerecupereerde EPR.

 

Globaal genomen werd er dus in nettotermen 797 miljoen euro gerecupereerd en in brutotermen 904 miljoen euro.

 

Bij een eventuele terugbetaling dient de teruggevorderde steun verhoogd te worden met moratoriumintresten. Die moratoriumintresten komen overeen met de samengestelde rente van de EU en niet met de door de Belgische Staat toegepaste moratoriumintresten. Dit percentage wordt maandelijks herzien door de Europese Commissie.

 

De Commissie heeft besloten om individuele onderzoeken op te starten ten aanzien van de 39 betrokken bedrijven. Ik heb mijn administratie om advies gevraagd over het gevolg van deze procedure.

 

05.04  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, om met het laatste te eindigen, u hebt uw administratie om advies gevraagd, maar de inhoud van dat advies geeft u niet. Het zal er dus nog niet zijn. Work in progress dus.

 

05.05  Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor de concrete cijfers die u vermeldt, die een en ander verduidelijken.

 

Het basisprobleem was natuurlijk een te soepele interpretatie en het ontbreken van duidelijke criteria inzake de uitwisseling van gegevens met het buitenland, waardoor er in de praktijk een systeem van dubbele niet-belasting ontstond in plaats van een systeem van het vermijden van dubbele belasting. Over het vermijden van dubbele belasting bestond een ruime consensus in de Kamer, maar het was geenszins de bedoeling om niet-belasting te organiseren. Ik vind dan ook dat wij dat moeten tegengaan.

 

Aangaande de te volgen procedure hebt u een advies gevraagd aan uw administratie. Als u dat advies ontvangen hebt, dan verzoek ik u om dat ook onmiddellijk aan ons te bezorgen. Die aangelegenheid vergt namelijk een opvolging in de verdere procedure. Ook willen wij de potentiële budgettaire consequenties nagaan die volgens onze stoutste berekeningen tot 1 miljard euro bruto kunnen oplopen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Benoît Piedboeuf à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La cadastration des immeubles et les prévisions de l’arrêté royal du 30 juillet 2018" (55000502C)

06 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De kadastrering van gebouwen en de bepalingen van het koninklijk besluit van 30 juli 2018" (55000502C)

 

06.01  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, l’article 472 du Code des impôts sur les revenus énonce que les revenus cadastraux sont fixés par parcelle cadastrale et que l’administration du cadastre procède à l’expertise des parcelles selon les règles et les formes fixées par le Roi.

 

L’arrêté royal du 30 juillet 2018 relatif à la constitution et la mise à jour de la documentation cadastrale, qui remplace les anciennes dispositions a donc un impact direct sur le plan fiscal pour le contribuable. À chaque parcelle créée est en effet associé un revenu cadastral.

 

L’article 19 de l’arrêté royal précité laisse le soin à l’administration de déterminer elle-même au cas par cas la manière de cadastrer les immeubles qui n’entrent pas dans les prévisions de l’arrêté royal. Cette délégation de pouvoir paraît peu acceptable au regard de l’article 472 précité. Du reste, pour des raisons d’équité fiscale et pour éviter tout abus, il importe de cadrer plus étroitement l’action de l’administration.

 

Monsieur le ministre, sous peine d’avoir des revenus cadastraux fixés de manière irrégulière, entendez-vous corriger rapidement cette lacune et proposer un arrêté royal réglant la cadastration des immeubles qui n’entrent pas dans les prévisions de l’arrêté royal du 30 juillet 2018?

 

06.02  Alexander De Croo, ministre: Cher collègue, les nouvelles dispositions de l'arrêté royal du 30 juillet 2018 actualisent principalement des dispositions qui étaient devenues obsolètes. Certaines dataient de l'année 1877. L'impact fiscal des nouvelles dispositions est extrêmement limité. La différence au niveau du revenu cadastral se limiterait en principe à l'arrondissement de totaux de revenus partiels. L'article 19 de l'arrêté royal en cause a été ajouté pour le cas exceptionnel qui n'aurait pas été prévu dans les articles précédents. Malgré le fait que ces articles couvrent une multitude de situations, il est toujours possible qu'un bien très spécifique soit construit et que l'administration se trouve devant une situation qui ne semble pas compatible avec les règles en place. À titre d'exemple, l'administration s'est trouvée dans une situation comparable lorsqu'il a fallu cadastrer les stations de métro.

 

06.03  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses, mais elles ne répondent pas à ma question. Il faudrait quand même essayer d'améliorer la législation par rapport aux cas spécifiques, pour établir des critères de fixation.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Wouter Vermeersch aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De prijsstijgingen van brandstoffen" (55000511C)

07 Question de Wouter Vermeersch à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les augmentations de prix des carburants" (55000511C)

 

07.01  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ook deze vraag is ondertussen wat achterhaald. Sta mij toe om ze wat te actualiseren. Na de droneaanval op Saoedische installaties schoten de olieprijzen omhoog. Ondertussen is de situatie opnieuw gestabiliseerd, maar de prijsverhogingen in België worden natuurlijk versterkt door de taxatie. Eventuele latere prijsdalingen worden gedeeltelijk omgezet in accijnzen. Dat zien wij bijvoorbeeld bij het cliquetsysteem. Een prijsdaling wordt daarbij voor de helft omgezet in een effectieve daling en voor de helft in een accijns of een soort belasting. Het doel van het cliquetsysteem was het gelijktrekken van de diesel- en benzineprijzen, maar dat doel is ondertussen bereikt.

 

Hoe schat u de fiscale impact in van de toekomstige prijsstijgingen van diesel, benzine, stookolie en kerosine voor de consument? Het cliquetsysteem schiet zijn origineel, door de wetgever bepaald doel voorbij. Wat is uw reactie daarop?

 

Welke maatregelen kunnen worden genomen om prijsstijgingen af te remmen ten gunste van de consument?

 

Kunnen er in de context van een regering in lopende zaken eventueel dringende ingrepen gebeuren indien het effectief tot een nieuwe oliecrisis zou komen?

 

07.02 Minister Alexander De Croo: Met betrekking tot de accijnzen is er geen fiscale impact van de door u aangehaalde eventuele prijsstijging. U hebt het over het cliquetsysteem, waarbij eventuele latere prijsdalingen gedeeltelijk worden omgezet in accijnzen. Dat cliquetsysteem is gestopt op 31 december 2018. In lopende zaken is het niet mogelijk om eventuele maatregelen te nemen die een mogelijke prijsstijging van ruwe olie kunnen afremmen voor de consument.

 

07.03  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik dacht dat eventuele verhogingen van het cliquetsysteem gestopt waren, maar is het cliquetsysteem volledig uit de wet geschreven? Daarvan was ik niet op de hoogte.

 

07.04 Minister Alexander De Croo: Het staat in de wet, maar het is gedeactiveerd.

 

07.05  Wouter Vermeersch (VB): Ik dank u voor de toelichting.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de Benoît Piedboeuf à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le tax shelter et l'antériorité des dépenses par rapport à la signature de la convention cadre" (55000518C)

08 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De taxshelter en de vóór de ondertekening van de raamovereenkomst gedane uitgaven" (55000518C)

 

08.01  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je reviens sur la réponse à la question parlementaire n° 2613 posée par notre excellent collègue Luk Van Biesen concernant l'éligibilité des dépenses réalisées six mois avant la signature de conventions-cadres. Vous y aviez en effet acté que la réforme de l'impôt sur les sociétés peut encore être considérée comme une circonstance exceptionnelle visée à la FAQ 3 du 13 septembre 2017 et qui porte sur ce même sujet, ce pour toutes les conventions-cadres signées jusqu’au 31 décembre 2019. Vous aviez en outre précisé qu'il faudrait une intervention législative.

 

En l’absence d’intervention législative, dès le 1er janvier 2020, le secteur de l’audiovisuel sera à nouveau confronté à cette problématique d’antériorité des dépenses et d’application de la FAQ 3 du 13 septembre 2017 qui avait notamment suscité la question parlementaire de Luk Van Biesen.

 

De nombreux intermédiaires et sociétés de production belges éprouvent encore davantage de difficultés au deuxième semestre 2019 pour trouver les moyens financiers nécessaires à la réalisation de leurs œuvres audiovisuelles et les circonstances exceptionnelles qui ont conduit à votre précédente réponse sont toujours bien présentes.

 

Dès lors, une intervention législative est-elle prévue avant la fin de l’année 2019 et dans la négative ou dans le doute, est-il possible d’accorder un délai complémentaire au secteur en attendant cette intervention?

 

08.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur Piedboeuf, je vais me référer à la réponse apportée à la question parlementaire n° 2613 de M. Luk Van Biesen du 1er avril de cette année. J'y notais qu'en raison de l'approbation toute récente des corrections supplémentaires en vue de garantir le rendement des investissements consécutivement à la réforme de l'impôt des sociétés, cette dernière pouvait encore être considérée comme une circonstance exceptionnelle visée à la Frequently Asked Question 3 (FAQ 3).

 

De ce fait, les dépenses effectuées au maximum six mois avant la signature de la convention-cadre jusqu'au 31 décembre prochain pouvaient être considérées comme éligibles. Je relevais aussi que ce motif ne serait plus accepté au-delà du 1er décembre.

 

Enfin, j'indiquais qu'une intervention législative était en préparation en vue de résoudre le problème à l'origine de cette question parlementaire, dans la mesure où cette intervention s'inscrirait dans un cadre légal clair et bien défini.

 

08.03  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie de me préciser que le texte est toujours en préparation. Par conséquent, j'espère que nous allons aboutir à la solution.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Dieter Vanbesien aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De onderhandelingen over de financiëletransactietaks" (55000534C)

09 Question de Dieter Vanbesien à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les négociations relatives à la taxe sur les transactions financières" (55000534C)

 

09.01  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, deze vraag handelt over de financiëletransactietaks. In 2011 stelde de Europese Commissie een geharmoniseerde belasting voor op financiële transacties, met betrekking tot de hele Europese Unie. In 2013 werd duidelijk dat er geen meerderheid gevonden zou worden op het niveau van de Europese Unie en werden de besprekingen voortgezet in het kader van een zogenaamde versterkte samenwerking tussen een aantal landen waaronder België, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Slowakije en een paar andere landen. Ook deze onderhandelingen liepen spaak. Vorig jaar hebben Duitsland en Frankrijk dan beslist om samen een nieuwe impuls te geven en ze hebben samen een gemeenschappelijk voorstel voorgelegd. Ik heb nu enkele vragen in verband met de stand van zaken daarvan.

 

Welk standpunt heeft de federale regering ingenomen ten opzichte van dat voorstel van Frankrijk en Duitsland, zowel op de Ecofin-bijeenkomst van 12 maart, de informele bijeenkomst op 14 juni en op de voorbereidende vergaderingen in de werkgroep?

 

Is de financiëletransactietaks opnieuw ter sprake gekomen op de informele bijeenkomst van 13 en 14 september?

 

Tijdens de recente bijeenkomst op 10 oktober is de taks ter sprake gekomen in het kader van het financieren van bijkomend budget voor de eurozone. Welk standpunt heeft u ingenomen op dat ogenblik?

 

Hoe schat de minister de kans in dat er een versie of een variant van het Frans-Duitse voorstel in werking zal treden vanaf 1 januari 2021?

 

Zijn er ondertussen nog nieuwe lidstaten bijgekomen die interesse hebben getoond in deelname aan die financiëletransactietaks?

 

09.02 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Vanbesien, de piste om te werken via het Duits-Franse voorstel werd aan de ministers betrokken bij de financial transaction tax via versterkte samenwerking, voorgesteld ter gelegenheid van een ontmoeting in de marge van de Ecofin-bijeenkomst van 21 juni 2018. Als uitgangspunt van het voorstel werd de bestaande Franse taxe sur les transactions financières genomen. In vergelijking met het oorspronkelijke voorstel van de Commissie heeft dit voorstel een veel beperktere grondslag; onder andere derivaten worden niet meer beoogd en ook het idee om via deze taks de speculatie af te remmen en de financiële sector op zijn verantwoordelijkheid te wijzen, is in feite niet meer terug te vinden in dit voorstel. Het voorstel heeft meer kenmerken van een gewone beurstaks.

 

Ter gelegenheid van de ontmoeting van de ministers in de marge van de Ecofin-bijeenkomst van 12 maart 2019 werd door het Oostenrijkse voorzitterschap van de versterkte samenwerking een toelichting gegeven bij de in het voorstel voorziene belastbare basis, namelijk de aankoop van aandelen van ondernemingen met een beurskapitalisatie van minimaal 1 miljard, het principe van mutualisatie van de inkomsten – dat is het herverdelen van de geïnde FTT-opbrengsten tussen de deelnemende lidstaten, met de bedoeling om kleinere lidstaten een minimumopbrengst te garanderen – en de aanwending ervan voor het budget van de eurozone.

 

België heeft verklaard dat het voorstel, en zeker de aangehaalde specifieke aspecten, aandachtig zullen worden onderzocht.

 

Op de ontmoeting van de ministers in de marge van de Ecofin-bijeenkomst van 14 juni werd vooral aandacht besteed aan de problematiek van de al dan niet belastbaarheid van de verrichtingen gedaan door pensioenfondsen en de mogelijke mutualisatie van de FTT-opbrengsten. België heeft erop gewezen dat, in overeenstemming met het regeerakkoord, het ontzien van pensioengerelateerde producten steeds een belangrijke bezorgdheid is geweest voor België. Onder meer rekening houdend met het feit dat het huidige voorstel alle kenmerken van een beurstaks vertoont, wees België er tevens op dat, om concurrentieverstoring binnen de EU te vermijden, een breder toepassingsveld over alle lidstaten heen onze voorkeur  zou genieten.

 

In de werkgroepen heeft België steeds op een positieve en constructieve wijze bijgedragen aan de discussies. Op het niveau van de COREPER werd dit dossier niet behandeld.

 

Dan kom ik aan uw tweede vraag. FTT stond niet op de agenda van de informele Ecofin-bijeenkomst op 13 en 14 september 2019.

 

Er was evenmin een ontmoeting van de betrokken ministers in de marge van de bijeenkomst.

 

Ten derde, de behandeling van het FTT-dossier stond niet op de agenda van de Ecofin-bijeenkomst van 10 oktober 2019. Tot op heden is er nog geen duidelijkheid of het Oostenrijkse voorzitterschap van de FTT een versterkte samenwerking of een ontmoeting met de ministers in de marge van de bijeenkomst zal organiseren.

 

Ten vierde, rekening houdend met het feit dat het ontwerp van richtlijn nog niet werd gefinaliseerd en de procedureel voorziene weg die nog moet worden afgelegd, lijkt het mij in de huidige stand van zaken prematuur om hierover een betrouwbare inschatting te maken.

 

Ten vijfde, op dit ogenblik heb ik geen kennis van lidstaten die mogelijk geïnteresseerd zijn om deel te nemen aan de versterkte samenwerking in het kader van de FTT.

 

09.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u zegt dat dit punt niet op de agenda stond van de vergadering van 10 oktober. De vergadering heeft ondertussen plaatsgevonden en in het verslag stond wel te lezen dat Frankrijk het punt heeft aangehaald in het kader van een eventuele extra financiering van de eurozone. Ergens is dit punt dus toch ter sprake gekomen?

 

09.04 Minister Alexander De Croo: Als ik dit even mag verduidelijken.

 

Een van de maatregelen die werden genomen, betreft de zogenaamde BICC – Budgetary Instrument for Convergence and Competitiveness. Er is een akkoord bereikt over de verdeling van zo'n budget. Over de financiering ervan is nog niet gesproken. Heel veel landen hebben zich uitgesproken over het feit dat dit deel moet uitmaken van het MFF, maar er is nog geen beslissing genomen over de financiering. Het zou kunnen dat Frankrijk dit heeft vermeld, maar dit was niet de kern van de discussie.

 

09.05  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Over de kern van de discussie wil ik nog even het volgende kwijt.

 

Een tiental jaren geleden zat de financiële sector in een zware crisis. Regeringen van heel wat Europese landen hebben duizenden miljarden euro's besteed aan de redding van de financiële sector. In 2011 heeft de Europese Commissie zelf een bericht de wereld ingestuurd met als titel "De financiële sector moet eindelijk haar billijke bijdrage betalen". Dit was geen bericht van een of andere actiegroep, maar de titel van een persbericht van de Commissie.

 

Sinds de eerste voorstellen in 2011 werd de inhoud ervan systematisch uitgehold. De laatste voorstellen beogen een opbrengst die nog ongeveer 15 % bedraagt van het oorspronkelijke voorstel. Wij lijken nogal snel te vergeten wat er tien jaar geleden is gebeurd.

 

Ik wil dan ook een oproep doen. Ik meen ook te begrijpen dat wij op dit vlak op dezelfde lijn zitten. Ik wil ervoor pleiten om met ons land een stevige houding in te nemen ten opzichte van een financiëletransactietaks, daarbij rekening houdend met de originele bedoeling, namelijk speculatie tegengaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- Dieter Vanbesien aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De Ecofin-vergadering over het klimaat, de begrotingsregels en de kapitaalmarktunie" (55000535C)

- Kurt Ravyts aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De standpunten van de Belgische delegatie op de informele Ecofin-Raad in Helsinki" (55000554C)

10 Questions jointes de

- Dieter Vanbesien à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La réunion ECOFIN sur le climat, les règles budgétaires et l'union des marchés des capitaux" (55000535C)

- Kurt Ravyts à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les points de vue de la délégation belge au Conseil ECOFIN informel à Helsinki" (55000554C)

 

10.01  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, op 13 en 14 september kwamen de ministers van Financiën van de Europese Unie onder het Finse voorzitterschap informeel bijeen om onder andere de violen te stemmen over hun rol in het tegengaan van de klimaatverandering, op zich een nobel doel.

 

Mijnheer de minister, welke voorstellen heeft België gedaan of ondersteund om de Europese fondsen optimaal aan te wenden voor sterke klimaatmaatregelen in de lidstaten en om de ministers van Financiën op de beste manier in de belangrijkste klimaatgerelateerde domeinen te laten samenwerken?

 

Ten tweede, ook de toekomstige hervormingen van de Europese wetgeving inzake belastingen op energieproducten en elektriciteit stonden op de agenda. De Finse minister van Financiën stelde dat de uitkomst van de discussies zou moeten worden meegenomen bij de uiteindelijke hervorming van de richtlijn betreffende de energiebelasting. Wat was de uitkomst van die discussie? Welk standpunt nam België ter zake in?

 

De voorzitter: Aangezien de heer Ravyts zich laat verontschuldigen, vervalt zijn vraag.

 

10.02 Minister Alexander De Croo: Het thema klimaatverandering is tijdens de informele lunch aan bod gekomen. Ik heb toen gesproken over het beter aanwenden van de Europese fondsen ter bevordering van de klimaatactie, onder andere door te streven naar de nodige coherentie in het beleid van de nationale promotionele banken, de Europese Investeringsbank en andere internationale financiële instellingen. Mijn collega's en ikzelf zijn van mening dat wij een essentiële rol spelen inzake de aanpak van de klimaatproblematiek. Regelmatige Ecofin-besprekingen over klimaatacties lijken mij dan ook noodzakelijk. Het Finse voorzitterschap stelde voor om regelmatig klimaatonderwerpen te behandelen tijdens de Ecofin-bijeenkomsten. Dat voorstel werd door de ministers van Financiën bijgetreden. Het Finse voorzitterschap zal dan ook op korte termijn een werkprogramma opstellen. Op basis van dat werkprogramma zullen gedurende een bepaalde tijd regelmatig klimaatonderwerpen op de agenda van de Ecofin-bijeenkomsten staan.

 

België is voorstander van een herziening van de richtlijnen inzake energiebelasting. Tijdens de discussie zijn wij tot een consensus gekomen over de noodzakelijke herziening en modernisering van die richtlijn, omdat die niet aangepast is aan de jongste technologische ontwikkelingen. In die optiek hebben wij niets tegen het gebruik van de energierichtlijn als milieu-instrument, voor zover een diepgaande wetenschappelijke studie naar de haalbaarheid ervan wordt uitgevoerd, dat niet leidt tot disproportionele administratieve lasten voor de burgers en de handel en het een holistische aanpak wordt waarbij alle partijen bij de discussie betrokken worden. De Europese Commissie zal voortwerken aan een mogelijk voorstel op basis van haar evaluatieverslag over de energiebelasting van 12 september 2019.

 

Inzake de kapitaalmarktunie heeft België het belang in de verf gezet om de in­vesteringsmogelijkheden voor retailinvesteerders te verbreden, de toegang voor kmo's tot de kapitaalmarktunie te vergemakkelijken, acties te ondernemen op het vlak van duurzame financiering en belemmeringen voor grens­overschrijdende investeringen weg te werken. Het is wachten op de nieuw samengestelde Commissie voor concrete voorstellen. De Commissie heeft wel al aangegeven dat er een highlevelforum zou worden opgericht met deelname van zowel private als publieke stakeholders en academici. Het finaal rapport met concrete beleidsaanbevelingen wordt verwacht tegen de zomer van 2020.

 

Over de cryptomunten en de zogenaamde stablecoins, waaronder de Libra, is enkel tijdens de Eurogroep van 13 september jongstleden gesproken in de context van een debriefing over de G7-vergadering in Chantilly.

 

De meeste lidstaten, waaronder ons land, uitten hun bezorgdheid over het Libra-initiatief en beklemtonen het belang van een goede analyse en gemeenschappelijke actie. Een G7-werkgroep, onder leiding van ECB-directielid Benoît Coeuré, rondt momenteel een rapport over digitale munten af dat tijdens de volgende G7-vergadering van de ministers van Financiën en centrale bankiers in de context van de jaarvergadering van het IMF en de Wereldbankgroep zal worden voorgesteld.

 

Wat de evaluatie en de mogelijke herziening van de bestaande begrotingsregels betreft, wou de informele Ecofin-Raad input verstrekken aan de Europese Commissie. De discussie gebeurt op basis van een verslag van de European Fiscal Board. Het is de nieuwe Commissie, die een evaluatie van de begrotingsregels zal voorbereiden. Tijdens de discussie heb ik onderstreept dat ons land openstaat voor een aanpassing van de begrotingsregels om ze transparanter en eenvoudiger te maken, maar dat tegelijkertijd flexibiliteit nodig is. Die flexibiliteit is nodig om investeringen te bevorderen, gelet op de belangrijke investeringskloof in de meeste lidstaten van de EU. België is zich ervan bewust dat de discussie niet eenvoudig zal zijn, maar wijst erop dat ook in lidstaten met weinig begrotingsruimte en een hoge schuld nood is aan productieve investeringen. Wij vragen dan ook om na te denken over de mogelijkheid om overheidsschuld die verband houdt met productieve en groeibevorderende investeringen, als een aparte categorie te behandelen. Daarnaast zijn wij van mening dat de huidige investeringsclausule zou moeten worden herzien, aangezien de voorwaarden hieraan verbonden, met name zeer negatieve output gaps, tot gevolg hebben dat er geen enkele lidstaat meer in aanmerking komt voor de toepassing van die clausule.

 

Tot slot zou de huidige schuldregeling, die het voor lidstaten met een hoge schuld in een omgeving van lage inflatie en lage groei erg moeilijk maakt om die te respecteren, flexibeler moeten worden.

 

10.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, de strijd tegen de klimaatopwarming zal een gemeenschappelijke strijd van ons allemaal zijn, niet alleen van een minister van Klimaat. Ik ben dus blij dat dat alsmaar duidelijker wordt, ook in Europa. Om dat soort samenwerking te versterken en om mee na te denken over wie welke bijdrage kan leveren aan de oplossing van de klimaatproblematiek vanuit de eigen bevoegdheden, zult u in ons altijd een partner vinden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van Wouter Vermeersch aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Europese btw-fraude (CP42)" (55000544C)

11 Question de Wouter Vermeersch à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La fraude européenne à la TVA (CP42)" (55000544C)

 

11.01  Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, recent legde het Belgisch gerecht de Europese btw-fraude met containers van Chinese Amazonverkopers bloot. Zij maken gebruik van de douaneregeling CP42. Dit is een regeling die importeurs gebruiken om een btw-vrijstelling te krijgen. Door documentenfraude kan men er uiteindelijk voor zorgen dat er nergens btw betaald wordt en dat de goederen uiteindelijk onder de prijs op de markt worden verkocht. Ik heb daar een viertal vragen over.

 

Ten eerste, de douane controleert alle elektronische invoeraangiftes automatisch op dit CP42-risico. Welk aandeel van de totale elektronische invoeraangiften vertoonde zo'n risico in 2018 en 2019?

 

Ten tweede, de douane kan ook een controle uitvoeren als er een CP42-risico aanwezig is. Hoeveel van dergelijke controles werden er effectief uitgevoerd in dezelfde periode en hoeveel fraudegevallen werden er vastgesteld?

 

Ten derde, de douane kan bij twijfel een borg voor de btw eisen alvorens de goederen vrij te geven. Hoeveel van dergelijke borgen werden geëist in dezelfde jaren? Hoe vaak werd hiertoe bijstand gevraagd aan andere lidstaten?

 

Ten slotte, in welke mate wordt met andere Europese belastingdiensten grensoverschrijdend samengewerkt om deze fraude effectief aan te pakken?

 

11.02 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, in 2018 waren er in totaal 8.990.000 elektronische invoeraangiften, en in 3.095.000 ervan werd melding gemaakt van de douaneregeling 42. Dat komt neer op een aandeel van 34,4 %. Tot 31 augustus van dit jaar waren er in totaal 6.556.000 elektronische invoeraangiften, waarvan er in 2.012.000 melding werd gemaakt van regeling 42. Dit is een aandeel van 30,7 %.

 

Ik kom tot uw tweede vraag. In 2018 werden er 15.118 aangiften met een regeling 42 gecontroleerd vanwege een fiscaal risico. In 2019 waren dat er 12.506. In 2018 werden op die 15.118 controles 631 vaststellingen gedaan. In 2019 waren er 690 vaststellingen, op de 12.506 controles. Deze vaststellingen zijn echter niet alleen gerelateerd aan het btw-risico. In de meerderheid van de gevallen wordt het misbruik van regeling 42 in combinatie met andere fiscale en niet-fiscale risico's geviseerd. In principe is de btw bij regeling 42 verschuldigd in het land van de bestemming. Wij hebben hierover dan ook geen gegevens.

 

Ik kom tot uw derde vraag. Inzake regeling 42 voorziet richtlijn 2006/112/EG – dat is de basis-btw-richtlijn – in een vrijstelling van btw bij invoer wanneer de goederen bij de douane voor het verbruik worden aangegeven. Op dat moment kan de douane zich bewijsstukken laten voorleggen waaruit moet blijken dat de ingevoerde goederen bestemd zijn voor een andere lidstaat. Er zijn geen borgen voor btw vereist en er is weinig internationale wederzijdse bijstand op het tijdstip dat de goederen voor het verbruik worden aangegeven met regeling 42. Dit is een btw-regelgeving, waarvoor de douane niet bevoegd is inzake opsporing en navordering.

 

Tot slot kom ik tot uw vierde vraag. De strijd tegen deze mechanismen vraagt een intensieve samenwerking tussen de douane en de fiscale diensten in Europa. Het Europees wettelijk kader voor deze samenwerking is onlangs versterkt. Dankzij deze nieuwe maatregelen hebben douanebeambten toegang tot het register van de btw-identificatienummers en btw-lijsten. Met het oog op de fraudebestrijding zullen gegevens die door de douaneautoriteiten verzameld worden in het kader van de CP42-regeling bovendien ter beschikking worden gesteld van de bevoegde belastingautoriteiten in de lidstaat van bestemming van de goederen.

 

Bij Eurofisc, waarvan de BBI deel uitmaakt en waarin ze actief is, is het activiteitendomein nr. 3 speciaal gewijd aan de detectie van en de strijd tegen deze fraudetypologieën.

 

In 2018 hebben de lidstaten 5.864 signalementen opgespoord doorheen Europa. Daarvan bleek 16,2 % betrekking te hebben op fraude.

 

11.03  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik schrok dat u in uw antwoord op mijn derde vraag over deze toch wel heel hoge cijfers zei dat er geen borgen en geen bijstand werd gevraagd.

 

Ik lees tussen de regels van uw antwoord dat er daaromtrent eigenlijk heel weinig samenwerking bestaat tussen de lidstaten. En dan zijn er in dit Parlement nog pleitbezorgers om alles te harmoniseren op Europees vlak. Als wij nu al in de praktijk zien dat al de administraties niet kunnen samenwerken, hoe zouden wij er dan ooit in slagen om alles op Europese schaal te harmoniseren? Men kan zich daarbij toch ernstige vragen stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

La présidente: La question n° 55000563C de Mme Leroy est reportée.

 

12 Question de Ludivine Dedonder à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L’assujettissement de la Croix-Rouge à la TVA pour la vente de vêtements de seconde main" (55000592C)

12 Vraag van Ludivine Dedonder aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De btw-plicht voor het Rode Kruis met betrekking tot de verkoop van tweedehandskleren" (55000592C)

 

12.01  Ludivine Dedonder (PS): Monsieur le ministre, la réputation de la Croix-Rouge et son service d’utilité publique ne sont plus à démontrer. En effet, nous vivons dans une époque où les inégalités sociales ne cessent d’augmenter. Tout le monde est donc conscient du rôle social indispensable que joue cette association dans notre société. Depuis le 1er avril, certaines activités de la Croix-Rouge, telles que la vente de vêtements de seconde main ou la brocante, sont désormais soumises à un taux de TVA de 21%. Ces activités de vente permettent de financer des actions de solidarité, des épiceries sociales, la distribution de colis alimentaires, etc. D’une manière ou d’une autre, cette hausse de la TVA impactera directement les plus démunis.

 

Dès lors, j'ai deux questions à vous poser. Pourquoi l’administration soumet-elle la Croix-Rouge au régime de la TVA? Sur quelles dispositions se base l’administration pour justifier un tel assujettissement? Serait-il envisageable de diminuer la TVA à 6% lorsque la vente de matériels de seconde main a un objet social? Je vous remercie.

 

12.02  Alexander De Croo, ministre: Avant de répondre aux questions, il convient de préciser que mon administration est soumise au secret professionnel et qu'il ne m'est pas possible de répondre directement aux questions. Je vais néanmoins rappeler les principes de base en la matière.

 

La notion d'assujetti en matière de TVA est définie à l'article 4 du Code de la TVA. Concernant les magasins de biens de seconde main (vêtements, meubles, etc.) ouverts à tous, la législation TVA ne nous permet pas d'exempter ces ventes, même si les recettes serviront à financer des actions à caractère social.

 

De manière générale, la vente de certains biens de seconde main peut bénéficier du taux de 6 % si les conditions de la rubrique 13bis du tableau A de l'annexe à l'arrêté royal n° 20 du 20 juillet 1970 fixant les taux de TVA sont remplies. J'imagine que vous allez devoir consulter ce document. Cette rubrique énumère entre autres les organismes qui peuvent, sous certaines conditions, bénéficier de ce taux réduit.

 

J'invite la Croix-Rouge à contacter directement mon administration et à lui fournir tous les éléments nécessaires afin de statuer sur le taux applicable.

 

12.03  Ludivine Dedonder (PS): Effectivement, monsieur le ministre, je vais examiner cet article de plus près. Je constate qu'il y a peut-être une ouverture et je m'en réjouis. Je suivrai cela attentivement car il y a en la matière, l'aspect pauvreté qui est concerné, mais également l'aspect économie circulaire. Je pense qu'il est intéressant aussi pour nous tous d'inciter plutôt que de pénaliser lorsque l'on peut réutiliser les biens plutôt que de les jeter.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: La question n° 55000626C de Mme Leen Dierick est transformée en question écrite.

 

13 Question de Gilles Vanden Burre à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le succès du tax shelter pour les start-up" (55000633C)

13 Vraag van Gilles Vanden Burre aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het succes van de taxshelter voor start-ups" (55000633C)

 

13.01  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, en 2018, 5 860 personnes ont investi dans les jeunes sociétés via le mécanisme de tax shelter pour start-up pour un montant total de 39,6 millions d'euros. Il s'agit d'une forte progression en un an – en 2017, ce chiffre s'élevait à 3 427 personnes pour 33,1 millions d'euros.

 

Ce cadre fiscal permet de bénéficier d'une réduction de l'IPP de 30 à 45 % pour les PME et micro-entreprises basées en Belgique et qui ont moins de quatre ans d'âge. Ce cadre a été mis en place en 2015. Il s'agit d'un outil très intéressant, que nous soutenons. Il permet en effet de répondre à une vraie demande de ceux qui lancent leur entreprise de pouvoir se financer.

 

Monsieur le ministre, quel type d'entreprises (secteur, nombre d'employés, etc.) ont fait appel à cette disposition?

 

Je voulais aussi avoir votre avis sur la possibilité d'élargir le système. Je pense en particulier à deux types d'entreprises: les plates-formes de reward crowdfunding. Il n'y a pas directement d'investissements financiers mais des services et des biens échangés contre un investissement. Lors de la législature précédente, mon groupe avait proposé un amendement concernant cette possibilité. Aujourd'hui, seul l'equity crowdfunding est inclus dans le système tax shelter. C'est technique mais important car le reward concerne beaucoup de projets à impacts sociaux-environnementaux. Et par ailleurs, les coopératives reconnues dans le nouveau Code des sociétés suite à la réforme de votre collègue Koen Geens, serait-il possible de les inclure dans le système également?

 

13.02  Alexander De Croo, ministre: Cher collègue, dans le tableau que je viens de mettre à votre disposition, vous trouverez la liste des entreprises ayant bénéficié de la mesure tax shelter pour les start-up, avec comme indication le secteur d'activité et le nombre de personnel.

 

Les coopératives ne sont pas exclues du régime. Mais pour être éligible, la société concernée ne doit pas avoir réduit son capital. Or le capital d'une société coopérative varie fortement suivant les entrées et sorties des coopérants.

 

La condition concernant la réduction du capital s'applique à toutes les sociétés. Elle ne nous semble pas excessive dans la mesure où elle vise à délimiter le champ d'application en se focalisant réellement sur les entreprises débutantes. Il faut éviter certains abus comme, par exemple, dans le cas d'une société de moins de quatre ans, ayant réduit son capital et qui ne se trouve pas dans une situation de déficit financier. Celle-ci n'aurait pas besoin de bénéficier de la mesure du tax shelter.

 

Dans un système de crowdfunding equity, comme c'est le cas actuellement, le contribuable investit réellement dans l'entreprise concernée et il reçoit des actions en échange de son apport. Il est dès lors bien propriétaire d'une partie de l'entreprise.

 

Avec un crowdfunding reward, comme vous le suggérez, il n'y a pas d'investissement à proprement parler. La personne physique donne de l'argent à une entreprise et celle-ci récompense ultérieurement cette personne, souvent en lui fournissant gratuitement le produit ou le service développé par cette entreprise.

 

Cette forme de financement s'apparente donc à une vente des produits et services qui seront produits par l'entreprise, et non pas un investissement à moyen ou long terme dans le capital à risque de l'entreprise.

 

L'objectif de cette réduction d'impôt était justement de fournir aux entreprises concernées des sources alternatives de financement de capital à risque, ce que le crowdfunding reward ne permet pas.

 

Pour toutes ces raisons, nous n'avons pas l'intention de proposer de modifier le régime actuel. En tout état de cause, de telles modifications excéderaient l'expédition des affaires courantes.

 

Je suis bien entendu toujours prêt à étudier des modifications apportées à ce système qui, pour l'instant, est quand même assez performant, mais qui peut toujours s'améliorer.

 

13.03  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Merci monsieur le ministre pour le tableau, pour les chiffres et pour vos réponses.

 

Effectivement, le système marche bien. Notre préoccupation est vraiment de faire en sorte que tout un système de l'économie à impact social, environnemental, positif et durable puisse aussi bénéficier de ce type de soutien. C'est pour cette raison que j'ai cité en particulier les coopératives et le crowdfunding reward. En effet, nous savons que ces noms un peu techniques regroupent souvent toutes ces initiatives.

 

Pour cette raison, nous estimons que les coopératives devraient bénéficier d'un traitement différencié, même si je comprends la préoccupation par rapport à la diminution du capital.

 

Concernant le crowdfunding, je pense qu'il faudrait pouvoir avancer. J'entends l'argument de l'investissement dans du capital à risque. Cependant, l'immense majorité des projets que nous connaissons en matière de crowdfunding reward sont vraiment des initiatives qui s'inscrivent dans le local, le durable, qui ont un impact social et sociétal positif. Je pense qu'il faut vraiment pouvoir aussi les aider. Voilà, je voulais avoir votre avis, mais nous serons ravis de porter une initiative parlementaire au sein de cette commission.

 

Je souhaitais juste échanger sur ce sujet qui nous est cher. Je vous remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Président: Marco Van Hees.

Voorzitter: Marco Van Hees.

 

14 Questions jointes de

- Ahmed Laaouej à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les demandes d’extraits cadastraux à des fins de démarchage commercial" (55000569C)

- Ahmed Laaouej à Philippe De Backer (Agenda numérique, Télécommunications et Poste) sur "Les demandes d’extraits cadastraux à des fins de démarchage commercial" (55000570C)

14 Samengevoegde vragen van

- Ahmed Laaouej aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De aanvragen van uittreksels uit het kadaster voor commerciële prospectie" (55000569C)

- Ahmed Laaouej aan Philippe De Backer (Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post) over "De aanvragen van uittreksels uit het kadaster voor commerciële prospectie" (55000570C)

 

14.01  Ahmed Laaouej (PS): Merci monsieur le président, merci chers collègues pour votre amabilité et votre courtoisie.

 

Monsieur le ministre, une interpellation citoyenne m’a récemment éclairé sur un usage pour le moins discutable des demandes d’extraits cadastraux. Alors que le SPF Finances liste de façon limitative les motivations qui justifient une demande, il apparaît que des promoteurs immobiliers demandent des extraits à des fins autres que celles énumérées.

 

En effet, ceux-ci font usage des données à caractère personnel qu’ils acquièrent auprès du SPF Finances afin de démarcher des propriétaires pour leur proposer d’acheter leurs biens.

 

Une telle pratique porte atteinte à la vie privée de nos concitoyens, et est contraire au Règlement européen général sur la protection des données. Dès lors, monsieur le ministre, permettez-moi de vous poser les questions suivantes.

 

Confirmez-vous qu’une demande d’extrait cadastral ne peut pas être réalisée à des fins de démarchage commercial? L’administration a-t-elle déjà constaté une telle pratique de la part des promoteurs immobiliers? Le SPF Finances vérifie-t-il, à tout le moins en cas de demandes répétées émanant d’une même personne, la motivation du demandeur? Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

14.02  Alexander De Croo, ministre: Cher collègue, la demande d'un extrait, aussi bien celle à disposition sur MyMinfin que sur formulaire papier, limite la possibilité de recevoir un extrait cadastral à celui de motif légal ou légitime. Ces motifs ont été établis en conformité avec l'arrêté royal du 30 juillet 2018 fixant les conditions de délivrance des extraits cadastraux. La délivrance ou l'utilisation d'informations cadastrales à des fins commerciales, politiques ou électorales est interdite par cet arrêté royal. L'administration est en train d'examiner une plainte en ce sens.

 

L'administration s'assure de l'identité du demandeur, ce qui lui permet de retrouver systématiquement toute demande et de la contrôler a posteriori. Ces contrôles sont d'ailleurs bien effectués et nous envoyons régulièrement des courriers aux demandeurs pour leur demander des informations complémentaires. Cependant, il ne nous est pas possible de vérifier a priori si chaque motif est correctement choisi. Il existe aussi une responsabilité dans le chef du demandeur qui, lors de sa demande online, reçoit inévitablement un avertissement en cours de procédure de sa (ses) demande(s), comme quoi le motif invoqué doit être conforme à la réglementation en vigueur.

 

L'échange électronique de certaines données cadastrales avec les agents immobiliers, membres de l'Institut professionnel des agents immobiliers (IPI), est réglé par une autorisation spécifique de la Commission de la protection de la vie privée soit, maintenant, l'Autorité de protection des données (APD).

 

Cet accès n'est permis qu'à condition qu'ils utilisent exclusivement des données cadastrales dans le cadre d'une mission précise de vente ou de location confiée par leur client, jamais à des fins de prospection commerciale ou de démarchage ni à des fins de mise à jour du cadastre.

La Commission a rappelé que l'IPI a un rôle de surveillance. Un citoyen peut toujours adresser une plainte auprès du SPF Finances ou s'adresser directement à l'APD s'il estime avoir été lésé de ses droits.

 

14.03  Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le ministre, si je comprends bien, l'usager peut introduire une plainte auprès de l'IPI. Je vous remercie pour votre réponse rassurante car, de fait, des promoteurs immobiliers envoient des informations émanant des extraits cadastraux à des propriétaires de biens d'immeubles pour leur proposer de les leur racheter. Il y a donc clairement, me semble-t-il, un cas de violation de la loi.

 

Je crois qu'il serait bon, monsieur le ministre, si jamais ce problème devait se répéter, qu'un message soit adressé au secteur des agents et promoteurs immobiliers pour lui rappeler ses obligations, notamment le respect de la vie privée et le fait de n'utiliser les informations cadastrales qu'aux seules fins prévues par la loi.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Présidente: Kattrin Jadin.

Voorzitter: Kattrin Jadin.

 

15 Vraag van Joris Vandenbroucke aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoekers" (55000648C)

15 Question de Joris Vandenbroucke à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'exonération de précompte professionnel pour les chercheurs" (55000648C)

 

15.01  Joris Vandenbroucke (sp.a): Mijnheer de minister, in België kunnen werkgevers uit de privésector en kennisinstellingen worden vrijgesteld om 80 % van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing op de lonen van onderzoekers die zij tewerkstellen, door te storten aan de fiscus.

 

Sinds 1 januari 2018 is die maatregel uitgebreid naar een aantal bachelordiploma’s. Voor die diploma's geldt de vrijstelling slechts voor 40 % van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing en is ze beperkt tot 50 % van het totale bedrag van de vrijstelling zoals toegepast voor de werknemers met een specifiek master- of doctordiploma voor kleine vennootschappen. Voor de overige ondernemingen wordt de vrijstelling beperkt tot 25 % van het totale bedrag zoals toegepast voor de werknemers met een specifiek master- of doctordiploma. Vanaf 2020 zal de vrijstelling voor de bachelordiploma's worden opgetrokken tot 80 %.

 

Hoeveel bedroegen de fiscale uitgaven van de regeling voor onderzoekers per jaar sinds 2015?

 

Wat was de budgettaire impact van de uitbreiding van de regeling naar bachelordiploma's in 2018 en 2019?

 

Wat is de verwachte budgettaire impact van de verdere uitbreiding van de regeling voor bachelordiploma's in 2020?

 

15.02 Minister Alexander De Croo: De vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing inzake wetenschappelijk onderzoek, inclusief de vrijstelling voor bachelordiploma's, beloopt 1.026.335.422 euro voor het inkomstenjaar 2018. De gegevens voor de recentste jaren zijn opgenomen in een tabel, die u overhandigd zal worden.

 

De in 2018  ingevoerde specifieke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing inzake wetenschappelijk onderzoek door personen met een bachelordiploma, bedraagt 39.703.893 euro voor het inkomstenjaar 2018. Wel dient opgemerkt te worden dat het systeem in 2018 waarschijnlijk nog niet op kruissnelheid was. Voor 2019 zijn er nog geen definitieve cijfers beschikbaar.

 

In verband met de budgettaire impact: de globale theoretische budgettaire kosten van de vrijstelling aan bedrijfsvoorheffing voor wetenschappelijk onderzoek bedragen voor het inkomstenjaar 2018 722.745.404 euro en voor de bachelordiploma's 27.959.481 euro. Dat is natuurlijk een puur budgettaire benadering. Er is ook een economisch effect van die lastenverlaging, die in mijn ogen verder gaat dan de juiste jobcreatie, aangezien het over jobs gaat die zorgen voor meer innovatie.

 

Wat de evolutie voor de inkomstenjaren 2020 en volgende aangaat, is er rekening gehouden met de gemiddelde groei van de vrijstellingen voor de masterdiploma's de voorbije jaren. Die beloopt gemiddeld 7 %. Aldus wordt de vrijstelling voor het inkomstenjaar 2020 geraamd op 53.358.599,47 euro.

 

De theoretische budgettaire kosten voor het inkomstenjaar 2020 belopen, wanneer we rekening houden met een tarief voor de vennootschapsbelasting van 25 %, 40.018.949,60 euro.

 

15.03  Joris Vandenbroucke (sp.a): Mijnheer de minister, ik neem aan dat er een economisch effect is van die fiscale vrijstelling. Als er meer aantoonbare gegevens beschikbaar zijn, mag u die mij steeds bezorgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Les questions n° 55000656C de Mme Leen Dierick et n° 55000755C de M. Hugues Bayet sont reportées.

 

16 Vraag van Wouter Vermeersch aan Sophie Wilmès (Begroting en Ambtenarenzaken) over "De betaling van juridische kosten, erelonen en oprichtingskosten met dotaties" (55000667C)

16 Question de Wouter Vermeersch à Sophie Wilmès (Budget et Fonction publique) sur "Le paiement des frais juridiques, honoraires et frais d'établissement par le biais de dotations" (55000667C)

 

16.01  Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, als nieuwkomer heb ik eerst en vooral een algemene vraag. Ik zie dat de Civiele Lijst bij minister Wilmès zit, terwijl de dotaties bij u zitten. Wat is daarvan de logica? Zou het niet efficiënter zijn om beide verantwoordelijkheden bij één minister te leggen?

 

Recent ontvingen wij het activiteitenverslag van de koninklijke familie. Dat is bijzonder interessante lectuur voor romantici die de handel en wandel van de koninklijke familie willen volgen. Het venijn zit evenwel in de staart. Helemaal achteraan vinden wij het verslag van het Rekenhof terug. Over de dotaties aan prins Laurent staat letterlijk te lezen, ik citeer: "Deze omvatten kosten en erelonen betaald door prins Laurent met het oog op recuperatie van de vordering van vzw Global Sustainable Development Trust (GSDT) in liquidatie, in het kader van zijn activiteiten van algemeen belang ten gunste van het milieu. Daarnaast bevat deze ook de kosten voor de oprichting van de vzw Environment Network, die het maatschappelijk doel van de vzw GSDT in liquidatie zal verderzetten."

 

Ik heb dit even opgezocht. Wij weten dat prins Laurent al jaren probeert een schadevergoeding te krijgen van de Libische overheid. In 2014 kreeg de vzw GSDT zowel in eerste aanleg als in beroep gelijk. Prins Laurent heeft samen met zijn echtgenote en een goede vriend de vzw Environment Network opgericht om de activiteiten en de netto-activa van de vzw GSDT te kunnen overnemen. In het verslag van het Rekenhof lezen wij dat die kosten in de dotatie werden opgenomen.

 

Mijn vragen aan u zijn de volgende.

 

Ten eerste, klopt het dat dergelijke juridische kosten, erelonen en oprichtingskosten worden betaald met de dotaties? Zo ja, graag een overzicht van de kosten, erelonen en oprichtingskosten per ontvanger van de dotaties.

 

Ten tweede, het Rekenhof controleert enkel de wetmatigheid en regelmatigheid van het deel van de dotatie dat overeenstemt met de werkings- en personeelsuitgaven, te weten 190.000 euro van de totale 307.000 euro. Passen dergelijke juridische kosten, erelonen en oprichtingskosten eigenlijk wel in de dotaties in het algemeen en het genoemde deel "werking en personeel" in het bijzonder?

 

Ten derde, wat is het standpunt van de regering over deze gang van zaken? Ziet u mogelijkheden om dergelijke uitgaven van de dotaties te schrappen of te recupereren?

 

16.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Vermeersch, de volgende gegevens worden verstrekt op basis van de wet van 27 november 2013 met betrekking tot de dotaties en de vergoedingen die worden toegekend aan de leden van de koninklijke familie alsook de transparantie van de financiering van de monarchie.

 

Dotaties aan de leden van de koninklijke familie worden opgenomen, samen met andere dotaties, onder sectie 01 "Dotaties van de algemene uitgavenbegroting". Met zo'n dotatie stelt het Parlement, ten laste van de schatkist, middelen ter beschikking van instellingen en organen om in onafhankelijkheid een specifieke opdracht te vervullen of functies waar te nemen, ten bate van het algemeen belang.

 

Daartoe kan de begunstigde van een dotatie volgens eigen inzicht over de middelen beschikken.

 

Het Parlement beschikt soeverein over het toekennen van een dotatie. Het kent daartoe noch een verplichting noch een verbod.

 

Door het samenstellen van een dotatie wenst de Natie aan het betrokken lid van de koninklijke familie begrotingsmiddelen ter beschikking te stellen opdat hij met zijn status en onafhankelijkheid het algemeen belang van het land optimaal zou kunnen dienen.

 

De opportuniteit van de controle op de dotaties is dus een autonome bevoegdheid van het Parlement. De begunstigde van een dotatie, ten laste van de schatkist van het Rijk, dient in algemene termen rekenschap af te leggen over het gebruik van dergelijke middelen.

 

Ik verwijs naar het advies 31626/4 van 11 juli 2001 van de afdeling wetgeving van de Raad van State: "In het begrotingsrecht verstaat men onder 'dotatie' een krediet dat is opgenomen in de algemene uitgavenbegroting, maar waarvan de besteding geregeld wordt door de instelling waaraan het wordt verleend. Degene die de dotatie ontvangt, hoeft niet aan te tonen dat hij ze aanwendt voor een bepaald oogmerk." De dotaties impliceren dus in beginsel dat de instelling die ze ontvangt over een zekere autonomie beschikt.

 

Artikel 3 van de voormelde wet van 27 november 2013 vermeldt dat de dotatie bestaat uit een bezoldigingsbestanddeel en een deel dat overeenstemt met de werkings- en personeelsuitgaven. Artikel 14 van deze wet stipuleert dat de eerste voorzitter en de voorzitter van het Rekenhof de wetmatigheid en de regelmatigheid van de in de dotatie aangerekende uitgaven onderzoeken. Hoofdstuk 3 bevat de regels inzake transparantie en controle. Hoofdstuk 4 bevat de gedragsregels.

 

Uit de voorgaande elementen kan worden geconcludeerd dat de controle op de besteding van de dotatie niet tot de bevoegdheid van de minister van Financiën behoort.

 

16.03  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het voorlezen van de wet, maar daar ben ik niets verder mee gekomen. U hebt mijn vragen niet beantwoord.

 

Wij hebben vorige week in deze commissie gezien dat de koning de schoolrekeningen van de koningskinderen, toch privé-uitgaven, gewoon in zijn Civiele Lijst kan steken en door de belastingbetaler kan laten betalen.

 

Vandaag zien we ook dat prins Laurent advocaten- en oprichtingskosten, volgens mij toch ook privé-uitgaven, gewoon bij zijn dotaties kan steken. U staat dat allemaal toe, u geeft er geen kritiek op. U komt niet verder dan het herhalen van de wet.

 

De belastingbetaler moet die kosten gewoon ophoesten. Ik vind dat schandalig. Mijn partij zal daarmee nooit akkoord gaan.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

17 Question de Marco Van Hees à Sophie Wilmès (Budget et Fonction publique) sur "Le solde budgétaire du tax shift" (55000677C)

17 Vraag van Marco Van Hees aan Sophie Wilmès (Begroting en Ambtenarenzaken) over "Het begrotingssaldo van de taxshift" (55000677C)

 

17.01  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, j'avais posé cette question à la ministre du Budget mais la question a été renvoyée vers vous. Je ne vois pas pourquoi c'était compliqué pour elle de répondre à une question de nature budgétaire.

 

La loi introduisant les mesures du tax shift date de 2015, mais ces mesures sont entrées en vigueur à différentes dates les années suivantes. Aujourd’hui, nous sommes plus ou moins à la fin de ce processus et il serait utile d’en dresser un bilan budgétaire.

 

Donc ma première question est de savoir quel est le solde budgétaire des mesures du tax shift, celles réduisant et celles augmentant les recettes de l’État. Quel est le montant total des mesures du tax shift réduisant les recettes de l’État? Quelle est la ventilation de ce montant selon les catégories suivantes: mesures fiscales, mesures de sécurité sociale et les autres mesures? Troisièmement, quel est le montant total des mesures du tax shift augmentant les recettes de l’État? À nouveau, quelle est la ventilation de ce montant selon les catégories suivantes: mesures fiscales, mesures de sécurité sociale et autres mesures?

 

Ce sont des données chiffrées, mais pas trop quand même, donc je pensais pouvoir vous les poser oralement, monsieur le ministre.

 

17.02  Alexander De Croo, ministre: En ce qui concerne le calcul du solde budgétaire du tax shift, il va de soi que cela prend un certain temps afin de déterminer l'impact budgétaire découlant des différentes mesures prises en la matière. Dans le délai imparti, il n'est pas faisable de réaliser le calcul nécessaire. Enfin, en ce qui concerne l'effet du tax shift sur la sécurité sociale, je vous renvoie à ma collègue compétente, la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique et de l'Asile et la Migration.

 

Je peux également vous renvoyer à la réponse à la question parlementaire écrite n° 29 de M. Hendrik Bogaert.

 

17.03  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Je vous remercie, monsieur le ministre, de cette longue réponse et de ce renvoi à une autre collègue pour les questions de sécurité sociale. C'est une question que j'avais posée le 30 septembre 2019. Je pense qu'entre-temps, elle est passée de votre collègue Wilmès à vous. Je pense qu'un tel délai n'était pas totalement impraticable. Il n'y avait pas des dizaines de données chiffrées. Si je comprends bien votre réponse, à part pour la question qui concerne votre collègue de la sécurité sociale, je devrais vous adresser une question écrite, c'est bien ça, monsieur le ministre? Ou vous me renvoyez à la question de M. Bogaert? C'est parfait, merci monsieur le ministre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van Kathleen Depoorter aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De CO2-uitstootgegevens van autovoertuigen" (55000697C)

18 Question de Kathleen Depoorter à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les données relatives aux émissions de CO2 des véhicules automobiles" (55000697C)

 

18.01  Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de minister, de autofiscaliteit in ons land wordt grotendeels bepaald door de CO2-uitstoot van voertuigen. Omdat het artikel in de wet verwijst naar de gegevens met betrekking tot de CO2-uitstootgehaltes die beschikbaar zijn bij de Dienst voor Inschrijving van Voertuigen (DIV), stelt de fiscus dat voor het juiste cijfer de gegevens op het inschrijvingsbewijs moeten worden genomen. Als er geen officiële CO2-uitstoot beschikbaar is op het kentekenbewijs, zijn de forfaitwaarden van 195 of 205 g/km voor respectievelijk diesel en benzine van toepassing. Als gevolg van een ministerieel besluit van 24 april 2019 vermeldt de DIV sinds 1 juli 2019 geen CO2-waarden meer op het inschrijvingsbewijs.

 

In dat verband heb ik de volgende vragen, mijnheer de minister.

 

Gaat u ermee akkoord dat de belastingplichtige zich mag baseren op de gegevens over de CO2-uitstoot vermeld op het gelijkvormigheidsattest, omdat die altijd al dezelfde zijn geweest als die op het inschrijvingsbewijs, of moet men artikel 198bis zo interpreteren dat voortaan alleen de CO2-waarden mogen worden genomen die zijn opgenomen in de databank van de FOD Mobiliteit en Vervoer? Die databank is wel online consulteerbaar aan de hand van het chassisnummer, maar er kunnen fouten in voorkomen, waardoor kan worden afgeweken van het authentieke gelijkvormigheidsattest dat bij het voertuig hoort.

 

18.02 Minister Alexander De Croo: Mevrouw Depoorter, voor de berekening van de voordelen van alle aard en de aftrekbare beroepskosten met betrekking tot voertuigen, wordt onder meer het CO2-uitstootgehalte gebruikt. De belastingplichtigen en de administratie moeten zich in eerste instantie baseren op het CO2-uitstootgehalte waarover de DIV beschikt. Het feit dat de DIV sinds 1 juli 2019 geen uitstootgehalte meer op het inschrijvingsbewijs vermeldt, betekent niet dat die dienst niet over het CO2-uitstootgehalte beschikt. Dat gehalte kan worden geraadpleegd via de website van de FOD Mobiliteit en Vervoer en wordt ook vermeld op gelijkvormigheidsattesten. Indien dat niet het geval is, kan een belastingplichtige zich wenden tot de DIV.

 

Ik wil ook nog opmerken dat het kan voorkomen dat er twee CO2-uitstootgehaltes op het gelijkvormigheidsattest vermeld moeten worden, namelijk WLTP en NEDC. Ter zake werd beslist dat men voor voertuigen met twee uitstootgehaltes tot en met 31 december 2020 met de NEDC-waarde rekening mag houden.

 

Het spreekt voor zich dat rekening moet worden gehouden met het CO2-uitstootgehalte van het betreffende voertuig, zoals het bekend is bij de DIV van de FOD Mobiliteit en Vervoer.

 

18.03  Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de minister, uit uw antwoord heb ik begrepen dat er met die gegevens rekening mag worden gehouden. Ik zou u toch graag ook wijzen op het wetsvoorstel inzake de autofiscaliteit dat wij hebben ingediend. Wij houden van een eenvoudige fiscaliteit en het lijkt ons op dit moment heel omslachtig voor de boekhoudkundigen om de taksen te bepalen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van Servais Verherstraeten aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het forfaitaire VAA" (55000736C)

19 Question de Servais Verherstraeten à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'ATN forfaitaire" (55000736C)

 

19.01  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de vicepremier, deze vraag heeft betrekking op de forfaitaire voordelen van alle aard. Het principe is dat een genieter van een voordeel van alle aard wordt belast op basis van de werkelijke waarde ervan. Er moet dus rekening worden gehouden met het bedrag dat de genieter van het voordeel in normale omstandigheden zelf zou moeten besteden om dat voordeel te verkrijgen.

 

Daarnaast is er ook het forfaitair bepaalde voordeel van alle aard. In dat verband is er een discussie die al een tijdje beslecht leek. Ingeval een belastingplichtige het voordeel geniet en hiervoor een marktconforme eigen bijdrage betaalt aan zijn vennootschap die weliswaar minder bedraagt dan het forfaitair voordeel van alle aard, dan rijst de vraag of er alsnog een belastbaar voordeel van alle aard in aanmerking moet worden genomen.

 

Uw voorgangers hebben in het verleden altijd het standpunt ingenomen dat de eigen bijdrage van de belastingplichtige enkel van het forfaitair gewaardeerd voordeel kon worden afgetrokken en dus niet van de werkelijke waarde ervan. Zij waren de mening toegedaan dat indien de eigen bijdrage van de belastingplichtige lager is dan het forfaitair geraamd voordeel de belastingplichtige alsnog zou worden belast op het saldo, ook al zou zijn eigen bijdrage marktconform zijn geweest.

 

Het hof van beroep van Gent heeft recent in een arrest gesteld dat deze zienswijze niet zou stroken met het fiscale legaliteitsbeginsel en dat de belastingplichtige in dat geval de mogelijkheid heeft om het tegenbewijs te leveren, wat er dus toe zou kunnen leiden dat er helemaal geen belastbaar voordeel in zijn hoofde zou moeten worden aangenomen.

 

Mijnheer de minister, is het volgens u correct dat deze zienswijze van het hof ook in de omgekeerde richting kan werken, met name dat de fiscus kan terugvallen op de wettelijke bepaling die stelt dat een voordeel van alle aard de werkelijke waarde moet benaderen? Dan zou de administratie dus ook een tegenbewijs kunnen leveren. Zo niet, waarom niet?

 

19.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Verherstraeten, deze uitspraak kan verregaande gevolgen hebben, ook op budgettair vlak. Daarom kan ik u vandaag nog geen sluitend antwoord geven op uw vraag. Mijn administratie onderzoekt momenteel namelijk de mogelijke gevolgen van die uitspraak van het hof van beroep van Antwerpen en de problematiek die u aanhaalt. Ze is nog niet tot een conclusie gekomen.

 

19.03  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor het eerlijke antwoord. De belastingplichtigen willen echter uiteraard weten of zij zich op die uitspraak kunnen richten.

 

Zij wensen dus ook op voorhand de administratieve praktijk van de fiscus deels te kennen om correct te kunnen handelen of om fiscale betwistingen te kunnen voorkomen. Ik ben mij bewust van de budgettaire consequenties ervan. Dat is uiteraard ook de reden van mijn vraag, omdat vele belastingplichtigen daarbij betrokken zijn. Mogelijkerwijs kan dit ook het voorwerp uitmaken van mogelijke toekomstige en hopelijk zeer snelle federale onderhandelingen ter zake. Vandaar dat ik suggereer dat u uw administratie ter zake transparante berekeningen laat maken die aan formateurs en democratische formaties zouden kunnen worden gegeven, zodat men ermee voort kan om bepaalde rechtvaardige en redelijke houdingen te kunnen aanhouden, dit in het belang van de overheid, maar ook in de redelijke en terechte belangen van belastingplichtigen. Dit zal ik ook suggereren bij andere gelegenheden.

 

19.04 Minister Alexander De Croo: Ter aanvulling, ik volg uw redenering over de onzekerheid, mijnheer Verherstraeten. Ik doe er dus alles aan om hier zo snel mogelijk een antwoord op te bieden. Ik denk dat de uitspraak minder dan een maand oud is. U hebt een punt en ik probeer zo snel mogelijk te reageren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

20 Questions jointes de

- Hugues Bayet à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les décisions et arrêts sur les excess profit rulings" (55000756C)

- Marco Van Hees à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La nouvelle initiative de la Commission européenne concernant les excess profit rulings" (55001155C)

20 Samengevoegde vragen van

- Hugues Bayet aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De beslissingen en arresten inzake de excess profit rulings" (55000756C)

- Marco Van Hees aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het nieuwe initiatief van de Europese Commissie inzake de excess profit rulings" (55001155C)

 

20.01  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, pour rappel, les excess profit rulings sont un avantage aberrant offert à une trentaine de multinationales en Belgique et conçu par la spécialiste 'prix de transfert' de PricewaterhouseCoopers, votre prédécesseur Didier Reynders n’ayant fait que "passer les plats" en 2004. La mesure consiste à détaxer dans le chef de la filiale belge d’une multinationale un bénéfice qui serait excédentaire en vertu des prix de transfert, mais sans taxer le bénéfice insuffisant qui y correspond dans l’autre filiale du groupe. C’est donc un jeu de dupes dans lequel la partie dupée, l’État belge, a fixé elle-même le cadre de la duperie.

 

Même la très libérale Commission européenne a trouvé en 2016 que cette offrande aux multinationales dépassait les limites d’une fiscalité raisonnable. La Belgique a donc été contrainte d’abroger l’article 185 §2 du Code des impôts sur les revenus, où étaient inscrits les excess profit rulings, mais a introduit un recours pour que les multinationales bénéficiaires ne doivent pas rembourser les cadeaux fiscaux du passé. Le montant total avoisinerait le milliard d’euros.

 

En février dernier, le tribunal de l'Union européenne a annulé la décision de la Commission européenne mais seulement pour une question formelle: la Commission avait attaqué le régime fiscal même alors qu’elle aurait dû s'attaquer à chaque ruling individuellement. Ce qu’elle va faire désormais.

 

D'où mes questions, monsieur le ministre. Quel est le montant total en jeu à l’heure actuelle? Combien des bénéficiaires des excess profit rulings ont déjà remboursé l’État belge et pour quel montant? Vu la situation budgétaire difficile de notre pays, vu aussi le fait que les excess profit rulings ont été radiés de notre législation fiscale, vu la probable victoire de la Commission européenne dans cette nouvelle procédure, la Belgique ne ferait-elle pas mieux de se ranger directement à la position de la Commission et d'encaisser les montants en question qui sont bien nécessaires pour régler nos problèmes budgétaires?

 

20.02  Alexander De Croo, ministre: Le montant total en jeu est à l'heure actuelle de 797 millions d'euros. L'ensemble des aides a été initialement récupéré auprès des 39 sociétés visées, que ce soit via un remboursement effectif (764 millions d'euros) ou par un cantonnement des sommes dues (140 millions d'euros). À l'heure actuelle, rien ne permet de présager de la probable victoire de la Commission européenne, d'autant que l'État belge entend défendre sa vision selon laquelle les excess profit rulings ne constituent aucunement une aide d'État.

 

20.03  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Merci pour votre réponse, monsieur le ministre. Je vous rappelle quand même que votre gouvernement a supprimé les excess profit rulings de la législation.

 

Je suppose que s'ils ont été supprimés, c'est qu'il y avait quand même un souci et qu'on considère qu'il y a une aide d'État. En tout cas, mon analyse, c'est qu'il s'agit d'une mesure vraiment problématique et discriminatoire, qui profite à ces 39 multinationales.

 

Je prends note du fait qu'en plus, tout l'argent dû est visiblement dans les caisses de l'État. Cela signifie que si la Belgique avait gain de cause, même si ce n'est pas ce que disent les observateurs, vous devriez rembourser 797 millions d'euros, presque un milliard d'euros, à ces multinationales. Cela veut dire encore un trou supplémentaire de 797 millions d'euros dans le budget de l'État. C'est cela que vous défendez, monsieur le ministre des Finances, vous qui êtes chargé de faire rentrer de l'argent dans les caisses, et non de vider les caisses de l'État. C'est un peu surprenant!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: La question n° 55000772C de Mme Nawal Farih est transformée en question écrite.

 

21 Vraag van Servais Verherstraeten aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De nettobestaansmiddelen" (55000787C)

21 Question de Servais Verherstraeten à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les ressources nettes" (55000787C)

 

21.01  Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, tijdens de vorige legislatuur heeft uw voorganger op vraag van gewezen collega Roel Deseyn geantwoord en duidelijkheid verschaft over de aanrekening van de nettobestaansmiddelen, met name over het samenspel tussen de algemene uitzondering van 3.330 euro, de bijkomende uitzondering voor studenten en wezen en het kostenforfait van 20 %. Dat was een goede zaak, want dat gaf duidelijkheid en nadien werd een en ander nog door twee circulaires bevestigd.

 

Het probleem dat zich voordoet, is dat de belastingplichtige die berekeningen helemaal zelf moet maken. Bij het aangifteformulier wordt immers niet gevraagd naar de bestaansmiddelen, doch enkel naar het aantal personen ten laste. De belastingplichtige moet dus zelf nagaan of zijn kinderen de gestelde maximumgrenzen niet overschrijden, wat niet evident is en toch wat berekeningen vergt.

 

Het is mij opgevallen dat er op Tax-on-web tot nu toe geen wizard is voorzien om de belastingplichtigen daarbij te helpen.

 

Mijnheer de minister, is het, om praktische redenen, mogelijk om in een wizard te voorzien? Zo ja, kan dat reeds in het volgend aanslagjaar gebeuren? Als dat niet kan, wat is de reden voor het uitblijven? Hoe kunnen wij desgevallend de belastingplichtigen helpen bij die moeilijke oefening?

 

21.02 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Verherstraeten, volgens mij zou een dergelijke wizard een goede zaak zijn en voor veel mensen een vereenvoudiging betekenen. Ik heb door mijn administratie laten onderzoeken of een dergelijke wizard ontwikkeld kan worden, maar ik heb daar nog geen antwoord op gekregen. Wij dienen wel rekening te houden met het feit dat een degelijke analyse en de implementatie ervan in de informaticasystemen van de FOD Financiën wat tijd zal vergen, vooral omdat wij er zeker van willen zijn dat er geen fouten zitten in het systeem. Ik kan er nog niet direct een timing op plakken, maar de vraag is dus wel gesteld aan de administratie.

 

21.03  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, ik wil u uitdrukkelijk verzoeken om aan te dringen bij uw administratie, zodat er resultaat is tegen de tijd dat de aangiftes van 2020 dienen plaats te vinden, wat toch nog zowat acht tot negen maanden veraf is. Binnen dat tijdsbestek moet dat volgens mij toch wel mogelijk zijn. Ik vind dat de belastingplichtigen die dienstverlening verdienen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van Wouter Vermeersch aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De federale woonbonus" (55000791C)

22 Question de Wouter Vermeersch à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le bonus logement fédéral" (55000791C)

 

22.01  Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, vanaf 1 januari 2020 dooft de Vlaamse woonbonus uit. Een belangrijke belastingaftrek valt hierdoor weg, dat geldt althans voor de eerste eigen woning. Zoals u weet, komt een tweede eigen woning wel nog in aanmerking voor de federale woonbonus. Dit heeft als gevolg dat de Vlamingen op termijn meer moeten betalen voor hun eerste huis dan voor eenzelfde tweede huis.

 

Is de minister er zich van bewust dat de aparte fiscale behandeling tussen de eerste en tweede woonst door de burger als oneerlijk wordt ervaren?

 

Deelt de minister de mening van fiscale experts dat er hierdoor sprake is van een tegenstrijdig fiscaal beleid?

 

Na de zesde staatshervorming, ten slotte, werden de Gewesten bevoegd voor de woonbonus op de eerste woning. Lijkt het de minister niet interessanter om de Gewesten ook bevoegd te maken voor deze tweede verblijven en opbrengsteigendommen, zodat er een coherente fiscale politiek kan worden gevoerd?

 

22.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Vermeersch, u spreekt over een federale woonbonus. Dat bestaat niet. De woonbonus is per definitie Vlaams. Federaal gaat het over een korf langetermijnsparen. In die korf langetermijnsparen zitten heel wat verschillende producten. Dit zit daar ook in. Ik denk inderdaad dat het tegenstrijdig is dat er een fiscaal voordeel zou bestaan voor een tweede woning, terwijl dat eigenlijk voor de eerste eigen woning niet bestaat.

 

Anderzijds wil ik wel voorzichtig zijn om het kind niet met het badwater weg te gooien. De korf langetermijnsparen is een belangrijk instrument om mensen aan te zetten een gedeelte van hun middelen opzij te zetten met het perspectief om zich voor te bereiden op de kosten van vergrijzing. We moeten mensen de vrije keuze laten of ze die middelen opzijzetten via verzekeringsproducten, beleggingsproducten of een investering in immobiliën. Dat is een algemeen principe, maar ik ben er mij wel van bewust dat de huidige situatie niet logisch is. Ik denk dat een volgende federale regering daarin wel een coherent beleid moet uitstippelen. We weten dat de woonbonus in Vlaanderen voor de nieuwe instroom inderdaad is geschrapt. Dat is in Brussel trouwens al vroeger gebeurd.

 

Meer algemeen, de gewesten kunnen sinds de zesde staatshervorming belastingverminderingen invoeren die te maken hebben met hun bevoegdheden, waaronder fiscale uitgaven voor het verwerven of behouden van de eigen woning. De federale overheid kan daarnaast via langetermijnsparen nog altijd fiscale voordelen blijven toekennen voor uitgaven die worden gedaan voor het verwerven of het behouden van een andere dan de eigen woning omdat dit beschouwd kan worden als het opbouwen van een aanvullend pensioen in de derde pijler. Dit is wel een federale bevoegdheid.

 

Als u evenwel wilt sleutelen aan de principes, zoals u stelt in uw laatste vraag, dan moet er een staatshervorming komen.

 

22.03  Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, wij hadden het er daarnet reeds even over. De liberalen zitten reeds twintig jaar op alle niveaus in regeringen, met bevoegde ministers, en wij zien de zoveelste belastingverhoging. De kostprijs van de afschaffing van de woonbonus loopt voor een gezin op tot 37.000 euro en voor een alleenstaande tot 17.000 euro. Het is spijtig dat collega Leysen hier niet is. Hij pleit steeds voor een efficiëntere overheid. Wel, dan zou u, net als wij, moeten pleiten voor een verdere staatshervorming of beter 'staatsvorming', zodat Vlaanderen inderdaad eindelijk bevoegd is voor fiscaliteit en een coherente fiscale politiek kan voeren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: La question n° 55000814C de Mme Catherine Fonck est transformée en question écrite. La question n° 55000822C de M. Kurt Ravyts est reportée.

 

23 Questions jointes de

- François De Smet à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le paiement de l’impôt par les grandes multinationales du numérique" (55000862C)

- Hugues Bayet à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La proposition de l’OCDE concernant les règles d’imposition des entreprises multinationales" (55001114C)

23 Samengevoegde vragen van

- François De Smet aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het betalen van belastingen door de grote multinationals uit de digitaletechnologiesector" (55000862C)

- Hugues Bayet aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het OESO-voorstel inzake de belastingregels voor multinationals" (55001114C)

 

23.01  François De Smet (DéFI): Madame la présidente, monsieur le ministre, selon les informations communiquées par la presse française et validées depuis par la justice de ce pays, Google a récemment passé un accord avec l’administration fiscale, en versant un peu plus d’un milliard de dollars pour éteindre l’ensemble des poursuites judiciaires et fiscales dirigées à l’encontre d'Alphabet (Google). Ce dossier soulève la question de la taxation effective de ces géants financiers, les GAFA, passés maîtres dans l’art de l’évasion et de l’optimisation fiscales, même si on peut faire une différence entre les deux.

 

La France a récemment proposé, avec l’OCDE, d’arriver à un projet de taxe GAFA concertée. Notre groupe soutient l’instauration d’une taxe de principe de 3 % sur le chiffre d’affaires des sociétés et groupes du numérique dont le chiffre d’affaires annuel mondial dépasserait les 750 millions d’euros, et dont les revenus au sein de l’Union européenne excéderaient les 50 millions d’euros. D'après la Commission européenne, si on établissait une taxe de 3 %, elle générerait 5 milliards d’euros de recettes pour les États membres.

 

De manière générale, l’application des règles actuelles régissant l’impôt des sociétés à l’économie numérique conduit à un décalage important entre le lieu où les bénéfices sont taxés et celui où la valeur est créée. Il semble évident que les règles actuelles ne sont plus adaptées au commerce en ligne.

 

Monsieur le ministre, avez-vous connaissance d’accords passés entre l’administration fiscale belge et les géants du numérique similaires à ce qui s'est produit en France? Dans l’affirmative, quels en sont les montants?


Votre gouvernement, bien qu’en affaires courantes, est-il favorable à l’instauration d’une taxe sur les géants du numérique, selon le modèle proposé par la Commission européenne et la France?

 

23.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur De Smet, il faut d'abord souligner que toute société qui effectue des activités imposables en Belgique est susceptible de faire l'objet d'une vérification fiscale. Actuellement, l'administration fiscale belge n'a pas conclu un accord avec les géants du numérique similaire à celui passé avec le parquet national financier français.

 

La Belgique a toujours défendu la position d'attendre le projet actuellement en cours au niveau du cadre inclusif de l'OCDE. Ce projet envisage non seulement les entreprises fortement digitalisées telles que les GAFA mais également la transformation numérique qui impacte l'économie dans un cadre plus large.

 

L'objectif du projet de l'OCDE auquel participent 134 pays est de définir un cadre fiscal permettant de taxer les bénéfices dans les juridictions où la valeur économique est créée, en tenant compte de la transformation numérique.

 

Cette problématique appelle nécessairement une réponse multilatérale. Des initiatives nationales, comme celles prises en France, risqueraient en effet de créer des situations de double imposition et de fausser la concurrence sur le marché mondial. La Belgique collabore de manière constructive aux travaux de l'OCDE, qui devraient aboutir en 2020, et n'envisage pas de modifier sa législation interne avant l'achèvement de ce projet.

 

Je pense que trop de réglementations nationales dans ce domaine ne seraient pas une bonne chose. On voit que ces activités numériques sont quand même très floues d'un point de vue géographique et nous soutenons une approche multilatérale, comme elle se fait dans le cadre de l'OCDE.

 

23.03  François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je comprends le besoin d'une approche multilatérale vu la nature des transactions concernées. C'est toujours une question d'équilibre: le problème de l'accord à l'OCDE se fait au niveau mondial. Si un nombre suffisant de pays ne valide pas ce genre d'accord ou si le processus est bloqué, il faudra qu'on accélère au niveau de l'Union européenne pour qu'il y ait un effet de masse autour de quelques pays principaux pour qu'une taxation, même partielle, puisse avoir lieu. Le multilatéral, c'est très bien mais si l'ambition devient globale, cela risque de ne jamais se faire. C'est toujours le même problème dans ce genre de taxation. Cela dit, je prends note de votre approche constructive.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Vraag van Servais Verherstraeten aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De aanslag op geheime commissielonen" (55000897C)

24 Question de Servais Verherstraeten à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La cotisation sur les commissions secrètes" (55000897C)

 

24.01  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, dit is andermaal een vraag naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak, deze keer van het Grondwettelijk Hof. Als een vennootschap een voordeel verleent aan haar bedrijfsleider waarvoor er geen fiche wordt opgemaakt, dan wordt dat onderworpen aan een aanslag op geheime commissielonen.

 

Daar bestaat echter een uitzondering op als de genieter van het voordeel ondubbelzinnig geïdentificeerd wordt binnen de tweeënhalf jaar. Daarbij rijst de vraag wat er moet gebeuren als de identificatie kort na het verstrijken van de termijn gebeurt. Het Grondwettelijk Hof heeft gesteld dat het dan met de huidige regeling om een dubbele belasting zou kunnen gaan. Volgens het Hof zou het al dan niet respecteren van die termijn geen verschil mogen uitmaken.

 

In de afgelopen legislatuur is er in een ontsnappingsroute voorzien. Wanneer er een aanslag zou komen voor het vergoedingskarakter, dat wil zeggen een bijzondere aanslag die het feit compenseert dat de genieter van het voordeel er geen belasting op betaald heeft, dan zou dit gecompenseerd worden.

 

Mijnheer de minister, ik heb enkel vragen in verband met het samengaan van het arrest van het Grondwettelijk Hof met de regeling uit de vorige legislatuur. Kunt u verduidelijken wat het standpunt van de administratie zal zijn inzake de toepassing van de aanslag op geheime commissielonen na het arrest van het Grondwettelijk Hof? Komt er een circulaire? Zo ja, moet het arrest dan worden toegepast op alle hangende zaken? Wordt hiermee de mogelijkheid gegeven aan belastingplichtigen om een ontheffing te vragen?

 

Ten tweede, moet de wet volgens u aangepast worden? Zo ja, moet hierbij het vergoedingskarakter vooropgesteld worden, waardoor er in feite rekening zou moeten worden gehouden met de aanslagtermijnen die gelden voor de fiscus? Moet de regeling volgens u veeleer een bestraffend karakter krijgen, waardoor de wetgeving overeenkomstig gewijzigd moet worden?

 

24.02 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Verherstraeten, dit antwoord zal iets langer zijn dan de twee vorige.

 

De administratie sluit zich aan bij het door u bedoelde arrest van het Grondwettelijk Hof van 26 september 2019. Een circulaire zal dit standpunt toelichten.

 

Door de publicatie van een arrest van het Grondwettelijk Hof beschikt de belastingschuldige over de gewone bezwaartermijn, maar ook over de termijn van vijf jaar, voorzien bij een nieuw, bewijskrachtig feit. Voor de toepassing van de termijn van vijf jaar mag de aanslag niet reeds het voorwerp zijn geweest van een bezwaarschrift dat aanleiding gaf tot een definitieve grondbeslissing.

 

De nog hangende administratieve of gerechtelijke geschillen moeten het voorwerp uitmaken van respectievelijk beslissingen of conclusies, overeenkomstig de richtlijnen zoals deze in de circulaire zullen worden opgenomen, met dien verstande dat de bewijslast bij de belastingschuldige ligt.

 

De beslissing tot verwerping van de bezwaarschriften of vragen tot ambtshalve ontheffing, die eerder werden ingediend op grond van dezelfde grief, zijn evenwel onherroepelijk bij gebreke van het instellen van een vordering in het Gerechtelijk Wetboek.

 

Artikel 219 van het WIB 92 zal worden aangepast opdat het niet meer in strijd zou zijn met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet. Die wetsaanpassing zal de keuze die eind 2014 werd gemaakt, tijdens een eerdere wijziging van het wetsartikel, om de afzonderlijke aanslag nog uitsluitend een vergoedend karakter te laten hebben, respecteren.

 

24.03  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, ik meen dat het bewaren van het vergoedend karakter de facto op hetzelfde neerkomt en het is ook budgettair neutraal voor de federale overheid. Dit lijkt mij dan ook een goede zaak.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

25 Questions jointes de

- Gilles Vanden Burre à Nathalie Muylle (Emploi, Economie et Consommateurs) sur "Le statut des coursiers Deliveroo et la niche fiscale en 2018" (55000959C)

- Gilles Vanden Burre à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les revenus des coursiers Deliveroo en 2018" (55000961C)

- Marco Van Hees à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le statut des coursiers dans l'économie collaborative" (55001181C)

- Joris Vandenbroucke à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le traitement fiscal des coursiers cyclistes de plateformes reconnues" (55001062C)

25 Samengevoegde vragen van

- Gilles Vanden Burre aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "Het statuut van Deliverookoeriers en hun fiscale voordeel in 2018" (55000959C)

- Gilles Vanden Burre aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De inkomsten van Deliverookoeriers in 2018" (55000961C)

- Marco Van Hees aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het statuut van de koeriers in de deeleconomie" (55001181C)

- Joris Vandenbroucke aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De fiscale behandeling van fietskoeriers van erkende platformen" (55001062C)

 

25.01  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, à la fin de l'année 2017, l'entreprise Deliveroo annonçait que tous ses livreurs étaient forcés d'adopter le statut d'indépendant pour le 31 janvier de l'année suivante. Ils allaient dès lors bénéficier d'un salaire à la course plutôt que d'un salaire horaire. Sans aucun contrat de travail, les coursiers n'ont plus de protection sociale ni d'assurance en cas d'accident. C'est évidemment une décision contre laquelle nous nous sommes exprimés très fortement durant la dernière législature car c'est un recul social très important, alors que des législations existent dans notre pays. Cela nous paraît tout à fait important de pouvoir les mettre en place. Cette situation n'est pour nous pas acceptable.

 

Par ailleurs, la Commission administrative de règlement de la relation de travail estimait que "les modalités de travail proposées par Deliveroo sont incompatibles avec une qualification de travail indépendant." Mais cet été, cet avis a été invalidé par le tribunal du travail. Le cas ne sera finalement élucidé qu'en 2021.

 

En juillet 2019, j'interpellais déjà le ministre Beke des Affaires sociales et de l'Emploi concernant l'enquête dirigée par l'auditorat du travail qui dure maintenant depuis deux ans et qui serait toujours en cours, alors que des centaines de coursiers ont déjà été auditionnés. Cette situation, et le fait qu'on n'ait pas encore pu trancher à ce niveau-là, me paraît extrêmement problématique.

 

J'ai également posé une question à votre collègue Mme Muylle à ce propos.

 

Après tous ces épisodes, Deliveroo allait devenir une plate-forme agréée d'économie collaborative et dans ce cadre, les travailleurs de la plate-forme étaient exemptés de cotisations sociales et d'impôts mais fin de l'année 2018, le SPF Finances précise les contours de la loi De Croo, la loi relative à l'économie collaborative qui porte votre nom, monsieur le ministre, et affirme que les coursiers ne peuvent plus déclarer leurs revenus sous le régime de la loi. Le SPF fait alors une "faveur" et les coursiers ne seront pas tenus de déclarer leurs revenus pour l'année 2018. Néanmoins, à l'avenir, ils ne bénéficieront plus du cadre avantageux.

 

Que pensez-vous de la décision du SPF Finances? Avez-vous été consulté? Avez-vous validé cette décision? Quel est le montant total des cotisations sociales normalement dues à l'État qui ont été annulées en 2018 via cette niche fiscale? Surtout, qu'en sera-t-il en 2019 pour les coursiers? Je vous remercie.

 

25.02  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Cette affaire est relativement interpellante. Il y a quelques semaines, les coursiers de la multinationale Deliveroo ont reçu de la plate-forme une information concernant de nouvelles conditions de travail, "suite aux discussions avec l'administration fiscale". Celles-ci impliquent, entre autres, la suppression des bonus et l'opacité du lieu de livraison (les coursiers apprennent où ils doivent se rendre quand la commande est déjà acceptée). Le SPF Finances a mené des discussions avec Deliveroo sans consulter voire informer les coursiers, ce qui a abouti à de nouvelles conditions de travail qui ne leur conviennent pas.

 

Rappelons qu'il y a un an, suite à la lutte des travailleurs de Deliveroo contre leur statut d'indépendant imposé, cette multinationale s'est fait agréer comme plate-forme d'économie collaborative dans le cadre de la loi dite De Croo. Alors que le SPF Finances lui a signalé à trois reprises (15/6 et 21/12/2018, 14/1/2019) que ses coursiers n'entrent pas dans le cadre de la loi-programme du 1er juillet 2016, Deliveroo a continué à imposer ce régime fiscal.

 

En mai 2019, les coursiers se sont tournés vers le SPF Finances. Celui-ci leur a répondu quatre mois plus tard par communiqué que le statut d’économie collaborative s’applique finalement quand même à Deliveroo. Un coup de baguette magique a donc fait disparaître une fraude fiscale massive puisque Deliveroo n'acceptait pas les trois décisions du SPF Finances. Cela pose de nombreuses questions.

 

Comment justifiez-vous le revirement à 180 degrés de votre administration dans ce dossier? Comment se fait-il que le SPF Finances conclut un accord avec Deliveroo sans que les livreurs ne soient associés aux négociations alors qu'en tant qu'indépendants, ils devraient être concernés par le peer to peer? Pouvez-vous nous fournir le texte de l’accord ente le SPF Finances et Deliveroo ou au moins le fournir aux coursiers qui sont les premiers concernés? Pouvez-vous garantir que les revenus déclarés pour 2018 sous le régime de l'économie collaborative ne seront   pas requalifiés à un moment ultérieur? Cela serait évidemment dommageable pour les coursiers. Qu'allez-vous faire pour que le statut prévu par la loi-programme du 1er juillet 2016 ne devienne une énième échappatoire fiscale pour les multinationales? Êtes-vous au courant des cas de fraude que suscite l’application de la loi De Croo sur le travail des coursiers?

 

De voorzitter: Mijnheer Vandenbroucke, ik heb uw vraag nr. 55001062C toegevoegd.

 

25.03  Joris Vandenbroucke (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de heren Vanden Burre en Van Hees hebben de discussie over het statuut van Deliveroo en het daaruit voortvloeiende fiscaal statuut van de fietskoeriers correct geschetst. Ik zal de historie dus niet opnieuw herhalen.

 

Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat Deliveroo ingevolge een discussie met de FOD Financiën haar variabel vergoedingssysteem door een vast systeem heeft vervangen. Dat volstaat blijkbaar om onder de voorwaarden te vallen van de fiscale vrijstelling, die aan de deeleconomie wordt toegekend.

 

Nochtans worden de adressen van klanten niet weergegeven wanneer de opdracht door een koerier wordt aanvaard. De organisatie van Deliveroo verandert niet. De werkomstandigheden en de vergoedingen worden immers nog steeds centraal bepaald. Aangezien alleen het vergoedingssysteem wijzigt, kan volgens mij bezwaarlijk worden gesproken van een dienstverlening die via een platform door particulieren aan andere particulieren wordt verleend. Dat is de definitie van wat deeleconomie is.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, kunt u bevestigen dat de FOD Financiën het vast vergoedingssysteem van Deliveroo heeft erkend in toepassing van artikel 90 van het WIB 92?

 

Geldt deze erkenning enkel voor de aangifte van de inkomsten 2018 of ook voor de toekomst?

 

Op basis van welke argumentatie beantwoordt de erkenning aan de wettelijke omschrijving van deeleconomie?

 

Hoe wordt gecontroleerd dat de platforms zich beperken tot de activiteiten waarvoor en volgens de modaliteiten waaronder de erkenning werd verleend?

 

25.04  Alexander De Croo, ministre: Chers collègues, merci pour ces questions. J'ai été consulté par mon administration en la matière et je partage sa position visant à faire preuve de souplesse vis-à-vis des coursiers. En effet, certaines plate-formes, bien qu'agréées en tant que plates-formes d'économie collaborative, ne respectaient pas les autres conditions qui auraient permis à leurs coursiers de bénéficier du régime fiscal de l'économie collaborative pour leurs revenus obtenus dans ce cadre en 2018.

 

Le SPF Finances a estimé que les coursiers concernés n'avaient pas à pâtir de la complexité du régime de l'économie collaborative et des malentendus générés par celle-ci. Les coursiers, qui comptent de nombreux étudiants, se sont, en effet, engagés dans cette activité afin de pouvoir bénéficier du régime favorable de l'économie collaborative. Pour cette raison, le SPF Finances a accordé une tolérance administrative aux revenus perçus par lesdits coursiers en 2018, pour autant que toutes les autres conditions du régime fiscal de l'économie collaborative soient remplies dans leur chef. Je veux parler du montant limite et des autres conditions.

 

Concernant votre deuxième question, nous ne pouvons pas fournir les chiffres relatifs aux cotisations. S'agissant des revenus de 2019, l'administration a demandé que les plates-formes fassent preuve de davantage de transparence vis-à-vis de leurs coursiers, afin que ces derniers soient clairement informés du statut sous lequel ils exercent leur activité.

 

L'administration a toujours adopté la même position concernant l'application des règles de l'économie collaborative. Elle a cependant choisi de faire preuve de souplesse à l'égard de ces coursiers afin que ceux-ci n'aient pas à subir de répercussions négatives dès lors que leurs revenus perçus en 2018 n'auraient pas dû, selon la législation fiscale, être qualifiés de revenus issus de l'économie collaborative. Les plates-formes ont été priées de se mettre en ordre avec la législation fiscale pour l'avenir.

 

Elles sont libres d'utiliser ou non, pour ce faire, le régime de l'économie collaborative. Aucun accord n'est intervenu sur l'application  de la loi fiscale. L'administration a informé différentes plates-formes des raisons pour lesquelles leur système ne remplissait pas les conditions du régime fiscal de l'économie collaborative. Il revenait auxdites plates-formes d'adapter leur modèle afin de se mettre en conformité avec la loi fiscale. Les conditions de travail et, de manière générale, l'aspect social de ce régime, ne relèvent pas de la compétence du SPF Finances.

 

Le secret professionnel empêche l'administration de communiquer tout document relatif à ces dossiers. Rien n'empêche les plates-formes, de leur côté, de communiquer les documents qui les concernent. L'administration ne peut se prononcer sur les décisions que pourront prendre les cours et tribunaux à l'avenir, particulièrement si les relations entre les coursiers et les plates-formes devaient être qualifiées d'activité salariée.

 

Je ne comprends pas comment ceci peut mener à de l'évasion fiscale par les multinationales. Il s'agit de la question de M. Van Hees. Peut-être devriez-vous reformuler votre question, car je ne vois pas comment il pourrait s'agir d'évasion fiscale.

 

J'en viens à votre sixième question. L'administration a rappelé aux plates-formes les conditions essentielles du régime de l'économie collaborative. Dans le cadre des contrôles fiscaux, l'administration n'hésitera pas à sanctionner tout comportement considéré comme frauduleux, tel que l'utilisation d'un faux nom, de la manière dont elle procède dans les autres secteurs d'activités.

 

Mijnheer Vandenbroucke, in antwoord op uw vraag kan ik u meegeven dat de FOD Financiën de platforms eraan herinnert dat de aanwezigheid van een overeenkomst tussen twee personen de fundamentele voorwaarde is om van het belastingstelsel van de deeleconomie te genieten.

 

De FOD Financiën erkende geen betalingsvoorwaarden, zoals een vast vergoedingssysteem, die met die voorwaarde in strijd zijn.

 

De normale controleprocedures zijn van toepassing op platforms die in het stelsel van de deeleconomie zijn goedgekeurd.

 

25.05  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): En réalité, outre ces conditions de travail qui, pour nous, ne sont pas acceptables, le problème concerne surtout le flou, ainsi que vous l'avez dit. Ce flou résulte du manque de clarté au niveau du statut fiscal, et les premiers à en pâtir sont, une fois de plus, les coursiers proprement dits.

 

Je pense qu'il est vraiment important de pouvoir avancer dans ce dossier avec des règles claires. Je sais que cela ne relève pas de vos compétences, mais il faut en réalité déterminer si ces coursiers sont effectivement des indépendants ou des salariés. Selon moi, c'est la première chose essentielle à faire. Pour nous, il est clair qu'il s'agit de salariés, et ils doivent être traités comme tels, avec une couverture sociale et avec les avantages dont bénéficient les salariés.

 

L'auditorat du travail s'est saisi du dossier il y a deux ans, de sorte qu'il est vraiment temps de réagir. Je vais interroger votre collègue des affaires sociales et de l'emploi, madame Muylle, mais je pense que le problème est vraiment profond et que nous pourrons pas y remédier tant que le statut n'aura pas été clarifié. Selon nous, le bon sens veut que ces personnes soient considérées comme des salariés et qu'elles se voient accorder les mêmes droits que des travailleurs salariés. Ce n'est qu'alors que nous aurons davantage de clarté sur leur régime fiscal.

 

Pour le moment, nous nous trouvons dans une zone grise, une zone de flou complet qui n'arrange ni les coursiers, ni l'État et la réglementation du travail. Face à cette situation, tout le monde est perdant, de sorte qu'il est grand temps d'avancer sur ce dossier.

 

25.06  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je trouve qu'il s'agit là d'une situation choquante, et votre réponse ne l'est pas moins. En effet, l'administration fiscale a répété sa position à Deliveroo à trois reprises, précisant que cette situation n'entrait pas dans le cadre de la loi dite la "loi De Croo".

 

Que fait aujourd'hui Deliveroo? Elle impose malgré tout cette pratique dont elle sait pertinemment qu'elle est illégale. Finalement, nous sommes face à une politique du fait accompli, et nous constatons que la société continue d'agir en toute illégalité. Quant à vous et au SPF Finances, vous acceptez cette situation au nom de la souplesse.

 

C'est la souplesse d'un État de droit par rapport à une multinationale qui impose sa loi! C'est la réalité, monsieur le ministre! Je trouve ce déroulement des opérations vraiment très grave.

 

Vous invoquez le secret professionnel pour un document qui est adressé par le SPF Finances à Deliveroo, mais qui concerne les coursiers. Les coursiers n'ont donc pas accès à ce document. C'est quand même incroyable. Moi, j'ai eu accès à un de ces documents.

 

Le SPF Finances écrit à Deliveroo: "La loi exige donc l'existence d'une convention entre deux particuliers, en l'occurrence le client d'une part et le coursier d'autre part." Or, cette convention n'existe pas dans le mécanisme actuel, puisque le coursier, quand il accepte la course, ne connaît pas le client. Il ne sait même pas où le client se trouve. C'est une inconnue. Il découvre par après seulement l'endroit où il doit effectuer sa livraison. Cette convention n'existe donc pas. C'est donc illégal et vous acceptez cette politique du fait accompli.

 

J'ai parlé d'échappatoire fiscale, monsieur le ministre, parce que c'est tout simplement du travail au noir légalisé, où la multinationale ne paie ni impôts, ni charges sociales. Voilà pourquoi j'ai parlé d'échappatoire fiscale! C'est bien de cela qu'il s'agit. Vous êtes en train de légaliser quelque chose qui est illégal. C'est de la fraude légalisée. Ce n'est même pas légalisé, puisque la loi dit le contraire. Vous violez vous-même votre propre loi, monsieur De Croo.

 

25.07  Joris Vandenbroucke (sp.a): Mijnheer de minister, tenzij ik het heb gemist, hebt u niet geantwoord op mijn tweede vraag, of de overeenkomst enkel voor de inkomsten 2018 geldt of ook voor de toekomst.

 

Eigenlijk hebben de andere vraagstellers een punt. Wij begeven ons hier in een grijze zone. De wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, is een hellend vlak, waarbij de definitie van deeleconomie, namelijk een dienst van de ene burger aan de andere, volledig zal worden ondergraven.

 

Ik roep u dan ook op om ter zake zo snel mogelijk klaarheid te scheppen en dat hellend vlak niet verder af te dalen.

 

25.08 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Vandenbroucke, ter verduidelijking geef ik nog mee dat het enkel over 2018 en het verleden gaat.

 

Laten wij duidelijk zijn. Wat de FOD hier heeft gedaan, is ervoor zorgen dat het niet de koeriers zijn die gestraft worden. Dat is wat de FOD uiteindelijk heeft gedaan.

 

Als ik de heer Van Hees goed begrijp, zegt hij dat de maatregel moet worden doorgevoerd en dat ik de duizenden koeriers die voor het bedrijf werken – en er vaak graag voor werken, wat wij ook niet mogen vergeten – moet belasten door hen aan te pakken op wat zij verdienen. Op dat punt heeft de administratie beslist dat er enige onduidelijkheid is geweest en dat zij dat niet zal laten gebeuren. De administratie heeft beslist de situatie voor 2018 te regulariseren, om te vermijden dat betrokkenen hard worden aangepakt. Voor 2019 moeten de zaken echter in orde zijn.

 

Heeft de administratie ter zake redelijkheid gevraagd? Naar mijn mening wel.

 

25.09  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous dites que je défends la position selon laquelle il faut taxer tous les coursiers qui ont "subi" ce système. Ce n'est pas ce que j'ai dit. D'ailleurs, je vous demandais si vous pouviez garantir que les revenus déclarés pour 2018 sous le régime de l'économie collaborative ne seraient pas requalifiés à un moment ultérieur. Je me suis justement soucié du fait que ces coursiers ne soient pas taxés.

 

Ce que je remets en question, c'est le fait que Deliveroo applique la politique du fait accompli et que le SPF Finances et vous-même vous y soumettez. C'est comme cela que j'entends la réponse que vous nous donnez sous forme de souplesse à accorder à Deliveroo.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

26 Vraag van Wim Van der Donckt aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het door gerechtsdeurwaarders bijgehouden "fiscaal" dagboek" (55000971C)

26 Question de Wim Van der Donckt à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le journal ”fiscal" tenu par les huissiers de justice" (55000971C)

 

26.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een enigszins technische vraag. De notarissen zijn op basis van artikel 8 van het ministerieel besluit van 17 december 1998 ontheven van de verplichting om een afzonderlijk fiscaal dagboek bij te houden als zij een notariële boekhouding voeren. Volgens de bij koninklijk besluit van 9 maart 2003 goedgekeurde reglementen moeten zij thans een dubbele boekhouding voeren.

 

Het reglement van 21 mei 2015 met betrekking tot het houden van en het toezicht op de kwaliteitsrekeningen werd door de algemene vergadering van de gerechtsdeurwaarders op 7 december 2016 gewijzigd. De gerechtsdeurwaarders dienen vanaf het boekjaar 2018 ook een dubbele boekhouding te voeren.

 

In die context heb ik de volgende vragen.

 

Heeft de verplichting tot het voeren van een dubbele boekhouding door de gerechtsdeurwaarders ook tot gevolg dat deze dubbele boekhouding, zoals geldt voor de notarissen, geacht wordt tevens het fiscaal dagboek uit te maken zoals bedoeld in artikel 320 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992? Zo niet, waarom niet?

 

26.02 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, de verplichting tot het voeren van een dubbele boekhouding voor gerechtsdeurwaarders heeft niet automatisch tot gevolg dat deze boekhouding geacht wordt tevens het fiscaal dagboek uit te maken, zoals bedoeld in het Wetboek van de inkomstenbelastingen.

 

Notarissen zijn vrijgesteld van het houden van een dergelijk dagboek op basis van een ministerieel besluit van 17 december 1998 dat expliciet stelt dat hun notariële boekhouding voorgeschreven door de wettelijke en reglementaire teksten ter zake het dagboek voorgeschreven in het Wetboek van de inkomstenbelastingen uitmaakt. In dat ministerieel besluit staat geen bepaling over de door de gerechtsdeurwaarders bij te houden boekhouddocumenten.

 

De gerechtsdeurwaarders blijven dus verplicht om een dagboek zoals voorgeschreven in het Wetboek van de inkomstenbelastingen te houden. Ik ben het er wel mee eens dat wij dit op een bepaald moment wel eens moeten onderzoeken. Dit is ook niet de enige beroepscategorie die daarmee geconfronteerd wordt. Ik vind dat dit punt terecht opgenomen mag worden in een volgende regering.

 

26.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, het is inderdaad zo dat de advocatuur ook met dat probleem wordt geconfronteerd. Misschien moeten wij niet wachten tot de volgende regering en kan ik zelf het initiatief nemen via een wetsvoorstel. Wij zien dus wel.

 

Ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

27 Vraag van Jan Bertels aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De evaluatie van de fiscale ramingen door de KU Leuven" (55000990C)

27 Question de Jan Bertels à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'évaluation par la KU Leuven des estimations fiscales" (55000990C)

 

27.01  Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, we hebben het naar aanleiding van de rapporten van het Monitoringcomité al even gehad over de procedure met betrekking tot de raming van de fiscale inkomsten.

 

In een normale politieke toestand stelt de FOD Financiën elk jaar in juni ramingen op van de te verwachten fiscale inkomsten voor het volgende jaar. Dat zijn uiteraard ramingen, geen precieze voorspellingen. In september wordt de initiële begroting opgesteld door de regering, die dan voor het einde van het jaar wordt goedgekeurd door het Parlement, in de loop van december. In februari herraamt de FOD Financiën eveneens de belastingontvangsten voor het lopende jaar. Deze ramingen vormen de basis voor een eventuele aanpassing van de inkomsten, de middelenbegroting, tijdens de begrotingscontrole.

 

Soms is er discussie over deze ramingen. Herinner u 29 september 2016, toen toenmalig minister van Financiën Van Overtveldt zei: "J'en ai marre." Hij was de aanhoudende kritiek beu, die stelde dat de foute ramingen zijn schuld waren. Hij beweerde dat de fiscale inkomsten systematisch overschat werden en hij leek de schuld bij de administratie te leggen. Hij gaf de administratie wel de opdracht een grondige analyse te maken van de ramingsmethode van de inkomsten.

 

Impliciet was zijn boodschap dat niet zijn rekenkunde fout was, wel de methode die gebruikt werd om de inkomsten te ramen. Volgens de toenmalige minister lag de schuld bij de administratie, niet bij de politiek. Quod non.

 

Om na te gaan waar de fout precies zat bestelde de FOD Financiën een studie bij de KU Leuven. Er werd een analyse gemaakt van maar liefst 3 decennia begrotingswerk, van 1990 tot en met 2017 met als titel An Evaluation of the Methods to Forecast Tax Revenues. Hieruit bleek dat gedurende die periode de inkomstenraming gemiddeld 1,55 % fout zat. Volgens een internationale vergelijking is die 1,55 % een goed cijfer.

 

De afwijking blijkt vooral te wijten aan het inschatten van de macro-economische evoluties en de verwachte impact van nieuw regerings­beleid. De macro-economische evolutie wordt initieel geraamd door het Planbureau. De impact van het nieuwe regeringsbeleid wordt meestal geraamd door de regering, niet door de administratie. Ik neem wel aan dat men meestal hulp van de administratie krijgt voor bepaalde insteken. Sommige bedragen worden echter nogal eens vlotweg afgerond tijdens het laatste begrotingsconclaaf.

 

De studie concludeerde dus terecht dat de voorspellingsmethode kwalitatief goed zat. De restterm, de methodologische term die de onderzoekers in het rapport interpreteren als de fout die volgt uit de methode zelf, is eerder beperkt, versta zeer klein.

 

Naast de correcte analyse van de ramingsmethode van de FOD Financiën stelde de studie ook een aantal verbeteringen voor, bijvoorbeeld op het vlak van de transparantie van de ramingen van de beleidsimpact – waar dus verbeteringen mogelijk zijn – en het voorzien van documentatie buiten de gedesaggregeerde methode, wat ook een aanbeveling was die het Rekenhof ooit al eens gedaan heeft.

 

Mijnheer de minister, ik heb daarom twee vragen voor u.

 

Ten eerste, welke conclusies trekt u uit de studie van de KU Leuven over de ramingsmethode?

 

Mijn volgende vraag is een politieke vraag.

 

Erkent u dat voormalig minister Van Overtveldt fout heeft gehandeld door de administratie van foute ramingen te beschuldigen? Zijn "j'en ai marre" was blijkbaar veeleer naar hem bedoeld dan naar de administratie.

 

Ten tweede, de belangrijkste vraag voor de toekomst: welke actie zal u ondernemen opdat de begrotingsopmaak iets nauwkeuriger zou kunnen gebeuren dan voordien het geval was? Zal u de aangereikte oplossingen onderzoeken en, nog beter, laten toepassen?

 

27.02 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Bertels, de studie van de KU Leuven toont aan dat de afwijkingen in de begrotingsramingen vooral te wijten zijn aan de ramingen van de macro-economische parameters en aan de ramingen van de impact van de fiscale maatregelen.

 

De kritiek op de administratie leek dus grotendeels ongegrond.

 

Een andere verklaring voor de afwijkende resultaten is ook dat de maatregelen niet altijd zijn uitgevoerd op de manier waarop zij zijn berekend. Dat heeft natuurlijk de grootste impact. Wanneer maatregelen worden beslist, maar daarna in een tweede lezing of tijdens een parlementaire bespreking andere voorwaarden qua toepassing en invoering krijgen, is het normaal dat de cijfers afwijken.

 

Zoals u daarnet hebt aangegeven, zijn de ramingen van de FOD Financiën in een internationale context relatief goed. Ze zijn beter dan bijvoorbeeld in Nederland.

 

De KU Leuven formuleert in haar studie een reeks voorstellen om de ramingen te verbeteren. De studiedienst van de FOD Financiën zal de voorstellen analyseren en de meest efficiënte in de mate van het mogelijke implementeren.

 

De studie is intussen ook gepubliceerd en is publiek toegankelijk.

 

27.03  Jan Bertels (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben blij dat u toegeeft dat de kritiek op de administratie ongegrond was. Dat woord hebt u gebruikt. Dat is ook correct.

 

Wij moeten het werk van de mensen binnen de administratie – bij de FOD Financiën maken enkelingen de ramingen – waarderen. Het blijft een raming. Het is geen exacte voorspelling. Dat kan ook niet. Het is ook geen voorspelling die exact bewaarheid wordt. Het blijft om ramingen gaan.

 

Indien ik uw laatste zin goed heb begrepen, zal u de administratie niettemin vragen de aanbevelingen in de studie te bekijken en te proberen ze in hun ramingsmethodes te integreren, zodat die methodes nog beter kunnen worden. Dat is een goede zaak.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55001025 van de heer Loones wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

28 Vraag van Joris Vandenbroucke aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De vermogens van belastingplichtigen in het buitenland" (55001008C)

28 Question de Joris Vandenbroucke à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les avoirs des contribuables à l'étranger" (55001008C)

 

28.01  Joris Vandenbroucke (sp.a): Mevrouw de voorzitter, bij het begin van de vergadering heb ik gehoord dat de minister garandeert dat een schriftelijke vraag binnen de drie weken wordt beantwoord.

 

28.02 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, ter correctie, ik hoor hier net naast mij iemand zeggen dat de termijn vier weken is. Bovendien heb ik die termijn niet "gegarandeerd". Ik heb gezegd dat momenteel de doorlooptijd vier weken is.

 

28.03  Joris Vandenbroucke (sp.a): Mijnheer de minister, dan moeten wij misschien iets selectiever zijn in onze mondelinge vragen.

 

Ik zal deze vraag wel mondeling stellen, want ik ben zeer benieuwd naar de gevraagde gegevens.

 

Mijnheer de minister, deze vraag gaat over vermogens van belastingplichtigen in het buitenland.

 

Enkele weken geleden werd al in de pers informatie gepubliceerd over de CRS en de vermogens van belastingplichtigen in het buitenland op basis van gegevens die u had verstrekt aan collega's. Ik had daarover graag een aantal aanvullende gegevens ontvangen voor respectievelijk 2017 en 2018.

 

Van hoeveel landen heeft België in deze context inlichtingen ontvangen? Hoeveel inlichtingen heeft de administratie ontvangen? Kunt u die informatie ook verstrekken per partnerland?

 

Op hoeveel Belgische belastingplichtigen hebben die inlichtingen betrekking? Over welk totaalbedrag gaat het?

 

Kunt u op basis van de ontvangen gegevens een inschatting maken van de decielenverdeling, meer bepaald van de inkomensgroepen van het in het buitenland aangehouden vermogen door Belgische belastingplichtigen?

 

Worden deze inlichtingen opgeladen in MyMinfin? Met andere woorden, kan iedere belastingplichtige gemakkelijk vaststellen over welke inlichtingen van buitenlandse belastingsadministraties de FOD Financiën beschikt? Zijn deze inlichtingen nog zichtbaar voor de belastingcontroleur, zoals alle andere inlichtingen die in MyMinfin beschikbaar zijn, of vallen ze onder het bankgeheim en kunnen ze dus alleen worden aangewend binnen de contouren van artikel 322 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen?

 

Is er in een specifieke controleactie voorzien inzake buitenlandse inkomsten en in een opvolging van de eerste automatische uitwisseling van inlichtingen in het kader van de CRS? Zo ja, kunt u dat toelichten? Indien zo'n controleactie reeds bezig is, zijn er al voorlopige resultaten van bekend?

 

In het kader van de CRS verstrekt België natuurlijk ook inlichtingen aan andere landen en zulks op basis van de inlichtingen verstrekt aan de FOD Financiën door de Belgische financiële instellingen. Hoeveel inlichtingen heeft België verstrekt aan de partnerlanden? Over hoeveel personen gaat het? Over welk totaalbedrag gaat het?

 

28.04 Minister Alexander De Croo: In 2017 heeft België met 45 landen inlichtingen uitgewisseld in het raam van de Common Reporting Standards. In 2018 waren het er 86 en eind 2019 zijn het er al 91.Voor het inkomstenjaar 2016 werden in totaal 636.844 geldige inlichtingen ontvangen vanuit het buitenland. Voor het inkomstenjaar 2017 waren het er 1.385.124. Voor het inkomstenjaar 2018 is de verwerking nog bezig.

 

Cijfers over de uitwisseling van inlichtingen met verwijzing naar specifieke landen zijn vertrouwelijk en mogen niet publiek gecommuniceerd worden. Dat is zo bepaald in de internationale wetgeving en overeengekomen in de internationale werkgroep.

 

De inlichtingen slaan op een rekeningnummer. Indien er meerdere rekeninghouders zijn die inwoner zijn van België, worden deze inlichtingen meermaals doorgegeven. Het aantal inlichtingen stemt dus niet overeen met het unieke aantal rekeningnummers en evenmin met het aantal Belgische belastingplichtigen.

 

Het totaalbedrag van alle rekeningsaldo's van de verkregen inlichtingen per inkomstenjaar bevat dubbeltellingen, zodat bepaalde saldo's met meerdere rekeninghouders meerdere keren worden doorgegeven. Voor het inkomstenjaar 2016 bedroeg dit totaal ongeveer 90,9 miljard euro en voor het inkomstenjaar 2017 ongeveer 173,8 miljard euro. Voor het inkomstenjaar 2018 is de verwerking nog aan de gang.

 

Statistische data om een inschatting te maken van de decielenverdeling van het in het buitenland aangehouden vermogen van Belgische belastingplichtigen zijn niet beschikbaar. De bedoeling is dat iedere belastingplichtige de inlichtingen ontvangen van een buitenlandse administratie die op hem of haar betrekking hebben, kan consulteren op MyMinfin.

 

De inlichtingen die uitgewisseld zijn in het raam van de CRS vallen niet onder het fiscale bankgeheim. De uitwisseling van CRS-gegevens is net mogelijk dankzij het opheffen van het bankgeheim inzake inkomstenbelastingen in grensoverschrijdende situaties.

 

De inlichtingen zijn dus zichtbaar voor de bevoegde controlediensten. De administratie kan de ontvangen CRS-gegevens uiteraard verder onderzoeken, maar moet daarbij rekening houden met haar onderzoeksbevoegdheden, die bepaald zijn in het Wetboek van de inkomstenbelastingen.

 

De administratie Particulieren van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit startte een controleactie ten aanzien van belastingplichtigen waarvoor er een CRS-fiche met buitenlandse roerende inkomsten was en waarvan de roerende inkomsten mogelijk niet werden aangegeven. De te controleren dossiers werden geselecteerd op basis van een vergelijking van de roerende inkomsten vermeld in de aangifte in de personenbelasting en de inlichtingen verkregen door de internationale uitwisseling van inlichtingen betreffende de financiële rekeningen.

 

Op het niveau van de administratie Kleine en Middelgrote Ondernemingen van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit zijn vanaf 2019 verschillende controleacties gelanceerd en worden er mogelijke acties bestudeerd.

 

De administratie Grote Ondernemingen van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit heeft in 2019 een controleactie uitgevoerd ten opzichte van enkele Belgische financiële instellingen met betrekking tot de indiening van de CRS- en/of FATCA-aangiften in het kader van de internationale uitwisseling van financiële gegevens tussen de bevoegde autoriteiten. In 2020 zal zij deze controleactie herhalen. Met deze actie gaat men na of de wettelijk voorgeschreven rapporteringsverplichtingen en zorgvuldigheidsprocedures correct zijn nageleefd.

 

De lopende actie door de administratie Particulieren slaat op de uitwisseling van inlichtingen ontvangen voor het jaar 2016, maar de controles en regularisaties hebben betrekking op de jaren 2016 en 2017. De controleactie bestaat uit 679 opdrachten, waarvan er momenteel 555 dossiers zijn afgesloten voor een totale verhoging van de belastbare basis van 21,7 miljoen euro, met als resultaat een belastingssupplement van 7,4 miljoen euro.

 

Op het niveau van de administratie Kleine en Middelgrote Ondernemingen kunnen pas begin 2020 conclusies worden getrokken uit de resultaten van de in de loop van het jaar gelanceerde testacties.

 

De controleacties ten opzichte van enkele Belgische financiële instellingen zijn nog lopende. Er zijn dus nog geen resultaten bekend.

 

In 2017 heeft België 581.442 inlichtingen verstrekt aan het buitenland in het kader van de CRS; in 2018 ging het om 1.616.804 inlichtingen.

 

Gegevens over het aantal personen en over het totaalbedrag vermeld in die inlichtingen zijn niet beschikbaar.

 

28.05  Joris Vandenbroucke (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord, in sneltreinvaart. Het zou handig zijn de specifieke informatie schriftelijk te mogen ontvangen.

 

Het is duidelijk dat de CRS positieve resultaten biedt. Het aantal uitgewisselde gegevens is spectaculair toegenomen. Ik meen dat het goed is dat er controleacties worden opgestart. Jammer genoeg zijn er nog geen resultaten bekend. Daarom zal ik u daarover ondervragen zodra er resultaten beschikbaar zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Président: Marco Van Hees.

Voorzitter: Marco Van Hees.

 

29 Question de Kattrin Jadin à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le remboursement des accises belges sur les carburants aux sociétés étrangères" (55001078C)

29 Vraag van Kattrin Jadin aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De terugbetaling van Belgische accijnzen op brandstof aan buitenlandse ondernemingen" (55001078C)

 

29.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je me permets de revenir vers vous concernant le remboursement des accises belges sur les pleins d’essence effectués dans notre pays.

 

Lors de ma première intervention à ce sujet au début de l’année 2019, vous avez entre autres évoqué la préparation d’un projet de loi afin d’automatiser les remboursements en question. À l’époque, le projet se trouvait pour avis dans les mains de l’APD.

 

Alors que la réponse laissait espérer des améliorations, je constate que les retards continuent à s’accumuler. D’après de récentes informations, il semblerait que des entreprises étrangères attendent même plus d’un an avant d’être remboursées. Pour certaines d’entre elles, les sommes attendues s’élèvent même à presque un million d’euros. Elles sont nombreuses à vouloir faire valoir leurs droits. Cette situation est très embarrassante.

 

Monsieur le ministre, où en est le projet de loi en préparation? Pourra-t-on le traiter dans notre commission? Nous y sommes disposés.

 

L’engagement de personnel supplémentaire dans la section de remboursement du diesel professionnel a-t-il eu les effets désirés? Vous prétextiez devoir recruter du personnel pour être en mesure de résorber le retard atteint dans le remboursement des accises belges aux sociétés étrangères.

 

Comment pallier le manque de remboursement?

 

29.02  Alexander De Croo, ministre: Le projet de loi auquel vous faites référence a été initié par l'ancien ministre des Finances et finalisé par mes services. Ce dossier est à présent clôturé sur le plan administratif. Le secteur étant divisé sur la question et le gouvernement étant en affaires courantes, la décision est laissée au prochain gouvernement qui sera, lui, doté des pleins pouvoirs pour finaliser le dossier.

 

Depuis le début 2019, 23 personnes ont été recrutées dans le cadre du statut Rosetta. À ce jour, 10 000 dossiers ont déjà été traités en plus que durant toute l'année 2018.

 

29.03  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, merci. Je veux bien entendre que tout le monde ne soit pas d'accord. Mais à un moment, on a quand même lancé un projet. Je suis d'accord avec vous lorsque vous dites qu'il vaut mieux avoir un gouvernement de plein exercice pour aborder ce type de problème.

 

Si j'ai bien compris, un arriéré très important a déjà été traité. Il n'y aurait donc plus que les dossiers 2019 à retravailler?

 

29.04  Alexander De Croo, ministre: Il faudrait qu'on investigue cela.

 

29.05  Kattrin Jadin (MR): Ce serait important. Je souligne à nouveau la nécessité de pouvoir répondre à nos obligations. Il en va de la crédibilité de notre pays et de la bonne santé économique bien sûr des entreprises étrangères tributaires du bon vouloir de l'État belge mais aussi de toutes celles qui acheminent et donnent du travail dans des entreprises belges.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Présidente: Kattrin Jadin.

Voorzitter: Kattrin Jadin.

 

30 Vraag van Wim Van der Donckt aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De digitale transformatie van de douane" (55001086C)

30 Question de Wim Van der Donckt à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La transformation numérique de la douane" (55001086C)

 

30.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag is vanmorgen al grotendeels beantwoord, maar ik stel ze toch maar.

 

Op dit moment proberen Brussel en de Britten een deal te sluiten, ruim drie jaar na het brexitreferendum. 31 oktober is de nieuwste Rubicondatum: ofwel komt er een akkoord, ofwel volgt er een no-dealbrexit, ofwel komt er weer uitstel. Wij zullen wel zien.

 

Ruim drie jaar kon ook ons land zich dus voorbereiden op elk mogelijk scenario en kon het een digitale transformatie lanceren. Het is evident wat de voordelen van digitalisering, datasharing en geautomatiseerde IT-oplossingen zijn.

 

Mijnheer de minister, ik heb hierover enkele vragen.

 

Hebt u gebruikgemaakt van de brexitsituatie om het systeem te digitaliseren? Welke stappen heeft de douane concreet reeds ondernomen? Over welk budget spreken wij?

 

Welke stappen zullen er verder nog worden gezet om een performante douane te verkrijgen?

 

30.02  La présidente: Chers collègues, une toute petite remarque. Nous avons eu tout un sujet ce matin avec un échange de points de vue.

 

30.03  Wim Van der Donckt (N-VA): Ik ben mijn vraag ook met die opmerking begonnen, mevrouw de voorzitter.

 

30.04 Minister Alexander De Croo: Wij hebben inderdaad deze voormiddag hierover een hele vergadering gehad, waar men zeer in detail is gegaan, maar ik wil toch uw vraag beantwoorden.

 

De Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen kiest in haar streven naar een 100 % digitale dienstverlening resoluut voor de implementatie van technologische oplossingen. De Algemene Administratie ziet hierin, onafhankelijk van de ontwikkelingen inzake de brexit, namelijk een essentieel instrument voor een moderne, klantvriendelijke en efficiënte organisatie. De verwachte aanzienlijke stijging van de werklast die uit de brexit volgt, was absoluut een bijkomende drijfveer om dat proces verder te versnellen. Men heeft dus gebruikgemaakt van dit moment om een aantal projecten te versnellen en dus van de nood een deugd gemaakt.

 

Hoewel de Algemene Administratie al in belangrijke mate gedigitaliseerd is, werden intussen bijkomende stappen gezet, waaronder de automatisering van het proces van de vertrekkende goederen en de realisatie van het elektronisch vignet E705 om voertuigen binnen te brengen.

 

Wat de budgetten betreft, een additionele versnelde uitrol maakte deel uit van de investeringskredieten voorzien in de brexitwet van 18 januari 2019.

 

Tot slot, rekening houdend met de verwachte aanzienlijke toename van het aantal aangiften wordt de toepassing PLDA systematisch versterkt, zodat de Algemene Administratie de performantie en de continuïteit van de toepassing kan verzekeren.

 

30.05  Wim Van der Donckt (N-VA): Ik dank u, mijnheer de minister.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

31 Question de Malik Ben Achour à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le taux de TVA réduit pour l’achat d’une bicyclette" (55001091C)

31 Vraag van Malik Ben Achour aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het verlaagde btw-tarief voor de aankoop van een fiets" (55001091C)

 

31.01  Malik Ben Achour (PS): Madame la présidente, ce matin le ministre s'était engagé à répondre rapidement. Je vois qu'il tient ses promesses. Nous allons pouvoir vérifier cela tout de suite avec ma question.

 

Monsieur le ministre, à la fin de la législature dernière, mon groupe a déposé et fait voter une proposition de loi visant à instaurer un taux réduit de 6 % de TVA à l’achat d’une bicyclette ou d’une bicyclette électrique.

 

En effet, la pratique d’un sport au quotidien a démontré ses nombreux bienfaits sur la santé. De plus, l’usage du vélo contribue au décongestionnement des villes puisqu’il entraîne une diminution de l’utilisation de la voiture, avec des impacts environnementaux positifs.

 

Pour toutes ces raisons, mon groupe désirait encourager l’utilisation du vélo en diminuant la facture pour les utilisateurs de 15 %.

 

Cependant, la TVA étant une prérogative européenne et nous avions conditionné l’entrée en vigueur de notre texte à l’obtention soit d’une dérogation, soit d’une modification générale de l'annexe III de la directive TVA qui traite des exceptions au taux normal de TVA.

 

Lors de la séance plénière du 4 avril 2019 qui a approuvé ce texte de loi, le Parlement a chargé le gouvernement de négocier avec l'Europe. Nous savons qu’une refonte en profondeur de la TVA est en cours de réflexion. Cependant, monsieur le ministre, pourriez-vous nous dire si vous avez pris des initiatives pour obtenir une dérogation afin de diminuer la TVA à 6 % pour l’achat d’un vélo?

 

Une demande officielle a-t-elle été formulée par la Belgique au sein du Conseil de l’Union européenne ainsi qu’à la Commission en ce sens?

 

31.02  Alexander De Croo, ministre: Madame la présidente, la Commission européenne souhaite réformer en profondeur les dispositions existantes concernant les taux de TVA réduits. Sur la base du texte de sa proposition, les États membres pourraient, à quelques exceptions près, appliquer de manière autonome un taux de TVA réduit pour la livraison de biens et de prestations de services qu'ils détermineraient. La proposition actuelle permettrait ainsi aux États membres d'appliquer un taux réduit de TVA à la livraison, la location, l'entretien et la réparation de bicyclettes.

 

Depuis la publication de la proposition de la Commission européenne concernant la réforme des taux de TVA, elle a été présentée en détail par les services de la Commission européenne au sein d'un groupe de travail technique compétent du Conseil. La proposition a fait l'objet de brèves discussions sous les présidences bulgare et roumaine. Ces discussions vont en principe se poursuivre sous la présidence finlandaise. Jusqu'à présent, la question du taux de TVA applicable aux bicyclettes électriques n'a pas encore été abordée en tant que telle mais il apparaît que la problématique de la mobilité douce fait partie des objectifs politiques auxquels les services de la Commission européenne sont sensibles.

 

J'aborderai la question des bicyclettes électriques dans le cadre des discussions en cours sur la proposition de la Commission européenne. Les débats quant au fond de cette proposition n'en sont cependant qu'à leurs prémices et il est difficile d'estimer les délais dans lesquels la proposition pourrait être adoptée, particulièrement si le compromis final permet un taux de TVA réduit pour les bicyclettes et les bicyclettes électriques.

 

En effet, une proposition de la Commission européenne en matière de TVA ne saurait être adoptée que moyennant un vote à l'unanimité des États membres. Il ressort des premières discussions que les divergences de vues quant au principe inclus dans la proposition sont importantes.

 

31.03  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, j'entends une série d'éléments relativement prometteurs mais je vous encourage aussi à prendre des initiatives au niveau européen sur ce sujet. Je crois que le contexte est mûr et la population est demandeuse de ce type de mesures. On doit donc prendre le taureau par les cornes et porter le débat au niveau européen pour obtenir les dérogations nécessaires.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Président: Marco Van Hees.

Voorzitter: Marco Van Hees.

 

32 Question de Malik Ben Achour à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le Collège antifraude" (55001092C)

32 Vraag van Malik Ben Achour aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het College voor de strijd tegen de fiscale en sociale fraude" (55001092C)

 

32.01  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, le Collège pour la lutte contre la fraude fiscale et sociale a pour premier objectif de coordonner les différents acteurs afin d’obtenir davantage de résultats en matière de lutte contre la fraude tant fiscale que sociale. En effet, la lutte contre la fraude requiert un grand nombre de compétences et il est essentiel que l’échange d’informations se fasse de manière optimale.

 

Cet outil réunit les ministres des Finances, de la Justice, de l’Emploi et des Affaires sociales ainsi que des membres de la magistrature et des administrations. Sous le précédent gouvernement, le Collège se réunissait mensuellement afin d’élaborer et ensuite évaluer des plans d’actions communs avec des résultats intéressants.

 

On le sait, sous votre prédécesseur, M. Van Overtveldt, cet outil efficace de coordination avait été presque totalement mis à l’arrêt.

 

Monsieur le ministre, ce Collège s’est-il réuni depuis votre entrée en fonction? Si oui, à quelle fréquence? Si non, pouvez-vous m’en expliquer les raisons?

 

32.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur Ben Achour, durant la période 2015-2018, la Conférence interministérielle n'a été organisée que trois fois. La nécessité d'organiser une nouvelle Conférence en période d'affaires courantes sera examinée.

 

Toutefois, vous pouvez être rassuré car, même en l'absence de réunion dudit Collège, les responsables des différents départements concernés ont de nombreux contacts sur le plan opérationnel.

 

32.03  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, contrairement à votre précédente réponse, celle que vous venez de donner n'est pas encourageante.

 

Il s'agit d'un outil vraiment nécessaire qui est notamment réclamé par les acteurs de la fonction publique et de la magistrature. Cette mise à l'arrêt, cette mise en sommeil, cette mise au frigo est assez symptomatique de la politique qui a été menée par le précédent gouvernement qui était une politique qui visait à mettre le couvercle sur les enjeux de fraude fiscale. C'était le signal envoyé d'un choix politique que le Parti Socialiste conteste fermement. Nous espérons donc qu'avec le prochain gouvernement, ce type d'outil pourra être réactivé dans toute son efficacité. Je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

33 Vraag van Joris Vandenbroucke aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De federale fiscale uitgaven voor producten van woonfiscaliteit en levensverzekeringen" (55001093C)

33 Question de Joris Vandenbroucke à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les dépenses fiscales fédérales pour des produits de fiscalité de l'habitation et assurances-vie" (55001093C)

 

33.01  Joris Vandenbroucke (sp.a): Mijnheer de minister, wij hebben het daarnet al even gehad over de Vlaamse woonbonus die wordt afgeschaft. Het gevolg daarvan is dat mensen wel nog fiscale voordelen kunnen genieten voor een tweede woning, maar niet voor de eerste eigen woning.

 

Het is een heel ingewikkeld systeem geworden. Sinds 2016 kan men lenen voor een eerste eigen woning en voor een tweede woning en tegelijk een beroep doen op de Vlaamse geïntegreerde woonbonus en de federale belastingvermindering, aangezien er nu twee afzonderlijke fiscale korven zijn die beide kunnen worden opgevuld. Dat is een dubbel voordeel.

 

U hebt daarnet al uitgelegd dat in die federale korf voor het langetermijnsparen verschillende producten kunnen worden gestopt. Het is daarover dat mijn vragen gaan, ook naar aanleiding van de beslissing van de Vlaamse regering om de Vlaamse woonbonus vanaf 1 januari 2020 te laten uitdoven.

 

Ten eerste, wat is de fiscale uitgave voor het langetermijnsparen voor elk van de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018?

 

Ten tweede, wat is de opdeling van de voormelde fiscale uitgave voor kapitaalaflossingen en levensverzekeringspremies?

 

Ten derde, zal door het uitdoven van de Vlaamse woonbonus meer ruimte vrijkomen in de federale korf voor de derde pijler? Zal dit een verhoogde federale fiscale uitgave met zich meebrengen en kunt u daarvan een inschatting maken?

 

33.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Vandenbroucke, de fiscale uitgaven inzake federale belastingverminderingen voor langetermijnsparen met betrekking tot de Vlaamse belastingplichtigen bedragen 170.521.338 euro voor het aanslagjaar 2018, inkomsten 2017.

 

Gegevens voor het aanslagjaar 2019, inkomsten 2018, zijn nog niet beschikbaar, aangezien het inkohieringsproces voor dit aanslagjaar nog tot 30 juni 2020 loopt. De actuele gegevens zijn niet representatief.

 

De fiscale uitgaven voor kapitaalaflossingen bedragen 50.165.039 euro voor het aanslagjaar 2018. Wat de levensverzekeringspremies betreft, bedragen de fiscale uitgaven 120.356.298 euro voor het aanslagjaar 2018.

 

De afschaffing van de geïntegreerde woonbonus heeft op zich geen impact op de federale korf langetermijnsparen. De termijnen verbonden aan leningen die afgesloten zijn vanaf 1 januari 2016 en die in aanmerking komen voor de geïntegreerde woonbonus worden immers niet in mindering gebracht om de hoogte van die federale korven te bepalen.

 

De tabel met details hebben wij u intussen bezorgd.

 

33.03  Joris Vandenbroucke (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor deze bijzonder interessante cijfers, in het bijzonder het cijfer dat u geeft in antwoord op mijn tweede vraag met betrekking tot de verhouding tussen de fiscale uitgaven voor kapitaalaflossingen en voor levensverzekeringspremies. Er zijn dubbel zoveel uitgaven voor de levensverzekeringspremies als voor de kapitaalaflossingen.

 

In het verlengde van wat u eerder hebt gezegd: als er wordt gesleuteld aan die fiscale korf ten gevolge van wat Vlaanderen beslist, moeten wij ervoor opletten dat wij niet een aantal zaken schrappen waarvan wij niet willen dat zij verdwijnen als optie voor de mensen om te sparen voor hun oude dag.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: Monsieur le ministre, en attendant M. Verherstraeten, je commence déjà à vous poser ma question depuis mon banc.

 

33.04  Alexander De Croo, ministre: Monsieur Van Hees, c'est à vous de décider où vous vous installez. Si vous le désirez, je peux éventuellement demander à ma collègue, qui a tendance à devenir un peu rouge, de se mettre à la présidence. Cela s'accorde bien avec votre couleur politique!

 

34 Samengevoegde vragen van

- Wouter Vermeersch aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De vernietiging van de effectentaks door het Grondwettelijk Hof" (55001121C)

- Servais Verherstraeten aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De effectentaks" (55001132C)

- Marco Van Hees aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De vernietiging van de effectentaks door het Grondwettelijk Hof" (55001157C)

34 Questions jointes de

- Wouter Vermeersch à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'annulation de la taxe sur les comptes-titres par la Cour constitutionnelle" (55001121C)

- Servais Verherstraeten à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La taxe sur les comptes-titres" (55001132C)

- Marco Van Hees à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L’annulation de la taxe sur les comptes-titres par la Cour constitutionnelle" (55001157C)

 

34.01  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, par son arrêt du 17 octobre dernier, la Cour constitutionnelle a annulé la taxe sur les comptes-titres instaurée par votre gouvernement via la loi du 7 février 2018. Cette décision n'est pas vraiment surprenante: le PTB avait signalé, dès le départ, que cette taxe n'avait rien à voir avec la justice fiscale et ne visait pas les plus grandes fortunes. Il s’agissait d’une taxe discriminatoire et d’une taxe "bidon" purement symbolique.

 

L’aspect discriminatoire de la taxe découle notamment du fait, relève la Cour constitutionnelle, que "les actions nominatives, non inscrites sur un compte-titres, échappent à cette taxe". Or on sait que les plus grandes fortunes détiennent leur patrimoine via des actions nominatives. Parmi celles-ci, la famille Ackermans-Bertrand, dont une représentante, administratrice du holding Ackermans & van Haaren, a d'ailleurs négocié la taxe en tant que cheffe de cabinet du vice-premier Didier Reynders.

 

Quant à l’aspect symbolique de cette taxe "bidon", il devient une pratique courante de ce pays. Votre gouvernement avait en effet déjà introduit la taxe spéculation, supprimée un an après son adoption. Il a également supprimé la minuscule taxe de 0,412 % que le gouvernement précédent avait introduit sur les plus-values sur actions des sociétés. Ces taxes ont, à chaque fois, été introduites pour donner un contrepoids symbolique à l’austérité et aux hausses de taxes biens réelles supportées par le peuple.

 

Un récent éditorial de La Libre Belgique indique que vous-même, monsieur le ministre, vous ne croyiez pas à la taxe sur les comptes-titres en 2017: "Alexander De Croo (Open Vld), du bout des lèvres, reconnaissait (…) qu’il ne fallait pas surestimer la symbolique de cette taxe."

 

Monsieur le ministre, pourquoi avez-vous soutenu, à l’époque, une taxe à laquelle vous ne croyiez pas? Peut-être pour faire plaisir à mon collègue du CD&V? En 2000, il y avait une seule famille milliardaire en Belgique. Aujourd’hui, il y en a 28, totalisant un patrimoine de près de 100 milliards d’euros. Ne trouvez-vous pas qu’il faut taxer ce patrimoine? Enfin, n’estimez-vous pas que la cheffe de cabinet du vice-premier ministre Reynders était en situation manifeste de conflit d’intérêts en négociant la taxe sur les comptes-titres en 2017?

 

Je ne retourne pas à la place du président pour donner la parole à mon collègue, Servais Verherstraeten. Je lui donne la parole de mon banc.

 

34.02  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, andermaal is er een arrest, ditmaal van het Grondwettelijk Hof, dat uiteraard geen totale verrassing was in het licht van het advies van de Raad van State ten tijde van de besprekingen.

 

Bij het diagonaal doornemen van het arrest, leer ik het volgende. Ten eerste, dat de wet niet geldt voor alle financiële instrumenten die op een effectenrekening zijn ingeschreven, kan een vorm van discriminatie zijn. Ook de Raad van State wees er al op dat het slechts werd toegepast voor de financiële instrumenten die op een effectenrekening zijn ingeschreven en dus niet voor de effecten op naam. Ten tweede gaat het om het vermoeden dat het aandeel in de effectenrekening proportioneel is met het aantal titularissen en er geen verplichting is om het werkelijke aandeel te rapporteren.

 

Het betrof dus eigenlijk gevoeligheden.

 

Desalniettemin is het arrest belangrijk, omdat het in zijn motivering de doelstelling die de wetgever en de toenmalige regering, of de huidige regering in een weliswaar gewijzigde samenstelling, voor ogen hadden, legitiem noemt.

 

Mijnheer de minister, u maakt deel uit van een regering in lopende zaken. Met fiscale wetgeving horen wij niet te improviseren. Wij kunnen er echter wel over nadenken en het dossier voorbereiden. Kan al dan niet reparatiewetgeving worden voorbereid, al dan niet met compenserende regelgeving, indien ze opwaartse of negatieve budgettaire effecten heeft? Bent u bereid alternatieven te overwegen en uit te werken om aan het arrest tegemoet te komen?

 

Kunt u een inschatting geven van de budgettaire impact van het arrest voor 2019 en voor de begrotingen vanaf 2020? Ik meen dat de budgettaire opbrengsten ongeveer met de destijds gemaakte schattingen overeenstemden.

 

34.03 Minister Alexander De Croo: Niettegenstaande het feit dat ook nog aangifte kan worden gedaan van de taks op de effectenrekeningen in de aangifte voor de inkomsten van het jaar 2018, heeft de taks op de effectenrekeningen in zijn huidige vorm nagenoeg 240 à 245 miljoen euro opbrengsten voor de referentieperiode 2017-2018 gegenereerd.

 

Er kan worden verwacht dat zulks ook het geval zal zijn voor de periode 2018-2019, die loopt van 1 oktober 2018 tot 30 september 2019.

 

Mon administration se charge actuellement d'analyser l'arrêt qui date seulement du 17 octobre 2019. À la lumière de cette analyse, les démarches envisageables seront évaluées.

 

Ook wat de budgettaire impact betreft, zijn de analyses uiteraard nog volop bezig.

 

34.04  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, uitgaande van het gegeven dat, enerzijds, de doelstellingen legitiem zijn en het basisfundament van de regeling dus overeind blijft, en dat er, anderzijds, inderdaad sprake is van discriminatie, vraag ik u uitdrukkelijk om binnen uw bevoegdheden en rekening houdend met het regime van lopende zaken, denksporen uit te werken om tegemoet te komen aan het arrest.

 

De te maken keuzes zijn budgettair niet neutraal. Zij zullen de facto hetzij belastingverhogingen, hetzij belastingverlagingen inhouden. Er moeten echter wel simulaties worden gedaan om hierop een antwoord te bieden, want niets doen betekent ook een extra budgettaire inspanning van 250 miljoen euro per jaar. Ik sta ervoor open dat u bij de denkoefening die u opdraagt aan de administratie, ook vergelijkende pistes zoekt.

 

Ik hoef u er niet aan te herinneren dat wij destijds, na wat democratisch debat in de meerderheid, een compromis uitwerkten en dat die wetgeving niet losstond van de vrijstelling op de dividenden. Voor mij blijft dat een eerbaar compromis en als er iets moet worden aangepast aan het ene, kunnen wij ook iets aan het andere aanpassen, zodanig dat de regeling budgetneutraal is. Een ander denkspoor om tegemoet te komen aan het arrest, bestaat erin dat u ter compensatie kijkt naar de lasten op arbeid, om zo de werkzaamheidsgraad te verhogen. Die pistes lijken me allemaal te remediëren aan de in het arrest gestelde bezwaren en zijn budgetneutraal. Nogmaals, draag uw administratie op voorstellen uit te werken die aan alle partijen en minstens aan de informateurs en later hopelijk formateurs kunnen worden bezorgd, om er verder mee aan de slag te gaan.

 

34.05  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, votre prédécesseur l'avait annoncé: on savait que cette taxe serait annulée alors qu'en tant que ministre des Finances, il était censé porter cette taxe sur les comptes-titres.

 

On pourrait dire que c'est le CD&V qui est le dindon de la farce puisqu'on avait affirmé que cette taxe avait été établie par le premier ministre de l'époque pour le CD&V. Mais je pense que le véritable dindon est la population qui a dû subir une austérité, des hausses de taxes, de TVA, d'accises pour des milliards d'euros. Pour la symbolique, on a créé cette taxe sur les comptes-titres. On avait prétendu qu'elle rapporterait 240 millions mais ce n'est rien par rapport à la fortune qui est possédée. Les 28 familles milliardaires en Belgique détiennent 100 milliards d'euros. Que représentent alors 240 millions?

 

La véritable alternative à l'austérité, ce n'est pas une taxe "bidon" comme cette taxe sur les comptes-titres ou les autres taxes que j'ai citées tout à l'heure, c'est une véritable taxe des millionnaires qui touche l'ensemble du patrimoine et pas seulement les fonds qui sont sur les comptes-titres. On sait que les plus grandes fortunes ne se trouvent pas sur ces comptes. C'est d'ailleurs ce que dit la Cour constitutionnelle.

 

J'en appelle à une taxe mais je sais que vous ne partagez pas l'idée de faire payer les plus riches. Vous préférez faire payer la population!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Monsieur le ministre, je vous remercie d'avoir été présent jusqu'à cette heure. Cette séance est close.

 

La réunion publique de commission est levée à 17 h 23.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.23 uur.