COMMISSION DE L'INTÉRIEUR, DE LA SÉCURITÉ, DE LA MIGRATION ET DES MATIÈRES ADMINISTRATIVES

De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.25 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.

La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 25 et présidée par M. Ortwin Depoortere.

01 L'évaluation de l'optimalisation de la police fédérale: échange de vues avec le ministre de la Sécurité et de l'Intérieur, chargé du Commerce extérieur, et questions jointes de:

- Eric Thiébaut à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La situation de la DAB" (55000726C)

- Daniel Senesael à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le mécanisme HyCap et le recrutement du personnel policier" (55000727C) (continuation)

01 De evaluatie van de optimalisatie van de federale politie: gedachtewisseling met de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Buitenlandse Handel, en toegevoegde vragen van:

- Eric Thiébaut aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De stand van zaken bij de DAB" (55000726C)

- Daniel Senesael aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het HyCap-systeem en de aanwerving van politiepersoneel" (55000727C) (voortzetting)

De voorzitter: Ik stel voor dat de minister zijn antwoorden geeft op alle vragen die in de vorige vergadering werden gesteld. Aan de evaluatie vandaag zijn twee vragen van de heren Thiébaut en Senesael toegevoegd. Ook daarop zal de minister antwoorden.

Daarna zal professor Bruggeman de gelegenheid hebben om een toelichting te geven en kan er nog een laatste repliek vanuit de commissie komen.

Is iedereen het hiermee eens? (Instemming)

01.01 Minister Pieter De Crem: Beste collega's, ik wens u allen te bedanken voor uw aanwezigheid op de tweede hoorzitting over de evaluatie van de optimalisatie van de federale politie. De optimalisatie is ingevoerd bij wet in 2014. Die voorzag in een evaluatie na vier jaar, in het tweede semester van 2018. De periode die in het voorgestelde rapport geëvalueerd wordt, is, met andere woorden, de periode waarin de regering nog volle bevoegdheid had.

Tijdens de eerste hoorzitting van 2 oktober heb ik de heer Willy Bruggeman, voorzitter van de Federale Politieraad, ingeleid. Ik verwelkom hem van harte in onze vergadering. Hij heeft op zijn beurt het evaluatierapport voorgesteld. Daarna werd de mogelijkheid geboden om vragen te stellen. Op een aantal van die vragen werd toen onmiddellijk geantwoord. Vooraleer ik de heer Bruggeman aan het woord laat, zal ik ingaan op de resterende vragen en mijn standpunten met u delen.

De collega's Vandenput, Kitir en Chanson hadden vragen over de positie van de commissaris-generaal.

In het politiemodel op twee niveaus is er nooit sprake van geweest dat de commissaris-generaal leiding zou geven aan het lokale niveau. Daar is evenmin ooit vraag naar geweest. Wel is meermaals de vraag gesteld om de positie van de commissaris-generaal als hoofd van de federale politie te versterken. Zowel in het rapport dat we vandaag bespreken, als in de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie naar de aanslagen wordt die optie naar voren geschoven. De korte geschiedenis van de geïntegreerde politie leert ons dat er al tweemaal werd overgegaan tot een wettelijke versterking van de positie van de commissaris-generaal, meer bepaald in 2016 en 2014.

Sinds ik minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken ben, heb ik nooit vastgesteld dat zijn positie niet sterk genoeg zou zijn. Veel heeft dus ook te maken met de invulling van de functie. Ik wil de collega's er bovendien op wijzen dat het in lopende zaken niet mogelijk is om eventuele wetswijzigingen op basis van een wetsontwerp van de regering aan te brengen, als we dat al zouden willen.

Er waren vervolgens vragen van de collega's Demon, Vandenput, Thiébaut en Matz over de financiering, de dotaties, het politiebudget en de KUL-norm.

Het is aan de volgende regering om de financiering van de geïntegreerde politie te herbekijken of te heroriënteren. De herziening van de KUL-norm moet hier deel van uitmaken. De federale politie moet in elk geval over voldoende personeel en middelen beschikken om haar gespecialiseerde opdrachten uit te voeren. We moeten daarbij ook durven te kijken naar de totale kostprijs van de politiewerking voor onze samenleving, berekend voor elk niveau. Iedereen, ikzelf inbegrepen, wenst meer geld te investeren in veiligheid. De vraag is echter of dat geld er ook op korte termijn daadwerkelijk zal komen. Naast het permanent streven naar meer middelen voor zowel de lokale als de federale politie pleit ik er dus voor om binnen de bestaande budgetten zoveel mogelijk veiligheid te leveren aan de bevolking op de meest efficiënte en doeltreffende manier. Een soepelere aanwending van de budgetten, bijvoorbeeld door middel van permanente begrotingsruiters zoals bij Defensie, kan alvast een stap in de goede richting zijn. Ik heb dat ook aangehaald in de commissie vorige week bij de bespreking van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie naar de aanslagen.

Wat de vragen van collega’s Demon en Kitir over de flexibiliteit van het statuut en de mandaatfuncties betreft, voor alles is er behoefte aan een volledig concept van loopbaanplanning en -beheer, zowel voor de medewerkers met een mandaatfunctie als voor alle andere personeelsleden. Ook een flexibeler politiestatuut die naam waardig, kan bijdragen tot een grotere operationaliteit.

Het is immers bekend in politiekringen dat het aantal uren dat een personeelslid op jaarbasis beschikbaar is, sinds de politiehervorming steeds is afgenomen en dat is toch een zware vaststelling. Een belangrijke reden daarvoor is het gebrek aan flexibiliteit van het politiestatuut. Dat moet absoluut worden gekeerd. Die ommekeer vraagt echter wetswijzigingen en overleg met de syndicale organisaties. Een HR-aspect waar we nu al aan kunnen werken, is het relatief groot absenteïsme en de motivatieproblemen, die uit de psychosociale bevraging van 2018 naar voren zijn gekomen. Sterker gemotiveerde en beschikbare personeelsleden kunnen mijns inziens al veel helpen om het personeelsdeficit op te vangen. Ik heb aan het directiecomité dan ook gevraagd om aan de aanpak ervan absolute prioriteit te geven.

Wat de mandaten betreft, bij de politiehervorming in 1998 was het de bedoeling om het aantal opeenvolgende mandaten in dezelfde functie en in de lokale politie te beperken tot twee. Dat had tot doel om de uitwisseling tussen de federale en lokale politie aan te moedigen en voldoende doorstroommogelijkheden voor jonge leidinggevenden te creëren. Jammer genoeg werd het principe van twee mandaten en van de assessmentproef vrij snel afgeschaft door de wetgever. Dat is betreurenswaardig. Daarnaast werden de korpschefs van de politiezones van categorie 1 en 2 door de wetgever gepromoveerd van de graad van commissaris naar hoofdcommissaris. Dat alles heeft de beoogde mobiliteit bij de lokale politie, en tussen de lokale en de federale politie, sterk gehypothekeerd, ofschoon men dat in het vooruitzicht stelde op dat moment. Mandaathouders werden daardoor minder aangezet door te stromen naar een grotere zone of een federale dienst en dat gebrek aan doorstroming verklaart, mijns inziens, in grote mate ook waarom er sterke culturele verschillen zijn ontstaan tussen de twee niveaus, zoals aangegeven is in het rapport.

Monsieur le président, mesdames et messieurs, chers collègues, en ce qui concerne les questions des collègues Senesael et Kitir sur le recrutement, je me réfère à l'audit du service de Recrutement et de Sélection réalisé par KPMG. Cet audit a révélé plusieurs points à améliorer. Un nouveau concept de sélection a dès lors été élaboré, lequel doit répondre à quatre objectifs: améliorer la qualité des candidatures soumises, raccourcir les délais de recrutement et de sélection, augmenter le pourcentage de réussite et favoriser une plus grande diversité.

Il y a actuellement un accord avec trois des quatre organisations syndicales pour adopter des solutions intermédiaires qui ne nécessitent aucun changement statutaire – comme des procédures de recrutement accélérées (Fast track) – afin de réduire considérablement la durée de la procédure de sélection. J'espère pouvoir aussi convaincre la quatrième organisation syndicale dans les jours à venir.

Mijnheer de voorzitter, collega's, de KPMG-studie en de hervorming van het rekruteringsconcept komen aan bod tijdens een andere hoorzitting. Ik stel voor dat het rapport op dat moment in detail wordt toegelicht en eventueel ter inzage en ter beschikking wordt gesteld van alle leden van deze commissie.

Collega’s Ingels en Demon hebben vragen gesteld over de capaciteit en te nemen maatregelen ter bevordering van extra instroom en lokale initiatieven.

De succesvolle campagne in Brugge waarnaar collega Demon verwees, maakt deel uit van het concept fast track, waarbij politiemensen inderdaad van bij de aanvang van een dienst aan een dergelijke dienst of eenheid worden gekoppeld, in dit geval de politiezone Brugge. Het gaat om een voorproefje van het zonet kort aangehaalde vernieuwd rekruteringsconcept en het bestaat uit een versnelde selectie. Het is de bedoeling om dit in het nieuwe rekruteringsconcept te integreren en alle processen daarop af te stemmen. Dit moet leiden tot veel kortere aanwervingstermijnen en een betere band tussen de kandidaten en hun dienst van bestemming.

En ce qui concerne les questions de Mme Matz sur l’Office central de la lutte contre la délinquance économique et financière organisée (OCDEFO), la loi du 26 mars 2014 portant des mesures d’optimalisation a permis de renforcer les directions judiciaires fédérales (PJF) dans les arrondissements et ce, dans le cadre de la lutte contre la criminalité économique et financière. Des équipes d’enquête pluridisciplinaires ont en outre été prévues dans les arrondissements d’Anvers, de Bruxelles, de Charleroi/Mons, de Flandre orientale et de Liège. Celles-ci sont chargées de mener des enquêtes spécialisées concernant la criminalité économique et financière organisée, la fraude fiscale et sociale, et la criminalité informatique, y compris les ramifications internationales de l’enquête.

Cette déconcentration a en effet conduit à une importante restructuration de l'OCDEFO. Au cours de la période 2014-2018, le nombre de personnes employées au sein de ce service a été ramené de 55 à 22 effectifs. Au niveau central, l’OCDEFO a cependant encore une mission importante à remplir. J’ai déjà apporté des précisions à cet égard par le biais de l’arrêté royal du 23 juin 2019 exécutant l’article 102, alinéa 2, 4°, de la loi organisant un service de police intégré. De ce fait, l’OCDEFO continue également à jouer un rôle important dans certains domaines. Les dossiers complexes à portée internationale, qui ne se présentent que rarement et qui requièrent une expertise spécifique, sont traités a priori par l’OCDEFO.

Le rôle du parquet fédéral dans de pareilles enquêtes n'est pas négligeable non plus. Il peut également demander à l'Office d'assurer une mission de coordination ou d'offrir un appui spécifique. Je m'entretiendrai prochainement avec le directeur général intérimaire de la police judiciaire fédérale afin de discuter en détail du fonctionnement de l'OCDEFO et de l'Office central pour la répression de la corruption (OCRC). Je tiens à souligner, une fois de plus, que ce point n'a jamais été remis en question lors du processus d'optimalisation.

Pour ce qui concerne les questions des collègues Matz et Thiébaut sur la mise en œuvre de la DAB et son évaluation, j'ai déjà répondu à plusieurs reprises à ce sujet. J’ai également fourni de plus amples explications, la semaine dernière, lors de l’audition consacrée aux recommandations de la commission d’enquête parlementaire sur les attentats.

Pour résumer, la mise en œuvre bat son plein mais le nombre de candidats néerlandophones est insuffisant pour pouvoir respecter le calendrier fixé. Cher collègue Thiébaut, j’ai d’ailleurs, après ces explications, encore une autre réponse à une question parlementaire que vous avez posée et qui a été ajoutée à l'ordre du jour.

En ce qui concerne les questions de la collègue Matz sur l’état actuel de la réserve fédérale, en ce moment, il existe, à la police fédérale, une réserve centralisée, la Direction de sécurité publique (DAS), et une réserve décentralisée sous la forme du Corps d'intervention (CIK), lesquelles sont chargées de la gestion négociée de l'espace public. La DAS effectue également des missions spécialisées en utilisant des moyens spéciaux.

Ce sont 180 ETP qui ont effectivement rejoint cette Direction grâce à des crédits interdépartementaux (PID). Le cadre organique des CIK s’élève au total à 588 ETP et celui de la DAS à 545 ETP, à la suite des renforts accordés via les crédits PID. Le cadre réel s’élevait en janvier 2019 à quelque 933 ETP. Une grande partie de la capacité opérationnelle de la police fédérale est donc utilisée pour fournir un appui à la police locale. L’engagement du CIK et de la DAS contribue à limiter l'activation du mécanisme HyCap entre zones de police. Cet appui, assuré par la réserve fédérale, n’est donc pas toujours spécialisé. Il s’agit souvent d’un soutien purement quantitatif.

En ce qui concerne les questions du collègue Senesael sur HyCap, comme déjà communiqué en 2018, 38 208 agents de la police locale ont presté 480 356 heures dans le cadre du mécanisme de solidarité HyCap pour une multitude d’événements différents. Cependant, les prestations liées aux services d’ordre pendant des matchs de football et à l’engagement de spotters ont représenté un quart de la totalité de cet engagement en 2018. Les grands festivals (Tomorrowland, Werchter, Pukkelpop, Graspop, Francofolies, Dour et d'autres), les actions des gilets jaunes, les sommets de l'OTAN et les grèves des gardiens de prisons représentent le reste de l’engagement au niveau national.

La circulaire concernée, MFO-2, entrée en vigueur le 1^er janvier 2018, augmente le nombre de formations et en accroît la qualité. Ces nouvelles normes sont d'application, tant pour le personnel HyCap que pour celui des CIK et de la DAS.

Cher collègue Senesael, j’ai, après ces explications, encore une autre réponse à une question parlementaire que vous avez posée et qui a été ajoutée à l'ordre du jour. Mais j'en viens tout d'abord aux questions du collègue Thiébaut qui, comme vous, préside une zone de police. Ses questions traitent du Conseil des bourgmestres et du manque de moyens.

Le fonctionnement du Conseil des bourgmestres est particulièrement affecté par un faible taux de participation des bourgmestres concernés. Il n’est souvent pas possible d’émettre un avis du fait que le quorum requis n’est pas atteint. Je n’ai pas connaissance d’un dysfonctionnement dû à un manque de moyens alloués.

Op de vragen van de heer Colebunders over de hervormingen van mijn voorganger minister Jambon, de optimalisatiewet en de rol van de wijkagent kan ik als volgt antwoorden.

De evaluatie gaat net over de optimalisatie, bepaald in de wet van 2014. Zoals Willy Bruggeman uitgebreid heeft toegelicht, werd de optimalisatie doorkruist door de terreuraanslagen en heeft de regering diverse maatregelen genomen om het veiligheidsapparaat te versterken. Deze maatregelen zijn complementair met de optimalisatie en zijn er niet mee in strijd, zoals door de vraagsteller werd beweerd.

De impact van de federale politie op de werking van de lokale politie mag niet over het hoofd worden gezien. Ik heb dat tijdens mijn inleiding vorige keer uitdrukkelijk aangehaald. De juiste impact daarvan maakt evenwel niet het voorwerp uit van de evaluatie. Hoe gereageerd wordt op het veranderend aanbod van de federale politie en op veiligheidsfenomenen, zoals de transmigratie en de aanhoudende terrorismedreiging, verschilt ook sterk van politiezone tot politiezone. De impact op de rol van de wijkagent en de wijkpolitie wordt dus best op lokaal niveau bekeken.

De heer Briers en mevrouw Kitir stelden vragen over de positie van de DirCo en de DirJud en de bemiddelende rol van de gouverneurs.

De organisatie van de federale politie geeft een leidinggevende rol aan de directeur-generaal van de gerechtelijke politie ten aanzien van de gerechtelijke directeur, kortweg de DirJud, en aan de commissaris-generaal ten aanzien van de directeur-coördinator, kortweg de DirCo. De commissaris-generaal heeft meerdere instrumenten om bemiddelend en corrigerend op te treden, wat uit de dagelijkse werking voldoende blijkt. Het spreekt natuurlijk voor zich dat zowel de procureur des Konings als de gouverneur eventueel een signaalfunctie hebben en, indien nodig, een bemiddelende rol kunnen en moeten spelen, maar sinds mijn aantreden was er nog geen behoefte daartoe.

En ce qui concerne les questions de Mme Chanson sur la vision à long terme et la question particulière: "quelle police pour demain?" – je suppose après-demain –, il appartient surtout au prochain gouvernement de définir une vision à long terme. En tant que ministre en affaires courantes, je n'ai qu'un rôle plutôt modeste et limité à jouer dans ce dossier.

Toutefois, je constate tout comme vous que les principes sous-tendant la réforme de la police ont été mis sous pression ces dernières années. La fonction de police spécialisée assurée par la police fédérale, les missions dites propres à la police et l'appui subsidiaire fourni à la police locale ne sont pas assurés de manière optimale.

L'échange d'informations qui était à la base de la réforme de 1998 doit être optimalisé sur un certain nombre de points. Nous y reviendrons au sein de la commission commune sur les recommandations de la commission d'enquête parlementaire sur les attentats.

La police fédérale parvient à peine à suivre le rythme de la digitalisation et de la technologisation de la société, et cela m'inquiète profondément. Soit nous rétablissons l'équilibre par une refonte du système de financement, soit nous revoyons en profondeur le modèle policier actuel, y compris la fusion obligatoire de zones de police. Je laisse aux spécialistes le soin de déterminer si ces zones doivent compter 150 ou 500 personnes, voire un nombre supérieur ou intermédiaire.

Monsieur le président, chers collègues, j'en viens à mes conclusions.

Ik kom tot mijn conclusies.

Mijnheer de voorzitter, collega's, ik zal aan de Federale Politieraad, die de evaluatie van de politie als wettelijke taak heeft, vragen om eenduidige methodologische middelen uit te werken voor toekomstige evaluaties en mee te zorgen voor een cultuur van evaluatie.

Bij dezen zou ik ook een oproep willen doen aan al degenen die het goed voorhebben met de politie en de veiligheid van ons land om af te stappen van wat ik de deficitcultuur noem. Het debat wordt al te vaak herleid tot een gebrek aan middelen en personeel. We vergeten daarbij wat we als samenleving investeren in onze politie en veiligheid. De federale overheid alleen al investeert twee miljard euro op jaarbasis in de politie. Dan heb ik het nog niet over het eigen aandeel van de steden en gemeenten in de financiering van hun politiezones. Laat ons daarmee optimaal aan de slag gaan en werk maken van een positieve en nieuwe bedrijfscultuur die moet toelaten om snel de juiste mensen aan te trekken en operationeel in te zetten. In de periode van bijna één jaar dat ik de verantwoordelijkheid van het departement heb, heb ik met de beperkte politieke actieradius al heel wat stappen in die richting genomen, zeker met betrekking tot de rekrutering van personeel.

Vooraleer ik het woord geef aan de heer Bruggeman zal ik eerst nog een antwoord geven op de vragen van de heren Thiébaut en Senesael.

Cher collègue Thiébaut, depuis le 1^er mars 2018, 628 aspirants agents de sécurisation BAGP ont entamé leur formation au sein de l'Académie nationale de police. Parmi ceux-ci, 478 ont obtenu leur diplôme et ont été intégrés à la direction de la sécurisation DAB. Parmi ces 478, 21 BAGP ont quitté la DAB pour diverses raisons, et 101 aspirants BAGP sont encore en formation.

Outre ces recrutements, 391 membres de l'ancien corps de sécurité du SPF Justice ont été intégrés à la date du 1^er janvier 2019. Parmi ces personnes, dix ont quitté la DAB pour diverses raisons.

Au niveau de l'encadrement policier et administratif, la DAB compte 2 commissaires divisionnaires, 20 commissaires, 72 inspecteurs principaux et 39 membres du cadre administratif et logistique.

Le 22 octobre 2019, la DAB compte donc un effectif de 971 membres du personnel, nombre déjà mentionné, tous cadres confondus, et répartis comme suit: 19 membres du personnel travaillent à la direction centrale de la DAB, 10 membres travaillent dans le cadre du développement des missions de réserves opérationnelles, des réserves nucléaires, des formations et des infrastructures critiques, 133 membres du personnel travaillent au sein des sites nucléaires, 63 membres du personnel travaillent à la sécurisation de l'aéroport de Bruxelles-National et 746 membres du personnel travaillent pour la police des cours et tribunaux et procèdent au transfert de détenus.

La DAB assure déjà actuellement les missions de sécurisation de l'aéroport de Bruxelles-National et la sécurisation des sites nucléaires de Tihange et de Fleurus. La reprise progressive des missions de police, des cours et tribunaux et de transfert de détenus sont en cours. L'ensemble du territoire devrait être couvert le 1^er mars 2020. Les missions assurées par les polices locales en vertu de la circulaire contraignante MFO-1 sont donc reprises progressivement par la direction de la sécurisation. Selon les projections, et toujours en tenant compte du recrutement et des réussites en formation, les réserves opérationnelles devraient comporter un cadre complet en 2020 et, pour les missions de sécurisation des infrastructures critiques, le cadre devrait être complet pour septembre 2020.

La question de notre collègue Senesael s'ajoute. Elle porte sur le mécanisme HyCap et le recrutement du personnel policier. En 2018, 38 208 policiers locaux ont presté, comme je venais de le mentionner, 480 356 heures dans le cadre du mécanisme de solidarité HyCap pour une multitude d'événements.

J'avais déjà mentionné les grands festivals et les engagements spéciaux en ce qui concerne les matchs de football et les spotters.

Pour votre deuxième question, je vous informe qu'un nouveau concept de sélection a été élaboré. Dans l'attente de l'adaptation des textes statutaires, un accord existe avec les syndicats pour adopter des solutions intermédiaires par des annotations qui ne nécessitent pas de changement statutaire. Je pense, par exemple, aux procédures accélérées (Fast track), afin de réduire drastiquement la durée de la procédure de sélection.

En ce qui concerne la police fédérale, il existe une réserve centralisée - qui est la Direction de Sécurité publique (DAS) - et une réserve décentralisée sous la forme du Corps d'intervention (CIK). Elles sont chargées de la gestion négociée de l'espace public. La DAS effectue également des missions spécialisées en recourant à des moyens spéciaux qui ont été renforcés par le recrutement de 180 équivalents temps plein (FTE-ETP). L'engagement du CIK et la DAS contribuent à limiter l'activation de l'HyCap.

Le cadre organique des CIK s’élève à 588 ETP et celui de la DAS, à 545 ETP. La capacité totale théorique de la réserve fédérale atteint donc 1 133 ETP.

01.02 Willy Bruggeman: Mijnheer de voorzitter, ik wil mij eerst verontschuldigen voor mijn zwakke stem, want ik heb een zware verkoudheid. Ik meen echter dat het wel zal lukken.

Men heeft ook aan mij een aantal vragen gesteld. Er waren drie vragen van mevrouw Ingels. Ten eerste, wou ze weten hoe men de functies bij de federale politie aantrekkelijker kan maken.

Ten tweede, wou ze weten of er voor bepaalde functies niet meer burgers kunnen worden ingezet, dus geen leden van CaLog of operationelen. Wat dat laatste aspect betreft, daar sta ik vrij huiverachtig tegenover. De meeste functies zijn immers verbonden met het mandaat van de politie, de uitoefening van de politiefunctie. Zelfs bij het contact met burgers in het CIC moet men die politiefunctie toch gebruiken. Dat belet niet dat het CaLog-personeel kan worden uitgebreid. Zij kunnen natuurlijk een aantal functies invullen. In welke mate experten kunnen worden ingezet, is een vraag voor een breder debat dan wat mij hier gevraagd werd. We hebben al discussies gehad met Justitie over de noodzaak om het deskundigenbestand verder te professionaliseren. Ik meen dat er meer gebruik kan worden gemaakt van experten die bijvoorbeeld aangesteld worden door de parketten. Een zekere professionalisering is daarbij echter wel aan de orde.

Wat de aantrekkelijkheid van de functie betreft, kan ik alleen maar beamen dat alle inspanningen om die te bevorderen, welkom en nodig zijn. Ik wil daar een detail bij vermelden dat we al aangehaald hebben naar aanleiding van de evaluatie na 10 jaar politiehervorming, namelijk dat een functieverloning zou kunnen helpen. Iedereen heeft bij de politie dezelfde wedde, maar men kan wel aanspraak maken op een aantal vergoedingen. Welnu, heel wat mensen geven belangrijke functies op, omdat ze geen gebruik kunnen maken van de bijzondere vergoedingen. Een functieverloning binnen hetzelfde budget, dus zonder een verhoging, zou kunnen helpen om een beter evenwicht te brengen en bijdragen tot de aantrekkelijkheid van de functies. Let wel, het financiële aspect is er maar een van.

Een andere vraag van mevrouw Ingels ging over de accountability van de commissaris-generaal en het feit dat die met een zekere vrijheid gepaard zou moeten gaan. Ik kan dat alleen beamen. Accountability, verantwoording afleggen vanuit de positie van commissaris-generaal, vergt natuurlijk een zekere vrijheid in het besteden en beheren van de middelen. Dat moet onder zijn gezag mogelijk gemaakt worden. De vraagsteller verwijst naar de pogingen in het kader van de begroting met voorlopige kredieten. Ik meen dat dat een goed voorbeeld is. De commissaris-generaal zou mijns inziens toch wat meer vrijheid van handelen moeten krijgen. Hij is in feite heel erg gebonden aan allerlei regels, voorschriften en dergelijke meer.

Ik kom aan het punt wat er moet gebeuren wanneer de commissaris-generaal halfweg het jaar als een goede huisvader in zijn boekhouding vaststelt dat de personeelskredieten opgebruikt zijn en dat er op een soepelere manier in prioritaire zaken zou moeten kunnen worden geïntervenieerd. Ik kan alleen maar akkoord gaan met de stelling die door de vraagsteller zelf werd geformuleerd. Dat is een goed voorstel.

Dan kom ik aan de vraag van de heer Thiébaut.

M. Thiébaut pose la question très simple de savoir si, dix ans après l'évaluation de la réforme de la police, les recommandations faites par cette commission ont été entendues. Ma réponse est oui et non. Certaines recommandations ont été suivies mais beaucoup restent sans suivi. Je ne peux que confirmer ce que le ministre a dit, à savoir qu'à la police, il n'y a pas de culture de l'évaluation. À chaque fois que j'interviens comme président du Conseil fédéral de police, on évalue par exemple le plan national de sécurité, l'état de la question de la police fédérale ou de la police dans son entièreté; on utilise une nouvelle méthodologie. Il n'y a pas de calendrier prévu. On en revient toujours à des évaluations ad hoc. Ce que je déplore aussi, c'est qu'il n'y ait pas de système de suivi structuré et organisé quant à ces recommandations.

Je vois ainsi passer pas mal de recommandations du Comité P et de l'Inspection générale. Au sein du Conseil fédéral de police, nous émettons aussi de nombreuses recommandations mais il n'existe pas de système de suivi intégré ni pour les inventorier ni pour effectuer leur suivi. Je ne peux que plaider pour une nouvelle culture et un nouveau système en la matière. J'apprends à présent que le ministre va me demander d'établir une méthodologie pour les évaluations futures. Je ne peux qu'en souligner la nécessité.

Une autre question de M. Thiébaut porte sur son sentiment que la connexion est moindre ou plus très bonne entre les niveaux fédéral et zonaux. Il fait référence aux plans zonaux de sécurité. Là, je peux aussi confirmer son souci. Je pense qu'un lien plus fonctionnel et plus resserré entre le plan national de sécurité et les plans zonaux de sécurité s'impose. En fait, il n'y a pas d'approche bottom-up. Quand on a préparé le plan national de sécurité, on l'a fait à notre niveau fédéral mais il n'existe pas vraiment de système bottom-up pour mieux connaître les besoins des zones, par exemple, et d'en tenir compte dans le plan national de sécurité. L'inverse est tout aussi vrai. Le plan national de sécurité ne trouve pas toujours son suivi dans les plans zonaux de sécurité. Une intégration ou une interconnexion entre les niveaux fédéral et zonaux s'impose. À cet égard, le niveau des arrondissements de la police fédérale pourrait jouer un rôle important, notamment dans le chef du DirCo et du DirJud qui constituent le lien entre le zonal et le fédéral. Selon moi, on devrait encore renforcer cette fonction.

Le conseil zonal de police a une grande importance en la matière. Je constate que certaines réunions se passent de manière plutôt bureaucratique mais d'autres zones investissent beaucoup plus dans le bon fonctionnement de la zone et entretiennent le lien entre le zonal et le fédéral. Je ne peux qu'encourager les bourgmestres qui donnent le bon exemple.

En ce qui concerne la fameuse norme KUL, je répète pour l'énième fois que cette norme devrait être revue. Des études ont été menées, notamment par l'université de Gand, mais il n'en a pas résulté une décision ferme ou nouvelle pour une répartition ou une redistribution actualisée des ces fonds dits "KUL".

Personnellement, je plaide pour une commission ad hoc ayant pour mission de proposer au futur gouvernement une nouvelle forme de répartition de ces fonds, mais progressivement, car procéder à une révolution n'est pas possible. En effet, déterminer quelles zones auront moins de budget au profit d'autres zones et le leur annoncer est compliqué pour les bourgmestres et les autorités locales.

Il faut déterminer une norme de répartition idéale pour le futur, qui n'est pas applicable directement mais progressivement. Et lorsque le gouvernement attribue de nouveaux fonds, on pourrait, par exemple, tenir compte de cette nouvelle norme lors de la distribution. Ainsi les normes seraient actualisées, non pas de manière révolutionnaire mais progressive, de façon à ce qu'on s'oriente tout doucement vers la nouvelle forme de distribution.

Je plaide pour un calcul ferme et accepté par le nouveau gouvernement, de manière à ce qu'on connaisse les règles du jeu mais que la réalisation se fasse progressivement. Je pense que c'est tout à fait possible et cela inviterait les autorités à rejoindre tout doucement cette nouvelle distribution. Ne rien faire n'est pas une solution, à mon avis.

Mevrouw Kitir heeft vragen over de passage in het rapport op bladzijde 29 over de DirCo en de DirJud. Ik vind het nog altijd een beetje eigenaardig dat er op het niveau van de arrondissementen eigenlijk twee bazen zijn, een DirCo en een DirJud. Dat was de wil van de wetgever, vooral om, na de zaak-Dutroux, een oplossing te vinden voor de kwestie van de impact van de gerechtelijke overheden op de gerechtelijke zuil. Mijns inziens werkt dat systeem op veel fronten goed, maar het kan niet alleen van de persoonlijke relaties afhangen of iets goed gaat. De functies zijn verdeeld: de DirCo weet wat hij moet doen, de DirJud eveneens. Idealiter zou men echter moeten pleiten voor eenheid van terrein en eenheid van commando. Dat oude principe kennen wij van vroeger. Op die manier zou er maar één chef zijn, die beide domeinen beheert en beschikt over iemand die de gerechtelijke politie leidt, en iemand anders die de bestuurlijke componenten leidt.

In het onderzoek hebben wij onder de titel Optimalisatie geschreven dat de tijd daarvoor niet rijp is. Er is geen draagvlak om de organisatie te veranderen. Net zoals de Federale Politieraad pleiten wij de facto voor het behoud van de huidige toestand. Dat heeft zijn voor- en nadelen, maar ik meen dat er nu geen nood is – ik vertolk dan het advies van de Federale Politieraad – om een revolutie te veroorzaken en onmiddellijk te streven naar één autoriteit op arrondissementeel niveau. Wat wel werd voorgesteld door de commissaris-generaal, is de afhankelijkheden van de DirCo en de DirJud beter te aligneren. De DirJud hangt af van de algemene gerechtelijke directeur, terwijl de DirCo afhangt van de CG. Dat heeft een zekere noodzaak. Er zijn immers functionaliteiten die vanuit de commissaris-generaal worden waargenomen. Ik meen dat men op dat vlak kan zoeken – dit is een voorstel van de commissaris-generaal – naar een goed evenwicht. Misschien moeten wij dat eens evalueren? Wij hebben dat nog niet echt grondig gedaan tijdens het optimalisatieonderzoek. Liever dan te streven naar eenheid van beide autoriteiten, meen ik dat er enige mogelijkheid is om op dat vlak tot een zekere verbetering te komen.

Ik had nog een vraag van mevrouw Matz. Er wordt gerefereerd aan Antwerpen.

Enfin, il a été fait référence aux groupes de réflexion et aux initiatives prises à Anvers au sujet de projets en cours, notamment pour améliorer la mise en œuvre des procès-verbaux digitaux.

Je connais trois initiatives à Anvers. Il y a d'abord Focus, qui est un système développé par la police d'Anvers afin de faciliter l'accès des policiers sur le terrain aux fichiers auxquels ils doivent avoir accès. C'est donc une manière automatique pour accéder plus facilement à des fichiers. Ce système a tout doucement été généralisé au sein de la police.

À Anvers, il y a également une analyse des médias sociaux. Sur base journalière, une équipe évalue toutes les informations disponibles via les médias sociaux. Ces applications sont utiles pour le reste de la police, sachant que d'autres instances font de même. La police fédérale a ses propres moyens pour analyser les informations disponibles sur les médias sociaux. Il en va de même pour l'OCAM et la Sûreté de l'État. Ceci ne pose pas de problème selon moi et une coordination – nécessaire – verra le jour naturellement.

En ce qui concerne les procès-verbaux digitaux, il y a toujours un problème avec la signature électronique – qui fait toujours obstacle dans la transmission automatique des procès-verbaux vers les parquets – ainsi que quelques problèmes techniques. La technique IT utilisée par les parquets n'est pas toujours compatible avec celle utilisée par la police.

Monsieur le président, je pense avoir répondu aux questions qui m'ont été posées.

De voorzitter: Ik dank u, professor Bruggeman.

Mijnheer de minister, hebt u nog toevoegingen?

01.03 Minister Pieter De Crem: Op dit moment niet.

De voorzitter: Er vraagt niemand meer het woord.

Mochten er nog vragen over de optimalisatie van de politie komen, dan kunnen die nog altijd worden gesteld in het kader van de mondelinge vragen.

Ik wil alleszins professor Bruggeman en de minister danken voor hun aanwezigheid en voor de antwoorden die zij hebben verstrekt.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

La réunion publique de commission est levée à 11 h 06.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.06 uur.