Commission de la Défense nationale |
Commissie
voor Landsverdediging |
du Mercredi 18 décembre 2019 Matin ______ |
van Woensdag 18 december 2019 Voormiddag ______ |
De behandeling van de vragen vangt aan om 11.03 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Peter Buysrogge.
Le développement des questions commence à 11 h 03. La réunion est présidée par M. Peter Buysrogge.
De voorzitter: Collega's, wij gaan over naar de mondelinge vragen en zoals daarnet beslist starten wij met vraag nr. 55002249C van de heer De Vriendt.
01 Vraag van Wouter De Vriendt aan Philippe Goffin (Buitenlandse Zaken en Defensie) over "De upgradeprogramma’s voor het militair hoofdmaterieel" (55002249C)
01 Question de Wouter De Vriendt à Philippe Goffin (Affaires étrangères et Défense) sur "Les programmes de mise à jour du matériel militaire majeur" (55002249C)
01.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, eerst en vooral wil ik u feliciteren met uw aanstelling.
Ik bedank ook de collega's omdat zij de agenda hebben willen wijzigen.
Mijnheer de minister, in de strategische visie van 2016 worden een aantal investeringen opgesomd voor upgrades van bepaalde systemen die Defensie in gebruik wil houden. Ik krijg graag een overzicht van u op drie punten.
Ten eerste, er wordt 13 miljoen euro gereserveerd voor het tactisch luchttransport vanaf 2020. Het gaat daar om een upgrade van de NH90.
Ten tweede, wordt er 27 miljoen euro gereserveerd voor een upgrade van de huidige twee fregatten vanaf 2020.
Ten derde, is er de upgrade van de Pandur. Er zijn documenten opgedoken die toch wel vernietigend zijn voor de lopende update van dit verkenningsvoertuig, die voor alle duidelijkheid 31 miljoen euro kost. De interne documenten wijzen erop dat die voertuigen onbruikbaar zijn. Dat is de conclusie van het verkenningsbataljon ISTAR. Wij hebben die documenten allemaal gezien. Zij hebben het over te krappe ruimtes voor de militairen, stuurwielen die geblokkeerd zitten, en dergelijke meer. De conclusie is beenhard. De voertuigen die na de upgrade zijn afgeleverd, zijn niet baanvaardig, en onbruikbaar.
Ik krijg graag van u wat technische uitleg over deze upgrade. Hoe staat het daarmee? Hoe komt het dat die zo'n fiasco is?
Ik wil ook uw conclusie horen. Gaat u verder met die upgrade? Of stopt dit programma? Op dit moment lijkt het één grote verspilling van belastingmiddelen te zijn. Alles kan natuurlijk opgelost worden, maar ik meen niet dat het de bedoeling is dat, als u met uw wagen naar de garage gaat voor een herstelling, uw wagen compleet onbruikbaar is en u er nadien nog amper in kan. Alles kan opgelost worden, maar alles kost geld. In deze tijden van besparingen moeten wij niet smijten met het belastinggeld.
Temeer omdat de problemen bij de Pandur niet nieuw zijn. Sinds de omvorming van de Pandur tot verkenningsvoertuig, in 2008, zijn de problemen zich blijven opstapelen. In 2009 is er een ongeval geweest met een Pandur, in 2011 heeft de eenheidscommandant van ISTAR grote twijfels geuit over de operationaliteit van de Pandur. De Pandur is eigenlijk nooit operationeel ingezet voor buitenlandse operaties waaraan het verkenningsbataljon ISTAR heeft deelgenomen. De bedoeling van dit voertuig moet toch zijn om ingezet te worden in militaire operaties.
Heel veel waarschuwingen, heel veel rode knipperlichten werden blijkbaar genegeerd door de toenmalige minister van Defensie, Steven Vandeput, toen hij de upgrade van de Pandur opnam in zijn strategische visie in 2016, waar hij het mooi bedrag van 31 miljoen euro aan koppelde. Op dit moment lijkt dat weggesmeten belastinggeld. Daar zit alleszins een zeer grote fout.
Mijnheer de minister, hoe komt het dat al die waarschuwingen over de gebrekkige staat van de Pandur genegeerd werden op het moment dat die beslissing tot een upgrade is genomen?
Voor alle duidelijkheid, die upgrade heeft niets te maken met de problemen van de Pandur. Integendeel, de upgrade voorziet in een nog zwaardere en sterkere bepantsering. De technische problemen met de Pandur, die al bekend waren, blijven bestaan. We zien nu overigens ook dat die upgrade totaal is mislukt.
01.02 Minister Philippe Goffin: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Vriendt, deze namiddag zal er een briefing plaatsvinden van de état-major met meer uitleg. Daarom is het antwoord dat ik u nu kan geven enigszins beperkt. Ik geef het woord daarna ook aan de generaal voor meer details.
Het moderniseringsprogramma voor de transportvariant TTH van de NH90 bestaat momenteel uit drie deelprogramma's.
Het eerste programma, met een contract ter waarde van 1,4 miljoen euro constanten 2015, werd ondertekend en bestaat erin de TTH uit te rusten met een aangepast systeem inzake luchtverkeerscontrole, zoals vereist door de NAVO.
Het tweede programma bestaat uit de aankoop van een systeem om de zendingen voor te bereiden dat meer specifiek het beheer van operaties Battlespace mogelijk moet maken. De goedkeuring van dat programma is momenteel lopende. De kostprijs wordt geschat op 3,8 miljoen euro constanten 2015.
Het laatste gedeelte zal bestaan uit een aanpassing van zowel de hardware als de software van de helikopter, teneinde enerzijds de special forces operations te kunnen ondersteunen en anderzijds te voldoen aan een aantal wettelijke vereisten van de burgerluchtvaart. De kostprijs daarvan wordt verwacht in de loop van 2020.
De operationaliteit van de NH90 bedraagt momenteel 39 %.
De upgrade van het Pandur-verkenningsvoertuig is momenteel lopende, maar heeft vertraging opgelopen door de complexiteit van het programma en de verschillende contracten die ermee verbonden zijn.
Ik geef nu het woord aan generaal Devogelaere.
01.03 Peter Devogelaere: Mijnheer de voorzitter, historisch gezien was de Pandur een voertuig dat werd aangekocht als een troepentransportvoertuig. Daarna is op een bepaald moment beslist om het voertuig te gebruiken als een verkenningsvoertuig.
Er moesten een aantal programma's worden opgestart om het voertuig om te bouwen. Tegelijkertijd werd ook vastgesteld dat de dreiging op de verschillende operatietonelen geëvolueerd was. Door onze inzet, onder andere in Afghanistan en onlangs in Mali en elders in Afrika, moeten de voertuigen beter worden beschermd en bestand zijn tegen mijnen en improvised explosive devices. Die vaststelling werd al gedaan begin van de jaren 2000, 2005-2008, en in 2010-2012 werd een beslissing genomen om het voertuig beter te beschermen door het te voorzien van een betere bepantsering en mijnenbestrijding. Dat contract werd ondertekend in 2013 en de opdracht werd, samen met Oostenrijk, dat ook over deze voertuigen beschikt, opgesteld en uitgevoerd.
De vaststellingen die gemaakt worden met betrekking tot de ergonomie hebben dan ook betrekking op het type voertuig dat is opgeleverd. Het voertuig wordt wel degelijk al gebruikt in België voor een aantal oefeningen. U hebt al in persberichten en op foto's gezien dat die voertuigen worden gebruikt bij oefeningen van ISTAR. Misschien zijn de voertuigen al in uw eigen gemeente gebruikt in het kader van oefeningen.
Daarnaast is in het kader van de strategische visie ook in een aanpassing van de voertuigen voorzien op het vlak van de motorisatie, een Remote Controlled Weapons System, een antiraketsysteem en ook een aanpassing van het observatie- en communicatiesysteem. Die aanpassingen zijn onderhandeld en worden nu uitgevoerd en worden normaal gezien opgeleverd in 2020-2023. De huidige vaststellingen over de ergonomie zijn dus bekend en worden opgevolgd door de staf. Daar zal deze namiddag tijdens de persconferentie ook op worden ingegaan.
Le but est bien sûr de déterminer, sur la base de ces analyses d'ergonomie, de voir quel public – soldats ou conducteurs – est concerné et la façon d'intégrer ces gens dans le véhicule. À un certain moment, il faudra faire un choix, comme on l'a notamment fait pour le F-16 où le pilote ne peut pas dépasser une taille spécifique adaptée au cockpit. Cela fera également partie du briefing de cet après-midi.
01.04 Minister Philippe Goffin: Mijnheer de voorzitter, ik geef nu de rest van mijn antwoord.
De upgrade omvat vier delen.
Er is, ten eerste, de upgrade van de ballistische en mijnenbescherming voor een bedrag van 8 miljoen euro. De implementatie daarvan is in uitvoering. Ten tweede, de motoren en de transmissie van de bestaande voertuigen dienen te worden gemoderniseerd voor een bedrag van 15 miljoen euro. Dat programma is in uitvoering en de fabrikant werkt nu aan een prototype. Daarbovenop is de integratie van het Remote Controlled Weapon Station voorzien. Ten derde, de modernisering van het observatie- en verkenningsplatform voor een bedrag van 7 miljoen euro is in uitvoering bij de fabrikant. Ten vierde, er wordt een contract voor een bedrag van 1 miljoen euro opgestart om het RPG-net (Rocket-Propelled Grenade) op het voertuig te voorzien. Het is de bedoeling om de eerste voertuigen met de ballistische en mijnenbescherming tegen midden 2021 operationeel te hebben.
Ten slotte werd het initiatief voorzien van een budget van 27 miljoen euro voor een final upgrade van de huidige fregatten getransfereerd naar het vervangingsprogramma van de fregatten. De huidige fregatten ondergingen reeds tussen 2010 en 2013 de nodige aanpassingen om met NH90-helikopters te kunnen opereren. Beide fregatten worden operationeel gehouden door middel van de geplande onderhoudsperiode tot en met hun buitendienststelling die momenteel gepland is in respectievelijk 2027 en eind 2028. In 2020 ondergaat het fregat Louise-Marie zijn zesde geplande onderhoud (grote onderhoudsperiode) vanaf februari tot en met april 2021. Het fregat Leopold I is operationeel en internationaal inzetbaar tot en met april 2022.
De voorzitter: Ik dank de minister en de generaal voor hun verhelderende antwoorden.
Mijnheer De Vriendt, u hebt het woord voor uw repliek.
01.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de generaal, mijnheer de minister, in de interne documenten van Defensie is geen sprake van een vertraging, maar van problemen met de upgrade die ertoe hebben geleid dat Pandur-voertuigen compleet onbruikbaar zijn. Vertraging is misschien een mooi woord voor een fiasco, maar u moet de problemen wel benoemen zoals zij zijn, met name dat de upgrade al een aantal voertuigen heeft afgeleverd bij Defensie en dat Defensie heeft vastgesteld dat die voertuigen niet baanvaardig zijn en niet echt meer gebruikt kunnen worden. Dat lijkt mij niet echt de bedoeling te zijn van een upgrade die 31 miljoen euro heeft gekost. Wij moeten de feiten dus onder ogen zien.
Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag waarom de waarschuwingen uit het verleden, al die rode knipperlichten, niet werden gerespecteerd? Waarom werden ze niet bekeken? Waarom werd toch overgegaan tot de planning van de upgrade in de strategische visie van 2016?
Bij Defensie heeft men geen vertrouwen in de Pandur en toch werd verder gegaan met dit voertuig na de ombouwing tot verkenningsvoertuig. Daarvoor is geen logische reden te bedenken, tenzij misschien kortetermijndenken, oplapwerk of budgettaire keuzes. We weten dat er 3,5 miljard euro naar nieuwe gevechtsvliegtuigen is gegaan. Op een aantal andere vlakken heeft men dan misschien zwaar moeten besparen, ten koste van de militairen, van het personeel dat niet over goed, deftig, veilig militair materiaal kan beschikken.
Ons ISTAR-bataljon is een gereputeerd en bekwaam bataljon. Zij moeten het al jaren stellen met dergelijke voertuigen die nu na de upgrade compleet onbruikbaar zijn geworden. Dit is een rampdossier voor Defensie, in tijden van besparingen. Eenendertig miljoen euro belastinggeld zomaar weggooien is echt not done.
Er is nog geen conclusie van u of die upgrade verder gaat. U spreekt over vertraging. Ik leid daaruit af dat die upgrade verder gaat, maar dat de voertuigen die nu onbruikbaar zijn ook teruggestuurd worden en dat de aanpassingen opnieuw moeten gebeuren, ongedaan moeten worden gemaakt zodat het misschien toch nog in orde komt. De vraag is of die Pandur-voertuigen zullen kunnen worden gebruikt, in tegenstelling tot de afgelopen jaren waarin ze eigenlijk niet werden ingezet. In 2011 al werden twijfels geuit door de eenheidscommandant. Dat is allemaal niet niks.
Het antwoord is helemaal niet bevredigend. Ik kijk uit naar de verdere informatie. Ik hoop dat hier knopen worden doorgehakt. Als er verkenningsvoertuigen moeten komen, dan moeten dat misschien nieuwe zijn. Die budgettaire keuzes moeten dan ook maar worden gemaakt in het globale plaatje.
Het incident is gesloten.
- Hugues Bayet à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Le plan des opérations 2020" (55001401C)
- Christophe Lacroix à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Le plan des opérations 2020" (55001184C)
- Hugues Bayet aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "Het plan operaties 2020" (55001401C)
- Christophe Lacroix aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "Het plan Operaties voor 2020" (55001184C)
02.01 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, les F-16 belges devraient être de retour en Irak et en Syrie au second semestre 2020. Le porte-parole de la Défense a indiqué qu’un tel déploiement figurait effectivement au plan des opérations 2020. Étant l’auteur, avec mes collègues, d’une proposition de résolution relative à la publicité des opérations et exercices militaires belges à l'étranger tant vis-à-vis de la Chambre que du grand public, je dois constater qu’une telle information adéquate et systématique fait défaut.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me donner avantage d’informations sur les contours d’un éventuel retour de nos F-16 au-dessus de l’Irak et de la Syrie? Où en est le processus d’adoption du plan des opérations de 2020? Comptez-vous le présenter à la Chambre et, si oui, dans quel délai? Enfin, des initiatives sont-elles prévues pour en améliorer la lisibilité – notamment sur internet – pour le grand public?
02.02 Philippe Goffin, ministre: Cher collègue, la coalition contre Daech prévoit en 2020 la poursuite des opérations aériennes, que ce soit au-dessus de la Syrie ou de l'Irak ou uniquement de l'Irak. Après une interruption temporaire de sa participation à la campagne aérienne dans le cadre de l'opération Inherent Resolve, la Belgique envisage une nouvelle participation des quatre F-16 et d'un détachement d'environ 95 militaires à partir de mi-2020 pour une durée d'un an. Cet engagement éventuel de nos F-16 doit encore faire l'objet d'une décision du gouvernement.
L'état-major de la Défense suit actuellement l'évolution de la situation en Syrie, en coopération avec les autres membres de la coalition. Il est clair que le cadre de la mission des F-16, leur zone d'action ainsi que leur mandat doivent être clairement définis. C'est dans ce cadre qu'un éventuel déploiement de F-16 est repris dans le dossier Opérations 2020. Cette possibilité d'engagement de nos F-16 a été présentée à la commission de Suivi des missions à l'étranger ainsi qu'à la commission de la Défense afin d'être débattue avant d'être mise à l'agenda du Conseil des ministres.
Des initiatives pour améliorer la lisibilité pour le grand public pourraient être prises, sur base des éléments de planification qui restent à déterminer.
02.03 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Elles montrent l'intérêt d'avoir la plus grande information et la plus grande transparence pour les opérations militaires à l'étranger ainsi que sur les exercices qui peuvent être menés par notre armée.
Le PS a déposé une proposition de résolution pour améliorer la transparence des opérations et exercices militaires belges à l'étranger et faire en sorte que ce point soit systématiquement inclus lorsque nous débattons de la politique générale de votre département.
L'incident est clos.
- Kris Verduyckt aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De spreiding van de afbetaling van belangrijke militaire aankopen" (55001188C)
- Georges Dallemagne aan Philippe Goffin (Buitenlandse Zaken en Defensie) over "De militaire programmering" (55002159C)
- Kris Verduyckt à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "L'échelonnement du paiement d'achats militaires importants" (55001188C)
- Georges Dallemagne à Philippe Goffin (Affaires étrangères et Défense) sur "La programmation militaire" (55002159C)
03.01 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, deze kwestie is al aan bod gekomen tijdens de discussie over de NAVO en onze doelstelling richting een bijdrage van 2 %.
De regering gaf toen aan dat wij in stijgende lijn gaan wat dat percentage betreft. Een van de redenen daarvoor is natuurlijk het feit dat in de strategische visie een budget van 9,2 miljard voor afbetalingen voor de wapenprogramma's stond. Dat budget bedraagt ondertussen geïndexeerd meer dan 11 miljard. Wij merken in de cijfers van het Monitoringcomité dat die afbetalingen naar voren worden geschoven en dat wij de komende vijf jaar, van 2020 tot 2024, niet 2,6 miljard, maar wel 5,4 miljard euro zullen afbetalen. Dat is natuurlijk een pak meer, en gezien alle discussies en vragen hier over personeel en infrastructuur maken wij ons daarover zorgen.
Mijnheer de minister, ik wil u hierover twee vragen stellen.
Wat is de reden waarom dat groeipad zo flink naar voren is geschoven? Is er nog een mogelijkheid tot flexibiliteit of ligt dat helemaal vast en kunnen wij daar niet meer onderuit, als we merken dat er andere noden zijn in deze budgettair krappe tijden?
Vreest u dan niet dat die afbetalingen, in combinatie met de stijgende werkingskosten, een hypotheek zullen leggen op de verdere werking van onze Defensie?
03.02 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, je tiens tout d'abord à vous féliciter pour votre entrée en fonction à la Défense et aux Affaires étrangères. Vous allez remplir une mission extrêmement importante. Je me réjouis que vous ayez déjà pu aller sur le terrain pour soutenir nos militaires déployés à l'extérieur.
Vous êtes donc un ministre en affaires courantes dans un gouvernement minoritaire, mais vous êtes aussi confronté à une multitude de défis, d'échéances et d'urgences. J'aurais donc aimé que vous apportiez une réponse claire quant aux engagements pris par la Belgique dans le cadre de la loi de programmation militaire et aux acquisitions de matériel lourd réellement faites par le gouvernement sortant.
Pourriez-vous nous communiquer l'état des paiements dus cette année et en 2020 pour l'achat de matériel par les différentes capacités de la Défense, que ce soit l'Armée de terre, la Marine ou la Force aérienne? Vu les affaires courantes et les contraintes budgétaires, entrevoyez-vous des difficultés à honorer ces différentes échéances?
03.03 Minister Philippe Goffin: Mijnheer de voorzitter, collega's, de strategische visie waarvan de preambule op 29 juni 2016 door de Ministerraad werd goedgekeurd, voorziet in een groei van de inspanning voor Defensie naar 1,3 % van het bruto binnenlands product tegen 2030 en geeft aan dat het departement dient te evolueren in de domeinen personeelswerking, investeringen en internationale bijdragen. De afwijking ten opzichte van dat lineaire groeipad is het gevolg van de contractueel vastgelegde betalingen in mindering voor de investeringen in hoofdmateriaal, opgenomen in de militaire programmeringswet van 23 mei 2017, waardoor een andere spreiding niet mogelijk is.
Het voorstel van begroting voor Defensie 2020-2024, dat in het rapport van het Monitoringcomité werd opgenomen, herneemt behalve de betaling van de investeringen in hoofdmateriaal ook een geleidelijke stijging van de basisenveloppe, om de nieuwe wapensystemen in werking te stellen, de investeringen in courant materiaal en infrastructuur en de stock aan munitie op het vereiste niveau te brengen, de middelen voor bijkomende outsourcing in plaats te stellen en maatregelen te treffen die de attractiviteit van het militair beroep moeten verhogen.
Indien de door Defensie ingediende begroting wordt goedgekeurd, kan het departement zijn opdrachten naar behoren uitvoeren.
La loi de programmation militaire du 23 mai 2017 stipule, en son article 4, que les crédits nécessaires pour couvrir les dépenses de l'année concernée en vertu des engagements en cours, ainsi que des nouveaux engagements, seront inscrits annuellement au Budget général des dépenses.
La loi de finances pour les crédits provisoires en 2019 ainsi que la proposition budgétaire de la Défense pour l'année 2020, reprise dans le rapport du Comité de monitoring du 2 septembre 2019, prévoit les crédits nécessaires pour le paiement de la dette résultant des obligations contractuelles des programmes d'investissement en matériel majeurs, repris dans la Vision stratégique en cours d'exécution. Dès lors, mon département n'entrevoit aucune difficulté à honorer ces paiements.
03.04 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
In 2016 werd dat volgens u vastgelegd en nu is er geen spreiding meer mogelijk. Ik ga ervan uit dat men in 2016 nog geen zicht had op de tekorten waarmee wij vandaag worden geconfronteerd. Ik blijf mij daar grote zorgen over maken, want we spreken hier ook over andere noden voor het leger. We kunnen alles maar één keer uitgeven. Ik ben daar oprecht bezorgd over, want de komende jaren betalen we meer dan vijf miljard af aan die wapens en dat is toch een gigantisch bedrag. We zullen het daar nog over hebben.
Het incident is gesloten.
04 Question de Hugues Bayet à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Le récent marché public en vue du déploiement militaire au Sahel ou en Afrique centrale" (55001233C)
04 Vraag van Hugues Bayet aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De recente overheidsopdracht voor militaire operaties in de Sahel of Centraal-Afrika" (55001233C)
04.01 Hugues Bayet (PS): Bonjour monsieur le ministre, félicitations.
Je voudrais revenir sur un récent marché public. Comme vous le savez, le Conseil des ministres a récemment approuvé l’attribution d’un marché public dans le cadre du déploiement d’une Mobile Education and Training Team à Maradi au Niger à partir de septembre 2019. La mission devrait se poursuivre en 2020 et pourrait se prolonger ensuite. Ce marché concerne plus précisément la location d’une Emergency Response Capability pour l’appui médical dans la zone et a été passé selon la procédure négociée sans publicité. Il devrait couvrir une période allant de 2020 à 2023.
Je dois dire, monsieur le ministre, que je ne comprends plus grand-chose entre ce que je lis dans la presse et ce que vous décidez. La Vision stratégique prévoyait en effet l'achat de matériel pour la composante médicale. Jusque là, rien d'anormal. Mais ce matériel va-t-il à présent servir à une société privée? La composante médicale joue un rôle essentiel dans nos missions à l'étranger; la Vision stratégique ne le souligne d'ailleurs pas suffisamment. En ce qui concerne l'externalisation, on a toujours été un peu réticent. Vous nous avez toujours dit que c'était pour des tâches non militaires. Est-ce toujours le cas ici? Je rappelle que l'armée est une fonction régalienne. Il est bon de ne pas l'oublier et surtout de ne pas se lancer dans des précédents qui pourraient être dangereux.
J'aimerais donc savoir, monsieur le ministre, quelle société a été choisie pour prester les services médicaux précités. Quelle garantie présente-t-elle en termes de qualité des soins? Quelle est l’implication de la composante médicale dans ce cadre? L’externalisation de l’appui médical se cantonnera-t-elle à cette opération en particulier? Ou bien l’objectif est-il de la généraliser? Enfin, quel est le coût de ce marché public pour le budget de la Défense? A-t-on une idée de ce que cela coûtait quand c'était géré en interne par l'armée?
04.02 Philippe Goffin, ministre: Monsieur Bayet, merci pour vos mots d'accueil.
La société retenue pour l'exécution du marché est International SOS Belgium BVBA. Les spécifications techniques du cahier des charges concernant ce marché public ont été rédigées par la composante médicale afin de s'assurer que le prestataire respecte les normes et les standards de qualité en médecine, tant au niveau des qualifications du personnel médical, que de l'équipement à prévoir. Dans le cadre de l'évaluation de l'offre, un contrôle visant à vérifier la validité et l'équivalence des diplômes et brevets médicaux des soignants engagés par la firme a été effectué. Il en va de même pour l'équipement médical. Ces évaluations ont été accomplies par des officiers et des médecins de la composante médicale. En outre, un médecin militaire sera présent en permanence à Maradi lors de l'exécution de la mission à partir de 2020. Il sera chargé d'évaluer la qualité des soins dispensés lors des interventions éventuelles.
L'objectif de la Défense n'est certainement pas de généraliser l'externalisation de l'appui médical en opérations, au contraire. Les investissements en personnel et matériel sont préparés dans le cadre de la mise en œuvre de la Vision stratégique de 2016 afin de donner à la composante médicale les moyens nécessaires pour assurer de façon autonome l'appui médical opérationnel en fonction du niveau d'ambition retenu.
Le montant réservé pour la tranche fixe du marché s'élève à 3 110 719 euros. Il s'agit d'un montant forfaitaire couvrant tous les frais de personnel, de matériel, d'infrastructure et de fonctionnement liés au déploiement et à la mise à disposition de la capacité Emergency Response au Niger pendant une année, à savoir 2020.
04.03 Hugues Bayet (PS): Merci, monsieur le ministre, je suis déjà à moitié rassuré quant au fait que vous ne poursuivrez pas l'externalisation de la composante médicale. Néanmoins, quand on voit le coût et les montants, je pense qu'il faudra qu'une véritable évaluation soit réalisée l'année prochaine pour examiner si l'externalisation d'une série de missions est profitable à l'armée ou s'il vaut mieux continuer comme on le faisait auparavant et renforcer les compétences dont on dispose au sein des différents services. Je vous remercie.
L'incident est clos.
- Annick Ponthier aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "Het afbouwplan van Defensie" (55001290C)
- Christophe Lacroix aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "Operatie-Vigilant Guardian" (55001292C)
- Julie Chanson aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "Het verlengen van de opdracht van de militairen op straat" (55001367C)
- Hugues Bayet aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De operatie Vigilant Guardian" (55001400C)
- Annick Ponthier à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Le plan de retrait proposé par la Défense" (55001290C)
- Christophe Lacroix à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "L'opération Vigilant Guardian" (55001292C)
- Julie Chanson à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Le maintien de la présence des militaires dans nos rues" (55001367C)
- Hugues Bayet à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "L'opération Vigilant Guardian" (55001400C)
05.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, sinds de islamitische terreuraanslagen onze maatschappij alsmaar meer bedreigen, beveiligen onze militairen, in steun van de politie, onze steden en straten. Zij doen dat in het kader van de Operatie Vigilant Guardian (OVG). Die operatie werd steeds ervaren als noodzakelijk en was vaak ook een duidelijke meerwaarde op het terrein.
Onlangs vroeg Defensie echter aan de Nationale Veiligheidsraad om het afbouwplan voor te stellen. Daarin zou onder meer beslist worden om het aantal soldaten op terreurgevoelige plekken af te bouwen. Het gebrek aan mensen – niets nieuws onder de zon – zou Defensie tot die beslissing nopen.
Mijnheer de minister, hoeveel militairen zijn er momenteel nog voor de straatopdracht van het leger? Naar hoeveel militairen wil men evolueren in het afbouwplan?
Kunt u het afbouwplan in het algemeen nader toelichten?
Het afbouwplan zou doorgesproken zijn met de federale politie, maar er zouden nog strubbelingen zijn met de lokale politie. Over welke strubbelingen gaat het dan concreet? Hoe tracht men tot een oplossing te komen?
05.02 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis janvier 2015, l’opération Vigilant Guardian est en cours dans notre pays. Cela permet, depuis plus de quatre ans, d’offrir un appui permanent aux services de police. Si sa fin a été à maintes reprises évoquée, elle n’a jamais eu lieu. J’ai cependant appris que la Défense aurait présenté, le vendredi 25 octobre 2019, au Conseil national de sécurité un plan visant à réduire le nombre de militaires en rue. Le nombre de soldats passerait ainsi de 450 à 220.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me dresser un bilan de cette opération? À l’heure actuelle, combien de militaires sont-ils mobilisés dans ce cadre? Qu’en sera-t-il pour les mois à venir? Pour 2019, concernant les coûts, quel budget a-t-il été consacré à cette opération, d’une part, à charge de la Défense et, d’autre part, à charge du SPF Intérieur? Quels sont les plans budgétaires pour 2020? Toutes les factures adressées par votre département au SPF Intérieur ont-elles été honorées? Un retrait définitif de nos troupes dans les rues est-il envisagé? Dans quelle proportion et selon quel agenda l’opération Vigilant Guardian est-elle censée être remplacée par la DAB? Combien de militaires ont-ils opté pour la DAB, actuellement?
De voorzitter: Mevrouw Chanson is afwezig.
05.03 Minister Philippe Goffin: Collega's, op het moment worden 420 militairen 24 uur per dag en 7 dagen per week ingezet ter ondersteuning van de geïntegreerde politie, waarvan 94 als snel beschikbare reserve. Het tussen de federale politie en Defensie overlegd ontwerp van afbouwplan voorzag na bijna vijf jaar in een eerste fase in een geleidelijke en progressieve terugname van de beveiligingsopdracht door de federale politie, zodat nog 200 ontplooide militairen en een snel inzetbare reserve van 100 militairen nodig zouden zijn om de geïntegreerde politie te steunen. Vanaf september 2020 zou de politie de beveiliging van haar sites opnieuw zelf uitvoeren. Alleen voor de nucleaire sites in Vlaanderen zou de inzet van 30 militairen nodig zijn tot op een nader te bepalen datum.
De federale politie heeft dat afbouwplan voorgesteld aan de drie betrokken Brusselse politiezones en de politiezone Antwerpen. De contacten tussen de federale politie en de politiezone Antwerpen lopen nog. Mijn voorganger, minister Reynders, heeft echter expliciet aan mijn collega, de minister van Binnenlandse Zaken, gevraagd om de eerste fase van dat plan, de terugname van de beveiligingsopdracht door de federale politie, al uit te laten voeren. De federale politie wenst eerst een globaal akkoord, dus ook op zonaal niveau. Ik verwijs u daarvoor naar mijn collega, de minister van Binnenlandse Zaken.
Le protocole d'accord ne prévoit pas de date butoir pour l'arrêt de l'appui de la Défense à la police intégrée, mais prévoit néanmoins que cet appui est dû dans le cadre d'un niveau de menace égal à 3.
Le niveau général de la menace en Belgique est descendu à 2. Cependant, certains sites (aéroports, gares internationales, métros, ambassades) sont toujours au niveau 3. Les militaires travaillent par quatre selon les techniques et procédures propres à un engagement opérationnel. Ces équipes appuient la police, chaque jour, durant 11 à 14 heures pendant leur déploiement de trois à quatre semaines.
La plupart des unités exécutent plusieurs rotations par année. Ces longues heures de travail sont inévitables dues à une pénurie croissante de militaires combinée aux opérations militaires en cours à l'étranger. Les lieux sont déterminés par le Centre de Crise sur la base d'analyses de risques des zones de police.
Le nombre des militaires a fluctué en fonction des attentats à l'intérieur et à l'extérieur du pays et du nombre de sites: de 300 militaires en janvier 2015 jusqu'à un maximum de 1 680 en avril 2016 pour un chiffre effectif actuel de 420.
Le coût pour la Défense s'élève à 196,781 millions d'euros de janvier 2015 à décembre 2019. Le budget de la Défense ne prévoit pas de crédit pour couvrir les dépenses liées aux frais occasionnés pour les personnels et le fonctionnement en appui de la police fédérale dans le cadre de l'opération Vigilant Guardian. Le département pré-finance ses dépenses et introduit ensuite périodiquement une demande au ministre du Budget pour faire appel à une provision interdépartementale. Ainsi, pour 2019, le budget de 18 millions est consacré pour ses dépenses non récurrentes dans la provision Terro. Les prestations de la Défense dans le cadre de cette opération ne seront donc pas facturées au SPF Intérieur.
Dans la préfiguration du budget 2020 de la Défense, aucun crédit n'est prévu pour ces prestations si celles-ci devaient être prolongées. Le cas échéant, le département fera également appel à la provision interdépartementale.
La mise en œuvre de la DAB, dont certaines des tâches concernent des missions de surveillance actuellement effectuées par les militaires, relève de la compétence de la police fédérale. Au total, 33 militaires auront opté pour la DAB à la fin de l'année 2019.
05.04 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, het klopt dat de inzet in de operatie Vigilant Guardian ondertussen al vijf jaar duurt. Het is logisch dat die inzet een tijdelijk karakter had en wij zijn dan ook blij dat eindelijk werk wordt gemaakt van de concretisering van het afbouwplan. Het zal nog wel wat tijd in beslag nemen om de nasleep van die operatie op HR-vlak te verwerken, bijvoorbeeld de gewerkte overuren bij Defensie zelf.
In het verleden werd, volgens bepaalde bronnen bij Defensie althans, altijd gezegd dat het ideaal tussen 300 en 500 militairen zou liggen, maar ik verneem nu dat wij zullen afbouwen tot 200 militairen ter plaatse. Wij vinden het goed dat die evolutie plaatsvindt en volgen ze op. In het algemeen pleiten wij alleszins voor een structureel overleg tussen alle veiligheidsactoren in ons land, zodat Defensie zich op korte termijn voluit kan focussen op alle uitdagingen die op haar afkomen.
05.05 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
En fait, ce qui est compliqué dans ce dossier est que nous avons dû faire face à une situation de crise. Les militaires sont venus en appui, pour aider la police fédérale et les polices locales, afin d'assurer la sécurité de la Nation et de nos concitoyens. Mais il est vrai que, à moyen terme, cela a dû se prolonger. Pour nous, faire ce que la police fédérale devrait faire n'est pas le rôle dévolu à nos militaires, mais nous savons pourquoi on a demandé à l'armée de le faire. Il manque des effectifs également à la police fédérale. Voici un premier élément. L'armée a fait ce qu'elle devait faire. C'est tant mieux.
Deuxième élément de réflexion: nous ne pouvons débattre ici des endroits où ont été déployés nos militaires dans le cadre de ces opérations. Pourquoi? La commission de suivi des opérations militaires à l'étranger parle de l'étranger. Ici, nous sommes en séance publique et je comprends qu'une discrétion soit de mise, afin de ne pas insécuriser nos militaires ou de ne pas compromettre la sécurité des endroits par une information qui serait trop largement répandue publiquement. Pour un parlementaire, il est alors toujours un peu difficile d'exercer son contrôle. Il faudra peut-être envisager ensemble une réflexion sur un cadre, afin que nous puissions disposer d'informations non plus quantitatives, mais également qualitatives.
L'incident est clos.
- Kris Verduyckt aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De uitbesteding van de wacht voor enkele militaire kwartieren" (55001294C)
- Christophe Lacroix aan Philippe Goffin (Buitenlandse Zaken en Defensie) over "De bewaking van de militaire kwartieren" (55002202C)
- Kris Verduyckt à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "L'externalisation de la garde pour quelques quartiers militaires" (55001294C)
- Christophe Lacroix à Philippe Goffin (Affaires étrangères et Défense) sur "La surveillance des quartiers militaires" (55002202C)
06.01 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, we hebben in het kader van de resolutie van de MR er reeds over gesproken dat het leger steeds vaker kiest voor het uitbesteden van taken. Dat is niet abnormaal als het gaat over schoonmaakactiviteiten, catering enzovoort. Straks heb ik ook nog een vraag over het feit dat men gaat helpen bij de politie bij werkcontroles. Dat vind ik al iets vreemder.
Ook over het uitbesteden van de wacht van de militaire kwartieren hebben wij vragen.
Mijnheer de minister, waarom kiest u voor een dergelijke uitbesteding? Dat lijkt ons een activiteit die militairen zelf kunnen uitvoeren. Wat is de motivering voor deze keuze?
Wat zijn de exacte taken van die firma's? Wat wordt van hen verwacht? Over hoeveel mensen gaat het? Wat zijn de meerkosten van deze beslissing? Ik ga er immers van uit dat zij dit niet gratis komen doen.
06.02 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, vous le savez, mon groupe a toujours critiqué l’externalisation d’une série de fonctions au sein de la Défense, certaines d’entre elles pouvant s’avérer critiques, selon nous, sur les plans budgétaire, humain, sécuritaire et du "symbole" pour une fonction régalienne.
Sur le site du SLFP Défense, nous avons appris que la Défense aurait décidé, en attendant l’outsourcing prévu, de réinstaurer la garde professionnelle pour les unités qui assurent actuellement elles-mêmes la surveillance de leur quartier au moyen d’une garde organique.
Monsieur le ministre, confirmez-vous cette information? Si oui, pouvez-vous m’indiquer quels quartiers militaires sont concernés et les raisons qui ont poussé à ce choix à contre-courant des volontés d’externalisation de vos prédécesseurs? Une vision sur le long terme en la matière est-elle à l’étude en concertation avec les syndicats? Le projet d’externalisation de toutes les gardes des quartiers militaires est-il maintenu malgré tout?
06.03 Minister Philippe Goffin: Mijnheer de voorzitter, de pensioneringsgolf bij Defensie zal in belangrijke mate worden opgevangen door bijkomende taken uit te besteden. Dat zal, zoals de strategische visie vooropstelt, gebeuren door taken uit te besteden die geen militaire expertise of ervaring vereisen en efficiënter kunnen gebeuren via de civiele markt.
In totaal zouden de huidige activiteiten van ongeveer 5.000 militairen in 2030 moeten worden uitgevoerd door bedrijven of andere overheidsinstanties in dienst van Defensie. Het uitbesteden van taken is dus een strategische keuze in functie van de haalbaarheid op de privémarkt. De bewaking van onze kazernes in België vergt het equivalent van 1.100 militairen op jaarbasis ofwel het equivalent van twee gevechtseenheden ofwel een grote luchtmachtbasis. Met andere woorden, door de bewaking uit te besteden, vrijwaren wij onze militaire en inzetbare capaciteit.
Van de firma's wordt verwacht dat zij 24 uur op 24 en zeven dagen op zeven de bewaking overnemen. Dat gebeurt, enerzijds, door specifiek gevormd personeel ter beschikking te stellen en, anderzijds, door technische hulpmiddelen in plaats te stellen ter ondersteuning van de uitvoering van de opdrachten. Momenteel zijn er reeds vijf kwartieren uitbesteed, zijnde: Heverlee, Poelkapelle, Rocourt, Melsbroek en de campus Renaissance van de Koninklijke Militaire School. De bewaking van onze kazernes wordt gradueel uitbesteed en conform de mogelijkheden van de markt. De totale jaarkosten om de bewaking van alle kazernes uit te besteden, wordt geraamd op 50 miljoen euro.
L'externalisation de la surveillance de nos quartiers militaires se poursuivra comme prévu. Une planification a été établie et les syndicats en sont régulièrement informés. La procédure est en cours pour quatre quartiers supplémentaires: Elsenborn, Eupen, Meerdaal et Burcht. En confiant cette mission à une firme civile, nous pourrons engager ces militaires pour des tâches spécifiquement militaires et libérer du budget pour le recrutement ou d'autres activités.
Cette externalisation permettra d'absorber la charge de travail de 1 100 militaires sur base annuelle. Un peu plus de 50 % de ce travail est effectué par une garde professionnelle, c'est-à-dire une tâche exclusive pour un militaire. L'autre moitié est effectuée par une garde organique. Cette dernière implique que tous les militaires de l'unité soient employés à tour de rôle dans la garde du quartier, ce qui a un énorme impact sur le fonctionnement interne et sur la mise en condition opérationnelle au sein des unités concernées.
Afin de pouvoir mieux garantir l'opérationnalité des unités qui ont recours à une garde organique, il a été décidé, en attendant l'outsourcing prévu, de réinstaurer la garde professionnelle. Il s'agit donc de facto d'une solution temporaire qui ne change rien au processus d'externalisation en cours pour les quartiers concernés. Au total, une dizaine de quartiers seront concernés par l'externalisation: Beauvechain, Flawinne, Brasschaat, Spa, Amay, Kleine-Brogel, Florennes, Marche-en-Famenne, Leopoldsburg, Tielen et Grobbendonk.
06.04 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, wij blijven het toch een wat eigenaardige keuze vinden: wij zetten vandaag militairen op straat omdat de politie daarvoor te weinig mensen heeft, en om die militairen vervolgens te vervangen, schakelen wij privéfirma's in om onze kazernes te bewaken. Dat is een vreemde keuze, die ons best veel geld kost.
Wij moeten daar heel kritisch naar blijven kijken. Voor ons kan dat absoluut geen structurele oplossing zijn. Nogmaals, voor sommige activiteiten kan het wel, maar voor deze activiteiten zouden toch militairen moeten kunnen worden ingezet, ook al gaat het over 1.100 mensen die zo worden vervangen. Wij moeten dat dus blijven opvolgen en, zodra er weer ruimte is, moeten onze militairen deze opdracht absoluut opnieuw zelf vervullen.
06.05 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je reste convaincu de la non-pertinence d'une externalisation de la surveillance des quartiers militaires. On pouvait en débattre pour le catering ou autre. Même si j'y suis également opposé, je pouvais entendre les arguments. Mais ici, il s'agit d'une fonction importante, d'une fonction régalienne. Confier la garde de quartiers militaires, donc de quartiers de la Nation, à des firmes privées, me semble véritablement être un choix qui n'est pas anodin, parce que dès lors, on dépend du privé pour assurer la sécurité de nos quartiers. Je ne comprends pas pourquoi on n'a pas fait appel à la police militaire.
Il me semblait que la garde des quartiers militaires était aussi une fonction possible pour les plus anciens militaires. Vous l'avez dit en préambule, il y a un phénomène d'attrition et de pyramide des âges. Il faut certainement se demander comment nous allons redynamiser cela. Il me semble que nous sommes en train de supprimer des opportunités qui renforçaient le caractère intéressant d'une carrière à la Défense nationale, à travers les externalisations répétées et croissantes. Il ne s'agit pas de choix d'état-major. Ce sont des choix politiques avant tout, et des choix budgétaires.
L'incident est clos.
- Kris Verduyckt aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De reorganisatie binnen de ADIV" (55001295C)
- Hugues Bayet aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De ADIV" (55001399C)
- Christophe Lacroix aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De ADIV" (55001323C)
- Peter Buysrogge aan Philippe Goffin (Buitenlandse Zaken en Defensie) over "De ADIV" (55002010C)
- Kris Verduyckt à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "La réorganisation au sein du SGRS" (55001295C)
- Hugues Bayet à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Le SGRS" (55001399C)
- Christophe Lacroix à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Le SGRS" (55001323C)
- Peter Buysrogge à Philippe Goffin (Affaires étrangères et Défense) sur "Le SGRS" (55002010C)
07.01 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, met de reorganisatie van de ADIV met het oog op een betere integratie van de afdelingen zou de directie Counterintelligence (CI) verdwijnen. In artikel 11 van de wet met betrekking tot de inlichtingen- en veiligheidsdiensten staat dat de contraspionage en de contra-inlichtingen, alsook de bescherming van het wetenschappelijke en economische potentieel van ons land, belangrijke opdrachten van ADIV zijn. De afschaffing van die afdeling kan onzes inziens toch wel problemen doen rijzen.
Mijnheer de minister, bent u al gebrieft over de reorganisatie, die momenteel bij de ADIV bezig is? Klopt de informatie dat de directie Counterintelligence zou worden afgeschaft? Wat komt er in de plaats van die afdeling, opdat aan de in de wet omschreven waarborg tegemoet wordt gekomen? Hoe ziet het organigram van de dienst eruit? Hoe verhoudt zich dat tot het verleden en toekomstige ingrepen?
Er wordt ook werk gemaakt van de oprichting van een gemeenschappelijk platform Counterterrorisme, waarbij de andere veiligheidsdiensten betrokken zijn. Ik denk dat dat een goede zaak is, maar hoe zal de coördinatie van dat platform verlopen?
07.02 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, sous la précédente législature, de nombreux débats ont eu lieu au sujet de la réorganisation du Service général du renseignement et de la sécurité (SGRS). En effet, la commission d'enquête parlementaire sur les attentats terroristes avait relevé la situation de nos deux services de renseignement: à savoir, la Sûreté de l'État et le SGRS. Le constat se montrait parfois sévère, malheureusement.
Pour mon groupe, il ne fait aucun doute que la spécificité des renseignements militaires doit être maintenue, car elle se justifie pleinement. Cependant, le SGRS serait plus efficace s'il se recentrait sur son core business: autrement dit, le renseignement purement militaire, intérieur et extérieur, mais aussi dans la dimension cyber. Certaines de ses tâches civiles devraient donc être confiées à la Sûreté de l'État pour atteindre plus de cohérence et éviter les confusions.
Comme vous le savez, mon groupe estime également qu'une réflexion doit être organisée afin d'intégrer pleinement le bataillon ISTAR au sein du SGRS, plutôt que de le laisser à l'état de satellite à l'intérieur de la composante Terre, échappant à tout contrôle - malgré l'étendue de ses moyens.
Dès lors, monsieur le ministre, où en est-on dans l'exécution des recommandations de la commission d'enquête en ce qui concerne le SGRS, tant en termes de sa réorganisation que des ressources humaines, de ses missions et de ses relations avec son homologue civil?
07.03 Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, in het verleden zijn hier inderdaad al meerdere vragen over gesteld. In de audit van het Comité I staat een flink aantal aanbevelingen met prioriteit "zeer hoog", die moesten uitgevoerd zijn tegen eind 2018, en aanbevelingen met prioriteit "hoog", die moesten uitgevoerd zijn tegen juni 2019. Aanbevelingen met het label "gemiddeld" moesten uitgevoerd zijn tegen december 2019, dus rond dit tijdstip.
Mijn vragen sluiten grotendeels aan bij dewelke al gesteld zijn. Ik ben benieuwd naar uw antwoorden.
Ten eerste, generaal Van de Voorde tracht de grote hervormingen op korte termijn doorgevoerd te krijgen. Normaliter gaat dat gepaard met wrevel in de organisatie. Ik druk mij nog voorzichtig uit. Hoe beoordeelt u in het licht van de herstructurering de relatie tussen, enerzijds, burgerpersoneel en militair personeel, en, anderzijds, het personeel en het leidinggevend kader?
Ten tweede, wat is de stand van zaken en wat zijn de toekomstplannen in verband met afdeling CI?
Ten derde, is er al een merkbare verbetering in de samenwerking tussen de ADIV en de Veiligheid van de Staat?
Ten vierde, hoe ver staat het met de uitvoering van de besluiten van de audit die werd uitgevoerd door het Comité I in juni 2018?
07.04 Minister Philippe Goffin: Collega's, het kabinet van de minister van Defensie werd reeds geïnformeerd over de nieuwe structuur en wordt op regelmatige basis op de hoogte gebracht van de vooruitgang van de situatie. De nieuwe structuur zou in werking moeten kunnen treden vanaf 2020.
L'objectif de la restructuration en cours est clairement d'apporter une solution structurelle à certains dysfonctionnements mis en exergue tant dans les recommandations de la commission parlementaire post-attentats de mars 2016 que dans le rapport du Comité R et cela, en tenant compte de l'évolution du travail de renseignement réalisé aujourd'hui.
Récemment, les membres du Comité R ont été briefés et ont reçu les documents leur permettant de clôturer ce dossier. Un rapport sera donné lors de la prochaine commission de suivi du Comité R.
De nieuwe structuur vertaalt zich zowel in een holistische aanpak van de analyse van de dreigingen als in een maximalisatie van de synergieën en middelen bij de diensten. Daarvoor werd er ook aan benchmarking gedaan bij een aantal gelijkaardige diensten in Denemarken, Nederland, Zwitserland en in België bij de Veiligheid van de Staat of VSSE.
Le changement significatif réside dans le fait que le travail s'effectuera désormais en plates-formes transversales relatives à certaines thématiques et/ou régions du monde, rassemblant les expertises en matière de renseignement et de contre-ingérence, et de manière ad hoc les expertises dans les domaines du cyber et de la sécurité.
Ces plates-formes seront coordonnées par le DISC (Defence Intelligence and Security Command and Control), structure centrale qui évalue les besoins et les priorités, et qui assure également le suivi et la qualité des produits. Il s'agit d'une approche intégrée et holistique par thématique et/ou région qui permet plus de souplesse selon la nécessité et les urgences avec des moyens en personnel et en matériel inchangés.
Met de reorganisatie zal de ADIV zijn wettelijke verplichtingen en missie efficiënter kunnen nakomen. De specifieke kenmerken van inlichtingen en contra-inlichtingen worden behouden, terwijl de transversale aspecten in de cyber- en de veiligheidsdomeinen worden versterkt door het werken in thematische platformen en prioritering via een geïntegreerd ADIV-stuurplan. Voor de gedetailleerde uitleg verwijs ik u graag door naar de commissie voor opvolging van het Comité I. De ADIV kan voor een gedetailleerde presentatie zorgen over de nieuwe werking en het nieuwe organigram in die commissie.
De coördinatie van de activiteiten van het platform Counterterrorisme gebeurt onder de gedeelde verantwoordelijkheid van de directie van beide diensten, de ADIV en de VSSE. De samenwerking tussen de ADIV en de VSSE heeft een positieve evolutie gekend en verloopt heel goed. In tal van dossiers is er een doorgedreven uitwisseling van informatie tussen de beide diensten, zij het onder de vorm van bilaterale expertenvergaderingen of door middel van nota's, briefings enzovoort. De andere dreigingen inzake contra-inlichtingen, spionage, sabotage, subversie en georganiseerde misdaad blijven, gezien hun specificiteit en de opgebouwde ervaring van de ADIV hierin de bevoegdheid van de ADIV, als zij zich afspelen in een militair milieu en/of een link hebben met Defensie.
De hervorming heeft even verstrekkende gevolgen voor het burgerpersoneel als voor de militairen. Er zijn geen tekenen dat door de hervorming de relatie tussen burgers en militairen zou verslechteren. Integendeel, doordat nu al enkele transversale platformen actief zijn, werken burgers en militairen nauwer samen dan vroeger het geval was. Dat leidt tot een betere onderlinge verstandhouding op alle niveaus.
07.05 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, ik zal uw antwoord eens rustig nalezen, want het was vrij uitgebreid en er werden heel wat dure woorden gebruikt. Wij gaan het dus even bekijken om te zien in hoeverre er wordt tegemoetgekomen aan onze vragen.
07.06 Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
J'attire votre attention sur le fait qu'il semble indispensable pour mon groupe – dans la réflexion que nous tenons au sujet du SGRS – que des contacts soient pris avec les Régions en matière de menaces hybrides sur le potentiel économique. Il serait intéressant de creuser ce sillon.
07.07 Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, wij hebben daar gisteren inderdaad in de begeleidingscommissie van het Comité I een eerste bespreking over gehad. De audit werd daar in het verleden ook al besproken. Wij hebben gisteren het activiteitenverslag 2018 besproken. Er werd aangekondigd dat er een evaluatie aan de commissie zal worden verstuurd. Ik kijk alleszins uit naar die bespreking in het vroege voorjaar.
In het verleden zijn wij met deze commissie ook al in dialoog gegaan met de leidinggevenden van de ADIV. Mij lijkt het zeker interessant om ook een minder geheime thematiek, namelijk de algemene werking van de ADIV, met de generaal of een afgevaardigde te bespreken. Dat is een publiek debat. Soms is het een kwestie van de persoonlijkheid van leidinggevenden, maar misschien zijn er ook constructiefouten in de organisatie. Wij zullen dat thema alleszins, zowel in de commissie als op andere fora, blijven opvolgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55001326C van mevrouw Hanus wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
08 Vraag van Barbara Pas aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De verdere scheeftrekking van de taalverhoudingen in het leger" (55001465C)
08 Question de Barbara Pas à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "La dérive persistante en matière de répartition entre rôles linguistiques à l'armée" (55001465C)
08.01 Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, voor het leger bestaan er geen bij wet vastgelegde taalkaders, zoals elders wel het geval is, maar bestaat wel de afspraak dat voor de verdeling van de betrekkingen tussen Nederlandstaligen en Franstaligen een verhouding van 60N tegenover 40F wordt nagestreefd.
Ik heb er uw voorgangers regelmatig over ondervraagd of de afspraak werd gehonoreerd, gelet op de nog altijd forse scheeftrekkingen ten nadele van de Vlamingen. Een van uw voorgangers, de heer Vandeput, beloofde destijds dat Defensie inspanningen zou leveren om de scheeftrekkingen recht te trekken. Zeer recent vroeg collega Lacroix de cijfers dienaangaande nog eens op voor de jongste vier jaar en voor juli 2019. Voor alle duidelijkheid, dat gaat dan over gegevens binnen en buiten budget en binnen en buiten enveloppe.
Uit die gegevens kan ik alleen maar vaststellen dat men er met de forse scheeftrekkingen, die reeds onder uw voorganger, de heer Vandeput, werden vastgesteld, systematisch verder op achteruitboert. Dat is nog altijd het geval voor de onderofficieren, waar we van 58,06 % Nederlandstaligen in 2016 intussen evolueerden naar 56,54 % in juli van dit jaar en dat is ook het geval voor de vrijwilligers, waar we voor dezelfde periode evolueerden van 52,44 % Nederlandstaligen naar 50,52 %. Die achteruitgang valt onder uw voorganger, de heer Vandeput, vast te stellen, maar is onder het bewind van uw andere voorganger, de heer Reynders, er nog flink op versneld. Terwijl het aandeel Nederlandstaligen er onder de heer Vandeput op jaarbasis met 0,26 % op achteruitging, bedraagt dat onder de heer Reynders niet minder dan 1 %. Het gaat hier dus om jobs die de Nederlandstaligen, zoals zo vaak op federaal niveau, worden ontnomen, als men de 60/40-verdeelsleutel in ogenschouw neemt. Meer bepaald gaat het momenteel om 1.368 jobs. Hoe lager de graden en dus hoe minder competenties daarvoor nodig zijn, hoe groter de scheeftrekkingen, wat allesbehalve evident is.
Ten eerste, welke verklaring geeft u voor de verdere ontsporing van de taalverhoudingen? Dat is natuurlijk een totaal onaanvaardbare situatie.
Ten tweede, kunt u verklaren waarom de scheeftrekkingen nog fors werden versneld?
Ten derde, op welke wijze leverde Defensie de onder uw voorganger beloofde inspanningen om de scheeftrekkingen recht te trekken?
Ten slotte, welke maatregelen worden genomen om de negatieve trend ten spoedigste om te buigen en tot aanvaardbare taalverhoudingen te komen?
08.02 Minister Philippe Goffin: Mevrouw Pas, Defensie streeft naar het respect van de taalverhoudingen. Bij de opmaak van het wervingsdossier wordt steevast rekening gehouden met de taalverhoudingen in de respectieve categorieën. In 2019 zijn die taalverhoudingen als volgt. Bij de officieren moet 43 % Franstalig; 56 % Nederlandstalig en 1 % Nederlands- of Franstalig zijn. Bij de onderofficieren is dat 41 % Franstalig, 56 % Nederlandstalig en 3 % Nederlands- of Franstalig. Bij de vrijwilligers is dat 45 % Franstalig en 55 % Nederlandstalig.
Door de daling van het aantal Nederlandstalige sollicitanten kunnen na de selectieprocedure veel geopende functies voor Nederlandstaligen niet ingevuld worden. Het gaat dan ook niet om vacatures die Nederlandstaligen worden ontnomen, maar over vacatures die minder Nederlandstaligen aantrekken.
Defensie heeft er de voorbije jaren naar gestreefd zijn imago en perceptie bij de Belgische bevolking te verbeteren, door het verbeteren van de algemene communicatie en het duidelijk communiceren van de jobmogelijkheden bij Defensie. Momenteel is de verhouding van het aantal geschikte kandidaten bij inlijving van de officieren als volgt: 38,74 % is Franstalig en 61,26 % is Nederlandstalig in 2019 tegenover 38,60 % Franstaligen en 61,40 % Nederlandstaligen in 2018. Bij de onderofficieren is dat 47,98 % Franstaligen en 52,02 % Nederlandstaligen in 2019 tegenover 45,75 % Franstaligen en 54,25 % Nederlandstaligen in 2018.
Voor de vrijwilligers kunnen wij nog geen volledig beeld schetsen, aangezien de geselecteerde sollicitanten van de werving van december nog niet werden ingelijfd. Volgens het cijfer van 12 november jongstleden is voor die categorie de verhouding 55,56 % Franstaligen en 44,54 % Nederlandstaligen in 2019.
Wij merken dat de geleverde inspanningen een beter resultaat geven bij Franstalige sollicitanten. Hierop zal verder ingespeeld worden. Ook de samenwerking met VDAB, Forem en Actiris wordt versterkt.
Ten slotte, wordt er ook actief ingezet op de vernieuwing van de wervingsprocessen om een maximum aan jongeren aan te trekken om bij Defensie te komen werken. De bezorgdheid daarover staat los van een bepaald taalstelsel. Ten gevolge van de massale pensionering van meer dan een derde van het personeel in 2025 wordt het herkapitaliseren van het domein van het personeel broodnodig, in een zeer concurrentiële arbeidsmarkt, die gekenmerkt wordt door een onevenwicht tussen de beschikbare vaardigheden en de verwachtingen van de werkgevers.
08.03 Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zal alle cijfers die u in uw antwoord gegeven hebt, nog eens nalezen.
Uw verklaring dat men er bij Defensie naar streeft de taalverhoudingen te respecteren, siert u, maar de enige maatregel die u opnoemt, is dat er wordt ingezet op communicatie, inzonderheid het zo veel mogelijk en zo duidelijk mogelijk communiceren over de jobmogelijkheden.
Ik vind dat zeer magertjes. Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag op welke wijze Defensie de belofte om inspanningen te leveren om de scheeftrekkingen recht te trekken, dan wel is nagekomen. Ik meen dat er meer nodig is dan alleen communicatie.
Mocht de regering niet in lopende zaken zijn, zou ik, zoals ik dat in het verleden placht te doen, een interpellatie indienen, waarna ik dan een motie van aanbeveling kon indienen. Helaas is dat nu niet mogelijk. De meerderheid kan echter ook geen eenvoudige motie indienen, zoals zij dat in het verleden deed, om over te gaan tot de orde van de dag.
Mijnheer de minister, ik meen dat men niet mag overgaan tot de orde van de dag. De negatieve trend – het wordt steeds slechter; dat bewijzen de cijfers die u zopas hebt voorgelezen – moet wel degelijk omgebogen worden. Zodra er een nieuwe regering is, zal ik klaar staan met mijn motie van aanbeveling om de kwestie in de juiste richting te sturen.
Het incident is gesloten.
- André Flahaut à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Le Strategic Level Report belge" (55001333C)
- Peter Buysrogge à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Le Strategic Level Report et la Readiness Initiative de l'OTAN" (55001377C)
- André Flahaut aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "Het Belgische Strategic Level Report" (55001333C)
- Peter Buysrogge aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "Het Strategic Level Report en het Readiness Initiative van de NAVO" (55001377C)
De voorzitter: De heer Flahaut laat zich verontschuldigen, maar zei dat ik mijn vraag gerust mocht stellen.
09.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag werd opgesteld vóór de NATO Leaders Meeting in London. Intussen is er ook een gedachtewisseling geweest met premier Wilmès en uw voorganger, minister Reynders.
Op 25 oktober keurde de ministerraad het Strategic Level Report voor 2020 goed, waarmee wij konden aangeven welke engagementen aangegaan onder de Defence Investment Pledge van 2017 wij kunnen invullen. In het kader van het NATO Defence Planning Process legde de alliantie ons 163 targets op, waarvan Defensie er aan 22 niet zou kunnen voldoen. In de pers wordt gespeculeerd over waar deze lacunes liggen. Zo wordt er onder andere verwezen naar een vraag van de NAVO voor een extra brigade en een bijkomende aankoop van F-35-toestellen.
Tegelijk was de top de uitgelezen gelegenheid voor de alliantie om de Initial Operational Capability van het NATO Readiness Initiative (NRI) af te kondigen, waarbij de bondgenoten de poule van eenheden met een hoge gereedheid significant hebben versterkt. Ons land maakte haar bijdrage al bekend tijdens de initiële planningsconferentie in juni, maar kreeg ook een Individual Readiness Development Plan opgelegd na een discrepantie tussen wat wij hadden aangemeld en wat de alliantie vroeg.
Mijnheer de minister, ik heb zes concrete vragen.
Ten eerste, kunt u het Parlement een becijferd verslag voorleggen? Dat is immers een minimumvoorwaarde om het debat hierover ten gronde te kunnen voeren.
Ten tweede, kunt u de lacunes in het Strategic Level Report bevestigen? Waar situeren deze zich voornamelijk? Wat is hun gewicht binnen het totaalbeeld?
Ten derde, welke van de 22 niet-gehaalde drempels liggen wel binnen het bereik van Defensie? Zijn er suggesties van de defensiestaf om deze alsnog te bereiken?
Ten vierde, hoe beoordeelt u de eindprestatie van ons land en haar slaagkansen? Hoe scoren wij met dit verslag in het klassement van alliantieleden?
Ten vijfde, wat de NRI betreft, heeft ons land nog een bijkomende inspanning kunnen leveren om zijn bijdrage te verhogen? Waar lagen de tekorten juist? Hoe heeft Defensie deze kunnen invullen?
Ten slotte, hoe zit het met de inspanningen van de andere bondgenoten? Zal de alliantie haar Initial Operational Capability al tijdens de decembertop kunnen verklaren? Deze laatste vraag is natuurlijk post factum.
09.02 Minister Philippe Goffin: Mijnheer Buysrogge, de NATO Special Meeting van mei 2017 nam de beslissing dat de bondgenoten een jaarlijks nationaal verslag, het Strategic Level Report, dienen te overhandigen. Dit rapport geeft in de eerste plaats de voortgang weer van de engagementen van het Defence Investment Pledge die de bondgenoten zijn aangegaan op de Top van Wales in 2014 en omvat drie specifieke domeinen, beter gekend onder het acroniem van the 3 C's: cash, capability and contribution. Het rapport heeft dus niet tot doel om eventuele lacunes bloot te leggen.
Le Strategic Level Report approuvé par le Conseil des ministres du 25 octobre 2019 comprend, pour la période 2020-2024: le budget du département de la Défense; les pensions pour les anciens militaires; certaines dépenses d'autres départements répondant à la définition de dépenses de Défense.
Pendant cette période, l'effort de Défense évolue de 1,01 % du PIB en 2020 à 1,19 % en 2023 et 2024.
En ce qui concerne le budget de la Défense, ces chiffres ont été repris du rapport du comité de monitoring du 2 septembre 2019. Pour 2020 et les années suivantes, ce budget nécessite une évolution à la hausse, conformément à la Vision stratégique dont le préambule a été approuvé le 29 juin 2016.
D'abord, les clauses contractuelles des investissements matériels majeurs ayant déjà été réalisées en exécution de la loi de programmation militaire du 23 mai 2017, elles nécessitent des moyens de liquidation avancés pour la période 2020-2024. Des moyens d'engagement et de liquidation seront également nécessaires pour la réalisation des autres dossiers repris dans cette loi.
Ensuite, la croissance graduelle de l'enveloppe de base reprenant les crédits de personnel, de fonctionnement et d'investissement en matériel courant et infrastructure est justifiée par la mise en œuvre des nouveaux systèmes et capacités, par le maintien de l'engagement opérationnel, par l'élargissement de l'outsourcing pour que les militaires, en nombre plus restreint, puissent se focaliser sur leur core business, et par les efforts dans le domaine de l'attractivité du métier militaire, du bien-être des conditions de travail.
Ces chiffres ne reprennent pas les investissements complémentaires en matière de matériel majeur, qui seront nécessaires pour répondre complètement aux objectifs imposés par l'Union européenne et l'OTAN.
Daarnaast loopt bij de Defensiestaf nog een studie over hoe de aspecten inzake NRI kunnen worden ingevuld. Deze studie werd nog niet afgerond.
Ik kan geen antwoord geven met betrekking tot de Initial Operational Capability van de NAVO.
Het SLR heeft niet als doel om de bondgenoten onder te brengen in een klassement, maar wel om de jaarlijks vastgestelde vooruitgang te meten. België wenst daarin een solidaire en geloofwaardige partner te zijn. De realisatie van de strategische visie vormt hierbij zeker en vast een stap in de goede richting.
Le budget de la Défense pour l'année 2020 publié par le comité de monitoring s'élève à 3,24 milliards d'euros et est réparti comme suit: 47 % du budget est réservé aux dépenses en matière de personnel; 30 % sont prévus pour le fonctionnement; 20 % sont nécessaires pour couvrir la dette des investissements en matériel; 3 % sont réservés pour les investissements en infrastructures.
Par ailleurs, ces pourcentages représentent un meilleur équilibre pour les dépenses dans le domaine du personnel, du fonctionnement et des investissements.
09.03 Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het omstandige antwoord en de cijfers.
We moeten hierin natuurlijk verdere stappen zetten. Dat is ons aller verantwoordelijkheid. Een regering in lopende zaken kan ter zake uiteraard niet veel doen. Ik heb het aanvoelen dat in deze commissie alleszins de ambitie leeft om voor Defensie verdere inspanningen te leveren. Ik denk dat dit door alle commissieleden wordt gedragen.
Ik was dan ook engiszins ongerust toen ik de nota van toenmalig informateur, de heer Magnette, las waarin van Defensie geen sprake was. Dat verontrust mij wel, maar ik hoop dat de nieuwe regering, wie daar ook in zal zitten, de nodige aandacht voor Defensie zal hebben.
L'incident est clos.
10 Vraag van Peter Buysrogge aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De uitrol van de Defence, Industry and Research Strategy" (55001375C)
10 Question de Peter Buysrogge à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Le déploiement de la Defence, Industry and Research Strategy" (55001375C)
10.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, overeenkomstig de strategische visie, die door minister Vandeput werd uitgerold, zou Defensie samen met de FOD Economie, de Gewesten en de Gemeenschappen, die voor industrie en onderwijs verantwoordelijk zijn, een pragmatisch partnerschap opzetten, om de belangen van onze bedrijven, onze onderzoeksinstellingen en ons leger dichter bij elkaar te kunnen brengen en te kunnen bepalen welke domeinen relevant zijn voor onze nationale veiligheid en voor de capaciteiten die wij na 2030 wensen te ontwikkelen. De modaliteiten daarvan zouden worden bepaald in een Defence, Industry & Research Strategy (DIRS). Zowel Defensie als de FOD Economie zouden daarbij de pen vasthouden, maar de bijdrage van de Gewesten over de industriële bijdrage zou onontbeerlijk zijn en is ook onontbeerlijk. Helaas hebben wij, sinds de strategische visie is uitgeschreven, tot op heden niet al te veel meer over de uitrol van de zogenaamde DIRS vernomen.
Daarom heb ik drie vragen.
Ten eerste, mijnheer de minister, wat is de huidige stand van zaken? Tegen wanneer kan naar uw mening dat strategische document aan het Parlement worden voorgelegd?
Ten tweede, hoe verloopt de samenwerking tussen de diverse betrokken Gemeenschappen en Gewesten? Hebben zij hun bijdrage al geleverd aan het identificeren van de samenwerkingsdomeinen en aan de verantwoordelijkheden die zij op zich willen nemen?
Ten derde en tot slot, mijnheer de minister, kan u een tipje van de sluier oplichten? Wat zijn de krachtlijnen en het ambitieniveau die in het document naar voren worden geschoven?
10.02 Minister Philippe Goffin: Mijnheer de voorzitter, binnen de Defensiestaf werden de nodige diensten die zullen meewerken aan het opstellen van het DIRS, geïdentificeerd en samengebracht, daarbij steunende op de nieuwe samenwerking met het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie. Tevens werden met de FOD Economie de nodige afspraken gemaakt om de werkgroep samen te brengen die het ontwerp tot de beoogde strategie zal uitwerken. Een eerste benadering van het proces werd in gemeenschap opgesteld. Het doel is om eerst binnen het departement Economie in de nodige mankracht te voorzien, om vanaf dat ogenblik voluit te werken aan een basisdocument dat voor een nadere discussie kan dienen. Gezien de complexiteit van het domein en de beoogde samenwerking, zowel regionaal als federaal en met de vertegenwoordigers van de industrie, kan geen exacte einddatum worden vastgelegd. Het doel zou kunnen zijn een en ander tegen half 2020 in een meer definitieve vorm te kunnen gieten.
Een onderdeel van het DIRS bestaat uit de opvolging van de visiemaatregel, die in de context van de investeringsprogramma's werd aangeboden. Gezien de dringendheid van de materie werd beslist daaraan voorrang te geven ten opzichte van het effectief afwerken van het DIRS zelf.
In die context werd bovendien een federaal overlegplatform opgericht dat reeds enkele malen is samengekomen. De bedoeling is het platform ook te gebruiken, om de Gewesten en de industrie nauwer te betrekken bij het opstellen van het DIRS zelf. Bovendien, onder leiding van bepaalde representatieve organisaties van de industriesector, wordt er gewerkt aan de identificatie van doeldomeinen vanuit het standpunt van de industrie, die getoetst zullen worden aan en eventueel geïntegreerd worden in het finaal DIRS.
Aangezien het document op zich nog niet bestaat en het overleg nog in de startblokken staat, kan er nog geen duidelijk beeld gegeven worden van de krachtlijnen. Doel is echter wel om tot een strategie te komen die gesteund wordt door alle federale en regionale niveaus, alsook door de Belgische industrie.
10.03 Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik denk echt wel dat dit de toekomst is en daarom betreur ik dat het er in het heden nog niet is. U zegt dat er al een interfederaal overlegplatform opgericht is, maar dat er nog haast geen contacten hebben plaatsgevonden met de deelstaten of met de industrie. Ik heb er dan ook wel begrip voor dat u nog maar weinig over de krachtlijnen kunt zeggen. De contacten zijn nog erg pril, maar ik hoop u te kunnen geloven in uw uitspraak dat een en ander midden volgend jaar een definitievere vorm heeft. Daar zal ik zeker nog op terugkomen.
L'incident est clos.
11 Vraag van Peter Buysrogge aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "PESCO en het Belgisch NIP" (55001376C)
11 Question de Peter Buysrogge à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "PESCO et le PNI belge" (55001376C)
11.01 Peter Buysrogge (N-VA): Mijnheer de minister, deze vraag werd ook opgesteld voorafgaand aan een bijeenkomst, deze keer van de Raad van de Europese ministers van Defensie van 12 november, waarop PESCO weer bijzondere aandacht kreeg daar de uitbreiding van de samenwerking met derde landen en de uitbreiding met 13 nieuwe projecten op de agenda stond.
Tegelijk bereikten ons deze zomer een aantal minder goede berichten over de positie van ons land binnen die samenwerking. Ons land was met 10 projecten een enthousiaste adept van de Permanent Structured Cooperation, maar twee jaar na de start van het project zou het jaarlijkse Europees voortgangsrapport een minder rooskleurig beeld hebben geschept van onze deelname. Ons Nationaal Implementatieplan (NIP) scoorde op vier van de vijf evaluatiedomeinen een onvoldoende, vandaar dat ik u de volgende vragen wil stellen, mijnheer de minister.
Ten eerste, aangezien enkel het VK, Denemarken en Malta geen deel uitmaken van de samenwerking, met welke derde landen wenst de EU PESCO uit te breiden? Wat is het standpunt van de regering in dit dossier?
Ten tweede, met de aanvulling zou het totaal aantal projecten op 47 komen. Hoe zal ons land stemmen over de uitbreiding van het project? Is de tijd rijp voor een schaalvergroting of beweegt de Unie in dezen te snel? Heeft ons land, met in het achterhoofd de tegenslagen van het NIP, de ambitie te kunnen deel uitmaken van nieuwe projecten? Zo ja, welke?
Ten derde, kunt u de slechte kwalificatie van de Belgische bijdrage bevestigen? Welke waren de vier evaluatiedomeinen waarop ons land een onvoldoende zou hebben gescoord?
Ten vierde, wat zijn mogelijke repercussies van ons slecht rapport voor de verdere deelname aan PESCO? Wanneer mogen wij verwachten dat deze vorm zullen krijgen en kan het Parlement een rol spelen in het weer vlot trekken van de Belgische PESCO-ambities?
11.02 Minister Philippe Goffin: Mijnheer Buysrogge, de samenwerking met derde landen wordt momenteel nog besproken door de lidstaten. Er worden a priori geen specifieke landen geviseerd voor samenwerking. Wel worden specifieke voorwaarden opgelegd aan geïnteresseerde derde landen. België hanteert een pragmatische houding waarbij de nadruk ligt op het verwerven van noodzakelijke capaciteiten en het aanpakken van de strategische tekortkomingen. België staat dus open voor de deelname van derde landen, in zoverre die samenwerking een toegevoegde waarde oplevert voor het project en in zoverre de derde landen de vooropgestelde voorwaarden respecteren.
In de laatste golf werden 13 nieuwe PESCO-projecten voorgesteld. België plant om hierin deel te nemen aan een nieuw PESCO-project, genaamd EU Collaborative Warfare Capabilities. België plant eveneens als waarnemer deel te nemen aan de volgende twee projecten: MAS MCM en de Timely Warning and Interception with Space-based TheatER Surveillance (TWISTER).
De PESCO bestaat uit twee delen, enerzijds, de projecten en, anderzijds, de 20 bindende engagementen waarover elke deelnemende lidstaat jaarlijks dient te rapporteren door middel van het nationale implementatieplan. Die 20 engagementen zijn opgedeeld in de volgende vijf domeinen: bijdragen aan de defensie-uitgaven; de harmonisering van de beschikbare middelen en capaciteiten, alsook de samenwerking om nieuwe capaciteiten te ontwikkelen; het nemen van concrete maatregelen om de beschikbaarheid en interoperabiliteit van de strijdkrachten te verzekeren; het aanpakken van strategische shortfalls of ontbrekende capaciteiten; en deelname aan Europese capacitaire programma's in het kader van het Europese Defensieagentschap.
België scoorde bij het indienen van zijn laatste NIP goed in het eerste domein en onvoldoende in de vier laatste hierboven opgesomde domeinen. De reden daarvoor was dat het PESCO-secretariaat meer gedetailleerde gegevens verwacht om een volledige beoordeling te kunnen uitvoeren. Een lidstaat die zich niet houdt aan de bindende afspraak kan theoretisch gezien gesanctioneerd worden en eventueel uit het PESCO-samenwerkingsverband gezet worden. Op basis van ons vorig ingediend NIP zijn er echter geen sancties te verwachten. Er had ondertussen een constructief, bilateraal onderhoud plaats met het PESCO-secretariaat om het volgende NIP voor te bereiden. De Belgische defensiestaf werkt momenteel aan de volgende editie van het NIP. Het is dus essentieel dat de toekomstige doelstellingen deze keer duidelijk en concreet worden weergegeven en dat het NIP op het politieke niveau wordt goedgekeurd.
11.03 Peter Buysrogge (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.
Een heel fraai beeld geeft het niet. U bevestigt dus dat ons land negatief scoorde voor vier van de vijf evaluatiedomeinen. Theoretisch zou dat kunnen betekenen dat wij eruit vliegen, maar ik heb begrepen dat er een bilateraal overleg bezig is. Overleg daarover is goed, maar met betrekking tot Defensie moet er een tandje worden bijgestoken. Dat wordt ook een opdracht voor de volgende regering. Ik vrees dat wij er met overleg alleen niet zullen raken. Wij zullen het ambitieniveau voor Defensie echt verder moeten optrekken.
Het incident is gesloten.
- Georges Dallemagne à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "La production des F-35" (55001467C)
- Albert Vicaire à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Les avions F-35" (55001608C)
- Melissa Depraetere à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Les conséquences du changement de cap dans le cadre de l'achat des F-35" (55001690C)
- Nadia Moscufo à Didier Reynders (VPM Affaires étrangères et européennes et Défense) sur "Le prix des F-35" (55001728C)
- Georges Dallemagne aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De productie van de F-35's" (55001467C)
- Albert Vicaire aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De F-35's" (55001608C)
- Melissa Depraetere aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De gevolgen van de koerswijziging bij de aankoop van de F-35's" (55001690C)
- Nadia Moscufo aan Didier Reynders (VEM Buitenlandse en Europese Zaken en Defensie) over "De prijs van de F-35's" (55001728C)
12.01 Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, cette question a été déposée le 17 novembre dernier, mais nous n'avons pas eu l'occasion de vous la poser jusqu'à présent.
Voici quelques mois, l'armée américaine recevait ses premiers F-35 et constatait de nombreuses défaillances. Début novembre, c'est l'armée australienne qui recevait ses premiers F-35 et constatait également de nombreux problèmes, à savoir des problèmes de structure, d'avionique, de radar.
Face à ce constat et vu le montant élevé de ces F-35, je ne peux que m'inquiéter. L'achat ayant été conclu, on ne peut revenir en arrière. Cependant, force est de constater que l'avion qui a été acheté n'est pas un maître-achat.
Monsieur le ministre, que vous est-il possible de faire pour que les avions qui nous seront fournis répondent aux conditions figurant dans le contrat d'achat que nous avons signé? Que peut-on faire pour éventuellement suspendre l'arrivée de ces avions en attendant que les problèmes techniques qui ont été évoqués puissent être résolus? Enfin, si on ne parvient pas à obtenir des avions correspondant au cahier des charges, que peut-on faire pour se rétracter?
12.02 Melissa Depraetere (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb u nog niet gefeliciteerd met uw nieuwe uitdaging. Ik wil dat graag nu doen.
Ik zal het niet zozeer over de technische problemen hebben. Daar hebben wij al ongelooflijk veel over gedebatteerd in de commissie. Ik zal het wel hebben over het financiële plaatje.
Door een tegenvaller met de dollarkoers blijkt de Nederlandse Defensie 158 miljoen euro extra te moeten betalen. Dat kan natuurlijk gebeuren, maar het gevolg is dat andere Nederlandse investeringen daardoor op de lange baan worden geschoven. De impact is dus heel groot. Vroeger zette Nederland een budgettair hek rond de aankoopprijs, waardoor zoiets onmogelijk was. Dat budgettaire hek is weggehaald door de huidige regering, waardoor de spelregels veranderd zijn en de impact vrij groot is. De vervanging van de fregatten bijvoorbeeld – ik heb het niet over de aankoop die wij samen met Nederland doen – wordt vijf jaar opgeschoven. Dat is toch behoorlijk spectaculair.
De Nederlandse Rekenkamer waarschuwde in vele rapporten al langer voor onvoorspelbare kosten. Zij concludeerde dat de risico's via een valutaswap kunnen worden ingedekt. Bij zo'n swap worden op een afgesproken moment dollars gekocht voor een vaste prijs, zodat er bij koerswijziging geen risico is voor de koper. Het is een soort verzekering tegen koersstijgingen.
Maar er zijn ook andere opties. Bij de aankoop van de F-16 bijvoorbeeld heeft Nederland een constructie gebruikt waarbij twee derde in dollars werd betaald en een derde in Europese valuta. Toen werden de koerswijzigingen ook opgevangen, omdat die aankoop door een paar landen samen werd gedaan. Ook ons Rekenhof maakt zich zorgen over de koerswijzigingen. Ik heb via de openbaarheid van bestuur alle documenten opgevraagd. Daar staat een aantal opmerkelijke zaken in.
Welke garanties zijn ter zake in het contract ingebouwd? Worden er bijvoorbeeld valutaswaps of andere constructies gebruikt? Worden de risico's met onze andere partners gedeeld?
Uit welk budget zullen eventuele valutategenvallers bij de aankoop betaald worden? Indien zij vanuit het F-35-budget moeten worden betaald, in hoeveel marge is er voorzien? Indien dat niet zo is, waar zullen wij dat budget dan halen?
12.03 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le président, monsieur le ministre, la Belgique a décidé d’acheter 34 avions de chasse de type F-35, pour un montant total de 3,8 milliards d'euros. En réalité, ce prix n’est pas fixé en euros mais en dollars.
Les Pays-Bas, par exemple, qui ont également acheté 37 de ces avions, se rendent compte aujourd’hui que de petites évolutions du taux de change entre le dollar et l’euro peuvent avoir des conséquences non négligeables sur le prix à payer pour ce contrat. Ainsi, le gouvernement néerlandais a annoncé, le 21 novembre 2019, qu’il devrait déjà débourser 150 millions d’euros supplémentaires.
Le coût d’une heure de vol de F-35 ainsi que leur coût de maintenance est également exprimé en euros. Par conséquent, bien que le coût total pour les trente années de service attendues pour les F-35 ait été estimé à 12,5 milliards d’euros, ce montant pourrait être en réalité beaucoup plus élevé.
Monsieur le ministre, confirmez-vous que le taux de change est le seul facteur qui peut provoquer une augmentation du prix? Quelles sont les mesures prises par le gouvernement pour gérer ces éventuelles augmentations de prix? De plus, on a constaté que ces avions présentent des dysfonctionnements quand même assez fréquents au cours du développement et des essais. Ces dysfonctionnements ne semblent pas encore tous résolus à ce jour. Cela ne risque-t-il pas d’augmenter à nouveau le coût de ces avions?
12.04 Philippe Goffin, ministre: Monsieur le président, chers collègues, pour pouvoir déclarer la production du F-35 comme étant formellement en régime, un ensemble de conditions doivent être remplies parmi lesquelles la maturité technique des avions et des systèmes d'entraînement et de support associés ainsi que la capacité de disposer d'un environnement permettant la simulation de son comportement dans un contexte opérationnel.
Disposer d'un tel environnement de simulation dénommé Joint Simulation Environment (JSE) permet de mener des tests en laboratoire sur les capacités du F-35 face à de futures menaces. Ne pas disposer de ce JSE ne signifie nullement que les F-35 ne sont pas mûrs ou que leur maturité est retardée. L'annonce faite par Mme la sous-secrétaire à la Défense, Ellen Lord, le 18 octobre 2019, portait uniquement sur le retard de ce JSE et sur l'ajustement de la date de déclaration du passage à la production en régime des F-35. La Défense était au courant de ce communiqué.
Le Joint Program Office (JPO) a confirmé que cet ajustement n'avait aucun impact ni sur la production des avions ou des simulateurs de mission livrés et à livrer dans le futur, ni sur la validation des pleines capacités du F-35 en général.
Les communiqués émanant des États-Unis ou de l'Australie quant aux capacités des F-35 ne sont pas nouveaux et sont directement liés à la configuration des premières séries d'appareils livrés. Le GPO a confirmé que les appareils, qui seront livrés en version mature – ce qui est le cas pour les appareils commandés par la Belgique –, répondront bien à l'ensemble des exigences opérationnelles. Actuellement, il n'y a aucun élément qui laisse penser que les appareils qui seront livrés à la Belgique pourraient être insatisfaisants sur le plan opérationnel. Il n'y a donc rien qui puisse justifier de retarder d'une quelconque manière la livraison des F-35 belges.
En synthèse, le niveau opérationnel, le montant du marché et le planning de livraison des F-35A belges restent inchangés. Les premiers appareils belges seront mis en œuvre pour la formation des pilotes à partir de 2023 sur la base de Luke aux États-Unis.
Het Belgische F-35-aankoopcontract werd opgesteld in dollar. Dat is niet uitzonderlijk bij Defensie. Op administratief vlak wordt momenteel wel onderzocht of het technisch en juridisch mogelijk is om financiële instrumenten in te zetten ter bestrijding van het wisselkoersrisico. De eerste contacten tussen de Defensiestaf en het Federaal Agentschap van de Schuld dateren van mei 2019. Momenteel wordt de piste van termijnaankopen van deviezen onderzocht. Via een dergelijke aankoop verbindt men zich ertoe in de toekomst een munt te leveren tegen een andere, en dit tegen een vastgestelde wisselkoers. Volgens het Europese systeem van rekeningen worden dergelijke termijncontracten op wisselkoersen beschouwd als financiële verrichtingen, dus met een economische classificatiecode 8. Op die manier kan het risico van de schuldgraad worden beperkt. Men kan, met andere woorden, vermijden dat de Schatkist meer zou moeten uitgeven. Het vorderingssaldo daarentegen zal steeds aan de valuta van de dag worden gewaardeerd, welk financieel instrument er ook wordt gebruikt.
Budgettair kan Defensie zich alleen indekken tegen risico door bepaalde maatregelen te nemen en dat is wat Defensie deed door het ogenblik van de gunning tegen een budgettaire provisie vast te leggen ten belope van 5 %, berekend op het bedrag van overeenkomst, om alle schommelingen in het programma op te vangen. De Inspectie van Financiën beoordeelde dat percentage als realistisch. Bovendien wordt het risico gespreid over een periode van 12 jaar.
Een nadelige wisselkoers vandaag betekent daarom niet dat er sprake is van een nadelige wisselkoers over de gehele contractperiode. Indien na verloop van tijd blijkt dat de valutaschommelingen in de verkeerde richting evolueren en de provisie ontoereikend wordt, zullen te gepasten tijde maatregelen worden voorgesteld om de begroting aan te passen.
12.05 Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Tout tourne autour du contenu du contrat d'achat et je regrette de ne pas avoir l'occasion de le consulter. Je vous demanderai sans doute de pouvoir consulter ce contrat dans le cadre de la commission des Achats militaires. Il est important qu'on puisse se rendre compte des tenants et aboutissants des achats militaires pour de tels montants. Les députés, qui sont les représentants de la Nation, doivent pouvoir voir ces pièces qui engagent l'État belge.
12.06 Melissa Depraetere (sp.a): Mijnheer de minister, u zegt dat het geen geïsoleerd geval is dat er in dollars wordt betaald. Dat is natuurlijk waar, maar ik kan ook niet direct een aankoop van die grootteorde bedenken. Het gaat om een gigantische investering.
U zegt dat er pistes worden onderzocht. Dat is misschien een beetje laat; het contract is ondertekend. Het is goed dat er pistes worden onderzocht, maar de vraag is in hoeverre die nog uitvoerbaar zijn.
U zegt dat 5 % realistisch is om het risico op te vangen. Het Rekenhof heeft daar blijkbaar een andere mening over, want uit het rapport blijkt toch heel duidelijk dat het zich zorgen maakt. De valutaschommelingen zijn natuurlijk ongelooflijk onvoorspelbaar. Dat kan evengoed geen probleem zijn in de toekomst. Dat is moeilijk in te schatten. Ik heb wel begrepen dat als er een probleem is, de middelen niet uit het F-35-dossier zelf zullen komen maar ten koste zullen zijn van andere capaciteiten. Dat zou zeer spijtig zijn.
12.07 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Au vu de ce qui s'est passé en Hollande, vos réponses ne nous satisfont pas. Il s'agit de sommes exorbitantes. Quand on nous dit que même s'il y a un coût supplémentaire, cela reste réaliste, on met cela en parallèle avec les choses irréalistes que le gouvernement sortant annonçait quand il s'agissait d'urgence sociale.
Je soutiens mon collègue qui souhaite la transparence pour connaître la somme qui sera finalement affectée à cet achat.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega's, ik wens u allemaal een prettig eindejaar.
Mijnheer Peetermans, ik wens u een fijn pensioen en een aangename toekomst.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.40 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12 h 40.