Commission de la Justice

Commissie voor Justitie

 

du

 

Mercredi 15 janvier 2020

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 15 januari 2020

 

Namiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.27 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 27 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

De voorzitter: Collega's, mijnheer de minister, we zullen vanaf nu ook met een kloksysteem werken in onze commissie voor de mondelinge vragen.

 

Het Reglement schrijft voor dat de vraag, het antwoord en de repliek in totaal vijf minuten mogen duren. Er is niet gespecifieerd hoelang de minister of de vraagsteller mag spreken, maar in totaal gaat het over vijf minuten.

 

(…): (…)

 

De voorzitter: Dat is niet gespecifieerd. In totaal, per vraag, is er vijf minuten spreektijd beschikbaar. We zullen zien hoe het in de praktijk zal werken.

 

01 Vraag van Katleen Bury aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "De opvolging van vrijgelaten criminelen die in een daklozencentrum verblijven" (55002298C)

01 Question de Katleen Bury à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "Le suivi des criminels libérés résidant dans un centre pour sans-abri" (55002298C)

 

01.01  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, in december vernamen wij dat de heer Michel Lelièvre in een daklozencentrum verbleef, waar hij na enkele dagen aanwezigheid in elkaar geslagen werd. Ook werd in zijn kamer alles overhoop gehaald. Ik had u al gevraagd of het een goede oplossing is en of het voldoende is dat een daklozencentrum als vaste verblijfplaats wordt opgegeven.

 

Mijnheer de minister, bent u nog steeds van oordeel dat het adres van een daklozencentrum in overeenstemming is met de voorwaarde van het hebben van een vast adres?

 

Welke maatregelen kunnen er worden genomen om dergelijke feiten in de toekomst te vermijden?

 

01.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Bury, overeenkomstig artikel 62 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden is het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank en de politie belast met de controle op de voorwaardelijk vrijgelaten veroordeelde.

 

Volgens datzelfde artikel is ook de justitieassistent belast met de opvolging van de aan de veroordeelde opgelegde voorwaarden.

 

Het is de taak van het openbaar ministerie en van de justitieassistent om periodiek melding te doen aan de strafuitvoeringsrechtbank over het verloop van de voorwaardelijke invrijheidstelling, zeker bij mogelijke schendingen van de voorwaarden, die ook met de woonst of het adres te maken kunnen hebben.

 

De strafuitvoeringsrechtbank kan dan tot herziening van de voorwaarden of tot schorsing en herroeping van de vrijstelling beslissen.

 

Zoals ik tijdens de commissie van 11 december 2019 al aan u mededeelde, kan aan de voorwaarden van het hebben van een vaste verblijfplaats worden voldaan, zowel door een adres in een privéwoonst als in een privé- of publieke instelling te hebben.

 

Vaak gebeurt het dat een van de opgelegde hoofdvoorwaarden bestaat uit een residentiële opname in een instelling, bijvoorbeeld voor de problematiek van drugsverslaving of van een andere behandeling.

 

01.03  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, uw antwoord is hetzelfde als uw antwoord begin december 2019.

 

Wij zien evenwel dat de betrokkene daar niet veilig zat. Er zijn daar problemen geweest en er is binnengedrongen.

 

Uw antwoord is echt geen antwoord op de vraag op welke manier dergelijke zaken in de toekomst kunnen worden vermeden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de Samuel Cogolati à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "La transgression du principe non bis in idem" (55002300C)

02 Vraag van Samuel Cogolati aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "De inbreuk op het non bis in idem-beginsel" (55002300C)

 

02.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, la presse belge se faisait l’écho le 11 décembre 2019 du procès imminent de Nizar Trabelsi aux États-Unis, où il est détenu préventivement depuis six ans. En 2004, M. Trabelsi était condamné définitivement à dix ans de prison ferme pour avoir tenté de commettre un attentat-suicide sur la base militaire de Kleine-Brogel. Il a purgé sa peine en Belgique.

 

À la suite d’une demande d’extradition des États-Unis, les juridictions d’instruction ont accordé l’exequatur du mandat d’arrêt à l'exclusion des "actes déclarés" 23 à 26 repris dans l’acte d’accusation américain, ceux-ci visant les faits s’étant déroulés sur le territoire belge et pour lesquels M. Trabelsi avait déjà été condamné définitivement. Il ne pouvait donc pas être poursuivi une deuxième fois pour les mêmes faits, en application de l’article 5 de la convention belgo-américaine d’extradition et du principe non bis in idem. Cette limitation a par ailleurs été confirmée par la cour d’appel de Bruxelles le 8 août 2019.

 

Pourtant, le 13 novembre 2019, le ministère de la Justice a fait parvenir une note à l’accusation américaine suggérant que l’arrêt rendu par la cour d’appel serait juridiquement incorrect, que le ministre de la Justice pourrait s’écarter des décisions judiciaires en matière d’extradition et qu’il n’y aurait donc pas d’obstacle à ce que M. Trabelsi soit poursuivi et jugé une deuxième fois pour la tentative d’attentat à Kleine-Brogel.

 

Monsieur le ministre, pourquoi le ministère de la Justice a-t-il adressé aux autorités américaines une note contraire à ce qui a été décidé par le juge compétent valablement saisi du litige? Comment conciliez-vous une telle attitude avec l’autorité de la chose jugée qui s’attache à l’arrêt de la cour d’appel de Bruxelles du 8 août 2019?

 

Il est de jurisprudence constante, et la doctrine est unanime, pour considérer que les décisions judiciaires rendues sur l’exequatur en matière d’extradition lient le ministre de la Justice. Soutenez-vous que les décisions des juridictions d’instruction ne contenaient pas de limitation à l’exequatur dans le cas de M. Trabelsi? Soutenez-vous que vous n’êtes pas tenu par l’autorité de la chose jugé attachée aux décisions rendues sur l’exequatur?

 

Soutenez-vous qu’un individu condamné définitivement en Belgique puisse être à nouveau poursuivi dans un autre État, à la suite d’une extradition, pour les mêmes faits, sans que soit violé le principe non bis in idem?

 

02.02  Koen Geens, ministre: Monsieur Cogolati, l'État belge a introduit un pourvoi en cassation contre l'arrêt de la cour d'appel de Bruxelles du 8 août 2019. À la suite de la transmission immédiate de cet arrêt aux autorités des États-Unis telle qu'ordonné expressément par le juge, c'est par le biais d'une note diplomatique qu'il a été indiqué aux États-Unis qu'un recours avait été introduit auprès de la Cour de cassation.

 

En ce qui concerne cette communication aux États-Unis, la défense de l'intéressé a engagé un procès auprès du tribunal de première instance de Bruxelles. Le juge a déjà fixé le calendrier des délais pour conclure et la date de plaidoirie. L'État belge présentera au juge sa position et ses arguments.

 

Je ne souhaite pas anticiper maintenant sur cette affaire toujours en cours devant un tribunal.

 

02.03  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je ne vous demandais pas d'anticiper sur la décision judiciaire mais je vous demandais de bien vouloir confirmer la validité du principe non bis in idem qui me semble s'appliquer de manière évidente pour une chose qui a déjà été jugée. L'inverse ne pourrait pas être soutenu dans nos relations bilatérales avec les États-Unis.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: De vragen nrs. 55002302C, 55002303C en 55002336C van mevrouw Jessika Soors worden omgezet in schriftelijke vragen. De vragen nr. 55002323C van mevrouw Melissa Depraetere en nr. 55002327C van de heer Stefaan Van Hecke worden uitgesteld.

 

03 Samengevoegde vragen van

- Kristien Van Vaerenbergh aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "De rellen op oudejaarsavond" (55002389C)

- Katleen Bury aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "De rellen in Brussel tijdens oudejaarsavond" (55002473C)

03 Questions jointes de

- Kristien Van Vaerenbergh à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "Les émeutes de la Saint-Sylvestre" (55002389C)

- Katleen Bury à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "Les émeutes de la Saint-Sylvestre à Bruxelles" (55002473C)

 

03.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over de rellen op oudejaarsavond. Ondertussen is dit alweer een tijdje geleden. Vorige week zijn hierover trouwens al vragen gesteld in de plenaire vergadering.

 

De jaarwisseling is niet overal even feestelijk verlopen. In verschillende steden waren er rellen waarbij de politie genoodzaakt werd om op te treden. In Brussel waren er op oudejaarsavond maar liefst 211 arrestaties, waarvan 185 administratief en 26 gerechtelijk.

 

Ik heb de volgende vragen over deze gerechtelijke aanhoudingen.

 

Hoeveel personen werden er door de onderzoeks­rechter in voorlopige hechtenis geplaatst? Hoeveel werden er terug vrijgelaten? Bij hoeveel personen gebeurde dit onder voorwaarden? Hoeveel personen zullen met snelrecht voor de rechter komen? Wanneer zal dit gebeuren?

 

Daarnaast heb ik ook nog de volgende vragen over de administratieve of gerechtelijke gearresteerden.

 

Hoeveel personen waren meerderjarig? Hoeveel personen waren tussen de 16 en 18 jaar? Hoeveel personen waren jonger dan 16 jaar? Klopt het dat er ook twaalfjarigen betrokken waren bij de rellen? Hoeveel personen werden ondertussen nog geïdentificeerd door de speciaal opgerichte taskforce?

 

03.02  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, mijn vraag heeft betrekking op de gerechtelijke arrestaties. Uw collega heeft in de plenaire vergadering al verwezen naar uw beleidsdomein. Ik heb in dit verband eigenlijk dezelfde vragen als mijn collega.

 

03.03 Minister Koen Geens: Collega's, ik dank u voor uw bondigheid. Ik heb uw vragen voorgelegd aan de procureur-generaal van Brussel. Na overleg met de procureur des Konings van Brussel maakte die mij het antwoord over dat ik u nu geef.

 

Ik citeer: "Er lopen momenteel verschillende onderzoeken naar de feiten en rellen die plaatsvonden in Brussel op oudejaarsavond. Er werd een taskforce opgericht met het oog op het verzamelen van zoveel mogelijk bruikbare gegevens om de verdachten van de verschillende inbreuken zo snel mogelijk te identificeren, op te sporen en te vervolgen. In het belang van het onderzoek geeft het parket van Brussel momenteel geen verdere gegevens vrij over de stand van het onderzoek naar die rellen."

 

Het parket deelde wel mee dat er in de nacht van 31 december op 1 januari geen 26 maar 7 personen ter beschikking werden gesteld van het parket. Zoals u meteen zult vaststellen, lijken sommige feiten los te staan van de rellen.

 

Vier meerderjarige verdachten van diefstal met braak maakten het voorwerp uit van een snelrechtprocedure en werden politioneel gedag­vaard. Zij dienen in de komende weken te verschijnen voor de correctionele rechtbank van Brussel.

 

De jeugdrechter werd gevat voor feiten van diefstal met braak door één minderjarige, een niet-begeleide minderjarige vreemdeling die geplaatst werd in een jeugdinstelling.

 

Een meerderjarige verdachte werd onder aanhoudingsmandaat geplaatst voor feiten van intrafamiliaal geweld.

 

Een minderjarige werd verhoord door de procureur in verband met een zedenfeit. Het onderzoek naar deze persoon loopt verder.

 

03.04  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.

 

Wij zullen die zaak verder opvolgen. U zegt dat er binnenkort vier personen via het snelrecht gedagvaard zullen worden. Dat is relatief goed, maar zoals u weet, zijn er op dit ogenblik wetsvoorstellen hangende waarmee men de procedure nog wil versnellen. Wanneer die personen deze of volgende week zullen voorkomen, dan zullen die zaken misschien niet onmiddellijk behandeld worden, terwijl die personen volgens de wetgeving die wij ooit in het Parlement hebben goedgekeurd binnen de week voor het gerecht zouden moeten verschijnen. Intussen zijn wij al een beetje verder.

 

Ik zal de zaak uiteraard verder opvolgen. Ik hoop dat er geen herhalingen meer zullen volgen, ook al weet ik dat het ijdele hoop is.

 

03.05  Katleen Bury (VB): Ik krijg niet echt een wauwgevoel van het resultaat dat ik hier hoorde. U zei dat de procureur-generaal een taskforce had opgericht. Dat lijkt mij wel interessant. Ik weet niet of wij daarbij iets in de pap te brokken hebben of de resultaten kunnen bekijken die daaruit voortvloeien, maar dat zou wel interessant zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Sophie Rohonyi à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "Le manque de travail et de formations qualifiantes dans nos prisons" (55002412C)

04 Vraag van Sophie Rohonyi aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "Het geringe aanbod aan gevangenisarbeid en opleidingen in de gevangenissen" (55002412C)

 

04.01  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, le 6 décembre dernier, avec mes collègues de la commission de la Justice, nous avons visité les trois prisons bruxelloises. Si nous n’avons pu que constater le mauvais état de ces prisons, en particulier celles de Saint-Gilles et Forest, les agents pénitentiaires ont particulièrement insisté sur le manque constant de personnel, couplé aux différentes coupes budgétaires, le tout rendant leurs conditions de travail particulièrement pénibles. Je ne peux donc que saluer le travail de ces agents qui font de leur mieux, avec un grand professionnalisme, malgré le peu de moyens qui leur sont accordés.

 

Lors de cette visite, j’ai été interpellée par le peu de travail proposé aux détenus. En effet, s’il est prouvé que le travail permet une meilleure réinsertion des détenus et minimise le risque de récidive, à la prison de Saint-Gilles, seule une vingtaine de prisonniers peuvent travailler sur place, après avoir patienté trois mois en moyenne sur une liste d’attente. De plus, à la différence de la prison pour femmes de Berkendael, aucune formation qualifiante n’est prévue.

 

D’après mes informations, pour l’ensemble de nos prisons, moins d’un détenu sur deux aurait la possibilité de travailler, ce taux étant particulièrement bas à Forest et Saint-Gilles. Le confirmez-vous?

 

Quelles sont les raisons qui mènent un détenu à attendre en moyenne trois mois pour obtenir un travail dans l’une des prisons bruxelloises? Est-ce dû à un manque de personnel encadrant ou de locaux adaptés sur place, à la surpopulation, à la vétusté des bâtiments ou encore à l'ensemble de ces facteurs?

 

Ces listes d’attente existent-elles dans d’autres prisons du pays? Pour quelles raisons?

 

Quelles mesures ont-elles été prises ou seront-elles prises pour généraliser et diversifier l’offre de travail et de formation dans nos prisons?

 

Est-il prévu, en concertation avec les entités fédérées qui sont compétentes en matière de formation, de mettre en place des formations qualifiantes et d’assurer la certification des compétences dans toutes nos prisons? Si oui, à quelle échéance?

 

Êtes-vous favorable à la création d’un droit du travail ad hoc pour les détenus, autrement dit d’un véritable cadre juridique respectueux des droits sociaux fondamentaux, à commencer par des rémunérations correctes et indexées?

 

04.02  Koen Geens, ministre: Madame Rohonyi, pour les sites de Forest et Berkendael, aucun problème ne se pose pour les détenus désireux de travailler. Forest compte 100 détenus travaillant sur 180, aux ailes A et B. À l'aile C, huit détenus travaillent comme servants. À Berkendael, tout détenu souhaitant travailler le peut.

 

Pour le site de Saint-Gilles, environ 180 détenus ont du travail sur une population de 850. La liste d'attente est principalement due aux possibilités d'emploi restreintes et aux difficultés malheu­reuse­ment rencontrées par la Cellmade, c'est-à-dire la Régie du travail pénitentiaire, à trouver des clients pour l'atelier de Saint-Gilles qui ne s'est pas toujours montré en mesure de livrer des produits finis dans les délais impartis.

 

De manière générale, des listes d'attente existent dans la majorité des prisons. La demande dépasse l'offre et les infrastructures sont également limitées dans certaines situations. Les nombreux jours de grève ayant entraîné la fermeture des ateliers ces dernières années ont sans doute eu une influence sur l'offre de travail proposée par des externes. Néanmoins, il convient également de tenir compte du fait que certains détenus ne demandent pas à travailler ni à se former.

 

Il n'y a pas d'échéance quant à la mise en place de formations qualifiantes. Il en existe à Forest qui compte 140 personnes en formation et à Berkendael. C'est évidemment plus compliqué à Saint-Gilles étant donné ses infrastructures et sa population en détention préventive. Il y a en effet un turnover important parmi les détenus et donc des difficultés de s'investir dans une formation qui prend un certain temps.

 

La Cellmade consent des efforts pour généraliser et diversifier l'offre de travail et celle des formations qualifiantes en prison, en collaboration avec les Communautés. Je partage vos considérations concernant la rémunération qui reste trop faible pour être attractive mais je n'ai pas encore trouvé assez de soutien pour y remédier.

 

04.03  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, merci pour vos réponses. J'entends que le problème qui nous a été soumis lors de nos visites dans les prisons bruxelloises concerne en fait l'ensemble de nos prisons. Nous devons donc tous nous en préoccuper et le prendre à bras-le-corps. En effet, il est inacceptable que ces listes d'attente s'observent dans toutes les prisons et que l'offre ne rencontre pas la demande, alors que l'on sait très bien le rôle que joue cette formation dans l'objectif que nous devons tous poursuivre, à savoir la réinsertion des détenus.

 

J'entends la difficulté issue du turnover chez les détenus, de par le statut de maison d'arrêt de la prison de Saint-Gilles. Mais cela ne doit pas constituer une excuse pour priver ces détenus de leur droit à la formation, surtout qu'ils sont présumés innocents.

 

Je tiens par ailleurs à rappeler que ce droit à la formation est un droit fondamental qui est prévu dans la loi Dupont de 2005 et que nous devons absolument le concrétiser. Nous devons atteindre cet objectif. J'entends la volonté que vous exprimez et je vous appelle vraiment, vous et votre successeur, à travailler de concert avec les entités fédérées pour que ce droit soit vraiment pleinement concrétisé dans toutes nos prisons.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Dank u. Voor de Kamerleden die nu binnenkomen: we hebben een nieuw systeem met een aftelklok.

 

Le temps imparti pour une question ne peut dépasser cinq minutes.

 

De vragen nr. 55002428C van mevrouw Melissa Depraetere en nr. 55002454C van mevrouw Katja Gabriëls worden uitgesteld.

 

05 Vraag van Katleen Bury aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "De zwaar verwonde cipier in de gevangenis van Beveren" (55002471C)

05 Question de Katleen Bury à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "Le gardien de prison gravement blessé à la prison de Beveren" (55002471C)

 

05.01  Katleen Bury (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb vernomen dat er op 3 januari in de gevangenis van Beveren een cipier zeer zwaar werd verwond door een gevangene. Zijn knieschijf werd als het ware verbrijzeld omdat hij moest ingrijpen bij de moeilijke gevangenen.

 

Bent u op de hoogte van dit dossier? Wordt de dader vervolgd voor slagen en verwondingen? Wat gaat u ondernemen om dergelijke zware incidenten in de toekomst te vermijden? Hoeveel meldingen van aanvallen op een cipier waren er in 2019? Tot hoeveel dagen werkonbekwaamheid heeft dit geleid? Worden daders steevast vervolgd? Stelt het gevangeniswezen zich automatisch burgerlijke partij?

 

05.02 Minister Koen Geens: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Bury, de directie van de penitentiaire inrichting in Beveren heeft via een van haar personeelsleden begin vorige week kennis­genomen van Twitterberichten die verwijzen naar een incident op 3 januari. Uit navraag bij het personeel, die dag van dienst, is gebleken dat niemand weet heeft van zo'n incident.

 

De persoon die deze berichten plaatste, behoort op het eerste gezicht ook niet tot het personeel en is niet gekend bij de directie in Beveren.

 

Er werd ten slotte evenmin melding gemaakt van een incident bij de bevoegde contactpersoon van de Directie beveiliging van de Algemene directie bestuurlijke politie, de zogenaamde DAB, die instaat voor het vervoer van gedetineerden.

 

Bij feiten met een zekere ernst die gepleegd worden ten aanzien van het personeel of de medegedetineerden, volgt steeds een klacht bij het parket en stelt de Belgische Staat zich burgerlijke partij in de zaak.

 

05.03  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Ben Segers aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "Het Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatorium" (55002500C)

06 Question de Ben Segers à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "Le Centre pénitentiaire de Recherche et d’Observation clinique" (55002500C)

 

06.01  Ben Segers (sp.a): Mijnheer de minister, tijdens de gedachtewisseling op 8 januari 2020 naar aanleiding van het bijzonder onderzoek van de Hoge Raad voor de Justitie naar het dossier-Bakelmans meldde u dat begin dit jaar het Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch Observatie­centrum geopend werd in Sint-Gillis.

 

U zei dat er in dit observatorium dertig plaatsen zouden zijn. U weet dat wij sinds lang vragende partij zijn voor een dergelijk observatorium.

 

Uit het rapport van de Hoge Raad bleek ook dat risicotaxatie in de hele keten een doorslaggevende rol speelt. Tijdens de voorlopige hechtenis is het onderwerpen van verdachten van misdrijven aan een diepgaand deskundig onder­zoek volgens ons onontbeerlijk.

 

U gaf dan ook toe dat recentelijk de eerste stappen werden gezet, en wij kijken uit naar het vervolg en de uitbreiding. Wel menen wij dat er ook een nuttig gevolg aan de vaststellingen moet komen. Daarvoor lijkt ons onder andere een systeem van gedeeltelijke toerekeningsvatbaar­heid essentieel.

 

Ik kom tot mijn vragen. Op basis van welke criteria wordt iemand naar dit observatorium gestuurd? Hoe gebeurt de selectie: wie wel, wie niet?

 

Hoelang wordt men geobserveerd? Wat is de rol van het verslag van observatie?

 

Wat gebeurt er als blijkt dat iemand gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar is? Quid de graduele ontoerekeningsvatbaarheid?

 

Tot slot, er zijn nu dertig plaatsen. Hoeveel plaatsen schat u nodig te hebben?

 

06.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Segers, de beslissing om een verdachte te onderwerpen aan een forensisch psychiatrisch onderzoek met opname in het beveiligd klinisch observatie­centrum wordt genomen door de onderzoeks­rechter, de onderzoeksgerechten of de vonnisgerechten. Een forensisch psychiatrisch onderzoek vereist niet in alle gevallen een opname in het observatiecentrum.

 

Overeenkomstig artikel 6, § 1, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering kan deze beslissing met name alleen worden genomen indien de verdachte zich in een toestand bevindt zoals bepaald in artikel 9, § 1, van deze wet.

 

Bovendien is deze opname alleen mogelijk als de deskundige in zijn verslag aangeeft dat een opname in het centrum noodzakelijk is om uitspraak te kunnen doen over de punten die zijn bepaald in artikel 5, § 1, bijvoorbeeld over de vraag of er een mogelijk oorzakelijk verband is tussen de geestesstoornis en de feiten.

 

Over de duur van de observatie bepaalt artikel 6, § 2, dat de opname ter observatie maximum twee maanden mag bedragen. De duur hangt in de praktijk af van wat de deskundige precies wil observeren. Informatie die binnen het observatiecentrum wordt ingewonnen, wordt doorgegeven aan de aangeduide deskundige.

 

De deskundige en niet het observatiecentrum maakt telkens van de bevindingen een omstandig verslag op, waarvan het model is bepaald in het KB van 25 september 2018 en dat uitvoering geeft aan artikel 5, § 3, van de Interneringswet.

 

Dat model van verslag wordt trouwens gebruikt voor elk forensisch psychiatrisch onderzoek en dus niet uitsluitend voor verslaggeving van een onderzoek in het observatiecentrum.

 

Vandaag werkt ons wettelijk systeem met de volledige toerekeningsvatbaarheid of niet en bestaat er dus geen wettelijk uitgewerkte graduele toerekeningsvatbaarheid.

 

In de toekomst kan zeker het debat worden gevoerd over de invoering van een systeem van graduele toerekeningsvatbaarheid.

 

Het observatiecentrum gaat van start met tien plaatsen om op korte termijn door te groeien naar dertig.

 

Voorlopig lijkt dit aantal te volstaan, rekening houdend met de maximumtermijn van twee maanden voor een observatie en de voornoemde selectiecriteria.

 

06.03  Ben Segers (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Zoals gezegd, juichen wij het ten zeerste toe dat deze eerste stappen werden gezet en wij kijken alvast uit naar het vervolg en de uitbreiding. Wij kijken er ook naar uit om samen met u het verdere debat te voeren over de gedeeltelijke toerekeningsvatbaarheid, want ik heb begrepen dat u daar ook wel mogelijkheden ziet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Gilles Vanden Burre à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "Le nombre de faillites en Belgique" (55002263C)

07 Vraag van Gilles Vanden Burre aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "Het aantal faillissementen in België" (55002263C)

 

07.01  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, j'avais adressé cette question au ministre de l'Économie et des PME, mais, comme vous allez me répondre, j'imagine que cela concernera plus l'impact sur les formes de société et la raison pour laquelle le nombre de faillites a augmenté.

 

Selon une récente étude de Graydon, 8 741 faillites ont été déclarées l’année dernière en Belgique. Nous nous approchons à grands pas du triste record de l’année 2013. Toutes les Régions du pays sont concernées par cette augmentation: en neuf mois, on dénombre pour la Flandre une augmentation du nombre de faillites de 19,7 %, de 20 % en Wallonie et, pour Bruxelles, de 3 %. Ces chiffres sont préoccupants.

 

Il faut toutefois souligner les effets de la récente législation sur ces données. Des actions sont ainsi menées pour que les sociétés dormantes et fantômes soient fermées car elles sont le lieu de commerces illégaux, illicites ou servant au blanchiment d'argent. Les faillites des associations sans but lucratif et des professions libérales sont désormais également prises en compte.

 

Le cadre des sociétés reprises dans ces statistiques s’est donc élargi. Mais il ne faut pas omettre certains facteurs qui contribuent à la faillite des sociétés, et c’est sur ce point que je vous interroge. Il est important pour nous de pouvoir comprendre, prévenir, accompagner les entreprises qui sont en difficulté et en particulier les plus petites d'entre elles. En effet, derrière, il y a des emplois perdus, des projets qui tombent à l'eau. De plus, la faillite de Thomas Cook a clairement aggravé ces chiffres.

 

Pour toutes ces raisons, je souhaite vous interroger sur ces statistiques. Comment les expliquez-vous? Quelles mesures d'accompagne­ment pourrions-nous imaginer à l'avenir pour les entreprises dès qu'elles montrent les premiers signes de difficulté?

 

07.02  Koen Geens, ministre: Madame la présidente, monsieur Vanden Burre, d'emblée, je précise que la procédure de faillite a pour vocation de liquider une entreprise qui ne sait plus faire face à ses engagements et d'éviter des faillites en cascade en laissant sur le marché des entreprises non viables.

 

À un stade préalable, le législateur belge a mis en place des mécanismes préventifs qui permettent l'accompagnement d'une entreprise qui connaît des difficultés financières. Ces mécanismes sont notamment: la détection des entreprises en difficulté par un système de clignotants; la mise en place des chambres des entreprises en difficulté; la réorganisation judiciaire qui, tout en laissant l'entrepreneur à la tête de ses affaires, lui permet de se restructurer afin d'éviter la faillite.

 

À un stade ultérieur, je souligne que la législation relative à l'insolvabilité a depuis des années pour but d'encourager la seconde chance et donc d'éviter la stigmatisation du failli en permettant notamment l'effacement de ses dettes ou en permettant au failli qui redémarre une activité de conserver les revenus de sa nouvelle activité. À cet égard, notre législation s'inscrit totalement dans le courant défendu par le législateur européen, notamment dans les nouvelles directives.

 

Comme vous le soulignez dans votre question, de nouvelles faillites ont été prononcées à l'encontre notamment d'associations sans but lucratif et de professions libérales. Il y a également eu un vaste mouvement de ciblage des sociétés dites dormantes ou fantômes de la part des tribunaux depuis 2017. Ces récents phénomènes ont contribué à l'augmentation des chiffres en matière de faillite, ce qui relativise l'inquiétude qui peut en découler vu que les nouvelles faillites de sociétés fictives ou dormantes ou celles d'associations sont moins concernées sur le plan de la destruction de l'emploi.

 

07.03  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Nous continuerons à suivre ces aspects importants à nos yeux.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Koen Metsu aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "Deradicalisering in de gevangenissen" (55002317C)

08 Question de Koen Metsu à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "La déradicalisation dans les prisons" (55002317C)

 

08.01  Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, minder dan een maand geleden werd in een Oostenrijkse gevangenis een 24-jarige man betrapt op het smeden van plannen om terreurdaden te plegen in eigen land. Daarna wilde hij nog meer slachtoffers maken buiten Salzburg, zowel in Duitsland, Frankrijk als Luxemburg. De man was geradicaliseerd en smeedde zijn plannen in de gevangenis, dus achter gesloten deuren, met de hulp van twee kompanen.

 

Toen ik dat las, moest ik terugdenken aan mei 2018, toen Benjamin Herman in Marche-en-Famenne geradicaliseerd werd door twee kompanen in de gevangenis.

 

U hebt sinds 2015 een actieplan voor deradicalisering of disengagement in de gevan­genissen. Dat bestaat uit tien actiepunten, die als muziek in de oren klinken. Ik heb vragen naar de praktische uitvoering hiervan.

 

Kunt u mij uitleggen hoe een gedetineerde met radicaliseringsverschijnselen wordt behandeld?

 

Hoe wordt hij opgevolgd en wat zijn de concrete maatregelen voor het disengagementproces?

 

Werd uw actieplan en de uitvoering ervan geëvalueerd? Wat zijn uw bevindingen?

 

Heeft dat reeds positieve resultaten opgeleverd? Wat kan beter of waarop moet meer worden ingezet?

 

Ik durf u eerlijk te zeggen dat de radicalisering in onze Belgische gevangenissen voor mij een enorme bekommernis is.

 

08.02 Minister Koen Geens: Mijnheer Metsu, de strijd tegen radicalisering in de Belgische gevan­genissen is een gedeelde verantwoordelijk­heid van de federale regering en van de Gemeenschappen. Het doel is om het probleem van radicalisering intra muros te beheersen en, indien mogelijk, te komen tot een disengagement op individueel niveau. Ook de imams in gevangenissen hebben een belangrijke sleutelrol. Het is belangrijk om te onderstrepen dat elke actor een rol kan spelen in het disengagement van een gedetineerde.

 

De partners van de Gemeenschappen bieden elk vanuit de eigen visie een aanbod aan. De medewerkers van de federale overheid faciliteren dat aanbod, maar hebben zelf ook een belangrijke rol in het assessment en de opvolging van gedetineerden, niet enkel door tests, maar zeker ook door middel van dagelijkse contacten met gedetineerden en de observatie van het gedrag van geradicaliseerde gedetineerden. Zij kennen als eerstelijnswerker de gedetineerden het beste. Vandaar dat er de voorbije jaren sterk geïnvesteerd is in opleiding en sensibilisering van het gevangenispersoneel.

 

Op basis van alle beschikbare informatie en de gepleegde feiten worden gedetineerden georiën­teerd naar de meest gepaste omkadering. Concreet gaat het over een driesporenbeleid. De meeste gedetineerden worden verspreid over de gevangenissen en hebben een normaal regime, soms na een periode van een individuele veiligheidsmaatregel. Gedetineerden die aan­zetten tot radicalisering, kunnen op een Deradexafdeling worden geplaatst om anderen te beschermen. Er wordt ondertussen met hen gewerkt aan disengagement. Gedetineerden die kwetsbaar en beïnvloedbaar zijn voor radicali­sering en die zich op het pad van radicalisering bevinden, kunnen worden georiënteerd naar een satellietgevangenis waar er gewerkt wordt aan het proces van disengagement.

 

De satellietgevangenissen zijn aangeduid. De procedures zijn klaar. De partners van de Gemeenschappen werken een concreet aanbod uit. Doordat de evolutie van de gedetineerden goed wordt opgevolgd, kan de omkadering regelmatig worden bijgesteld. Er wordt eveneens een rapport opgemaakt, wanneer een gedetineerde in vrijheid wordt gesteld, zodat de overdracht correct gebeurt.

 

Het plan 2015 werd geëvalueerd en de resultaten werden verzameld in een actieplan 2.0 samen met de conclusies en de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie. Ik heb dat plan in oktober 2019 gevalideerd en het is in uitvoering.

 

08.03  Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, uw antwoord stelt mij allesbehalve gerust. Ik heb heel veel respect voor u als minister, maar hierover conflicteren wij.

 

U zegt dat de geradicaliseerden in het normale gevangenisregime zullen worden opgenomen tot re-integratie. Vervolgens zullen de "ergste" personen eruit worden gehaald om hen in de Deradexvleugels onder te brengen. Die Deradexafdelingen zitten tot nader order nog altijd niet vol. Het gaat om twee keer 20 plaatsen, in Hasselt en Ittre. Er zitten volgens de jongste informatie 227 geradicaliseerde personen in onze gevangenissen en toch zitten die 40 plaatsen niet vol.

 

U zegt dat de gedetineerden geobserveerd worden. Dat klopt. Ik ben de gevangenis in Marche-en-Famenne gaan bezoeken. Het is de plaats waar Benjamin Herman is geradicaliseerd. Een cipier daar heeft mij gezegd dat zij enkel over beelden beschikken, zonder geluid. Zij konden zien dat iemand als Benjamin Herman ineens een bidmat vroeg en omging met twee zware terroristen, maar in hun rapport konden zij niet gewagen over een geradicaliseerd persoon, omdat zij niet wisten wat er werd gezegd.

 

Daarnaast heb ik weet van twee moslim­consulenten die tot op heden actief zijn in Vlaanderen, maar geen enkele in Wallonië.

 

Wij leven ook nog altijd met de gedachte dat die personen momenteel achter slot en grendel zitten, waardoor zij geen gevaar meer betekenen. Kortom, wij voelen ons tijdelijk veilig en beschermd tegen hen, maar zij komen wel ooit vrij. Die terroristen en geradicaliseerden komen ooit vrij en terwijl zij in de gevangenis zitten, hebben zij ook nog eens de kans om andere gedetineerden te infecteren met hun verdorven gedachtegoed.

 

Ik ben dus alsmaar meer verontrust over de manier waarop bepaalde personen uit onze gevangenissen zullen komen. Het is immers mijn aanvoelen dat hieraan te weinig aandacht wordt besteed. U hebt gelijk dat het hier gaat over een gedeelde bevoegdheid. Ik heb heel wat gesprekken gevoerd met uw collega Vandeurzen. Het is moeilijk om iemand te 'disengagen'.

 

Ik blijf erbij dat wij heel actief, een-op-een, moeten werken met geradicaliseerde personen. Mijn devies blijft dat geradicaliseerden apart moeten worden behandeld en niet in het gewone regime mogen verblijven, waar zij anderen kunnen beïnvloeden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de Georges Gilkinet à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "Le dossier des Dubai Papers" (55002503C)

09 Vraag van Georges Gilkinet aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "Het dossier van de Dubai Papers" (55002503C)

 

09.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, dans plusieurs articles particulièrement bien documentés, l'hebdomadaire Paris Match Belgique est revenu sur le dossier des Dubai Papers. Si ces informations sont correctes, on se trouve face à un nouvel exemple de fraude fiscale à grande échelle. Outre le principal suspect, des avocats d'affaires jouent un rôle actif de rabatteurs, et donc de complices des fraudeurs. Un ancien magistrat est également cité dans le dossier et un des avocats nommés est aussi conseiller suppléant à la cour d'appel de Bruxelles.

 

Je vous avais interrogé sur ce dossier, le 23 octobre 2019, toujours dans la limite de la séparation des pouvoirs et du secret de l’instruction. Vous m’aviez indiqué notamment que le parquet fédéral avait adressé une décision d'enquête européenne au parquet national financier français en vue d'obtenir copie des pièces pertinentes à propos des organisations et des clients. Vous m'aviez dit aussi que l'Office central de la lutte contre la délinquance économique et financière organisée (OCDEFO) était chargé de cette enquête et traiterait ce dossier prioritairement. Vous m'aviez indiqué qu'aucun juge d'instruction n'avait été désigné. Vous aviez ajouté qu'un magistrat fédéral s'était déplacé à Paris et qu'une rencontre avait eu lieu en septembre dans les locaux du parquet national financier. Surtout, vous aviez dit que les documents utiles seraient transmis aux autorités judiciaires belges, dès qu'une expertise informatique aurait pu isoler tous les renseignements concernant la Belgique. Ceci n'était pas évident à réaliser.

 

Enfin, vous m'aviez indiqué qu'il appartenait  au ministre des Finances de répondre à la question visant à savoir si la Belgique allait se constituer partie civile. Entre-temps, le ministre des Finances m'a dit que ce serait le cas. J'ignore si cela a été confirmé.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous m’indiquer l’état d’avancement de cette information judiciaire? L’OCDEFO dispose-t-il à présent des pièces françaises relatives à ce dossier? L’expertise informatique annoncée par la France a-t-elle permis d’isoler tous les renseignements concernant la Belgique? Le cas échéant, quelles démarches avez-vous entreprises pour accélérer le traitement de cette demande par les autorités françaises? Combien de personnes sont-elles affectées au traitement de cette enquête importante? Qu’est-ce qui est mis en œuvre pour éviter de dépasser les délais de prescription et de traitement raisonnable dans ce dossier? J'en ai étudié d'autres qui ont trop traîné. Un juge d’instruction a-t-il été entre-temps désigné? Le SPF Finances s’est-il effectivement porté partie civile, tel qu'annoncé le 5 novembre dernier en commission des Finances, par votre collègue De Croo?

 

09.02  Koen Geens, ministre: Madame la présidente, monsieur Gilkinet, le parquet fédéral m'a communiqué les informations suivantes: "Les documents utiles ont été transmis aux autorités judiciaires belges par le parquet national financier de la France en date du 27 décembre 2019. Le parquet fédéral a transmis, le 10 janvier 2020, les données à l'Office central de la lutte contre la délinquance économique et financière organisée en demandant de traiter ce dossier de manière prioritaire. Une transmission de ces données à l'Inspection spéciale des impôts (ISI) est également prévue à très bref délai. L'expertise informatique a pu isoler sur un support informatique adéquat tous les renseignements concernant la Belgique. L'OCDEFO affectera dans l'immédiat trois enquêteurs dont un de la Federal Computer Crime Unit (FCCU). Ce chiffre pourra évoluer au fil du temps en fonction des devoirs que le dossier nécessitera. D'autre part, il ne peut être occulté, dans la gestion de cette problématique, la charge de travail qui sera prise en main par la police judiciaire fédérale des dossiers qui partiront dans les arrondissements et par le SPF Finances, à savoir la méthodologie una via. Cela aura bien évidemment une incidence sur le nombre d'enquêteurs. Le dossier reste, à ce stade, à l'information afin de permettre à l'OCDEFO ainsi qu'à l'ISI de procéder à l'analyse des données transmises. Par la suite, le parquet fédéral organisera, dans le courant du premier trimestre 2020, une réunion de coordination rassemblant les représentants des parquets généraux qui auront à traiter les dossiers individuels isolés par le travail d'analyse de l'OCDEFO et de l'ISI."

 

Concernant la question de savoir si le SPF Finances s'est effectivement porté partie civile, tel que cela avait été annoncé le 5 novembre dernier en commission des Finances, il appartient au ministre des Finances lui-même de vous répondre.

 

09.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je commencerai par votre dernière réponse, à savoir qu'en effet, j'interrogerai à nouveau le ministre des Finances. Cependant, en tant que ministre de la Justice, vous devez savoir s'il y a eu, ou non, constitution de partie civile et vous pouvez me le communiquer. Le cas échéant, cela n'appartient plus au ministre des Finances. Je suppose que si votre réponse est négative, c'est que l'acte annoncé n'a pas été posé.

 

Pour le reste, je me réjouis que les documents nécessaires aient été transmis par les autorités judiciaires françaises. J'espère que ces documents sont utiles. Je me réjouis que trois enquêteurs aient été dégagés pour travailler sur ce dossier et également que vous envisagiez une réunion de coordination au premier trimestre car tous ces éléments et tous ceux dont j'ai pu avoir connaissance par la presse montrent que ce dossier des Dubai Papers n'est pas anodin et qu'il concerne, malheureusement, de nombreux contri­buables belges.

 

Si les moyens sont mis à disposition pour le traiter, on en parlera encore longuement. Et j'espère que ces moyens seront effectivement mis à disposition. Vous devez prouver, en tant que ministre de la Justice, en tant que représentant du gouvernement belge, que la lutte contre la fraude fiscale, la poursuite des coupables de fraude fiscale est une priorité pour notre gouvernement. Il s'agit ici d'un enjeu budgétaire essentiel au regard des montants concernés. Mais il faut aussi rassurer tous les honnêtes contribuables qui doivent savoir que la fraude ne reste pas impunie dans notre pays. J'espère que, dans les limites de vos fonctions, et aussi longtemps que vous resterez ministre de la Justice, vous mettrez tout en œuvre pour contribuer au bon aboutissement de ce dossier. Je ne manquerai d'ailleurs pas de revenir vers vous ou d'interroger votre successeur, le cas échéant.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- Karin Jiroflée aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "Schuldig verzuim bij kindermishandeling" (55002524C)

- Katleen Bury aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "Beroepsgeheim versus kinderbescherming" (55002554C)

10 Questions jointes de

- Karin Jiroflée à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "L'abstention coupable dans le cadre de la maltraitance d'enfants" (55002524C)

- Katleen Bury à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "Le conflit entre secret professionnel et protection de l'enfant" (55002554C)

 

De voorzitter: Van mevrouw Jiroflée hebben wij niets vernomen.

 

10.01  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, afgelopen weekend stond er een hallucinant artikel in de krant over een man uit Vilvoorde die zich aan gruweldaden ten aanzien van verschillende vrouwen en kinderen te buiten was gegaan. Procureur Ine Van Wymersch fulmineerde in dat artikel dat het CLB, de leerlingenbegeleiding op school, al sinds 2010 op de hoogte was van die gruwelijke feiten. Zo wist men dat kinderen met striemen van zweepslagen en andere weerzinwekkende zaken naar school waren gekomen.

 

Ik citeer de procureur: "Pas in 2017 werden de slachtoffers echt au sérieux genomen. De twee kinderen hebben verschillende malen de letsels, opgelopen door zweepslagen, aan volwassenen laten zien. Ze zijn terecht­gekomen bij twee CLB’s, waar ze letterlijk gezegd hebben dat ze geslagen werden met een zweep, dat hun papa drugs gebruikte en de spuiten in de badkamer lagen. Het is ook bij het vertrouwens­centrum voor kindermishandeling terecht­gekomen. Men wist dat ze soms in de kelder moesten slapen en toch werd dit nooit gemeld aan het gerecht.

De vertrouwensband met de betrokkenen en het beroepsgeheim werden boven de bescherming van de kinderen geplaatst. Wat moeten deze kinderen nu denken? Welk vertrouwen in volwassenen moeten zij nog hebben?”

 

Vandaar mijn vragen, mijnheer de minister.

 

Wat zult u ondernemen om dergelijke feiten te vermijden?

 

Moet er volgens u een regelgeving worden uitgewerkt die de bescherming van het kind laat prevaleren op het beroepsgeheim?

 

10.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Bury, over de concrete individuele zaak kan ik geen uitspraak doen. Dat zou de rechtsgang kunnen beïnvloeden.

 

Ik wijs erop dat het respect voor het beroepsgeheim weliswaar strafrechtelijk wordt beschermd door artikel 458 van het Strafwetboek, maar dat dit niet absoluut is. De schending van het beroepsgeheim wordt onder meer toegestaan in het kader van de noodtoestand, als rechtvaardigingsgrond, of wanneer het stilzwijgen kan worden beschouwd als schuldig verzuim in de zin van artikel 422bis van het Strafwetboek.

 

Daarnaast voorzien ook de artikelen 458bis en 458ter van het Strafwetboek in wettelijke uitzonderingen op het beroepsgeheim. In het bijzonder bepaalt artikel 458bis dat de houder van een beroepsgeheim, wanneer hij kennis krijgt van een misdrijf gepleegd op een minderjarige of op een andere kwetsbare persoon, waaronder het misdrijf van artikel 398 van het Strafwetboek, opzettelijke slagen en verwondingen, dat ter kennis kan brengen van de procureur des Konings wanneer er een ernstig of dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige, en hij deze integriteit niet zelf of met de hulp van anderen kan beschermen. Dat geldt onverminderd de bepalingen van artikel 422bis.

 

Het artikel laat dus de bescherming van een minderjarige al prevaleren op het beroepsgeheim.

 

Ook het casusoverleg, dat de voorbije legislatuur een wettelijke basis kreeg in artikel 458ter en 458quater, laat bijvoorbeeld toe dat CLB's en leerkrachten aan een dergelijk overleg deelnemen. Dat wordt steeds vaker georganiseerd in het kader van een geïntegreerde ketenaanpak.

 

In het geval van kindermishandeling is het overigens perfect mogelijk om contact op te nemen met de vertrouwenscentra Kindermishan­deling, waarvan de hulpaanbieders zelf gebonden zijn door een beroepsgeheim en die meldingen of vermoedens van kindermishandeling kunnen onderzoeken of een advies omtrent de maat­schappelijke noodzaak van een maatregel kunnen uitbrengen, op vraag van hulpverleners of van het openbaar ministerie.

 

Ik verwijs ter zake naar het Vlaams decreet inzake integrale jeugdzorg.

 

10.03  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, dat was veel informatie en snel gebracht.

 

Kindermishandeling staat inderdaad in het strafrecht, maar we zien dat de feiten niet werden gemeld. Dan is er toch een probleem, of hulpverleners en mensen op het terrein moeten op hun plichten ter zake worden gewezen.

 

U verwees naar een artikel waarin men aangeeft dat men de feiten ter kennis kan brengen. Dat betekent dat er nog altijd een mogelijkheid is om het niet te doen. In dergelijke omstandigheden zou er absoluut geen keuze mogen zijn om kindermishandeling wel of niet te melden.

 

Ik denk dat de vraag ook past in de problematiek waarmee wij in de commissie voor Justitie bezig zijn, namelijk het partnergeweld en het intrafamiliaal geweld. We beogen een betere bescherming voor zowel de partners als de kinderen. We moeten daaraan voortwerken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van Katleen Bury aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "De wetgeving met betrekking tot het wazig maken van gevangenisbeelden" (55002552C)

11 Question de Katleen Bury à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "La législation relative au floutage des images de prison" (55002552C)

 

11.01  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, uit de pers heb ik vernomen dat er een probleem is met Google Maps, waarin erg scherpe luchtbeelden van de verschillende gevangenissen te verkrijgen zijn.

 

U werd in die persartikels ook geciteerd. U hebt daarin verklaard dat er geen wetgeving is die van Google Maps kan afdwingen dergelijke lucht­beelden te blurren.

 

Het gevangeniswezen stelt zelf dat het gevaarlijk is dat er geen wettelijk kader ter zake bestaat, alsook dat de beelden echt erg scherp zijn en wel eens ontsnappingen zouden kunnen vergemakkelijken.

 

Mijnheer de minister, zult u iets ondernemen, om de wetgeving ter zake aan te passen?

 

11.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Bury, ik verwijs, ten eerste, graag naar het antwoord op de schriftelijke vraag nr. 57 van mevrouw Jadin.

 

Voor militaire sites en gebouwen bestaat er een wettelijk geregeld verbod op het zonder voorafgaande toestemming maken van foto­grafische opnames, te weten in artikel 120ter, primo, van het Strafwetboek. Op basis van dat artikel worden reeds luchtbeelden wazig gemaakt.

 

Particulieren kunnen zich tot Google richten met de vraag opnames van hun privéwoning wazig te laten maken.

 

Voor overheidsgebouwen, zoals gevangenissen en gerechtsgebouwen, is er in België geen wettelijke basis om Google te verbieden fotografische opnames te publiceren.

 

Ik ben graag bereid enig wetsvoorstel over de materie, in de mate dat het Justitie aangaat, mee te helpen onderzoeken. In lopende zaken lijkt het mij echter niet gepast het initiatief daarover door de regering te laten nemen.

 

11.03  Katleen Bury (VB): Mevrouw de minister, dat is een duidelijke tip voor mij.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van Katleen Bury aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "De muizenplaag in de Brusselse gerechtsgebouwen" (55002553C)

12 Question de Katleen Bury à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "L'invasion de souris dans les bâtiments des services bruxellois de la justice" (55002553C)

 

12.01  Katleen Bury (VB): Mijnheer de minister, verschillende magistraten klagen al een tijd steen en been over een muizenplaag in de Brusselse gerechtsgebouwen. Op Twitter zagen we al grappige foto's van muizen die in de justitiepaleizen over de dossiers en bureaus liepen. De plaag houdt al enkele maanden aan. Bent u daarvan op de hoogte? Zult u daartegen actie ondernemen?

 

12.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Bury, ik heb vorige week via dezelfde weg als u, via de pers, kennisgenomen van het probleem. Ik heb mij bij de bevoegde dienst binnen de FOD Justitie bevraagd. Die heeft, bij de eerste klacht in november, onmiddellijk gereageerd op de melding ontvangen via de preventieadviseur. Het ging toen over klachten met betrekking tot het justitie­paleis P1, het gerechtsgebouw P3 en het gebouw gelegen aan de Waterloolaan 76, waar ook mijn kabinet Justitie gelegen is.

 

Er werden toen door de eigen onderhoudsdienst verdelgingsmiddelen geplaatst, maar die bleken niet altijd voldoende effectief te zijn. Parallel werd een bevraging gelanceerd naar alle gerechtelijke diensten van de campus Poelaert om heel precies weer te geven waar er zich problemen zouden voordoen. Er bleken toen ook in andere gebouwen problemen te zijn, ook in de nieuwere, wat meteen aantoont dat er niet altijd een rechtstreeks verband is met de staat van het gebouw. Het probleem kan bijvoorbeeld ook gelieerd zijn aan werkzaamheden op andere sites in de buurt.

 

Aangezien de verdelgingsactie via de eigen onderhoudsdienst onvoldoende oplossingen bood, werd in het kader van reeds lopende contracten van de FOD met een verdelgingsfirma een aanvullende actie ondernomen, onder andere in het justitiepaleis P1 en het gerechtsgebouw Portalis. Aangezien evenwel nog niet alle gebouwen op de campus onder een dergelijk lopend contract vallen, werd door de FOD Justitie een bijkomende aanbestedingsprocedure opge­start om ook op andere sites als Themis en de Waterloolaan 76 een verdelgingsfirma te kunnen inzetten. De offertes worden eerstdaags verwacht.

 

12.03  Katleen Bury (VB): Dat is een zeer duidelijk antwoord, mijnheer de minister. Dank u voor de opvolging van het dossier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55002575C van de heer Ben Achour wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

13 Vraag van Sophie De Wit aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "De ontsnappingen van gedetineerden" (55002531C)

13 Question de Sophie De Wit à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "Les évasions de détenus" (55002531C)

 

13.01  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het is een tijdje rustig geweest maar de voorbije weken zijn er enkele ontsnappingen geweest, uit verschillende gevangenissen. Dat wordt steeds breed uitgesmeerd in de kranten en nieuwsberichten.

 

In Wortel konden twee celgenoten door een gat in de celmuur ontsnappen. Men kan daarvan bijna een film maken. Een van de twee kon nog binnen de gevangenismuren gevat worden, de andere werd enkele dagen later gevat in Nijmegen. Blijkbaar werd daar gebruikgemaakt van donkere zones en stukken in de gevangenis zonder camerabewaking, om uiteindelijk over de gevangenismuur te kunnen klimmen. Het gat in de muur zou gemaakt zijn in het toiletgedeelte van de cel, met een beugel van het televisietoestel. Ik verzin dit niet.

 

Eind vorig jaar gebeurde iets gelijkaardig in Turnhout. Daar maakten vijf gedetineerden gebruik van een blinde vlek op de bewakingscamera’s om te ontsnappen. Vier van de vijf zijn ondertussen terug gevat, maar Oualid Sekkaki is nog steeds op vrije voeten.

 

Ik, en met mij veel mensen, hebben daar vragen bij.

 

Zijn er in de gevangenissen van Wortel en Turnhout reeds maatregelen genomen om gelijkaardige ontsnappingspogingen te vermijden? Zo ja, welke? Zo neen, staan er op de planning?

 

Bij de ontsnapping in Turnhout was sprake van hulp van buitenaf, want er stond een vluchtauto klaar. Zijn de handlangers van buiten de gevangenis reeds geïdentificeerd en opgepakt?

 

Zijn er tuchtmaatregelen opgelegd aan de gevangenen die ontsnapten of hiertoe een poging gewaagd hebben? Zo ja, welke maatregelen werden er opgelegd? Dat laatste vraag ik omdat in principe de loutere ontvluchting, zonder beschadiging en geweld, niet strafbaar is. Tucht­maatregelen kunnen natuurlijk wel steeds.

 

13.02 Minister Koen Geens: Mevrouw de voorzitter, mevrouw De Wit, de nodige vaststellingen werden gedaan door de diensten van het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen (DG EPI). Er werd geanalyseerd welke stappen op korte termijn en op middellange termijn moeten worden genomen.

 

Volgende maatregelen werden reeds genomen. In Turnhout is de schrikdraad hersteld en werd er nieuwe geplaatst, er werden camera's geherposi­tioneerd en er werd een dossier ingediend om bijkomende camera's te bestellen. In Wortel werden het gat in de omheining en de schrikdraad hersteld. Op korte termijn zal ook daar bijkomende draad worden geplaatst.

 

Het DG EPI en de Regie der Gebouwen overleggen voor beide gevangenissen waar nog bijkomende camera's en verlichting nodig zijn. Naast infrastructurele maatregelen worden ook de veiligheidsprocedures doorgelicht. Indien nodig zullen deze worden verfijnd.

 

De regionale directie nodigt op korte termijn alle inrichtingshoofden van de Vlaamse gevan­genissen uit om de incidenten te bespreken. Op die manier kunnen ze analyseren of er ook voor hun inrichting maatregelen moeten worden genomen op het vlak van de werkprocessen, om gelijkaardige incidenten te kunnen vermijden.

 

De ontvluchte gedetineerden van Turnhout die werden teruggebracht, kregen een tuchtprocedure en –sanctie conform de basiswet betreffende het gevangeniswezen.

 

Ook de gedetineerde die Wortel poogde te ontvluchten, maakt het voorwerp uit van een tuchtprocedure.

 

Op uw tweede vraag, in verband met de mogelijke hulp van buitenaf, kan ik om evidente redenen op dit ogenblik geen antwoord geven.

 

13.03  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik weet niet wat het is vandaag, maar alles klinkt hier vandaag heel stil. Tenzij het aan mij ligt? Ook deze ochtend was dit het geval.

 

De voorzitter: Ik had ook die indruk, maar blijkbaar is er niets veranderd. Ik heb ook al heel de dag moeite om alles te verstaan.

 

13.04  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, als er blinde vlekken zijn, is het jammer dat wij dit niet op voorhand kunnen ontdekken. Dat is immers de kern van de zaak. En als men die blinde vlekken ontdekt, moet men dit zo snel mogelijk oplossen. Bovendien moet men preventief in de andere instellingen nakijken of er ook daar geen blinde vlekken zijn.

 

Ik meen dat ik u daarover iets hoorde zeggen, maar ik ben niet zeker dat ik u juist heb begrepen. Ik meen dat hier een taak is weggelegd voor het DG EPI. Men zou volgens mij per instelling een nauwgezet onderzoek moeten voeren waarbij elke camera wordt gecontroleerd en wordt gekeken of elk hoekje al dan niet zichtbaar is. Misschien moet men tegelijkertijd ook maar even onderhandelen met Google om ook de andere luchtbeelden van onze gevangenissen wat waziger te maken. Voor handlangers van buitenaf kan dit misschien een hulpmiddel minder zijn.

 

Ik meen dat wij ontsnappingen moeten trachten te vermijden. Wij hebben destijds een periode gehad met heel veel ontsnappingen. Het is lang rustig geweest, maar ik heb de indruk dat men in dat wereldje erg vindingrijk is geworden en terug aan de slag is gegaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "Het MaCH-softwareprogramma" (55002230C)

14 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments ) sur "Le logiciel MaCH" (55002230C)

 

14.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, het arbeidsauditoraat van Brussel verwijst naar computerproblemen als deel van de verklaring voor het kwijtspelen van het dossier inzake zwartwerk en de fraude bij de bouw van het prestigieuze Europagebouw. Met name, de MaCH-interface staat een vlotte, georganiseerde manier van werken in de weg, zo betoogde een Brusselse subsituut-arbeidsauditeur. Zo noteerde de krant De Standaard op maandag 16 december 2019.

 

Ik heb u reeds een paar keer ondervraagd over het ongenoegen bij de griffies over het gebruiksonvriendelijke karakter van MaCH. Het kan voor u dus geen nieuws zijn.

 

Ondertussen stoort men zich niet aan de negatieve uitlatingen en gaat de uitrol onverminderd voort.

 

Mijnheer de minister, wanneer komt er een grondige evaluatie van het MaCH-systeem?

 

Welke plannen zijn er om de interface op te waarderen tot een performant en gebruiks­vriendelijk systeem?

 

Wanneer zal dat gebeuren?

 

Hoeveel werd er in totaal reeds betaald aan de softwareontwikkelaar voor de ontwikkeling en de ondersteuning van het programma?

 

14.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Van Vaerenbergh, MaCH wordt permanent geëva­lueerd op verschillende facetten zoals performantie, functionaliteiten, capaciteit, interface en mobiel gebruik. De evaluatie wordt onder meer gedaan door de gebruikers, de externe consultants en de stafdienst ICT van de FOD Justitie.

 

Daarnaast wordt ook aan de verbeterpunten gewerkt. In 2018 werd er gestart met een proefproject voor mobiel gebruik op tablet met een aangepaste gebruikersinterface voor magistraten. Die interface is eveneens beschikbaar op PC. De eindevaluatie door de gebruikers heeft recentelijk plaatsgevonden en was over het algemeen positief, weliswaar met een aantal suggesties tot verbetering.

 

De volgende regering zal op basis daarvan een verregaand interfacevernieuwingsproject opzetten en uitrollen.

 

De budgetten die besteed zijn aan de ontwikkeling, de uitrol, de vorming, de evolutie en het permanent onderhoud van MaCH voor de jaren 2014 tot 2018, werden eerder meegedeeld, in mijn antwoord in de commissie voor Justitie op mondelinge vraag nr. 28950 van de vorige legislatuur.

 

Aanvullend daarop, voor het jaar 2019 bedraagt het budget voor dezelfde posten 6.793.928,52 euro.

 

14.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Het is uiteraard goed dat er een permanente evaluatie is, want er zijn op het terrein toch wel heel veel vragen over het systeem en het is toch heel belangrijk dat magistraten en griffiepersoneel met goede informaticasystemen kunnen werken, wat de efficiëntie van Justitie ten goede komt.

 

Ik verneem ook dat er op het einde van december nog een brief aan u werd gericht door de Conferenties van de Nederlandstalige en de Franstalige voorzitters van de rechtbanken, met heel wat klachten met betrekking tot het MaCH-systeem. Die brief was trouwens niet enkel aan u gericht, maar ook aan de stafdirecteur.

 

Gelet op het feit dat die problemen al verschillende keren werden aangekaart, hoop ik dat er snel werk wordt gemaakt van meer, beter en performantere systemen voor rechtbanken en griffies.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "Het ontbreken van statistieken over de werking van Justitie" (55002234C)

15 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments) sur "L'absence de statistiques concernant le fonctionnement de la Justice" (55002234C)

 

15.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik stelde u een schriftelijke vraag over de evolutie van het aantal assisenzaken ten gevolge van de door potpourri II-wet ingevoerde en door het Grondwettelijk Hof vernietigde wijziging van de correctionaliseerbaarheid. Uit uw antwoord moet ik helaas begrijpen dat er nog steeds geen statistieken voor 2018 beschikbaar zijn.

 

Dat er problemen met de statistieken zijn, is reeds langer geweten, maar het benieuwt mij toch te weten hoe spoedig de toestand hersteld zal zijn.

 

De cijfers voor 2018 werden onbetrouwbaar geacht als gevolg van een beoogde kwaliteits­verbetering, informatisering en een verzelfstan­digde justitie. U zou aan zowel het College van de hoven en rechtbanken als aan het College van het openbaar ministerie het voorstel gedaan hebben om samen met de FOD Justitie een orgaan voor business intelligence op te richten.

 

Wat is er van dat voorstel geworden? Wanneer zullen de cijfers van 2018 beschikbaar zijn? Kunt u garanderen dat de cijfers van 2019 voor alle rechtbanken, met uitzondering van Eupen, en parketten voor de zomer van 2020 ter beschikking zullen zijn?

 

15.02 Minister Koen Geens: Het voorstel tot ontwikkeling van een instantie bij de colleges en de FOD Justitie dat is toegespitst op business intelligence, werd inderdaad besproken tussen de betrokken partijen. De ontwikkeling was een onderdeel van het akkoord inzake de verzelf­standiging van de zetel, dat werd ondertekend tussen het college van de zetel en de minister van Justitie.

 

De uitvoering van de overeenkomst is echter stilgevallen door de val van de regering en haar beperkte bevoegdheid in lopende zaken, die daardoor is ontstaan.

 

De steundiensten van de colleges werken voort aan het verfijnen van de statistische gegevens. Hun inspanningen tot kwaliteitsverbetering hebben al belangrijke resultaten opgeleverd, mede door de aanvoer van nieuwe brongegevens sedert de overschakeling van de strafrechtketen naar het gemeenschappelijk ICT-platform MaCH.

 

Op 22 november jongstleden heeft het College van het openbaar ministerie de statistieken voor de jaren 2016, 2017 en 2018 bekendgemaakt. Die zijn te raadplegen op de website van het openbaar ministerie.

 

15.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Aangezien wij niets hebben vernomen van de heer Bayet, komt zijn vraag nr. 5002125C te vervallen. Ook vraag nr. 5002273C van de heer Aouasti wordt geschrapt.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.35 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15 h 35.