Commission de la Santé et de l'Égalité des chances

Commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen

 

du

 

Mardi 28 janvier 2020

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 28 januari 2020

 

Voormiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.27 uur en voorgezeten door mevrouw Barbara Creemers.

La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 27 et présidée par Mme Barbara Creemers.

 

De voorzitter: Goedemorgen, collega's.

 

Ik ben vandaag voorzitter ad interim en dus nog een beetje onwennig. Laten we eraan beginnen.

 

Er is meteen een nieuwigheid: elke vraagsteller krijgt twee minuten en een half de tijd om zijn vraag te stellen. De klok loopt al, maar zij begint zo meteen opnieuw. De minister krijgt ook twee minuten en een half om te antwoorden en dan is er nog één minuut voor de repliek. Ik moet soepel zijn, maar ik ben juf geweest, dus ik zal proberen om dat niet zo te doen.

 

Vraag nr. 55001421C van mevrouw Cécile Thibaut wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

01 Question de Séverine de Laveleye à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "Le miel adultéré" (55001578C)

01 Vraag van Séverine de Laveleye aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "Namaakhoning" (55001578C)

 

01.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, il semble qu'une grande partie du miel vendu en grande surface soit en réalité du miel adultéré – lequel est issu d'un processus visant à en augmenter le volume grâce à du sirop de canne ou encore à d'autres types de sucre.

 

Le recours à cette fraude nous paraît problématique à deux égards. Tout d'abord, cette technique floue les consommateurs qui croient erronément acheter du miel. Ensuite, elle engendre une concurrence déloyale avec les petits producteurs, qui essaient de fabriquer des biens de qualité et qui éprouvent des difficultés à les écouler en raison de leur prix plus élevé.

 

Dès lors, monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes.

 

Disposez-vous de chiffres plus récents que ceux repris dans l'étude commandée par l'Union européenne en 2015 et qui s'intéressait à la proportion de miel adultéré se trouvant dans les rayons de nos supermarchés? À quels contrôles obligatoires les miels vendus en Belgique sont-ils soumis? Quelles sont les techniques utilisées pour ces contrôles? À quelles sanctions s’exposent les entreprises qui produisent et distribuent des miels non conformes? Combien de sanctions de ce type ont-elles été prises en Belgique lors des dix dernières années? Quelles démarches avez-vous entreprises pour améliorer l’étiquetage du miel? Je pense notamment à l’indication de sa provenance.

 

01.02  Denis Ducarme, ministre: Madame la présidente, madame de Laveleye, je vais vous répondre dans le détail. Tout d'abord, je dois vous avouer que, pour une nouvelle parlementaire, vos questions sont très fouillées. Moi qui siège depuis plus de quinze ans au Parlement, je me permettrai de vous encourager à poursuivre votre approche approfondie des dossiers. 

 

Tout en vous remerciant sincèrement de votre question, je dois cependant vous préciser qu'elle ne relève pas vraiment de mes attributions et je vais vous en expliquer la raison. Je suis le ministre qui exerce la tutelle sur l'Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire. Or, s'agissant du miel adultéré et donc frauduleux, nous nous situons plutôt dans le champ d'action de l'Inspection économique, qui ressortit aux compétences de ma collègue Nathalie Muylle. Je vous invite donc à lui adresser votre question.

 

Vous savez que je suis très attentif au miel, à la santé des abeilles et, de manière générale, à l'apiculture. Même si ce volet ne relève pas de mes attributions, j'ai fourni un effort en vue de vous apporter quelques éclaircissements.

 

Les acteurs économiques qui mettent le miel sur le marché doivent se conformer aux règles de l'arrêté royal du 19 mars 2004 et du règlement européen n° 1169/2011 (FIC). Le respect de ces dispositions est contrôlé par l'Inspection économique. Seules les exigences en matière de santé publique sont du ressort de l'AFSCA.

 

Les sanctions prévues pour des infractions aux différentes réglementations précitées sont prévues au livre XV du Code de droit économique. C'est une sanction pénale de niveau 2 ou de niveau 3 en cas de mauvaise foi (aggravation de la faute).

 

L'Inspection économique a, depuis dix ans, prélevé cent douze échantillons dans le cadre du contrôle de la qualité du miel et dressé huit procès-verbaux, surtout pendant la période de 2015 à 2019. Un cas de retrait du marché a même été effectué par ce service.

 

J'en reviens à mon introduction: on ne peut qu'encourager l'Inspection économique à aller de l'avant en la matière. Je pense qu'une question sur ce point adressée à la ministre compétente serait clairement utile. Je vous encourage à déposer cette question.

 

01.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

J'ai envoyé la même question à Mme Muylle, sous forme de question écrite. J'attends toujours la réponse. Il est intéressant de voir comment les contrôles sont opérés. Nous partirons de la réponse de Mme Muylle, en complément de la vôtre, pour voir comment nous pouvons avancer pour protéger nos producteurs et nos consommateurs. Nous reviendrons au Parlement pour essayer d'améliorer cela. Je pense que c'est dans l'intérêt de tout le monde.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Barbara Creemers aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "Chloorpyrifos" (55001653C)

02 Question de Barbara Creemers à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "Le chlorpyrifos" (55001653C)

 

02.01  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, deze vraag werd eerst schriftelijk ingediend en werd herhaald als mondelinge vraag, omdat de schriftelijke is blijven liggen. Gisterenavond heb ik een uitvoerig antwoord gekregen, waarvoor dank. Ik zou nog wel enkele opmerkingen willen maken bij de antwoorden die ik heb gekregen.

 

Uiteraard ben ik blij te lezen dat chloorpyrifos sinds vorig jaar niet meer mag worden verkocht en vanaf einde deze maand ook niet meer mag worden gebruikt in ons land. Ik ben daar heel erg blij mee. Ik ben ook blij te zien dat de residu's die we vinden, telkens dalen. De laatste cijfers zeggen dat in nog 1,8 % van de gevallen chloorpyrifos wordt teruggevonden. Ik vind dat veel als men weet dat ook een heel kleine dosis chloorpyrifos nog schadelijk is. We moeten daar dus waakzaam voor blijven, zeker als het over import gaat. Tot daar die opmerking.

 

Ik maakte mij nog een andere bedenking. Als het EFSA nu over duidelijke studies beschikt dat dit schadelijk is,  roep ik ertoe op om in de toekomst meer aan het voorzorgsprincipe te werken. 

 

Ik heb nog drie concrete vragen.

 

Als ik naar de studies van de residu's kijk, zie ik op geen enkele manier berekend wat het cocktail­effect zou kunnen veroorzaken. Zijn er studies uitgevoerd over hoe de residu's van de verschil­lende pesticiden invloed kunnen hebben? Worden die bij elkaar opgeteld?

 

Ik ben heel blij te lezen dat er een adviseur biopesticiden aan de slag is. Adviseert die enkel inzake biopesticiden of ook inzake natuurlijke vijanden, resistente variëteiten, rotatie en dergelijke? Het is immers heel belangrijk om niet enkel de switch te maken naar biopesticiden, maar ook naar puur natuurlijke middelen.

 

Ten slotte heel veel dank voor de inspanningen om de herbiciden niet meer toegankelijk te maken voor particulieren. Worden er ook stappen gezet om de landbouw en het professioneel gebruik in het algemeen af te schermen van de herbiciden, om zo de landbouw voor te bereiden op de toekomst?

 

Dat waren nog enkele bijkomende vragen. Ik besef dat het moeilijk is om daar nu meteen op te antwoorden, omdat ze ook pas vannacht werden bedacht.

 

02.02  Denis Ducarme, ministre: Vous m'avez posé une question sur ce point important. La réponse comptait vingt pages. C'est pour cela que je vous ai proposé de transformer cette question en question écrite. Vous avez déjà reçu les vingt pages de réponse. Je préférais naturellement vous les transmettre par écrit. Je vous avoue que vos questions ont généré énormément de travail, tant elles étaient détaillées. Je ne me voyais pas vous détailler ces vingt pages ici en commission.

 

Si vous avez des questions complémentaires sur le même sujet ou sur la question des biopesticides, je vous invite à redéposer une question.

 

02.03  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De heer Gilissen is nog niet aanwezig, dus wij stellen zijn vraag nr. 55001751C even uit.

 

03 Samengevoegde vragen van

- Frieda Gijbels aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "Het H3N1-virus" (55001766C)

- Leen Dierick aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "De vergoedingsregeling in het kader van de bestrijding van het influenzavirus type H3" (55002447C)

03 Questions jointes de

- Frieda Gijbels à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "Le virus H3N1" (55001766C)

- Leen Dierick à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "Le dispositif d'indemnisation dans le cadre de la lutte contre le virus de l'influenza de type H3" (55002447C)

 

03.01  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, begin juli heb ik u al een schriftelijke vraag gesteld over het H3N1-virus. Ik wacht nog altijd op een antwoord. Het virus heeft de pluimveebedrijven in West-Vlaanderen zwaar geteisterd. Ondertussen is er een en ander veranderd. Ik heb dan ook in november een bijkomende vraag ingediend, waarop ik vandaag hopelijk een antwoord zal krijgen.

 

In de periode april-juli 2019 werden 82 pluimvee­bedrijven getroffen door het laag­pathogene griepvirus H3N1. Een grote groep pluimvee­houders heeft dan beslist om zijn stallen te ruimen om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan. Het ging om 57 bedrijven. Een bevel tot slachten kwam er vanwege de overheid pas met het KB van 4 juli 2019. Dat werd op 11 juli gepubliceerd, waardoor nog eens 25 pluimvee­bedrijven hun dieren moesten ruimen.

 

Aanvankelijk werd er niet in een vergoeding voorzien voor de pluimveehouders omdat het virus niet erkend werd door de Wereldorganisatie voor Diergezondheid. Na aandringen gaf de Europese Commissie toch groen licht om de pluimvee­houders te vergoeden, maar alleen diegenen die gewacht hadden tot het bevel tot slachten was uitgevaardigd.

 

Voor degenen die hun stallen al preventief hadden geruimd in een poging om het virus tijdig in te dijken, was er blijkbaar geen vergoeding mogelijk omdat die in strijd zou zijn met de Europese regels voor staatssteun.  Net die landbouwers die hun verantwoordelijkheid hebben genomen, worden daarvoor dus gestraft. De Vlaamse regering heeft beslist om ook die groep pluimveehouders te vergoeden. Het zou gaan om meer dan 2,5 miljoen dieren die al geruimd werden en waarvoor de federale regering geen vergoeding kon geven.

 

Mijnheer de minister, was het niet logischer geweest dat de federale overheid die bedrijven zou vergoeden aangezien het gaat om de economische gevolgen van een dierenziekte?

 

Hoe groot is de economische schade binnen de sector sinds het H3N1-virus er is opgedoken?

 

U gaf recentelijk aan dat het FAVV een epidemiologisch onderzoek zou uitvoeren. Wat is de stand van zaken van dat onderzoek?

 

03.02 Minister Denis Ducarme: Mevrouw Gijbels, zoals u zegt, maakt het H3-virus geen deel uit van de ziekten, erkend door de OIE. Bijgevolg zouden zonder mijn interventie bij de Europese Commissie de pluimveehouders die getroffen werden door de epidemie door het H3-virus geen euro ontvangen hebben.

 

Ik heb heel krachtig moeten pleiten om de dieren van de besmette bedrijven op te ruimen met ondersteuning van de overheid en het Sanitair Fonds.

 

De Europese Commissie beschouwde dergelijke ondersteuning aanvankelijk als een overheids­interventie die niet toegelaten was volgens het Europees recht, zoals gezegd omdat dit virus niet op de lijst stond van de door de OIE erkende dierziekten. Ik heb de Commissie toen gevraagd andere juridische pistes te onderzoeken. Dankzij deze demarche werd van de Commissie een principe­akkoord verkregen over de vergoeding van de veehouders die onderworpen werden aan een beslissing tot slachten.

 

Ik heb de Europese Commissie trouwens in deze zin geïnterpelleerd. Ik heb uiteindelijk groen licht gekregen van de Commissie, maar pas op 4 juli 2019. De operatoren die vanaf 4 juli 2019 overgegaan zijn tot slachten zullen gecompen­seerd kunnen worden door het Sanitair Fonds. Voor de anderen bleef de Commissie vasthouden aan haar interpretatie, ondanks meerdere vergaderingen die op mijn initiatief werden georganiseerd met mijn Waalse en Vlaamse collega's, op 11 juni, 25 juni en 15 juli 2019.

 

De Commissie herhaalde meerdere keren dat het Europese juridisch kader inzake staatssteun niet toeliet de veehouders te vergoeden die hun dieren geruimd hadden voor de beslissing tot slachten van de federale overheid. De Commissie heeft er eveneens herhaaldelijk op gewezen dat deze veehouders een vergoeding voor economische leegstand konden krijgen, of een vergoeding voor herbevolking. De financiering daarvan viel dan onder de exclusieve bevoegdheid van de Gewesten. Het goede nieuws is dat het Vlaamse Gewest nu de sector helpt.

 

De sector werd zwaar getroffen door het opduiken van het aviaire H3N1-influenzavirus. Ik ben mij daarvan volledig bewust. De economische schade is uiteenlopend van aard. Ik denk hier aan de ontvolking van de stallen door slachtopruiming, leegstand, herbevolking, maar ook de impact op de verkoop en de export.

 

Het epidemiologisch onderzoek naar het H3N1-virus wordt uitgevoerd door de wetenschappelijke instelling Sciensano. Dit onderzoek is nog niet afgerond. Het gaat om een zeer complex en tijdrovend onderzoek dat niet alleen de gegevens van de getroffen pluimveebedrijven, maar ook de weersomstandigheden en de contacten waardoor het virus werd verspreid moet analyseren.

 

Er hebben zich sinds half juli geen nieuwe besmettingen voorgedaan. De teller van het aantal besmette bedrijven blijft dus staan op 82.

 

Er zijn 23 bedrijven die een beroep hebben gedaan op de vergoedingsregeling. Er wordt 3.555.135,12 euro uitgekeerd door het Dier­gezondheids­fonds. Ook wordt door mijn administratie het ontwerp van KB voorbereid om de 82 bedrijven die door het H3N1-virus werden getroffen vrij te stellen van de verplichte bijdragen 2019 aan het Diergezondheidsfonds.

 

03.03  Frieda Gijbels (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik apprecieer zeker uw interventie in het dossier. Ze heeft een en ander in beweging kunnen zetten.

 

Niettemin blijft het jammer dat tot nu toe slechts ongeveer 10 % van de kosten voor de pluimvee­houders is gedekt. Bovendien mogen wij een pervers effect verwachten. Wanneer pluimveehouders hebben gemerkt dat zij voor hun preventieve acties niet zijn beloond, zullen zij in het vervolg afwachten tot er een opdracht tot ruimen komt waardoor de schade nog groter zal worden. Het is dus nog altijd jammer dat de federale overheid geen mogelijkheid ziet om nog meer tussenbeide te komen voor de betrokkenen, die toch met de beste bedoelingen hebben gehandeld.

 

Ik heb niet precies gehoord hoe groot de economische schade is. Ik veronderstel dat wij de cijfers nog zullen krijgen.

 

Voorts wachten wij het bekendmaken van het onderzoek van Sciensano af. Ik veronderstel dat de resultaten hier in de commissie zullen worden medegedeeld.

 

03.04 Minister Denis Ducarme: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Gijbels, ik wil u er toch aan herinneren dat zonder de vele vergaderingen met de deelstaten en zonder mijn aandringen bij Europees commissaris Hogan er geen geld van de Europese Commissie zou gekomen zijn.

 

Le fédéral a vraiment fait tout ce qu'il pouvait. Je dois même vous dire que, s'il y a eu une ouverture sur ce dossier, c'est grâce à notre relation de travail avec le commissaire Hogan, sans cela la Commission, elle, restait très fermée à une indemnisation. C'est donc un petit miracle qui s'est passé. Mais je sais que, même si c'est un petit miracle, pour les éleveurs confrontés à la problématique, ce n'est pas assez.

 

03.05  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, gelet op het feit dat het hoogpathogene H5N8-virus op komst is, is het van groot belang om goed te communiceren met de pluimveehouders, zodat er tijdig maatregelen kunnen worden genomen. Zo kan men een nieuw drama vermijden. Ik kom in een volgende vraag terug op die kwestie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Séverine de Laveleye à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "La farine vendue en vrac" (55002138C)

04 Vraag van Séverine de Laveleye aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "De verkoop van meel in bulk" (55002138C)

 

04.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous informe que j'ai également interrogé votre collègue, Mme Muylle, afin d'obtenir des précisions quant à l'aspect commercial. En effet, il n'est pas toujours facile de bien identifier le ministre compétent pour répondre aux différentes questions. De plus, cette matière justifie, selon moi, un travail collectif. 

 

Pour en revenir à ma question, suivant un arrêté royal de 1985, pour être mise sur le marché, la farine doit être préemballée. Or, depuis plusieurs années, on assiste à un mouvement de ventes en vrac qui correspond à des attentes de plus en plus importantes des consommateurs, notamment pour diminuer le plus drastiquement possible leurs déchets.

 

Monsieur le ministre, comment cette disposition doit-elle être interprétée pour la vente en vrac de farine? Celle-ci peut-elle être vendue dans des silos ou des bacs avec des pelles? Du point de vue de la santé publique, quel est l'avis de l'AFSCA quant à l'autorisation de la vente en vrac de farine?

 

04.02  Denis Ducarme, ministre: Madame la présidente, madame de Laveleye, je dois vous dire que, pour ce qui me concerne, j'achète une partie de mes produits de consommation en vrac. C'est notamment le cas de fruits secs que j'apprécie tout particulièrement. Je procède de cette manière car il s'agit d'une nouvelle niche pour un certain nombre d'indépendants. Or, je suis aussi ministre des Indépendants.

 

Quoi qu'il en soit, de nouveaux magasins voient le jour. Au-delà des impératifs en termes de diminution des emballages, il s'agit d'une bonne chose. Cependant, certains produits nécessitent un emballage.

 

Comme vous l'avez rappelé, vous avez aussi adressé votre question à Mme Muylle, ce que je comprends dans la mesure où il s'agit d'une thématique qui relève également des attributions de cette dernière.

 

S'agissant des farines, l'arrêté royal du 2 septembre 1985, qui ne relève pas de mes attributions, prévoit que les farines destinées à la livraison directe aux consommateurs ne peuvent être commercialisées que sous une forme préemballée. La vente de farines en vrac n'est donc pas autorisée, même dans des silos ou des bacs avec des pelles. Les farines doivent être conditionnées dans des unités d'emballage qui seront vendues telles quelles aux consomma­teurs.

 

L'AFSCA soutient l'interdiction de vente de farine en vrac pour des raisons sanitaires. La farine est une matière qui peut s'humidifier au contact de l'air et constituer un milieu propice à la croissance de moisissures et à la production possible de mycotoxines. Les farines peuvent en outre aisément se retrouver au sol ou sur d'autres surfaces, ce qui peut parfois attirer des nuisibles tels que des insectes ou des rongeurs, et occasionner des contaminations croisées avec d'autres denrées vendues également en vrac. En outre, les personnes allergiques aux céréales ou intolérantes au gluten pourraient également être soumises à un risque accru d'exposition.

 

Je pense que nous devons autant que possible encourager la diminution des emballages mais, à l'heure actuelle, un certain nombre de produits doivent être vendus, pour des raisons sanitaires et de sécurité du consommateur, sous forme préemballée et conditionnée. Voilà l'avis rendu par les experts de l'AFSCA à ce sujet.

 

04.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

J'entends les éléments de santé pour les consommateurs et ceci constitue une bonne base pour poursuivre le dialogue avec les acteurs du vrac. Il faut pouvoir permettre l'essor de ces nouveaux entrepreneurs de la consommation tout en restant dans des conditions optimales pour la santé des consommateurs.

 

04.04  Denis Ducarme, ministre: Je suis tout à fait ouvert au dialogue et je suis prêt à rencontrer les acteurs du secteur.

 

04.05  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Merci, je pense qu'ils sont en contact avec le cabinet de Mme Muylle. Nous renverrons la réponse, merci.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Questions jointes de

- Séverine de Laveleye à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "L'huile d’olive vendue en quantité à la demande" (55002140C)

- Barbara Creemers à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "La vente d'huile d'olive en vrac" (55002862C)

05 Samengevoegde vragen van

- Séverine de Laveleye aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "De verkoop van olijfolie in een gewenste hoeveelheid" (55002140C)

- Barbara Creemers aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "De losse verkoop van olijfolie" (55002862C)

 

05.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, nous restons entre deux domaines de compétences, entre celui de Mme Muylle et le vôtre.

 

Une règle européenne interdit la vente d'huile d'olive en vrac. Or il semblerait qu'une solution existe. Les personnes qui travaillent dans la vente en vrac nous renvoient qu'en France, les autorités ont mis au point le principe suivant: les commerces de détail qui souhaitent distribuer en vrac de l’huile d’olive, sous forme extra vierge, ont l’obligation de procéder à une "déclaration préa­lable de conditionneur" auprès d’un organisme qui, chez eux, s'appelle France­Agrimer. La Commission européenne confirme que cette solution est conforme au Règlement européen sur l’huile d’olive.

 

Monsieur le ministre, avez-vous travaillé à cette question avec vos administrations, notamment en termes de coûts sur la santé et de protection des consommateurs? D'après l'AFSCA, y a-t-il un risque pour la santé humaine? Cette question vous intéresse évidemment tout particulièrement. La solution française pourrait-elle être transposée à la Belgique?

 

05.02  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, collega de Laveleye verwijst naar Frankrijk, omdat er daar een oplossing blijkt te zijn voor olijfolie die los verkocht kan worden. Ik vraag mij af of u voorbeelden van andere Europese landen hebt waar dat wel kan.

 

Mijn tweede vraag is daarnet al voor een stuk beantwoord door uw verklaring dat sommige producten al dan niet los verkocht kunnen worden. In het licht van sanitaire veiligheid en voedselveiligheid rijst wel de vraag waarom ik op de markt wel mijn fles kan meebrengen om met verse melk te laten vullen, terwijl ik in een verpakkingsvrije winkel niet een eigen fles met olijfolie mag vullen. Navraag daarover leert mij dat de oorzaak kan liggen in het feit dat er met de olijfolie gefraudeerd kan worden, bijvoorbeeld door zonnebloemolie toe te voegen.

 

Echter, in België kan er blijkbaar olie verkocht worden die tot 49 % zonnebloemolie bevat, waarbij het etiket toch 'olijfolie' als opschrift mag dragen. Is dat conform de regels of dienen er op dat vlak aanpassingen te gebeuren?

 

05.03  Denis Ducarme, ministre: Vous parliez des territoires. En effet, c'est une question qui porte davantage sur les attributions de ma collègue Mme Muylle, ministre en charge de l'Économie. Je pourrais, sur la base du partage des compétences, strictement renvoyer systématique­ment ces questions à ma collègue. Si je ne le fais pas, c'est parce que je ne veux pas manquer de respect à la commission et aux parlementaires que vous êtes. Mais le fait de répondre me met quelque peu en difficulté. Je suis donc prudent.

 

Selon la réglementation européenne en vigueur, il est effet interdit de vendre de l'huile d'olive autrement que sous une forme préemballée. C'est le premier point. Cette mesure a été introduite afin de garantir l'authenticité et la qualité de l'huile d'olive vendue. Pour pouvoir vendre de l'huile en vrac, une modification du Règlement européen s'imposerait.

 

Pour la vente d'huile d'olive à la demande, l'Inspection économique, chargée, comme vous le savez, de différentes missions au sein du SPF Économie, nous a communiqué qu'il existait effectivement une demande du secteur de la vente en vrac concernant ce type d'activité commerciale. L'Inspection économique a procédé à une première analyse. Vous voyez que je veux coller au texte et à la réponse de l'Inspection économique, étant donné que la question ne relève pas strictement de mes compétences.

 

Elle a aussi pris contact avec les autorités françaises, conformément à la réglementation européenne. C'est important pour votre question. Les autorités françaises ont indiqué que la vente en vrac était également interdite sur le territoire français. Il n'existe donc pas en France de possibilité pour les consommateurs français de procéder à un remplissage.

 

On doit cependant apporter une nuance. Les vendeurs accrédités peuvent procéder eux-mêmes au remplissage. Qui sont ces vendeurs accrédités? Ce sont les producteurs. Donc, ce sont les producteurs qui peuvent vendre en vrac dans le système français. Ils peuvent procéder eux-mêmes à un préemballage à la condition de disposer d'un agrément officiel en tant que "conditionneur final" d'huile d'olive.

 

On ne sait donc pas dans quelle mesure les ventes d'huile d'olive en vrac ont lieu dans les autres pays européens. A priori, ce n'est pas autorisé par la réglementation européenne, comme je l'ai indiqué. On a une spécificité française qui ne contrevient pas au Règlement européen qui semble simplement l'interpréter de manière plus souple, tant que c'est le producteur qui conditionne et vend en vrac.

 

De Europese wetgeving legt regels op voor de etikettering van mengsels van plantaardige oliën. Wanneer aan de hand van woorden, beelden of grafische voorstellingen de aanwezigheid van olijfolie in een mengsel van olijfolie met een andere plantaardige olie in de etikettering wordt aangegeven, los van de ingrediëntenlijst, moet het mengsel de benaming "mengsel van plantaardige olie en olijfolie" krijgen, onmiddellijk gevolgd door het percentage olijfolie in het mengsel. Bovendien dient de ingrediëntenlijst verplicht de specifieke plantaardige oorsprong van de oliën te vermelden.

 

05.04  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, il est malgré tout intéressant d'entendre votre réponse. Vous êtes très clair sur le fait que ce ne sont pas vos compétences. Cela implique que pour ce produit, il n'y a pas d'enjeu en termes de santé identifié par l'AFSCA. Parfois, il y a à la fois des enjeux de santé et des enjeux plus techniques ou commerciaux. D'après ce que j'entends dans votre réponse, il n'y a pas d'enjeu par rapport à la santé des consommateurs dans ce cas-ci.

 

Cela nous permet d'avancer au niveau plus technique avec Mme Muylle ou avec le futur gouvernement sur ces enjeux. Nous pensons que cela répond malgré tout à des besoins de ces nouveaux entrepreneurs du vrac et à des besoins des consommateurs. Je pense que nous pourrions faire preuve d'un peu de créativité pour avancer sur ces questions.

 

05.05  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik heb nog twee bijkomende vragen.

 

Ten eerste, het is in België wel toegestaan om een kruid of een aroma aan olijfolie toe te voegen, zoals bij Oil & Vinegar gebeurt. Is er een verschil in risico voor de volksgezondheid als er een aroma aan de olijfolie wordt toegevoegd? Misschien moet ik die vraag ook nog eens schriftelijk indienen? Het voelt heel raar dat ik bij Oil & Vinegar olijfolie in mijn eigen flesje mag kopen waaraan rozemarijn wordt toegevoegd en dat ik dit niet bij een andere distributeur mag doen. Ik vroeg mij gewoon af waar het verschil in wetgeving zit. Misschien moet ik dit ook eens aan minister Muylle vragen? Ik vroeg mij af of er een verschil is bij controles van het FAVV.

 

Ten tweede, de etiketten moeten in België ook altijd in onze landstalen worden opgesteld. Ik vroeg mij af of daarop een verscherpte controle kan worden ingelast. Het gebeurt immers dat er olijfolie wordt gemengd met andere mengsels van plantaardige olie. Ik ben blij te horen dat het verplicht is om dit op de etiketten te vermelden. Ik vroeg mij af, maar dit zal waarschijnlijk ook een vraag zijn voor de commissie voor Economie, of daarop extra kan worden gelet? Kunnen wij daarover verslagen opvragen om te zien of dit al dan niet vaak gebeurt? Kunnen de etiketten extra worden gecontroleerd omdat ze toch moeten worden aangepast naar de Belgische landstalen?

 

Alvast bedankt voor uw antwoorden.

 

05.06  Denis Ducarme, ministre: Je me tiens évidemment à votre disposition. Toutefois, comme je vous l'ai dit, je ne peux pas donner de réponse au sujet de matières qui ne relèvent pas de mes compétences. Mais je reste à votre disposition pour répondre aux questions d'ordre strictement sanitaire et ayant trait à la sécurité alimentaire.

 

Je ne souhaite pas improviser une réponse au sujet du vinaigre, par exemple, mais je ne veux pas non plus être fermé. Ce faisant, si vous souhaitez obtenir des précisions à ce sujet, je pourrai vous les communiquer assez rapidement.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Questions jointes de

- Séverine de Laveleye à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "Les normes de contamination à la listeria chez les petits producteurs" (55002142C)

- Séverine de Laveleye à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "L'étude sur la prolifération de la listeria dans les fromages produits par les producteurs fermiers" (55002423C)

- Barbara Creemers à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "Le suivi des résultats dans le cadre des contaminations à la listéria" (55002860C)

- Séverine de Laveleye à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "L'interception par l'AFSCA de viande contaminée à la listeria en 2017" (55002295C)

06 Samengevoegde vragen van

- Séverine de Laveleye aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "De normen voor kleine producenten op het vlak van listeriabesmetting" (55002142C)

- Séverine de Laveleye aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "De studie over de groei van listeria in kazen die door hoeveproducenten geproduceerd worden" (55002423C)

- Barbara Creemers aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "De opvolging van de resultaten in het kader van de listeriabesmettingen" (55002860C)

- Séverine de Laveleye aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "Het onderscheppen van met listeria besmet vlees door het FAVV in 2017" (55002295C)

 

06.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'ai trois questions jointes sur le thème de la listeria. Deux sont très proches car elles concernent le fromage. La troisième aborde, quant à elle, un thème différent.

 

Monsieur le ministre, nous avons connu un nouvel épisode problématique pour un fromager artisanal, la Bergerie des Fauves Laineux. Celui-ci s’est vu contraint par l’AFSCA de détruire des lots de fromage au lait cru contaminés faiblement à la listeria. Le seuil découvert était en dessous de 10 unités par 25 grammes. Or, à d’autres stades de la chaîne alimentaire, des niveaux plus élevés de listeria sont autorisés. Dans la distribution, le seuil est à 100 unités par 25 grammes.

 

Cette affaire remet à nouveau à l’ordre du jour la question d’un cadre spécifique pour les petits agriculteurs et leur accompagnement, surtout quand il s'agit de fromage. Cela fera l'objet de ma question suivante.

 

Monsieur le ministre, où en est le déploiement de la cellule de vulgarisation et d'accompagnement des petits producteurs mise en place en Belgique depuis quelques années? A-t-elle pu travailler à des assouplissements pour les petits producteurs depuis 2015? Qu’en est-il des résultats des recherches financées (challenge tests) sur le développement de la listeria? Au niveau scientifique, il y a sûrement beaucoup de choses à apprendre à ce niveau-là. Dans le cadre des politiques de l'AFSCA, quelle intégration est-elle faite du Guide de bonnes pratiques d'hygiène européen pour la production de fromages et produits laitiers artisanaux, publié à l’initiative de FACEnetwork, le réseau européen des producteurs laitiers et artisans fromagers, et validé par la Commission européenne?

 

Madame la présidente, j'enchaîne sur ma question suivante qui présente un lien direct.

 

Monsieur le ministre, une étude a été réalisée au niveau belge entre 2017 et 2019 par le Consortium Gembloux Agro-Bio Tech Université de Liège et d'autres partenaires. Cette étude donne une base scientifique afin d’adapter la réglementation de l'AFSCA à la réalité des petits producteurs actifs dans le secteur alimentaire, notamment lié au lait cru.

 

Cette étude s'est penchée sur le développement de la listeria au sein de trois familles de fromages: les fromages frais, les fromages à pâte molle et les fromages à pâte dure et mi-dure. Les conclusions disent que, pour les fromages frais, les niveaux du pathogène ont systématiquement diminué au cours des expérimentations. Les risques liés à la présence de la listeria au sein de ce type de produit semblent donc limités.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous clarifier ce qui est ici désigné comme "fromages produits par les producteurs fermiers"? S’agit-il bien uniquement de fromages au lait cru? Les termes utilisés ne sont pas toujours les mêmes et cela complique les choses quand on n'est pas producteur de fromages. Où en est le processus de remise d’avis de l’AFSCA sur la base de cette étude?

 

Quand sera-t-il rendu? À ce stade, que pouvez-vous dire du contenu de cet avis? L'AFSCA envisage-t-elle un système de dérogations par rapport aux seuils autorisés pour certains produits? Ou envisage-t-elle de revoir ses analyses des risques et de fournir des seuils différenciés pour certains produits?

 

Madame la présidente, j'en viens, à présent, à ma troisième question, qui concerne la viande. Il s'agit d'un succès de l'AFSCA. Nous pouvons le souligner. On pourrait croire que nous sommes sur le dos de l'AFSCA. Ici, au contraire, il s'agit d'un épisode positif. C'est ancien, mais c'est sorti dans la presse récemment.

 

Monsieur le ministre, l'AFSCA aurait intercepté 3,4 tonnes de viande contaminée à la listeria, destinée à la Belgique, en provenance d'une entre­prise espagnole. L'AFSCA a pu la trouver, ce qui nous a mis en sécurité par rapport à un vrai problème de santé publique.

 

Y a-t-il, à ce stade, des raisons de penser que cette affaire soit en lien avec M. Fasen, ce Néerlandais ayant vécu dans la province d’Anvers et ayant des liens avec le scandale de la viande de cheval?

 

Que pouvez-vous nous dire de ce délai de 23 jours entre l’envoi de la viande et son interception par les inspecteurs de l’AFSCA ? Est-ce un délai habituel? Cette question n'est pas sarcastique. Est-ce le fonctionnement normal? Cette viande a-t-elle été interceptée par hasard ou cela montre-t-il vraiment la diligence de l'AFSCA ?

 

Enfin, cette affaire nourrit-elle votre réflexion, comme ministre de tutelle, sur les limites de l’importation de viande industrielle? Beaucoup de producteurs locaux sont très bien contrôlés par l'AFSCA. Cela a-t-il un impact sur notre vision de l'agriculture belge?

 

06.02  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik heb nog een bijkomende vraag over de opvolging van de listeriabesmetting in oktober 2019. Ik heb daarop intussen ook een schriftelijk antwoord gekregen, waaruit ik kan afleiden dat de monsters die in beslag worden genomen, nadat een risico wordt vastgesteld, niet meer door het FAVV worden geanalyseerd.

 

Is het de normale gang van zaken dat ze automatisch niet worden gecontroleerd? Dan weten we immers niet of het wel terecht was dat ze uit de handel werden genomen.

 

06.03  Denis Ducarme, ministre: Chères collègues, la listeria est une bactérie extrêmement dangereuse, à laquelle les représentants politiques, l'AFSCA et les producteurs font très attention. En 2018, il y a eu 2 549 cas de listériose notifiés à travers l'Union européenne et cela a provoqué le décès de 229 personnes.

 

Il s'agit d'avoir un équilibre entre le nécessaire essor des produits du terroir, notamment les fromages, et le fait d'assurer la santé des consommateurs. Le danger est réel et les règles en la matière permettent de protéger tous les consommateurs, en particulier les groupes à risques, notamment les enfants et les personnes âgées. Il est clair que nous sommes performants en Belgique par rapport à d'autres pays.

 

Vous avez donné l'exemple d'un fromager et, au stade de la production, la tolérance zéro est de rigueur vu que les fromages sont des produits vivants, qui évoluent jusqu'à la date limite de consommation. Si, à l'étape de la production, il y a déjà une présence, même faible, elle va augmenter et dépasser les seuils et va devenir un danger. Nous sommes donc beaucoup plus stricts maintenant.

 

L'incident survenu voici quelques années chez M. Munnix a révélé la nature des difficultés vécues par les petits producteurs, mais n'est heureuse­ment pas resté lettre morte. C'est pourquoi je poursuis mon travail avec l'AFSCA sur cette question. L'Agence a financé sur ses fonds propres une étude relative à la croissance de la listeria monocytogène dans les fromages fabriqués à la ferme. Elle a reçu ensuite cette étude. S'est-elle limitée à en tirer les conclusions? Non. Comme vous le savez, le document a été transmis à un comité scientifique qui devra rendre un avis au mois de mars. Sur cette base, des adaptations éventuelles visant un assouplisse­ment des critères à appliquer à la listeria monocytogène sont possibles. Nous nous en chargerons, si nécessaire.

 

Dans votre question, vous évoquez le soutien à apporter aux petits producteurs. Cet aspect fut prioritaire sous la précédente législature, puisque nous avions mis en place une cellule de soutien à cet effet. En 2018, selon des chiffres qui m'ont été communiqués, 200 exploitations agricoles en phase de diversification ont été accompagnées. Les formateurs de l'AFSCA travaillent également en étroite collaboration – car il importe que des synergies s'établissent – avec des associations telles que DiversiFERM en Wallonie.

 

De même, tout un travail a été accompli autour de la question des bonnes pratiques. C'est ainsi qu'un guide d'hygiène destiné aux petits producteurs au sein de l'Union européenne a été élaboré. Le secteur belge avait déjà, pour sa part, rédigé un manuel d'autocontrôle pour les produits laitiers fabriqués à la ferme, lequel fut approuvé par l'AFSCA.

 

Les adaptations de ce guide sont produites en étroite concertation avec le secteur et les producteurs fermiers sont évidemment tenus d'appliquer les bonnes pratiques d'hygiène et de mettre en oeuvre une version assouplie des procédures basées sur le système HACCP. On attend donc avec impatience l'avis rendu par le comité. D'une part, il nous permettra d'avancer concrètement, en garantissant le développement de ces produits, qui font aussi notre identité, le plaisir du consommateur et la capacité de développement des opérateurs. Ceux-ci sont obligés de passer par ce biais aujourd'hui. En effet, un agriculteur qui ne se diversifie pas connaît des problèmes à court ou à moyen terme. D'autre part, il est nécessaire de garantir la sécurité du consommateur.

 

Je vais répondre à votre deuxième question, madame de Laveleye. Est-ce bien ainsi que cela se prononce? Je ne voudrais pas écorcher votre nom.

 

06.04  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Tout à fait.

 

06.05  Denis Ducarme, ministre: Je vous remercie d'emblée pour vos propos, car on est parfois très critiques par rapport à l'AFSCA. On en reparlera bientôt, madame la présidente, lorsque nous aurons le rapport final du FAI sur les audits. Mais nous avons une des meilleures agences d'Europe. Sachez en effet que bon nombre d'agences étrangères viennent demander des conseils à l'AFSCA sur son fonctionnement. C'est quelque chose que je voulais dire depuis longtemps et j'en profite, ici, pour l'exprimer. On découvre beaucoup de choses, mais c'est aussi parce qu'on contrôle beaucoup. Et on contrôle parfois plus que dans certains pays proches sur le plan européen. C'est aussi lié au fait que nous travaillons sur un territoire moins grand que d'autres pays.

 

Actuellement, je ne peux pas vous répondre sur le fond dans ce dossier, car il est encore à l'instruction. Voici ce que je peux vous en dire. Je peux saluer le travail de l'AFSCA qui, comme vous l'avez souligné, a permis d'éviter en 2017 un potentiel scandale sanitaire, et, au-delà de celui-ci, d'éviter des impacts sur la consommation. Nous reparlions, il y a un instant, des décès en Europe causés par la listeria, qui se chiffraient à 229.

 

Comme on a pu le constater dans le passé, il faut que la justice travaille davantage avec l'AFSCA et inversement.

Nous avons, d'ailleurs, pu prendre un certain nombre de mesures dans ce cadre. Avec mon collègue, le ministre de la Justice, j'ai réuni le Collège des procureurs généraux et l'AFSCA afin de finaliser un protocole permettant d'augmenter notre niveau de sécurité alimentaire.

 

Madame la présidente, nous discuterons de la question de la collaboration entre la justice et l'AFSCA dans le cadre des débats qui seront organisés sur les audits.

 

Pour en revenir à votre question, dans le cas qui nous occupe, la procédure normale était la destruction.

 

06.06  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Pour ce qui concerne les enjeux liés aux fromages, j'entends qu'un avis rendu sur la base de l'étude du consortium des universités belges est attendu pour mars 2020. Je reviendrai sur cette question en temps opportun.

 

Vous parlez d'une tolérance zéro. Cela renvoie à l'audit de 2018 sur l'AFSCA dont l'une des recommandations encourageait la mise en place d'une approche de contrôle basée davantage sur les risques. Il est ici question de revoir l'analyse des risques en fonction du type de producteurs. C'est, d'ailleurs, ce à quoi contribuera cette étude.

 

J'entends également avec intérêt qu'il est question d'une adaptation éventuelle. Quoi qu'il en soit, il faut veiller à avoir une analyse des risques spécifique et tenant compte des différents producteurs car ces derniers ne sont pas confrontés à la même réalité. Ce n'est pas moi qui vous l'apprendrai, mais ils attendent depuis longtemps qu'il en soit ainsi. L'une des priorités de votre note de politique générale était d'ailleurs d'avancer avec une politique adaptée aux petits producteurs.

 

Même si on ne remet pas en cause les fondements de l'AFSCA, sa compétence et son professionnalisme, des choses doivent être faites pour les petits producteurs belges qui doivent être soutenus. Or, suivant les échos que nous recevons, la Cellule petits producteurs est davantage orientée sur une explication de la législation que sur une volonté de trouver, avec lesdits petits producteurs, des réponses aux besoins des consommateurs en tenant compte de leur réalité.

 

Nous resterons donc attentifs à la question et nous verrons comment faire avancer les choses sur la base des audits, de votre note de politique 2019 et des échos en provenance du terrain.

 

Quoi qu'il en soit, nous sommes ravis à l'idée de rencontrer l'AFSCA d'ici quelques semaines pour travailler sur le fond de la question.

 

06.07  Denis Ducarme, ministre: Je suis d'accord. La Cellule petits producteurs a encore été augmentée récemment d'une personne supplémentaire. Mais il y a une chose: une analyse de risques différente, oui, mais il n'y aura pas une sécurité alimentaire à deux vitesses. Le consommateur est le même, et il doit se voir garantir la sécurité. C'est donc difficile.

 

06.08  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Nous ne voulons évidemment pas d'une sécurité alimentaire à deux vitesses. Mais la notion d'analyse de risques, comme les scientifiques le nourrissent, a pour but de garantir une sécurité totale, mais sur la base de réalités différentes.

 

Nos petits producteurs sont confrontés à beaucoup de difficultés. Ils ne demandent pas de passe-droits. Ils demandent juste que les règles soient conformes à leur réalité de production et à leur réalité économique. J'insiste là-dessus. Je sais que vous en êtes conscient, mais je pense qu'il y a une grande marge d'amélioration. Nous allons continuer ce travail de fond sur base des audits avec l'AFSCA.

 

06.09  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): De rest van de discussie stellen wij uit – ik heb nu geen repliek – aangezien we hierop terugkomen op 4 februari, wanneer we de audit van het FAVV bespreken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Vraag n° 55002292C van mevrouw Dierick is omgezet in een schriftelijke vraag.

 

07 Question de Séverine de Laveleye à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "L'élevage industriel de dindes" (55002296C)

07 Vraag van Séverine de Laveleye aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "De industriële kalkoenenkweek" (55002296C)

 

07.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Voilà, monsieur le ministre, c'est la dernière question de la série. Certaines étaient anciennes, mais nous sommes contents de pouvoir les poser aujourd'hui.

 

À l’approche des fêtes de fin d’année, l’associa­tion Gaia est parvenue à tourner des images chez des éleveurs industriels de dindes dans le nord du pays et les a diffusées. Éleveurs dont Gaia précise qu’elle les a choisis au hasard parmi les 24 élevages industriels de dindes en Belgique. Je ne reviendrai pas sur les images: vous avez vu le documentaire et vous aviez reçu ma question. Elles révèlent des enjeux tant de bien-être animal que de sécurité de la chaîne alimentaire. Ce que nous voyons dans les images est glaçant: le niveau d'hygiène est très problématique, pour ne même pas parler de la souffrance animale.

 

Monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes: à quand remontent les derniers contrôles de l’AFSCA chez les éleveurs qui avaient été ciblés? Quelle a été la réaction de l’AFSCA suite à la diffusion de ces images? Envisagez-vous de mettre en place un mécanisme de contrôles systématiques et réguliers des élevages industriels de viande en Belgique? Merci.

 

07.02  Denis Ducarme, ministre: Je voudrais vous informer très rapidement que nous étions hier au Conseil européen et que la ministre allemande a déposé une proposition (dont nous savions qu'elle la déposerait grâce à nos contacts préalables) que nous nous sommes empressés de soutenir au niveau belge. Elle vise à voir la Commission mettre en place un label européen en faveur du bien-être animal. Cela permettra naturellement de mettre fin, à travers l'Europe, à certains labels qui n'ont pas les mêmes critères etc. Je pense que c'est un message fort que nous pourrons envoyer rapidement. Outre la Belgique, d'autres pays importants tels la France ont soutenu la démarche allemande.

 

J'ai aussi été particulièrement choqué par ces images et pour vous dire la vérité, j'en ai eu connaissance environ deux jours avant qu'elles ne sortent et je me suis empressé de demander à l'AFSCA de procéder à un contrôle au sein de l'élevage incriminé pour ce qui concerne le volet sanitaire. Là encore, vous allez voir que c'est plus compliqué et que l'AFSCA n'est pas en première ligne en la matière.

 

L'Agence n'a pas pu disposer des informations lui permettant d'identifier l'exploitation. Par conséquent, nous avons demandé à l'Agence de contacter les autorités judiciaires afin d'identifier l'exploitation incriminée car nous n'avons pas reçu d'informations dans le chef de Gaia.

 

Concernant le volet "bien-être animal", vous le savez, il s'agit d'une compétence exclusive des Régions. La Région flamande a d'ailleurs annoncé planifier une série de contrôles dans les prochaines semaines – je pense que Ben Weyts s'est exprimé sur le sujet – et il convient de préciser que, lors des contrôles de l'Agence, si l'Agence constate des problèmes de bien-être animal, elle entre directement en contact avec les Régions afin de leur signaler.

 

Un travail commun est effectivement réalisé en la matière, mais chacun fait son travail. Par conséquent, les Régions doivent assumer leur travail en matière de bien-être animal. Avec l'AFSCA, je me concentre sur l'aspect sanitaire, et voici la procédure.

 

Les exploitations de dindes, d'engraissement, sont systématiquement contrôlées à une fréquence déterminée qui est établie selon une analyse de risques, elle-même produite sur une base scientifique et reprise dans le plan d'inspection de l'AFSCA. Cette analyse de risques est évidemment basée sur les domaines qui rentrent dans les compétences de l'Agence, comme je viens de l'indiquer, et non sur les risques liés au bien-être animal qui relèvent des Régions. 

 

En ce qui me concerne, pour la sécurité alimentaire, il faut attirer l'attention sur le fait que les volailles destinées à l'abattoir – et c'est important – doivent être en bonne santé pour pouvoir être présentées dans un abattoir, avec des résultats d'analyse qui portent sur la salmonelle et autres. Toutes les volailles abattues subissent des expertises ante et post-mortem à l'abattoir, afin de s'assurer de leur salubrité pour la consommation humaine. Voilà le travail de l'AFSCA. C'est ce que nous lui demandons de faire et c'est ce qu'elle fait – et non pas du bien-être animal. À l'exception des constats: elle transmet l'information aux Régions, cela va de soi.

 

Pour chaque volaille ou chaque lot de volaille envoyé à l'abattoir, tout éleveur doit fournir à l'exploitant de l'abattoir des informations sur la chaîne alimentaire. À cette fin, l'éleveur doit tenir à jour les données nécessaires dans ses registres d'exploitation. Il faut naturellement l'indiquer. Il faut aussi éviter de mettre tous les éleveurs dans le même sac. Mais je ne dois pas vous le dire car vous le savez. C'est parfois un problème quand des images aussi choquantes passent dans les médias, sur internet ou à la télévision. C'est le problème de la généralisation.

 

On doit naturellement veiller à ne pas mettre tous les éleveurs de volaille dans le même sac, même si – et je vous le dis très clairement –  je pense qu'aujourd'hui, dans notre pays, des questions doivent se poser sur la manière dont on élève les volailles sur le plan industriel. Ces cinq dernières années, plus de deux millions de volailles ont dû être abattues pour des raisons sanitaires. Vous rendez-vous compte? À quoi est-ce lié? Nous en avons beaucoup parlé et nous avons encore des questions ici à l'ordre du jour sur ce problème, sur les maladies sanitaires qui touchent la volaille et les oiseaux. On ne peut pas continuer comme ça! On ne va pas abattre des millions de volailles tous les cinq ans. Il faut aussi se poser la question sur la manière dont on élève. Cela ne conduit-il finalement pas à un certain nombre de problèmes sanitaires qui sont accentués justement du fait de la concentration? Je sais que le secteur y réfléchit et s'en rend compte. Il n'est donc pas fermé et c'est un débat que nous devrons avoir.

 

07.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je ne peux que vous rejoindre sur votre conclusion. Il y a effectivement un souci avec l'élevage industriel de volaille.

 

Là où je reste un peu sur ma faim, c'est que, d'après votre réponse, il n'y aurait que 24 éleva­ges industriels de dindes. Loin de moi l'idée de mettre tout le monde dans le même sac. Cela ne représente donc pas des centaines d'exploitations. L'AFSCA a-t-elle dès lors pu avoir une attention particulière depuis lors. J'entends qu'on ne sait pas identifier où les images ont été prises. Mais, comme il n'y a que 24 élevages, une petite analyse plus approfondie sur la problé­matique des dindes industrielles en Belgique pourrait être faite.

 

Le bien-être animal est un enjeu vraiment important pour nous et, je l'entends, pour vous aussi, même s'il ne nous concerne pas directe­ment dans cette commission. En l'occurrence, il s'agit de problèmes d'hygiène qui, d'après nous, méritent une attention de l'AFSCA.

 

J'entends que le secteur est en train de réfléchir aux enjeux sanitaires de l'élevage industriel. Il faut vraiment avancer. Cela renvoie à mon propos de tout à l'heure, car le recours par l'AFSCA à des analyses de risques adaptées au type d'élevage me paraît vraiment intéressant. En tout cas, je vous remercie pour vos réponses détaillées.

 

07.04  Denis Ducarme, ministre: Madame de Laveleye, je vous rejoins sur certains points, mais je tiens à rappeler que toutes les volailles subissent des expertises ante- et post-mortem afin que soit vérifiée leur salubrité aux fins de consommation humaine. Les derniers chiffres que j'ai consultés à cet égard montraient un taux de conformité extrêmement satisfaisant. 

 

Par ailleurs, nous avons parlé de ne pas mettre tout le monde dans le même sac. Je ne vais pas demander à l'AFSCA de descendre dans les 24 exploitations, au motif que l'une d'entre elles doit probablement être visée par une enquête du bien-être animal – compétence régionale, et ne relevant donc pas de l'AFSCA.

 

07.05  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, vos éclaircissements sont nécessai­res. La situation est très difficile pour les producteurs dont le travail à une plus petite échelle implique plusieurs facteurs: la santé, le bien-être animal, le climat, etc. Ils ont parfois l'impression que les contrôles dont ils font l'objet ne correspondent pas exactement à leur réalité.

 

07.06  Denis Ducarme, ministre: (…)

 

07.07  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): C'est vous qui le dites. En tout cas, l'agriculture comporte de grands enjeux en termes de santé humaine, qui nécessitent des analyses de risques adéquates. Comme nous recevrons l'AFSCA dans quelques semaines, nous pourrons encore y travailler. 

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Kris Verduyckt aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "De gewijzigde Europese regelgeving inzake de bestrijding van bacterievuur" (55002357C)

08 Question de Kris Verduyckt à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "La modification de la règlementation européenne sur la lutte contre le feu bactérien" (55002357C)

 

08.01  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, ik leg u een bezorgdheid voor die vooral in onze provincie Limburg voorkomt. De meerderheid van de aanwezigen hier bestaat uit Limburgers en we zijn dus benieuwd naar uw antwoord.

 

Bacterievuur is een infectie die sedert de jaren '70 veel voorkomt in de Limburgse fruitsector en die door Europa altijd als een quarantaineziekte werd beschouwd. Ik heb begrepen dat dit sinds december niet langer het geval is. Dat betekent dat de wetgeving veranderd is, wat leidt tot bezorgdheid in de sector, zeker wat de export naar China betreft.

 

Nu zou het FAVV niet langer bevoegd zijn voor de controles maar zouden de gemeentebesturen een leidende rol krijgen. Zij kunnen via onder andere de GAS-wetgeving ingrijpen. Daardoor is het probleem op zich natuurlijk niet weg. Het lijkt mij dan ook niet meer dan normaal dat de verschillende overheden in overleg treden.

 

Mijnheer de minister, ik heb hier een drietal vragen over.

 

Ten eerste, kunt u een duidelijk overzicht geven van de huidige rol van het FAVV, nu de Europese wetgeving veranderd is?

 

Ten tweede, hebt u al overleg gehad met uw Vlaamse collega om hierover afspraken te maken? Er moet immers continuïteit zijn in het beleid rond deze infectie.

 

Ten derde, nu de gemeenten meer bevoegdheid krijgen zal er ook nood zijn aan een of andere vorm van ondersteuning. Het gaat immers niet alleen om de fruittelers, ook particulieren kunnen geconfronteerd worden met deze infectie. Het is zeer belangrijk dat zij weten wat er aan de hand is en dat ze dus goed geïnformeerd worden. Heeft de federale overheid initiatieven gepland om de mensen te sensibiliseren of kijkt u daarvoor eerder naar de Vlaamse overheid?

 

08.02 Minister Denis Ducarme: Mijnheer Verduyckt, het FAVV is bevoegd voor het toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen inzake het sanitair beleid voor planten en plantaardige producten. In de praktijk bestaat dit onder andere uit het verrichten van controles om na te gaan of quarantaine­organismen aanwezig zijn in België. Deze controles hebben betrekking op planten en plantaardige producten die van buiten de EU ingevoerd worden en op planten en plantaardige producten die in België aanwezig zijn bij telers, handelaars, particulieren of in de natuurlijke omgeving. Ingeval van een uitbraak legt het FAVV bestrijdingsmaatregelen op. Het FAVV levert ook officiële verklaringen af waarmee gegarandeerd wordt dat planten of plantaardige producten voldoen aan de fytosanitaire invoereisen van andere landen.

 

Nu bacterievuur geschrapt is als quarantaine­organisme, vervalt de algemene bestrijdingsplicht in België. Het FAVV blijft wel de officiële ver­klaringen afleveren voor landen die fytosanitaire eisen hebben ten aanzien van bacterievuur. Het gaat dan met name over het gebruik van PZ-plantenpaspoorten en de aflevering van fytosanitaire certificaten.

 

Ik heb contact gehad met mijn Vlaamse collega over dit dossier. Het Vlaams Gewest verzekert en verzorgt de controles.

 

Zoals u zegt is bacterievuur niet meer geregle­men­teerd als quarantaineorganisme. De bevoegdheid van de federale overheid inzake sensibilisering en informatieverstrekking is beperkt tot de bufferzones.

 

08.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de minister, uw antwoord is duidelijk. Het FAVV heeft vandaag inderdaad minder bevoegdheden.

 

Die infectie trekt zich niets aan van de regelgeving noch van onze staatsstructuur. U zegt dat wij enkel bevoegd zijn voor sensibilisering en informatie in de bufferzones. Er moeten goede afspraken worden gemaakt met Vlaanderen en zeker met de gemeentebesturen. De infectie bevindt zit immers niet enkel in de bufferzones en kan ook bij particulieren voorkomen.

 

Ik hoop dat u deze bezorgdheid meeneemt in de verdere gesprekken met Vlaanderen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs. 55002448C en 55002464C van mevrouw Dierick worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

09 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De datumaanduiding bij voedsel" (55002616C)

09 Question de Anneleen Van Bossuyt à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "L'indication des dates sur les aliments" (55002616C)

 

09.01  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de minister, de meeste voedselproducten in de winkelrekken worden aangeduid met een houdbaarheidsdatum, waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen een ten-minste-houdbaar-tot-datum, waarna de versheid of de kwaliteit verminderd kan zijn, maar het product nog altijd veilig geconsumeerd kan worden, en een te-gebruiken-tot-datum, die tot doel heeft om de volksgezondheid te beschermen. De datum­aanduiding en de wijze waarop die geformuleerd is, hebben een grote impact op voedselverspilling. Studies wijzen uit dat 15 tot 33 % van de voedselverspilling in huishoudens te wijten is aan verwarring omtrent de datumaanduiding.

 

Het wordt nog verwarrender als blijkt dat de voedselfabrikanten zelf beide termen door elkaar gebruiken. Ik stel u deze vraag naar aanleiding van een concreet voorbeeld van een potje yoghurt, waarbij de houdbaarheidsdatum in het Frans werd aangeduid als "à consommer jusqu'à" en in het Nederlands als "te gebruiken tot", elkaars correcte vertaling, maar in het Duits als "mindestens haltbar bis", verschillend ten opzichte van de vorige twee aanduidingen. Voor Nederlandstaligen en Franstaligen wordt het verder consumeren van het product na de vermelde datum niet langer als veilig beschouwd, maar voor Duitstaligen blijkbaar wel.

 

Mijnheer de minister, hoe is het mogelijk dat de concrete houdbaarheidsdatum verschilt van taalgroep tot taalgroep? Hoe kan dat voortaan vermeden worden?

 

Hoe zult u zorgen voor meer bewustwording omtrent de betekenis van de datumaanduiding, onder andere met het oog op een vermindering van de voedselverspilling?

 

Zult u op Europees niveau pleiten voor duidelijkere datumaanduidingen voor voedselproducten die helemaal geen houdbaarheidsdatum nodig hebben, zoals koffie, pasta, rijst en bronwater?

 

09.02 Minister Denis Ducarme: Mevrouw Van Bossuyt, het behoort tot de verantwoordelijkheid van de producent van de levensmiddelen om het correct type vervaldatum, datum van minimale houd­baarheid, THT, of de uiterste consumptie­datum, TGT, te vermelden voor het product op basis van alle kenmerken van het product. Het gekozen datumtype kan daarom van product tot product verschillen, zelfs voor blijkbaar vergelijkbare producten.

 

Op een verpakking moeten de gegevens in de verschillende talen natuurlijk wel dezelfde zijn. Wanneer u vaststelt dat op een potje yoghurt in het Nederlands en het Frans een uiterste consumptiedatum staat, terwijl in het Duits een minimale houdbaarheidsdatum staat, dan is dat duidelijk een fout in de etikettering.

 

Om niet-gerechtvaardigde verschillen te voorkomen bij de keuze van het ene of het andere type datum heeft de Europese Commissie de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid of EFSA opdracht gegeven haar een weten­schappelijk advies te verstrekken over de factoren waarmee exploitanten rekening moeten houden om te bepalen welk type vervaldatum, THT of TGT, relevant is, en om de duur en de voor­waarden van de houdbaarheid te bepalen.

 

De strijd tegen voedselverlies en –verspilling beoogt strikt genomen niet tot de taken van het FAVV, maar het agentschap is de voorbije jaren die weg opgegaan. Dat is met name de reden waarom het FAVV reeds enkele jaren geleden een affiche en een webpagina uitwerkte die zowel voor bedrijven in de voedselketen als voor consumenten het verschil aangeeft tussen beide houdbaarheidsdata. Ook via posten op sociale media en artikels in de nieuwsbrieven van het FAVV wordt gepoogd het verschil tussen "te gebruiken tot" en "ten minste houdbaar tot" duidelijk te maken.

 

Die initiatieven kaderen binnen een beleid dat de prioriteit blijft geven aan de bescherming van de gezondheid van de consumenten. U zult ermee akkoord gaan dat wij geen voedselveiligheid aan twee snelheden kunnen tolereren.

 

09.03  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik begrijp dat een verschillende vertaling of bewoording op de producten de verantwoor­delijkheid is van de producent. Wij zullen dan ook moeten bekijken hoe wij het probleem bij de producenten kunnen aanpakken, zodat elke taalgroep hetzelfde type datum te lezen krijgt.

 

Ik erken dat het FAVV al stappen heeft ondernomen, om bij de consument zelf een grotere bewustwording te creëren. Eerlijk gezegd, moet naar mijn mening ter zake echter nog een tandje bij worden gestoken om de consumenten daar nog sterker bewust van te maken, aangezien er nog heel veel voedsel onterecht wordt weggesmeten en dus verspild, wat zowel een economische impact als een impact op het milieu heeft. Er surfen naar mijn mening niet zoveel mensen naar de website van het FAVV, om zich van de problematiek te vergewissen.

 

Ik moet eerlijk bekennen dat de affiches waarnaar u verwijst, mij ook zelf zijn ontgaan. Het is pas, toen ik op het onderwerp begon te werken dat mij duidelijk werd welke grote impact een en ander heeft op de manier waarop wij met voedsel omgaan.

 

Ik zou dus graag mijn oproep herhalen om een grotere bewustwording bij de consument te creëren, zoals ik al eerder opmerkte, zowel wegens de economische impact als wegens de milieu-impact die de problematiek heeft.

 

09.04 Minister Denis Ducarme: Mevrouw Van Bossuyt, mijn job en prioriteit samen met het FAVV is wel de voedselveiligheid. Dat is mijn job.

 

Dat neemt niet weg dat ik akkoord ga met uw voorstel om meer te doen en met uw voorstel inzake de datum. Wij kunnen inderdaad geen voedselveiligheid tegen twee snelheden tolereren. Dat is de prioriteit voor mij en voor het FAVV.

 

09.05  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb ook uw advies ontvangen, waarvoor ik u trouwens dank, na mijn voorstel inzake voedselverspilling en de datumaanduiding. Wij zullen, daarmee rekening houdende, nog enkele wijzigingen aanbrengen. Ik begrijp ook dat vanuit uw standpunt uw eerste bezorgdheid de gezondheid is.

 

Mijn vraag was oorspronkelijk aan minister Muylle gericht, die voor de consumentenbescherming verantwoordelijk is. De vraag werd evenwel naar u doorverwezen. Ik zal echter alleszins bij minister Muylle vanuit het oogpunt van de consument de nadruk op de problematiek blijven leggen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Yoleen Van Camp aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "Het verbod op kangoeroevlees" (55002623C)

10 Question de Yoleen Van Camp à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "L'interdiction d'importation de viande de kangourou" (55002623C)

 

10.01  Yoleen Van Camp (N-VA): Mijnheer de minister, kangoeroes zijn geen landbouwdieren. Bij de bosbranden in Australië is gebleken dat deze populatie het heel moeilijk heeft. De behandeling van kangoeroes is bovendien niet te vergelijken met de commerciële landbouw van vlees. Er wordt blijkbaar op een zeer wrede manier op de kangoeroes gejaagd in het wild, 's nachts, waarbij veel dieren gewond geraken. Het gaat ook om grote aantallen. Heel veel kilo's van deze buideldieren worden ingevoerd. Verschillende supermarktketens zoals Delhaize, Aldi, Lidl, Carrefour en Colruyt hebben daarom beslist om het vlees uit de rekken te halen.

 

Voor ingevoerd landbouwvlees gelden ook normen die ook aan onze landbouwers worden opgelegd. Is het dan verantwoord om een ander circuit, zeker van dieren die in het wild worden gejaagd, wel toe te laten, zeker nu deze populatie het zo moeilijk heeft met de bosbranden?

 

Daarom wil ik u vragen of u een invoerverbod zou willen overwegen? Hebt u andere maatregelen voor ogen om ervoor te zorgen dat deze populatie wordt ontzien?

 

10.02 Minister Denis Ducarme: Mevrouw Van Camp, net zoals de gehele fauna in Australië zijn ook de kangoeroes het slachtoffer geworden van de vreselijke bos­branden die dat land hebben geteisterd.

 

In overleg met de Orde der Dierenartsen heb ik onlangs de diensten van België aangeboden om Australië op dit vlak te helpen. Ik wil onderstrepen dat de meerderheid van de Belgische supermarkt­ketens heeft beslist om geen kangoeroevlees meer te importeren. Dat is belangrijk.

 

De regels en de voorwaarden voor de invoer van kangoeroevlees zijn gebaseerd op de Europese regelingeving, waarbij kangoeroes als vrij wild worden beschouwd. De Europese Commissie bepaalt de invoervoorwaarden en werkt het model van het gezondheidscertificaat voor vlees en wild uit. De Australische bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de zendingen voldoen aan de invoervoor­waarden en de hygiënevoorschriften. De officiële Australische dierenartsen ondertekenen de uitvoercertificaten die de gezondheid van de naar de EU verzonden producten garanderen.

 

In België voeren de inspecteurs van het Agentschap hun controleopdrachten uit om de bescherming van de gezondheid van de consument te waarborgen. Het is dus niet juist om te zeggen dat ingevoerd kangoeroevlees vrijwel niet aan controles wordt onderworpen. Ik hoor dat ook in de media. Bovendien werden in 2019 enkele analyses uitgevoerd op wild afkomstig uit Australië en deze waren conform.

 

Het Agentschap is niet bevoegd om toe te zien op de naleving van de regels met betrekking tot het welzijn tijdens de jacht en heeft niet het gezag om de invoer van kangoeroevlees uit Australië in de EU eenzijdig te blokkeren. Dat is een bevoegdheid van de Europese Commissie.

 

10.03  Yoleen Van Camp (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor het duidelijke antwoord.

 

U zegt dat de invoerregels door Europa worden opgelegd maar ik meen dat wij op nationaal vlak zelf ook een invoerverbod kunnen opleggen. Dat is in andere gevallen ook al gebeurd. Ik zie echter dat u dat ontkent en ik zal het nog eens nagaan.

 

Als dat niet het geval is, dan is het uiteraard goed dat de supermarktketens het al hebben opgelegd. Zij hebben immers het vlees uit de rekken gehaald, wat de facto betekent dat de invoer aan banden wordt gelegd. We kunnen dat pad verder bewandelen.

 

Als de invoerregels op Europees niveau worden geregeld en u daar niet omheen kan, dan zou u daar als bevoegd minister kunnen pleiten voor strengere controles. U zou ook kunnen nagaan of daar geen draagvlak kan worden gevonden voor een invoerverbod, zeker nu de populatie het moeilijk heeft door de bosbranden. Ik meen dat de heer Reynders vroeger op ons verzoek al eens een brief heeft verstuurd om de wreedheden aan te klagen op het Yulin Dog Festival, waar honden worden geslacht voor consumptie. Misschien kunt u ook zoiets doen.

 

Op Europees niveau kunt u werken aan een draagvlak voor een invoerverbod of aan maatregelen om beter toe te zien op het welzijn. Dan kan er misschien minstens een opschorting komen voor de periode van de bosbranden. Verder zou u ook een brief kunnen sturen om aan te geven dat onze maatschappij deze wrede jacht niet goedkeurt en om maatregelen te vragen.

 

10.04 Minister Denis Ducarme: Ik ben geen minister van Buitenlandse Zaken en ik heb ook geen commerciële bevoegdheid. Ik ben als minister bevoegd voor het FAVV dat de controles in de vleessector uitvoert. Ik heb geen andere bevoegdheid. Ik meen dat u de minister van Buitenlandse Zaken of een andere minister moet aanspreken voor uw voorstel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- Erik Gilissen aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "Het H5N8-vogelgriepvirus in Oost-Europa" (55002682C)

- Frieda Gijbels aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "H5N8 en de ophokplicht" (55002764C)

- Leen Dierick aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "De vogelgriep" (55002812C)

11 Questions jointes de

- Erik Gilissen à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "Le virus H5N8 de la grippe aviaire en Europe de l'Est" (55002682C)

- Frieda Gijbels à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "Le virus H5N8 et l'obligation de confinement" (55002764C)

- Leen Dierick à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "La grippe aviaire" (55002812C)

 

De voorzitter: De heer Gilissen is niet aanwezig. De vraag van mevrouw Dierick vervalt, want die kan niet, zoals gevraagd, in een schriftelijke vraag worden omgezet.

 

11.01  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, de pluimveesector vreest een besmetting met het vogelgriepvirus, dat momenteel al lelijk huishoudt in Oost-Europa. Meer bepaald vreest men dat het virus zich bij ons kan verspreiden via wilde vogels die uit besmette regio’s komen. Daarom vragen de Vlaamse Bedrijfspluimvee- en Konijnenhouders een ophokplicht, af te kondigen door de federale overheid.

 

De economische impact is uiteraard groot in geval van een ophokplicht, maar niet zo groot als bij een mogelijke besmetting of epidemie, die de vernietiging van pluimvee zou betekenen. Bovendien is het virus dat nu in Oost-Europa heerst van de hoogpathogene H5N8-variant, die zeer besmettelijk en dodelijk is.

 

Mijnheer de minister, op welke wijze monitoren uw diensten de migratie van het H5N8-virus?

 

Is het opportuun om tot vaccinatie over te gaan? Zo ja, wanneer?

 

Zult u gehoor geven aan de vraag van de Vlaamse Bedrijfspluimvee- en Konijnenhouders om een ophokplicht af te kondigen? Waarom wel of waarom niet?

 

Zal de afgekondigde ophokplicht ook voor particulieren gelden en hoe en wanneer zult u hen daarvan op de hoogte brengen?

 

Welke maatregelen kunt u verder nog nemen? Op welke wijze en onder welke voorwaarden kunnen getroffen bedrijven worden vergoed?

 

11.02 Minister Denis Ducarme: Dank u voor uw belangrijke vraag, mevrouw Gijbels.

 

De trek van wilde vogels vormt op dit ogenblik het voornaamste risico op besmetting met het H5N8-virus. Alle lidstaten monitoren de aanwezigheid van de vogelgriep bij wilde vogels, door middel van het onderzoek van verdachte sterfte bij wilde vogels. Die informatie van de sterfte en besmetting bij wilde vogels wordt via de Europese waarschuwingssystemen gedeeld.

 

Op dit ogenblik zijn er geen besmettingen in België. Alleen de vogeltrekroute die via Centraal-Europa loopt, is besmet, wat deels te verklaren is door contact met besmette wilde vogels. Ons land bevindt zich niet op die vogeltrekroute. Ornithologen geven aan dat er op dit ogenblik geen verplaatsingen vanuit Centraal-Europa naar ons land gebeuren. Waakzaamheid blijft echter geboden om een toename van de sterfte bij wilde vogels snel te kunnen detecteren.

 

Deze bewaking wordt georganiseerd door de Gewesten, in nauw overleg met ornithologen en vogelopvangcentra. Het Voedselagentschap wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van positieve resultaten.

 

De risico's van contacten binnen de pluimveesector moeten worden beheerst met behulp van bioveiligheidsmaatregelen en voor­zorgen voor personen, voertuigen en materialen die uit besmet gebied terugkeren naar onze landen. De voorzorgsmaatregelen die het ganse jaar door gelden voor vogelgriep zijn in ons land strenger dan wat in vele andere lidstaten van kracht is. Behalve een reeks bioveiligheids­maatregelen is er bijvoorbeeld ook een voortdurende ophokplicht van kracht voor pluimvee van commerciële bedrijven die zijn gelegen in de natuurgebieden waar grote aantallen watervogels en trekvogels aanwezig zijn. Ook moeten alle commerciële bedrijven in het hele land hun dieren steeds binnen voederen en drenken. Het FAVV heeft deze voorzorgs­maatregelen na het vaststellen van de uitbraak in Centraal-Europa nogmaals in herinnering gebracht van de pluimveesector.

 

Ik reken er sterk op dat alle pluimveehouders, veevoeder- en andere operatoren in de pluimveesector deze voorzorgsmaatregelen altijd correct en strikt toepassen. Zij vormen de eerste en belangrijkste barrière tegen insleep van vogelgriep op een pluimveebedrijf. Mocht ik eventueel beslissen tot ophokplicht, dan nog moeten de voorzorgsmaatregelen onverminderd worden toegepast. Het afschermen van pluimvee is immers enkel relevant voor de contacten met wilde vogels. Het kan in geen geval het correct en voortdurend toepassen van de bioveiligheid vervangen. De regelgeving voor vogelgriep voorziet in de mogelijkheid van extra maatregelen in periodes van verhoogd risico. Het ophokken van pluimvee is er daar één van.

 

De ervaring uit eerdere episodes van vogelgriep heeft geleerd dat het ophokken van pluimvee een maatregel is die niet te snel mag worden genomen. Veelal moet er immers voor een langere periode, soms maandenlang, opgehokt worden.

 

Dat ophokken verloopt niet altijd probleemloos. De stallen van commerciële pluimveebedrijven met buitenloop zijn niet altijd ingericht op een langdurige opsluiting van de dieren. Ook betekent dit het eventuele verlies van de kwalificatie vrije uitloop, soms is dat een grote schadepost. Ook hobbyhouders die moeten ophokken, kunnen snel in een moeilijk houdbare situatie van dierenwelzijn komen. Ik sluit een meer algemene ophokregeling voor commerciële pluimveehouders en eventueel ook voor particulieren echter zeker niet uit. Dit zal echter pas gebeuren wanneer dit in functie van het risico van besmetting voor ons pluimvee relevant is.

 

Het is belangrijk om contact te hebben met de sector. Op mijn vraag organiseert het FAVV komende vrijdag een overleg met de sector om een stand van zaken te geven en standpunten uit te wisselen over een eventuele ophokplicht en andere bijkomende maatregelen.

 

11.03  Frieda Gijbels (N-VA): Mevrouw de minister, overleg met de sector is inderdaad de sleutel. Wij moeten ook alles in het werk stellen om een tweede rampscenario te vermijden, vermits zij onlangs nog zeer zwaar getroffen werden. Zij hebben het sowieso reeds moeilijk om het hoofd boven water te houden. Er moet inderdaad goed geluisterd worden naar de sector en dan moet er samen worden beslist wat nodig is. Daarover moet dan transparant en consequent worden gecommuniceerd.

 

11.04 Minister Denis Ducarme: Ik zal u het antwoord, dat lang is, per e-mail bezorgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55002789C van de heer Arens wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

12 Vraag van Barbara Creemers aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "De neonicotinoïden" (55002858C)

12 Question de Barbara Creemers à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "Les néonicotinoïdes" (55002858C)

 

12.01  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik heb in de bespreking van de beleidsnota voor 2019 gelezen dat u een studie zou bestellen over de impact van neonicotinoïden en, vooral interessant, de mogelijke alternatieven daarvoor.

 

Ik vraag mij af of wij van die studie die vorig jaar besteld is al resultaten mogen verwachten?

 

Ik las ook in de Europese verordening dat na de goedkeuring van één van de neonicotinoïden, met name acetamiprid, alle lidstaten gewas­beschermings­middelen die deze stof bevatten opnieuw moeten evalueren. Hoe staat het in België met die evaluatie?

 

Vorige maand hebt u beslist dat de bietentelers in België een uitzondering krijgen op de Europese verordening inzake neonicotinoïden. Waarop hebt u die nieuwe uitzondering gebaseerd?

 

Ik las ook dat het Erkenningscomité voor de bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik er op dit moment en onder deze omstandigheden van uitgaat dat de noodmaatregel, zijnde die uitzondering die zou lopen tot 14 juni 2020, volgend jaar niet herhaald kan worden. Klopt die bewering? Waarop is zij gebaseerd?

 

Als u ervan uitgaat dat er volgend jaar wel alternatieven zullen zijn, is dat dan geen reden om ook op dit moment geen uitzondering meer toe te laten?

 

12.02 Minister Denis Ducarme: Mevrouw Creemers, op 20 februari zal de FOD Volksgezondheid een oproep lanceren voor een onderzoekproject ter ontwikkeling van een beslissingsondersteunend instrument voor de integratie van het probleem van alternatieven in het besluitvormingsproces inzake het uit de handel nemen van gewas­beschermingsmiddelen, met als typevoorbeeld de neonicotinoïden.

 

De aanvragen tot vernieuwing van deze producten zullen worden onderzocht door de rapporterende lidstaten, Oostenrijk en Nederland. Wanneer België deze evaluaties ontvangen zal hebben, zal het kunnen overgaan tot een eigen evaluatie. Het is in dit stadium niet bekend wanneer de rapporterende lidstaten ons hun evaluaties zullen bezorgen.

 

Wat er ook van zij, slechts voor één product werd geen aanvraag tot vernieuwing ingediend. Deze toelating werd bijgevolg ingetrokken. Dit product mag niet meer worden verkocht, maar de resterende stocks mogen nog worden gebruikt tot 31 augustus 2020.

 

De bietensector vertegenwoordigt in België bijna 8.400 jobs. Naar het voorbeeld van het wets­voorstel van Ecolo-Groen, dat in het voorjaar van 2019 door de commissie voor de Volksgezondheid werd goedgekeurd, was ik voorstander van een verbod op neonicotinoïden met een uitfasering voor de sector zodat deze zich van meer alternatieven kon voorzien. Deze pesticiden laten met name de bescherming toe van een reeks gewassen tegen bladluizen die zeer aanwezig zijn in België. Daarom had de bietensector een noodtoelating gevraagd en verkregen van 120 dagen voor 2019.

 

Dit wordt toegelaten door de geldende Europese verordeningen, mits een reeks waarborgen voor de bijen. Omdat de situatie intussen niet gewijzigd is, werd een nieuwe toelating toegekend voor 2020, maar wij hebben het nieuws gekregen dat deze nieuwe toelating het voorwerp uitmaakte van een beroep bij de Raad van State, dat werd verworpen.

 

Ter herinnering, het gaat hier om bijzondere omstandigheden voor België. Dit geldt bovendien enkel voor een beperkt en gecontroleerd gebruik en omdat de plantaardige productie werd bedreigd, een gevaar dat op geen enkele manier te bestrijden is.

 

Dit komt inderdaad overeen met het advies van het Erkenningscomité. Deze beslissing is gebaseerd op het feit dat de goedkeuringen van de werkzame stoffen thiamethoxam en clothianidine niet werden vernieuwd op Europees vlak. Het valt dus te verwachten dat er in de toekomst onvoldoende gegevens beschikbaar zullen zijn om na te gaan of de betrokken gewasbeschermingsmiddelen nog steeds voldoen aan de steeds strikter wordende toelatings­vereisten.

 

Si nous nous sommes mis d'accord lors de la dernière législature pour un phasage de sortie, c'est parce que je suis convaincu que nous devons en sortir. La phase de transition doit permettre au secteur et à l'industrie de trouver des alternatives. Même si ce n'est pas la cause unique du mal lié à la mortalité des abeilles, elle est néanmoins aussi importante.

 

Nous avons donné deux ans supplémentaires mais nous ne donnerons pas plus et le secteur doit l'entendre.

 

12.03  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het klopt dat ons wetsvoorstel, goedgekeurd in de commissie, in een uitfasering voorziet tot 1 januari 2021, ook het einde van het thans lopend bietenseizoen. Daarom was ik in het bijzonder geïnteresseerd in de studie die u zou bestellen over de schadelijkheid en de alternatieven. Zoals ik het begreep, gaat het om een studie specifiek naar de Belgische omstandigheden, aangezien u ook aangeeft dat de situatie met de bladluizen niet gewijzigd is.

 

In de besprekingen in de commissie en tijdens de hoorzittingen zag ik dat er toch enkele alternatieven naar voren komen, zoals inzet op natuurlijke vijanden, resistente variëteiten, kroprotatie, betere monitoring en voorspelling van de plagen. Ik wilde daarom in het bijzonder weten of daar een objectieve studie naar gevoerd is. Het is mij uit uw antwoord niet helemaal duidelijk of die studie daadwerkelijk uitgevoerd is.

 

Wij zijn van plan om ons wetsvoorstel opnieuw in te dienen; dat verklaart mede mijn bijzondere interesse.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Samengevoegde vragen van

- Frieda Gijbels aan Denis Ducarme (Middenstand, Zelfstandigen, Kmo's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie) over "Bushmeat" (55002876C)

- Frieda Gijbels aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Bushmeat" (55002877C)

13 Questions jointes de

- Frieda Gijbels à Denis Ducarme (Classes moyennes, Indépendants, PME, Agriculture, et Intégration sociale) sur "La viande de brousse" (55002876C)

- Frieda Gijbels à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La viande de brousse" (55002877C)

 

De voorzitter: De vraag werd ook gericht tot minister De Croo, maar minister Ducarme zal ze beantwoorden.

 

13.01  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, een tijd geleden stelde ik u al een vraag over de import van illegaal vlees via de luchthaven van Zaventem, het zogenaamde bushmeat of broussevlees.

 

Vooral vanuit het oogpunt van de volksgezondheid is een effectieve aanpak van dergelijke activiteiten van belang. Wij weten immers nooit welke ziektes met het vlees kunnen meereizen.

 

Uit uw antwoord bleek dat in samenwerking met het FAVV gerichte controles, specifiek op bushmeat worden uitgevoerd. Vlees dat wordt ontdekt, wordt in beslag genomen en vernietigd.

 

Ten eerste, welke criteria worden gehanteerd voor de gerichte controles? Op wie worden de controles vooral gericht?

 

Wat zijn de landen van herkomst van de gecon­troleerde vluchten?

 

Hoeveel vluchten per land worden gecontroleerd? Van welke landen vooral worden vluchten gecontroleerd?

 

Ten slotte, van welke dieren is het in beslag genomen vlees afkomstig? Kunt u de cijfers opsplitsen per land en per diersoort?

 

13.02 Minister Denis Ducarme: Mevrouw Gijbels, sta mij, ten eerste, toe opnieuw te herhalen dat de douane de eerste lijn vormt in dat belangrijke dossier. In de realiteit biedt het FAVV alleen ondersteuning.

 

Behalve de controles die de douane dagelijks op de reizigersbagage uitvoert, worden sinds 2012 BACON-acties uitgevoerd in de verschillende luchthavens waar reizigers uit derde landen binnenkomen. Verschillende autoriteiten, met name de douane, het FAVV, het FAG en de FOD Volksgezondheid zijn bij die acties betrokken.

 

De controles zijn zowel op levensmiddelen als op geneesmiddelen, cosmetica en levende dieren gericht. Het gaat om beschermde dieren en planten­soorten die via passagiers worden ingevoerd en vanuit derde landen België binnenkomen.

 

De controles worden georganiseerd rekening houdend met de risico's die kunnen worden binnengebracht en variëren daarom in de tijd.

 

Elke maand vinden een tot twee gerichte controles plaats in de grote passagiersluchthavens en verhoudingsgewijs in de kleinere luchthavens. De controles worden toegespitst op zowel de vluchten uit Centraal-Afrika als uit alle andere derde landen. Het in beslag genomen vlees is zowel vlees van gekweekte dieren als bushmeat.

 

In het kader van een studie heeft de CITES-dienst in 2017 DNA-analyses uitgevoerd op 48 monsters – meer dan 126 kilogram – waarvan vermoed werd dat het bushmeat betrof. De betrokken soorten werden door DNA-analyse bepaald.

 

De CITES-dienst beschikt over de gegevens omtrent het vlees dat op basis van DNA-onderzoek als bushmeat gecategoriseerd kon worden. Het in beslag genomen vlees wordt vernietigd met het oog op de voedselveiligheid. Het wetenschappelijke onderzoek is geen opdracht van het FAVV.

 

Voor het overige nodig ik u uit uw vraag te richten aan de minister van Leefmilieu die belast is met CITES en aan de minister van Volksgezondheid voor het luik onderzoek.

 

13.03  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de minister, u geeft al aan dat er verschillende instanties betrokken zijn bij deze problematiek. Onlangs is nog gebleken dat er wordt geschat dat er per jaar ongeveer 44 ton bushmeat de luchthaven van Zaventem passeert terwijl er maar 12 kilo in beslag werd genomen. Dat is maar een peulschil.

 

Ik meen dat wij een coherent beleid nodig hebben en een duidelijk signaal moeten geven dat wij bushmeat, illegaal vlees, niet tolereren. Dat geldt momenteel des te meer nu we vaststellen dat het coronavirus wordt gelinkt aan illegaal vlees dat op de markt wordt verkocht.

 

Misschien zal een virus die tocht tot hier niet overleven, zeker niet als het vlees behandeld is. Toch kunnen door het slachten van wilde dieren voor bushmeat besmettingen ontstaan, waardoor een dergelijk virus zich kan verspreiden in het land van herkomst. Het is dan ook van groot belang dat wij een duidelijk signaal geven dat wij dat in België niet tolereren en dat hier streng op wordt toegezien zodat we geen markt voor bushmeat creëren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.33 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12 h 33.