Dialogue interparlementaire Climat |
Interparlementaire Klimaatdialoog |
du Mercredi 29 janvier 2020 Matin ______ |
van Woensdag 29 januari 2020 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.37 uur en voorgezeten door de heer Vincent Van Quickenborne.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 37 et présidée par M. Vincent Van Quickenborne.
01 Dialogue interparlementaire pour le climat
01 Interparlementair klimaatoverleg
De voorzitter: Herr Präsident des Parlaments
der Deutschprachigen Gemeinschaft, geachte collega’s van de parlementen van
Gewesten en Gemeenschappen en van de Kamer, in naam van de Kamervoorzitter heet
ik u welkom.
La question climatique est au cœur de tous les agendas sociaux, économiques et politiques partout dans le monde. Et l’Union européenne s’efforce aujourd'hui d’élaborer un Green Deal ou Pacte vert.
À la fin du mois dernier, la Belgique a remis son Plan national Énergie-Climat 2030 actualisé à la Commission européenne. Parallèlement, il a été clairement demandé à la Belgique d’intensifier ses efforts en matière de climat. Pour mener une politique climatique, des mesures doivent être prises dans une multitude de domaines relevant de compétences réparties, en Belgique, entre les entités fédérées et le niveau fédéral. Toutefois, dès lors que le climat et les défis climatiques ne connaissent pas de frontières, il convient de dialoguer et de se concerter dans le respect des compétences respectives de chacun.
Naar aanleiding van de moeizame intra-Belgische dialoog over de burden sharing besloten de voorzitters en de leden van de betrokken parlementen tijdens de vorige legislatuur om op een regelmatige basis over dat dossier samen te komen.
De interparlementaire klimaatdialoog beoogde met zijn werkzaamheden een leemte te vullen en een brug te slaan tussen het beleid van de deelstaten onderling en de federale staat. Dat initiatief was niet zonder succes, want op 13 november 2017 werd een gemeenschappelijke verklaring aangenomen naar aanleiding van de klimaatconferentie COP 23 in Bonn. Op 10 juli 2018 werd een gemeenschappelijk voorstel van resolutie aangenomen ter voorbereiding van de klimaatconferentie COP 24 in Katowice. Die resolutie werd vervolgens door de deelnemende parlementen in plenaire vergadering aangenomen.
Sinds de vorige verkiezingen zijn de klimaatuitdagingen er niet minder op geworden, wel integendeel. De meerderheden in de deelstaten zijn gevormd, de regeerakkoorden goedgekeurd en de meeste regeringen aan het werk. Ook de Kamer van volksvertegenwoordigers is reeds geruime tijd operationeel.
Les thèmes proposés par les membres des délégations sont nombreux: mobilité et transport, sécurité d’approvisionnement énergétique, économie circulaire, innovation et compétitivité, financement de la transition énergétique, gouvernance, Green Deal, et préparation de la COP 26 qui se tiendra à Glasgow du 9 au 19 novembre 2020.
Het is met andere woorden de hoogste tijd om aan de slag te gaan, collega's, dames en heren. Dat zullen wij vandaag ook doen.
De delegatieleiders die het woord willen nemen, krijgen daartoe eerst de gelegenheid.
Mijnheer Lambertz, als voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap krijgt u als eerste het woord.
01.01 Karl-Heinz Lambertz (SP): Vielen Dank.
Wir
bedanken uns recht herzlich für diese Einladung und ich hoffe, daß das Klima
nicht so schlecht ist wie meine Stimme. Ich habe eine Grippe und bin deshalb
ein bisschen in Schwierigkeiten.
Monsieur le président, je vous remercie pour l'invitation.
Nous sommes très heureux de participer à ce travail, comme nous l'avons fait antérieurement. Pour la Communauté germanophone, cette participation est d'autant plus importante car depuis le 1er janvier de cette année, elle est devenue compétente, en application d'un accord sur base de l'article 139 de la Constitution, pour une partie de la politique énergétique. C'est dans ce contexte et cette philosophie que nous allons participer et essayer de contribuer à l'objectif global que vous avez si bien décrit.
De voorzitter: Collega's, ik denk dat de Duitstalige Gemeenschap vorige keer deelnam als waarnemer. Nu neemt ze deel als volwaardig lid van de dialoog.
La parole est à Mme Nikolic pour le Parlement wallon.
01.02 Diana Nikolic (MR): Monsieur le président, nous souhaitons vous remercier pour avoir relancé ce dialogue interparlementaire que la commission Climat du Parlement wallon a appelé, à plusieurs reprises, de ses vœux. C'est une première pour moi. Néanmoins, je suis au courant du travail effectué jusqu'à présent.
Le Parlement wallon est très ambitieux pour ce qui concerne le climat et nous restons attentifs à porter nos ambitions dans le dialogue interparlementaire de manière constructive.
01.03 Ingrid Parmentier (Ecolo): Monsieur le président, nous sommes très heureux de voir les travaux reprendre aujourd'hui puisque la dernière réunion a eu lieu il y a huit mois. Ce n'est pas parce qu'il n'y a pas de gouvernement fédéral que les parlements ne travaillent pas.
01.04 Philippe Muyters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, voor mij is dit ook nieuw, maar samen met een delegatie van 16 mensen zijn wij graag bereid om gesprekken over het klimaat in het federaal parlement te voeren.
De voorzitter: Wat staat er vandaag op de agenda?
Straks zullen we de regeling van de werkzaamheden en onze manier van functioneren bespreken.
Ik stel voor dat wij eerst beginnen met de inhoud en dat is een uiteenzetting door de heer Wittoeck. De heer Wittoeck is hoofdonderhandelaar voor de Belgische delegatie op de verschillende COP's. De meesten onder u kennen hem ondertussen. Hij zit naast mij. Wij hebben hem gevraagd om een uiteenzetting te geven over de resultaten van de COP 25 in Madrid en al eens vooruit te blikken naar de uitdagingen voor de COP 26 in Glasgow.
Ensuite, nous passerons au débat.
Afin que celui-ci se déroule de façon organisée, je demanderai qu'une personne de chaque délégation pose une question. Il y aura donc un premier tour de cinq questions auxquelles M. Wittoeck répondra. Après cela, il y aura un second tour de questions et ainsi de suite.
02 Audition de
M. Peter Wittoeck
02 Hoorzitting met de heer Peter Wittoeck
02.01 Peter Wittoeck: Mijnheer de voorzitter, dank u voor de uitnodiging.
Ik verheug mij dat het interparlementaire werk in ons federale land over een transversaal thema zoals het klimaat, als ik u hoor, geachte dames en heren, met veel enthousiasme van start gaat.
Wat u hier ziet zijn de zogenaamde warming stripes. Dit geeft op een heel visuele manier weer hoe ons klimaat wereldwijd is veranderd. De kleuren spreken voor zich, sinds het begin van de industriële revolutie in het midden van de negentiende eeuw tot ongeveer vandaag en op alle breedtegraden. Daarmee bewegen deze warming stripes van hetzelfde in verschillende mate. Een heel esthetisch mooi beeld dat in realiteit voor heel veel mensen op deze planeet veel minder mooi is.
Comme vous l'avez demandé, monsieur le président, je vais tenter de vous faire un rapport de la COP 25, la 25e Conférence des parties de la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques, présidée par le Chili et qui s'est tenue à Madrid, pour les raisons que vous connaissez.
Ik val meteen met de deur in huis met een conclusie van die COP, een politieke conclusie, uitgesproken door de heer António Guterres, de u wellicht wel bekende secretaris-generaal van de Verenigde Naties, die een heel jaar erg actief campagne heeft gevoerd, met name om het ambitieniveau van de partijen, de lidstaten van de Verenigde Naties en de partijen bij de overeenkomst van Parijs, in lijn te brengen met wat de wetenschap als nodig verklaart om de anderhalve graad, het streefdoel van het Akkoord van Parijs, binnen bereik te houden.
De heer Guterres was ontgoocheld en ik denk dat de ontgoocheling over de uitkomst van de COP door velen werd gedeeld. Het gaat niet alleen over het uitblijven van een krachtig gemeenschappelijk signaal van de internationale gemeenschap waaruit blijkt dat elkeen bereid is om het nationaal ambitieniveau in lijn te brengen met Parijs, maar ook over het proces zelf. Wij hebben eens geteld hoeveel van de zeer talrijke agenda-items tijdens de vergadering in Madrid tot beslissingen en conclusies hebben geleid. Op de grafiek ziet u dat meer dan de helft van de agenda-items zonder uitkomst is gebleven. Enkele items werden actief uitgesteld, waardoor er op dat moment nog niets beslist werd, maar wel werd beslist om erover voort te praten. Andere items werden uitgesteld omdat er zelfs daarover geen mogelijkheid bestond. Dat is de fameuze rule 16 die u op de grafiek ziet. Het gaat om rule 16 van de rules of procedures van een COP.
Over verschillende zaken werden er natuurlijk wel beslissingen genomen, het is niet allemaal kommer en kwel. De twee logo's die u ziet verschijnen, zijn van de Sustainable Development Goals (SDG) 5, over gender, en 14, over water. Inderdaad, omtrent gender werd, zoals gepland was, het zogenaamd Lima Action Plan on Gender versterkt en verlengd met nog eens vijf jaar. In verband met water, oceanen, werd de COP door Chili lang op voorhand aangekondigd als Blue COP, de COP waar de links tussen de oceanen, de zeeën en het klimaat centraal zouden staan. Vorig jaar had het IPCC ook een special report gepubliceerd over de relatie tussen klimaat, enerzijds, en de oceanen en de cryosfeer, anderzijds.
Il y a eu une proposition d'un nombre de pays –Indonésie, Fidji, Costa Rica – de créer formellement, au sein des négociations climatiques, au sein de la UNFCCC, un processus, un dialogue qui devrait mener à des recommandations à la COP suivante. Les discussions autour de ce sujet sembleraient évidentes, parce que le Ocean-Climate Nexus est là, dans la réalité, et il devrait être là dans la politique aussi. Néanmoins, il s'est avéré assez difficile d'arriver à une décision, qui est de nature strictement procédurière, c'est-à-dire l'organisation d'un dialogue.
Toutefois, nous avons réussi – la COP a quand même réussi sa mission d'être une COP bleue – avec l'organisation d'un dialogue lors de la prochaine réunion intersessionnelle en juin, à Bonn, pendant la SBSTA 52.
Le GIEC n'a pas seulement publié l'année passée un rapport sur les liens entre les océans, la cryosphère et le climat, mais aussi un rapport sur les changements climatiques et l'utilisation des terres, sujet qui, lors de cette COP bleue, n'était pas à l'ordre du jour. Mais il y avait une grande pression de la part de nombreux pays –étonnamment, par exemple, d'un pays comme l'Arabie saoudite, qui normalement ne reconnaît pas, ou pas avec beaucoup d'enthousiasme, le travail du GIEC – pour que la COP prenne aussi une décision par rapport aux liens entre l'utilisation des terres et les changements climatiques. Cela a résulté dans une décision qui est parallèle à celle prise sur les océans, mais qui, elle, est ciblée, contrairement à celle sur les océans, exclusivement sur l'adaptation aux changements climatiques en lien avec l'utilisation des terres.
Nous n'avons pas seulement réussi à prendre des décisions sur ces deux ou trois sujets là. Comme toutes les COP, le sujet du financement, et notamment le sujet du financement des actions dans les pays en développement, était un sujet chaud. Ce n'était pas moins le cas à cette COP. Mais, après des négociations qui se sont avérées très difficiles, comme toujours, nous avons réussi à adopter des décisions qui donnent de la "guidance" aux différents instruments financiers du régime climatique international: le Standing Committee on Finance, le Green Climate Fund (Fonds vert pour le climat) et le Global Environment Facility (Fonds pour l'environnement mondial).
En marge, pas dans le contexte des négociations, il importe de mentionner les COP, qui sont devenues de plus en plus des rassemblements, pas seulement de négociateurs et de diplomates, mais de tous les acteurs intéressés par les changements climatiques, qui sont nombreux. Un autre élément important, c'est l'adoption par une coalition de ministres des Finances, dont l'initiative a été prise, si je me souviens bien, par la Finlande il y a peu, d'un plan d'action par rapport au financement. Et cela – pas décidé par la COP –, dans le contexte de la reconstitution (replenishment) du Fonds vert, qui est maintenant à nouveau alimenté par presque dix milliards de dollars, et auquel de nombreuses parties, y compris la Belgique, comme vous le savez, ont doublé leur contribution.
Par contre, sur d'autres sujets liés au financement de la politique climatique, nous n'avons pas trouvé d'accord.
Het gaat dan over de nieuwe langetermijndoelstelling bijvoorbeeld over onze gemeenschappelijke doelstelling om klimaatfinanciering in ontwikkelingslanden te mobiliseren. De opvolger van de 100 miljard dollar die we tegen dit jaar zullen moeten hebben gemobiliseerd, per jaar, wordt iets voor COP 26 in Glasgow.
Nog thema's zijn, zoals altijd, het evenwicht tussen de financiering van mitigatie en adaptatie en de share of proceeds of de manier waarop de koolstofmarkt kan bijdragen aan internationale klimaatfinanciering, wat een heel belangrijke en netelige kwestie is.
Het betreft ook hele mondaine zaken zoals de samenstelling van het beheerscomité, de Board van het Adaptation Fund en heel geopolitieke zaken zoals de toegang tot financiën door het Global Environment Facility voor landen zoals Palestina en Iran, die door sommige partijen als rogue states worden beschouwd.
Voor de rest van de rode zone, het niet-besliste deel van de agendapunten, zal ik mij hier vooral focussen op de elementen van het Paris Agreement Rulebook. U herinnert zich dat wij na Parijs nog een groot aantal beslissingen moesten nemen om Parijs volledig uitvoerbaar te maken. Er moest door de COP, of eigenlijk CMA, onder de overeenkomst van Parijs, nog een groot aantal uitvoeringsbesluiten worden getroffen. Dat moest eigenlijk allemaal beslist zijn tijdens COP 24, meer dan een jaar geleden, in Katowice in Polen. Dat is voor de meeste zaken wel gelukt, behalve wat de overeenkomst van Parijs cooperative approaches noemt, met name wat de internationale koolstofmarkt betreft en verder ook voor een aantal uitstaande zaken inzake loss and damage en enhanced transparency framework, het nieuwe regime inzake rapportering en opvolging, dat Parijs had gecreëerd.
Transparancy, om daarmee te beginnen, is een heel technische materie, maar ook een heel cruciale materie. Als je niet kunt opvolgen wat de partijen onder de overeenkomst van Parijs doen, dan kun je ook niet verifiëren of ze hun verbintenissen nakomen. Dan kan men evenmin bekijken of we allemaal samen in de richting van de doelstellingen van Parijs gaan.
Het grootste deel van de beslissingen die moesten worden genomen, konden in Katowice worden genomen.
Wat overbleef voor Madrid, waren enkele heel technische zaken, rapporteringtabellen in essentie. Dat zou dus zonder problemen moeten gelukt zijn, zou men denken, ware het niet dat, hoewel Parijs het destijds bestaande bipolaire systeem tussen de ontwikkelde industrielanden, enerzijds, en de ontwikkelingslanden, anderzijds, had geconsolideerd tot één gemeenschappelijke sokkel, er nog flexibiliteit op het systeem zat. Men moet nu eenmaal rekening houden met het feit dat vele ontwikkelingslanden een veel beperktere capaciteit hebben, in termen van onder andere statistische systemen om te rapporteren, in vergelijking met de industrielanden en de grotere, rijkere ontwikkelingslanden.
Kortom, inzake die technische materie werd ook weer gedebatteerd over de vraag hoe men kan vermijden dat de firewall, de scheiding tussen industrie- en ontwikkelingslanden, waar Parijs voor een groot deel komaf mee had gemaakt, door sommige landen opnieuw in het regime wordt ingebouwd. Daar hebben wij nog geen antwoord op, want wij zijn daar niet uitgeraakt. Voor sommige aspecten is wel wat vooruitgang geboekt maar à la fin de la route zijn wij niet er niet in geslaagd zelfs maar over een werkprogramma voor het verdere werk in 2020 te beslissen.
Inzake loss and damage is er een meer politiek probleem.
Ik wil u even in herinnering brengen dat het klimaatbeleid drie pijlers heeft. Ten eerste is dat mitigation, emissiereductie en het voorkomen van klimaatverandering; de tweede pijler is adaptation, aanpassing aan de onvermijdelijke gevolgen van de klimaatverandering; de derde pijler is, sinds Parijs ook expliciet, loss and damage, alles wat beyond adaptation is: de gevolgen van de klimaatverandering waarop men zich redelijkerwijs niet kan voorbereiden, bijvoorbeeld een storm die over een kleine eilandstaat gaat en die schade veroorzaakt in de grootteorde van driekwart van het bruto binnenlands product, of een laaggelegen atol dat onbewoonbaar wordt door het stijgend zeeniveau. Ik geef maar twee extreme voorbeelden waar het hier over gaat.
Wat loss and damage betreft, stond nog een aantal punten open. Zoals altijd waren die gerelateerd aan het financieel ondersteunen van ontwikkelingslanden bij het omgaan met loss and damage, en het verder versterken van de instellingen die voor Parijs gecreëerd werden, met het oog op het international mechanism for sustainable development.
Daar heeft men in Madrid een deskundigengroep voor opgericht die verder zal werken aan het steunen van acties in ontwikkelinglanden. Het Santiagonetwork zal de samenwerking tussen alle organisaties die wereldwijd op een of andere manier bezig zijn met loss and damage, bevorderen.
Dan kom ik bij de governance, wie is er de baas over loss and damage?
Is dat de COP onder Parijs of is dat de COP onder het verdrag? Daarover zijn we het niet eens geraakt. Dat lijkt heel technisch en mondain, maar het is ook heel politiek. Het issue met loss and damage is de dreiging dat de erkenning van loss and damage zou kunnen leiden tot een regime van objectieve aansprakelijkheid dat slachtoffers een rechtsbasis zou kunnen geven om onder het internationaal recht schadeclaims in te dienen bij de historische veroorzakers van klimaatverandering. Die schadeclaims zouden van een dergelijke grootteorde kunnen zijn dat die historische veroorzakers daar extreem nerveus van worden.
In Parijs heeft men daar een mouw aan kunnen passen door in de beslissing die Parijs begeleidt, een disclaimer op te nemen die bepaalt dat artikel 8 dat over loss and damage gaat, geen rechtsbasis voor dergelijke schadeclaims kan zijn in het internationaal recht. Als men het regime dat loss and damage bestuurt, onder Parijs houdt, dan is het gevaar van die schadeclaims dus voor een deel afgewend. Nu willen sommigen, met name de ontwikkelingslanden die de grootste slachtoffers kunnen zijn, dat ook de COP daarvoor verantwoordelijk is. De COP van het verdrag heeft die disclaimer, de veiligheidsclausule tegen schadeclaims, namelijk niet. Daarom was er geen akkoord over de vraag of het Warsaw International Mechanism nu onder Parijs thuishoort of onder de COP van het verdrag.
Ik kom dan bij de koolstofmarkt, cooperative approaches.
U herinnert zich dat in artikel 6 van de overeenkomst van Parijs twee nieuwe marktmechanismen zijn gecreëerd als opvolgers van het marktmechanisme onder het protocol van Kyoto. Er is ook een mechanisme dat samenwerking op een andere basis dan de markt mogelijk zou moeten maken. Ik zal het niet hebben over die non-market approaches, dat gaat zijn gang. Ik zal het wel hebben over de ontwikkeling van de twee nieuwe marktmechanismen in de context van artikel 6, 2 en 6, 4 van de overeenkomst van Parijs.
De problemen daarmee zijn tweeërlei, grosso modo samengevat.
Enerzijds moeten die markten op een manier worden geregeld die toelaat dat ze bijdragen aan het verhogen van het ambitieniveau en die vermijdt dat ze loopholes creëren, dat ze het ambitieniveau, vervat in de NDC's die de partijen bij de overeenkomst van Parijs hebben ingediend, nog verder naar omlaag zou brengen. Dat is een kwestie van de environmental integrity. De robuuste regels, die we daarvoor nodig hebben, om te vermijden dat de environmental integrity, de milieu-integriteit wordt geschaad, zijn ook nodig om op de internationale koolstofmarkt een gelijk speelveld te houden. Als je zwakke regels hebt op internationaal niveau, dan durf ik er gif op in te nemen dat Europa, zoals we dat ook met Parijs hebben gedaan, strengere regels zal invoeren voor het gebruik van kredieten van de internationale koolstofmarkt. Ergo, een ongelijk speelveld voor Europese spelers op de internationale markt. Dus de robuuste regels, nodig voor milieu-integriteit, gelden evenzeer voor het verzekeren, zoveel mogelijk, van het gelijke speelveld voor de Europese spelers op de internationale koolstofmarkt.
Anderzijds, is de vraag hoe die internationale koolstofmarkt, zoals dat ook onder het protocol van Kyoto de bedoeling was en een tijdje heeft gewerkt, maar daarna niet meer, kan bijdragen tot financiering van adaptatieacties in ontwikkelingslanden. Onder het protocol van Kyoto – de overeenkomst van Parijs voorziet dat ten dele ook – werd daarom een zogenaamde share of proceeds ingesteld, een soort heffing als u wil, van 2 % onder Kyoto, op CDM-projecten. Die heffing kwam dan ten goede van het Adaptation Fund. Onder Parijs is voorzien dat ook op de opvolger van het Clean Development Mechanism onder de overeenkomst van Parijs zo'n share of proceeds zou gelden.
Par contre, pour l'autre mécanisme à créer en suivant l'article 6, 2 de l'Accord de Paris, un tel share proceed n'est pas prévu.
J'illustrerai d'abord, graphiquement et quantitativement tout en restant illustratif en fonction des ordres de grandeur, quel pourrait être l'impact de mauvaises règles de jeu pour le marché du carbone sur le niveau d'ambition. Ce graphique-ci, je pense que vous le connaissez, montre l'écart entre d'un côté (en vert et jaune) les trajectoires en termes d'émission sur lesquelles nous devrions nous trouver d'ici 2030 pour être en mesure de respecter les objectifs de l'Accord de Paris de 1,5°C voire 2°C.
La ligne bleue représente les émissions projetées qui seraient le résultat des CDN (contributions déterminées au niveau national), soit les actions nationales prévues sous l'Accord de Paris.
Comme vous le voyez, l'écart entre ces deux lignes est déjà fort grand. Je me rends bien compte que les volumes mentionnés en gigatonnes d'équivalent CO2 sont très abstraits. Ce qui est plus parlant, c'est qu'avec ce genre d'écarts, nous ne nous orientons pas vers un monde qui parviendrait à limiter l'augmentation de la température à 1°C, voire 2°C mais nous nous orientons, selon l'analyse de Climate Analytics, vers un monde à 3°C au-dessus du niveau pré-industriel. Ceci est la base.
Si nous nous trouvons dans une situation dans laquelle, les différentes parties (la communauté internationale) à l'Accord de Paris ne parviendraient pas à fermer les loopholes potentiels dans les régimes qui gèrent le marché international du carbone, vous pouvez observer qu'il y a un énorme risque que cet écart devienne encore plus grand. Ce graphique vous montre uniquement les quatre premiers problèmes potentiels pour l'intégrité environnementale du marché du carbone sous l'Accord de Paris. Les autres sont encore plus difficiles à quantifier et ne sont même pas inclus.
Ce sujet, je vous l'ai dit, était tellement controversé que nous n'avons pas réussi à nous mettre d'accord ni à Katowice ni à Madrid.
En effet, d'un côté, il y avait une coalition de pays très attachés à la défense de cette intégrité environnementale et le level playing fied qui vont de pair avec, notamment, une coalition qui avait été lancée déjà lors de la pré-COP, à San José, au Costa Rica. Cette coalition a adopté une liste de principes devant servir de base au marché du carbone. Je ne vais pas vous les énumérer. Je suppose, monsieur le président, que les membres de ce dialogue auront accès à la présentation.
Comme je le disais, cette coalition rassemble un nombre considérable de pays, même s'ils n'étaient pas majoritaires. Ce faisant, une grande partie des pays membres de l'Union européenne dont la Belgique ont souscrit à ces principes.
Je reviens à ces principes pour illustrer trois des points difficiles qui ont été examinés lors de cette COP, liés à l'établissement de règles pour le marché du carbone.
Il y a, tout d'abord, la question, comme j'y ai déjà fait référence, du marché du carbone déjà existant sous le protocole de Kyoto. Il y a aussi la question des crédits, des unités qui pouvaient être transférés et qui peuvent encore l'être dans le contexte du protocole de Kyoto et qui pourraient être utilisés dans le cadre du nouveau régime créé à l'occasion de l'Accord de Paris.
Des pays comme le Brésil, notamment, mais aussi la grande coalition des Like-Minded Developing Countries comprenant de très grands pays comme la Chine et l'Inde veulent pouvoir utiliser la totalité de ces crédits.
Il faut savoir que le marché créé par le Protocole de Kyoto n'existe plus.
Die markt is ingestort
vanwege het gigantische overaanbod aan waardeloze kredieten, met name door de
creatie van niet-additionele CDM-kredieten, maar zeker ook door hot air,
het surplus aan sign demand units afkomstig uit de landen van de
voormalige Sovjet-Unie en een aantal lidstaten van de Europese Unie. Als men
die eenheden zou injecteren – het gaat hier over miljarden ton aan CO2 –
in de market bubble van de overeenkomst van Parijs, dan crasht
het ambitieniveau van Parijs.
Il en va de même pour le double comptage. Je ne suis pas expert en comptabilité mais le fait de compter un montant deux fois ressemble à de la fraude. Au niveau des discussions sur les règles de comptabilité du marché du carbone au sein de l'Accord de Paris, il y a des pays qui sont en faveur, sans gêne, pour compter une tonne de CO2 réduite comme si c'était deux tonnes: une fois pour soi-même et une fois pour le pays acheteur de ces crédits.
Le Brésil, les Like-Minded Developing Countries et un certain nombre de pays africains ne veulent aucune obligation de réaliser cette comptabilité qui doit servir à éviter ce double comptage. De l'autre côté, on retrouve l'Union européenne et pas mal d'autres pays. Ce n'était cependant pas le cas pour l'utilisation des unités pré-2020, car l'Union européenne n'a pas réussi à se mettre d'accord vu qu'un certain nombre de pays membres sont en possession de ce genre d'unités et qu'ils sont attachés à pouvoir les utiliser après 2020.
Le Share of Proceeds, autrement dit la contribution du marché du carbone au financement des actions d'adaptation dans les pays en développement, est également un sujet qui a divisé les parties et qui a contribué de façon considérable au désaccord sur la partie du Paris Rulebook sur l'article 6. Il y avait – et c'est rare – une grande unité parmi les pays en développement – unis dans le groupe des G77 et la Chine – pour exiger un tel Share of Proceeds, non seulement dans le contexte de l'article 6.4 mais aussi de l'article 6.2 de l'Accord de Paris. De l'autre côté, les pays industrialisés s'y opposent.
Comme je l'ai dit, il n'y a pas d'accord. On continue à discuter non pas sur un texte mais sur trois versions du texte enjoint à Bonn lors des réunions des organes subsidiaires de l'accord.
J'ai commencé avec une citation du M. Guterres et je crois que le fait qu'il était déçu était moins lié à ce que je viens de vous dire sur l'échec en termes de procédures sur le Paris Rulebook qu'à l'écart entre les niveaux d'ambition nécessaires pour pouvoir respecter les objectifs de l'Accord de Paris.
Le contexte étant celui-ci, j'en viens à l'analyse faite par le GIEC en 2018 concernant notamment les réductions d'émissions nécessaires pour rester en dessous de 1,5°C d'augmentation de la température, avec un objectif – si on peut appeler cela ainsi –, plutôt la nécessité, de réduire les émissions à l'échelle mondiale à zéro net autour de 2050. Ceci se traduit, selon les trajectoires compilées par le GIEC, à l'horizon 2030, dans dix ans, par une réduction de 45 % par rapport au niveau de 2010. Voilà le défi.
Il existe donc un écart. Le fait que nous nous dirigions plutôt vers 3°C que vers 1,5°C, voire 2°C, n'est pas nouveau. Nous n'avons pas dû attendre le rapport du GIEC, ou d'autres analyses, pour savoir que les contributions déterminées au niveau national (CDN) des pays qui ont ratifié l'Accord de Paris n'allaient pas suffire pour rester en dessous de ces limites de température. C'est pour cette raison que, dans l'Accord de Paris même, on a créé ce que je continue à appeler "un mécanisme d'ambition" avec, tous les cinq ans, un global stocktake, c'est-à-dire une évaluation collective du niveau d'ambition comparé avec le niveau d'ambition nécessaire. Cela a commencé en 2018 et suivra un cycle quinquennal. Ceci sera suivi à chaque fois par la soumission, par les parties de l'Accord de Paris, de nouvelles CDN, de nouveaux objectifs et de nouveaux plans d'action, environ deux ans après cette évaluation collective. Pour la première fois, en 2020, cela aura lieu.
Depuis 2017, on prépare la première phase de ce cycle. Ce sera la première fois que le mécanisme d'ambition sera mis en marche. Lors de la COP 23 à Bonn, sous la présidence des Fidji, a commencé ce que l'on a appelé le Dialogue de Talanoa.
Il s'agit d'un processus qui devait mener, lors de la COP 24 qui s'est tenue à Katowice, en Pologne, fin 2018, à un signal pouvant assurer les parties à l'Accord de Paris que chacune allait contribuer à augmenter le niveau d'ambition visant à réduire l'écart entre ce qui était déjà décidé au niveau national et ce qui était nécessaire au niveau des objectifs de Paris. Ce Dialogue a eu lieu dans la même année que celle de la publication notamment du rapport du GIEC sur les 1,5 °C – je me réfère au graphique que je viens de vous montrer – mais il n'a pas mené au résultat qu'on aurait pu attendre. Je vous montre ici une citation du ministre polonais alors que la Pologne présidait la COP qui avait déjà annoncé qu'il n'avait pas l'intention de mener les débats avec pour objectif une augmentation de l'ambition climatique.
En 2019, on a pu assister au lancement d'une nouvelle dynamique par le secrétaire général des Nations unies, António Guterres.
Hij heeft in september, u bent daar waarschijnlijk van op de hoogte, een United Nations Climate Action Summit georganiseerd. Hij heeft een heel jaar actief campagne gevoerd om landen ertoe aan te zetten om actieplannen te gaan presenteren, nationally determined contributions in het jargon van Parijs, die in overeenstemming zijn met wat het IPCC zegt dat nodig is om 1,5 graad binnen bereik te houden, dus 45 % tegen 2030 en klimaatneutraliteit tegen 2050.
Dat was de ambitie van de heer Guterres voor zijn top in New York op 23 september vorig jaar.
Hij is daar zelf maar voor een deel in geslaagd. De top kan een succes genoemd worden, in de zin dat er heel veel initiatieven zijn gelanceerd. Een aantal landen heeft beloofd om meer ambitieuze NDC's te gaan voorleggen dit jaar. Een vergelijkbaar aantal landen heeft aangekondigd te werken aan een beleid dat moet gaan naar netto nulemissies tegen 2050.
Als men de emissies die de landen vertegenwoordigen afzet tegen de emissies wereldwijd en de emissiereducties die nodig zijn, dan blijft dat een druppel op een hete plaat. De grote uitstoters, de leden van de G20, zitten daar voor het overgrote deel niet bij.
De COP 26 heeft daar niet zo heel veel kunnen veranderen. Er is een aantal landen die bijkomend de Climate Ambition Alliance heeft onderschreven, maar nog steeds niet de grote uitstoters.
De COP in Madrid had ook de ambitie, alweer, episode 3 van de ambitie-COP-series, om een politiek signaal te geven, gemeenschappelijk signaal van de internationale gemeenschap dat wanneer landen gaan nadenken over de NDC's die ze dit jaar zullen moeten voorleggen, ze rekening houden met de kloof die er nog steeds is tussen beleid en doelstellingen.
Men is daar voor een heel klein deeltje in geslaagd. De Chile Madrid Time for Action, een beslissing onder de overeenkomst van Parijs, herhaalt heel veel van de zaken die eigenlijk al beslist waren in Parijs. De boodschap die er al was, blijft gedragen en voegt daar één element aan toe. Dat is het element van de kloof en de bezorgdheid daarover.
Het is niet alleen de bezorgdheid daarover, maar er is ook – en dat is voor het eerst het geval – in sterke termen de expliciete oproep "urges parties", om met die kloof rekening te houden wanneer zij in 2020 nieuwe of geüpdatete en geactualiseerde NDC's zullen voorleggen.
De COP 26 wordt dus opnieuw een COP van de ambitie. Het zal de eerste COP zijn nadat wij alle NDC's hebben gezien en waar op de ene of andere manier een oordeel zal moeten worden geveld of wij nu allemaal samen goed op weg zijn of niet. Het is dus een behoorlijk pakket voor de COP 26. Men zou de analyse kunnen maken dat heel veel van de dingen waarover niet kon worden beslist in Madrid – het zijn er veel, herinner u een van mijn eerste grafiekjes, namelijk de groen-rode donut – dingen waren waarover men bewust niet heeft willen beslissen, precies om het pakket aan verschillende beslissingen die nodig zijn voor de COP 26 groot te houden en op die manier ook het aantal hefbomen in de onderhandelingen te vergroten.
De heer Guterres was ontgoocheld, maar hij geeft niet op en hij blijft dus actie voeren op zijn niveau om landen ertoe te brengen de klimaatneutraliteit tegen 2050 te halen en de doelstelling van 1,5 graad binnen bereik te houden.
Ik ga nu even naar het Europese niveau.
Het is nog een beetje vroeg om heel concreet te kunnen zijn over wat wij kunnen verwachten van de COP 26. Ook de Britse collega's die wij nog voor een laatste keer hebben kunnen zien tijdens een Europese vergadering over het internationale klimaatbeleid eerder deze maand laten nog niet echt in hun kaarten kijken, maar wat in ieder geval duidelijk is, is dat er op Europees niveau heel wat staat te gebeuren, met name in het kader van de Europese Green Deal.
Ik begin met een specifiek aspect van de Europese Green Deal te tonen, waarbij de Europese Unie zichzelf op een heel expliciete manier blijft profileren als een leider in de internationale onderhandelingen. Dat is een continuïteit, maar een versterkte continuïteit, waarbij de rol in de internationale diplomatie versterkt wordt met andere internationale instrumenten die de Europese Unie tot haar beschikking heeft. De onderste twee bullets van het lijstje zijn potentieel twee heel krachtige hefbomen voor de Europese Unie om andere landen tot actie aan te zetten: het integreren van het respect voor de overeenkomst van Parijs in handelsverdragen en de mogelijkheid om een carbon adjustment mechanism in te voeren in 2021.
Dat zijn belangrijke hefbomen die de Europese Unie unilateraal ter beschikking heeft om ook andere partijen op wereldschaal tot actie aan te zetten.
De Europese Unie heeft ook de duidelijke ambitie om haar leiderschapsrol ook in termen van het goede voorbeeld op zich te nemen. Wij werken reeds een tijdje aan de langetermijnstrategie die alle partijen betrokken bij de overeenkomst van Parijs in 2020 moeten voorleggen. Er is het voorstel van de vorige Europese Commissie uit 2018, Clean Planet For All, met daarin de doelstelling om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn. Die doelstelling wordt nu op zeer krachtige wijze gedragen door de voorstellen van de Europese Commissie voor een European Green Deal.
Niet alleen op het niveau van de Europese Commissie maar ook op het niveau van de lidstaten en de Europese Raad zijn reeds duidelijke signalen gegeven, stapsgewijs. Op de Europese Raad van juni 2019 werd beslist dat wij naar een klimaatneutraal Europa gaan, maar nog niet dat dit tegen 2050 moet zijn, zoals het IPCC voorschrijft. Vier landen lagen toen nog dwars. Op 12 december 2019, nota bene tijdens de COP, zijn alle lidstaten, met inbegrip van de vier die ik u net in het rood toonde, overeengekomen dat de Europese Unie klimaatneutraal zal worden tegen 2050.
Er is één kleine caveat van Polen natuurlijk. Dat is de one member state die u hier ziet. Het is een citaat uit de conclusies van de Europese Raad. Polen zegt heel duidelijk dat het wel degelijk de Europese doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 steunt, maar het kan zich in de huidige context en in deze fase er nog niet toe verbinden om dat ook effectief op nationaal niveau te gaan uitvoeren. Dit wordt vervolgd tijdens een volgende zitting van de Europese Raad in juni 2020.
Dat was de langetermijndoelstelling, maar er is ook de korte termijn. 2020 is het jaar waarin wij een nieuwe NDC voorleggen. U kent ongetwijfeld de aangekondigde ambitie van de Europese Commissie, zoals nu ook vervat in het voorstel van Green Deal om de Europese emissies op Horizon 2030 te leggen op 50 of misschien zelfs 55 %, terwijl dat nu 40 % is.
Daarover zijn er nog geen beslissingen genomen op het niveau van de Raad en van de vergadering van de lidstaten van de Europese Unie. 10 lidstaten hebben vorig jaar tijdens de top van New York alvast aangekondigd dat zij op nationaal niveau werken aan het verhogen van het ambitieniveau. Dat geeft al een voorzet voor de richting die het debat tussen de lidstaten over dat aspect van de Green Deal uit zal gaan.
Ik toon u hier een klein deel van de resolutie die het Europees Parlement heeft aangenomen voor COP 25. In de resolutie voor COP 24 hadden ze trouwens al iets vergelijkbaars beslist. Ze zijn voorstander van een emissiereductie met 55 % op het territorium van de Europese Unie, domestic greenhouse gas emissions, dus zonder gebruik te maken van de koolstofmarkt. Vanzelfsprekend is daaraan gekoppeld de oproep aan andere landen om hun ambitieniveau eveneens te verhogen. Het is niet onbelangrijk dat deze resolutie op een grote meerderheid kon rekenen in het Europees Parlement. Ze werd gedragen door de grootste fracties in dat parlement.
Ik ga even iets dieper in op de Green Deal. Dat zijn 25 pagina's met nog een paar pagina's bijlagen erbij. Het is niettemin geen klimaat- of energiestrategie, in de woorden van mevrouw von der Leyen zelf is het de nieuwe groeistrategie van de Europese Unie. Ze gebruikt daar termen die ik een Commissievoorzitter nog nooit eerder in de mond heb horen nemen, zaken als regeneratieve economie en meer teruggeven aan de planeet dan we wegnemen. Dat is het narratief van de Commissie-von der Leyen.
Die Green Deal is echt het hart aan het worden van de Europese core policy. Als we bijvoorbeeld kijken naar het macro-economische beleid van de Europese Unie en het bijsturen van wat lidstaten doen in de context van het Europese semester, dan zien we dat in de annual growth strategy – de kick-off van de jaarlijkse cyclus van het Europese semester – staat dat economische groei geen doel op zich is. Dat is de allereerste zin van de nieuwe jaarlijkse groeistrategie die de Commissie voorstelt.
De paradigmashift van een nieuw groeimodel wordt daarin herhaald. Duurzaamheid als kern en niet als een perifeer element. Dit ter illustratie van het gegeven dat de nieuwe Europese Commissie duurzaamheid in al haar aspecten echt in het hart plaatst van heel haar beleid.
Die Green Deal is geen klimaatplan, is geen milieuplan, maar is een nieuwe groeistrategie en die raakt dus aan het geheel van het Europees beleid en indirect ook aan het beleid van de lidstaten. Die Green Deal heeft als doelstelling onze economie fundamenteel te transformeren op een manier die sociaal is.
Zoals mevrouw von der Leyen het zelf zegt, die Green Deal moet werken voor iedereen of hij zal niet werken. Dat geldt zowel op het niveau van de verschillende omstandigheden van verschillende lidstaten van de Europese Unie, maar ook als het gaat om verschillende bevolkingsgroepen binnen die lidstaten.
Met als grote blokken aan initiatieven daarin uiteraard de klimaatambitie, de klimaatneutraliteit, de 50 en 55 %. Onvermijdelijk dus ook behoorlijk wat over energie, industrie – de hervorming van de Europese industrie staat heel centraal – het gebouwenpark en de renovatie daarvan.
Maar ook daarbuiten, in het bredere milieu- en gezondheidsbeleid, met zaken die heel nauw aansluiten bij klimaat en energie, is er de ambitie om naar een toxic free environment te gaan, het beschermen van ecosystemen en biodiversiteit, het hervormen van het landbouwbeleid in functie daarvan, en mobiliteit uiteraard ook. Dat alles wordt onderbouwd met een behoorlijk robuust pakket aan financiële maatregelen en met die kaderende voorwaarde van een just transition, een rechtvaardige transformatie en transitie van onze economie om ervoor te zorgen dat no one is left behind.
Niet onbelangrijk om ook hier te vermelden, het staat een beetje in de marge, is dat de Europese Commissie dat niet alleen wil doen vanuit haar eigen hoek. Ze wil dat ook doen in samenwerking met de lidstaten, wat ze uiteraard ook niet anders kan. Ze wil dat ook doen met de burgers, met de stakeholders. Er wordt in termen van governance van die Green Deal een Europees klimaatpact aangekondigd. Dat komt er heel snel aan.
Een aantal punten in de mededeling Green Deal houden een directer verband met de Europese klimaatambitie en vormen dus deels ook de politieke boodschap in de aanloop naar COP 26 dat Europa het goede voorbeeld geeft. Ik zal dat iets nader duiden.
Onder de heading klimaat van de Green Deal komt er al in maart 2020 een wetgevend voorstel van de Europese Commissie aan om de doelstelling van klimaatneutralisatie tegen 2050, die door de Europese Raad nu politiek is gevalideerd, ook wettelijk bindend te maken.
Tegen de zomer van 2020 – eerst dacht men nog tegen oktober 2020, maar nu zou het tegen de zomer van 2020 worden – zal de Europese Commissie ook een voorstel doen over de manier waarop het ambitieniveau op Horizon 2030 kan worden verhoogd.
Het wordt krap om dat voorstel als politiek signaal in de aanloop naar COP 26 te laten tellen. Hopelijk kunnen het voorbereidende werk, de intentie van de Europese Commissie en het onthaal van de mededeling door de lidstaten en het Europees Parlement ook al tellen als politiek signaal en op die manier andere partijen aanzetten om ook serieus werk te maken van de verhoging van hun ambitieniveau.
Daaraan gekoppeld en afhankelijk van wat het plan tegen 2030 voor de verhoging van het ambitieniveau beoogt, is er de intentie om in 2021 het hele pakket van klimaat- en energiewetgeving – emission trading, effort sharing, hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, CO2-normen voor personenwagens, bestelwagen en vrachtwagens – uit te werken, om effectief op Europees niveau uitvoering te geven aan de Europese wetgeving en aan de verplichtingen voor de Europese lidstaten inzake de genoemde 50-55 %-doelstellingen.
Ik had het al over het carbon border adjustment mechanism als alternatief voor wat nu al in het ETS is vervat inzake de bescherming van het concurrentievermogen van onze bedrijven tegenover bedrijven die in landen opereren waar een lagere koolstofprijs en een minder ambitieus klimaatbeleid gelden.
Ik sprak al over de herziening van de richtlijn betreffende hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, maar er komt ook een strategie voor het verder uitrollen van offshore wind en de interconnectie tussen de elektriciteitsnetwerken. Er komt een initiatief voor de renovatie van gebouwen, met de doelstelling om de renovatiegraad te verdubbelen. Een industriële strategie zal er ook heel snel aankomen, in maart al. Daaraan is een nieuw actieplan voor de circulaire economie gekoppeld, want die zaken hangen heel nauw samen.
Il y a un nombre de secteurs mentionnés explicitement par la Commission dans sa communication en termes de stratégie industrielle durable: une initiative sur l'acier, une initiative sur les batteries dans le contexte de l'économie circulaire, par exemple. Dans le contexte de l'acier, l'objectif est d'avoir un secteur producteur d'acier neutre en carbone à l'horizon 2030.
Wat betreft de mobiliteit het volgende.
Over de uitstootnormen voor personenwagens, vrachtwagens en bestelwagens had ik het al. Het gaat onder andere over de mogelijkheid om het emissiehandelssysteem uit te breiden naar de scheepvaartsector, om de deelname van de luchtvaartsector in de EU ETS minder vrijblijvend te maken en om minder gratis emissierechten te geven aan die sectoren. Een aantal heel concrete voorstellen worden hier aangekondigd.
De twee sokkels, de vrij veel bepalende onderliggende voorwaarden om de Europese Green Deal te laten slagen, zijn de financiering, enerzijds, en het inclusieve karakter, de rechtvaardigheid of de billijkheid van de transitie, anderzijds. Wij hebben in dat verband een voorstel van de Commissie gekregen over met name een just transistion mechanism, dat de twee pijlers, financiering en billijkheid, overbrugt.
Plus largement, il y a un nouveau plan d'investissement pour une Europe durable.
On verra aussi des propositions de la Commission par rapport aux budgets nationaux et à l'utilisation d'aides d'État dans le contexte du Green Deal.
La Commission a annoncé qu'elle pensait pouvoir investir, avec les différentes mesures qu'elle propose dans le contexte financier du Green Deal, mille milliards d'euros au cours des dix années à venir. Ces milliards ne viennent pas exclusivement du budget européen, mais aussi des budgets nationaux, du secteur privé, etc.
À l'écran, vous voyez le concept de ce plan d'investissement, avec plus ou moins un demi-milliard d'euros du budget européen. Il n'est pas encore décidé dans le cadre financier pluriannuel mais je viens de lire que le président du Conseil Charles Michel a annoncé qu'il allait tenter d'arriver à un accord sur ce cadre financier pluriannuel le 20 février. Il y a également l'utilisation des différents instruments, dont le principal s'appelle InvestEU – qui est le successeur du plan Juncker –, en fonction du financement nécessaire à la réussite du Green Deal.
En ce qui concerne le mécanisme de transition, il contient un nouveau Fonds de transition juste qui devrait pouvoir mobiliser 30 à 50 milliards d'euros dans les pays les plus vulnérables et qui ont le plus de difficultés à réaliser la transition bas carbone. Il s'agit de pays qui dépendent grandement de l'utilisation du charbon – par exemple la Pologne – ou qui ont une grande concentration d'industries génératrices d'émissions de carbone.
Ce n'est pas seulement ce fonds. Il y a aussi le nouveau plan Juncker (programme InvestEU) qui dédiera de l'argent qui mènerait lui aussi à la mobilisation d'un montant comparable (45 milliards de dollars). Il y a aussi les actions de la Banque européenne d'investissement laquelle – Mme von der Leyen l'avait déjà annoncé dans ses policy guidelines – devrait devenir la Banque climatique européenne qui pourrait générer 25 à 30 milliards d'investissements.
Ces moyens ne seront pas donnés aux États membres ou aux régions qui en auraient besoin. Le financement est conditionné à la soumission d'un plan territorial (territorial transition plan) d'une part, et d'autre part, par l'exigence d'un cofinancement au niveau national.
Avec cela, dans la proposition de la Commission, les États membres de l'Union européenne pourraient compter sur un montant d'argent mobilisable (consultable dans la dernière colonne de ce petit tableau). Pour ce qui concerne la Belgique, celle-ci aurait potentiellement droit à 68 millions d'euros du Fonds de transition juste. Mais avec les différents leviers contenus dans le reste du paquet et le besoin de cofinancer avec de l'argent national, la Belgique pourrait mobiliser quasi un milliard d'euros pour la "transition juste".
Le Conseil européen ne s'est pas encore exprimé sur les propositions de la Commission. Le Parlement, par contre, le 15 janvier a déjà adopté une résolution générale sur le Green Deal. C'est une résolution qui, de façon très générale, accueille très favorablement les propositions de la Commission. Je vous montre le premier paragraphe dans lequel la Commission welcomes the communication, shares the commission commitments, résolution qui a été approuvée par une large majorité des membres du Parlement européen et a été portée par les différents groupes politiques au sein du Parlement européen.
Il faut maintenant voir comment le Conseil va se positionner. La Commission a adressé, comme elle le fait toujours, sa communication sur le Green Deal au Parlement européen, mais aussi au Conseil de l'Union européenne. Comme je le disais, le Conseil ne s'est pas encore exprimé. Des échanges de vues sont prévus, etc. Mais il n'y a pas encore de conclusions.
Ce que nous avons fait, c'est voir quels membres du Parlement européen sont membres de partis politiques qui font partie de gouvernements nationaux des États membres. Comme vous le voyez, une grande majorité des partis présents dans les gouvernements au niveau national, la plupart des membres appartenant à ces partis, au sein du Parlement européen, ont voté en faveur de cette résolution, à l'exception notable, à droite, de la Pologne. Presque tous les membres du Parlement européen qui sont membres des partis au pouvoir en Pologne on voté contre cette résolution.
Néanmoins, cela donne une indication de l'appui politique potentiel des États membres au sein du Conseil.
Il est aussi utile de regarder… Le Green Deal lui-même ne sera pas voté; il sera potentiellement accueilli, avec des conclusions du Conseil qui sont adoptées par consensus. Par contre, si on regarde la Roadmap, la liste de fifty actions for 2050, comme l'appelle Mme von der Leyen, il y a beaucoup de propositions qui sont d'ordre législatif. Pour la plupart des thèmes traités, on vote au Conseil et c'est le vote à la majorité qualifiée qui est la règle.
Pour information, une proposition législative est acceptée au Conseil si les États membres qui votent en faveur représentent 65 % de la population européenne – représentée ici par la ligne orange sur les graphiques. Les petits points oranges sont la population de chaque pays.
Comme vous le voyez, avec les pays ayant une majorité de partis politiques qui ont voté en faveur du Green Deal au Parlement européen, on dépasse tout juste la condition des 65 % pour arriver à une majorité qualifiée. C'est notamment, selon cette analyse, la Belgique qui permettrait d'atteindre cette majorité. Ce n'est évidemment qu'une indication. À voir dans les différents éléments… On n'a pas pu analyser les différents amendements sur tous les points particuliers du Green Deal mais cela donne quand même une indication de la volonté politique présente au sein des majorités nationales des pays membres de l'Union européenne.
Mijnheer de voorzitter, ik beëindig mijn betoog met een klein puntje over de rol van België, niet alleen als Europese lidstaat in de bredere context van de discussies die over de Green Deal losbarsten.
Ik wil daarover nog meegeven dat het een heuse taak zal zijn ervoor te zorgen dat alle filières en alle beleidsniveaus over alle verschillende aspecten van de nieuwe groeistrategie op een inclusieve en transparante manier tot eensgezinde posities kunnen komen.
Ik heb het daarover, omdat België, net als de Europese Unie, in 2050 een langetermijnstrategie moet indienen in de context van de overeenkomst van Parijs. Een lidstaat van de Europese Unie is door artikel 15 van de verordening inzake energy union governance ook verplicht bij de Europese Commissie een langetermijnstrategie in te dienen. Wij moesten dat al op 1 januari 2020 hebben gedaan. Dat is echter nog niet gelukt.
De tijdlijn ziet u daaronder. Ik beschrijf u ook even kort de methodologie, omdat u, mijnheer de voorzitter, ook aangaf dat samenwerking en dialoog in het hart liggen van het overleg dat nu wordt gevoerd.
De methodologie waartoe de vier betrokken regeringen, zijnde de drie gewestregeringen en de federale regering, hebben beslist, teneinde een langetermijnstrategie tot stand te brengen, is een methodologie die vergelijkbaar is met de methodologie die voor het Nationaal Energie- en Klimaatplan is gebruikt. Iedere "entiteit" – de federale staat is uiteraard geen gefedereerde entiteit, maar die term wordt gebruikt – ontwikkelt daarbij een eigen strategie. De diverse strategieën zullen uiteindelijk worden gekoppeld. Dat is de methodologie waartoe in april 2019 is beslist.
De drie Gewesten, zijnde Brussel, Wallonië en het Vlaams Gewest, hebben hun gewestelijke strategieën in november en december 2019 goedgekeurd. De federale regering heeft geen strategie goedgekeurd. Het document dat mee in de discussies is opgenomen, is een visiedocument dat door de administratie is ontwikkeld.
De discussies tussen de ministeriële beleidscellen en de kabinetten met het oog op een beslissing of validatie van een tekst door het Overlegcomité eind februari 2020, lopen bijna af.
Die tekst zou er grosso modo als volgt uitzien. Vooreerst, de drie geweststrategieën, zoals goedgekeurd door de gewestregeringen; een soort van overkoepelende tekst daarbij, een samenvatting waar mogelijk, met de letterlijke tekst van de drie geweststrategieën in bijlage bij die tekst. Dan, in het beste geval, als een soort van contextueel element, het federaal visiedocument, eigenlijk het visiedocument van de federale administratie.
Het ziet ernaar uit dat België zijn formele verplichting om een langetermijnstrategie bij de Europese Commissie neer te leggen binnen een redelijke termijn, weliswaar na de deadline, zal hebben vervuld. De echte challenge ligt volgens mij bij de verdere uitrol van die langetermijnstrategie. Zo'n langetermijnstrategie geeft in het beste geval duidelijke doelstellingen en een aantal oriëntaties, net zoals het visiedocument op federaal niveau. Het geeft aan waar de werven kunnen liggen. Die strategie kan uiteraard pas beleid worden als zij verder wordt uitgerold. Meer bepaald dient dat, ook uitgaande van de intentie van de geweststrategieën, te gebeuren onder de vorm van een participatief proces met alle actoren van de samenleving.
Mijnheer de voorzitter, tot daar mijn uiteenzetting.
Ik dank u voor uw aandacht en ik beantwoord graag vragen.
De voorzitter: Mijnheer Wittoeck, bedankt voor uw uiteenzetting.
Collega's, om het debat te lanceren, stel ik voor dat wij werken met een vragenronde waarin de verschillende partijen aan bod komen, in plaats van te werken per delegatie, want in dat laatste geval bestaat het risico dat bepaalde partijen gewoonweg niet aan bod komen. Ik pas de regel-D'Hondt toe, zoals die in de Kamer is vastgelegd. Ik stel dus voor dat per partij één spreker de kans krijgt om het woord te voeren.
Je demanderai à chacun de se limiter à deux minutes par question, sinon nous serons encore ici ce soir, et de bien mentionner son nom et l'assemblée à laquelle il appartient.
Ik verzoek u dus om uw naam op te geven, evenals te melden van welk parlement u deel uitmaakt. De medewerkers van ons secretariaat kennen namelijk niet iedereen, waarvoor verontschuldigingen, maar dat zal op termijn wel verbeteren.
02.02 Martin Casier (PS): Monsieur le président, nous allons bien poser des questions relatives à l'exposé, mais qui ne concernent pas la suite de l'ordre du jour?
Le président: Oui, absolument.
Na dit debat
zullen we discussiëren over de regeling van de werkzaamheden.
Gaat iedereen akkoord met die werkwijze? (Instemming)
02.03 Andries Gryffroy (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijn naam is Andries Gryffroy, ik zetel in het Vlaams Parlement.
Mijnheer Wittoeck, eerst wil ik een algemene beschouwing geven.
In de trias energetica is het belangrijkste dat altijd dat eerst bekeken wordt wat we efficiënter kunnen doen inzake energieverbruik, materialen en grondstoffen. Daarna wordt bekeken welke energie we nog wensen en ten slotte moet die energie dan zo duurzaam en zo kostenefficiënt mogelijk zijn. Dat vind ik niet altijd terug in uw presentatie. Toch denk ik dat dit een belangrijk onderdeel is, dat het zelfs de baseline moet zijn van alle mogelijke discussies en beslissingen. Ik geef een voorbeeld; corrigeert u mij als ik het verkeerd heb. Het Just Transition Mechanism of Just Transition Fund bestaat erin dat er voor België 68 miljoen euro voorzien is vanuit de Europese Commissie. Die 68 miljoen euro wordt echter pas toegekend als België een leverage doet voor in totaal 1 miljard euro. Op slide 43 hebt u de andere landen gepresenteerd en daar zag ik heel duidelijk dat de steenkoollanden in basis de meeste euro's krijgen. Dat komt niet overeen met wat volgens ons de basisstelling moet zijn, namelijk dat er zo efficiënt mogelijk moet worden omgegaan met energie, materialen en grondstoffen, en dat wat daarna nog nodig is aan basisenergie zo duurzaam mogelijk en zo kostenefficiënt mogelijk moet zijn. Volgens mij is energie opgewekt uit steenkool niet bijzonder duurzaam.
Mijn tweede belangrijke vraag gaat over de carbon tax, die u weliswaar vernoemt maar waarover u zich niet uitspreekt.
Ik wil u vragen wat volgens u het meest interessante systeem kan zijn. Het antwoord kan de carbon tax zijn, maar ook gewoonweg vrijhandelsakkoorden, zoals er binnenkort één gesloten wordt, namelijk het free trade agreement tussen de Europese Unie en Vietnam, waarin heel duidelijk vermeld staat dat Vietnam zich moet houden aan de regels zoals vastgelegd in het Akkoord van Parijs. Wat is uw opinie daarover? Voeren wij best een carbon tax in, waardoor wij ons eigenlijk opsluiten, als ik dat zo mag uitdrukken, of kunnen we beter onze marktmacht gebruiken om strengere milieueisen op te leggen via vrijhandelsakkoorden?
02.04 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Dank u voor uw uiteenzetting, mijnheer Wittoeck.
Ik wil eerst en vooral mijn waardering uitspreken voor u, als spreker die aangekondigd was als de hoofdonderhandelaar. Wij mogen in ons land trots zijn op onze mensen, op onze diplomaten en op het onderhandelingsparcours dat wij al tientallen jaren lopen op het vlak van klimaatbeleid. Zeker het eerste deel van de presentatie, over de COP 25, bevestigt dat nogmaals.
Algemeen beschouwd brengen de klimaaturgentie en de nodige oplossingen ons hier vandaag samen in de Kamer. De klimaaturgentie en de nodige oplossingen betreffen zaken die burgers ons vragen en wetenschappers ons zeggen. Ook de bedrijven zijn er vandaag klaar voor. Soms lijkt het alsof wij, de politiek, daarvoor niet klaar zijn, maar het feit dat uitgerekend het klimaatbeleid alle verschillende parlementen hier vandaag samenbrengt, moet ons hoopvol stemmen. Ook wij kunnen elkaar dus vinden. Wij kunnen samenwerken aan de klimaatambitie en aan haalbare oplossingen.
Dat zal niet gemakkelijk zijn, want het is een zeer complexe materie. Alle overheden in ons land zijn bevoegd. Wij hebben verschillende nuances en schakeringen, maar uiteindelijk ben ik er wel van overtuigd dat de dialoog ons bij de oplossingen zal brengen. Die dialoog is ook wat echt nodig is, als wij tot een belangrijk draagvlak willen komen. Collega's, die dialoog moeten wij niet alleen met elkaar hier in het Parlement voeren, maar ook met de verschillende stakeholders in de samenleving.
Daaraan koppel ik meteen mijn eerste vraag. Mijnheer Wittoeck, er is een publieksbevraging geweest over het Nationale Klimaat- en Energieplan, maar er is geen publieksbevraging geweest over de langetermijnstrategie. U hebt verwezen naar artikel 15 uit de governanceverordening, maar als ik die goed begrijp, dan is een publieksbevraging evengoed nodig voor de langetermijnstrategie. Zijn er nog plannen om die alsnog te organiseren? Zou bijvoorbeeld de federale klimaatadministratie als samenbrenger goed geplaatst kunnen zijn om zo'n traject in goede banen te leiden?
Ik had ook een vraag over COP 26. We kunnen blijven stilstaan bij COP 25 maar de uitleg was zeer goed. Hoe ziet u het voorzitterschap van COP 26 in het kader van de brexit en vooral in het kader van de rol van Europa?
Europa is meestal een voortrekker in het kader van de klimaatonderhandelingen. Is er al een zicht op hoe de brexit en Europa zich tot elkaar zullen verhouden?
02.05 Mélissa Hanus (PS): Monsieur Wittoek, je vous remercie pour votre présentation sur la COP et le Green New Deal. Celle-ci nous confère une vision générale des travaux réalisés en matière de politique climatique à l'échelle internationale.
D'autres voix s'élèvent à travers le monde, en ce compris celle des jeunes, pour réclamer un rehaussement des ambitions climatiques. Je suis heureuse de pouvoir assister, aujourd'hui, pour une première fois, à ce dialogue interparlementaire qui me donne l'espoir de dépasser les clivages pour répondre à l'urgence climatique. Seulement, ce dialogue ne pourra bénéficier que de la portée que l'on voudra bien lui octroyer; c'est un point que l'on amènera lors de l'ordre des travaux.
Mais revenons à la COP, ce point spécifique que vous nous avez présenté. Les résultats de la dernière COP ont déçu bon nombre de parties. Quels sont, selon vous, les points d'attention particuliers auxquels la Belgique doit être attentive? Sur la base de l'exemple d'autres pays à travers le monde, quelles sont, selon vous, les actions et les idées novatrices en matière d'approvisionnement énergétique que nous pourrions étudier, car c'est un sujet sur lequel nous travaillons à la Chambre et qui pourrait intéresser les collègues des autres parlements?
02.06 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer Wittoeck, ik dank u namens mijn fractie voor uw uiteenzetting.
Ik heb een vraagje over het Transitiefonds. Ik heb vernomen dat de Commissie al eind februari de regio's die in aanmerking komen, zou aanduiden. Vervolgens moeten dan de territoriale plannen worden ingediend. Kunt u over die procedure iets meer in detail gaan? Er is daar uiteraard een aspect inzake nationale cofinanciering. Waar moet daarover worden onderhandeld? Gebeurt dat ook in het Overlegcomité?
Vlaanderen heeft zijn langetermijnstrategie bekendgemaakt: het streeft naar een daling met 85 % tegen 2050. Dat is uiteraard geen volledige klimaatneutraliteit. U weet ook dat er binnen de Belgische delegatie op de COP 25 een akkoord was voor het aansluiten bij de staten die een sterke koolstofmarkt willen, maar dat er niet echt overeenstemming was om naar het hoogste ambitieniveau te gaan. Daarmee komen wij meteen terug bij wat ik daarnet zei, maar dat slaat ook op de daling met zo'n 32 % tegen 2030 voor Vlaanderen.
Hoe ziet u dat verder evolueren de volgende maanden? Het is natuurlijk een politieke vraag, maar ik leg ze u, als hoge ambtenaar, graag voor.
02.07 Michel De Maegd (MR): Monsieur Wittoeck, je vous remercie de votre exposé fort exhaustif.
Cela dit, je voudrais vous poser trois questions plus précises. Vous avez parlé de la COP 25, qui est une COP bleue. Il était très important que notre pays s'y joigne. Comme de nombreux États, la Belgique a rappelé cet objectif qui consiste à protéger davantage encore l'océan pour 2030.
Nous insistons sur la nécessité d'aboutir à un traité ambitieux et efficace relativement à la protection de la biodiversité hors juridiction nationale. Plus particulièrement, en ce qui concerne la création d'aires marines protégées, disposez-vous d'un état d'avancement des travaux?
Ensuite, s'agissant de l'article 6 dont vous avez abondamment parlé, l'objectif est évidemment de faire aboutir ce dossier lors de la COP 26 à Glasgow. Selon vous, les lignes ont-elles bougé à ce propos depuis la COP 25? Avez-vous entendu des échos venant de l'Arabie saoudite, du Brésil, de l'Inde et, surtout, des États-Unis qui sont en pleine campagne électorale? Quelles en seraient les conséquences pour l'article 6?
Enfin, quel regard portez-vous sur notre processus de décision – tant pour la COP 25 que pour les autres –, vous qui vous trouvez au cœur de ses rouages? Nous savons que la politique climatique est partagée entre les différents niveaux de pouvoir – régional et fédéral. Nous avons bien vu que nos quatre ministres assistaient à la COP. Dans un instant, monsieur le président, je pense que nous allons parler de la gouvernance en ce domaine. Bref, monsieur Wittoeck, que vous inspire cette prise de décision qui, à tout le moins, n'est guère efficace?
02.08 Robrecht Bothuyne (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik ben Robrecht Bothuyne, Vlaams Parlement.
Op mijn beurt wil ik de heer Wittoeck bedanken voor zijn bijdrage en voor al het geleverde werk in de voorbije jaren, zeker voor de jongste COP. Die COP was geen succes. Of de COP in Glasgow beter zal zijn, valt nog af te wachten.
Mijnheer Wittoeck, ik heb vooral vragen over de Europese Green Deal. Dat project enthousiasmeert mij. Bij de uitwerking ervan is de Europese Commissie bijzonder ambitieus. Ik hoor u verklaren dat de doelstellingen tegen de zomer al moeten worden vastgelegd. Worden er impact assessments voorbereid? Op welke manier en op welke basis? Vindt er daarover dialoog plaats met de lidstaten? Kunnen wij daar op een of andere manier greep op krijgen?
In verband met het Just Transition Fund lijkt de 68 miljoen euro voor België mij een laag bedrag. Enkele collega's verwezen al naar de bijzonder hoge bedragen voor landen die met steenkool en andere weinig duurzame materialen worden geassocieerd. Gelet op het feit dat België, en zeker Vlaanderen, bijzonder energie-intensieve industrie heeft en dus voor een enorme transitie staat, lijkt mij het gerechtvaardigd om vanuit Europa een hogere financiering voor onze transitie te vragen. Op welke manier kan dat eventueel nog bewerkstelligd worden?
Investeringen zijn nodig en zullen aangetrokken worden. Het bedrag van 1.000 miljard euro aan investeringen spreekt tot de verbeelding. Op welke manier wordt dat gemonitord? Op welk niveau zitten wij nu in België? Kunnen wij daarover op steekhoudende wijze cijfers samen krijgen of kan daarvan werk worden gemaakt?
Mijnheer de voorzitter, tot slot heb ik een vraag in verband met de regeling van de werkzaamheden. Ik denk dat het nuttig is dat de langetermijnstrategie die België met alle entiteiten zal presenteren, ook in onze interfederale commissie voorgesteld wordt, om op basis daarvan hier de dialoog aan te gaan.
De voorzitter: Bedankt voor uw suggestie, die we zeker zullen bekijken.
02.09 Samuel Nemes (PTB): Monsieur le président, je siège au Parlement de Wallonie.
Monsieur Wittoeck, je vous remercie. J'ai deux questions à vous poser au sujet des COP 25 et 26. Le service d'études du PTB-PVDA a récemment réalisé un dossier dans lequel on peut voir qu'en Belgique, cinq multinationales polluent presque autant que tous les ménages belges réunis. Il s'agit de ENGIE Electrabel, Total, ArcelorMittal, BASF et ExxonMobil. Alors que les citoyens sont confrontés à toujours plus de contraintes concernant le respect de l'environnement (les zones à basse émission, les taxes déchets, etc.), les entreprises qui polluent beaucoup ne font face qu'aux contraintes qu'elles veulent bien s'imposer puisque si elles paient, elles peuvent continuer à polluer. Et je ne parle pas des impôts qu'elles ne paient presque pas dans notre pays: 2,7 milliards de réduction d'impôts pour 10 milliards de bénéfices cumulés. Cela pose question sur la contribution de ces groupes à l'effort climatique par rapport aux efforts imposés à la population. L'autre question que cela pose est que ENGIE et Total sont aussi des sponsors de la COP 25.
Ce n'est pas un hasard si le Brésil et l'Australie ont bloqué les négociations à la COP. Le président brésilien d'extrême droite, M. Bolsonaro, défend directement les intérêts de l'agro-industrie et le premier ministre australien, M. Morrison, est un défenseur ouvert de l'industrie du charbon. Si bien que la COP est bloquée directement et indirectement par les multinationales et certains gouvernements qui défendent leurs profits.
Cela va-t-il changer pour la COP 26 afin de fixer des objectifs qui répondent aux besoins des gens et de l'environnement et pas aux besoins de profit des multinationales?
Un point important à l'ordre du jour de la COP 25 était l'article 6 sur le marché mondial du carbone ou d'autres formes de coopération volontaire. Cependant, l'expérience du système ETS montre qu'un tel marché du carbone ne fonctionne pas, est inefficace et socialement injuste. À notre avis, au lieu d'un système de marché, nous avons besoin de normes contraignantes, comme pour la lutte contre la diminution de la couche d'ozone – le protocole de Montréal à l'époque.
Monsieur Wittoeck, comment voyez-vous l'évolution des COP en matière de justice climatique et sociale? Que pensez-vous de normes contraignantes pour les plus gros pollueurs au lieu du marché du carbone?
02.10 Bruno Tobback (sp.a): Bruno Tobback, Vlaams Parlement.
Ik wil in de eerste plaats de heer Wittoeck bedanken voor zijn glasheldere uiteenzetting, voor zover het mogelijk is om over de COP's doorheen de geschiedenis nog glashelder te zijn. Als iemand het kan, dan bent u dat wel, zeker wanneer het gaat over de Europese Green Deal.
Er wordt opgemerkt dat die bijzonder ambitieus is, maar ik denk dat, aangezien het een strategie is voor economische groei, economische toekomst en welvaart, ze niet ambitieus genoeg kan zijn. Laten wij die dus vooral toejuichen in onze commissie en in dit land, dat erg afhankelijk is van een Europese goeddraaiende economie die op de toekomst is gericht.
Ik heb een heel concrete vraag in verband met het Transitiefonds. Er wordt vaak opgemerkt dat het Belgische aandeel vrij klein is in verhouding tot steenkoollanden. Is impliciet of expliciet de link gelegd met de Europese fondsen waarop België in het verleden een beroep heeft kunnen doen, bijvoorbeeld bij het sluiten van steenkoolmijnen zoals de structuurfondsen? Eigenlijk is dat een beetje eenzelfde stap in de geschiedenis, maar minder expliciet gelinkt aan klimaat. Zijn er in die budgetten vergelijkingen gemaakt? Zal het geld van het Transitiefonds, als dat naar de steenkoollanden gaat, expliciet gebonden worden aan de sluiting van de steenkoolmijnen? In dat geval hebben wij weinig redenen om daarover boos te zijn, aangezien we er zelf ooit op een andere manier een beroep op hebben gedaan.
Als er echter geen directe link is tussen de middelen, die men krijgt, en het bijsturen van de economie en de sluiting van ongewenste activiteiten is er natuurlijk wel een probleem, want dan zijn wij gewoon geld down the drain aan het gieten.
02.11 François Desquesnes (cdH): Monsieur Wittoeck, je suis François Desquesnes, membre du Parlement de Wallonie.
Je vous remercie pour votre intervention. Il n'est jamais facile de traduire des débats relativement techniques et complexes en résumés et en enjeux de nature politique; mais je pense que vous nous avez permis de gravir une marche.
Trois points d'attention.
Le premier concerne le bilan de la COP 25. Vous avez quand même montré quelques éléments positifs. Je pense que c'est important aussi de souligner ces aspects. Il y a, vous l'avez dit, des blocages de deux natures dans les pays qui ne veulent pas avancer. La Belgique fait partie des 66 pays qui veulent avancer. Quel est le rapport de forces entre ceux qui disent "nous avons un passé, une histoire différente, un niveau de développement différent, nous devons davantage être compensés financièrement" et ceux qui sont dans une logique totalement climatosceptique, "il n'y a pas d'efforts à réaliser"?
Deuxième aspect, l'aspect européen, je pense que c'est un aspect important. Vous l'avez dit: avec la nouvelle présidente de la Commission, Mme von der Leyen, nous avons affaire à une révolution copernicienne. J'aime beaucoup les mots que vous avez utilisés en disant "c'est une nouvelle stratégie de croissance qui évite de mettre dos à dos ceux qui ne veulent pas faire d'efforts et ceux veulent faire des efforts de façon contrainte". Je pense que c'est une logique positive.
Par rapport à cela, j'ai deux sous-questions.
Comment combine-t-on la logique des ETS qui existe déjà en Europe, et le reste? Comment fait-on en sorte de combiner les deux éléments pour atteindre nos objectifs en termes de réduction des gaz à effet de serre?
Plus particulièrement, seconde question, en ce qui concerne les financements. Évidemment, on le sait, d'autres collègues l'ont évoqué, les moyens budgétaires dévolus au Fonds de transition ne sont pas très importants pour la Belgique. Au total, on parle de 1 milliard. En Wallonie, c'est un plan d'investissement de transition de 5 milliards d'euros. On voit que les échelles sont relativement faibles. Quelque part, je trouve cela normal. Mais il y a aussi une question d'assouplissement des règles budgétaires. Qu'en est-il aujourd'hui dans le débat au sein du Green Deal sur ces règles d'assouplissement budgétaire qui seront nécessaires pour mettre des plans de transition en œuvre dans toutes nos Régions, que ce soit en Flandre, à Bruxelles ou en Wallonie?
Troisième élément: parmi les pays européens qui progressent rapidement, vous avez dit qu'il y avait dix pays qui étaient prêts à avancer. Il s'agit essentiellement de pays de l'Ouest européen, avec une île: la Belgique. Pourquoi?
02.12 Marie Nagy (DéFI): Monsieur le président, je suis Marie Nagy, députée au Parlement bruxellois.
Je vous remercie pour l'organisation et je me joins aux félicitations et aux remerciements adressés à M. Wittoeck qui, d'une manière très claire, nous a présenté les résultats de la COP et les enjeux à venir.
Je voulais souligner, à propos de ce que vous avez dit sur la stratégie du Green Deal européen, combien celui-ci est important. La prise en compte de l'urgence climatique nécessite une réponse. Nous ne sommes alors plus dans la dénonciation, ni dans l'état des lieux, mais dans un plan d'action. Celui-ci permet de sortir par le haut et de répondre aux enjeux du climat. Avant de présenter une proposition d'écoute des habitants, il faut que nous, en tant que députés et représentants du peuple, nous disions que l'Europe est un élément favorable, et qu'elle veut présenter un plan ambitieux qui positionne l'Union européenne dans le leadership au niveau international, et qui veut en plus que cette transition soit juste et équitable.
C'est une grande et bonne nouvelle; c'est important. La Belgique est un laboratoire, avec trois Régions et une structure fédérale. Tout ce petit monde doit se mettre d'accord pour avoir une stratégie cohérente. Je me réjouis que la Région bruxelloise ait présenté un plan ambitieux qui nous mette au niveau de l'Accord de Paris. Mais je constate qu'au niveau des négociations intrabelges, le résultat n'y est pas. De quelle manière le dialogue pourra-t-il s'établir entre entités fédérées et entité fédérale pour arriver à un résultat conforme aux objectifs?
Je souhaite une clarification sur l'Accord de San José. Si je comprends bien, la Belgique est signataire de cet accord. Mais quand je vois le résultat des trois plans et ce qui s'annonce, nous ne sommes même pas encore à l'Accord de Paris. Ce n'est pas un mieux.
J'appuie la question sur l'assouplissement des questions de financement. Si le fédéral doit intervenir pour les Régions, étant donné la situation budgétaire actuelle, il sera difficile de soutenir des investissements majeurs et importants, qui seront pourtant nécessaires.
J'ai encore une dernière question sur les traités commerciaux. Vous aviez dit que ces traités devraient intégrer les objectifs de l'Accord de Paris. Mais est-ce contraignant ou non? Je pense à l'exemple du Mercosur. Si je comprends bien, le Brésil serait alors reconnu comme respectant l'Accord de Paris.
De voorzitter: Mijnheer Wittoeck, u hebt aandachtig zitten noteren, wij luisteren met veel belangstelling naar uw antwoorden.
02.13 Peter Wittoeck: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik probeer u zo goed mogelijk te antwoorden. Ik zal de vragen behandelen in chronologische volgorde.
Mijnheer Gryffroy, u sprak over een tegenstrijdigheid tussen het concept van Just Transition Mechanism en Just Transition Fund, enerzijds, en de trias energetica, anderzijds. Het is niet de bedoeling van de Europese Commissie om een principe zoals de trias energetica te volgen maar om net in die regio's in de Europese Unie die het het moeilijkst hebben de transitie in te zetten, ervoor te zorgen dat het gebrek aan financiële middelen geen hindernis vormt. Dat is glashelder. Ik begrijp eigenlijk niet goed waarom u die trias energetica als basis zou willen gebruiken.
Het is belangrijk om te noteren dat het Just Transition Mechanism een van de eerste elementen is van de Green Deal waaromtrent de Europese Commissie reeds met concrete wetgevende voorstellen is gekomen, die ook cijfermatig uitgewerkt zijn. Dit is gebeurd omdat het vinden van een consensus binnen Europa belangrijk is over hoe wij die lidstaten, die regio's binnen die lidstaten en de bevolking en bedrijven van die regio's die het het moeilijkst zullen hebben, mee aan boord krijgen. Als de Europese Raad in juni opnieuw beraadslaagt over het vermelden van de one member state die niet in staat is om de nettonulemissies te realiseren, hangt dat uiteraard daarmee samen. Het Just Transition Mechanism moet gezien worden in die context.
Mijnheer Gryffroy, u stelde ook een vraag over wat het interessants is, enerzijds een carbon border tax of carbon border mechanism of, anderzijds, het gebruiken van de Europese marktmacht.
Ik zal daar zelf geen uitspraken over doen, want dat is inderdaad politiek, maar in de voorstellen van de Europese Commissie worden beide gecombineerd.
Gisteren heeft de man die verantwoordelijk is voor de Green Deal op het kabinet van mevrouw von der Leyen tijdens een Belgische stakeholderconsultatie over de Green Deal gezegd: het is de bedoeling dat wij die carbon border tax nooit zullen moeten gebruiken. Men werkt met carrots and sticks. Het is in de eerste plaats een stok achter de deur, die we hopelijk nooit zullen moeten gebruiken. Als wij die niet moeten gebruiken, betekent dit dat de andere grote economische machten mee aan boord zijn voor de transitie naar een lagekoolstofeconomie.
Mevrouw Van der Straeten, u stelde de vraag of er een publieksbevraging is geweest over de langetermijnstrategie. Die is er inderdaad niet geweest. Die wordt wel gevraagd door de Europese wetgeving. Het ontwerpdocument spreekt daar wel over. Ik kan u zeggen dat in het document in voorbereiding staat dat het wegens tijdsgebrek niet mogelijk was een publieksbevraging over de langetermijnstrategie te organiseren en dat de andere informatie voldoende inzage geeft in wat de publieke opinie is. Dit zijn niet de exacte bewoordingen, maar dat is hoe men van plan is het uitblijven van een specifieke publieksbevraging te verklaren bij de Europese Commissie.
Het andere luik van uw vraag is of er nog plannen zijn voor publieksparticipatie na het indienen van de langetermijnstrategie, wat hopelijk in de loop van volgende maand gebeurt. Op één van mijn laatste slides wordt getoond dat er in de gewestelijke langetermijnstrategieën wel degelijk, in algemene termen, sprake is van een vervolgtraject, en dat dit in de richting gaat van participatieve processen.
Ik heb u ook al gezegd dat er geen afzonderlijk door de federale regering goedgekeurd federaal luik in de nationale strategie zit, maar dat er wel een document van de administratie bestaat dat mee besproken is in de context van het Belgo-Belgische overleg over de langetermijnstrategie.
Dit kan voor een deel een voorzet zijn – dat was ook de intentie – om door het identificeren van een groot aantal werven, chantiers, workstreams hebben we het genoemd in de eerste versie, een aantal brandpunten, een aantal aandachtspunten voor het verder uitrollen van de verschillende elementen van de Belgische langetermijnstrategie te ontwikkelen in dialoog met alle betrokkenen, dus zowel alle beleidsniveaus als alle andere actoren in de samenleving.
De brexit. Daar kan ik eigenlijk nog niet zo heel veel over zeggen. Ik denk niet dat de rol van het Verenigd Koninkrijk als voorzitter van de COP 26 negatief wordt beïnvloed door de brexit. Integendeel, ik denk dat het VK de COP 26 als één van de fora ziet waar het zich als constructieve, multilaterale partner kan blijven profileren. Ik denk dat dit inderdaad de bedoeling is van de Britse regering.
In termen van de relatie dan tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie. Wij hebben in het verleden nog voorzitterschappen gehad van COP's – denk aan Parijs bijvoorbeeld – door lidstaten van de Europese Unie. Ik neem Frankrijk graag als voorbeeld, omdat Frankrijk zich toen in zijn relatie met de Europese Unie als het over de internationale klimaatonderhandelingen ging, een beetje heeft geherdefinieerd. Zij namen voor een stuk afstand van hun rol als lidstaat die meewoog op de positiebepaling, om ten volle hun rol te kunnen spelen van onafhankelijke voorzitter. Ik denk dat men misschien die vergelijking zou kunnen maken. Ik vrees dus niet echt voor negatieve gevolgen van de brexit voor die specifieke rol van het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie in de onderhandelingen.
Het blijft ook mogelijk, maar daar zijn nog geen beslissingen over genomen, dat het VK binnen de verschillende fora waar op Europees niveau overleg wordt gepleegd, binnen de context van de Raad van de Europese Unie over de Europese posities voor het internationale niveau, als waarnemer zou blijven worden uitgenodigd. Dat is een theoretische mogelijkheid die toegelaten wordt door de brexitakkoorden, maar waarvan ik niet weet of er al beslissingen in zijn genomen. Ik denk het niet.
Madame Hanus, vous m'avez interrogé au sujet des énergies novatrices dans le contexte de la COP 26. Pourquoi ne traite-t-on pas de ces questions durant les COP? La raison est que c'est un peu out of scope, même si le lien est évident. Il est certain que l'innovation énergétique, grâce à l'emploi de technologies que nous connaissons depuis des années, est nécessaire pour que réussisse le régime climatique.
Toutefois, sur le plan international de la realpolitik, on n'en parle pas. Il est plutôt question de transfert technologique, de politique et de mesures, sans que soit abordée une technologie en particulier. Ce ne serait pas accepté. Je me souviens ainsi d'une proposition visant à discuter d'une technique ou l'autre. Un État membre des Nations unies, qui accorde un grand intérêt à une autre – pour ne pas parler du pétrole –, s'y est opposé. L'ouverture d'un tel débat est même impossible, vu que la décision doit être prise par consensus.
Bref, la COP n'est pas la bonne enceinte pour discuter directement du développement et de la promotion d'une technologie en particulier. Il existe toutefois d'autres assemblées multilatérales qui sont très bien placées pour aborder la question des énergies renouvelables. Je pense ainsi à l'Agence internationale de l'énergie renouvelable (IRENA) ainsi qu'à l'Agence internationale de l'énergie (IEA).
Mijnheer Ravyts, u hebt mij een vraag gesteld over het Just Transition Fund en of de Commissie eind februari de regio's zal aanduiden die zouden kunnen profiteren van het Just Transition Fund. Ik kan u daar op dit moment niet meer informatie over geven. Ik heb die zelf niet.
Ik zal uw vraag gebruiken als een aanleiding, mijnheer de voorzitter, om u erop te wijzen dat heel veel van de zaken waarover ik iets heb verteld voor een heel groot stuk buiten mijn comfortzone als klimaatambtenaar vallen. Dat is natuurlijk onvermijdelijk, want het gaat ook over heel gespecialiseerde en heel andere beleidsdomeinen. Om een heel duidelijk antwoord te krijgen op dergelijke vragen zou het misschien nuttig zijn ook andere experts te horen, want ik vrees dat ik zelf enigszins in gebreke zal moeten blijven.
Het klopt wel dat de Commissie heel snel met dat voorstel zal komen. Vermits het welslagen van het Just Transition Mechanism een voorwaarde is voor het welslagen van het bredere pakket mogen wij dat wel verwachten.
U hebt ook verwezen naar de doelstelling in de Vlaamse langetermijnstrategie om de emissies met 85 % te reduceren tegen 2050. Als ik het zelf goed begrepen heb, gaat het om 85 % in die sectoren buiten het emissiehandelssysteem. Als ik mij de teksten goed voor de geest kan halen, gaat de doelstelling ook vergezeld van een streven naar klimaatneutraliteit, zonder daarin veel preciezer te zijn. Er is dus een opening – naar de letter gelezen – naar een verdere evolutie, maar het is geheel en al aan de Vlaamse overheid om daarover te beslissen.
Monsieur De Maegd, vous m'avez posé des questions qui sont un peu hors de ma zone de confort. Je connais les initiatives que vous avez mentionnées et je me rends compte du rôle important que la Belgique joue dans ce contexte mais il y a d'autres collègues dans notre administration, notamment le service Milieu marin et l'envoyé spécial pour les océans, qui sont beaucoup mieux placés pour vous répondre. Je peux vous mettre en contact avec eux.
Une de vos questions portait sur l'article 6 pour savoir si les lignes avaient bougé. Pas à ma connaissance. Certains pays sont en train de chercher des compromis mais la première session de négociations n'aurait lieu qu'en juin. Formellement, rien n'a bougé mais on continue à discuter de manière informelle.
En ce qui concerne mon regard sur le processus de décision belgo-belge, je ne vais évidemment pas vous donner mon opinion. Je vais me référer à un processus que l'Université Saint-Louis a organisé depuis 2018, qui est appuyé par notre administration, sur la gouvernance climatique en Belgique. Ce processus prenait la forme d'une série de débats et de séminaires académiques des deux côtés de la frontière linguistique, avec des observateurs des différentes administrations et des invités internationaux, et était suivi par une conférence avec un volet politique. Pas mal de vos collègues y ont participé. Si vous voulez plus d'informations sur ce sujet, je vous suggère de consulter la rubrique "gouvernance climatique" sur notre site web climat.be.
Mijnheer Tobback, ik vind het een bijzonder interessante vergelijking, maar ik moet u voorlopig – ik was toen ook nog vrij jong – het antwoord schuldig blijven op de vraag in welke mate men voor de reconversie van de Belgische steenkoolmijnen gebruik heeft kunnen maken van Europees geld, maar ik zal dat zelf proberen uit te zoeken en ik kan u die informatie eventueel later bezorgen.
Monsieur Desquesnes, votre première question avait trait à une attitude plus équitable dans le chef des pays en développement – je le suppose – et une attitude que vous qualifiez de climatosceptique chez certains.
Je ne qualifierai pas de climatosceptique un pays ou l'autre. Mais regardons, par exemple, le comportement du Like-Minded Group of Developing Countries, que j'ai déjà mentionné à plusieurs reprises. Il est composé de grands pays émergents, comme la Chine et l'Inde, qui en sont des membres importants. L'Arabie saoudite est un autre membre dominant de ce groupe; ce pays n'a pas voulu reconnaître, lors de la COP 24, les conclusions du GIEC. Je ne sais pas si c'est en pensant à ces pays que vous avez fait référence aux attitudes climatosceptiques.
Lors des négociations, il y a différentes origines aux mêmes positions, parfois au sein d'un même groupe. Les pays appartenant au Like-Minded Group of Developing Countries essaient de garder le plus possible la distinction entre pays développés et pays en voie de développement, ce pour différentes raisons. Les pays membres les plus pauvres de ce groupe craignent que leurs obligations leur coûtent trop cher. Les pays membres les plus riches craignent que leurs obligations limitent, d'une façon ou d'une autre, leur croissance économique. Et puis, il y a les pays qui, dans une très grande mesure, sont encore dépendants de ce qui deviendra, un jour, l'ancienne économie basée sur les économies fossiles.
Je n'ai pas bien compris votre question ayant trait à la manière de combiner le système communautaire d'échange de quotas d'émissions de carbone (ETS) et les autres politiques.
02.14 François Desquesnes (cdH): Aujourd'hui, on doit confronter les engagements pris au niveau des Régions qui englobent l'ensemble des réductions avec un système ETS qui a sa propre logique et sa propre vitesse. Si on veut aller plus vite au niveau de certains secteurs non-ETS, comment peut-on combiner la vitesse fixée au niveau européen pour les secteurs couverts par l'ETS et les autres secteurs?
02.15 Peter Wittoeck: Je crois que je comprends mieux votre question. Les obligations pour les secteurs couverts par l'ETS sont inévitablement couvertes au niveau européen puisque le marché est européen.
Cela ne signifie pas que les autorités nationales ne peuvent pas aussi agir dans ces secteurs. Quand je parlais par exemple de la nouvelle stratégie industrielle que la Commission annonce dans le contexte du Green Deal, il y a des compétences au niveau national et, dans notre pays, au niveau régional, qui peuvent très bien compléter ce que la Commission va nous annoncer au niveau européen.
Cette stratégie va sans doute porter sur pas mal de secteurs qui sont couverts par l'ETS. Ce sont les secteurs les plus émetteurs; si nous voulons une stratégie industrielle qui contribue à la neutralité climatique, c'est inévitable. Les autorités nationales peuvent agir dans ces secteurs aussi, en promouvant la rénovation, en regroupant dans des ensembles homogènes différentes industries qui peuvent se complémenter dans un contexte d'économie circulaire, etc.
Il existe certainement un lien entre les deux groupes de secteurs. Pour les secteurs non couverts par l'ETS, ce sont les États membres qui sont responsables d'un point de vue juridique pour l'atteinte des objectifs. Cela ne signifie pas que ce sont les États membres qui, tout seuls, doivent mener une politique pour les atteindre. Il y a aussi une politique européenne. Dans le secteur du bâtiment, il va être renforcé. Dans le secteur du transport, les normes pour les voitures, par exemple, contribuent à l'atteinte des objectifs nationaux, et en partie régionaux dans notre pays.
Il est vrai aussi que des pays membres et, au sein de la Belgique, des entités fédérées, ont exprimé des objectifs qui couvrent les deux secteurs. D'un côté, cela rend les choses plus compliquées, parce qu'il y a plus de leviers à gérer, mais, d'un autre côté, cela permet, je suppose, de développer une vision holistique sur l'économie sur le territoire. Comme vous le savez, la distinction entre le secteur couvert par l'ETS et le secteur non-ETS n'est pas une distinction sur la base d'une homogénéité économique. Dans ce sens, je dirais qu'on peut voir la logique de traiter les deux grands secteurs dans un ensemble.
La carte de l'Europe que j'ai affichée montre les pays qui, à New York, le 23 septembre de l'année passée, ont annoncé renforcer dans leurs plans nationaux leurs ambitions pour 2030. La Belgique ne figure effectivement pas parmi ces pays; très simplement parce que les autorités compétentes dans notre pays (l'État fédéral et les trois Régions) n'ont pas pu se mettre d'accord pour rejoindre cette Alliance.
Madame Nagy, vous avez évoqué le besoin d'avoir une stratégie cohérente dans le contexte de la stratégie à long terme, je suppose. La question du "comment" est politique et très fortement liée à la discussion sur la gouvernance, comme l'a évoqué M. De Maegd. Je ne dois pas vous rappeler les discussions d'avant les élections, sur la loi spéciale climat et l'amendement à la Constitution qui portait aussi en partie sur ce sujet.
Je peux vous suggérer de lire les conclusions du processus que l'on avait organisé sur cette gouvernance climatique. M. le président avait aussi mentionné la gouvernance climatique à propos de l'un des sujets, en vue de la concertation interparlementaire. Si je peux avoir une opinion, je dirais que c'est une très bonne idée de continuer cette discussion sur la manière de mieux organiser la politique climatique dans notre pays. C'est une bonne idée parce que les contraintes deviennent de plus en plus grandes. On s'oriente vers la neutralité carbone en 2050. On ne parle plus de politique environnementale, ou climatique, on parle d'une transformation de l'économie dans son entièreté. Si nous voulons une discussion sur la manière de rendre cohérente une stratégie qui mène à ces transformations, nous devons pouvoir mettre ensemble toutes les compétences qui, d'une façon ou d'une autre, peuvent toucher à cette matière. C'est un constat assez analytique que je peux facilement faire.
J'ai parlé des principes de San José mais je n'ai pas été très clair. Ces principes ne portent pas sur le niveau d'ambition même, mais sur des principes qui sont nécessaires pour que les règles du marché des carbones ne forment pas un loophole pour le niveau d'ambition. C'est strictement dans le contexte du marché des carbones que la Belgique a pu s'associer. Pour être absolument clair, elle l'a fait pour des raisons liées à l'intégrité environnementale et pour le level playing field pour les entreprises européennes dans ce marché des carbones international.
Dans les accords de commerce, vous avez parlé du Mercosur et du Brésil, dans ce contexte. C'est très loin de ce que je suis de très près, mais je peux vous dire que la même question a été posée à M. Vandenberghe du cabinet de Mme von der Leyen, au cours du dialogue auquel je me suis référé.
Il a dit que c'est grâce à cette clause dans l'accord Mercosur qu'on a gardé le Brésil dans l'Accord de Paris. C'est son analyse. Je ne peux pas la valider. Je vous informe que c'est l'analyse du cabinet de Mme von der Leyen.
Mijnheer Bothuyne, u had een vraag over de 68 miljoen euro die België zou krijgen uit het Just Transition Fund. Ik kan mij moeilijk uitspreken over de rechtmatigheid daarvan. Ik heb de analyse van de Commissie gezien en zij heeft zich gebaseerd op de regio's die, enerzijds, in ruime mate afhankelijk zijn van steenkool en ook turf in het geval van Ierland en, anderzijds, van koolstofintensieve industrieën. Ik weet niet of dat een verschil maakt maar misschien zijn de energie-intensieve industrieën in België vaak elektro-intensief maar niet per se koolstofintensief. Dat zou een deel van de verklaring kunnen zijn maar dat is slechts een veronderstelling van mij, ik ben geen specialist in die materies.
Wat de monitoring van de 1.000 miljard euro betreft moet ik een beetje op de vlakte blijven. Alle instrumenten die de Europese Unie heeft, macro-economisch bijvoorbeeld het Europese semester, zullen daarvoor worden ingezet. Ik kan u hier echter geen lijstje geven van hoe dat precies zal gebeuren. Ik weet echter zeker dat het Europese semester de uitvoering van de Green Deal als een belangrijk aandachtspunt zal hebben, in grotere mate dan er in het verleden aandacht was voor energie, klimaat en transport.
En ce qui concerne les remarques de M. Nemes relatives à l'influence des entreprises multinationales et au blocage par celles-ci de la COP 25, je ne vais pas apporter de confirmation. Si des entreprises ou des parties prenantes influencent le processus de négociations, même si tous ces acteurs prenants, et c'est une bonne chose, sont présents à la COP et communiquent avec les négociateurs, je ne crois pas que les positions des négociateurs sont influencées par ces contacts. Par contre, les positions nationales que peut prendre un gouvernement, sont, elles aussi, influencées par les intérêts de certains acteurs. Je ne nierai pas que certaines positions sont influencées par certains intérêts économiques. Je n'irai pas au-delà de cela.
Quant à la question de savoir s'il y a un risque qu'il se produise la même chose à la COP 26 qu'à la COP 25, je répondrais par l'affirmative. Si on parle du processus international, je ne crois pas que la problématique soit aussi grave pour que l'on doive craindre qu'à la COP 26 se passe la même chose qu'à la COP 25.
Concernant le marché du carbone, selon vous, il serait préférable d'imposer des normes. Cela dépend de quelles normes vous parlez. Il y a des normes à différents niveaux. Le protocole de Kyoto imposait, par exemple, des normes au niveau national en combinaison avec un marché et des normes relatives à des produits. Cela a davantage à voir avec l'implémentation politique. La question des normes est à clarifier. S'il s'agit de la question fondamentale de savoir si le marché du carbone peut être utilisé ou non pour résoudre le problème, alors l'Accord de Paris est ce qu'il est. L'article 6 contient deux mécanismes de marché et un mécanisme de non-market approaches qui sont davantage impliqués dans le développement de coopérations non basées sur le marché.
C'est le compromis de Paris, incontournable sauf amendement: travailler sur ce marché du carbone. Mais dans la mesure où ce marché du carbone peut engendrer des effets négatifs sur le niveau d'ambition et sur le développement durable, il faudra y rester attentif et j'espère avoir été assez clair à ce sujet.
De voorzitter: Dank u, mijnheer Wittoeck.
Collega's, ik stel voor dat wij nog een tweede ronde organiseren indien dit nodig is. Op die manier kunnen wij ten laatste om 13.30 uur de regeling van de werkzaamheden bekijken.
02.16 Andries Gryffroy (N-VA): Mijnheer Wittoeck, ik dank u voor de antwoorden.
Ik wil bij een punt blijven stilstaan, met
name het Just Transition Fund en het Just Transition Mechanism. Ik wil even
voorlezen wat ter zake in een Europees persartikel is verschenen. Ik citeer: "According
to the Commission the allocation method is based on economic (greenhouse gas
emissions) production of peat, production of oil shale, social criteria,
employment in coal and carbon intensive regions, and the GNI per capita."
Op die manier
komt men tot het basisprobleem en dat zijn ook de vragen die collega Tobback
heeft gesteld.
Wij hebben de steenkoolmijnen gesloten, zowel in Vlaanderen als in Wallonië, grotendeels met eigen middelen. We hebben een petrochemie uitgebouwd rond de haven van Antwerpen. Met onze eigen middelen hebben we ervoor gezorgd dat die de meest efficiënte petrochemische cluster van minstens Europa en misschien zelfs de wereld is.
Wij zijn minder carbonintensief dan de andere regio's omdat we energie-efficiënt zijn. We hebben inderdaad de steenkoolmijnen gesloten. Toch ziet men, als men naar uw tabel kijkt, dat Duitsland op nummer twee staat als het gaat om geld te krijgen uit die pot. Ik denk niet dat zij een probleem hebben met de GTP.
Als zij een probleem hebben met de uitstoot omwille van hun steenkoolcentrales, dan ik daar zeker een probleem mee omdat wij de sluiting van onze eigen steenkoolcentrales grotendeels gefinancierd hebben en zij niet, terwijl zij onze grootste concurrent zijn maar wel het meeste uit de pot krijgen.
De laatste zes maanden was Finland voorzitter. Waar was het meeste turf? In Finland. Wie is de tweede helft van dit jaar voorzitter? Duitsland. Daarna Frankrijk.
Mag ik verwachten in een governance dat een klimaatambtenaar zoals u ons allemaal vertegenwoordigt, alle politieke partijen samen, van links tot rechts en dat u ook de boodschap bottom-up en niet top-down in de Green Deal, overbrengt aan de Europese Commissie?
02.17 Ingrid Parmentier (Ecolo): Monsieur le président, je siège au Parlement bruxellois.
Monsieur Wittoeck, je vous remercie pour les explications reçues.
Ma première question concerne le Fonds de transition juste qui fait partie du New Deal et qui prévoit 68 millions d'euros pour la Belgique, avec des leviers potentiels, en utilisant tous les piliers, jusqu'à un milliard d'euros. Je voudrais savoir comment se fera la répartition de ces fonds et la coordination entre les entités du pays. En particulier, cette répartition sera-t-elle proportionnelle aux efforts auxquels se sont engagées chacune de ces entités?
Ma deuxième question concerne le renouvellement des contributions nationales pour les objectifs de réduction des gaz à effet de serre. Dix États membres ont déjà accepté le nouvel objectif 2030 de moins 55 % et l'objectif 2050 de neutralité carbone. Or, si j'ai bien compris votre exposé et vos slides, la Belgique n'en fait pas partie, alors que certaines Régions se sont engagées sur cette voie. Ma collègue Tinne Van der Straeten a mentionné les nuances entre nos différentes Régions mais, malgré ces disparités, il est pour nous évident que la Belgique doit faire partie du peloton de tête. Que manque-t-il à notre pays pour rejoindre le groupe des États responsables et ambitieux? Où sont les blocages? Chers collègues, pouvons-nous ensemble lever ces obstacles au niveau de notre pays?
02.18 Mélissa Hanus (PS): Monsieur le président, je souhaite clarifier mon intervention précédente.
Si la COP n'a pas de prérogatives particulières en matière énergétique, nous avons pourtant bien soutenu, par le biais de notre ministre, le fait de tenir un débat sur la politique énergétique qui peut être menée au niveau international. Je pense que nous devons le faire.
Monsieur le président, j'espère que les interventions seront courtes afin que nous ayons le temps de nous pencher sur l'ordre des travaux.
02.19 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer Wittoeck, ik moet dezelfde vraag stellen als mijn collega van Ecolo-Groen daarnet met betrekking tot de procedure rond het transitiefonds intra-Belgisch. Daarop hebt u niet meteen kunnen antwoorden. Ik vraag u niet om een waardeoordeel, maar hoe zal dat, louter procedureel, in zijn werk gaan? Vraagt dat een nieuw politiek overleg?
Ik moet ook mijn collega's van N-VA bijtreden. Zij hebben het over de transfers vanuit het transitiefonds naar het oosten. Zij hebben daarmee een eerder politieke, maar wel terechte opmerking geformuleerd.
02.20 Robrecht Bothuyne (CD&V): Mijnheer Wittoeck, ik dank u voor de antwoorden.
U hebt ondertussen begrepen dat verschillende partijen in diverse halfronden vragen stellen bij de manier waarop het Just Transition Fund is samengesteld en vooral bij het bedrag dat aan ons land wordt toebedeeld.
Ik denk dat daarop verder moet worden ingegaan. As wij een draagvlak willen voor de Green Deal, dan zal Europa ook rekening moeten houden met de inspanningen die in het verleden werden geleverd. De vraag is op welke manier dat alsnog kan.
Een ander element waarop u daarnet niet bent ingegaan, betreft de impact assessments die eventueel door de Europese Commissie worden voorbereid in het kader van de verdeling en de bepaling van de doelstellingen voor 2030, wat toch bijzonder belangrijk is voor ons land en voor onze economie. Ik krijg daarover dus graag wat extra toelichting.
02.21 François Desquesnes (cdH): Monsieur le président, je voudrais revenir sur une question à laquelle je n'ai pas eu de réponse et qui concerne l'assouplissement dans le cadre du Green Deal. Monsieur Wittoeck, je ne pense pas que vous ayez répondu à cette question.
Par ailleurs, j'ai bien entendu votre réponse sur les secteurs ETS et non-ETS. Il semble que toutes les Régions du pays n'aient pas pris des engagements ETS compris. Est-ce bien cela? Pourriez-vous expliquer quelle est la position de chacune des Régions en la matière?
02.22 Marie Nagy (DéFI): Monsieur le président, je m'associe au fait de ne pas avoir obtenu de réponse quant à l'assouplissement des normes.
Monsieur Wittoeck, dans votre réponse, vous signalez bien qu'il s'agit d'une transformation de l'économie dans son ensemble, ce qui suppose une mobilisation de fonds au niveau européen avec des contreparties et, pour prendre le cas de la Belgique, avec des situations budgétaires extrêmement ténues.
Quid de sortir de la norme budgétaire obligatoire pour des investissements qui seraient faits dans le cadre des économies d'énergie? Est-ce quelque chose dont on discute? Enfin, comment la Belgique prépare-t-elle sa position pour la COP 26?
02.23 Peter Wittoeck: Vooreerst mijn excuses aan de laatste vraagstellers, omdat ik enkele van hun vragen over het hoofd heb gezien.
De versoepeling van de budgetten, de greening of the budget, is zeker een van de elementen waarin de Green Deal voorziet om de financiering van alle nodige investeringen mogelijk te maken. Ik kan er niet op vooruitlopen hoe dat precies in zijn werk zal gaan. De Commissie zal er wel over blijven waken dat de versoepeling, de aanpassing van de Europese budgetregels, de doelstellingen van het Groei- en Stabiliteitspact niet in het gevaar brengen. De Europese Commissie erkent dus wel dat de overheden in de lidstaten mogelijk meer investeren om de Green Deal te verwezenlijken.
Mijnheer Bothuyne, sorry, ik was ook uw vraag over het impact assessment voor de 2030-doelstellingen vergeten. Daarover bestaat er naar mijn vrees momenteel nog maar heel weinig duidelijkheid. Er is heel veel lopende op heel veel verschillende plaatsen en ik beschik niet over alle informatie. Over het impact assessment valt er volgens mij ook nog niet zoveel informatie te delen. De Europese Commissie zal wel degelijk een impact assessment van de 50/55 %-doelstellingen maken. Hoewel ik niet weet of het ook nu het geval zal zijn, we hebben in het verleden wel gezien dat er, vooraleer er voorstellen komen, een dialoog plaatsvindt op expertenniveau over onder andere projecties. Ik sluit niet uit dat dat ook nu zal gebeuren, maar ik kan nu niet bevestigen dat het de intentie is van de Europese Commissie.
Mijnheer de voorzitter, als ik mij dat mag permitteren, kom ik steeds meer tot de conclusie dat in de commissie hier beter ook heel wat andere mensen dan ikzelf wordt uitgenodigd om dergelijke vragen te beantwoorden.
Madame Parmentier, vous avez posé une question relative à la répartition, entre les entités, de la part belge dans le Fonds de transition.
À ma connaissance, rien n'a encore été décidé. Toutefois, une décision pourrait avoir été prise à ce sujet car ce genre de décision se prend dans des réunions auxquelles participent des spécialistes du climat, comme moi. Ainsi, par exemple, une des filières qui traitent du Fonds de transition juste au niveau européen traite également de la politique de cohésion. Il s'agit d'une toute autre filière que celle qui traite normalement des questions climatiques et environnementales. Je veux parler ici du CCPE énergétique.
Notre pays a donc également un défi à relever au niveau des exécutifs, des administrations, des diplomates qui doivent veiller à rendre effective et efficace la transparence entre les différentes filières. Si tel était le cas, cela permettrait à quelqu'un d'autre de répondre au genre de questions que vous venez de me poser.
J'en arrive à votre question relative aux dix États membres qui ont souscrit à la Climate Ambition Alliance. Pour être clair, cela ne veut pas dire qu'ils ont accepté les 55 % comme niveau d'ambition. Je sais qu'il y a quelques années, dans leur accord de gouvernement, les Pays-Bas faisaient référence à 55 %. Je ne crois pas que tous les pays qui ont l'intention d'augmenter leur niveau d'ambition souhaitent se rallier à un niveau d'ambition de 55 ou 50 % ou encore à un autre pourcentage.
Pour ce qui concerne la position de notre pays par rapport à cette coalition des États membres, je crois avoir dit ce que je pouvais dire. Vous savez comment les décisions sont prises en matière de positionnement de la Belgique au niveau international et européen. Elles sont prises dans le cadre d'un consensus entre les autorités compétentes, à savoir l'État fédéral et les Régions.
Madame Hanus, je ne nie pas qu'une discussion au niveau international doit avoir lieu sur la politique énergétique. Cependant, cela est difficile dans le contexte UNSCC.
Dames en heren, ik hoop dat ik niet opnieuw een deel van de vragen ben vergeten te beantwoorden.
De voorzitter: Zijn er nog onbeantwoorde vragen?
02.24 François Desquesnes (cdH): La question des secteurs ETS et non-ETS. Il me semble que dans votre réponse, vous avez dit que les Régions en Belgique n'ont pas toutes la même organisation du comptage de leurs objectifs. Certaines tiennent compte des ETS, et d'autres visiblement ne l'ont pas englobée.
02.25 Peter Wittoeck: Monsieur Desquesnes, si on lit les stratégies à long terme des trois Régions, on voit que la Région de Bruxelles-Capitale et la Région wallonne ont un objectif qui couvre l'économie dans son entièreté (secteurs ETS et non-ETS confondus). Comme je crois l'avoir dit en réponse à la question de M. Ravyts tout à l'heure, la Région flamande a décidé, dans le contexte de sa stratégie à long terme, d'avoir comme objectif une réduction des émissions de gaz à effet de serre de 85 % dans les secteurs non-ETS; si j'ai bien lu la stratégie et la décision du gouvernement flamand dans ce contexte, en complétant, comme je le faisais tout à l'heure, la volonté de façon générale de quand même s'orienter vers la neutralité climatique.
02.26 Andries Gryffroy (N-VA): Mijnheer Wittoeck, dat klopt. Ik zou echter ook willen meegeven dat Europa naar mijn mening niet heeft gevraagd een plan tegen 2050 op te stellen voor non-ETS en ETS samen. Europa vraagt een non-ETS, want ETS gebeurt normaal gezien op Europees niveau.
02.27 Peter Wittoeck: Mijnheer de voorzitter, ik zal een en ander even verduidelijken.
Ik denk niet dat de verordening inzake energy union governance specifiek is in die zin. De verordening inzake energy union governance vraagt een langetermijnstrategie met vooruitzichten naar 2050 en zelfs naar 2070, als ik mij niet vergis. Er wordt ook niet specifiek en exclusief naar de ene of de andere sector gekeken. De regels voor de langetermijnstrategieën zijn minder gedetailleerd dan voor de nationale energie- en klimaatplannen. Zelfs daarin wordt geen onderscheid gemaakt tussen ETS- en non-ETS-sectoren, al was het maar omdat het om het nationaal energie- en klimaatbeleid gaat en omdat het energiebeleid deels ook op de ETS-sectoren betrekking heeft. Dat verklaart misschien waarom er een algemenere notie kan bestaan die stelt dat de langetermijnstrategieën ook over sectoren moeten gaan die onder het ETS vallen.
Iedereen heeft ter zake natuurlijk recht op zijn interpretatie.
De voorzitter: Mijnheer Wittoeck, ik dank u uiteraard voor uw aanwezigheid, voor uw uitvoerige betoog en voor uw antwoorden op de gestelde vragen.
Ik wens u veel succes toe in de verdere voorbereidingen, die er ongetwijfeld zullen komen.
L'audition se termine à 13 h 13.
De hoorzitting eindigt om 13.13 uur.