Commission
des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions |
Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
du Mardi 4 février 2020 Après-midi ______ |
van Dinsdag 4 februari 2020 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 18 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.
Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Vraag van Robby De Caluwé aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De opstelling door het Nationaal Intermutualistisch College van een cartografie van de controles" (55000906C)
01 Question de Robby De Caluwé à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "L'établissement d'une cartographie des contrôles par le Collège Intermutualiste National" (55000906C)
01.01 Robby De Caluwé (Open Vld): Mevrouw de minister, in het Toekomstpact werd met de mutualiteiten overeengekomen dat het Nationaal Intermutualistisch College een cartografie zou opstellen van de a-priori- en a-posterioricontroles, waardoor het RIZIV over basisgegevens inzake de bestaande interne controles en audit binnen de ziekenfondsen zou beschikken.
Naar aanleiding van een rapport van het Rekenhof over deze controles door de ziekenfondsen meldde het Rekenhof dat de cartografie van deze controles onvoldoende gedetailleerd zou zijn. Het rapport bevat volgens het Rekenhof geen detailinformatie over hoe men controleert, welke motieven erachter zitten, hoeveel controles effectief werden uitgevoerd, enzovoort.
Het RIZIV was van mening dat deze cartografie in geen enkel opzicht bruikbaar is om zijn controleactiviteiten te sturen. Namens het Nationaal Intermutualistisch College stelde de heer Hermes tijdens de hoorzittingen in de commissie Gezondheid dat een exhaustief overzicht verstrekken van al de door de verzekeringsinstellingen uitgevoerde controles een titanenwerk is. De verzekeringsinstellingen willen hun medewerking wel bieden maar de heer Hermes acht het wenselijk voor die aanpak een werkwijze vast te leggen. Anders zouden de leveringstermijnen heel lang kunnen uitvallen en daardoor zou het controlesysteem weinig meerwaarde bieden.
Mevrouw de minister, graag verneem ik van u wat uw reactie is op de uitspraak van de heer Hermes?
Zijn er sinds het verschijnen van het rapport van het Rekenhof al initiatieven genomen om tot een werkwijze te komen om een cartografie met voldoende inhoud te bekomen, zodat het RIZIV daarmee aan de slag kan? Indien dat gebeurd is, welke zijn dan deze initiatieven?
01.02 Minister Maggie De Block: Dank u wel voor uw vraag, mijnheer De Caluwé. Het is goed dat de verzekeringsinstellingen hun medewerking zullen verlenen en zullen rapporteren over hun controlesystemen. De vorige oplevering van de rapportering die door het pact met de verzekeringsinstellingen bepaald was, bevatte hierover volledig onbruikbare informatie voor het RIZIV, wat ook door het Rekenhof werd vastgesteld.
De leveringstermijn valt sowieso al heel lang uit. Indien er een werkwijze moet worden vastgelegd om te rapporteren, nodig ik de verzekeringsinstellingen uit daar snel werk van te maken.
Niet kunnen meedelen en uitleggen wat hun activiteiten op controlegebied zijn, kan het vermoeden voeden dat er niet op de meest efficiënte manier wordt gewerkt.
Wat is er al gebeurd? Sinds het rapport van 12 september 2018 van het Rekenhof over de controle op de ziekenfondsen heeft het RIZIV in overleg met de verzekeringsinstellingen verschillende acties ondernomen om tegemoet te komen aan de opmerkingen van het Rekenhof.
Met dat doel heeft de Dienst voor Administratieve Controle, of DAC, van het RIZIV in 2019 verscheidene bilaterale contacten georganiseerd met alle verzekeringsinstellingen. Het beoogde doel is daar om elke verzekeringsinstelling een stand van zaken te laten opstellen van de interne controles over de reglementering, zowel a priori als a posteriori, in de eerste lijn in de sector van de geneeskundige verzorging en uitkering, alsook om de praktische modaliteiten voor de uitwisseling en de manier waarop deze gegevens vervolgens kunnen worden geïntegreerd in de techniek en controlemethodologie van de Dienst voor Administratieve Controle, te analyseren. Bovendien werd een samenwerking uitgewerkt tussen de verzekeringsinstellingen en de Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle van het RIZIV, zoals ook voorzien in ons actieplan Handhaving in de gezondheidszorg en dit met betrekking tot een uniforme en efficiënte aanpak van de controles, de terugvordering en de sancties en de systematische communicatie tussen de twee actoren via het Nationaal Intermutualistisch College met betrekking tot de geplande risicoanalyses, postcontroles en nationale acties.
Er zijn ook discussies over a-priori- en a-posterioricontroles in de eerste lijn door de verzekeringsinstellingen die ook hebben plaatsgevonden binnen de antifraudecommissie die werd opgericht binnen het RIZIV en waarin de vertegenwoordigers van de verschillende betrokken diensten van het RIZIV – de Dienst Geneeskundige Verzorging, de Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en de Dienst Administratieve Controle – en de verzekeringsinstellingen zetelen. Al deze werkzaamheden dragen bij tot het realiseren van meer transparantie en samenwerking tussen de verzekeringsinstellingen en het RIZIV.
01.03 Robby De Caluwé (Open Vld): Mevrouw de minister, ik ben heel blij met de initiatieven die u intussen heeft genomen. Het is inderdaad belangrijk dat we over een goed controlemechanisme beschikken. De genomen maatregelen zullen daar ongetwijfeld toe bijdragen. Dank u wel voor het werk dat u daarvoor gedaan heeft.
L'incident est clos.
02 Vraag van Dominiek Sneppe aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "Het sociaal statuut van de artsen-specialisten in opleiding" (55002080C)
02 Question de Dominiek Sneppe à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "Le statut social des médecins spécialistes en formation" (55002080C)
02.01 Dominiek Sneppe (VB): Mevrouw de minister, volgens de VASO, de Vereniging voor Artsen-Specialisten in Opleiding, laat de wettelijke bescherming voor artsen-specialisten in opleiding, kortweg aso’s, nog steeds te wensen over. De wet op de arbeidsduur wordt nog te vaak niet nageleefd; de verloning is wettelijk niet goed geregeld; wachtdienstvergoedingen zijn soms zeer laag; overuren worden dikwijls niet uitbetaald en het lijstje kan aangevuld worden tot in het oneindige.
Het verschilt bovendien van ziekenhuis tot ziekenhuis. Onlangs kreeg een aso nog gelijk van de rechter, toen hij een klacht tegen het UZ in Luik wegens de niet-uitbetaling van zijn overuren indiende. De VASO pleit daarom voor een wettelijk verankerd, uniform contract met dezelfde minimumvoorwaarden in alle ziekenhuizen.
Zult u een adviesvraag stellen aan de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen naar minimumvoorwaarden voor een contract tussen arts-specialisten in opleiding en de ziekenhuizen?
Hoe worden de intenties van uw groenboek in beleid omgezet?
Wordt VASO betrokken bij de totstandkoming van een beter statuut voor aso’s? Zo ja in welke zin?
Hoe staat u tegenover de kritiek dat de besparingen in het zorgbudget de uitrol van het statuut van aso's bemoeilijken?
Zijn er statistieken bekend waaruit blijkt dat oververmoeide aso’s meer medische fouten veroorzaken? Zo ja, wat is het gevolg?
02.02 Minister Maggie De Block: Mevrouw Sneppe, ik heb inderdaad het voornemen om een vraag te stellen aan de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen bij de FOD Volksgezondheid over de problematiek van de opleidingsovereenkomsten van artsen-specialisten in opleiding. Er zijn nauwe contacten tussen mijn medewerkers en de Vlaamse Vereniging voor Artsen-Specialisten in Opleiding inzake de opleidingsvoorwaarden tijdens de voor de erkenning verplicht te lopen professionele stages. VASO heeft zich ook eerder gericht tot de minister van Werk met concrete vragen inzake deeltijdse prestaties alsook verloning, met inbegrip van vergoedingen voor bijkomende prestaties en wachtdiensten.
Ik zal de commissie in essentie over twee thema's bevragen. Het eerste betreft een model van generieke overeenkomst tussen de aso en de stagemeester of door de stagemeester aangeduide voorziening die de opleidings- en prestatievoorwaarden bevat, een soort contract dus. De tweede vraag betreft een basisuurvergoeding voor bijkomende prestaties, met toepassing van de wet van 12 december 2010 tot vaststelling van de arbeidsduur van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen, de kandidaat-geneesheren in opleiding, de kandidaat-tandartsen in opleiding en de studenten-stagairs die zich voorbereiden op de uitoefening van die beroepen. Die adviesvraag, waarover nog wordt overlegd, zal binnenkort worden ingediend.
Ze zal geenszins over het sociaal statuut gaan. Mijn beleidscel zal zich inzetten voor een goed verloop van de adviesprocedure door de nodige contacten te onderhouden met de betrokkenen en in het bijzonder met de aso's zelf. De Sociale Inspectie van de FOD WASO is exclusief bevoegd voor de toepassing van de aangehaalde wet.
De principes van het groenboek, namelijk de financiering van de pedagogische componenten van de professionele stage, de koppeling ervan aan de kwaliteit van de stagedienst en de vorming door de stagemeesters en een ombudsfunctie voor problematische opleidingssituaties vergen een aanpassing van de WUG van 10 mei 2015 en de uitvoeringsbesluiten. Ook daarvoor treft de FOD de nodige voorbereidingen.
U begrijpt dat het aan de volgende regering zal zijn om de prioriteiten te bepalen, ook in termen van budgettering want daar is natuurlijk een kostenplaatje aan verbonden. VASO is momenteel, op 4 februari, bij het kabinet voor overleg. De beleidscel en VASO leggen samen het traject vast dat dan aan de volgende beleidsploeg zal worden overgedragen. Er is nood aan de ontwikkeling van een kwaliteitssysteem en aan de registratie van gegevens met betrekking tot de stage en de audit van de stagediensten en stagemeesters.
De besprekingen over een sociaal statuut voor de aso's horen thuis in het paritair overlegmodel van de ziekteverzekering, met andere woorden in de Medicomut. Ik respecteer dat overlegmodel en mijn medewerkers zijn beschikbaar voor verdere informatie en het conceptualiseren van een statuut.
U vroeg ook naar statistieken. Bij mijn weten zijn er nog geen bekend. De stagemeesters, inzonderheid de coördinerende stagemeesters, zijn vaak verbonden aan een universitaire faculteit en dragen daar een verantwoordelijkheid. Studenten informeren ons soms over schrijnende situaties en wij trachten daar dan een rol in te spelen.
Samengevat kan ik stellen dat er met de introductie van het groenboek en de budgettaire maatregelen voor de opleiding belangrijke stappen zijn gezet in het dossier. Dat was eigenlijk hoog tijd, want mijn voorgangers besteedden nooit enige aandacht aan.
02.03 Dominiek Sneppe (VB): Mevrouw de minister, het verheugt mij dat er een traject uitgestippeld wordt, maar ik hoop dat men daar wat vaart achter kan zetten. We hebben immers weet van schrijnende toestanden en het is zeer jammer dat die nog steeds ad hoc moeten worden aangepakt. Ik hoop dus dat er een echt statuut komt voor de artsen-specialisten in opleiding, zodat ze beter beschermd zijn bij ziekte, werkloosheid en gebeurlijke ongevallen.
L'incident est clos.
03 Vraag van Dominiek Sneppe aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "Het ziekteverzuim van de federale ambtenaren" (55002137C)
03 Question de Dominiek Sneppe à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "L'absentéisme des fonctionnaires fédéraux" (55002137C)
03.01 Dominiek Sneppe (VB): Mevrouw de minister, na een lichte daling in 2017 blijkt uit onderzoek van Medex dat het ziekteverzuim bij federale ambtenaren in 2018 weer gestegen is.
Psychische aandoeningen zijn de grootste oorzaken van ziekteverzuim. Depressie en burn-out zijn daarbij de grootste boosdoeners. U liet weten dat u burn-outs wil aanpakken als een werkgerelateerde aandoening. Fedris, het Federaal agentschap voor beroepsrisico's, is daarom een project gestart om een begeleidingstraject op maat te bieden aan werknemers met een burn-out of een risico op een burn-out.
Ik heb hierover de volgende vragen, mevrouw de minister.
Wat zijn volgens u de oorzaken van die stijging?
Is het duidelijk waarom er in 2017 een daling van het ziekteverzuim was?
Wat houdt dat begeleidingstraject op maat precies in?
03.02 Minister Maggie De Block: Mevrouw Sneppe, het ziekteverzuim van de federale ambtenaren is een weerkerende rubriek. Het klopt dat de cijfers die Medex eind vorig jaar publiceerde, opnieuw een stijging vertoonden. Het verzuimpercentage van 2018 bedraagt 6,48 %, een stijging van 0,43 % ten opzichte van 2017. Zowel in de private als de publieke sector kende het ziekteverzuim de voorbije jaren een stijgende lijn. Ook bij de ambtenaren wordt die trend gevolgd. Alleen in 2017 was er een tijdelijke daling van het federale ziekteverzuim.
Medex heeft een vrij gedetailleerde kijk op de ziektecijfers. Ik geef hier wat meer uitleg bij. De stijging van het verzuimpercentage is vooral te wijten aan de toename van de afwezigheidsduur. De ambtenaren die zich in 2018 afwezig hebben gemeld, zijn gemiddeld 22,8 dagen ziek. In 2017 lag dat cijfer nog op 21,2 dagen. Er zijn dus niet meer ambtenaren ziek, maar zij zijn wel langer ziek.
Ambtenaren zijn gemiddeld vaker, maar minder lang afwezig dan werknemers in de private sector. Volgens Securex bedraagt de gemiddelde duur van een afwezigheid in de private sector 16 werkdagen en voor een federaal ambtenaar gemiddeld 7,6 dagen. Aangezien een ambtenaar gemiddeld 2,1 keer per jaar afwezig is, is de gemiddelde afwezigheidsduur van een ambtenaar 15,2 dagen. Bij werknemers in de private sector is dat minder frequent: 1,1 keer per jaar volgens Securex of 1,2 keer per jaar volgens SD Worx. Zij zijn daarentegen wel langer afwezig: de gemiddelde afwezigheidsduur bij werknemers bedraagt 12,6 dagen volgens SD Worx of 17,6 dagen volgens Securex, terwijl die bij de ambtenaren 15 dagen bedraagt.
Inderdaad, psychische aandoeningen zijn de belangrijkste medische oorzaak van verzuim. Voor 2018 is dat ook in de openbare federale sector het geval. Vanaf de leeftijd van 30 jaar meldt minstens één ambtenaar op tien zich afwezig wegens een psychische aandoening. Depressie en burn-out zorgen voor een derde van de ziektedagen.
De cijfers met betrekking tot psychische aandoeningen bevestigen de stijgende trend in de afgelopen jaren. We hebben inderdaad al veel gewerkt op het aanpakken van burn-out als werkgerelateerde ziekte. Er zijn vele acties ondernomen voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen, waaronder het project waarnaar u verwijst.
Samen met Fedris, het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico's, werd ook een project opgestart om een begeleidingstraject op maat te bieden aan werknemers met burn-out of risico op burn-out. Zo'n 300 tot 1.000 werknemers uit de ziekenhuis- en de banksector kunnen aan het pilootproject deelnemen. Het gaat om mensen die door burn-out het werk meermaals kort onderbreken of minstens twee maanden arbeidsongeschikt zijn. Beide sectoren werden als eerste uitgekozen omdat wetenschappelijk onderzoek toont dat werknemers er een groter risico lopen om een burn-out te ontwikkelen.
Er zijn ook speciaal ontwikkelde begeleidings- en zorgtrajecten om de werknemers te helpen aan het werk te blijven of sneller te kunnen hervatten. Dat traject duurt maximaal negen maanden en bestaat uit verschillende sessies: stressbeheer, levenshygiëne, beroepsplanning, relaxatietechnieken, kinesitherapie enzovoort. Deze trajecten zijn zeer flexibel en kunnen aangepast worden aan de individuele noden van de werknemer. Alles wordt terugbetaald, ook de sessies en de bijhorende verplaatsingskosten. In 2021 is een evaluatie van dit pilootproject gepland.
We hebben ook een campagne gevoerd om burn-out te voorkomen, op te sporen en te genezen bij het grote publiek en bij beroepen in de gezondheidszorg. Informatie en sensibilisering zijn zeer belangrijk. Dat kunt u allemaal terugvinden op de website www.stressburnout.belgie.be.
Het stijgend aantal zieken blijft een belangrijk aandachtspunt. Daar werd vooral ingezet op maatregelen op maat van de patiënt. Mijn preventiebeleid was hierbij een belangrijke pijler maar ook bij uitval willen we arbeidsongeschikte personen niet opgeven. Mensen moeten alle kansen en begeleiding krijgen om het werk te kunnen hervatten.
Een volgende regering moet op die pijlers voortbouwen. Daarbij kan worden gedacht aan specifieke begeleiding op maat van de ambtenaren.
03.03 Dominiek Sneppe (VB): Dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister. Ik ben blij dat er al een en ander uit de bus is gekomen op het vlak van begeleidings- en zorgtrajecten. Ik hoop dat men die weg verder zal bewandelen.
Het incident is gesloten.
La présidente: Comme je n'ai pas pu le faire en début de réunion, je rappelle que nous avons désormais le plaisir de fonctionner avec un chronomètre. Le délai imparti à un parlementaire pour poser sa question est de deux minutes trente, tout comme celui accordé à la réponse de Mme la ministre. Quant à la réplique, elle est limitée à une minute. Je sais que l'exercice n'est pas simple. Nous pouvons donc parfois faire preuve de largesse, mais nous nous engageons, si possible, à respecter ce timing.
04 Question de Sophie Thémont à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "La santé et le moral des jeunes parents" (55002153C)
04 Vraag van Sophie Thémont aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De fysieke en geestelijke gezondheid van jonge ouders" (55002153C)
04.01 Sophie Thémont (PS): Madame la présidente, madame la ministre, Solidaris livre des informations préoccupantes dans une enquête publiée par le groupe Sudpresse, selon lesquelles les jeunes parents se sentent angoissés et en mauvaise santé.
À la question "Globalement, que pensez-vous de votre santé physique?", 57,6 % d'entre eux affirment être en assez bonne santé. C’est 6,5 points de moins qu’en 2015. À cette époque, 64,1 % des jeunes parents avaient alors répondu positivement. Plus inquiétant: seuls 16,2 % se disent en très bonne santé, contre 23,3 % en 2015. Le nombre d'individus interrogés ne s’estimant pas tout à fait en bonne santé a, lui, grimpé de 11,4 points puisque l'on est passé de 10,9 % à 22,3 %. Enfin, la quantité de personnes ne s’estimant pas du tout en bonne santé a aussi augmenté: on passe ainsi de 1,7 % à 3,9 %. Bon nombre d’entre elles se disent également anxieuses.
L’évolution liée au stress touche les deux sexes, mais on note tout de même un niveau d’anxiété plus élevé chez les mères. Le rapport au temps disponible est, en effet, très inégalitaire entre les hommes et les femmes, car ces dernières sont confrontées à une charge mentale plus lourde que leur conjoint.
L’Institut européen pour l’égalité entre les hommes et les femmes (EIGE) note que les femmes belges passent quotidiennement plus de temps que les hommes à s’occuper des enfants, petits-enfants, personnes âgées ou porteuses d'un handicap. L’écart est encore plus fort en ce qui concerne les tâches ménagères et la préparation des repas: 81,2 % des femmes le font quotidiennement contre 32,5 % des hommes. La catégorie "temps" est d’ailleurs celle qui a le plus régressé en matière d’égalité hommes-femmes en Belgique.
Madame la ministre, pourquoi les femmes portent-elles la majeure partie de cette charge mentale? Quelles solutions collectives peut-on apporter en vue de résoudre ce problème? Quels sont les moyens à mobiliser pour que les femmes puissent concilier davantage vie privée et vie professionnelle?
Beaucoup de femmes, pour les raisons citées précédemment, sont obligées de réduire leur temps de travail. Une meilleure prise en compte des années de travail à temps partiel dans le calcul de la pension nous semble obligatoire. Envisagez-vous de réfléchir à la question?
04.02 Maggie De Block, ministre: Madame la présidente, madame Thémont, je rigole, parce que je n'ai jamais entendu dire autre chose, à savoir que les femmes s'occupent bien plus de leurs enfants que ne le font leurs conjoints. Cela dit, la situation est en train d'évoluer.
En effet, nous constatons que le nombre d'affections psychosociales progressent chez les jeunes parents. Différentes études internationales relèvent une corrélation entre les tâches accomplies dans la sphère privée et l'apparition de syndromes tels que le burn-out. À mon initiative, le SPF Affaires sociales a commandé une étude permettant d'apporter de la clarté dans la connaissance de la pression liée à la combinaison vie professionnelle-vie privée.
Cette étude a été rendue début 2019. Elle constate que l'épuisement, le stress et les problèmes de sommeil sont les affections les plus courantes. L'étude montre que les risques psychosociaux sont en premier lieu liés au travail, mais qu'un bon équilibre entre travail et vie familiale est essentiel.
Les chercheurs ont fait sept recommandations: poursuivre le soutien du travail faisable; élaborer une définition et des critères univoques du burn-out; continuer à encourager la politique de prévention au niveau des entreprises; continuer à promouvoir d'autres mesures au niveau des entreprises comme la promotion de la culture d'entreprise favorable à une vie de famille équilibrée; poursuivre l'élaboration de mesures visant à contrer la pression résultant de la combinaison vie privée et vie professionnelle; simplifier et harmoniser les systèmes de crédit-temps, d'interruption de carrière, de congé de naissance, de congés parentaux, comme, par exemple, l'extension du congé de naissance; renforcer la qualité du management et de l'organisation du travail.
Le soutien de la direction constitue une puissante ressource. Les incitants devraient stimuler les entreprises à s'investir dans ce domaine et poursuivre l'encouragement de la réintégration des travailleurs en incapacité de travail.
Au cours de la précédente législature, le gouvernement a entrepris un certain nombre de démarches qui étaient en ligne avec les recommandations. Je pense ici à la loi relative au travail faisable et maniable, au lancement des projets pilotes relatifs à la prévention intégrée d'affections liées au travail, et à l'instauration du trajet de réintégration.
Étant donné que le rapport final de l'étude a été livré en décembre 2018 et qu'à l'époque, le gouvernement était déjà en affaires courantes, nous n'avons pas encore pu prendre d'initiatives supplémentaires. Mais il est clair que le prochain gouvernement devra se mettre au travail sur la base de ces recommandations.
J'en arrive ainsi à votre question ayant trait à la prise en compte de périodes pour le calcul de la pension. Cette question relève de la compétence de mon collègue, le ministre des Pensions, M. Bacquelaine.
04.03 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Comme vous l'avez dit, il faut développer des mesures pour mieux articuler l'équilibre entre vie professionnelle et vie privée car cela est essentiel, notamment pour l'émancipation des femmes. Il faut aussi, pour ces dernières, un accès égal au marché travail et un meilleur partage des responsabilités ménagères et de la charge mentale que ces dernières représentent. Mais d'autres démarches doivent encore être faites. Je pense notamment au congé de paternité pour les indépendants et à toute une série de recommandations de cette étude. Je serai donc attentive au suivi qui sera réservé à ce dossier.
Het incident is gesloten.
- Catherine Fonck à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "Le communiqué de presse du 3 avril 2019 relatif aux aidants proches" (55002187C)
- Catherine Fonck à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "La mise en œuvre de la loi du 17 mai 2019 établissant une reconnaissance des aidants proches" (55002188C)
- Nahima Lanjri à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "La reconnaissance des aidants proches" (55002474C)
- Anja Vanrobaeys à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "L'entrée en vigueur du congé pour aidants proches" (55002596C)
- Evita Willaert à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "L'état de la situation en ce qui concerne le statut et le régime de congés de l'aidant proche" (55003018C)
- Catherine Fonck aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "Het persbericht van 3 april 2019 over de mantelzorgers" (55002187C)
- Catherine Fonck aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De tenuitvoerlegging van de wet van 17 mei 2019 tot erkenning van de mantelzorgers" (55002188C)
- Nahima Lanjri aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De erkenning van de mantelzorgers" (55002474C)
- Anja Vanrobaeys aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De inwerkingtreding van het mantelzorgverlof" (55002596C)
- Evita Willaert aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De stand van zaken met betrekking tot het mantelzorgstatuut en -verlof" (55003018C)
05.01 Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, je reviens sur un sujet que je suis de longue date et au sujet duquel je ne cesserai jamais de mettre la pression pour qu'il se concrétise. La loi sur les aidants proches a été mise en œuvre le 17 mai 2019 et était censée entrer en application depuis un certain nombre de mois. Vous l'avez logiquement soumise à l'Autorité de protection des données (APD) mais depuis lors, nous n'avons plus eu de nouvelles. Nous avons appris récemment en séance plénière que l'APD avait rendu son avis fin novembre.
Quel est le contenu de cet avis? Avez-vous envoyé les projets d'arrêtés royaux au Conseil d'État? Dans l'affirmative, quelle est la position du Conseil d'État sur ces projets d'arrêtés royaux? Avez-vous prévu de les inscrire rapidement en deuxième lecture au Conseil des ministres?
Madame la ministre, vous avez régulièrement communiqué sur ce dossier, y compris officiellement. Dans un communiqué de presse d'avril 2019, vous avez clairement dit que le statut officiel entrerait en vigueur le 1er octobre 2019. Vous avez également dit que cela s'appliquerait uniquement pour les personnes en situation de grande dépendance et qu'il s'agirait d'un congé pour assistance médicale (de 12 à 18 mois). Je rappelle que le congé pour assistance médicale concerne une personne de la famille. Par ailleurs, vous annonciez que l'entrée en vigueur aurait lieu progressivement, par mois ajouté chaque année.
Le contenu de ce communiqué de presse ne correspond pas à la loi qui a été votée. Outre mes interrogations sur l'absence de concrétisation depuis trop longtemps et le non-respect de la loi votée, je m'interroge sur votre communication ainsi que sur le contenu des arrêtés royaux.
Madame la ministre, les arrêtés royaux respecteront-ils la loi votée ou correspondront-ils à votre communiqué de presse? Pour rappel, cette loi ne concerne pas uniquement la grande dépendance et elle n'est pas une simple extension de l'assistance médicale.
05.02 Nahima Lanjri (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb over het mantelzorgverlof al een paar keer vragen gesteld, zowel in de commissie als in de plenaire vergadering. De laatste keer was op 16 januari.
De wet waarmee wij mantelzorgers een maand voltijds of twee maanden halftijds mantelzorgverlof geven, had vanaf 1 oktober 2019 effectief in werking moeten treden. Dat is niet gelukt omdat het koninklijk besluit om mantelzorgers te erkennen nog niet klaar was.
U hebt daarin ondertussen al een aantal stappen gezet. Ik heb de volgende vragen. Een van de zaken die u moest doen, was het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit vragen. Dat advies is blijkbaar al binnen van 29 november. De volgende stap die had moeten worden genomen, was daarmee naar de regering te gaan om daarna het besluit tot erkenning van mantelzorgers naar de Raad van State te sturen.
Werd dat inderdaad al doorgestuurd naar de Raad van State? Hebt u dat advies al ontvangen? Indien ja, wat staat er daarin? Welke stappen moet u nog ondernemen om ervoor te zorgen dat mantelzorgers via een koninklijk besluit kunnen worden erkend? Wanneer zal dat koninklijk besluit worden gepubliceerd en wanneer zullen mensen eindelijk dat mantelzorgverlof kunnen aanvragen?
Het lijkt mij essentieel om daarvan werk te maken en al het mogelijke te doen. Dat ene koninklijk besluit, waardoor mantelzorgers worden erkend, is echt wel een basis voor iedereen, zowel voor werknemers uit de privésector als voor ambtenaren. Ook daar wacht uw collega op u, opdat de erkenning in orde zou zijn. Die erkenning moet verlopen via de ziekenfondsen, maar daarvoor moet u eerst die criteria in het koninklijk besluit opnemen.
Wat moet er nog gebeuren om ervoor te zorgen dat mensen het mantelzorgverlof kunnen opnemen? Wanneer zullen zij dat kunnen opnemen?
05.03 Anja
Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, de wet van 7 mei 2019 betreffende
de erkenning van mantelzorgers voert vanaf 1 oktober 2019 een nieuwe
mantelzorgverlof in waarbij erkende mantelzorgers met een RVA-uitkering verlof
kunnen opnemen voor de zorg van een zorgbehoevend persoon. Om dit verlof te
kunnen opnemen, moesten er nog uitvoerende koninklijke besluiten worden
genomen. Op de commissie van 13 november antwoordde u dat de ontwerpen van
koninklijke besluit op 11 oktober 2019 door de ministerraad werden goedgekeurd,
maar eerst ter advies gingen worden voorgelegd aan de
Gegevensbeschermingsautoriteit en vervolgens aan de Raad van State. Daarnaast
gaf u ook aan dat het Nationaal Intermutualistisch College zich verder ging buigen over de technische
uitwerking. Mijn vragen zijn dan ook: • Heeft de Gegevensbeschermingsautoriteit
hierover al advies uitgebracht? • Indien ja, zijn de ontwerpen van koninklijk
besluit reeds doorgestuurd voor advies van de Raad van State en tegen wanneer
wordt dit advies verwacht? • Wanneer zouden de ontwerpen van koninklijk besluit
kunnen ingaan en tegen wanneer zouden mantelzorgers hun verlof daadwerkelijk
kunnen opnemen? • Heeft het Intermutualistisch College nog andere technische
problemen gemeld? Indien ja, op welke manier en tegen wanneer worden die
aangepakt? Met dank voor de verstrekte antwoorden.
05.04 Minister Maggie De Block: Collega's, het was zeer ambitieus om de wet van 17 mei tegen oktober in voege te laten treden. Bij aanvang werd al gezegd dat dit niet zeer realistisch was, maar wij hebben toch geprobeerd om het zo snel mogelijk te doen. De principiële doorbraak in de Kamer was een goede zaak, hoewel er naar heel veel KB's werd verwezen die nog moesten worden ondertekend door mijzelf en minister Muylle. Iedereen wist goed dat de timing bijzonder ambitieus was. Aangezien het om een volledig nieuw statuut ging, was de timing zeer krap.
De ziekenfondsen zullen de erkenning van de mantelzorger toekennen. Er is veel overleg geweest met hen om de erkenning praktisch, technisch en juridisch te implementeren in hun systemen. Naast de uitwerking van het koninklijk besluit dienen ook communicatiestromen en databanken te worden uitgewerkt. Wij ontvingen inderdaad ook het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit op 29 november. Het ontwerp moest vervolgens nog worden aangepast aan het advies, want anders kan men het gewoon naast zich neerleggen. Het werd dus aangepast door de administratie en ook een aantal technische wijzigingen gevraagd door het ziekenfonds eind vorig jaar, werd opgenomen. Nu ligt het ontwerp inderdaad voor bij de Raad van State en wij wachten op het advies.
Wat de inwerkingtreding betreft, de adviestermijn van 30 dagen bij de Raad van State loopt. Daarna kunnen wij overgaan tot de ondertekening en publicatie van het KB. Ik wil, net zoals u, dat de erkenning er zo snel mogelijk komt.
En ce qui concerne les questions de Mme Fonck au sujet du contenu du communiqué de presse, je tiens à préciser que tout le monde – qu'il s'agisse d'un travailleur salarié ou d'un indépendant – peut demander la reconnaissance en tant qu'aidant proche. Par contre, le gouvernement lie certains droits à cette reconnaissance et est compétent pour la fixation de sous-conditions supplémentaires. Par exemple, le congé pour aidants proches s'applique aux travailleurs salariés et non aux indépendants étant donné qu'il s'agit d'une période de suspension d'un contrat de travail pour laquelle l'ONEM prévoit une indemnité.
En effet, le congé pour aidant proche est un nouveau congé thématique. La période pendant laquelle le travailleur peut suspendre l'exécution de son contrat est fixée à un mois à temps plein par personne aidée. Cette période peut être prolongée jusqu'à maximum six mois par le biais d'un arrêté royal. Le congé pour assistance médicale, qui a une durée maximale de douze mois en cas d'interruption complète, subsiste. Il sera donc possible de prendre ces deux types de congés si les critères pour les deux congés sont remplis.
La confusion à laquelle vous faites référence quant au degré de dépendance pourrait découler du fait que le législateur a introduit deux types de reconnaissances: une reconnaissance générale et une reconnaissance spécifique pour l'octroi de droits sociaux. La personne aidée doit être en situation de vulnérabilité ou de dépendance suite à son âge, à son état de santé ou suite à un handicap. Il ne doit pour cela pas spécifiquement s'agir d'une situation de grande dépendance. Quant à la reconnaissance spécifique pour l'octroi de droits sociaux, les conditions d'application sont plus strictes. Cette reconnaissance est liée à la situation médiale ou au degré d'autonomie de la personne aidée et vise donc indirectement les personnes dont le degré de dépendance est plus important.
Mevrouw Willaert is niet aanwezig maar ik vermeld graag dat naar aanleiding van het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit een passage werd opgenomen over de uitwerking van een centraal register voor mantelzorgers. Eveneens werd ook een aantal verduidelijkingen opgenomen in het ontwerp. Dit werd een beetje gewijzigd op juridisch-technisch en taalkundig vlak. Ook het model van de verklaring op erewoord en het attest van erkenning werden op vraag van de ziekenfondsen aangepast.
De budgettaire kosten worden gedragen door de overheden die een sociaal voordeel zullen koppelen aan de erkenning. Zo zal de uitkering van het mantelzorgverlof gedragen worden door de RVA.
Voor de erkenning zelf heeft de wetgever niet in een financieringsmechanisme voorzien.
Het is erg moeilijk nu al in te schatten hoeveel personen de algemene erkenning of de erkenning voor de toekenning van sociale rechten zullen krijgen. Uit de cijfers van de Gezondheidsenquête blijkt dat 9 % van de Belgen op een of andere manier mantelzorg aanbiedt. Door de erkenning zullen wij beter kunnen vaststellen hoeveel mantelzorgers er zijn.
Dit zal de verschillende beleidsmakers houvast geven bij het verder uitwerken van maatregelen ten gunste van de mantelzorgers.
05.05 Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, le moins que l'on puisse dire est que ce dossier a bénéficié d'un traitement qui est tout sauf un long fleuve tranquille. Il a véritablement fait l'objet d'un parcours du combattant, avec autant d'embûches dont je ne peux m'empêcher de penser que certaines ont été organisées. L'entrée en vigueur était prévue le 1er octobre 2019, vous l'avez dit vous-même dans toutes les langues avant les élections. Nous sommes déjà le 4 février 2020! J'attends de vous que vous respectiez un minimum la loi et que celle-ci entre en application le plus tôt possible.
Par ailleurs, quant au contenu, le gouvernement n'a, à mon avis, pas à transformer la loi par des arrêtés royaux qui en feraient une simple extension de l'assistance médicale, comme votre communiqué le laisse penser. Je serai évidemment extrêmement attentive au contenu de ces arrêtés royaux et j'ose espérer que, de votre coté, vous respecterez tant les engagements pris que la loi votée.
05.06 Nahima Lanjri (CD&V): Het is goed dat het einde eindelijk in zicht is. Deze wet had inderdaad op 1 oktober 2019 van kracht moeten zijn. Het is niet gelukt omdat nog één en ander moest gedaan worden. Ondertussen zijn we een half jaar verder. Nu ligt het KB met de erkenningsmodaliteiten eindelijk bij de Raad van State. U heeft gezegd dat de termijn loopt en dat het daarna gepubliceerd zal worden. Dat is goed want dan kunnen mensen het ook opnemen.
Kunt u mij zeggen hoe lang die termijn nog loopt? Daarop heb ik namelijk geen antwoord gehad.
05.07 Minister Maggie De Block: Dat weet ik niet.
05.08 Nahima Lanjri (CD&V): Normaal is dat dertig dagen. Is dat in deze zaak ook zo?
05.09 Minister Maggie De Block: Ik heb dat advies gevraagd en ondertekend, maar ik heb het niet getatoeëerd op mijn arm. Het is weg naar de Raad van State.
05.10 Nahima Lanjri (CD&V): Misschien is het goed dat u deze info achteraf nog bezorgt aan het secretariaat zodat het kan opgenomen worden in het verslag. Zo weten we wanneer er een antwoord komt en wanneer het KB ongeveer in voege zal kunnen treden. Ik neem aan dat het volgende maand zal zijn. Het wordt immers dringend. Ik ga ervan uit dat het geen maanden meer zal duren als het intussen al bij de Raad van State is. Ik vraag enkel een timing bij benadering.
05.11 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de minister, het mantelzorgverlof had inderdaad al op 1 oktober 2019 moeten ingaan. Ik hoop samen met mijn collega's dat het einde in zicht is, aangezien de ontwerpen van de KB's nu bij de Raad van State liggen. Zo kunnen de mantelzorgers waarschijnlijk binnen een aantal maanden hun mantelzorgverlof opnemen. Ik zal er ook nauwgezet op toezien dat die KB's inhoudelijk aansluiten bij de wet die goedgekeurd is. Er moet immers binnen dat wettelijke kader gewerkt worden. Er kan niet plots op een andere manier in KB's invulling gegeven worden aan iets dat wettelijk geregeld is.
Ik merk ook dat er overleg is geweest met de ziekenfondsen en dat de laatste technische problemen zijn opgelost. Daarnaast moet er ook nog iets gebeuren omtrent de uitwisseling van gegevens. Wordt hierover nog uitstel verwacht? Of is dit ondertussen al geregeld?
05.12 Minister Maggie De Block: Mevrouw de voorzitter, ik heb hier niets meer aan toe te voegen. Wij moeten nu het advies afwachten en dan moeten wij bekijken welke aanpassingen er moeten gebeuren. Hoe minder, hoe liever, maar wij kunnen niet vooruitlopen op het advies van de Raad van State.
05.13 Anja Vanrobaeys (sp.a): U zei dat er nog een aantal zaken moet gebeuren. Er is een aantal technische zaken aangekaart door de ziekenfondsen die ondertussen zijn aangepast. Ik vroeg mij af of de gegevensuitwisseling ondertussen ook al is gebeurd, maar misschien heb ik het niet goed begrepen.
05.14 Minister Maggie De Block: Als ik zeg dat er een databank en gegevensstromen moeten worden ontwikkeld, dan is dat juist voor die gegevensuitwisseling, maar dat heeft een kostprijs en moet ook technisch worden geïnstalleerd. Daar zijn wij al van in het begin mee bezig en dat is ook een van de redenen waarom nog niet alles er is. Ik heb al genoeg koppelingen tussen gegevensstromen geïnstalleerd op acht jaar tijd. Dat lijkt allemaal gemakkelijk, maar het moet worden getest en geïnstalleerd, en men moet er ook geld voor hebben. Dat is dus niet dadelijk klaar.
05.15 Anja Vanrobaeys (sp.a): Het is daarom net dat ik de vraag stel, omdat ik besef dat het opzetten van gegevensstromen niet in een-twee-drie gebeurd is. Ik vroeg mij dus gewoon af of wij daar al verder mee staan en of dit de inwerkingtreding nog zal uitstellen.
05.16 Minister Maggie De Block: Neen, daar wordt aan gewerkt met alle verzekeringsinstellingen, maar de ene verzekeringinstelling is al meer geïnformatiseerd dan de andere en wij moeten de traagste ook mee krijgen.
L'incident est clos.
La présidente: M. Van der Donckt n'est pas là pour poser sa question n° 55002191C.
06 Vraag van Björn Anseeuw aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De responsabilisering van de sociale partners bij de vastlegging van de evenwichtsdotatie" (55002416C)
06 Question de Björn Anseeuw à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "La responsabilisation des partenaires sociaux lors de la fixation de la dotation d'équilibre" (55002416C)
06.01 Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de minister, enkele jaren geleden werd in het Parlement de wet van 18 april 2017 houdende hervorming van de financiering van de sociale zekerheid aangenomen. Daarin werd bepaald dat bij de toekenning en de bepaling van de evenwichtsdotatie een aantal responsabiliseringsfactoren in acht moet worden genomen. Een van die responsabiliseringsfactoren, zoals opgenomen in artikel 23 van de aangehaalde wet, betreft het respecteren van de budgettaire neutraliteit of niet van de akkoorden gesloten tussen de sociale partners. Het begrip akkoorden mag in ruime zin worden geïnterpreteerd. De sociale partners zullen corrigerende maatregelen moeten voorstellen. De regering beslist vervolgens of zij het akkoord geheel of gedeeltelijk uitvoert en neemt ook een beslissing inzake de compenserende maatregelen.
Er zou een evenwichtsdotatie van iets meer dan 3 miljard zijn toegekend voor het jaar 2019, die het volledige tekort in de sociale zekerheid moet compenseren. Ik heb enkele vragen met betrekking tot de totstandkoming van de beslissing.
Ten eerste, hebt u effectief aan de sociale partners gevraagd om corrigerende maatregelen uit te werken ter compensatie van de hoge socialezekerheidsuitgaven, zoals vooropgesteld in de wet van 18 april 2017? Indien neen, waarom hebt u dat niet gedaan? Indien ja, over welke concrete budgettaire maatregelen gaat het? Welke specifieke uitgaven werden erdoor gecompenseerd? Welke voorgestelde corrigerende maatregelen hebt u al dan niet uitgevoerd?
Mijn tweede vraag is er een om verduidelijking. In artikel 21 van de wet is sprake van een aanpassing van de jaarlijkse rijkstoelage aan een vergrijzingscoëfficiënt. De rijkstoelage zou immers worden verhoogd indien “er sprake is van een significante verhoging van de effectieve leeftijd van uittreding uit de arbeidsmarkt en indien de reële groei van het bbp minstens 1,5 % bereikt.”
Hoe wordt de significante verhoging van de effectieve leeftijd van uittreding vandaag gedefinieerd? In de wet zelf wordt die immers niet concreet gespecificeerd.
06.02 Minister Maggie De Block: Mijnheer Anseeuw, de tekst zegt niet dat de sociale partners corrigerende maatregelen moeten voorstellen ter compensatie van de hoge socialezekerheidsuitgaven, zoals u uit de tekst van de wet van 18 april 2017 meent te kunnen afleiden. Hij spreekt over het al dan niet respecteren van de budgettaire neutraliteit van de akkoorden gesloten tussen sociale partners als responsabiliseringsfactor.
Het enige interprofessionele akkoord dat sinds de inwerkingtreding van de wet werd gesloten, is het akkoord voor 2019-2020. De regering heeft zich akkoord verklaard met het IPA voor 2019-2020 en is de menig toegedaan dat het als budgetneutraal kan worden beschouwd voor de sociale zekerheid in haar geheel. Er worden bijgevolg geen compenserende maatregelen gevraagd.
Wat de vergrijzingscoëfficiënt betreft, de term "een significante verhoging van de effectieve leeftijd van uittreding" werd tot heden niet ingevuld. Daarvoor is een koninklijk besluit nodig, waarvoor we een nieuwe regering nodig hebben.
06.03 Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het duidelijke antwoord. Ik ben wel enigszins teleurgesteld. U zegt dat de budgettaire neutraliteit hier eigenlijk niet nodig is. Budgettaire neutraliteit wordt echter bepaald door zowel inkomsten als uitgaven en we stellen vast dat het tekort in de sociale zekerheid in 2019 tot iets meer dan 3 miljard euro is opgelopen, terwijl dit jaar meer dan dubbel zoveel wordt verwacht.
Tevens hebben de sociale partners in de hoorzittingen in onze commissie zeer duidelijk gesteld dat de sociale zekerheid van hen is, waarmee ze effectief wijzen op het zeer grote belang van dat eigenaarschap. Het is dan ook niet meer dan normaal dat het eigenaarschap gepaard gaat met een aantal verantwoordelijkheden. Wat mij betreft heeft de regering in lopende zaken echt een kans gemist om hen die verantwoordelijkheid ook effectief te laten nemen. Ze noemen immers zichzelf eigenaar van de sociale zekerheid en het begrip akkoorden kan bovendien ruim geïnterpreteerd worden.
Wat de term "significante verhoging" betreft, dat er een KB nodig is, zo ver was ik al. Maar de wet dateert van 2017 en het is nu 2020 en de regering is toch niet al drie jaar in lopende zaken. Ik moet vaststellen dat er nog steeds geen KB is en dat de flou artistique rond artikel 21 van de wet nog steeds realiteit is. Laten we hopen dat het probleem snel kan worden verholpen, want de financiering van de sociale zekerheid is precair. We hebben hier dus zeker geen onduidelijkheid of flou artistique nodig.
Het incident is gesloten.
07 Question de Sophie Thémont à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "Les droits sociaux des personnes travaillant dans le milieu de la prostitution" (55002498C)
07 Vraag van Sophie Thémont aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De sociale rechten van personen die in de prostitutie werken" (55002498C)
07.01 Sophie Thémont (PS): Madame la présidente, madame la ministre, la prostitution est un sujet complexe, sensible et polymorphe. Cette activité porte en elle de nombreuses problématiques de notre société, en particulier la pauvreté et les inégalités entre les femmes et les hommes.
Le jugement de valeur et la morale l’emportent souvent sur la sérénité des débats. Les mesures politiques s’en ressentent, qu’elles concernent la prostitution librement consentie ou les réseaux de traite des êtres humains. Dans tous les cas, la parole des personnes concernées est souvent éludée, affaiblissant de facto la légitimité des propos tenus et des mesures prises.
Le 17 décembre dernier se déroulait la Journée internationale de lutte contre les violences faites aux travailleurs-euses du sexe. Cette journée a été l'occasion de rappeler non seulement les faits de violence exercés à leur encontre, mais surtout d’entendre les revendications du secteur.
L’une d’elles concerne le flou juridique autour de leurs droits sociaux. Si le statut d’indépendant est parfaitement légal en ce qui concerne des activités de prostitution, le salariat leur est refusé. L’État tolère toutefois sur le terrain toute une série d’établissements qui utilisent de faux contrats de travail et déguisent la prostitution derrière des activités de masseuse ou de barmaid.
L’État perçoit alors, comme pour tout travailleur, des précomptes professionnels et des cotisations sociales, censées ouvrir des droits pour les travailleurs: pension, protection de la maternité, chômage, protection de la rémunération, protection contre les licenciements abusifs.
Lorsqu’ils sont portés devant les tribunaux, ces contrats sont souvent cassés et rendus nuls et non avenus. Les conséquences sont alors terribles pour les travailleuses lésées qui perdent tous les droits attachés aux cotisations versées.
Madame la ministre, puisque l’activité prostitutionnelle existe, qu’elle est parfaitement légale lorsqu’elle est exercée sous le statut d’indépendant, l’État belge a le devoir de protéger les travailleurs qui l’exercent. Estimez-vous nécessaire de renforcer la protection et les droits sociaux des individus travaillant de manière consentie dans la prostitution? Quelles mesures envisagez-vous concrètement?
07.02 Maggie De Block, ministre: Madame la présidente, madame Thémont, je pense qu'il est très important que toutes les personnes qui travaillent et donc également celles qui exercent des activités dans la sphère de la prostitution bénéficient d'une protection sociale.
Vous soulignez que le statut de travailleur salarié est refusé aux personnes actives dans la prostitution. Celles-ci perdraient tous leurs droits sociaux s'il s'avérait que leur contrat de travail est frappé de nullité parce que contraire au Code pénal, comme notamment le fait d'exploiter la débauche ou la prostitution d'autrui, disposition que l'on retrouve dans l'article 380. Le fait que le contrat de travail soit considéré comme nul car contraire au Code pénal ne signifie toutefois pas que l'intéressé ne doive pas être déclaré à la sécurité sociale. Le régime de sécurité sociale est en effet d'ordre public et le seul fait que l'employeur emploie le travailleur salarié en violation du Code pénal ne constitue pas une raison suffisante pour ne pas appliquer la législation sur la sécurité sociale.
En ce qui concerne l'obligation de cotisation, la nullité du contrat de travail sur la base d'une violation n'a pas d'effet direct sur le fait qu'une personne doive ou non être déclarée à la sécurité sociale par l'employeur. En l'occurrence, l'unique critère valable est celui qui a trait au fait que l'employeur ait ou non autorité sur le travailleur.
S'il apparaît qu'il n'a pas de lien d'autorité, une suppression peut avoir lieu, mais il s'agit de l'application de la règle générale qui n'a rien à voir, en particulier, avec la prostitution. En revanche, s'il existe un lien d'autorité, le travailleur doit être déclaré et des cotisations doivent être payées. Si tel n'était pas le cas, l'employeur tirerait des avantages de son comportement infractionnel, à savoir le non-paiement de cotisations.
Comme vous le savez, quand une personne est déclarée à l'ONSS, son salaire et ses prestations sont communiqués, par le biais de la Banque-Carrefour de la Sécurité sociale, à différents organismes de sécurité sociale. Grâce à cela, il est tenu compte du salaire et des prestations pour l'octroi des droits sociaux. Ce n'est que lorsque l'organisme payeur est informé de la nullité du contrat de travail, par l'intermédiaire d'un autre circuit, que la question de l'octroi ou non de droits peut se poser.
En ce qui concerne mes compétences, les éléments suivants sont d'application dans ce cadre. S'agissant des accidents du travail, aucun problème ne se pose en termes de droits. En imaginant que des personnes travaillent sous le couvert d'un contrat de travail, si un accident survient, qu'il y a contestation et que la question de la validité du contrat se pose au tribunal, la loi sur les accidents du travail dispose que la nullité du contrat de louage de travail ne peut être opposée à l'application de la présente loi.
Une telle disposition n'existe pas pour les maladies professionnelles. Mais, comme c'est le cas pour un accident qui serait survenu avant la découverte de la nullité du contrat, si une exposition à une maladie professionnelle a eu lieu pendant les années qui précèdent la découverte de la nullité du contrat, il n'y a pas d'obstacle à ce que la personne soit indemnisée, si la maladie est reconnue comme maladie professionnelle.
Elle n'existe pas non plus dans l'assurance maladie-invalidité. La situation n'a jamais été rencontrée, même par le Service du contrôle administratif de l'INAMI. Cela signifie que les bons de cotisation ne sont pas annulés et que l'assurabilité de l'assuré n'est pas remise en cause. Ce faisant, les indemnités restent acquises puisque les conditions tant administratives que médicales sont toujours présentes dans le chef de l'assuré.
Selon moi, il serait utile de renforcer la protection et les droits sociaux des individus qui travaillent de manière consentie dans la prostitution. Cependant, dans le cadre de mes compétences, sans modification des articles 380 et suivants du Code pénal, il m'est absolument impossible de prévoir, dans le régime des travailleurs salariés, une protection spécifique pour les personnes qui se prostituent.
Comme vous le savez, en règle générale, je ne suis pas favorable à la création de statuts supplémentaires au sein de la sécurité sociale. En revanche, je suis favorable à un statut unique, pour que les travailleurs indépendants aient le même niveau de protection que les travailleurs salariés. Dans ce cas, une personne active dans la prostitution qui s'inscrit en tant que travailleuse indépendante bénéficiera d'une meilleure protection sociale sans qu'une relation d'autorité soit requise. Dans pareil cas, un statut séparé est donc superflu.
La présidente: Merci, madame la ministre, pour cette réponse très complète.
07.03 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, merci pour cette réponse super complète.
Je suis contente de vous avoir entendue dire qu'il faut renforcer la protection des droits sociaux pour ce type d'activité. On sait qu'elle est légale et que rien n'indique une volonté politique de la supprimer. Il y a donc lieu de protéger les personnes qui exercent cette profession. Il faut proposer aujourd'hui un cadre global, qui vise non seulement le renforcement et la protection des droits sociaux des personnes qui travaillent de manière volontaire dans le milieu de la prostitution, tout en assurant la lutte contre l'exploitation sexuelle et les proxénètes. Il faut favoriser une logique d'accompagnement et s'opposer à toute vision répressive des personnes qui sont, aujourd'hui, en situation de marginalité ou de précarité. Ce sont aussi ces situations qui entraînent la prostitution.
L'incident est clos.
08 Vraag van Ben Segers aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "Het gemeenschappelijk elektronisch platform voor de gecombineerde vergunning" (55002502C)
08 Question de Ben Segers à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "La plate-forme électronique commune pour le permis unique" (55002502C)
08.01 Ben Segers (sp.a): Mevrouw de voorzitter, voorafgaandelijk wil ik meegeven dat ik deze mondelinge vraag liever in de commissie voor Binnenlandse Zaken had gesteld. Ik leg me er nu bij neer dat mijn vraag in deze commissie geagendeerd staat.
Mevrouw de minister, in het kader van de structurele coördinatie tussen de federale en regionale overlegraden hebben de sociale partners zich samen gebogen over de problematiek van de gecombineerde vergunning, de zogenaamde single permit. Bij de omzetting van richtlijn 2011/98 wijzigde vanaf 1 januari 2019 immers de procedure voor het verkrijgen van een arbeidsvergunning en arbeidskaart voor een tewerkstelling langer dan 90 dagen. Er geldt nu één aanvraagprocedure die leidt tot een gecombineerde titel, die zowel een verblijfs- als een arbeidsvergunning omvat.
Het advies onderstreept dan ook dat België tot voor kort wereldwijd een koploper was inzake de vlotte en snelle aflevering van arbeidskaarten aan buitenlandse werknemers. Sinds de omzetting van de richtlijn inzake de gecombineerde vergunning is België die koppositie kwijt. In de nieuwe procedure is het immers onmogelijk geworden om kort op de bal te spelen. Waar arbeidsvergunningen voor visumvrijgestelde personen vroeger binnen drie weken konden worden afgeleverd, wordt vastgesteld dat dit tegenwoordig in het beste geval twee maanden duurt, met extremen van vier tot vijf maanden.
Om de doorlooptijd van de nieuwe aanvraagprocedure, waarin verschillende overheden tussenbeide moeten komen, sterk te verminderen, zien de sociale partners een onmisbare hefboom, met name de digitalisering van de procedure in een gemeenschappelijk elektronisch platform, zoals bepaald in artikel 40 van het samenwerkingsakkoord van 2 februari 2018. In het advies wordt dieper ingegaan op de functies die dat elektronisch platform zou moeten hebben. Het zou ook moeten worden gekoppeld aan de bestaande Limosadatabank.
Tot slot vragen de sociale partners in hun advies dat zo snel mogelijk het nodige budget wordt vrijgemaakt om dat platform op korte termijn operationeel te krijgen. Daarbij onderstrepen de sociale partners het belang van één elektronisch platform waarop de federale overheid en alle Gewesten zijn aangesloten.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken van dat centraal elektronisch platform?
Hoe staat u tegenover een dergelijk centraal elektronisch platform en de verschillende functies zoals beschreven in het advies?
Wat is de huidige behandelingstermijn?
Waarom werd bij de omzetting van de richtlijn niet onmiddellijk werk gemaakt van dat platform? Waren de problemen niet voorzienbaar?
Wat is uw inschatting van de kostprijs van dat platform? Ik verneem, maar u zult dat eventueel bevestigen, dat de kosten tot 1,5 miljoen euro kunnen oplopen. Was het niet de moeite waard om dat bedrag reeds eerder te investeren?
08.02 Minister Maggie De Block: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Segers, als u deze vraag in de commissie voor Binnenlandse Zaken had gesteld, dan had dat niet veel uitgemaakt, want ze zou evenzeer tot mij gericht zijn.
Mijnheer Segers, de aanvraag voor een gecombineerde vergunning blijkt complex te zijn omdat er meerdere actoren betrokken zijn, namelijk de Dienst Vreemdelingenzaken, de vier regio's, de gemeenten en Buitenlandse Zaken.
Zoals u weet, is het samenwerkingsprotocol van 2 februari 2018 er gekomen onder dreiging van een Europese dwangsom wegens de niet-tijdige uitvoering van de richtlijn.
Op dat moment was de prioritaire doelstelling eigenlijk het voorkomen van deze dwangsom.
Tijdens de bespreking van het samenwerkingsakkoord is de problematiek van het gemeenschappelijk platform ook ter sprake gekomen, maar er is tijd noch geld geïnvesteerd om daar werk van te maken. Blijkbaar was er niet genoeg tijd om alle details en modaliteiten van dat platform uit te werken.
Een paar maanden later heb ik de bevoegdheden voor Asiel en Migratie overgenomen. Ik heb toen moeten vaststellen dat er eigenlijk veel problemen waren. De aanvraagprocedure was een heel ingewikkeld systeem waardoor de workflow voor de behandeling van de aanvragen niet goed verliep. Hierdoor liepen zowel de doorlooptijd als de achterstand bij de aanvraagprocedures op.
Ik heb mijn diensten dan ook meteen gevraagd om te onderzoeken hoe dit proces geoptimaliseerd kan worden. Het verbeteren van de workflow en het wegwerken van de langere doorlooptijden zijn daarbij de absolute prioriteiten. Een elektronische flow en een achterliggend gedeeld elektronisch platform kunnen hierbij mijns inziens goede hefbomen zijn. Dit elektronische platform vervangt echter de workflow van de aanvraagprocedure niet. Die is en blijft immers zeer gecompliceerd. Het gaat in feite om de omzetting van de richtlijn inzake de single permit, wat in ons land zeer gecompliceerd is omwille van de complexe bevoegdheidsverdeling.
Het elektronische platform zou een goede toegangspoort zijn tot de aanvraagprocedure. Vanuit die aanvraag via het elektronische platform kan alle communicatie tussen de verschillende actoren in de workflow dan digitaal verlopen. Hierdoor wordt het proces efficiënter, sneller en transparanter. Het aantal te nemen stappen blijft gelijk, maar als dat digitaal kan verlopen, terwijl men nu de dossiers van hier naar daar moet sturen, dan zou het al veel gemakkelijker gaan.
Wij hebben al uitgebreid overlegd met alle betrokken administraties. De creatie van een degelijk platform dient immers in overeenstemming met alle actoren te gebeuren. Daarvoor moeten ook de behoeften duidelijk worden gedefinieerd. Momenteel werkt men aan deze analyse. Als we die analyse hebben, zullen we ook de budgettaire kostprijs kunnen berekenen. Bepalen wie welk deel van deze kosten zal dragen, zal, zoals u wel weet, ook een ingewikkelde affaire worden.
Als we met zovelen die beslissing moeten nemen, is er misschien een opportuniteit om ook de kosten te verdelen. U weet dat dit al snel het aardige sommetje van om en bij de 2 miljoen euro zou kunnen bedragen.
08.03 Ben Segers (sp.a): Hartelijk dank voor uw antwoord, mevrouw de minister, en voor de stappen die al werden gezet.
We zijn er samen met u van overtuigd dat die structurele stap wel noodzakelijk is, die oprichting van het gemeenschappelijk forum. Al met al kan dat er komen met beperkte kosten. Voor de sp.a is het absoluut nodig om komaf te maken met de papieren mallemolen en zo via het gemeenschappelijk forum zoveel mogelijk de shopping tegen te gaan. Verder is er het verzekeren van de identificatie van de aanvragers en van de goede opvolging van de aanvragen. De centrale beveiliging zal er eveneens een stuk op vooruitgaan, zodat het probleem van vervalste documenten kan worden tegengegaan. Er wordt bij DVZ ook veel tijd verloren door het vele manuele dossierwerk. Het klopt dat dit op zich de workflow niet zal vervangen, maar nu gaat er wel veel tijd verloren door die manuele behandeling.
Als we dit niet doen en het gemeenschappelijk forum er niet komt, vrezen we dat er telkens opnieuw sprake zal zijn van een doorschuifbeleid, waarvan uiteindelijk de steden en gemeenten de dupe zullen worden of waarbij andere taken binnen DVZ zullen worden afgebouwd. Daarom willen we DVZ zoveel mogelijk ontlasten door te kiezen voor een sterke overheid en dus een digitale DVZ, dit ook om de RSZ slagkrachtiger te maken en de sociale dumping beter te laten aanpakken.
In die zin denken wij dat er kansen zijn gemist, doordat wij in de vorige legislatuur een staatssecretaris hadden die bevoegd was voor zowel administratieve vereenvoudiging als migratie. Dit probleem was eigenlijk reeds lang aangekondigd door de sociale partners en anderen. Tegen het ogenblik waarop het samenwerkingsakkoord in werking trad, had men al klaar moeten zijn met dat gemeenschappelijk forum. Dat had ongetwijfeld een initiële kost met zich meegebracht, maar die had men ondertussen ongetwijfeld al terugverdiend.
Ten slotte hoor ik ook de verhalen waarbij steeds meer derdelanders nu in Nederland een gecombineerde vergunning aanvragen en vervolgens via detachering in Vlaanderen, en mogelijk ook in andere Gewesten, komen werken. Uiteraard is het ook om die reden noodzakelijk om snel tot het gemeenschappelijk forum te komen.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 55002708C de Mme Kattrin Jadin est transformée en question écrite. Les questions n° 55002733C et n° 55002734C de Mme Kathleen Depoorter sont reportées.
09 Vraag van Björn Anseeuw aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De grootschalige fraude met ziekte-uitkeringen in Limburg" (55002878C)
09 Question de Björn Anseeuw à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "La vaste fraude aux indemnités de maladie dans le Limbourg" (55002878C)
09.01 Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de minister, halfweg januari berichtte Het Belang van Limburg over een zaak van grootschalige fraude met ziekte-uitkeringen in het Limburgse. Tussen januari 2013 en maart 2017 zou voor zo’n 13 miljoen euro aan onterecht toegekende sociale voordelen zijn uitbetaald aan minstens 257 personen. De media berichtten ook dat de spilfiguren minstens twee artsen en een aantal tussenpersonen van Turkse origine zouden zijn.
Ik heb hierover heel wat vragen, mevrouw de minister.
Ten eerste, wij kunnen opmaken uit de berichtgeving – voor zover zij klopt – dat de betrokken malafide artsen geen adviserend geneesheren of artsen van het RIZIV waren. Is een deel van de 257 betrokkenen uiteindelijk toch door de mand gevallen bij een latere controle door de adviserend geneesheer van het ziekenfonds of door de artsen van de Dienst voor uitkeringen van het RIZIV? Zo ja, kunt u dan aangeven bij hoeveel van de 257 betrokkenen de uitkering werd stopgezet na een controle door het RIZIV of het ziekenfonds? Zo nee, hoe verklaart u dat? Kunt u ook uitsluiten dat er geen adviserend geneesheer betrokken was bij de fraude?
Ten tweede, het valt op dat een aantal tussenpersonen betrokken was. Kunt u meer informatie geven over de manier waarop die personen te werk gingen? De tussenpersonen zouden onder andere zijn meegegaan naar de mutualiteit. Waren er ook adviserend geneesheren betrokken bij de fraude?
Ten derde, werd de fraude medeontdekt door de controlediensten, hetzij de DGEC of de DAC van het RIZIV? Zo ja, welke van de twee controlediensten ontdekte de fraude en op basis van welke gegevens? Zo nee, hoe verklaart u dan dat het RIZIV de fraude niet opgemerkt heeft?
Ten vierde, over welke data en middelen beschikt de DGEC om dergelijke gevallen van grootschalige fraude door artsen op te sporen? Volstaan die middelen volgens u?
Ten vijfde, op basis van welke vermeende ziektes of medische aandoeningen werden door deze 257 personen onterecht ZIV-uitkeringen aangevraagd?
Ten zesde, is al geweten bij hoeveel van deze personen de onterecht uitgekeerde uitkering teruggevorderd zal worden door het RIZIV? Zal ook de ZIV-uitkering van de betrokken Birol B. en eventuele andere tussenpersonen met een uitkering worden teruggevorderd?
Tot slot, betreft het personen die nog maar recentelijk in België wonen en zich mogelijks omwille van het vooruitzicht op de uitkering hier gevestigd hebben of gaat het voornamelijk om personen van Turkse origine die hier al langer verblijven en ook al de Belgische nationaliteit hadden?
09.02 Minister Maggie De Block: Mijnheer Anseeuw, het onderzoek waarnaar u verwijst werd niet door een dienst van het RIZIV gevoerd maar wel door het Arbeidsauditoraat Antwerpen, afdeling Hasselt. Het RIZIV heeft bijgevolg geen volledig zicht op de 257 betrokkenen waarnaar u verwijst. Dat zult u moeten navragen bij Justitie.
De dienst Geneeskundige Evaluatie en Controle van het RIZIV heeft in het kader van dit onderzoek en op aangeven van het arbeidsauditoraat in totaal 103 personen op invaliditeit onderzocht, dit wil zeggen langer dan twaalf maanden arbeidsongeschikt. Van die 103 personen werd er bij 48 onder hen, op basis van dit onderzoek, tot het beëindigen van de arbeidsongeschiktheid beslist. Dat is dus bijna 1 op 2.
Van deze 48 stelden 15 personen een beroep in tegen deze beslissing. Deze 15 beroepen werden behandeld door de Dienst voor uitkeringen van het RIZIV. Eén verzekerde overleed tijdens de procedure voor de arbeidsrechtbank. Dat beroep werd dus stopgezet. Bij vier verzekerden werd de beslissing van het einde van de arbeidsongeschiktheid definitief bevestigd, zonder mogelijkheid tot hoger beroep.
Bij één verzekerde werd de beslissing tot beëindigen niet bevestigd. Het RIZIV ging niet in hoger beroep. Bij vijf verzekerden werd door de arbeidsrechtbank een deskundige aangesteld. Dat onderzoek loopt nog, er is nog geen definitieve beslissing genomen.
Bij vier verzekerden werd de bestreden beslissing bevestigd, maar ook zij stelden hoger beroep in. Een definitieve beslissing volgt nog.
De Dienst Geneeskundige Evaluatie en Controle heeft geen informatie waaruit zou blijken dat adviserende artsen betrokken waren bij de vermelde fraude. Het RIZIV heeft zes diensten waaronder de dienst Geneeskundige Evaluatie en Controle, de dienst Administratieve Controle en de Dienst voor uitkeringen. Het RIZIV heeft de federale politie en het arbeidsauditoraat enkel geassisteerd bij dit gerechtelijk onderzoek en heeft dus 103 verzekerden opgeroepen en onderzocht. De controle en opvolging bij arbeidsongeschiktheid gebeurt door de adviserende artsen van de verzekeringsinstelling en door de dienst Uitkeringen. De Dienst Geneeskundige Evaluatie en Controle houdt geen systematische controles bij arbeidsongeschiktheid en heeft slechts een beperkt aantal artsen-inspecteurs om bij dergelijke grootschalige fraudes de betrokken verzekerden gelijktijdig met twee of drie artsen-inspecteurs te onderzoeken.
Het RIZIV denkt samen met de verzekeringsinstellingen erover na om de kwaliteit van de beslissingen die de adviserende artsen nemen nog te verbeteren. De voorbije jaren is daar vooruitgang merkbaar. Gemiddeld herziet het RIZIV 7 % van de beslissingen die haar worden voorgelegd. Globaal genomen is de kwaliteit dus hoog.
Het gaat dus om een geval van fraude. Onze mensen hebben op vraag van de arbeidsauditeur het onderzoek gedaan. Het was echt een malafide zaak die nu als gerechtelijke zaak wordt behandeld.
09.03 Björn Anseeuw (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, hoewel er nog ontzettend veel vragen blijven.
Het gaat niet om één fraudegeval. Het gaat om tientallen en misschien wel honderden fraudegevallen. U hebt geen klaarheid geschapen over de vraag hoeveel fraudegevallen het nu eigenlijk zijn.
Ook op de vraag welke rol adviserend geneesheren en artsen van het RIZIV in de zaak hebben gespeeld en vooral hadden kunnen spelen, blijf ik op mijn honger. Zij hebben ter zake een ontzettend grote verantwoordelijkheid, onder andere bij het finaal beoordelen van het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Ik stel vast dat de fraude vijf jaar na elkaar is kunnen blijven doorgaan, wat natuurlijk niet min is. Dat gaat niet om een kleinigheid die even door de mazen van het net is geglipt. Het net zelf moet dus ook onder ogen worden genomen.
Ik heb vragen gesteld over de ZIV-uitkeringen die zouden of zullen worden teruggevorderd. Ook daarop heb ik geen antwoord gekregen.
Ik heb ook naar de inschatting van het welvaarttoerisme gevraagd. Ik lees in de berichtgeving immers dat het vooral gaat om mensen van Turkse origine. Ik wil niemand stigmatiseren, maar als dat klopt, dan is dat een gegeven dat van naderbij moet worden onderzocht. Ik heb er heel concrete vragen over gesteld, waarop ik opnieuw geen antwoord heb gekregen.
Als de kwaliteit van uw antwoord evenredig is met de kwaliteit van de fijnmazigheid van het net dat dergelijke fraudegevallen en grootschalige fraude moet tegenhouden, dan hou ik mijn hart vast voor de toekomst.
Het is immers de vraag hoe die fraude vijf jaar na elkaar is kunnen doorgaan. U hebt op die vraag geen goed antwoord kunnen geven. Ik hou dus mijn hart vast voor de komende vijf jaar.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La présidente: Je rappelle que le temps imparti est de 2 minutes 30 pour la question, 2 minutes 30 pour la réponse et une minute pour la réplique. Je sais que l'exercice est compliqué.
10 Question de Georges Dallemagne à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "La mise en oeuvre du projet NATAL en Belgique" (55002753C)
10 Vraag van Georges Dallemagne aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De uitvoering van het NATAL-project in België" (55002753C)
10.01 Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, madame la ministre, suite aux attentats terroristes du 22 mars, des officiers et psychologues de la police fédérale ont pris contact avec l’association de victimes V-Europe pour chercher des solutions pour les policiers affectés par les attentats. V-Europe a alors contacté des experts israéliens du projet NATAL, qui ont une expertise spécifique dans ce domaine. Ensemble, ils ont préparé un projet train the trainer pour faire profiter la Belgique de cette expertise.
Le projet serait en deux phases: d'abord, le mapping de tous les intervenants belges, et ensuite, l'apport du savoir-faire de ces experts israéliens en Belgique pour que notre pays dispose d’une expertise dans le trauma et le soutien aux victimes et premiers intervenants. Le projet durerait deux à trois ans. Le coût estimé est de l'ordre de 300 000 à 330 000 euros.
La CAAMI disposant d’un surplus de budget 2019 pour l’aide aux victimes de terrorisme, dont le montant couvrirait le projet dans son entièreté, V-Europe a suggéré d’utiliser ce surplus pour financer le projet. Mais pour que la CAAMI puisse utiliser ce surplus de budget 2019 pour une aide indirecte aux victimes au lieu d’une aide directe, il faut que vous donniez votre accord.
Le 13 novembre, en commission Justice, vous indiquiez ceci: "Le 5 décembre, l'association V-Europe présentera un projet de liste d'experts en soins post-traumatiques et de collaboration avec des pays disposant d'une plus vaste expertise. Nous pourrons en tirer des enseignements concernant les formations." Il me revient que toutes les parties présentes à cette réunion du 5 décembre étaient très optimistes et ont exprimé leur soutien au projet.
Malheureusement, depuis, vous n'avez pas encore pris la décision nécessaire à l’attribution du surplus du budget de la CAAMI au financement de ce projet.
Madame la ministre, pourquoi n’avez-vous pas pris la décision d’attribuer le surplus du budget 2019 de la CAAMI pour financer ce projet, qui était pourtant soutenu par les personnes concernées? Confirmez-vous le fait que l’absence d’une telle décision de votre part a pour conséquence que ce budget 2019 ne pourra plus être utilisé pour financer ce projet? Soutenez-vous ce projet et allez-vous prendre les décisions nécessaires à sa mise en œuvre, dont la nécessité n’est plus à démontrer? Quand ce projet pourra-t-il enfin être mis en place?
10.02 Maggie De Block, ministre: Monsieur Dallemagne, un courriel avec une demande de subsides pour le projet NATAL a été introduit par l'ASBL V-Europe en décembre 2019. Je les remercie pour le projet soumis. Cette demande porte sur l'aide psychologique et la formation d'experts en stress post-traumatique.
Je ne m'oppose pas à ce projet, à condition qu'il soit analysé en bonne et due forme, selon les procédures prescrites par la loi. Tout d'abord, la demande de subsides doit faire l'objet d'une analyse approfondie par les administrations compétentes sur la base de leurs missions.
Sont concernés le SPF Santé publique, la CAAMI mais aussi les entités fédérées responsables entre autres des formations et du suivi psychologique post-aigu. Il convient de respecter les compétences en jeu.
De plus, une analyse juridique s'impose vu la hauteur des demandes, à savoir plus de 200 000 euros, dans le respect de la loi sur les marchés publics. Un cahier des charges plus concret et plus précis doit être rédigé et les règles d'octroi des subsides doivent être respectées.
Pour finir, je suis d'avis que les autres associations pour les victimes des actes de terrorisme doivent aussi avoir la chance d'introduire des projets dans un souci d'équité.
J'ai chargé mes services d'analyser le contenu du projet sous ces différents angles de vue et de coordonner un avis circonstancié dans les plus courts délais. Les lois et les règles valent pour tous.
10.03 Georges Dallemagne (cdH): Madame la ministre, j'entends bien que les règles doivent être respectées.
Ce qui m'inquiète, c'est qu'on assiste, depuis des semaines voire des mois, à un jeu de ping-pong, alors que cette aide est ressentie comme étant urgente. Je m'étonne qu'avec votre administration, qui est depuis longtemps en contact avec V-Europe, ces questions n'aient pas pu être résolues depuis très longtemps. Cela semble être un jeu dans lequel on ne prend pas vraiment de décision. On invoque des questions administratives, alors qu'on pourrait avancer beaucoup plus rapidement sur le fond.
10.04 Maggie De Block, ministre: Monsieur Dallemagne, la demande date de fin décembre 2019. Nous ne sommes qu'au début du mois de février 2020.
10.05 Georges Dallemagne (cdH): Non! La demande date de…
10.06 Maggie De Block, ministre: Un courriel a été introduit en décembre 2019.
10.07 Georges Dallemagne (cdH): Vous avez vous-même évoqué ce projet le 13 novembre 2019.
10.08 Maggie De Block, ministre: Je sais. Mais il fallait nous faire une proposition. Cela s'est fait oralement à ce moment-là. J'étais d'accord mais il faut suivre les règles. Pensez-vous que, sur la base d'un courriel, je peux octroyer 200 000 euros? Cela ne fonctionne pas comme ça.
10.09 Georges Dallemagne (cdH): Je comprends très bien. Je regrette qu'il ait fallu attendre aujourd'hui pour rappeler les règles à cette jeune association, qui ne connaît sans doute pas encore les règles administratives.
10.10 Maggie De Block, ministre: Il vaut mieux prendre le temps de respecter les règles pour que ça aille au plus vite.
10.11 Georges Dallemagne (cdH): Je rappelle simplement que cela fait trois ans que cette association essaie d'obtenir des soutiens et des aides de la part du gouvernement et que c'est, pour elle, extrêmement compliqué. À ce jour, elle n'a encore rien obtenu. Voilà la réalité des choses! Madame la ministre, il serait utile que vous puissiez l'aider à formuler cela en fonction des règles administratives pour qu'elle puisse enfin bénéficier d'un soutien de votre part.
L'incident est clos.
11 Vraag van Yoleen Van Camp aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De migratiefraude met Brazilianen via Portugal" (55002880C)
11 Question de Yoleen Van Camp à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "La fraude à l'immigration impliquant des Brésiliens via le Portugal" (55002880C)
11.01 Yoleen Van Camp (N-VA): Ik heb via Belga van deze zaak gehoord. Ik zou graag van u vernemen wat er van aan is. Belga berichtte eind januari dat ons land op de hoogte was gebracht van een netwerk van illegale immigratie en dat het daartegen niets ondernomen zou hebben.
Het ging om een zaak waarbij zeker 15.000 Brazilianen hier onterecht verblijfsrecht hadden bekomen. Het netwerk zou zelfs nu nog actief zijn. Via Portugese en Belgische bedrijven bezondigde men zich aan sociale dumping in de bouw- en dienstensector. Het netwerk zou ook actief zijn in andere landen. In heel Europa zou het zelfs over tienduizenden Brazilianen gaan.
Klopt het dat onze diensten al ruim een jaar geleden op de hoogte gebracht zijn? Wanneer gebeurde dat precies?
Klopt het dat er sindsdien niets werd ondernomen? Waarom werd er niets ondernomen? Als er wel iets werd ondernomen, kunt u die informatie misschien rechtzetten. Wat werd er dan wel ondernomen? Wanneer?
Is het netwerk waarvan sprake nu nog altijd actief of is het ondertussen opgerold?
Over hoeveel personen gaat het? Als er ondertussen al acties werden ondernomen, gaat het dan over het afnemen van het verblijfsrecht? Zo ja, bij hoeveel personen?
Welke bedrijven zijn daarbij betrokken? Zijn die nog actief? Werden er stappen ondernomen tegen die bedrijven?
11.02 Minister Maggie De Block: Dank u voor uw vraag, mevrouw Van Camp. De Belgische instanties zijn met de door Portugal aangeleverde informatie aan de slag gegaan. Het fenomeen en dat dossier staan reeds enige tijd op de agenda van het platform Justitie, waar ook diverse sociale en arbeidsinspectiediensten mee aan tafel zitten. Dat platform werd opgericht ingevolge het samenwerkingsprotocol van eind 2017 tussen Justitie, de politie en de inspectiediensten. Het werd wettelijk verankerd in het artikel 15/2 van het Sociaal Strafwetboek.
Er werden onder leiding van verschillende arbeidsauditeurs reeds meerdere onderzoeken uitgevoerd die aanleiding hebben gegeven tot pro justitia's. Zowel bij Justitie als bij de inspectiediensten zijn er nog meer bevragingen lopende om verdere stappen te kunnen zetten, met de bedoeling om het fenomeen een halt te kunnen toeroepen.
Bij de RSZ zijn op dit moment ook nog medewerkers bezig met het verrichten van analyses om een netwerkoverzicht te kunnen aanbieden aan de leden van het platform Justitie, wat hen moet toelaten om te beslissen welke verdere onderzoeken er nog nodig of mogelijk zijn. Zolang dat proces lopende is, kunnen wij geen verdere details meedelen aangaande de nog gevoerde onderzoeken.
11.03 Yoleen Van Camp (N-VA): Dat begrijp ik ook, als het onderzoek nog loopt. Ik ben alvast gerustgesteld omdat wij wel degelijk aan de slag zijn gegaan met de verstrekte informatie en omdat er via alle mogelijke kanalen wordt geprobeerd om dat netwerk aan te pakken en op te rollen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55002925C van mevrouw Van Hoof wordt uitgesteld.
12 Vraag van Ellen Samyn aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De verhoging van de mobiliteitsvergoeding in de elektrotechnische sector" (55003009C)
12 Question de Ellen Samyn à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "La hausse de l'allocation de mobilité dans le secteur électrotechnique" (55003009C)
12.01 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, tijdens de sociale onderhandelingen hebben de werkgevers vorig jaar, op vraag van de vakbonden, een verhoging toegestaan van de mobiliteitsvergoedingen voor de elektrotechnische sector. De daaraan verbonden voorwaarde was een verhoging van het vrijgesteld RSZ-bedrag.
Eind december 2018 kwam het tot een ontwerpakkoord over de verhoging van het plafond van de mobiliteitsvergoeding van 0,1316 euro naar 0,1569 euro. De optrekking van dit plafond geeft de elektrotechnische sector ademruimte. Enkel al voor deze sector betreft het 30.000 arbeiders die hierdoor een hogere mobiliteitsvergoeding krijgen en ook voor de 4.600 werkgevers is het fiscaal gunstig.
Ik vernam ondertussen dat de verhoging van de verplaatsingsvergoeding vorige vrijdag op de ministerraad werd goedgekeurd, maar ik heb nog een aantal vragen. Waarom heeft het zolang geduurd vooraleer het koninklijk besluit werd ondertekend? Wanneer zal het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd?
Het bedrag dat in het koninklijk besluit vermeld staat, is 0,1579 euro, terwijl in het nationaal akkoord 0,1569 euro was afgesproken. Is er een reden voor de wijziging van dat bedrag? Welke andere sectoren hebben om een verhoging van het plafond van de mobiliteitsvergoeding gevraagd?
Ten slotte, met het oog op de toekomst vraagt de sector nu reeds om het huidige bedrag op te trekken. Een eventuele oplossing zou zijn het voorzien van een indexeringsmechanisme in het koninklijk besluit zodat men niet steeds langs u moet passeren. Kan dat eventueel worden aangepast? Als er opnieuw sociaal moet worden onderhandeld, zal de mobiliteitsindexering voor februari 2021 immers niet worden uitgevoerd met dit koninklijk besluit.
12.02 Minister Maggie De Block: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Samyn, dit werd op de ministerraad behandeld, dus het wordt voorgelegd aan de Raad van State. De termijn voor publicatie van het koninklijk besluit en goedkeuring door de Raad van State is steeds dezelfde.
Als u nu nog om aanpassingen vraagt, dan begint heel het proces opnieuw. Dan wordt daaraan een nieuw element toegevoegd en is de beslissing van de ministerraad niet meer geldig en moet heel het proces van advies van de Inspectie van Financiën, enzovoort opnieuw worden doorlopen. Dat kan niet de bedoeling zijn.
De forfaitaire vergoeding van verplaatsingsonkosten voor de elektrotechnische sector wordt vrijgesteld van sociale bijdragen, voor zover zij een bepaald maximumbedrag niet overschrijden, zoals geregeld in artikel 19, § 2, 4°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Het is een akkoord van de sociale partners dat uitgevoerd wordt. Zij hadden een verhoging van 20 % gevraagd, terwijl nu ruim 19 % werd toegezegd. Het koninklijk besluit dient na overleg in de ministerraad te worden aangenomen; dat is gebeurd.
Aangezien de regering zich in lopende zaken bevindt, leggen wij voor dergelijke aanpassingen meer voorzichtigheid aan de dag. Bovendien dienen verschillende opeenvolgende stappen te worden gezet, zoals een akkoord van de inspecteur van Financiën, een adviesaanvraag van de sociale partners op het ontwerpbesluit, het verkrijgen van een akkoord van de minister van Begroting, het valideren van het ontwerpbesluit door de ministerraad, wat nu gebeurd is, en tot slot het advies van de Raad van State. Daarna moet de Koning het nog ondertekenen, waarna publicatie volgt in het Belgisch Staatsblad. Die hele procedure is doorlopen. Zo heeft het beheerscomité van de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid pas op 29 november 2019 een positief advies uitgebracht over het initiatief van de sociale partners in het paritair comité voor het bouwbedrijf om het maximumbedrag aan te passen voor de verplaatsingsvergoeding.
Wij hebben verschillende voorbeelden uitgerekend, waarvan ik er een zal vernoemen ter concretisering. Wie 2.000 kilometer aflegt, zal per jaar zowat 500 euro netto ontvangen. Die aanpassing komt dan ook overeen met een normale aanpassing van het bedrag aan de stijging van de levensduurte voor de periode 2009-2019.
De tekst ligt nu voor bij de Raad van State en wordt vervolgens ter ondertekening voorgelegd aan het Staatshoofd. Als de Koning ondertekend heeft, dan is de datum van inwerkingtreding voorzien op de eerste dag van de maand volgend op de publicatie van dit koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad.
12.03 Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
In verband met de aanpassing heb ik u horen bemerken dat dit een nieuwe procedure vraagt. Natuurlijk hoop ik voor de sector dat er maatregelen kunnen worden genomen zodat de sector ademruimte krijgt en zich niet telkens gebonden voelt door een niet-opgetrokken of niet-geïndexeerd bedrag.
Voor de werknemers zonder vaste werkplek is uw antwoord positief, want voor hen werkt een verplaatsingsvergoeding motiverend. Elke cent telt immers.
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n° 55003032C de Mme Nawal Farih est sans objet.
13 Question de Nadia Moscufo à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "La charge de travail des médecins-contrôle" (55003062C)
13 Vraag van Nadia Moscufo aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "De werkdruk bij controleartsen" (55003062C)
13.01 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Madame la ministre, les mutuelles comptent environ 250 médecins-contrôle. Leur rôle est essentiel pour les 800 000 citoyens malades ou handicapés bénéficiant d'une allocation de l'INAMI. Déjà en 2017, peu de temps après vos réformes visant la réinsertion des malades de longue durée, des signes donnaient à penser qu'il manquait de médecins-contrôle dans les mutuelles pour appliquer correctement la nouvelle politique.
À cette époque, en raison de la charge de travail irresponsable à la mutualité chrétienne, un médecin sur cinq y travaillant était lui-même souffrant. En 2018, après avoir mené une enquête interne, Solidaris a conclu que le stress au travail des médecins-contrôle avait augmenté significativement depuis l'entrée en vigueur de la réforme.
Comme nous le savons tous, pouvoir soigner les gens nécessite une grande motivation. Or l'obligation de remplir de plus en plus de missions de contrôle et d'effectuer un plus grand nombre de tâches administratives peut miner cette motivation professionnelle qui est essentielle. Seuls les médecins en excellente santé peuvent appliquer une bonne politique de réinsertion.
Madame la ministre, avez-vous consulté les mutuelles et/ou leurs médecins-contrôle au cours de l'année écoulée? Entre-temps, avez-vous pris des initiatives pour augmenter leur nombre et réduire leur charge de travail? Enfin, les mutuelles qui comptent le plus de malades de longue durée et qui sont donc en charge de la plupart des parcours de réinsertion bénéficient-elles d'un soutien supplémentaire?
13.02 Maggie De Block, ministre: Madame Moscufo, je vous répondrai en néerlandais, vu que le texte de votre question a été écrit dans cette langue.
La présidente:
Je le confirme. Madame Moscufo, cela vous convient-il d'écouter la réponse de
Mme la ministre avec la traduction? Je vous remercie. C'est parfait.
13.03 Minister Maggie De Block: Ik zal het antwoord ook in het Nederlands geven.
Er bestaat blijkbaar nog enige verwarring want u hebt de term controlearts gebruikt, wat niet hetzelfde is als een adviserende arts. Ik meen dat u het hier over adviserende artsen hebt, want controleartsen zijn zij die de arbeidsongeschiktheid controleren in opdracht van de werkgever.
Eind 2017 trokken de adviserende artsen van de ziekenfondsen aan de alarmbel. Zij hebben een manifest geschreven waarin ze onderstreepten dat ze hun rol in de sociale zekerheid niet optimaal konden vervullen. U had het over de re-integratietrajecten, maar dit gaat eigenlijk over de periode ervoor. De adviserende artsen schetsten namelijk een veel ruimere context. Zij wezen onder andere op een tekort aan ondersteuning, ICT-problemen, niet-ingevulde vacatures en een echte lawine aan administratieve taken. Deze problemen baren mij zorgen omdat ze de begeleiding van de sociaal verzekerde in het gedrang brengen.
Naar aanleiding van dit manifest hebben wij niet alleen met de adviserende artsen samengezeten, maar ook met de medische directies, de ziekenfondsen en natuurlijk het RIZIV. Dat overleg bevestigde mijn idee dat de governance van de arbeidsongeschiktheidsverzekering grondig herbekeken moet worden. Structuren mogen de bescherming van de sociaal verzekerde immers niet in de weg staan. De sector van de arbeidsongeschiktheidsverzekering staat dan ook voor grote uitdagingen. De afgelopen jaren werden er al heel wat beleidsinitiatieven genomen, maar ook op het gebied van de governance moeten er stappen worden gezet.
Een aantal initiatieven liep al. In het pact met de ziekenfondsen werd een aantal verbintenissen opgenomen inzake het statuut van de adviserende arts en zijn kerntaken. Het gaat hier om een veel ruimer initiatief waarbij de gezondheidszorgsector het uitgangspunt is. Parallel hiermee werd er in de herfst van vorig jaar een werkgroep opgericht binnen het RIZIV die voorstellen doet inzake de governance van de sector van de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het kan daarbij zowel om quick wins gaan als het ontwikkelen van een langetermijnvisie. Het betreft een werkgroep waarin zowel de sociale partners als de ziekenfondsen vertegenwoordigd zijn. De resultaten hiervan worden in de loop van dit jaar verwacht.
U had tevens een vraag over het budgettaire plaatje.
Een deel van het budget voor de administratiekosten van de ziekenfondsen is gekoppeld aan de inspanningen die ze leveren voor re-integratie. Het gaat daarbij om 25 miljoen euro. Bij de verdeling tussen de ziekenfondsen wordt rekening gehouden met een aantal parameters, met name het aantal ingediende re-integratietrajecten, het aantal nieuwe toelatingen gegeven door de adviserend geneesheren voor de uitoefening van een deeltijdse activiteit en het aantal medische onderzoeken dat door de verzekeringsinstellingen werd uitgevoerd. Het gaat dus om financiële incentives.
La présidente: Vous pouvez répliquer en français.
13.04 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Nous attendons évidemment avec impatience le résultat de cette concertation avec les partenaires sociaux et les mutuelles. Nous avons tout de même une importante réflexion à faire sur cette politique d'incitation pour les mutuelles. Nous ne sommes vraiment pas convaincus de cette politique qui place la carotte devant l'âne, visant à rendre certains résultats obligatoires pour avoir des budgets. Mais nous aurons l'occasion de revenir sur ce débat au cours des semaines et des mois prochains.
Het incident is gesloten.
14 Question de Nadia Moscufo à Maggie De Block (Affaires sociales, Santé publique, Asile et Migration) sur "Le partage des données médicales des malades de longue durée" (55003063C)
14 Vraag van Nadia Moscufo aan Maggie De Block (Sociale Zaken, Volksgezondheid, Asiel en Migratie) over "Het delen van de medische gegevens van langdurig zieken" (55003063C)
14.01 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Madame la présidente, il y a eu une petite confusion entre la terminologie de médecin-conseil et de médecin-contrôle dans les questions que j'ai déposées.
Madame la ministre, les questions concernant la réintégration des malades de longue durée ont un aspect médical évident. Le suivi est assuré en concertation avec différents types de médecins: le médecin généraliste, le médecin du travail, et le médecin-conseil, comme nous dirons ici. Par ailleurs, il existe clairement un besoin d'accompagnement sur le marché du travail, pour remettre un maximum de personnes au travail. Les médecins du travail sont en principe ceux qui connaissent le mieux la situation sur le lieu de travail. Mais nous ne pouvons pas attendre d'eux toute l'expertise en matière d'accompagnement.
Lors d'un colloque sur les maladies de longue durée et la réintégration au mois de novembre, le directeur général du GTB s'est prononcé en faveur d'une meilleure collaboration entre les différents médecins concernés et les responsables de cet accompagnement.
Nous nous interrogeons sur la problématique de la protection de la vie privée et de l'intégrité des malades de longue durée si une telle collaboration devait aller jusqu'au partage des dossiers médicaux de l'ensemble des patients.
Madame la ministre, obligez-vous ou encouragez-vous déjà les médecins-conseils des mutuelles à partager les informations médicales avec les accompagnateurs, ou avez-vous l'intention d'aller dans ce sens-là? Quelle est votre vision à ce sujet?
14.02 Minister Maggie De Block: Mevrouw Moscufo, het RIZIV, de ziekenfondsen en de regionale arbeidsbemiddelingsdiensten hebben samenwerkingsovereenkomsten gesloten voor de opleiding en begeleiding van langdurig zieken. In het kader van de maatregelen van socio-professionele re-integratie kan een arbeidsongeschikte persoon een opleiding volgen via bijvoorbeeld de VDAB of GTB. Het traject wordt, samen met de adviserende arts van het ziekenfonds, opgestart. De adviserende arts kan de betrokkene ook doorverwijzen naar de regionale partner om zijn competenties en vaardigheden in kaart te brengen. Men ontwikkelt samen met die regionale partner een project en dat project wordt dan goedgekeurd door de adviserende arts. Het traject mag de gezondheidstoestand van de betrokkene niet in het gedrang brengen.
De aanvraag wordt dus in samenspraak met adviserende arts gedaan en zij wordt op een specifiek formulier ingevuld door de adviserende arts. De sociaal verzekerde verleent hierin ook zijn akkoord om de strikt noodzakelijke gegevens te delen, met respect voor zijn privéleven. De schriftelijke toestemming van de sociaal verzekerde wordt daarom uitdrukkelijk gevraagd en opgenomen als onderdeel van het aanvraagformulier.
Het uitgangspunt van de re-integratietrajecten is begeleiding voorzien op maat van de arbeidsongeschikte persoon. Een oplossing op maat kan enkel worden verkregen wanneer de verschillende professionals samen met de betrokkene in overleg gaan. Het is dus een multidisciplinair traject en communicatie is dan ook per definitie belangrijk.
Wij hebben daarom een tool laten ontwikkelen: de RIDO-applicatie. Die tool faciliteert in eerste instantie de identificatie van de behandelende arts, de adviserende arts en de arbeidsarts. In tweede instantie voorziet de tool tevens in de digitale communicatiekanalen voor een efficiëntere gegevensdoorstroming en samenwerking tussen de artsen. Een uitbreiding van de applicatie naar bijkomende actoren kan zeker worden overwogen, maar wij mogen hierbij wel niet uit het oog verliezen dat het hier om een overdracht van medische gegevens gaat en dus de toestemming en de bescherming van de gegevens uiterst belangrijk zijn.
De tool is ontwikkeld – dat was al moeilijk genoeg – om de uitwisseling van gegevens over een patiënt tussen drie artsen mogelijk te maken. Met andere woorden, het zijn drie artsen die een relatie hebben met de patiënt en daardoor moet het beroepsgeheim te allen tijde worden gevrijwaard, zeker ten aanzien van de werkgever. Dat is natuurlijk belangrijk. Voor elke beslissing moet ook de instemming van de patiënt worden gevraagd: er mogen door de drie artsen geen beslissingen worden genomen over het hoofd van de patiënt heen.
Als wij dat nog willen uitbreiden, moeten wij altijd waken over de privacy en over het beroepsgeheim. Het was nu al een heel moeilijke oefening en het multidisciplinair werken tussen de verschillende artsen moet nog groeien. Er worden wel veel vormingen over georganiseerd, dus ik denk dat het voor velen een opportuniteit is.
14.03 Nadia Moscufo (PVDA-PTB): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Ce n'est pas facile car pour pouvoir reprendre le chemin du travail, il faut que les accompagnateurs et la personne concernée prennent la bonne décision. Nous resterons attentifs au respect de la vie privée et de l'intégrité médicale des personnes concernées.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 06.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.06 uur.