Commission
de la Santé et de l'Égalité des chances |
Commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen |
du Mardi 18 février 2020 Après-midi ______ |
van Dinsdag 18 februari 2020 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 07 et présidée par M. Thierry Warmoes.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.07 uur en voorgezeten door de heer Thierry Warmoes.
Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
- Evita Willaert aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De nieuwe cijfers over de loonkloof" (55001724C)
- Nawal Farih aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De loonkloof" (55003360C)
- Evita Willaert à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "Les nouveaux chiffres relatifs à l'écart salarial" (55001724C)
- Nawal Farih à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "L'écart salarial" (55003360C)
01.01 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen publiceerde deze week zijn nieuwe rapport over de loonkloof tussen vrouwen en mannen in België. In 2017 bedroeg die op basis van brutojaarlonen 9,6%. Zonder de correctie op arbeidsduur worden vrouwen 23,7% minder betaald dan mannen. Het IGVM bevestigt dat de loonkloof lichtjes is gedaald de laatste jaren, maar deze evolutie verloopt zeer traag. Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, verduidelijkt: “De grootste oorzaak van de loonkloof is de ongelijke verdeling van betaald werk en onbetaalde zorgtaken. Op de tweede plaats komt de segregatie op de arbeidsmarkt. Zelfs in 2019 blijft er nog een groot onevenwicht bestaan tussen slecht betaalde beroepen en sectoren met een overwicht aan vrouwen en veel beter betaalde beroepen en sectoren waar mannen in de meerderheid blijven.”
De oorzaken zijn met andere woorden duidelijk, maar de recepten blijken niet te werken. Ondanks de opname van het gelijkheidsbeginsel in onze grondwet sinds 2002 en de goedkeuring van verschillende wetten ter versterking van gelijkheid, pariteit en non-discriminatie, blijven er nog steeds veel ongelijkheden tussen de seksen bestaan. De vooruitgang die is geboekt blijft ruimschoots onvoldoende.
Hoe evalueert u de wet ter bestrijding van de loonkloof?
Bent u gewonnen voor een vijfjaarlijkse evaluatie van deze wet?
De wet van 22 april 2012 ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen (gewijzigd door de wet van 12 juli 2013) bepaalt dat ondernemingen, met gemiddeld minstens 50 werknemers, tweejaarlijks een analyserapport over hun bezoldigingsstructuur moeten bezorgen aan de ondernemingsraad of aan de vakbondsafvaardiging. Dit rapport blijft intern.
Bent u voorstander van het bundelen van deze analyserapporten in een register of databank met het oog op registratie voor statistische en wetenschappelijke doeleinden en het aanzetten van ondernemers om hun loonbeleid te optimaliseren?
Welke gevolgen zijn er voor een onderneming wanneer blijkt dat hun bezoldigingsstructuur niet genderneutraal is? Bent u er voor gewonnen om ondernemingen te verplichten een intern actieplan uit te werken en de inschakeling van de bemiddelaar verplicht te maken wanneer blijkt dat er sprake is van een loonkloof binnen de onderneming? Welke corrigerende beleidsmaatregelen zal u nemen om een einde te maken aan de loonkloof en loongelijkheid te bereiken?
01.02 Nawal Farih (CD&V): Gelijk loon voor gelijk werk. Iedereen heeft er al van gehoord en we weten allemaal dat heel wat politici er de voorbije decennia werk van hebben gemaakt, zowel op Europees als op Belgisch niveau. Toch loopt het gemiddelde loon van mannen en vrouwen vandaag niet gelijk, ondanks de gezette stappen. Volgens het loonkloofrapport uit 2019 van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen verdient een Belgische vrouw vandaag gemiddeld nog steeds 9,6 % minder per werkuur dan een man. We weten allemaal dat u als minister hier heel wat stappen rond onderneemt, maar ik wil dit toch nog eens benadrukken. Op jaarbasis is het verschil tussen het loon van een man en dat van een vrouw namelijk 23,7 %. De cijfers zijn alarmerend.
Mevrouw de
minister, bent u het met mij eens dat de loonkloof een aanfluiting is van het
talent en de inzet van vrouwen op de arbeidsmarkt?
Hoe wilt u vanuit
uw bevoegdheid als minister van Gelijke kansen de strijd aangaan? Welke stappen
zullen er genomen worden?
01.03 Minister Nathalie Muylle: Dank u wel voor beide vragen.
De loonkloof tussen vrouwen en mannen daalt bij elke meting. Hoewel België tot de beste leerlingen van de klas behoort in Europa, moet de loonkloof volledig worden weggewerkt.
In 2017 bedroeg het verschil inderdaad 23,7 % of een kleine daling ten opzichte van de eerdere 24,5 %. Dat zijn de jongste cijfers en deze zijn gebaseerd op het brutoloon op jaarbasis. Als we kijken naar het uurloon is er een verschil van 9,6 %, of een daling van 10,9 %.
Het verschil wordt ook veroorzaakt doordat vrouwen heel vaak deeltijds werken. Dan moet er op uurbasis worden gekeken. Het blijft echter nog altijd een kleine 10 %, wat heel veel is. Er vallen ook enorm grote verschillen op te merken in de verschillende sectoren. In de private sector ligt het verschil op 12,9 % op basis van arbeidsduur, terwijl in de publieke sector het verschil 6 % bedraagt. Er zit ook een verschil tussen arbeiders en bedienden, maar ook in heel specifieke sectoren, zoals de luchtvaartsector. Dat is een heel slechte sector wat de loonkloof betreft. De bouwsector is dan weer positief. Daar is eigenlijk een negatieve loonkloof. Dat heeft dan vooral te maken met het feit dat er weinig vrouwen in de bouwsector werken die dan vooral in het bediendestatuut zitten.
De cijfers moeten dus voor een stuk geïnterpreteerd worden. Ik ben er echter van overtuigd dat er zeker nog heel belangrijke stappen te zetten zijn.
De loonkloofwet van 2012 heeft een belangrijk instrument voor die strijd geboden. Een van de elementen van de wet is het garanderen van de genderneutraliteit van alle functieclassificaties van paritaire comités. Op die manier kunnen typisch vrouwelijke en typisch mannelijke taken niet meer anders worden geëvalueerd. Dat is toch een belangrijke stap.
Het is belangrijk een evaluatie te maken van de loonkloofwet, niet om ze af te zwakken maar om ze juist efficiënter en effectiever te maken. Het Parlement heeft in het kader van een aantal voorliggende wetsvoorstellen de Nationale Arbeidsraad, de FOD Werkgelegenheid en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen gevraagd om een advies te geven over de wijziging van de loonkloofwet.
Collega Willaert had een vraag over de databank rond loonkloofgegevens op het niveau van de onderneming. Die bestaat vandaag al. Artikel 4 van de wet verplicht ondernemingen immers om de sociale balans uit te splitsen volgens het geslacht. De Nationale Bank houdt die gegevens vandaag ook bij, maar het louter bestaan van gegevens is uiteraard niet voldoende. Het publiek toegankelijk maken van loonkloofgegevens op ondernemingsniveau heeft als doel een verhoogde transparantie over de loonstructuur van ondernemingen tot stand te brengen.
Het is belangrijk dat wij nu de adviezen over de verschillende wetsvoorstellen die voorliggen, afwachten. Ik hoop dan ook dat wij op basis van die adviezen in de komende periode samen stappen kunnen zetten om de loonkloof weg te werken.
01.04 Nawal Farih (CD&V): Mevrouw de minister, ik ben zeer blij dat u hier positief op reageert en dat wij verdere stappen zullen zetten in de evaluatie.
Het is inderdaad zo dat 48 % van de loonkloof te wijten is aan de verschillende posities van vrouwen in verschillende sectoren, maar ik vind het toch belangrijk dat die 52 % die nog niet verklaard is, verder wordt onderzocht en ik ben zeer blij dat wij hiervoor op uw steun kunnen rekenen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw Vindevoghel moet naar een andere commissie gaan en vraagt of zij haar vragen onder agendapunt 3 eerst mag stellen. Het gaat om een aantal samengevoegde vragen, maar zij gaan blijkbaar niet allemaal over hetzelfde thema.
- Kattrin Jadin à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "L'implémentation de la Convention d’Istanbul en Belgique" (55002127C)
- Laurence Zanchetta à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "Le statut de réfugié des jeunes filles craignant des mutilations génitales féminines" (55002166C)
- Sophie Thémont à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "L’accompagnement des personnes voulant sortir de la prostitution" (55002640C)
- Sophie Thémont à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "Le rôle des "loverboys" dans la prostitution juvénile" (55002942C)
- Maria Vindevoghel à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "Les statistiques sur les violences faites aux femmes" (55003454C)
- Maria Vindevoghel à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "Le site internet violencesentrepartenaires.be" (55003455C)
- Maria Vindevoghel à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "Un nouveau PAN contre les violences faites aux femmes" (55003456C)
- Kattrin Jadin aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De implementatie van het Verdrag van Istanbul in België" (55002127C)
- Laurence Zanchetta aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De vluchtelingenstatus van meisjes die bang zijn om genitaal verminkt te worden" (55002166C)
- Sophie Thémont aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De begeleiding van personen die uit de prostitutie willen stappen" (55002640C)
- Sophie Thémont aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De rol van loverboys in de jeugdprostitutie" (55002942C)
- Maria Vindevoghel aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De statistieken betreffende het geweld op vrouwen" (55003454C)
- Maria Vindevoghel aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De website partnergeweld.be" (55003455C)
- Maria Vindevoghel aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "Een nieuw NAP tegen geweld op vrouwen" (55003456C)
02.01 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, u was ook aanwezig op de studiedag over feminicide van de Nederlandstalige Vrouwenraad op 14 februari, hier in de Kamer. U klaagde zelf het gebrek aan data en gegevens over gendergerelateerd geweld aan. Het laatste grote onderzoek, de laatste goede statistieken, dateren van 2010, zei u. Wat u echter niet zei, is dat het Instituut al meermaals duidelijk heeft aangegeven dat het niet in staat is om nieuw onderzoek te doen bij gebrek aan middelen. Sinds 2015 is er 21 % bespaard op het budget van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. In 2017 kwam daar nog eens een lineaire besparing op het personeel bovenop.
Vandaar mijn eenvoudige vraag. Zult u aan het Parlement vragen om bijkomend budget vrij te maken voor nieuw onderzoek naar gendergerelateerd geweld? U kunt dat perfect via een parlementair initiatief vragen. Indien u dat niet van plan bent, hoe zult u er dan voor zorgen dat het Instituut in staat is opnieuw onderzoek uit te voeren naar gendergerelateerd geweld?
Mijn tweede vraag gaat over het Nationaal Actieplan.
Vorige week kondigde u aan, ook op die studiedag, dat uw administratie bezig is met een nieuw Nationaal Actieplan tegen geweld op vrouwen. Het vorige Nationaal Actieplan (NAP) liep tot eind 2019. Dat wil zeggen dat België momenteel geen NAP heeft.
Kunt u bevestigen dat u een nieuw Nationaal Actieplan aan het opstellen bent? Op welke manier zult u het Parlement betrekken bij dat actieplan? Rekent u op een parlementair initiatief om dat actieplan goed te keuren aangezien de huidige regering in lopende zaken is? Wat zijn de strategische doelstellingen en prioriteiten van het actieplan? Op welke manier worden het middenveld en de verschillende vrouwenorganisaties betrokken bij het opstellen van dat plan? Zult u ook luisteren naar de mensen op het terrein en lessen trekken uit het vorige plan?
De voorzitter: U had ook nog een vraag over de website partnergeweld.be.
02.02 Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, enkele jaren geleden bestond de website partnergeweld.be nog. Deze bevatte zeer nuttige en soms levensreddende informatie voor vrouwen en mannen die slachtoffer werden van partnergeweld. De website werd beheerd door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. Door de opgelegde besparingen aan het Instituut is de website echter enkele jaren geleden offline gehaald. Het middenveld heeft toen tevergeefs aan het Instituut voorgesteld om de website over te nemen omdat belangrijke informatie niet verloren zou gaan. Her en der vind men op het web nog verwijzingen terug naar de website. De website was nochtans een belangrijke portaal waar mensen die slachtoffer waren van partnergeweld terecht konden.
Wat is de
reden dat de website partnergeweld.be niet meer bestaat?
Erkent u de
meerwaarde van de website partnergeweld.be als portaal en bron van informatie
voor mensen die slachtoffer zijn van partnergeweld?
Wat gaat u
ervoor zorgen dat de website partnergeweld.be terug online komt te staan, met
concrete, actuele informatie voor mensen die slachtoffer zijn van
partnergeweld?
02.03 Laurence Zanchetta (PS): Madame la ministre, une jeune fille mineure risquant de faire l’objet de mutilations génitales féminines dans son pays d’origine peut solliciter un statut de réfugié auprès du CGRA. Par ce biais, la Belgique offre une protection et une garantie à ces enfants: tant qu’elles seront sous notre protection, elles ne feront pas l’objet de mutilations. Elles pourront grandir comme toute jeune fille de leur âge sans crainte pour leur intégrité physique.
Auparavant, en raison du principe de l’unité familiale, les parents pouvaient être assimilés à ce statut mais toutefois à une condition: prouver régulièrement, par des certificats médicaux adaptés, que l’enfant reste intacte. Mais depuis quelques mois, il est constaté un certain nombre de décisions par lesquelles les parents de ces jeunes filles, reconnus par le CGRA, se voient refuser automatiquement le statut de réfugié et celui de protection subsidiaire s'ils n'ont pas une crainte personnelle, distincte et fondée de persécutions ou s'ils ne courent pas le risque de subir de graves atteintes.
Partant, un seul choix s'offre à eux: celui de solliciter l'Office des étrangers afin d'introduire une demande de régularisation sur la base de l'article 9bis de la loi du 15 décembre 1980. Cette procédure est longue, coûteuse et incertaine, elle plonge les parents de ces enfants réfugiés – donc "placés sous protection de l’Etat belge" –, dans l’angoisse d’une fin de non-recevoir et de l’imminence d’un ordre de quitter le territoire.
Madame la ministre, comment les dossiers de ces petites filles seront-il gérés? Comment le CGRA pourra-t-il solliciter la preuve que les enfants restent intactes si leurs parents ne sont plus répertoriés alors que l'objectif premier est et reste que ces jeunes filles placées sous notre protection puissent disposer des mêmes chances que toutes les jeunes filles de leur âge? Qu'adviendra-t-il de ces fillettes si leurs parents reçoivent un ordre de quitter le territoire sur la base d'un refus d'une demande de régularisation 9bis? Comment pensez-vous agir pour leur garantir les meilleures chances d'émancipation, d'éducation et d'épanouissement à partir du moment où elles seront MENA (mineur étranger non accompagné)?
02.04 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, il existe environ 23 000 travailleurs du sexe en Belgique. Deux tiers d'entre eux aimeraient pouvoir quitter leur activité, mais leurs tentatives sont la plupart du temps des échecs. En effet, en Belgique, il est plus facile d'entrer dans la prostitution que d'en sortir. Les traitements inégalitaires dus à la stigmatisation, le stress post-traumatique dont souffrent les travailleurs du sexe et souvent la difficulté d'assurer des revenus suffisants sur le long terme sont quelques-unes des raisons qui contraignent une personne à rester, ou à retourner, dans la prostitution. C'est un cercle vicieux duquel seul un travailleur du sexe sur trois parvient à se dissocier dès sa première tentative.
Sortir de la prostitution et parvenir à se recréer une place dans la société sont deux épreuves difficiles et pleines d'obstacles décourageants. C'est pourquoi il est primordial que l'État propose un véritable projet alternatif à la prostitution. Pour cela, nous devons mettre l'accent sur la formation des acteurs de terrain qui assurent l'accompagnement des travailleurs du sexe. Nous devons lutter contre les contraintes socio-économiques qui rendent si difficile la sortie de la prostitution. Nous devons simplifier les procédures administratives permettant la réintégration sociale et professionnelle de ces travailleurs. Nous avons le devoir de permettre aux personnes qui le souhaitent de changer de vie.
Madame la ministre, comme l'affirme Le Mouvement du Nid, qui s'occupe de l'accompagnement des personnes vers la sortie de la prostitution, cette sortie est un processus long et difficile, qui nécessite une volonté politique et un engagement fort à chaque étape. Comme l'a fait la France, ne serait-il pas temps de mettre en place une politique structurelle soutenant et encadrant la sortie de l'activité de prostitution? Des concertations avec les entités fédérées ont-elles déjà eu lieu dans ce cadre? Quelles initiatives nouvelles pourraient-elles être mises sur la table?
Madame la ministre, la problématique de la prostitution englobe plusieurs acteurs. Aujourd'hui, j'aimerais mettre l'accent sur l'existence de l'un d'entre eux encore méconnu du milieu de la prostitution juvénile. Il s'agit du phénomène des loverboys.
Derrière ce joli nom, se cachent des prédateurs qui profitent de la corde affective pour soumettre des jeunes filles vulnérables. Ces loverboys prennent les premiers contacts via les réseaux sociaux ou rôdent près des lieux où les jeunes se rencontrent. C’est ainsi qu’ils parviennent à repérer des adolescentes fragiles, souvent isolées et qui rencontrent des problèmes familiaux. Les loverboys les abordent en se faisant passer pour des jeunes en quête d'amour. À force de compliments, de promesses et de cadeaux, ils parviennent à créer l’illusion d’une véritable histoire d’amour.
Petit à petit, les loverboys isolent ces jeunes ados de leurs proches, créant une situation de dépendance affective et financière. Ils les contrôlent, se montrent un jour agressifs, le lendemain "gentils" et les incitent parfois à consommer des stupéfiants. Une fois dépendantes, les loverboys leur révèlent qu’ils ont des "difficultés" et qu’elles doivent rembourser les frais qu’ils ont engagés pour elles. Ils finissent par leur demander de se prostituer, même si l’acte n’est jamais explicitement évoqué.
Madame la ministre, en 2015, Myria avait déjà attiré notre attention sur ce fléau. Dans un de ses rapports, le centre a souligné que l’exploitation que fait subir le loverboy est souvent mal détectée et mal évaluée, et que les victimes risquent d’être stigmatisées comme des "ados à problèmes" plutôt que d’être protégées.
Cinq années plus tard, nous constatons que peu a été fait pour tenter de remédier à cette situation. Pourtant, ce phénomène des loverboys n’est rien d’autre que du proxénétisme de mineurs, délit bien inscrit dans le Code pénal belge.
Madame la ministre, quels moyens avons-nous aujourd’hui pour lutter contre ces nouvelles formes de proxénétisme et de prostitution de mineurs? Quels moyens avons-nous pour sortir ces jeunes adolescentes de cet engrenage infernal?
02.05 Nathalie Muylle, ministre: Monsieur le président, je répondrai conjointement aux différentes questions jointes.
Pour répondre à la question de Mme Zanchetta, la politique du CGRA a en effet été modifiée en avril dernier concernant l'affaiblissement du statut de réfugié dérivé pour les parents d'une fille mineure faisant l'objet d'un risque de mutilations génitales féminines.
L'ASBL INTACT a fait une analyse qui met en lumière les difficultés humaines et les incertitudes juridiques auxquelles ces familles peuvent être confrontées. L'analyse d'INTACT indique que les parents ne peuvent recevoir un ordre de quitter le territoire, étant donné l'interdiction de les séparer de leurs enfants. Ils doivent néanmoins adresser une demande de régularisation à l'Office des étrangers.
Cependant, je suis d'avis qu'il est nécessaire que le principe de l'unité familiale soit maintenu, en cohérence avec les lignes directrices du Haut-Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés (HCR). Pour les informations relatives au CGRA et à l'Office des étrangers, je vous renvoie à ma collègue la ministre de l'Asile et de la Migration, Mme De Block.
Pour ce qui concerne la prostitution et les loverboys, différents facteurs peuvent expliquer pourquoi des personnes, en particulier des femmes, se retrouvent dans la prostitution: la pauvreté, le chômage, la discrimination et la violence, la fragilisation sociale, l'absence d'éducation et d'accès aux ressources, les situations de conflit, etc.
Selon une enquête réalisée en France, 51 % des personnes prostituées ont subi des violences physiques dans le cadre de la prostitution et 29 % des personnes prostituées avaient eu des pensées suicidaires au cours des douze mois précédant l'enquête. De plus, 38 % d'entre elles ont subi un viol au cours de leur vie. Les recherches menées en Belgique soulignent, elles aussi, l'exposition des personnes prostituées aux violences. Ces recherches démontrent effectivement qu'il est bien plus difficile de sortir de la prostitution que d'y entrer. Une politique structurelle visant l'accompagnement des personnes qui souhaitent sortir de la prostitution est nécessaire.
Il s'agit d'un phénomène extrêmement complexe qui implique une approche concertée entre de multiples responsables politiques. En tant que ministre fédérale de l'Égalité des chances, je souhaite, avant toute chose, attirer l'attention sur la vulnérabilité accrue des personnes prostituées face aux violences basées sur le genre. J'ai également une attention toute particulière à la problématique des loverboys. Le Plan d'action national de lutte contre toutes les formes de violence basée sur le genre 2015-2019 comprenait certaines mesures spécifiques liées à ce phénomène insidieux. Le Plan d'action national de lutte contre la traite des êtres humains 2015-2019 portant sur les victimes mineures de la traite des êtres humains a été élaboré en août 2018. Il couvre notamment la problématique des loverboys et reprend les initiatives en la matière, dont l'organisation d'une approche opérationnelle.
Dans le cadre de la mise en oeuvre de la Convention d'Istanbul, l'État fédéral, les Communautés et les Régions ont déployé des efforts pour sensibiliser le grand public à la violence basée sur le genre, pour former les professionnels, pour informer et accompagner les victimes, pour poursuivre et responsabiliser les auteurs. Le cadre législatif et réglementaire a été renforcé. En outre, l'approche pluridisciplinaire et holistique a été développée afin d'améliorer la protection et la sécurité des victimes.
Cette volonté s'est maintenue en 2019, vu les moyens libérés en mars pour permettre le financement permanent des trois centres de prise en charge des violences sexuelles et le doublement du nombre de centres à l'avenir, ou encore le récent projet pilote relatif à l'alarme mobile 'harcèlement', permettant aux victimes d'alerter la police lorsqu'elles se sentent menacées par leur ex-partenaire qui les harcèle.
Le rapport intermédiaire sur la mise en œuvre du plan d'action national de lutte contre les violences basées sur le genre 2015-2019 a été élaboré en avril 2018. La Belgique a par ailleurs remis un rapport étatique en février 2019, concernant la mise en œuvre de la Convention d'Istanbul. Ces rapports permettent d'obtenir une vision complète des initiatives menées depuis le début de la législation.
Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen werkt momenteel aan een ontwerp van Nationaal Actieplan 2020-2024, in samenwerking met de federale gemeenschaps- en gewestelijke administraties die betrokken zijn bij de bestrijding van gendergerelateerd geweld. Dit ontwerp voor een nieuw NAP is gebaseerd op een stand van zaken van het NAP 2015-2019 en op de aanbevelingen van het middenveld.
Het Instituut lanceerde in juli 2019 een oproep aan het middenveld, waarmee 230 organisaties werden bereikt. Alle lacunes en opmerkingen werden gebundeld en beantwoord in het ontwerp van het nieuwe NAP. Daarnaast werden ook de aanbevelingen die voortvloeien uit de evaluatierapporten van het Verdrag van Istanboel door de groep van deskundigen inzake de bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld van de Raad van Europa opgenomen.
L'analyse de l'asbl INTACT relative à l'intégration de la dimension du genre et des violences basées sur le genre dans la politique d'asile et de migration y figure notamment. D'autres recommandations concernent plus spécifiquement la question des loverboys. Il y figure également les recommandations d'associations actives en matière d'accompagnement des personnes prostituées, lesquelles ouvrent notamment le cadre législatif aux structures d'accueil, à la réinsertion professionnelle et sociale, la formation des professionnels ou le soutien des associations.
Het is de bedoeling om op basis van deze voorbereidende werkzaamheden politieke onderhandelingen te voeren tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, met het oog op de goedkeuring van een NAP 2020-2024. Het NAP zal moeten worden goedgekeurd door een nieuwe regering. Het is aan mijn opvolger om het nieuwe plan voor te stellen. In september zal ook het regiorapport met aanbevelingen aan het Parlement worden voorgelegd, waarna er ruimte is voor debat.
De strategie van de federale regering blijft in elk geval gericht op een verdere ontwikkeling van de multidisciplinaire en holistische aanpak, een betere verzameling van genderstatistieken, een betere opleiding van de betrokken professionals, grotere aandacht voor risicotaxatie en het waarborgen van een betere bescherming voor slachtoffers.
Wij willen ook meer en meer rekening houden met meervoudige kwetsbaarheden en ons verder toespitsen op nieuwe vormen van geweld, waaronder cyberpesten, en de aanpak om vrouwenmoorden beter te bestrijden.
Les victimes et leur entourage restent au centre de nos préoccupations. Notre mission est notamment de favoriser une bonne coordination des acteurs concernés et des dispositifs afin de garantir un environnement protecteur et réparateur pour les victimes et leurs enfants.
Zo kom ik tot de vragen over de interfederale website partnergeweld.be.
Voor informatie kan men terecht op de websites van de gefedereerde entiteiten. Aan Franstalige kant gaat het om de website www.ecouteviolencesconjugales.be en aan Nederlandstalige kant om www.1712.be. Een ander deel van de informatie werd opgenomen op de federale website www.seksueelgeweld.be. Bovendien bevat de website van het Instituut ook veel informatie over partnergeweld. Er werd voor gekozen om de informatie vooral publiek te maken via de vandaag bestaande reguliere kanalen.
In verband met de statistieken over geweld op vrouwen kan ik reeds meegeven dat Eurostat voorgesteld heeft om in samenwerking met de lidstaten een onderzoek naar gendergerelateerd geweld op Europees niveau te ontwikkelen en te coördineren.
Binnen het Belgisch statistiekbureau Statbel werd er een werkgroep opgericht met verschillende vertegenwoordigers, regionale statistische instanties en het Instituut, om dat te bestuderen. De kosten bedragen 900.000 euro. De financiering zou in 2021-2022 ter beschikking moeten zijn uit vier bronnen: de federale Staat, het Waals Gewest, de Vlaamse overheid en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Na de uitvoering van het onderzoek is het ook de bedoeling om verder academisch onderzoek te stimuleren. Momenteel is er financiële zekerheid vanuit Brussel en Wallonië. De deelname van de federale overheid wordt gewaarborgd door mijn administratie en het Instituut. Vlaanderen heeft nog niet aangegeven hoeveel het zou kunnen bijdragen, maar de gesprekken worden voortgezet en ik heb er alle vertrouwen in dat Justitie aan Vlaamse kant ook financieel zal bijdragen. Alle principeakkoorden moeten eind februari worden verkregen om de definitieve haalbaarheid van het onderzoek te kunnen vastleggen. Het bestek zal verder worden afgewerkt in 2020, zodat het onderzoek begin 2021 kan starten.
Tot slot wil ik erop wijzen dat wij niet hoeven te wachten op die cijfers. Intussen is het voor mij ook belangrijk om haatmisdrijven te registreren. Daartoe organiseerde mijn administratie begin dit jaar een workshop, heel specifiek in samenwerking met het parket en de politie. De equality bodies zaten ook aan tafel om die registratie te kunnen verbeteren. Die experts leverden daar de nodige expertise en praktijkervaring. Zij hebben een rapport opgesteld en op basis van de aanbevelingen uit dat rapport gaan wij zo snel mogelijk aan de slag om ter zake stappen vooruit te zetten.
Ik merk dat ik net binnen de mij toegemeten spreektijd geantwoord heb. Mijn resterende spreektijd staat op nul seconden.
02.06 Laurence Zanchetta (PS): Merci pour votre réponse, madame la ministre.
Vous avez parlé d'unité familiale et de l'importance de celle-ci. On sait que l'intérêt supérieur de l'enfant veut qu'il puisse grandir entouré de ses parents. On se dit que le risque de subir une mutilation génitale féminine est déjà une crainte suffisante pour ces fillettes. Il semble inutile d'y adjoindre celle de devoir potentiellement grandir sans la présence de ses parents sur le territoire belge. J'avais interrogé la ministre de la Santé mais je voulais connaître votre avis sur la question. Merci pour votre réponse.
02.07 Sophie Thémont (PS): Madame la ministre, sur la première question relative à la prostitution, il est vrai que le phénomène est complexe et encore tabou parfois de nos jours. Je pense que vous l'avez dit, il faut une clarification du statut. Plus le statut de la prostituée sera clair, mieux cette question de la sortie de la prostitution peut être envisagée de manière différente. Vous l'avez dit, mais ce n'est pas encore suffisant: il faut des alternatives, il faut encore plus de communication, de formation, de reconversion. Il faudrait essayer de régler tout cela.
Dans ma question, je vous demandais également s'il y avait eu des échanges avec les entités fédérées. Je ne pense pas que vous m'ayez répondu à ce sujet.
02.08 Nathalie Muylle, ministre: (…)
02.09 Sophie Thémont (PS): Du plan d'action. Voilà déjà un élément concret. Merci pour votre réponse.
Concernant les loverboys, on voit aujourd'hui qu'en 2019, il y a eu 80 dossiers de prostitution de mineurs en Belgique. Ce n'est pas rien. Ce sont des jeunes gens et des jeunes filles qui ont entre quatorze et seize ans. L'immense majorité des dossiers de prostitution arrivent chez Child Focus. La victime a fugué, ou il y a une problématique familiale. C'est en tout cas un fléau et on voit que les réseaux sociaux sont dangereux.
Je suis très sensible à cette problématique chez les jeunes filles qui se retrouvent prises de plein fouet par un jeune homme qui leur fait des avances et promet des choses.
D'après les études réalisées en la matière, il s'agit souvent de personnes fragilisées par la situation des parents, le cadre familial. Vous l'avez souligné tout à l'heure.
Je sais que nous sommes en affaires courantes, mais il faut mettre l'accent sur cette problématique. Je veux bien également votre réponse sur papier.
L'incident est clos.
03 Vraag van Valerie Van Peel aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "Het mobiele stalkingalarm voor slachtoffers van geweld en stalking" (55002320C)
03 Question de Valerie Van Peel à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "L'application d'alarme pour les victimes de violence et de harcèlement" (55002320C)
03.01 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de minister, dit is een vervolgvraag op antwoorden die u eerder hebt gegeven. Ik zou graag wat meer details krijgen.
Ik hoef er u niet van te overtuigen dat het stalkingalarm noodzakelijk is. U weet ook dat 7 % van de vrouwen en 3 % van de mannen gevolgd, gestalkt of bedreigd wordt, soms met de dood van een ex-partner tot gevolg, wat in vele gevallen zou kunnen worden vermeden indien er vroeger en effectief wordt ingegrepen.
De toenmalig bevoegde staatssecretaris voor Gelijke Kansen Zuhal Demir heeft daarom 300.000 euro geïnvesteerd in een stalkingapplicatie, in samenwerking met de dienst ASTRID. Uw voorganger heeft in 2019 ook aangekondigd dat men het proefproject in Gent zou opstarten, maar momenteel werkt in Gent alleen het vast alarm, dat reeds bestaat sinds 2002 en een initiatief van de stad zelf is.
Uit uw antwoord op de mondelinge vragen van de collega’s Van Bossuyt en Zanchetta blijkt dat de technische testfase van het mobiele alarm midden december kon worden afgerond. Door een aantal technische onregelmatigheden heeft de ontwikkeling echter veel vertraging opgelopen. U zei ook dat het mobiel stalkingalarm in het najaar van 2020 nationaal zal worden uitgerold.
Ondertussen hoorde ik dat er in Gent opnieuw een uitstel zou zijn, tot half maart, en dat er weer een technisch probleem zou zijn door ICT-bugs. Men weet echter niet goed wie daarvoor het prijskaartje moet betalen.
Kunt u meer uitleg geven bij de technische problemen die voor de vertraging zorgen?
Er zouden ook problemen zijn met de ontwikkeling voor de iPhone. Hoe zult u die oplossen? Is er daarvoor specifiek in een budget voorzien?
Wat zijn de verschillen tussen het alarm dat nu gebruikt wordt in Gent en het mobiele alarm dat u aan het ontwikkelen bent? Hoe verloopt de samenwerking met de politie? Hoe verloopt de samenwerking op het vlak van de hulpverlening? Is er een samenwerking met de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, die bevoegd is voor de ketenaanpak? Hoe gaat u daarmee om? Hoe verloopt de samenwerking in Wallonië?
Hoe zal de uitrol concreet verlopen? Hebt u al gesprekken met de verschillende steden opgestart?
03.02 Minister Nathalie Muylle: Mevrouw Van Peel, de technische onregelmatigheden die de lancering van het mobiel alarm hebben uitgesteld, hadden te maken met de ontwikkeling van de app. Zolang het stalkingalarm niet voor 100 % op punt stond, was het onverantwoord om te starten met een operationele testfase door slachtoffers. De veiligheid van de slachtoffers hangt immers af van dat alarm.
Ik kan u vandaag meedelen dat alle onregelmatigheden, waaronder ook de bugs waarnaar u verwijst en de financiële vragen die er nog waren, weggewerkt zijn en dat het mobiel alarm technisch klaar is.
Om de veiligheid van de slachtoffers te kunnen garanderen, werd door ASTRID, dat instaat voor de ontwikkeling van het stalkingalarm, besloten de versie van iPhone niet verder te ontwikkelen. Deze versie vereist namelijk een aanhoudende verbinding met het internet om een stalkingoproep te kunnen lanceren. Indien er geen internetverbinding is, wordt het mobiel alarm niet volledig ondersteund en dreigt de oproep van het slachtoffer verloren te gaan. Daarmee valt of staat het systeem. Dat zou een vals gevoel van veiligheid geven, wat wij om begrijpelijke redenen willen vermijden.
Voor een basisoproep via Android is er geen constante internetverbinding vereist. Momenteel bekijken wij op welke manier wij voor iPhone oplossingen kunnen vinden, maar ik wil daar niet op wachten. Het parket, de politie en het Family Justice Center beslissen immers samen met wie wij van start gaan. Een Androidtoestel kost 80 tot 100 euro. Dat kan niet het struikelblok zijn waardoor wij nog maanden zouden moeten wachten om slachtoffers te kunnen helpen. Als wij van start gaan met slachtoffers, moeten wij er zeker van zijn dat er een aangepast toestel aanwezig is. Dat is de voorwaarde. Wij kunnen nog blijven wachten, maar ik vind dat onverantwoord.
Het stalkingalarm dat tot nu toe in Gent werd gebruikt, is een alarmknop die op vaste telefoontoestellen werd geïnstalleerd. Het mobiel alarm gaat hier duidelijk een stap verder, met als eerste groot voordeel dat het verplaatsbaar is. Het slachtoffer heeft het alarm bij zich, waar hij ook gaat of staat.
Ten tweede, de samenwerking met de politie is verhoogd doordat de referentieambtenaar intrafamiliaal geweld direct contact onderhoudt met het slachtoffer. Indien het alarm wordt ingedrukt, wordt er meteen een politiepatrouille naar de plaats, dan wel de woonst van het slachtoffer gestuurd.
Ten derde, wordt er aan het mobiel alarm een multidisciplinair overleg gekoppeld. Hierdoor verzekeren wij de opvolging van zowel slachtoffer, dader als eventueel de omgeving en de kinderen. In het kader hiervan is het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen een procesbegeleiding gestart om de multidisciplinaire opvolging zoveel mogelijk in bestaande structuren in te bedden.
Het spreekt voor zich dat ik zal toezien op een nauwe samenwerking. Er is al overleg geweest met de Vlaamse collega's. Ook Welzijn is daarin immers bevoegd. Er werd ook een Interministeriële Conferentie opgericht waar dit op de agenda staat.
Ik wacht de pilootfase met slachtoffers in Gent af en dan is het de bedoeling dat dit op nationale basis planmatig wordt uitgerold. Voor mij was het belangrijk dat dit nationaal actief zou zijn. Slachtoffers kunnen zich dankzij het alarm in heel het land begeven, zonder voor hun veiligheid te moeten vrezen. Alle politiezones werden geïnformeerd met een ministeriele rondzendbrief.
Er werd een protocol voor deze operationele testfase uitgewerkt. Dit werd door alle partijen ondertekend, wat voor mij het sein was om te starten.
03.03 Valerie Van Peel (N-VA): Mevrouw de minister, mijn respect voor het feit dat u zich hiervoor zo actief hebt ingezet, in de korte periode dat u daartoe de kans had. Ik ben zeer blij met wat u hier vertelt.
Ik ben ook blij met het overleg met de collega's in Vlaams en Franstalig België. Dat is belangrijk in het complexe land waarin we leven.
Het is goed dat we van de bugs vanaf zijn, maar een ding was mij niet duidelijk. U zegt: ik ga toch door, ook al is het alleen op Android. Ik begrijp uw redenering, maar bedoelt u dan: ik ga door met de testfase, maar het is wel de bedoeling dat dit daarna ook op iPhone kan? U knikt bevestigend, u wil gewoon de testfase al doen met wat er vandaag is?
03.04 Minister Nathalie Muylle: (…) Android kan daar niet het grote struikelblok zijn.
03.05 Valerie Van Peel (N-VA): Zeker voor de testfase is dat helemaal waar. Ik ben heel tevreden met uw antwoord.
L'incident est clos.
04 Vraag van Karin Jiroflée aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De zorgcentra voor slachtoffers van seksueel geweld" (55002398C)
04 Question de Karin Jiroflée à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "Les centres de soins pour les victimes de violences sexuelles" (55002398C)
04.01 Karin Jiroflée (sp.a):Mevrouw de minister, dit is al een oudere vraag. Wij hebben u daarover al gehoord.
Naast de bestaande zorgcentra voor slachtoffers van seksueel geweld in Brussel, Gent en Luik, die duidelijk hun nut hebben aangetoond, zouden er bijkomende centra in Antwerpen, Leuven en Charleroi worden opgericht. De bedoeling is dat er op termijn in elke provincie zo'n centrum komt.
U hebt in het Adviescomité voor Maatschappelijke Emancipatie aangegeven dat de budgetten voor die maatregel ter beschikking zijn, maar of er ook na 2020 nog middelen zijn, is onzeker.
Mevrouw de minister, hoeveel geld hebt u ter beschikking voor de verwezenlijking van die plannen in 2020? Op welke manier moet het verder de volgende jaren? Zullen er fondsen worden vrijgemaakt om de werking van zowel de bestaande centra als de op te richten centra blijvend te garanderen?
Voorlopig hebben we nog geen zicht op de concretisering van het project. Kunt u meer uitleg geven, onder andere over de timing?
04.02 Minister Nathalie Muylle: Mevrouw Jiroflée, het aanzienlijk succes van de bestaande zorgcentra voor de slachtoffers van seksueel geweld bevestigde de noodzaak ervan. Om aan de noden van de vele slachtoffers tegemoet te komen, werd een extra budget van 2 miljoen euro vrijgemaakt voor de bestendiging en de uitbreiding van de drie bestaande zorgcentra. De middelen zijn bestemd om de uitbreiding van de infrastructuur, het gespecialiseerd personeel en de betrokken politiediensten, alsook de verhoging van de werkingskosten in de ziekenhuisafdeling te bekostigen.
Het was ook nodig dat het zorgcentrummodel na de pilootfase zou worden gevalideerd, vooraleer er drie nieuwe centra zouden kunnen worden opgestart, daar het integraal deel uitmaakt van de selectiecriteria. De validatie door verschillende betrokken actoren en instellingen is nu voor maart 2020 gepland. Ook wordt een specifieke werkgroep opgericht in de Federale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, waarmee concreet zal worden samengewerkt.
In het voorjaar zal ik een openbare selectie organiseren met het oog op de oprichting van de drie nieuwe centra in Antwerpen, Leuven en Charleroi. Alle ziekenhuizen en betrokken politiezones gelegen in de gerechtelijke arrondissementen van die regio's, werden reeds van de opening op de hoogte gebracht. De gunning is gepland voor mei 2020. Voor de opstart van de drie nieuwe zorgcentra heb ik in een budget van 1.176.000 euro voorzien, waarvan 232.500 euro zal worden aangewend voor het opleiden van ziekenhuispersoneel, 343.000 euro voor het vormen van zedeninspecteurs en 600.000 euro voor de nodige infrastructuur. Dat is het deel voor de drie nieuwe centra.
Momenteel beschikt het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, dat instaat voor de volledige coördinatie, over een budget van ongeveer 6 miljoen euro. Het budget bestaat uit een dotatie van 4,5 miljoen euro, op basis van mijn bevoegdheid inzake Gelijke Kansen, en een subsidie van 1,6 miljoen euro, afkomstig van de Nationale Loterij.
Vanaf 2021, dus wanneer de nieuwe centra operationeel zijn, zal de dotatie opgetrokken worden tot 6 miljoen euro. Dat is uiteraard goed nieuws. Ik ben er dan ook zeker van dat wij in de toekomst meer van die centra moeten oprichten. Het moet namelijk echt de bedoeling zijn dat de zorg gebiedsdekkend wordt aangeboden in centra gespreid over het hele land. Daartoe zal er meer geld nodig zijn. Op het ogenblik zijn er voldoende middelen voor de werking en de uitbreiding van de drie bestaande centra en voor de opstart en de werking van de drie nieuwe centra.
04.03 Karin Jiroflée (sp.a): Mevrouw de minister, bedankt voor uw al meer gedetailleerd antwoord.
Ik denk dat het een goede zaak is dat de middelen al vastliggen. Ik kan mij namelijk moeilijk voorstellen dat een regering met een andere samenstelling daar nog helemaal op terug zou komen. Daar was ik namelijk bezorgd over. Ik denk dat u er goed aan doet om de zaken vast te leggen, zoals u blijkbaar bezig bent. Hartelijk dank in ieder geval.
L'incident est clos.
05 Vraag van Karin Jiroflée aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De interministeriële conferentie inzake vrouwenrechten" (55002562C)
05 Question de Karin Jiroflée à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "La conférence interministérielle sur les droits des femmes" (55002562C)
05.01 Karin Jiroflée (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de interministeriële conferentie zou worden opgericht. Ik ben niet meer helemaal mee en weet dus niet of dat nu al dan niet is gebeurd. Het belangrijkste thema zou het bestrijden van het geweld tegen vrouwen zijn. De conferentie zal zich echter ook moeten buigen over de loonkloof, het glazen plafond en seksisme in het algemeen. Ik had begrepen dat ze in januari 2020 zou worden opgericht, ik meen echter niet dat die oprichting is gelukt.
Daarom peilde ik graag even naar een stand van zaken.
Wanneer wordt er wel werk van gemaakt? Wie juist zal in de interministeriële conferentie zetelen? Wie zal de praktische organisatie daarvan op zich nemen? Waar wordt ze dan financieel geïmputeerd?
05.02 Minister Nathalie Muylle: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Jiroflée, u weet uw timing wel te kiezen. Morgen is het immers te doen, morgen wordt het dossier in het Overlegcomité besproken.
Het klopt dat de interministeriële conferentie inzake vrouwenrechten op 18 december 2019 werd opgericht. In het Overlegcomité van morgen, 19 februari 2020, om 8.00 uur, zal over de samenstelling van de interministeriële conferentie alsook over de praktische organisatie en inbedding worden beslist. Die punten staan morgen op de agenda en zullen morgen ook met de collega's van de Gewesten en de Gemeenschappen worden bekeken.
Ik kan alleen meegeven dat voor de federale regering de eerste minister een zitje zal innemen, evenals minister Geens voor Justitie, minister De Block voor Welzijn en ikzelf voor Gelijke Kansen. Dat zijn ook de logische partners in het verhaal. Afhankelijk van het onderwerp kunnen natuurlijk ook nog andere collega's worden uitgenodigd.
De concrete samenstelling van de conferentie alsook wie zal voorzitten en de praktische organisatie ervan staan morgen op de agenda van het Overlegcomité en zal morgen gekend zijn.
05.03 Karin Jiroflée (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik loop dus wat minder achter dan ik dacht. Ik wist niet of er nog nader nieuws was en meende dat ik iets had gemist. Ik zat er echter boenk op. Ik zal dus over een aantal weken een opvolgingsvraag indienen. Er zal morgen ongetwijfeld een communiqué volgen?
Ik dank u in ieder geval.
L'incident est clos.
06 Vraag van Els Van Hoof aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "Seksueel geweld op kinderen" (55003350C)
06 Question de Els Van Hoof à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "La violence sexuelle perpétrée à l'égard des enfants" (55003350C)
06.01 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, ik hoop dat ik er met deze vraag over seksueel geweld op kinderen ook boenk op zit.
Gendergerelateerd geweld doet zich in elke gemeenschap voor en is een fundamentele schending van mensenrechten, vrouwenrechten en kinderrechten. Het is uiteraard opvallend dat de eerste slachtoffers de meest kwetsbaren zijn. Het gaat vooral over vrouwen in armoede, vrouwen die alleen wonen en uiteraard ook kinderen. Er zijn verschillende categorieën van seksueel geweld, gaande van seksueel geweld zonder contact tot zeer ernstig seksueel geweld. Het kan gaan van gefilmd worden zonder toestemming over naakt poseren tot verkrachting. Die gradatie mag echter nooit de indruk geven dat sommige vormen van geweld minder ernstig zijn. Alle vormen van seksueel geweld en seksueel gedrag zonder toestemming zijn ernstig.
Het blijft belangrijk te beklemtonen dat seksueel geweld binnen de privéomstandigheden van een gezin of familie geen privéprobleem is. Het is zeker ook niet enkel een vrouwenprobleem; ook mannen ondervinden geweld, zij het in mindere mate dan vrouwen. We moeten de strijd tegen seksueel geweld, in het bijzonder tegen kinderen, krachtig blijven voeren. Welke prioriteit geeft u aan seksueel geweld, in het bijzonder tegen kinderen? Op welke manier bindt u die strijd aan?
U draagt de zorgcentra inzake seksueel geweld hoog in het vaandel en voorziet in de nodige middelen daarvoor. U werkt daar krachtig aan en wijdt daar over enkele weken in New York een seminarie aan. U hecht daar enorm veel belang aan en wil daar internationale uitstraling aan geven. In de zorgcentra kunnen ook kinderen terecht. Hoe staat het met de opvang van kinderen in die centra? Hoe gaan zij om met de slachtoffers? Welke meerwaarde bieden zij voor kinderen?
06.02 Minister Nathalie Muylle: Mevrouw Van Hoof, de strijd tegen gendergerelateerd geweld, in het bijzonder seksueel geweld, is en blijft een prioriteit voor de federale regering en voor mijn beleid. Een van de concrete en succesvolle maatregelen in die strijd betreft de bestendiging en de uitbreiding van de zorgcentra inzake seksueel geweld.
Sinds de oprichting hebben de centra reeds meer dan 2.400 slachtoffers van seksueel geweld opgevangen. De gemiddelde leeftijd van de slachtoffers is 24,7 jaar; 28 % van de aanmeldingen komt van slachtoffers jonger dan 18 jaar; 18 % van alle slachtoffers is jonger dan 15 jaar; 11 % is tussen 15 en 18 jaar.
Het model van de Belgische Zorgcentra na Seksueel Geweld bevat een specifiek luik voor kinderen. Er is dus een bijzondere aanpak van kinderen in de zorgcentra. In de opleiding van zowel het personeel van de zorgcentra als de zedeninspecteurs wordt hier reeds aandacht aan besteed. In de centra wordt bovendien ook samengewerkt met pediaters voor de afname van DNA-stalen en met de Vertrouwenscentra Kindermishandeling (VK) en SOS enfants voor de verdere opvolging. De verhoren van de kinderen worden ook uitgevoerd door de TAM-verhoorders (Techniek Audiovisueel verhoor Minderjarigen). Het Zorgcentrum van Brussel heeft zelfs in een eigen TAM-verhoorlokaal voorzien bij de huidige uitbreiding van de infrastructuur.
Net als bij volwassenen kan ook hier worden besloten dat wordt gekozen voor een multidisciplinaire en holistische aanpak, wat echt een meerwaarde vormt: de medische, forensische en psychologische zorg aangeboden op een multidisciplinaire en holistische manier en uitgevoerd door speciaal getraind personeel op één veilige, toegankelijke plaats met een bijzondere aandacht voor de noden van slachtoffers en de entourage, dag en nacht, zeven dagen op zeven, 24 uur op 24.
Om aan de noden van de vele slachtoffers tegemoet te kunnen komen, zoals ik net zei aan mevrouw Jiroflée, zullen wij twee miljoen euro extra budget vrijmaken, zowel voor de bestendiging als voor de uitbreiding van de drie bestaande zorgcentra. Wij zullen vooral inzetten op de infrastructuur, gespecialiseerd personeel, de werkingskosten en ook op de zedeninspecteurs, van wie wij er 180 extra willen aanwerven. Zoals u weet, gaan wij binnenkort van start voor de opening van de drie centra.
Tot slot, ik vind het ook belangrijk dat er een subsidie is toegekend aan de UCLL voor de verdere ontwikkeling van een tool, die jonge kinderen via een specifieke methodiek in staat stelt om hun verhaal te vertellen. Dat gebeurt op basis van spelelementen, speelgoed en het visueel maken van bepaalde zaken. Die methodiek komt bij elke stap van het traject ook terug, wat belangrijk is. Die tool is al succesvol ontwikkeld in het kader van intrafamiliaal geweld. Wij zijn nu volop bezig om hem aan te passen zodat hij kan worden gebruikt in de zorgcentra. Ook ervaringsdeskundigen van de zorgcentra worden hierbij uitgebreid geconsulteerd en hiervoor opgeleid. Wij hopen zo snel mogelijk te kunnen starten met de tool.
06.03 Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, het is heel duidelijk dat u er een prioriteit van maakt. De twee miljoen euro extra die u uittrekt, in lopende zaken, is een hart onder de riem. Het is ook goed dat de zorgcentra verder worden uitgerold. De bestekken zijn klaar om het centrum in Leuven en de twee andere verder uit…
06.04 Minister Nathalie Muylle: (…)
06.05 Els Van Hoof (CD&V): Prachtig. Ik hoop dat er op heel korte termijn over het hele grondgebied zorgcentra zijn.
U hebt ook een goed signaal gegeven wat de zedeninspecteurs betreft. De vrouwenbeweging vraagt al heel lang te bekijken hoe vrouwen worden opgevangen in politielokalen, bijvoorbeeld in Zichen-Zussen-Bolder, zodat dat goed kan verlopen. Niet alle verkrachtingen vinden immers plaats in steden. Er zijn ook heel veel thuisverkrachtingen en de meeste daders zijn bekenden, zoals u wel weet. Het is dus van belang dat die zedeninspecteurs overal kunnen werken en op een goede manier kunnen omgaan met jonge mensen. De cijfers die u hebt gegeven, zijn immers aberrant: het is ongelofelijk hoe jong de betrokkenen zijn. Hoe u hiermee omgaat en de tool die u verder ontwikkelt, zijn dus een goede zaak.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 15 h 00.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.00 uur.