Commission des Relations extérieures

Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen

 

du

 

Mercredi 21 juin 2023

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 21 juni 2023

 

Namiddag

 

______

 

De openbare commissievergadering wordt geopend om 15.04 uur en voorgezeten door mevrouw Els Van Hoof.

La réunion publique de commission est ouverte à 15 h 04 et présidée par Mme Els Van Hoof.

 

01 Échange de vue sur l’octroi de visas dans le cadre du Brussels Urban Summit 2023 et questions et interpellations jointes de

- Samuel Cogolati à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "La visite du maire de Téhéran à Bruxelles" (55037340C)

- Peter De Roover à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "La politique d'octroi des visas" (55037396C)

- Samuel Cogolati à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "L'octroi de visas au maire de Téhéran et à son entourage" (55037416C)

- Samuel Cogolati à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'avis de la Sûreté de l'État quant à l'octroi de visas au maire de Téhéran" (55037428C)

- Wouter De Vriendt à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "L'octroi d'un visa au maire de Téhéran" (55037462C)

- Wouter De Vriendt à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'avis de l'OCAM relatif à la visite du maire de Téhéran" (55037468C)

- Georges Dallemagne à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "L’octroi de visas à une délégation iranienne qui a participé au Brussels Urban Summit" (55037493C)

- Malik Ben Achour à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "L'octroi de visas dans le cadre du Brussels Urban Summit 2023" (55037505C)

- Ellen Samyn à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "La visite du maire de Téhéran et la politique en matière de visas" (55037506C)

- Sophie Rohonyi à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "Le visa diplomatique octroyé aux représentants locaux russes" (55037510C)

- Sophie Rohonyi à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "Le visa diplomatique octroyé au maire de Téhéran" (55037511C)

- Sophie Rohonyi à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "Le visa diplomatique octroyé à une délégation iranienne" (55037513C)

- Vicky Reynaert à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "La délivrance de visas à l'occasion du Brussels Urban Summit 2023" (55037526C)

- Georges Dallemagne à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "La circulaire ministérielle MCir 2023/2023/037971 du 15 mai 2023" (55037532C)

- Peter De Roover à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "Les visas accordés aux ressortissants iraniens" (55000425I)

- Ellen Samyn à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "La visite du maire de Téhéran à Bruxelles" (55000426I)

- Ellen Samyn à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Le scandale concernant les visas de la délégation iranienne" (55000432I)

01 Gedachtewisseling over de afgifte van visa in het kader van de Brussels Urban Summit 2023 en toegevoegde vragen en interpellaties van

- Samuel Cogolati aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "Het bezoek van de burgemeester van Teheran aan Brussel" (55037340C)

- Peter De Roover aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "Het visumbeleid" (55037396C)

- Samuel Cogolati aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "Het uitreiken van visa aan de burgemeester van Teheran en zijn entourage" (55037416C)

- Samuel Cogolati aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het advies van de Veiligheid van de Staat m.b.t. het visum voor de burgemeester van Teheran" (55037428C)

- Wouter De Vriendt aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "De uitreiking van een visum aan de burgemeester van Teheran" (55037462C)

- Wouter De Vriendt aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het advies van het OCAD inzake het bezoek van de burgemeester van Teheran" (55037468C)

- Georges Dallemagne aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "De toekenning van visa aan een Iraanse delegatie voor deelname aan de Brussels Urban Summit" (55037493C)

- Malik Ben Achour aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "De toekenning van visa in het kader van de Brussels Urban Summit 2023" (55037505C)

- Ellen Samyn aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "Het bezoek van de burgemeester van Teheran en het visumbeleid" (55037506C)

- Sophie Rohonyi aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "De uitreiking van een diplomatiek visum aan Russische lokale vertegenwoordigers" (55037510C)

- Sophie Rohonyi aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "De uitreiking van een diplomatiek visum aan de burgemeester van Teheran" (55037511C)

- Sophie Rohonyi aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "De uitreiking van een diplomatiek visum aan een Iraanse delegatie" (55037513C)

- Vicky Reynaert aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "De afgifte van visa tijdens de Brussels Urban Summit 2023" (55037526C)

- Georges Dallemagne aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "De ministeriële omzendbrief MCir 2023/2023/037971 van 15 mei 2023" (55037532C)

- Peter De Roover aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "Visa voor Iraniërs" (55000425I)

- Ellen Samyn aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "Het bezoek van de burgemeester van Teheran aan Brussel" (55000426I)

- Ellen Samyn aan Alexander De Croo (eerste minister) over "Het schandaal rond de visa voor de Iraanse delegatie" (55000432I)

 

De voorzitster: De eerste minister en vervolgens de minister van Buitenlandse Zaken zullen eerst een inleiding geven. Daarna kunnen er vragen gesteld worden. We voorzien voor elke fractie een vijftiental minuten. U verdeelt de tijd van in het begin onder elkaar. We vragen dat de interpellaties in de tussenkomsten worden verwerkt. Uiteraard kunnen de premier en de minister nadien antwoorden, waarna replieken kunnen volgen.

 

Mijnheer de eerste minister, u hebt het woord voor uw inleiding.

 

01.01 Eerste minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitster, ik vond het belangrijk om hier vanmiddag te zijn, samen met de minister van Buitenlandse Zaken. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat er een beetje een amalgaam gemaakt is van verschillende elementen de voorbije dagen. Daarom wil ik beginnen met een aantal feiten goed op te lijsten en een aantal zaken heel duidelijk te stellen.

 

Het eerste feit is dat de Brusselse staatssecretaris bevoegd voor Internationale Relaties in maart 2023 besliste om de burgemeester van Teheran uit te nodigen op de Brussels Urban Summit, die plaatsvond van 12 tot 15 juni 2023 in Brussel.

 

Het is belangrijk om goed te kijken naar de context waarin wij ons op dat moment bevonden.

 

À ce moment-là, Olivier Vandecasteele était déjà détenu arbitrairement depuis plus d'un an dans une prison iranienne. La Cour constitutionnelle venait de décider que le traité bilatéral de transfèrement ne devait pas être annulé. Dans le même temps, la Cour avait prévu que les victimes devaient être informées d'une décision de transfèrement afin qu'elles puissent la contester devant un tribunal de première instance.

 

À ce moment-là, nous comprenons que cette procédure devant le tribunal de première instance, éventuellement suivie d'un recours et d'un pourvoi en cassation, pourrait presque annihiler toute chance de libération d'Olivier Vandecasteele. Nous recherchons alors une autre base juridique pour faire libérer Olivier Vandecasteele, que nous trouverons finalement, et nous obtiendrons la libération d'Olivier Vandecasteele et de trois autres Européens.

 

Waarom vertel ik dat element, dat u allemaal heel goed kent? Dat doe ik omdat het heel duidelijk de context aangeeft waarin de vraag van het Brussels Gewest bij Buitenlandse Zaken is binnengekomen. Dit vormt mee de achtergrond voor het negatieve advies dat Buitenlandse Zaken in maart afleverde voor de uitnodiging van een Iraanse delegatie onder leiding van de burgemeester van Teheran. Hoewel dat advies duidelijk was, vertrok er niettemin een uitnodigingsbrief. Die eerste stap kon natuurlijk niet meer teruggedraaid worden.

 

La ministre Lahbib expliquera plus tard en détail comment tout ce processus s'est déroulé. Je reviens maintenant au début du mois de juin, au moment où la délégation iranienne se présente à l'ambassade de Belgique à Téhéran, le 7 juin, pour venir chercher des visas.

 

Nous sommes alors à cinq jours du début de cette conférence, quelques jours seulement après la libération d'Olivier Vandecasteele – intervenue le 26 mai – et des trois autres Européens – libérés, eux, le 2 juin. Ces libérations sont le résultat de pourparlers avec les autorités iraniennes, au cours desquels, des mois durant, nous avons plaidé pour améliorer le sort d'autres détenus.

 

Nous avons obtenu la libération de quatre détenus, mais durant toute cette période, nous avons aussi parlé d'autres détenus. Nous avons essayé de libérer plus de détenus et nous avons toujours œuvré pour que leur sort soit amélioré. Certains attendent l'exécution de leur condamnation à mort. Cette question fait d'ailleurs débat au sein de ce Parlement, j'ai donné des explications détaillées à cet égard la semaine dernière.

 

Nous n'avons pas obtenu de garanties en béton à ce sujet dans l'accord qui a finalement été conclu, mais nous avons l'impression que la porte est entrouverte. Des vies humaines sont toujours en jeu. Ce que je peux vous dire, c'est qu'après la libération d'Olivier Vandecasteele et des trois autres Européens, le gouvernement est fermement résolu à continuer à se mobiliser pour ces 20 autres Européens qui croupissent en prison en Iran.

 

Nous avons, en effet, trouvé un canal de dialogue qui fonctionne manifestement, alors mieux vaut continuer à l'exploiter. C'est dans ce contexte que mon cabinet reçoit un e-mail du cabinet des Affaires étrangères le 7 juin, demandant s'il existe une objection à faire délivrer un visa pour le bourgmestre de Téhéran et sa délégation, invitée à l'initiative de la Région de Bruxelles-Capitale au Brussels Urban Summit.

 

Mon cabinet examine alors cette demande en poursuivant le raisonnement suivant: nous voulons poursuivre les pourparlers concernant les Européens détenus dans les prisons iraniennes. Il existe une chance, aussi ténue soit-elle, d'améliorer par exemple le sort du professeur Djalali en Iran et nous ne devons pas saboter cette opportunité nous-mêmes. Déclarer une guerre diplomatique à l'Iran ne sera d'aucun secours à ces innocents détenus en Iran, bien au contraire.

 

De diplomatieke afweging was dat we er alle belang bij hadden om de kanalen open te houden en niet om de kanalen te sluiten. Als men het lot van Europeanen, zoals de heer Djalali, veroordeeld tot de doodstraf, wil verbeteren, moet men alle kanalen openhouden met die regimes. Dan is de vraag waar het echt over gaat of een mensenleven een visum waard is. Uiteraard werd aan de Veiligheid van de Staat gevraagd of deze personen gekend waren bij de inlichtingen­diensten. Zijn ze internationaal geseind? Staan ze op een sanctielijst? Vormen ze een dreiging voor een terroristische aanslag? Het antwoord was steeds negatief. Dit verklaart waarom mijn kabinet heeft geantwoord dat er geen bezwaar was.

 

J'aborderai encore un dernier point. Pourquoi y a-t-il eu une certaine réserve ces derniers jours sur le déroulement précis des points que je viens de vous décrire? Parce que, à nouveau, nous avons considéré que l'agitation en Belgique a des conséquences sur la vie d'innocents en Iran. Ce n'est pas avec de grandes déclarations sur la place publique que nous sauverons des vies et obtiendrons des améliorations.

 

Dat is voor mij de enige prioriteit geweest, namelijk om het lot van onschuldige Europeanen zoveel mogelijk te kunnen verbeteren.

 

De voorzitster: Dank u, mijnheer de eerste minister. Het woord is aan de minister van Buitenlandse Zaken.

 

01.02  Hadja Lahbib, ministre: Merci, madame la présidente.

 

En fait, le premier ministre a dit l'essentiel. J'ai eu déjà l'occasion de vous exposer, jeudi dernier en séance plénière, les différentes étapes qui ont mené à la présence du maire de Téhéran et de sa délégation à Bruxelles. Depuis lors, beaucoup de choses ont été dites et écrites; je vous propose donc de dépassionner le débat et de reprendre les faits.

 

Ter herinnering, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft een Iraanse delegatie van 14 personen uitgenodigd, waaronder de burgemeester van Teheran.

 

Op 20 maart 2023 kreeg mijn administratie de vraag een advies uit te reiken voor de uitnodiging van vier officiële vertegenwoordigers van de stad. Nog dezelfde dag benadrukte mijn administratie schriftelijk dat een dergelijk bezoek van officiële vertegenwoordigers van de stad en het Iraanse regime ongepast zou zijn.

 

Op 3 mei 2023 werden mijn diensten geïnformeerd door het kabinet van de staatssecretaris dat er zeven Iraanse steden waren uitgenodigd.

 

Op 10 mei deelde de staatssecretaris me telefonisch mee dat hij verplichtingen had tegenover de organisatoren, dat het evenement essentieel was voor de uitstraling van het Brussels Gewest en dat het zeer belangrijk was dat alle steden zouden kunnen deelnemen. Hij vroeg me om deze visa niet te blokkeren om te vermijden dat het evenement in het gedrang zou komen. Naar aanleiding van dit verzoek heb ik aan mijn diensten gevraagd de nodige technische controles uit te voeren vooraleer de visa zouden worden afgegeven, onder meer bij de Veiligheid van de Staat en de Dienst Vreemdelingenzaken.

 

Le 11 mai, le cabinet Smet prend contact avec mon cabinet par e-mail concernant le Brussels Urban Summit et se réfère à la très brève conversation téléphonique de la veille. Il lui est répondu par mon cabinet que la compétence de refus des visas n'appartient pas aux Affaires étrangères mais à l'Office des étrangers.

 

Le 15 mai, mon administration a envoyé instruction à l'ensemble des postes diplomatiques et des instructions séparées et spécifiques à nos postes à Téhéran et à Moscou leur demandant que tous les dossiers soient systématiquement soumis pour décision à l'Office des étrangers.

 

Le 21 mai, l'administration de la Région bruxelloise envoie un e-mail à notre ambassadeur à Téhéran pour lui transmettre un courrier signé du secrétaire d'État sollicitant l'assistance pour "faciliter les procédures et délivrer les visas requis aux personnes qui en font la demande".

 

Le 6 juin, les Affaires étrangères iraniennes informent que des dossiers de demande de visa seraient présentés le lendemain à l'ambassade.

 

Le 7 juin, 13 demandes de visas sont effectivement déposées. Le même jour, mon cabinet consulte la Sûreté de l'état et le cabinet du premier ministre qui n'ont pas d'objection.

 

Le 8 juin, une demande supplémentaire de la part d'une personne détentrice d'un passeport diplomatique est introduite. Ce même jour, les vérifications de l'Office des étrangers sont faites auprès du cabinet du secrétaire d'État et de la Sûreté de l'État. Toujours ce même jour, mon cabinet reprend contact avec celui du secrétaire d'État pour demander ce qui suit: "Comment voulez-vous procéder?" Il lui demande si le ministre, en fait le secrétaire d'État, souhaite toujours bien la venue de cette délégation, s'il souhaite la venue de toute la délégation qui s'est présentée à l’ambassade ou seulement la venue de ceux à qui des invitations ont été envoyées. La réponse est affirmative. Dès lors, des visas à durée limitée sont délivrées le 8 juin. Nous en recevons la confirmation.

 

Tous les faits que je viens de détailler peuvent être vérifiés en consultant les échanges des e-mails tout comme les instructions données à nos postes. Ces documents sont à votre disposition auprès de la présidente de la commission. 

 

Los van enkele praktische schikkingen van de visasectie op de ambassade wil ik hier benadrukken dat er over het bezoek geen formele uitwisselingen zijn geweest tussen mijn kabinet, de FOD of onze ambassade in Teheran met de Iraanse autoriteiten.

 

Si vous le permettez, je vais reprendre en détail les deux moments importants de cette procédure. Le premier, c'est l'engagement d'un membre du gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale d'accueillir l'évènement Metropolis et toutes ses conséquences. Le second, c'est la délivrance des visas.

 

Je vous propose de continuer à prendre les choses de façon objective et apaisée. Quand une ville – en l'occurrence  Bruxelles – décide d'accueillir un évènement international, elle s'engage à inviter tous les membres qui participent, et c'est logique. C'est un réseau et il faut accueillir les membres de ce réseau. C'est donc la décision d'organiser cet évènement à Bruxelles qui implique que l'ensemble de ces invitations seront envoyées par la partie invitante. La décision politique – l'engagement – est prise au moment de décider d'accueillir l'évènement puis d'envoyer des invitations, et ce malgré l'avis négatif des Affaires étrangères qui arrive le 20 mars. J'ai lu dans la presse que les invitations auraient été envoyées avant même que les Affaires étrangères soient consultées pour avis.

 

Avec les invitations officielles, les délégations sont inscrites et prennent leurs dispositions pour venir. Pour certains invités, l'invitation officielle a suffi pour se rendre à Bruxelles. En effet, les Russes par exemple disposaient d'un visa délivré par un autre pays Schengen: l'un par l'Espagne pour un visa à entrées multiples valable de 2021 à 2026, l'autre pour un visa similaire valable de 2022 à 2027 et délivré par la France. Cela vaut aussi pour une autre délégation iranienne de la ville de Machhad. Elle disposait, selon les informations à notre disposition, d'un visa délivré par la Hongrie.

 

Parmi les centaines de personnes invitées par la Région bruxelloise, l'ambassade à Téhéran n'a reçu que 14 demandes iraniennes. L'instruction dont vous avez reçu copie et qui a été donnée à tous nos postes est de bien vouloir traiter ces demandes avec diligence mais avec toute la vigilance nécessaire sur la solvabilité des demandeurs, leurs antécédents et le lien entre leur activité et l'évènement. En cas de doute, les postes consulaires étaient invités à soumettre les demandes pour décision à l'Office des Étrangers.

 

Het is nochtans niet altijd verplicht om een visumaanvraag in te dienen bij de Dienst Vreemdelingenzaken, zodat de controle van de aanvragen in Brussel kan gebeuren. In bijna 80 % van de gevallen kunnen de posten automatisch een visum afleveren, zonder eerst de Dienst Vreemdelingenzaken of mijn administratie te raadplegen. Dat gebeurt over het algemeen wanneer de aanvrager voldoende aantoont dat hij of zij voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst en er geen twijfel bestaat over het precieze doel van de visumaanvraag.

 

De burgemeester van Teheran en zijn delegatie hebben door toedoen van het Iraanse ministerie van Buitenlandse Zaken hun visumaanvraag echter erg laat ingediend, namelijk pas op 7 en 8 juni 2023, voor een vertrek dat was voorzien op 11 juni 2023. Het is jammer genoeg gebruikelijk dat officiële delegaties over de hele wereld hun visumaanvragen op het laatste moment indienen. Die aanvragen worden dan in het systeem ingevoerd, zodat zij kunnen worden gecontroleerd in de databank, om na te gaan of de aanvragers worden gezocht, geseind staan, onder sancties vallen of een inreisverbod hebben. Dat was voor alle duidelijkheid niet het geval voor de burgemeester noch voor zijn delegatie.

 

Les informations relatives à ces demandes ont été envoyées à l'Office des étrangers qui a effectué les vérifications nécessaires auprès du cabinet du secrétaire d'État responsable des relations internationales pour la Région bruxelloise, lequel a alors répété l'importance de la présence d'une délégation de la ville de Téhéran qui joue un rôle actif dans Metropolis et dont le maire est vice-président et a plaidé pour de la flexibilité de la part de l'Office des étrangers.

 

Vu les délais de procédure par rapport à la date du voyage prévu, l'Office des étrangers indiquait le 8 juin qu'il s'agissait, pour les Affaires étrangères, d'examiner l'éventuelle délivrance d'un visa VTL, c'est-à-dire un visa à validité territoriale limitée. Ce type de visa est uniquement valable pour le territoire de l'État de délivrance, pas pour l'ensemble de l'espace Schengen.

 

Un visa à validité territoriale limitée et à durée limitée peut être délivré lorsque cela est estimé nécessaire, notamment pour honorer des obligations internationales. Nous sommes exactement dans ce cas de figure, ce qui signifie que la délégation iranienne n'a pas reçu de visa de longue durée à entrées multiples. Elle a reçu un visa limité à la Belgique et à la durée de l'événement. La taille de la délégation du maire a été questionnée mais la volonté d'accueillir l'ensemble de la délégation a été confirmée par le cabinet du secrétaire d'État aux relations internationales pour la Région bruxelloise.

 

Je voudrais insister ici sur le fait que tous les contrôles relatifs à la sécurité nationale ont été effectués. Le maire n'est pas signalé, il n'est pas sous sanction européenne ou onusienne ou interdit de voyage dans l'Union européenne. Il en va de même pour tous les membres de la délégation qui l'accompagnent. Par mesure de précaution, mon cabinet a encore effectué une vérification auprès de la Sûreté de l'État, alors qu'une deuxième vérification a été effectuée par l'Office des étrangers. La Sûreté de l'État a encore confirmé le lendemain n'avoir aucune objection.

 

Sommige mensen zijn getuige geweest van bedreigend gedrag ten aanzien van demonstranten. Sommigen van hen werden gefilmd, mevrouw Safai. Dit is onaanvaardbaar. Ik wil nogmaals benadrukken dat de Veiligheid van de Staat de 14 leden van deze delegatie, die wij kennen, heeft gescreend. Ik kan echter niet uitsluiten dat er andere Iraniërs geaccrediteerd waren bij Metropolis of dat er andere Iraniërs aanwezig waren die geen lid waren van de delegatie. Bovendien heeft het OCAD in een advies de dreiging die uitging van de deelname van de burgemeester van Teheran aan de Brussels Urban Summit als laag ingeschat.

 

En ce qui concerne la délégation iranienne, nous ne connaissons que les 14 Iraniens qui se sont présentés à Téhéran dans notre ambassade pour obtenir un visa. Si d'autres Iraniens se sont inscrits, comme la délégation de Machhad, nous ne savons pas qui ils sont, ni s'ils ont été screenés par les organisateurs. Ils peuvent être en possession d'un visa existant qui leur permet d'entrer plusieurs fois dans l'espace Schengen ou ils peuvent avoir obtenu un visa d'autres pays de l'espace Schengen. L'exemple de la Russie, comme je l'ai dit, illustre bien ce point. Seuls les organisateurs, en réalité, savent combien de participants ont été invités, et combien de personnes exactement étaient présentes effectivement à cet événement. Il nous est donc impossible de dire avec quel visa ils sont venus dans notre pays. Vous comprenez donc pourquoi nous avons estimé que ces invitations de la Région de Bruxelles-Capitale étaient sensibles, voire problématiques. Car avec leur invitation officielle en main, les voyageurs dispensés de visa, ou déjà en possession d'un visa valable, ont pu se rendre à Bruxelles, s'ils remplissaient bien sûr les conditions générales d'accès au territoire et ne faisaient pas, par ailleurs, l'objet d'une interdiction d'entrée sur notre territoire. Seuls ceux qui ne disposaient pas déjà d'un visa valable délivré par un pays de l'espace Schengen et qui en avaient besoin sont passés par nos services.

 

Quelle est notre politique de visa envers la Russie et l'Iran? Tous les Iraniens ont la possibilité de solliciter un visa auprès de notre ambassade, sans restriction. Chaque dossier est analysé individuellement, et notamment le but du voyage, les questions de sécurité et le risque migratoire.

 

En ce qui concerne la Russie, les choses sont différentes car toutes les catégories de visas ne sont pas accessibles pour le moment vu la forte réduction imposée par les autorités russes de notre personnel diplomatique à Moscou. Mais les officiels ne font pas partie de ces restrictions, notamment au vu de nos accords de siège, que nous avons avec les institutions internationales qui ont leur siège sur notre territoire.

 

Pour vous donner une vue globale, en 2022, près de 100 000 visas de court séjour ont été délivrés à des Iraniens par des ambassades de pays Schengen à Téhéran. Pour la Belgique, il s'agit, en 2022, de 851 visas délivrés à des Iraniens. À titre d'exemple, la France a délivré plus de 23 000 visas, les Pays-Bas, plus de 6 000. En 2022, 27 visas officiels ont été délivrés par notre ambassade à Téhéran pour des diplomates envoyés en poste à Bruxelles, leurs épouses, leurs enfants, des officiels participant à des missions près de l'UE ou à des conférences ainsi que des chargés de mission détachés temporairement auprès de l'ambassade d'Iran à Bruxelles. Ces visas ont généralement une durée de trois mois.

 

Pour ce qui concerne la Russie, en 2022 et au total, plus de 600 000 visas de court séjour ont été délivrés par des postes consulaires des pays Schengen en Russie; il s'agit pour la Belgique, en 2022, de 1 622 visas de court séjour; pour la France, de plus de 55 000 visas et pour les Pays-Bas, de près de 3 300 visas de court séjour.

 

La Belgique a délivré en Russie 81 visas officiels en 2022 pour des diplomates ou du personnel venant en poste bilatéral ou multilatéral à Bruxelles ainsi qu'à des personnes venant en mission bilatérale ou multilatérale. Ce chiffre s'explique par notre politique de siège.

 

Toutes ces demandes sont envoyées au SPF Affaires étrangères pour consultation de tous les services concernés en Belgique, dont la Sûreté de l'État.

 

En quoi consiste le travail des Affaires étrangères dans le cas des Iraniens? Quel rôle est joué par les Affaires étrangères dans cette prise de décision?

 

Er wordt met de hiernavolgende factoren rekening gehouden. Het moet gaan om een evenement met een internationale uitstraling. De officiële uitnodigingen moesten bevestigd zijn en het evenement moest natuurlijk ook echt plaatsvinden. De hele delegatie moest officieel zijn aangemeld. De uitgevoerde veiligheidscontroles op basis van databanken mochten geen negatieve indicaties opleveren. In principe waren die technische elementen voldoende om ambtshalve een visum met beperkte territoriale geldigheid af te geven.

 

Ik herinner er u echter aan dat wij nog een stap verder zijn gegaan. Wij hebben bijkomend nog eens de vraag gesteld aan de Veiligheid van de Staat of er bezwaar was. Wij moesten dat niet doen, maar hebben dat voor alle zekerheid toch gedaan. Dat bezwaar bleek er, zoals u weet, niet te zijn.

 

Bovendien maakten in het geval van Iran de uitnodigingen en visumaanvragen deel uit van een bijzonder delicate context na de vrijlating van vier Europese gevangenen. Daarom werd de vraag ook voorgelegd aan het kabinet van de eerste minister en aan de Veiligheid van de Staat. Geen van hen maakte bezwaar.

 

Ik wil hier benadrukken dat het bezoek van de burgemeester van Teheran op geen enkele manier deel heeft uitgemaakt van de besprekingen of van het akkoord dat wij enkele weken geleden met de Iraanse autoriteiten hebben bereikt. Niettemin kan het bezoek niet los van die context worden gezien. Zoals de eerste minister al heeft aangegeven, kon een weigering in Iran worden gezien als een groot diplomatiek incident en een vernedering. Ons land heeft dat risico niet willen nemen, omdat wij ons willen blijven inzetten voor andere Europese gevangenen in Iran.

 

Vous le savez, les négociations avec l'Iran ont été longues, pénibles, difficiles, mais il a finalement été possible d'établir les canaux de communication nécessaires à résoudre la situation de ces quatre personnes en détention arbitraire. Cependant, d'autres détenus, dont le professeur Djalali, sont encore en Iran et, comme je l'ai déclaré le jour même de la libération d'Olivier Vandecasteele, nous restons mobilisés pour lui et pour la vingtaine d'autres Européens arbitrairement détenus en Iran. Cela implique de ne pas rompre les canaux de communication qui ont été patiemment et péniblement tissés au cours de ces 15 derniers mois.

 

Soyons clairs! Les invitations aux villes iraniennes n'étaient pas souhaitables. Elles étaient inopportunes. Ces initiatives interfèrent dans un dialogue déjà difficile. Nous étions occupés à œuvrer à la libération de citoyens injustement détenus en Iran. Étant donné l'acte politique qui avait été posé à l'invitation du maire de Téhéran, la situation complexe diplomatique que cela a entraîné et vu l'absence, je le répète, de menaces sur la sécurité nationale, il a été décidé de délivrer ces visas. Il nous fallait rester cohérents, gérer les conséquences de ces invitations et éviter de rompre le dialogue, c'est-à-dire prendre nos responsabilités et continuer à œuvrer à la libération des personnes injustement détenues en Iran.

 

Dans le contexte que nous connaissons, cette solution offrait le plus de chances de pouvoir poursuivre utilement le dialogue avec Téhéran plutôt que de le rompre en refusant d'honorer une invitation émanant d'un gouvernement belge et liée à l'organisation d'un événement international.

 

Diplomatie is een oefening die dialoog vereist, zelfs met degenen die onze waarden niet delen. We zitten in de Verenigde Naties naast veel landen die niet aan onze democratische normen voldoen. Soms zijn er zelfs binnen de Europese Unie sterke en diepgaande meningsverschillen over waarden. Diegenen onder u die bijzonder betrokken zijn bij parlementaire diplomatie, weten dat. Op de vergaderingen die u bijwoont, of in de delegaties die u ontvangt of die u uitnodigen, zijn er leden met wie u het helemaal niet eens bent, helemaal niet. Het is juist met deze landen dat u de dialoog moet aangaan om de mensenrechten, de democratie, het respect voor de rechtsstaat te bevorderen.

 

Ces principes qui sont au cœur de nos relations internationales, je les applique au quotidien en tant que chef de la diplomatie de notre pays. Je n'ai nullement l'intention de m'en écarter. Il faut continuer à dialoguer et engager tous les pays du monde quel que soit leur régime, quelle que soit la situation de leur État de droit ou quel que soit le niveau de respect des droits humains qu'on y observe.

 

Bien sûr, ce dialogue doit être critique, sans langue de bois. Bien sûr, il faut dénoncer publiquement quand c'est nécessaire mais il faut aussi expliquer, argumenter, in fine espérer contribuer à des évolutions démocratiques et sociétales qui ne se font pas en un jour. Ne plus se parler, cela veut dire rompre les relations et le dialogue mais aussi la coopération sur des questions internationales telles que le changement climatique, le désarmement et bien d'autres défis planétaires impliquant les pays du monde entier.

 

Dans l'entre-soi de l'Union européenne ou de l'OTAN ou encore de l'OCDE, nous n'irons pas très loin. Et si on considère le contexte, il faut tenir compte de la place de la Belgique et particulièrement de Bruxelles sur la scène internationale. La Belgique compte pas moins de 49 accords de siège en vigueur avec des organisations internationales. Notre pays est un haut lieu de diplomatie. Nous accueillons des institutions internationales et nous devons préserver cette position. Nous devons faire usage des cadres multilatéraux pour influer sur les régimes ou les personnes avec lesquelles nous sommes en désaccord.

 

Le parallèle peut être fait avec nos obligations liées à nos accords de siège. Si l'Union européenne et l'Organisation mondiale des douanes décident d'inviter des Iraniens ou des Russes à un événement ou à une réunion et qu'ils ne disposent pas encore de visa valable, nous leur délivrons un visa après avoir fait les vérifications sécuritaires et migratoires d'usage en respectant une fois encore la volonté de les inviter et de les recevoir.

 

Ce qui est regrettable est que l'objectif de cet événement Brussels Urban Summit de dialoguer avec tous, y compris les villes dirigées par des autorités avec lesquelles nous ne partageons pas les mêmes valeurs, n'a peut-être pas été poursuivi.

 

Voilà le déroulé complet de cette affaire. Toute la transparence a été faite et je crois avoir répondu aux nombreuses questions que vous m'avez déposées.

 

L'accès au territoire réside donc entièrement dans le chef du fédéral. C'est lui qui fixe les règles dans le cadre européen. C'est lui qui reçoit les demandes, les vérifie et les approuve ou, le cas échéant, les rejette. Je respecte l'autonomie et la capacité d'initiative des entités fédérées d'accueillir avec discernement des évènements internationaux et elles doivent le faire en prenant leurs responsabilités.

 

Quand on demande un avis aux Affaires étrangères, il est attendu qu'on s'y tienne et qu'on n'aille pas de l'avant en espérant qu'un autre refusera ce qu'on n'a pas voulu refuser soi-même.

 

En conclusion, les invitations aux villes iraniennes n'étaient pas souhaitables – je le répète, elles étaient inopportunes –, elles nous ont mis devant un fait accompli parce qu'à partir du moment où une invitation officielle avait été envoyée, un refus de visa aurait été vécu comme une humiliation. Notre pays n'a pas voulu prendre ce risque pour la simple et bonne raison que nous continuions à œuvrer pour la libération d'Européens arbitrairement détenus.

 

Je vous remercie. Ik dank u.

 

De voorzitster: Ik dank u, mijnheer de eerste minister, mevrouw de minister.

 

Het is nu aan de leden. Volgens de volgorde van de fracties geef ik eerst het woord aan de N-VA-fractie voor 15 minuten.

 

01.03  Peter De Roover (N-VA): Mijnheer de eerste minister, mevrouw de minister, zelden heeft de regering er zo’n zootje van gemaakt qua communicatie. Elke dag krijgen wij nieuwe gegevens die die van de vorige dag tegenspreken. Zelfs hier bent u niet in staat om de communicatie van u beiden met elkaar te coördineren. Dat is onbegrijpelijk. Het gaat over een ernstige zaak en die wordt op een onwaarschijnlijk amateuristische manier aangepakt.

 

Ik zal mij proberen te beperken tot mijn spreektijd en collega Safai zal uiteraard nog iets toevoegen, omdat zij zelfs letterlijk betrokken partij is.

 

Wij vragen in eerste instantie de vrijgave van alle documenten, van alles wat met deze aangelegenheid te maken heeft, uiteraard met de nodige discretie wat bepaalde namen betreft.

 

Ik ga eerst in op voormalig staatssecretaris Pascal Smet. U hebt de technische voorwaarden gegeven die u afloopt om een visum te geven. Wat heeft de heer Smet fout gedaan? Vorige week hebt u hem voor de bus gegooid, maar ik denk dat hij aan al die voorwaarden heeft voldaan. Hij heeft zelfs het regeringsbeleid gevolgd, want hij zei dat hij Teheran niet wou vernederen. Als u een plek hebt in de regering, kunt u hem misschien opnemen. Vorige week hebt u in de plenaire vergadering echter ongeveer alle schuld bij de heer Smet gelegd. U hebt de indruk gewekt dat hij u de arm heeft omgedraaid, maar uit alles blijkt dat u de eindverantwoordelijke bent. U bent degene die de beslissing heeft genomen, niemand anders.

 

Daar komt nog iets bij. Het gaat om een autonome beslissing. De eerste minister zegt dat de regering niets anders meer kon doen zodra de uitnodigingen verstuurd waren, maar dat klopt niet, want u hebt zelfs afgeraden om dat te doen. U hebt op een bepaald ogenblik wel degelijk gesuggereerd om anders te handelen. Ik zie niet hoe die twee verklaringen met elkaar in overeenstemming zijn. Het interesseert mij zeer om te weten wat er plots is gebeurd op 10 mei.

 

Ik ga nu in op het verlenen van de visa. Het gaat om een visum met beperkte territorialiteit. U wekt de indruk dat u daarmee erg streng bent geweest, maar klopt het dat er door de laattijdigheid van de behandeling gewoon geen andere mogelijkheid meer was, dat er geen ruimte meer was om een normaal visum te verlenen en dat u bij het verlenen van een visum voor het hele Schengengebied wellicht contact had moeten opnemen met andere landen? Is het zopas door u gebruikte woord ‘diligence’, zorgvuldigheid, in overeenstemming met de korte beslissingstermijn? Kon die beslissing met zorgvuldigheid worden genomen?

 

Ondertussen hebben we via de media vernomen – u hebt dat niet tegengesproken – dat het visum op 8 juni 2023 is verleend en het advies van het OCAD op 9 juni 2023 is verstrekt, dus een dag later. Stel u voor dat het OCAD had verklaard dat er verschrikkelijke dingen mogelijk waren, dan had u geantwoord: “Het spijt me, het visum is reeds verleend.”

 

Hoe is het in godsnaam mogelijk dat het OCAD een dag na het verlenen van het visum nog zijn advies verstrekt? Dat bent u vorige week wel vergeten mee te delen in de Kamer.

 

De premier begon met de mededeling dat de ruil tussen de heer Assadi en de heer Vandecasteele de context is, maar tien minuten later verklaarde u dat die ruil er niets mee te maken heeft en er geen enkel verband is. Volgens de premier is er duidelijk een nadrukkelijk verband, want het is de context waarin de beslissing is genomen. U verklaart evenwel, ook in de media, dat er geen verband is met die ruil. Wie van u beiden spreekt de waarheid?

 

Trouwens, op dezelfde dag als het telefoontje met uw collega van Iran voor het preliminair akkoord, was er toevallig ook de circulaire met de instructies voor de visa. Toevallig op dezelfde dag. Die twee dossiers lagen op dezelfde bureaus bij u en in Teheran.

 

U hebt zopas verklaard dat u geen enkel contact hebt gehad met Iran over deze aangelegenheid. Hoe wist u dan dat Iran zwaar zou tillen aan het feit dat de visa eventueel niet zouden worden verleend? Dat is dus uw eigen interpretatie, uw eigen vermoeden. U stelt zich zelfs in de plaats van Teheran. Omdat Iran misschien boos zou worden, hebt u voor alle zekerheid maar de visa verleend, terwijl Iran niet één signaal heeft gegeven om te laten weten dat het dat niet zo fijn vindt.

 

Wat is de rol van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) geweest? Staatssecretaris de Moor beweert dat die op geen enkele manier tussenbeide is gekomen, maar de naam DVZ valt hier toch vrij vaak voor een onderdeel dat niet zou zijn tussengekomen.

 

Waarom hebt u de eerste minister niet eerder op de hoogte gebracht van deze aangelegenheid? U hebt dat pas gedaan, toen het proces al vergaand bezig was. Waarom hebt u daarover vorige week niets gezegd? Vorige week bent u in de Kamer bevraagd. De naam De Croo is niet gevallen. Blijkbaar was dat iets wat wij niet mochten weten. Dat is pas een week later boven water gekomen naargelang nieuwe documenten vrijkwamen en de angst bestond dat ook dat contact bekend zou worden. Waarom hebt u dat vorige week verzwegen? Wat heeft u bezield om ons niet goed te informeren?

 

Ten slotte is er de vernederingsthese.

 

De eerste minister verklaart dat België goede maatjes wil blijven met Iran en dat België het niet wil vernederen en geen diplomatieke rel wil. Vorige week hebt u in de Kamer echter aangegeven dat u nog had kunnen begrijpen dat de heer Smet hen had uitgenodigd indien hij op het stadhuis van Brussel de burgemeester van Teheran de mantel had uitgeveegd. Is dat dan niet vernederend? Hoe is uw suggestie van donderdag te rijmen met wat de eerste minister verklaart? Hoe is dat te rijmen met de mededelingen van minister van Justitie Van Quickenborne, namelijk dat wij te maken hebben met een schurkenstaat? Mijnheer de eerste minister, zou dat in Teheran niet kunnen overkomen als een vernedering? Gaat de heer Van Quickenborne in tegen het regeringsbeleid door dat taalgebruik? Moet hij dan, gezien de nieuwe deontologische code, ontslag nemen?

 

Kortom, mevrouw de minister, wanneer de autoriteiten in Teheran volgen wat u uiteenzet en zien wat uw methode van aanpak is, zullen zij Djalali zeker niet willen vrijlaten. Zolang zij hem immers vasthouden, weten zij dat België iedere keer ‘ja’ zal zeggen op de wensen die zij meedelen. Dat is naar mijn mening niet meteen het signaal dat aan Iran moet worden gegeven. Zolang Iran nog politieke gevangenen heeft, waar het op neerkomt, en nog onschuldigen gevangenhoudt, gaat België door de knieën wanneer de Iraanse autoriteiten vragen stellen en stelt het zich slap op. Wij zullen slechts visa weigeren wanneer Iran niemand meer opsluit die onschuldig is. Wat een idee van buitenlands beleid is dat?

 

Mijnheer de eerste minister De Croo, bent u nog altijd van mening dat de heer Smet alle schuld verdient, zoals u in de media hebt verklaard? Wat heeft hij fout gedaan? Dat had ik graag vernomen, want hij heeft ontslag genomen. Hij is consequent geweest met het feit dat hij – naar onze mening – een foute uitnodiging heeft verstuurd. Hij heeft in elk geval inspanningen geleverd om Teheran niet te vernederen.

 

Wanneer bent u op de hoogte gebracht door mevrouw Lahbib? U bent zeer laattijdig op de hoogte gebracht, waarom niet eerder? Vindt u dat uw minister van Buitenlandse Zaken correct heeft opgetreden door u zo laattijdig op de hoogte te brengen van wat er gaande was, gelet op de gevoeligheid van het dossier?

 

Is dit regeringsbeleid? Zijn alle regeringspartners op de hoogte van de manier waarop jullie met Iran omspringen? In de voorbije dagen had ik de indruk dat hier en daar een coalitiepartner het niet zo fijn vindt, zeker ook omdat de staatssecretaris het had over le respect des droits humains. Dat is een kernpunt van uw buitenlands beleid. U kunt echter onmogelijk stellen dat u een kernpunt maakt van le respect des droits humains en ondertussen de 'slager van Teheran' uitnodigen. Hoe kunt u die twee dingen samenbrengen? Ik kan mij voorstellen dat de collega’s van Ecolo-Groen toch wel heel veel vragen hebben bij de manier waarop u met die 'schurkenstaat' – ik zou dat zelf niet durven zeggen, ik citeer de minister van Justitie – omspringt. Mijnheer de premier, daarom vraag ik of dit het beleid is van de hele regering, van alle coalitiepartners.

 

Vooraleer ik het woord overlaat aan collega Safai, u hebt in de commissie gezegd dat de ruillogica niet beloond mag worden. Wat doet u echter anders dan het belonen van de ruillogica? U maakt van de ruillogica bijna een applausmachine versus Iran. U zegt eigenlijk: “Zolang Iran ons kan chanteren met onschuldige slachtoffers, zullen wij door de knieën gaan, want wij hebben geen ruggengraat meer.” U hebt de ruillogica van Iran bevorderd tot de normale manier waarop met België kan worden omgesprongen. Om die reden vind ik dat u misschien niet Iran vernedert, maar wel België vernedert. Dat is bijzonder pijnlijk.

 

01.04  Darya Safai (N-VA): Mevrouw de minister, u zegt dat de mensen die mij gefilmd hebben geen deel uitmaakten van de delegatie. Mevrouw de minister, volgt u het nieuws? Gisteren, dinsdag 20 juni 2023, heeft het RTBF-journaal van 18.00 uur een reportage gebracht over wie deze mensen waren. Ik heb deze berichten gewoon allemaal verspreid. Ik weet wie mij gefilmd heeft. Abdul Motahar Mohammadkhani is de woordvoerder van Zakani. U zegt dat ze misschien geen deel uitmaakten van de delegatie. Dat verbaast mij.

 

U zegt dat ze geen gevaar vormden voor de nationale veiligheid. Ik wil u graag een verhaal vertellen dat u misschien de ogen zal doen openen.

 

Dinsdag 20 juni 2023. Ik liep naar de Kunstberg waar Alireza Zakani, de burgemeester van Teheran, en zijn nieuwe delegatie aanwezig waren. Wie behoort er allemaal tot die ruime delegatie? Dat zijn stuk voor stuk monsters van het regime met bloed aan hun handen. Laat ik een paar van deze mensen bij naam noemen.

 

Ten eerste, Lotfollah Forouzandeh Dehkordi, voormalig vicepresident van de Islamitische Republiek ten tijde van Ahmadinejad. We weten allemaal wie Ahmadinejad is en wat voor gedachtengoed hij heeft.

 

Abdul Motahar Mohammadkhani, voormalig hoofdredacteur van Fars News Agency, een orgaan van de Revolutionaire Garde, en voormalig hoofdredacteur van de Iraanse staatstelevisie, een orgaan dat momenteel op een Europese sanctielijst staat. Dat is de man die mij gefilmd heeft. Nu is hij de woordvoerder van de stad Teheran. Nu worden er camera’s in de straten van Teheran geïnstalleerd om de vrouwen die hun hidjab niet correct dragen te identificeren en te arresteren. Dat gebeurt vandaag. Hij was de man die me hier, in het hart van Europa, in Brussel, gefilmd heeft. U zegt dat hij gescreend was, maar niemand heeft de verantwoordelijkheid genomen, en hoewel ik een klacht had ingediend, heeft niemand hem achteraf aangesproken met de vraag waarom ze de aanwezigen bespioneerden.

 

Zo komen we bij de grootste terrorist, Alireza Zakani, de burgemeester zelf, bekend als de 'slager van Teheran'. In de jaren 1990, toen ik nog in Iran was, was hij het hoofd van de studentenafdeling van Basij, een paramilitaire groep die als taak had studenten bloedig te onderdrukken, te arresteren en te martelen.

 

Vierentwintig jaar geleden was ik student aan de universiteit van Teheran. Ik was maar vierentwintig jaar oud. Toen hij me in Teheran in een grote manifestatie gefilmd had en zo geïdentificeerd had, kwam hij, Zakani, me daags nadien halen in mijn ouderlijke huis. Ze hebben me gearresteerd, geblinddoekt en naar de isolatiecel gebracht. Dus niet naar een normale gevangenis, maar naar de isolatiecel van de geheime dienst, waar men voor zijn leven vreest en hoopt dat men er ooit levend uit komt.

 

Vierentwintig jaar later zag ik die mannen hier, in het hart van Europa, ons Brussel, voor mijn eigen ogen. Ze keken me in de ogen, om te zeggen: u bent nergens veilig, we zijn overal; wat u ook doet, niemand luistert naar u en we komen achter u aan. Ze intimideerden ons. Ze maakten filmpjes om die later tegen onze familie te gebruiken.

 

Mevrouw de minister, mijnheer de premier, de reportage van de RTBF vertelde een stuk van dat verhaal. Hebt u de uitingen van Mohammadkhani over mij gehoord? In Teheran spreekt hij over mij, over mijn veiligheid, over wie ik ben en wat ik heb gedaan. Nooit heb ik mij hier zo onveilig gevoeld als vandaag en dat is wat jullie veroorzaken, met jullie lakse houding tegenover de chantage­diplomatie van het Iraanse regime.

 

Ook al heb ik bij de politie een klacht ingediend om mij meer beschermd te voelen, toch moet ik toegeven dat ik mij in België helaas niet meer veilig voel. België is de speeltuin van deze terroristen. Niemand in de regering beseft dat.

 

Mevrouw Lahbib, u draagt rechtstreeks de verantwoordelijkheid, omdat zij door uw toestemming die visa hebben gekregen. U hebt hen hier gebracht.

 

Mijnheer de premier, ook uw verantwoordelijkheid is heel zwaar, ook al beseft u dat helaas niet. Mijn collega heeft al veel vragen gesteld, maar ik heb nog een laatste vraag voor u, mijnheer de premier. U zei dat een mensenleven een visum waard is. Is het ook mijn leven en mijn veiligheid hier waard, of niet?

 

01.05  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Merci, madame la présidente, merci aussi au premier ministre pour sa présence. Madame la ministre, c'est à vous que j'ai envie de m'adresser aujourd'hui puisque je vous ai posé une question jeudi dernier en séance plénière et que je ne comprends pas pourquoi la vérité d'aujourd'hui n'est plus la même que celle de jeudi dernier.

 

Le pire dans cette histoire est ce qui alimente la polémique autour de l'octroi de ces visas, ces nouveaux éléments qui, chaque jour, remettent en question la version que vous avez pourtant défendue devant nous en plénière.

 

Je reprends vos mots: "On ne pouvait pas être plus clair". Au contraire, on ne pourrait pas être plus flou, vous ne pourriez pas être plus floue qu'aujourd'hui. Quand j'ai lu les e-mails qui ont été rendus publics par le cabinet Smet, j'ai découvert que votre administration, le directeur général de la section Moyen-Orient du SPF Affaires étrangères disait clairement non à l'invitation.

 

Qu'est-ce qui a changé le 10 mai lors de cet échange téléphonique avec le secrétaire d'État Smet? Je ne comprends pas. En quoi le refus d'un visa serait-il plus humiliant que le refus d'une invitation, d'autant plus pour le vice-président de Metropolis?

 

Vous disiez aussi: "Monsieur Smet mène sa politique internationale avec ou sans nous". Pourtant, ce que j'ai pu constater depuis jeudi dernier, c'est qu'en tout cas jusqu'au 10 mai, la Région bruxelloise s'alignait sur la politique des Affaires étrangères – ce qui est normal, c'est votre compétence. Vous disiez aussi: "la Région bruxelloise insiste sur le fédéralisme de coopération", sous-entendu que la décision leur reviendrait, mais en réalité, tout ce que l'entité fédérée vous a rappelé, c'est sa loyauté fédérale.

 

Le pire dans cette histoire, je pense, est la conclusion. Vous avez utilisé des mots très durs. Tout cela alimenté – évidemment – par votre président de parti qui, lui aussi, a utilisé une ligne très dure. "Cette invitation salit l'image de notre capitale." Pourquoi avoir utilisé des mots aussi virulents à l'égard de l'Iran s'il s'agit aujourd'hui, par nécessité justement, d'être diplomatique à l'égard de l'Iran?

 

Vous prétendiez que la venue des Iraniens était inopportune et aujourd'hui, vous nous expliquez qu'elle est finalement nécessaire! Je dois donc bien vous avouer que je ne vois qu'une seule explication plausible, c'est que le premier ministre a dit la vérité mais pas vous lors de la plénière de jeudi dernier. Ce grand écart entre les deux versions pose un vrai problème.

 

Deuxièmement, la procédure constitue l'autre problème majeur dans ce dossier. On a l'impression que vous n'avez pas respecté la procédure que vous aviez vous-même indiquée dans une circulaire à vos propres services consulaires. Finalement, c'est la question que je vous pose et j'aimerais vraiment obtenir une clarification: avez-vous bien statué seule sur l'octroi de ces visas à territorialité limitée? Parce qu'on a un peu entendu tout et son contraire avec la Région bruxelloise (on sait qu'elle est compétente), le Dienst Vreemdelingenzaken, donc l'Office des étrangers. Qu'en est-il? On parle quand même ici du boucher de Téhéran qui a pu se promener en toute liberté les mains dans les poches et même intimider des opposants au régime iranien en exil sur notre territoire. Donc, ça ne va pas! On ne transige pas avec les libertés! On ne transige pas avec les droits des femmes! Enfin, il y a encore trop de zones d'ombre.

 

Je suis désolé, vous avez dit maintenant – et je l'apprends – que des délégués de Machhad étaient présents à Bruxelles et quid des autres villes iraniennes? De Karadj, d'Ispahan, de Tabriz, de Shiraz, de Ahvaz? Quid de Moscou aussi? Je suis désolé, je pose la question mais ce n'est pas clair. Et qu'est-ce que votre directeur aussi, le fameux directeur de la section Moyen-Orient du SPF Affaires étrangères, a répondu à la demande du 3 mai du cabinet Smets? On l'ignore!

 

Sur les visas qui ont été délivrés, comment se fait-il que nous sommes passés de 4 délégués le 20 mars à 16 personnes et ensuite, à 14 dans les faits avec des visas qui ne correspondaient pas à la liste des invités? Nous sommes parlementaires et nous devons faire notre boulot et nous sommes obligés, aujourd'hui, de vous poser ces questions. Nous attendons vraiment toute la transparence et , je vous entends évidemment, c'est normal! Pour moi, c'est vraiment là que se pose la question. Au-delà de tout l'imbroglio institutionnel, le mal est fait pour ces familles d'Iraniens en exil sur notre territoire et ce sont ces familles que nous devons, nous, protéger en notre qualité de parlementaires, garants de l'ordre démocratique sur le territoire belge. Bref, pourquoi ne pas avoir dit la vérité dès jeudi dernier? C'est ma question.

 

01.06  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, onze fractie heeft zich tot nu toe ter zake heel zakelijk opgesteld. Wij zijn naar de commissie gekomen om u in uw hoedanigheid van minister alle kansen te geven om opheldering te geven.

 

Wij willen begrijpen waarom de visa werden afgeleverd. De burgemeester van Teheran is voor ons geen diplomaat. De Brussels Urban Summit is geen parlementaire democratie maar een top over stedelijkheid, waarbij wij heel goed moeten afwegen of het echt wel gepast is om een van de hardliners van het Iraanse regime daarvoor uit te nodigen, zijnde iemand die de democratische oppositie in zijn land vermoordt, buitenlanders laat arresteren en dies meer. Het is absurd om zo iemand uit te nodigen.

 

Mevrouw de minister, twee politici zijn daarvoor verantwoordelijk. Dat is, ten eerste, Pascal Smet in de Brusselse regering, die de betrokkenen heeft uitgenodigd. U bent voor alle duidelijkheid ook verantwoordelijk in uw hoedanigheid van minister van Buitenlandse Zaken die visa heeft uitgereikt.

 

Wij hadden graag opheldering gekregen. Helaas is dat tot nu toe nog niet het geval.

 

Mevrouw de minister, er zijn enorme contradicties tussen uw inleiding vandaag en wat u vorige week in het Parlement hebt verklaard.

 

U hebt uw uiteenzetting hier afgesloten met een verdediging van de diplomatie. Wij moeten met iedereen kunnen praten. Dat is de verdediging voor het feit dat de betrokkenen, waaronder de burgemeester van Teheran, naar Brussel zijn gekomen. Vorige week hebt u tijdens de plenaire vergadering echter een vijf minuten lange tirade gehouden tegen de beslissing van Pascal Smet. Het was een schande dat de betrokkenen naar Brussel zijn gekomen. Wat is het nu?

 

Waarom hebt u beslist de visa uit te reiken? Waarom hebt u dan toch de staatssecretaris gelijk gegeven in zijn pogingen om de burgemeester van Teheran, een absolute hardliner van het Iraanse regime, naar Brussel te krijgen?

 

U hebt zelf beslist het visum af te geven. Dat is uw exclusieve bevoegdheid. Dat is een niet te ontkennen feit. Ik ben dus benieuwd of u net als Pascal Smet van oordeel bent dat het moet kunnen om iemand als Zakani een plek te geven aan een dergelijke tafel. Is dat uw overtuiging van onze diplomatie tegenover een land als Iran? Dat is een echte vraag. Ik wil echt weten hoe u daarover denkt.

 

Een tweede grote contradictie is de volgende. U bent uw uiteenzetting gestart met te melden dat de eerste minister de essentie heeft gegeven. De eerste minister heeft gewezen op de context van het dossier-Olivier Vandecasteele. Mevrouw de minister, als dat volgens u de essentie is, waarom hebt u daar met geen woord over gerept in de plenaire vergadering vorige week? Dat is opnieuw een zeer grote onduidelijkheid, iets wat wij niet kunnen begrijpen. Er is geen harmonie in uw verhaal, in de manier waarop u de feiten weergeeft en in de manier waarop u heel deze affaire analyseert. Dat is bijzonder problematisch als minister van Buitenlandse Zaken, maar deze vergadering is natuurlijk nog niet ten einde.

 

Over de vrijlating van Olivier Vandecasteele hebben we al veel gediscussieerd. Ik denk oprecht dat de regering daar de juiste kant heeft gekozen. Wij hebben daar lang over gedebatteerd. Dat was een moreel dilemma.

 

De vraag is nu welke diplomatie u ten aanzien van Teheran wil voeren? Is er dat een van appeasement, van niet tegen de haren instrijken? Of bent u bereid om soms ook te kiezen voor de harde confrontatie in het belang van de mensenrechten, wanneer dat nodig is?

 

Dan is er ook de link met Olivier Vandecasteele. Ik begrijp niet waarom het visum zou zijn afgeleverd om de vrijlating van Olivier Vandecasteele of de andere Europese gevangenen niet te belemmeren, vermits zij op het moment van de beslissing over het visum op 8 juni al in Brussel geland waren. Bovendien waren uw diensten in maart en april tegen het afleveren van het visum gekant. Dat is heel duidelijk. Toen werd er nog volop over de vrijlating van Olivier Vandecasteele onderhandeld. Als u zegt dat daar een verband is, dan had u in maart en april al kunnen zeggen dat er geen enkel probleem was en die visa konden worden afgeleverd, met de vrijlating van Olivier Vandecasteele en de andere Europeanen in het achterhoofd. Maar het omgekeerde was het geval. Die logica vind ik bijzonder moeilijk te begrijpen.

 

Het vrij krijgen van professor Djalali door het afleveren van een visum aan de burgemeester van Teheran getuigt volgens mij bovendien van een zeer groot optimisme, wat ook blijkt uit de realiteit, want professor Djalali zit nog altijd vast. Is het dan de bedoeling van ons buitenlands beleid om Iran geen duimbreed in de weg te leggen zolang Djalali vastzit? Tot waar gaat dat? Als dat vanaf nu de lijn is van ons buitenlands beleid, is dat een paradigmashift ten opzichte van onze nadruk op de mensenrechten in Iran. Als parlementslid van de meerderheid wil ik dat zeer graag weten.

 

Ik wil ook graag terugkomen op een aantal van uw verklaringen vorige week in het Parlement.

 

U hebt vorige week in het Parlement eigenlijk gezegd dat u sinds maart op de rem stond, dat u ook in mei had gevraagd om het visum niet af te leveren. Op 8 juni bent u dan toch overstag gegaan. U had de bevestiging gekregen van de heer Smet dat hij per se die visa wilde hebben. Vorige week in de plenaire vergadering hebt u een zeer eenzijdig beeld geschetst. De realiteit is anders. De realiteit is dat er op 10 mei een telefoongesprek is geweest tussen u en de heer Smet en op 10 mei hebt u gezegd dat u niets in de weg legt en dat de normale procedure zijn gang kon gaan. Waarom is dat vorige week in de plenaire vergadering niet vermeld? U hebt in het Parlement gezegd dat de staatssecretaris u op 10 mei had gevraagd om het niet langer te blokkeren. Vorige week hebt u niet gezegd wat uw antwoord daarop was. Gelukkig staat dat wel in de e-mails die wij hebben gekregen van de staatssecretaris. Volgens een van zijn kabinetsmedewerkers hebt u toen toegestemd. Dat blijkt ook uit een mail van uw kabinet op 11 mei. Die mail bewijst dat u de e-mail van het kabinet-Smet niet contesteert. Alles lag goed om de visa af te leveren en dat hebt u niet gezegd in het Parlement vorige week. Wij hebben daar dus niet de informatie gekregen waar het Parlement eigenlijk wel recht op heeft. De realiteit is dus veel scherper dan het beeld dat u geschetst hebt vorige week. De verantwoordelijkheid is overduidelijk gedeeld.

 

Een andere verklaring van vorige week en eigenlijk ook vandaag is dat de Dienst Vreemdelingenzaken zijn rol heeft gespeeld. Opnieuw is dat beeld zeer eenzijdig. Het kabinet-de Moor heeft gezegd dat er daarvoor nooit een dossier is ingeleid bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Nochtans bezorgt u op 15 mei een circulaire aan alle diplomatieke posten met de uitnodiging om de normale procedure te volgen. We weten wat dat is. In het geval van twijfel, in ongeveer 20 % van de gevallen, is het de Dienst Vreemdelingenzaken die beslist. Dit werd ook zo gesuggereerd aan de post in Teheran. Maar het is nooit gebeurd. De vele e-mails, zelfs tot 8 juni, de dag van de beslissing, tonen een ander beeld.

 

Wij hebben die documenten vandaag kunnen inkijken. Daaruit blijkt dat vanuit Binnenlandse Zaken, het bevoegde departement voor de Dienst Vreemdelingenzaken, op 8 juni in een e-mail aan Buitenlandse Zaken werd gesteld dat zij hun rol hierin eigenlijk niet konden spelen wegens tijdsgebrek en dat de bal in uw kamp lag, dus: Buitenlandse Zaken en het kabinet. Buitenlandse Zaken heeft toen gekozen: het tijdsgebrek en het belang om de Iraanse delegatie toch maar in Brussel te krijgen is belangrijker dan een effectieve controle in dit delicate dossier door de Dienst Vreemdelingenzaken. Daar is opnieuw een belangrijke keuze gemaakt door uw kabinet en door uw diensten.

 

U schetst in het Parlement het beeld van een staatssecretaris die maar blijft aandringen, en van Buitenlandse Zaken dat op de rem blijft staan, maar in de realiteit heeft Buitenlandse Zaken effectief gekozen voor een kortere procedure. Opnieuw een vertekend beeld.

 

Mevrouw de minister, ik kom tot mijn conclusie.

 

Minstens op twee essentiële punten hebt u het Parlement vorige week niet de informatie gegeven waar het recht op heeft. Bij een dergelijke diplomatieke uitschuiver, het uitnodigen voor een congres in Brussel van een van de hardliners van het Iraanse regime, en bij een politieke crisis waarbij een staatssecretaris ontslag neemt, moeten wij, als Parlement, de ware toedracht kennen. Een staatssecretaris van een andere partij over de haag kieperen is één ding, elke eigen verantwoordelijkheid van u afschuiven, zoals u hebt gedaan in de plenaire vergadering van vorige week, is helaas voor u niet conform de realiteit. Waarom hebt u het Parlement vorige week niet onmiddellijk volledig geïnformeerd?

 

U bent ook verantwoordelijk. Vandaag is onze verbazing over de uitleg die door u gegeven werd er eigenlijk alleen maar groter op geworden. U hebt vandaag in uw inleiding volhard in een selectieve, tegenstrijdige, beschrijving van de feiten. U gaf een deels foutieve voorstelling van de feiten. U hebt, meen ik, een geweldige kans gemist om klaarheid te scheppen in dit dossier.

 

Ik kijk uit naar onze verdere gedachtewisseling.

 

01.07  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, monsieur le premier ministre, merci.

 

Je ne vais pas faire semblant; la situation nous met évidemment fort mal à l’aise. Elle est confuse. Elle est délicate. Ceci, pour de nombreuses raisons. Je vais essayer de les énumérer une par une, comme l’ont fait les collègues, en commençant par le commencement, c'est-à-dire que vous avez d’abord dit: "Ce n’est pas moi, c’est Bruxelles."

 

Pourriez-vous commencer par confirmer que l’octroi de visas est la prérogative du fédéral? Commençons peut-être par cela. Et peut-être, expliquez-nous aussi ce que serait une prérogative bruxelloise – c’est ce que vous aviez l’air de prétendre – qui devrait être validée par le premier ministre au niveau fédéral.

 

Je voudrais aussi rappeler, parce que c’est important, que l’objet initial de la demande de Pascal Smet était bien de permettre aux Iraniens d’introduire une demande de visa. C’est tout ce qu’il demandait: "Permettez aux invités iraniens d’introduire une demande de visa". L’examen de ces demandes, l’instruction de ces demandes, relève évidemment de la responsabilité de vos services, et donc de la vôtre.

 

Concernant la procédure, un article du Soir nous apprenait hier en fin de journée qu’en fait, vous étiez couverte – et je vais citer l’article en amont – par le premier ministre. En effet, il vient de le confirmer. Sauf que: deux choses.

 

Un, on se souvient qu’autour de la mi-mai, le ministre de la Justice a dit devant ce Parlement que nous entrions dans une phase délicate, et certainement une phase d’atterrissage des négociations concernant le dossier Vandecasteele. C’est mi-mai, le contexte est bien particulier. Si le premier ministre a en effet été informé, il ne l’a été – et il l’a confirmé lui-même – que le 7 juin.

 

Madame la ministre, pourquoi si tard? Le contexte était très délicat, et vous ne pouviez évidemment pas le méconnaître, vous moins que d’autres.

 

Par ailleurs, toujours au sujet de la procédure, j'ai consulté presque tous les documents que vous aviez mis à notre disposition – en un laps de temps assez restreint, cela dit. Il y apparaît bien que la procédure s'accélère entre le 6 et le 8 juin. C'est comme si tout se réglait entre ces deux dates. Et je pense même que les visas ont été accordés le 8 juin en milieu de soirée, vers 20 h et quelque.

 

Pouvez-vous confirmer que, conformément à la circulaire que vous aviez vous-même émise et à la requête particulière contenue dans un e-mail concernant notre poste à Téhéran et qui visait à systématiquement examiner au cas par cas les demandes, ce travail de vérification – dans un laps de temps extrêmement réduit – a pu être entrepris en bonne et due forme par l'ensemble des services de sécurité et des services tout court, du reste, qui sont censés intervenir dans une telle procédure?

 

Vous avez indiqué, tout comme le premier ministre, que l'agitation et les grandes phrases ne sauvaient pas des vies. Nous pouvons l'entendre, et cela ne me pose pas de problème. Mais alors pourquoi, d'une certaine façon, vous en êtes-vous donnée à cœur joie et vous êtes-vous positionnée sur le plan presque moral jeudi dernier au Parlement, en parlant de "tache sur la Belgique et sur Bruxelles"? Pourquoi avoir autant chargé, à nouveau sur le plan moral, le secrétaire d'État bruxellois et pourquoi ne pas avoir simplement assumé la raison d'État et la nécessité diplomatique, comme vous donnez l'impression de vouloir le faire maintenant?

 

Par ailleurs, vous aviez aussi dit que la situation des otages n'était pas en jeu – et ce fut répété à plusieurs reprises. Or, aujourd'hui, vous expliquez précisément le contraire. Par conséquent, à présent, nous assistons à un changement complet de narratif, qui donne l'impression de s'accomplir sur le dos des otages. Pourquoi ne pas l'avoir indiqué jeudi? Pourquoi ne pas avoir expliqué au Parlement que des contacts avaient été pris avec le premier ministre?

 

Cela veut dire que vous n'avez manifestement pas tout dit au Parlement jeudi dernier. Et ne pas tout dire, c'est une omission. C'est une omission qui, dans un certain contexte, peut confiner à la dissimulation. Madame la ministre, ce changement de narratif n'est pas acceptable.

 

Madame la ministre, je vais vous demander si vous savez quelle impression cela donne. Aujourd'hui, on reconnaît dans votre discours la voix classique de votre cabinet. Jeudi, c'était la voix de votre président de parti qu'on entendait murmurer sur votre épaule. Il était certainement excité à l'idée de réaliser un coup politique sur le dos du gouvernement bruxellois. Ce n'est pas acceptable.

 

Vous avez répété aujourd'hui que refuser des visas serait vécu comme une humiliation. En quoi refuser ces visas serait moins humiliant pour l'Iran, avec qui on entend garder un canal de dialogue ouvert, que de refuser les invitations elles-mêmes? Cela ne tient pas la route et c'est parfaitement contradictoire.

 

Vous nous dites "ce n'est pas moi, c'est Bruxelles". Vous nous dites "je suis couverte par le premier ministre" mais en fait, vous l'êtes depuis le 7 juin, qui est la veille de l'octroi des visas. "Ce n'est pas un enjeu diplomatique, ce n'est pas un enjeu de realpolitik" mais, en fait, ça l'est quand même un peu. "Les déclarations grandiloquentes, c'est contre-productif" mais vous vous en êtes donnée à cœur joie en vous déchargeant sur Bruxelles jeudi dernier en séance plénière.

 

On a l'impression que des déclarations contredisent celles de la veille, qui elles-mêmes contredisent celles de l'avant-veille, etc. Cela donne une impression très négative de la gestion politique de ce dossier.

 

J’ai toutefois envie de dire que ces contradictions, et j’aurais d’ailleurs pu en pointer d’autres, ne sont pas le pire. Je pense, madame la ministre, que si votre responsabilité est engagée, si votre responsabilité doit en appeler à un moment donné à votre conscience, c’est sur deux points. Je répète que vous n’avez pas tout dit au Parlement. C’est quelque chose qui est incontestable. Vous avez même dit tout autre chose que ce que vous expliquez aujourd’hui et que ce que vous expliquiez il y a quelques jours. C’est de nouveau incontestable. C’est factuel mais je dirais que ce n’est pas le plus grave. Jusque-là, ma foi, ce n’est que de la politique.

 

Ce qui est le plus grave et même le cœur du problème, quel que soit le prétexte (permettre à un événement de se tenir, ne pas humilier l’Iran, garder des canaux diplomatiques ouverts), la vérité est qu’en délivrant ces visas dans l’urgence, en quelques jours voire en quelques heures, vous avez donné carte blanche à des barbouzes, à des agents du régime iranien pour faire pendant trois jours open bar leur sale boulot dans notre pays. Je vais vous dire quelque chose: le sujet qui a ouvert le JT de la RTBF hier m’a choqué. Il m’a même horrifié, particulièrement quand on voit cet agent iranien à qui vous avez délivré un visa faire rapport à Téhéran de ce qu’il a vu de l’opposition iranienne manifestant en Belgique. Je rappelle que cet agent iranien a une fonction. Il est responsable de la vidéosurveillance à Téhéran.

 

Je dirais qu'à la lumière des conséquences de cette mauvaise histoire, une conclusion s'impose indubitablement, au-dessus de toutes les autres. Des gens, ici ou ailleurs, en Belgique et sur le sol iranien, sont aujourd'hui plus en danger qu'ils ne l'étaient avant le 8 juin. C'est la conclusion politique qu'on ne peut pas ne pas tirer. Avec ces visas, vous avez fait de la Belgique le terrain de jeu de tortionnaires et d'assassins qui ont pu récolter des informations. C'est d'ailleurs manifeste, puisqu'on voit cet agent iranien témoigner devant ses supérieurs à Téhéran. Et je trouve ça particulièrement grave et problématique. Je vous remercie.

 

01.08  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitster, een nieuwe dag, een nieuwe ontwikkeling. Ik vraag me af wat morgen zal brengen. Visatoelatingen voor de taliban, IS, Daesh, Hezbollah of Hamas? We kunnen meteen ook president Raisi van Iran uitnodigen, omdat we niet anders konden om een groot diplomatiek incident te vermijden of om een werkende dialoog te benutten.

 

Het hoeft niet te verbazen dat we gisterenavond via de pers moesten vernemen dat u van de premier zelf groen licht hebt gekregen om die visa uit te reiken aan die Iraanse delegatie. U had die visakwestie blijkbaar al op 7 juni met de premier besproken, maar u vond het niet nodig om het Parlement daarover te informeren. Was het niet vermelden daarvan vorige week donderdag tijdens de plenaire vergadering een vergetelheid of hebt u dit moedwillig verzwegen?

 

De enige die voorlopig in dit dossier zijn politieke verantwoordelijkheid heeft genomen, is Pascal Smet. In zijn ontslag verwees Smet naar de rol van minister Lahbib, die als minister van Buitenlandse Zaken de visa uitreikte voor de Iraanse delegatie. Pascal Smet verklaarde dat er geen druk werd uitgeoefend en dat hij alleen een vraag zou hebben gesteld. Hij zei daarover het volgende in de plenaire vergadering van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement: “Een gemotiveerde weigering zou ik niet betwist hebben.” Die weigering kwam er echter nooit. Er is geen druk uitgeoefend op Buitenlandse Zaken, er is geen arm omgewrongen.

 

Uit het door Pascal Smet vrijgegeven mailverkeer tussen verschillende diensten en kabinetten blijkt dat negatieve adviezen van Buitenlandse Zaken, het kabinet-Smet en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uiteindelijk na maanden uitmondden in het verstrekken van visa aan een sinister gezelschap. Hoewel Buitenlandse Zaken eerst weigerachtig stond tegenover het verstrekken van die visa, blijkt uit dat mailverkeer dat mevrouw Lahbib bijna rechtstreeks aan Pascal Smet bevestigde dat de komst van Russen en Iraniërs geen probleem was. Verder blijkt uit dat mailverkeer dat het kabinet van staatssecretaris de Moor uiteindelijk geen graten zag in het verstrekken van visa omdat de aanvragen van Rusland en Iran op eigen merites beoordeeld zouden worden, gezien de politieke dimensie.

 

Nadat de mail aan de ambassadeur van België in Iran verzonden was met het verzoek om de visa te verlenen, contacteerde uw kabinet pas op 7 juni het kabinet van premier De Croo voor een advies. Ik vraag me af of u was vergeten uw eigen premier in te lichten over de komst van de nieuwe Iraanse vrienden van België of zag u er tot 7 juni geen graten in? Of heeft het dossier-Assadi er toch iets mee te maken?

 

Premier De Croo, maandag beweerde u nog dat enkel de Brusselse regering verantwoordelijk is voor dit Iraans visaschandaal. Uw verklaringen zijn ronduit gratuit. Ik citeer ze nogmaals: “Ik denk dat we de verantwoordelijkheid moeten leggen waar ze ligt. Brussel heeft ondanks een negatief advies toch gekozen om ze uit te nodigen.”

 

Blijft er eigenlijk nog wel enige vorm van integriteit over wanneer nu blijkt dat u er zelf voor hebt gekozen om ondanks herhaaldelijke negatieve adviezen die visa te verstrekken, teneinde het ayatollahregime vooral niet te beledigen? Het is een regime dat onze landgenoten gijzelt om ze te ruilen tegen veroordeelde terroristen. Het was nog niet voldoende dat de Belgische regering toegaf aan deze chantagepolitiek, nu verklaart u zelfs dat we met dit schurkenregime vooral geen diplomatiek incident willen creëren.

 

Ik denk dus dat we de verantwoordelijkheid moeten leggen waar ze ligt. Ze ligt duidelijk niet bij de heer Pascal Smet alleen. Mijnheer de premier, waarom hebt u uw rol in de visaschandaal tot gisteren verzwegen? Vindt u het aanvaardbaar dat uw regering op eieren loopt om een schurkenregime vooral niet voor het hoofd te stoten? Vindt u het aanvaardbaar dat een regime dat landgenoten gijzelt en op grote en grove schaal de mensenrechten schendt met alle egards wordt ontvangen in dit land? Waarom hebt u, in tegenstelling tot voormalig Brussels staatssecretaris Smet, uw verantwoordelijkheid nog niet genomen?

 

Ik vervolg met een woordje over het positief advies en de goedkeuring van de visa-aanvraag van de Iraanse delegatie door het OCAD en de Veiligheid van de Staat. Hoe is het mogelijk dat er voor een individu als Zakani, een ultraconservatieve aanhanger van het Iraanse regime, een voormalig leider van Basij, een uiterst gewelddadige groepering binnen de gevreesde Revolutionaire Garde, een gunstig advies werd verstrekt? Op basis van welke informatie? Op basis van het feit dat Frankrijk een bijeenkomst verbiedt van de Iraanse oppositie, omdat er sprake zou zijn van verhoogde terreurdreiging na de vrijlating van Assadi door België? Diezelfde Assadi die nu met zijn thee in de zon geniet van zijn pensioen?

 

Premier De Croo, hebt u laatst niet verklaard dat de dreiging was afgenomen na de vrijlating van Assadi? Hoe valt dit te rijmen met het feit dat de waakzaamheid in Frankrijk wordt verhoogd? Mijnheer de premier, u zit verstrikt in uw eigen Iranweb.

 

De conclusie lijkt dat bijna de hele vivaldiregering betrokken is bij het verstrekken van de visa aan de Iraanse delegatie: u, mevrouw de minister van Buitenlandse Zaken, voor het verstrekken van de visa, u, mijnheer de premier, omdat u minister Lahbib ertoe hebt aangezet om groen licht te geven voor het verstrekken van de visa, de staatssecretaris voor Asiel en Migratie voor het laten verstrekken van een positief advies voor de komst van de Iraanse delegatie door de Dienst Vreemdelingenzaken en de minister van Justitie voor het laten verstrekken van een positief advies voor de komst van de Iraanse delegatie door de Veiligheid van de Staat. Niet alle genoemde regeringsleden zijn hier aanwezig om te antwoorden op onze vragen. Wij hebben u, mijnheer de premier, toch onder enige druk moeten zetten om hier aanwezig te zijn, want u zou in eerste instantie wachten tot het Vragenuurtje morgen.

 

Dat Brussels staatssecretaris Pascal Smet de eer aan zichzelf heeft gehouden wegens het versturen van de uitnodigingen en het betalen van de accommodatie voor de komst van de Iraanse delegatie is niet meer dan de logica zelve, maar – dat is een zeer belangrijke maar – zonder de medewerking van de vivaldiregering had Pascal Smet nooit die Iraanse delegatie naar hier kunnen laten komen. De eindverantwoordelijke voor de komst van de Iraanse schurken moet dus een van het kwartet genoemde ministers zijn. Die persoon heeft België voor een tweede maal op een zeer korte termijn blootgesteld aan chantage door een – iedereen is het daarover eens – schurkenstaat.

 

De vraag is wie die verantwoordelijke is. Om die persoon te kunnen aanduiden, moeten wij weten wie de finale go heeft gegeven voor het verstrekken van de visa.

 

Ik wil er ook nog op wijzen dat de visa op 8 juni werden toegekend, maar dat het advies van het OCAD er pas op 9 juni kwam. Sta mij toe dat een vreemde procedure te vinden.

 

Indien u, mevrouw de minister, op 7 juni zou hebben gebeld naar premier De Croo om advies te vragen over de toekenning van deze visa, ligt de verantwoordelijkheid bij hem. Uit e-mailcorrespondentie blijkt immers dat u de visa in eerste instantie niet wenste te verstrekken, maar dat in tweede instantie toch deed. Was dat dan nadat premier De Croo u had overtuigd?

 

Of hebt u, mijnheer de premier, de beslissing genomen als hoofd van de regering, met goedkeuring van alle coalitiepartners? Het lijkt er eerder op dat de groenen en de socialisten niet op de hoogte waren. Past dit in een extra toegift inzake de gevangenenruil?

 

Mevrouw de minister, het blijft vreemd dat u hiervan geen melding maakte tijdens de vorige plenaire vergadering. Meer nog, toen werd geïnsinueerd dat dit mogelijks met de Assadi-Vandecasteeledeal te maken had, lachte u dat weg. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen, gezien de tijdsprongen in het mailverkeer, dat dit er wel degelijk iets mee te maken heeft.

 

Mevrouw de minister, de vraag die moet worden gesteld is dan ook of u de visa kon weigeren nadat de DVZ en de Veiligheid van de Staat een positief advies hadden verstrekt. Hebt u druk uitgeoefend op de DVZ en de Veiligheid van de Staat om een positief advies te geven? Zo ja, dan bent u verantwoordelijk voor de komst van de Iraanse delegatie, mevrouw de minister, en dan moet u de nodige gevolgen zelf dragen. Zo niet, dan vraag ik u opnieuw, mijnheer de premier, welke dienst of minister een stok tussen de deur had moeten steken voor de komst van de Iraniërs? Is dat de DVZ of de Veiligheid van de Staat? Ik kreeg daarover graag meer duidelijkheid, zodat wij het ontslag van die minister, die staatssecretaris of van u kunnen vragen.

 

01.09  Michel De Maegd (MR): Merci, madame la présidente. Monsieur le premier ministre, madame la ministre des Affaires étrangères, chers collègues. À la suite des nombreuses questions orales posées en séance plénière jeudi dernier et la démission du secrétaire d'État bruxellois dimanche, je me félicite, vraiment, que nous ayons ce débat plus élaboré ici en commission à la Chambre.

 

C'est le principe même de la démocratie représentative: le premier ministre et ses ministres viennent s'expliquer au Parlement et répondre aux questions des députés qui exercent par ce biais le contrôle parlementaire. C'est le régime politique dans lequel notre État de droit est organisé et je vous remercie donc, au nom de mon groupe, pour vos interventions qui ont déjà répondu aux questions qui restaient en suspens et que je souhaitais vous poser à tous les deux.

 

Monsieur le premier ministre, madame la ministre des Affaires étrangères, merci aussi, je tiens à le dire, pour la transparence des documents que nous avons pu consulter avant cette commission. La réalité d'aujourd'hui est-elle autre que celle brossée en plénière? Non. Je le dis fortement, non, il n'y a pas de contradictions mais des compléments d'information en toute transparence – il est important de le dire.

 

Nous avons ici un débat qui va durer plusieurs heures alors que nous avions en plénière une série de questions d'actualité avec cinq minutes éventuellement extensibles accordées à la ministre pour répondre. Vous ne pouvez pas comparer cinq minutes de réponse d'un ministre à un débat ici en commission, c'est intellectuellement malhonnête. Je pense qu'il faut raison garder.

 

Je voudrais aussi dire à la lumière de mon examen de l'ensemble des documents qu'il n'y a aucun mensonge. Ceux qui parlent ici de mensonge sont aussi ceux qui, rappelez-vous, critiquaient – voire condamnaient – la politique qui a abouti à la libération d'Olivier Vandecasteele et de trois autres otages. Ce sont probablement aussi les mêmes qui réclameront à coup sûr et à cor et à cri qu'on libère le professeur Djalali mais sans lever le petit doigt et surtout – quelle ironie – sans parler aux autorités iraniennes.

 

Pensez-vous sérieusement que nous puissions continuer cette politique de libération des otages occidentaux sans parler aux autorités iraniennes? À nouveau, je pense qu'il faut garder raison. Certains plaidoyers ici sont des plaidoyers a priori qui sont édictés sans écouter les réponses ni du premier ministre, ni de la ministre des Affaires étrangères.

 

J'entends beaucoup de contrevérités. Par exemple, une d'entre elle veut que le dossier aurait traîné, comme je l'ai entendu dire dans l'opposition. Chers collègues, soyons sérieux! Non, c'est tout simplement le dépôt de la demande de visa des Iraniens qui a traîné, rien de plus. Le traitement n'a évidemment jamais traîné et les e-mails que nous avons pu consulter nous le prouvent amplement.

 

Quand j'entends certains s'étonner du langage clair et très franc que vous avez, madame la ministre, avec l'Iran, je suis moi-même sincèrement étonné. Comment peut-on s'étonner de ce langage clair, sous prétexte que nous devons avoir un langage policé avec les gens avec lesquels nous discutons? Auriez-vous oublié que la Belgique prend part, chers collègues, à des sanctions envers l'Iran? Est-ce que prendre part à des sanctions envers l'Iran empêche la Belgique, le gouvernement et notre ministre des Affaires étrangères d'avoir un langage clair? Non, il n'y a rien d'antinomique à avoir d'une part un langage franc et clair avec l'Iran, et de l'autre, à garder un nécessaire canal de communication ouvert. Je voudrais vraiment mettre en lumière cette profonde contradiction qui ne correspond pas à la réalité.

 

Chers collègues, j'aimerais maintenant insister sur deux points, l'aspect politique et l'aspect diplomatique. Lors de votre intervention, madame la ministre, j'ai retenu cette césure entre ces deux faces du dossier. L'aspect politique traduit des orientations voulues par un membre d'un exécutif belge. L'aspect diplomatique repose, comme dans tout État de droit, chers collègues, sur des règles et des procédures qu'il est nécessaire de suivre et de respecter. C'est la base du maintien de relations diplomatiques avec tous les États du globe. Certaines sont chaleureuses, d'autres historiques, d'autres courtoises, d'autres encore simplement réalistes. Ces deux aspects sont liés l'un à l'autre dans un lien de cause à effet.

 

Je parlerai d'abord de l'aspect politique. Il s'agit uniquement du choix délibéré d'organiser à Bruxelles un grand congrès international. Un congrès dont l'organisation repose sur une institution, Metropolis, dont le vice-président, c'est écrit noir sur blanc sur le site de Metropolis, est de nationalité iranienne. Il occupe surtout le poste de maire de Téhéran. On pouvait, vous l'avouerez, se douter de son intérêt et de sa future présence sur notre sol lors de ce congrès.

 

C'est donc l'aspect politique: le choix délibéré d'organiser à Bruxelles ce congrès et d'inviter ces personnes. Il faut se poser un certain nombre de questions dans le chef des organisateurs. Or, nous venons de vivre, avec la libération d'Olivier Vandecasteele, une longue séquence diplomatique avec la diplomatie iranienne. La ministre l'a rappelé. La finalité en a été heureuse. On peut s'en réjouir, mais elle a été très complexe.

 

Nous assistons depuis le 24 février 2022 à une guerre inédite depuis 75 ans sur notre continent européen, à la suite de l'agression de la Russie contre l'Ukraine. Personne ici – je dis bien: personne ici, en commission des Relations extérieures – ne peut méconnaître ce contexte international.

 

Secundo, outre l'organisation de ce colloque à Bruxelles, de nombreuses invitations avaient été envoyées. Je le répète, elles étaient problématiques et inappropriées. C'est le problème originel qui nous réunit ici. Je rappelle, comme la ministre l'a indiqué, que les invitations furent envoyées avant même que les Affaires étrangères aient pu rendre un avis à leur sujet. C'est ce qu'on appelle la "politique du fait accompli". Quand une invitation signée par un organisateur et un pouvoir public belge – en l'espèce, un membre de l'exécutif bruxellois – est envoyée à travers le monde entier, elle engage notre pays et, par la suite, ne peut diplomatiquement pas être récusée par un autre exécutif belge.

 

À présent, j'aborde le volet diplomatique, qui est régi par plusieurs règles de droit et procédures qu'il faut respecter – c'est, je le rappelle encore, le principe de l'État de droit. Elles permettent à des États d'entretenir des relations constructives – je pense à nouveau à la libération d'Olivier Vandecasteele et des trois autres otages –, même si elles ne sont pas marquées d'une grande cordialité; c'est un euphémisme. Les États sont des êtres froids qui agissent selon leurs intérêts, comme l'explique très bien Raymond Aron. La question est donc de savoir si la Belgique pouvait refuser par principe ces visas à des personnes invitées par un exécutif belge. C'est la question qui vous était posée en tant que chef de la diplomatie, madame la ministre. Et la réponse est non!

 

Mesdames et messieurs les députés, je reprends ici les mots du premier ministre. À partir du moment où une invitation officielle avait été envoyée, un refus de visa aurait été vécu comme une humiliation. Et je me permets d'ajouter, monsieur le premier ministre: dans le chef de n'importe quel pays, bien entendu. C'est le cas pour l'Iran, mais cela l'aurait été pour n'importe quel autre pays. Vous concluez par ces mots, monsieur le premier ministre: "Notre pays n'a pas voulu prendre ce risque, pour la simple et bonne raison que nous continuons de nous battre pour les droits et la libération d'Européens injustement emprisonnés en Iran." C'est évidemment très noble.

 

Sur le plan diplomatique, je répète – car c'est un point cardinal – que la réponse est non. Non, nous ne pouvions pas refuser ces personnes sur notre sol alors qu'elles y étaient invitées depuis quatre mois au nom de la politique du fait accompli. De plus, aucun contrôle mandaté par les Affaires étrangères ne justifiait un tel refus. J'y reviendrai dans quelques instants. Cette réponse a été construite à la suite d'une analyse fine de tous les éléments, arbitrée par le pouvoir politique selon son rôle, puis une décision a été prise.

 

La marge de manœuvre de la ministre des Affaires étrangères – elle l'a à nouveau clairement expliqué devant nous, je vous le concède, de manière beaucoup plus longue, je rappelle que c'est un débat en commission – est de respecter les procédures: les contrôles des différents organes compétents, une transparence avec le premier ministre. Dans ce cas, un visa avec une limite de durée et une zone géographique strictement limitée a été délivré.

 

Je note que certaines personnalités ont bénéficié de visas provenant d'autres pays de l'Union européenne pour le même événement. Nous n'en avons pas encore parlé, mais ils sont rentrés dans notre pays par d'autres États Schengen. La question qui nous occupe cet après-midi est donc celle des visas délivrés à la délégation iranienne, dont nous sommes – je pense – tous d'accord dans cette salle, en effet, pour affirmer que son invitation en Belgique était absolument inopportune. C'est ce que les Affaires étrangères avaient dit dès le départ, autrement dit qu'elle n'aurait jamais dû être invitée chez nous.

 

La décision de les inviter toutefois ne revenait pas au pouvoir fédéral. Comme je le disais en plénière: qui a organisé le colloque? Qui a invité les Iraniens contre l'avis des Affaires étrangères? Poser la question c'est je pense y répondre.

 

À partir du moment où il a été mis devant le fait accompli – il n'y a pas d'autre mot – il a utilisé les moyens diplomatiques à sa disposition et a suivi les procédures. Dont acte.

 

Madame la présidente, trois moments me paraissent clés pour bien comprendre les tenants et les aboutissants de ce dossier. La ministre les a présentés, mais je voudrais y revenir pour insister sur leur importance. Le 20 mars 2023, le directeur aux affaires étrangères pour le Moyen-Orient est on ne peut plus clair dans l'avis qu'il donne suite à la demande des autorités bruxelloises. Je le cite: "En tant que SPF Affaires étrangères, nous estimons qu'une telle visite de  représentants officiels de la ville de Téhéran et par extension du régime iranien n'est pas du tout opportune. Dans les circonstances actuelles, il serait recommandable de ne pas inviter ces quatre personnes de la ville de Téhéran".

 

Chers collègues, cette position est claire et ne souffre d'aucune ambiguïté. L'invitation déjà envoyée n'est pas opportune mais il est déjà trop tard. Ensuite, le 10 mai, l'ex-secrétaire d'État bruxellois vous contacte, madame la ministre, par téléphone alors que vous êtes en Tunisie pour des rencontres diplomatiques avec les représentants de ce pays. Lors de cet entretien téléphonique, vous lui indiquez que vous ne bloqueriez pas les visas par principe.

 

Ces deux mots sont essentiels. Vous ne bloqueriez pas les visas "par principe". C'est la procédure classique, chers collègues. Les Affaires étrangères n'ont jamais été dans un momentum leur permettant d'avoir un avis d'opportunité décisif sur l'invitation de ces représentants, puisqu'ils étaient déjà invités. On ne cessera pas de le répéter. Elles ont été mises devant le fait accompli. Leur seule marge de manœuvre était de délivrer ces visas à temps selon les formules requises qu'impose le droit.

 

Vous n'avez donc pas dévié de votre ligne soudainement, comme on a pu l'entendre erronément. Vous avez conservé cette ligne politique et, sur le plan diplomatique, vous avez fait ce qui était votre rôle, à savoir accepter d'analyser la demande qui vous était adressée. Votre action est donc cohérente, claire et incontestable.

 

Comme vous deviez le faire, vous avez donc réalisé un screening. Vous avez demandé des avis à l'OCAM, à la Sûreté de l'État et à l'Office des étrangers. Et tous les feux étaient au vert. Toutes les garanties ont été prises. Vous avez donc fait, madame la ministre, preuve de la prudence qui s'imposait dans le cadre de vos compétences, interprétées pleinement mais strictement, dans le cadre de la délivrance de visas. Chers collègues, cette procédure est rappelée par la circulaire du 15 mai envoyée à l'ensemble des postes diplomatiques concernant les visas à délivrer dans le cadre de cet événement. La diligence mais aussi la vigilance nécessaire sur la solvabilité des demandeurs, leurs antécédents et le lien entre l'activité et l'événement sont réclamés. Tous les postes ont donc été invités à suivre la procédure normale en vertu de laquelle les Affaires étrangères délivrent les visas de court séjour, sauf en cas de doute, auquel cas elles transfèrent le dossier à l'Office des étrangers qui, comme vous le savez, statue.

 

Un point fondamental dans cette affaire, chers collègues: une procédure spécifique est mise en place pour les demandes auprès de l'ambassade en Iran. Cette procédure spécifique demande explicitement "de soumettre systématiquement – cela figure dans les e-mails que nous avons pu voir avant le début de la commission – pour décision à l'Office des étrangers les demandes de visa introduites dans le cadre du Brussels Urban Summit." Comme les demandes iraniennes ne parviennent à l'ambassade que le 6 juin 2023, à moins de cinq jours du départ, seuls des visas à territorialité limitée (VTL) peuvent encore être délivrés, ce qui sera fait après les consultations que j'ai évoquées le 9 juin 2023.

 

En conclusion, chers collègues, les choses ont été faites dans les règles sur le plan diplomatique et sur le plan juridique. Je le redis; le plan politique intervenait au niveau de l'invitation en amont. Il n'y a eu aucun privilège, aucun estompement de la norme pour la délivrance de ces visas. Les procédures ont été respectées. Un refus des visas aurait soit compliqué, soit fermé des canaux diplomatiques avec l'Iran. Le premier ministre nous a très bien expliqué que ce n'était pas l'intention puisque la Belgique compte toujours se battre pour la préservation des droits des personnes occidentales enfermées dans les geôles iraniennes et je pense, chers collègues, que cela peut être notre fierté.

 

Un refus des visas aurait donc soit compliqué soit fermé les canaux diplomatiques, avec les conséquences que l'on sait. Mais si nous ne partageons pas de valeurs communes avec Téhéran, nous devons dialoguer avec l'Iran dans un cadre bilatéral ou multilatéral sur des thématiques que nous voulons faire progresser.

 

Je pense notamment à la libération d'autres otages ce qui n'est nullement contradictoire avec un dialogue critique sur les droits de l'homme et l'adoption par la Belgique, dans un cadre européen ou même de l'ONU, de sanctions ciblées vis-à-vis de Téhéran.

 

Je terminerai par cette réflexion qui me vient de mes expériences professionnelles diverses: le monde actuel ne nous donne pas le choix. Il faut communiquer avec des pays peu amicaux et peu recommandables, mais nous devons leur parler sans renier nos principes et nos valeurs. Je vous remercie de votre attention.

 

01.10  Steven De Vuyst (PVDA-PTB): Mijnheer de premier, mevrouw de minister, bedankt voor de toelichting. Ik sluit me aan bij de vele vragen van contextualisering en verduidelijking die we nog altijd niet volledig hebben gekregen.

 

Sinds vorige week donderdag zijn we getuige van een indrukwekkend pingpongtoernooi tussen uw kabinet en dat van staatssecretaris Smet die ondertussen ontslag heeft genomen. Vorige week donderdag hebt u daar een verantwoording en verklaring voor gegeven: u werd onder druk gezet door het kabinet. U zou een negatief advies hebben gegeven. Nadien was er het debat in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement waar staatssecretaris Smet van zich af heeft gebeten en de bal teruggekaatst met zijn verwijzing dat uiteindelijk de minister van Binnenlandse Zaken het visum heeft toegekend. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat het pingpongtoernooi nu in alle hevigheid verder blijft woeden. In die zin vinden wij het belangrijk om hierover een aantal aanvullende vragen te stellen.

 

Als we kijken naar wat er precies is gebeurd tussen 10 mei en vandaag, vragen we ons af wanneer de federale regering effectief op de hoogte werd gebracht van de gastenlijst, dus van alle deelnemende delegaties aan de Brussels Urban Summit. Is het gebruikelijk dat de federale regering zich buigt over de gastenlijst van dergelijk internationaal evenement? Kan er finaal meer duidelijkheid worden verschaft over wie precies waarvoor verantwoordelijk is? Wij hebben de indruk dat er nog altijd een hele klad mist wordt gespuid. Wie vindt u dat hier de finale verantwoordelijkheid toe te wijzen valt? Is het gebruikelijk dat de premier wordt betrokken bij het toekennen van dergelijk visum? Aan wie werd specifiek toestemming gevraagd voor deze visa? Wie heeft uiteindelijk de toestemming gegeven? Dat is mij nog altijd niet duidelijk. Last but not least: kunnen wij de lijst ontvangen van de deelnemende delegaties uit alle landen aan de Brussels Urban Summit?

 

01.11  Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de minister, mijnheer de premier, wie mijn vraag donderdag in de plenaire vergadering heeft gehoord, heeft kunnen vaststellen dat ik heel verbolgen was over de aanwezigheid van de burgemeester van Teheran in Brussel, en dan nog voor een congres over diversiteit. Ik heb het cynisch een heel goede grap genoemd.

 

Het belangrijkste is dat we ons moeten afvragen hoe die mensen hier konden geraken. Ik ben dan ook heel blij dat u hierover allebei in alle openheid komt praten en duidelijkheid verschaft. Transparantie is hierin het allerbelangrijkste. Alles ligt nu onder een vergrootglas. Een vergrootglas zoomt in, maar verdraait de feiten niet. De feiten blijven de feiten. Die Iraanse delegatie had nooit mogen uitgenodigd worden. Dat is de grote fout geweest. Ik heb alle mails gezien waarin Buitenlandse Zaken wekenlang een negatief advies gaf, waarin stond dat hen uitnodigen opportuun noch gepast is. De boodschap was eigenlijk "hou ze weg" en toch is die uitnodiging verstuurd door Brussel. Ze hebben ze uitgenodigd en, sterker nog, ze hebben zelfs hun hotel betaald.

 

Dat brengt mij meteen bij mijn eerste vraag. Ik wil een onderscheid maken tussen die uitnodiging en het uitreiken van het visum. Mevrouw de minister, heeft Brussel u ooit gecontacteerd toen het nog over de uitnodiging ging? Hebt u daar iets mee te maken gehad of werd u pas geïnformeerd nadat die uitnodiging was verstuurd? Dat is belangrijk. Hebt u daarover zeggenschap? Hebt u als federaal minister de macht om die uitnodiging in te trekken en te zeggen dat die mensen niet uitgenodigd mogen worden? Ik heb de mails gezien waarin u en uw administratie zeggen niet te willen dat die mensen komen. Welke pogingen hebt u ondernomen om die uitnodiging tegen te houden?

 

Ten tweede, hebt u op dat moment ook overwogen om het altijd wijze oordeel van onze premier in te roepen? Dat was misschien toen al interessant geweest.

 

Zoals ik gelezen heb, was uw advies altijd negatief. Mijn tweede vraag luidt dan ook waar en wanneer bent u overstag gegaan? Dat is mij nog altijd niet duidelijk. Als u al overstag gegaan bent, want in sommige mails wordt gezegd dat het voor minister Lahbib geen probleem is. Maar hoe, waar of wat wordt nergens bevestigd. Er wordt veel gesproken over het telefoontje van 10 mei: we weten dat dat er geweest is maar we weten niet wat er gezegd is. Dat lijkt me toch essentieel. Wat is daar gebeurd? Wat is er toen gezegd? Was daar de mogelijkheid van een heel vrije interpretatie door de Brusselse staatssecretaris Pascal Smet? Is daar bijvoorbeeld een go gegeven? Is het bovendien gebruikelijk dat zulke belangrijke beslissingen telefonisch, tijdens een bezoekje, afgehandeld worden?

 

Mijnheer de premier, wat er vijf dagen voor het congres bij u op tafel is gekomen, was een heel moeilijke diplomatieke keuze, een moreel dilemma. Zoals vaker zit daar geen goede kant aan: het is schofferen of accepteren. We mogen fier zijn dat ons land zich zo inzet voor de Europese gegijzelden in de Iraanse cellen. We hebben daar ook bewezen dat we daar het verschil kunnen maken.

 

De voorzitster: Er is veel geroezemoes in de zaal. Mag ik aan de collega’s vragen om de nodige aandacht te hebben voor het discours van mevrouw Liekens?

 

01.12  Goedele Liekens (Open Vld):  Als de premier luistert, kunnen de collega’s misschien ook luisteren?

 

Zoals gezegd is het belangrijk dat we ons inzetten voor de Europese gegijzelden en dat we daar het verschil kunnen maken. Dat is geen gemakkelijke rol. Oliver Vandecasteele en drie andere Europeanen zijn terug, dus voor sommigen betekent dat: klaar is Kees. Maar onze regering vaart een andere koers in het belang van iedereen die daar nog gevangen zit in de handen van een verschrikkelijk regime, daar zijn we het allemaal over eens. Dat brengt nu eenmaal moeilijke diplomatieke keuzes met zich mee. Bestuurlijke verantwoordelijkheid nemen: het is niet altijd makkelijk.

 

Mijnheer de premier, ik begrijp dus dat u die overwegingen maakte toen u voor het voldongen feit werd geplaatst dat de delegatie was uitgenodigd en het congres binnen vijf dagen zou plaatsvinden.

 

Ik heb wel nog extra vragen over de veiligheid.

 

U bent duidelijk dat de Veiligheid van de Staat en het OCAD de delegatieleden hebben gescreend. Wat voor screening is dat precies geweest? Wanneer heeft die plaatsgevonden? Was daar voldoende tijd voor? Er is immers toch een spanningsveld.

 

Welke veiligheidsmaatregelen zijn genomen toen we wisten dat die delegatie in ons land was? Zijn we nagegaan waar ze naartoe gingen, wie ze ontmoetten, wie ze hebben gefilmd?

 

U verklaart dat het tot een diplomatieke rel zou hebben geleid als we die visa hadden geweigerd, en dat we Iran dan evengoed de oorlog kunnen verklaren. Misschien is deze vraag ook aan minister Lahbib gericht. Ik vind het bijzonder jammer dat dat argument niet vroeger naar voren is geschoven. Vanuit mijn ervaring bij de VN weet ik dat het in de diplomatie niet ongebruikelijk en zelfs wenselijk is om op bepaalde momenten te zwijgen en achter de schermen te handelen, bijvoorbeeld als de deal nog niet gesloten is. Het is evenwel heel jammer dat dat nu pas naar voren wordt geschoven, want dat wekt argwaan. Het Parlement doet gelukkig goed zijn werk, dus de parlementsleden houden het goed in het oog, maar waarom komt dat nu pas aan het licht? Waarom wordt het nu wel open en eerlijk gezegd? Brengen we daarmee mensen in gevaar? Dat zou natuurlijk een spijtig gevolg zijn.

 

01.13  Melissa Depraetere (Vooruit): Mevrouw de minister, dit is echt gewoon een gemiste kans. Het is een gemiste kans, aangezien ik u in uw uiteenzetting in de eerste minuten al vijf onwaarheden heb horen vertellen. Ik ben gestopt met tellen, omdat uw uiteenzetting ook gewoon bijzonder onduidelijk was.

 

De vraag die vandaag voorligt, is zeer duidelijk. De vraag is waarom u als bevoegd minister de delegatie uit Iran niet hebt tegengehouden. U bent verantwoordelijk en u had de mogelijkheid om dat te doen. Ook de bijkomende vraag is duidelijk: vindt u dat de delegatie hier aanwezig had mogen zijn of niet. Die vragen zijn bijzonder duidelijk, alleen, uw antwoord was dat niet. Als u vindt dat die delegatie hier niet had moeten zijn, dan had u geen visa moeten goedkeuren. Dat is eigenlijk heel simpel.

 

U hebt verschillende dingen gezegd. U hebt eerst gezegd dat haar aanwezigheid hier eigenlijk niet wenselijk was. Daarna gaf u een heel lange uitleg over hoe belangrijk het is om ook te overleggen met staten die niet zo vriendelijk zijn of waarmee we toch niet zo’n goede band hebben. Op een bepaald moment gaf u zelfs een heel pleidooi om zulke staten nog vaker uit te nodigen. U was er bijna fier op. Daardoor was uw uiteenzetting totaal onduidelijk en ik kan eerlijk gezegd niet meer volgen.

 

Eén ding is wel bijzonder duidelijk, namelijk uw verantwoordelijkheid in dezen. U kunt wel doen alsof de dat niet zo is, maar al dringt de hele wereld bij u aan, uiteindelijk beslist u. Die verantwoordelijkheid probeert u vandaag te ontlopen. Als u zegt dat er een negatief advies is van de FOD Buitenlandse Zaken of dat die de uitreiking van visa niet wenselijk is, maar u reikt die toch uit, wiens verantwoordelijkheid is het dan? Kunt u uitleggen wie anders dan u verantwoordelijk kan zijn voor die keuze? Is elke burgemeester die random een uitnodiging stuurt mee verantwoordelijk voor wie wel of niet ons land binnenkomt? Neen toch? Dat is toch alleen maar uw verantwoordelijkheid?

 

Laat ik terugkomen op het verhaal dat u hier hebt gebracht. Daarmee staat de teller van verhalen trouwens op drie. Vorige week hebt u gezegd dat men vanuit het Brussels Gewest heel veel druk op u had uitgeoefend. Dat hebt u trouwens op een heel platte manier gezegd, waarbij u de verantwoordelijkheid van u probeerde af te schuiven. Dat is wel een ander verhaal dan het verhaal dat de eerste minister hier zonet heeft gedaan. Hij erkent heel duidelijk, zoals u gisteren trouwens ook hebt gezegd, dat het hier toch over een breder diplomatiek verhaal gaat. In uw derde verhaal legt u uit hoe ernstig de aanvragen zijn onderzocht en welke checks allemaal werden uitgevoerd. Maar waarom was dat dan nodig? Wanneer u zegt dat de uitnodiging zo allesbepalend is voor wie wel of niet ons land binnenkomt, waarom waren al die checks dan nodig? Die zijn dan toch gewoon niet nodig?

 

Omgekeerd, stel dat een van de checks een negatief advies had opgeleverd van bijvoorbeeld een veiligheidsdienst, die heel duidelijk zou stellen dat u geen visa mocht afgeven, had u de betrokkenen de toegang geweigerd? De brief was immers al verstuurd. Eens de brief is verstuurd, is er natuurlijk geen enkele andere optie meer.

 

Dat was een heel vreemde uitleg. Hoe zit het nu met die verhalen? U spreekt uzelf tegen in uw uiteenzetting. U vertelt ook niet hetzelfde als de eerste minister, die naast u zit. Ik zou graag willen weten wat het verhaal is en wat de verklaring is voor het bezoek van de Iraanse delegatie in België.

 

Mijnheer de eerste minister, u bent als laatste op de hoogte gebracht, waardoor u voor een voldongen feit stond. Dat begrijp ik. U hebt echter ook geprobeerd de verantwoordelijkheid van uw minister in de schoenen van anderen te schuiven. Ik vraag mij vooral af of u het als regeringsleider aanvaardbaar vindt dat een van uw ministers dat ook probeert te doen, anderen probeert te slachtofferen om de eigen rol zoveel mogelijk te beperken en de eigen verantwoordelijkheid probeert af te schuiven, zich verschuilend achter inconsistenties in het verhaal waarin het buitenlandse beleid van de huidige regering wordt misbruikt.

 

Mijnheer de eerste minister, ik hoor het ook graag van u. U zult immers ook wel hebben gemerkt dat uw verhaal en het verhaal van de minister van Buitenlandse Zaken niet per se hetzelfde weergeven. Integendeel, u hebt het over een diplomatiek feit, terwijl de minister het over druk vanuit Brussel heeft. Slechts een van beide beweringen kan waar zijn. Welk van de verhalen klopt er?

 

Tot slot, mevrouw de minister, ik verwacht vandaag alleen maar eerlijkheid van u. Ik verwacht eerlijkheid over uw rol in het verhaal, over het verloop van de zaken en de reden waarom de delegatie toch toegang kreeg tot ons land. Ik wil niet dat u uw verantwoordelijkheid ontloopt. Ik verwacht gewoon eerlijkheid over uw rol in het dossier.

 

Mijn collega Vicky Reynaert zal een poging doen om meer eerlijkheid te krijgen aan de hand van een aantal specifiekere vragen.

 

01.14  Vicky Reynaert (Vooruit): Mevrouw de minister, ik heb drie sets met meer punctuele vragen.

 

Ten eerste, wanneer wij alles op een rijtje zetten, kunnen wij stellen dat u ook voor 7 juni 2023 wel degelijk van alles op de hoogte was en dus ook van de identiteit van wie naar Brussel zou komen, in tegenstelling tot wat u gisteren nog hebt verklaard in de pers. U bent niet voor een voldongen feit gezet door de Brusselse staatssecretaris. Ik verklaar mij nader.

 

U zei dat u op 10 mei door de staatssecretaris telefonisch op de hoogte bent gebracht van het feit dat er visumaanvragen zouden volgen voor de Brussels Urban Summit, waaronder aanvragen voor leden van de Iraanse delegatie. Vervolgens wist u, zoals gisteren nog in de pers gezegd is, naar verluidt tot 7 juni van niets en stond u voor een voldongen feit, toen de Iraniërs op de ambassade stonden.

 

Maar uw kabinet bevestigde de werkafspraak van 11 mei, zoals ook op mail staat. U stuurde een bevestiging op 15 mei via de circulaire en op 21 mei heeft de burgemeester van Teheran, een sleutelfiguur van het Iraanse regime, zich bij de ambassadeur aangemeld voor deelname aan de Brussels Urban Summit. U wist dat dus zeker ook, dat hebt u zonet bevestigd. Waarom hebt u dat dan niet eerder gezegd? Mag ik vragen waarom u eerder iets anders hebt verklaard?

 

Waarom hebt u de eerste minister niet onmiddellijk op 10 mei, of toch ten minste op 21 mei, laten weten dat een sleutelfiguur van het Iraanse regime van plan was naar Brussel te komen, zeker in het licht van wat er toen gaande was? Waarom is de visumprocedure zo laat, namelijk pas na 7 juni, opgestart, op voorzet bovendien van uw kabinetschef? Het telefoontje daarover van 8 juni tussen beide kabinetten vermeldt u in de tijdlijn niet. Wanneer u zegt dat u toen niet terug kon, omdat Brussel u voor een voldongen feit had gesteld, dan was u toch veel eerder voor een voldongen feit gesteld, namelijk op 21 mei? De visumprocedure wordt opgestart na de ruil van de gevangenen op 8 juni op voorzet van uw kabinet na akkoord van de eerste minister en is bovendien zo laat opgestart dat de gewone procedure niet meer gevolgd kon worden, met een veiligheidsrisico als gevolg. Als u al overal van op de hoogte was, waarom zei u dan dat u op 7 juni voor een voldongen feit stond? Is het mogelijk dat niet de uitnodigingen u voor een voldongen feit hebben gesteld, maar wel het feit dat u die visumaanvragen op hun beloop hebt gelaten en dat u dat nu tracht toe te dekken door alle schuld naar Brussel door te schuiven?

 

Bovendien heeft Brussel gezegd dat als de Iraniërs geen visum kregen, het zich daarbij zou neerleggen. U had dus de mogelijkheid op een bepaald moment nee te zeggen en dan zou Brussel zich daarbij hebben neergelegd, zoals ook uit mailverkeer blijkt. Bovendien heeft Brussel de preregistraties geweigerd op basis van het initiële advies. Hoe kan alles dan nu opeens de schuld van Brussel zijn?

 

Ten tweede, mevrouw de minister, vandaag luidt de uitleg dat u een diplomatiek incident wilde vermijden en dat u Iran niet wilde vernederen. Ook daarbij heb ik vragen. Als u diplomatieke incidenten wilt vermijden, wordt dan iedere visumaanvraag vanuit Iran voor een sleutelfiguur van het Iraanse regime vanaf nu positief beantwoord? Er zullen immers altijd Europese gevangenen in Iran in de cel zitten. Krijgen zij dan allemaal een visum? Wat is het beleid van België ter zake? Ik heb die vraag ook al in de vergadering van drie weken geleden gesteld.

 

Als het klopt dat alles is gebeurd om een diplomatiek incident te vermijden, waarom hebt u dat dan niet afgelopen donderdag in de plenaire vergadering toegegeven? Er is bij mijn weten geen verschil tussen vandaag en donderdag. Waarom hebt u in de plaats daarvan besloten om die informatie achter te houden en ons niet te informeren? Waarom zegt u door het Brussels Gewest onder druk te zijn gezet? Waarom schuift u de verantwoordelijkheid af naar een ander? Waarom ontkende de eerste minister gisteren nog een link met de Europese gevangenen?

 

Ik was wel onder de indruk van uw discours over diplomatie. Dat was initieel ook de overweging van Pascal Smet, waarvan hij erkend heeft dat ze fout was en waarvoor hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, terwijl u hem afgelopen donderdag daarvoor net voor de bus gooide.

 

Mevrouw de minister, vindt u het normaal dat u naast de zeven personen die een aanvraag deden, ook nog eens zeven andere personen binnenlaat die geen uitnodiging van het Brussels Gewest kregen? Het Brussels Gewest heeft absoluut geen 14 uitnodigingen gestuurd. De verantwoordelijk­heid voor de aanwezigheid van die personen kunt u moeilijk op een ander afschuiven. Het gaat om zeven personen, die onze eigen parlementsleden zijn komen afdreigen. U hebt mensen in gevaar gebracht en dat is uw verantwoordelijkheid en alleen uw verantwoordelijkheid.

 

Mevrouw de minister, ik denk dat de tijd van het naar anderen wijzen voorbij is. De suggestie van lichtheid en amateurisme moet u ontkrachten door te erkennen dat ook u fouten in de zaak hebt gemaakt. Alleen zo kunt u het vertrouwen herstellen. Ik verwacht van u dat u concrete antwoorden geeft en u zich niet verstopt achter de eerste minister. Een minister die haar fouten erkent, kan vragen en twijfel doen verdwijnen. Een minister die verwijst naar anderen, doet alleen maar mee in een politiek spel.

 

Voor Vooruit is het duidelijk. Men kan uitnodigen wie men wil in dit land, maar zonder visum komt men het land niet in. U besloot de visa te verstrekken en niemand anders. Ik zou graag zien dat u uw fout in het dossier erkent.

 

01.15  Georges Dallemagne (Les Engagés): Monsieur le premier ministre, vous intervenez aujourd'hui très tardivement, un peu comme les carabiniers d'Offenbach, vous venez au secours du soldat Lahbib. Et vous n'êtes pas convaincant! Vous n'êtes pas convaincant, parce que vous invoquez des éléments de contexte, vous invoquez les otages, vous nous dites qu'il faut tenir un langage réservé, que c'est pour cette raison que vous sortez seulement du bois aujourd'hui. Mais nous avons en mémoire des éléments de langage particulièrement virulents de votre ministre des Affaires étrangères, qui estime que "cette délégation iranienne a sali" – j'ai le texto devant moi – "a sali la Belgique". Par ailleurs, elle avait auparavant en commission, le 26 avril, dit: "Dans ce dossier, nous avons affaire à une contrepartie qui fait flèche de tout bois pour arriver à ses fins, en ce compris le chantage, la manipulation et la désinformation.". Mon collègue De Roover a rappelé les termes extrêmement virulents de votre ministre des Affaires étrangères aujourd'hui.

 

Il est trop facile de plaider la soft diplomatie, les liens indispensables avec un pays quand, auparavant, soi-même, on a mis le feu, on a utilisé des éléments de langage que moi-même je n'avais jamais entendu dans ce Parlement de la part d'un ministre à l'égard d'un autre ministre, fût-il d'un autre gouvernement.

 

Je voudrais reprendre la chronologie, parce qu'aujourd'hui, on nous donne une vérité. Jeudi dernier, on nous donnait une autre vérité. On ignore laquelle des deux est la vraie. Et puis, il subsiste toujours des zones d'ombre. Il y a toujours des éléments de ce puzzle qu'on ne nous dit pas et on inverse, parfois, la chronologie, parce que cela permet de continuer à charger Pascal Smet.

 

Je voudrais tout d'abord revenir sur la décision de ce forum, qui serait "le péché originel", qui serait "la faute originelle". C'est ce que vous avez dit, madame la ministre Lahbib, c'est ce que mon collègue De Maegd dit. On oublie que la décision de ce sommet a été prise bien avant que l'affaire Vandecasteele ait été rendue publique. Bien avant! Et donc, ce sommet, à ce moment-là, personne n'avait l'idée de pouvoir s'opposer au fait que Bruxelles effectivement organise un tel sommet. Donc, on inverse déjà la responsabilité, dès le départ, on raconte une contre-vérité dès le départ, quand on nous dit: "À ce moment-là, l'engrenage était lancé, on ne pouvait plus rien faire!".

 

Madame la ministre, vous avez dit, jeudi dernier, et vous l'avez encore répété aujourd'hui, que Pascal Smet avait invité une délégation de 14 personnes. C'est faux! Initialement, le secrétaire d'État avait invité les membres de Metropolis, à savoir les maires des sept villes d'Iran. Puis, très rapidement, c'est lui qui prend l'initiative de contacter votre département. Il est proactif. Il vient voir votre département. Dès que celui-ci lui fait savoir qu'il ne faut pas inviter les Iraniens, il se plie volontiers à l'exigence de celui-ci. Il envoie des instructions au secrétariat de Metropolis, le 3 avril. Il lui confirme encore, le 26 avril, qu'il ne faut pas inviter cette délégation. Ce n'est que quand vous parlez avec lui, le 10 mai, à l'occasion de son appel, que les choses basculent. Jusque-là, il demande des clarifications. Il demande d'être plus précis. Il demande des arguments. Mais il ne s'oppose pas à la décision du fédéral. C'est lorsqu'il a pris contact avec vous, le 10 mai, que les choses basculent. C'est donc bien un tandem qui va prendre les décisions. C'est main dans la main que vous décidez d'octroyer ces visas et de la procédure en vue de l'octroi de ceux-ci. Cela apparaît très clairement dans les e-mails.

 

Pourtant, vous chargez à nouveau, aujourd'hui, le secrétaire d'État Pascal Smet en invoquant un e-mail qu'il aurait envoyé le 11 mai. Mais vous ne dites pas que le même jour, votre cabinet envoie un e-mail à différents départements – je cite –: "Nos ministres" – en l'occurrence Pascal Smet et vous-même –  "se sont appelés hier concernant le sujet des visas pour des villes russes et iraniennes qui veulent participer en tant que membres de Metropolis. Nous avions eu un avis négatif du SPF Affaires étrangères, mais quelques villes sont des membres actifs de Metropolis. La ministre Lahbib a confirmé, hier, que vous – votre administration – n'allez pas refuser de bloquer les visas pour ces villes." On prend, en parallèle, contact avec la DVZ, l'Office des étrangers. Donc, quand vous chargez le secrétaire d'État Pascal Smet qui a l'audace d'envoyer, le 16 mai, un e-mail au cabinet Asile et Migration, il ne fait, en fait, qu'appliquer la circulaire que vous aviez émise la veille, à savoir le 15 mai. Il ne fait que cela. Il met en œuvre ce que vous avez décidé ensemble. Encore une fois, la vérité, c'est que vous avez agi tous les deux de concert à partir de cette date.

 

Vous répétez encore aujourd'hui – et le gouvernement nous serine chaque fois cela – qu'une fois les invitations lancées, il était difficile de refuser de recevoir les personnes concernées. Mais je rappelle que sept invitations ont été lancées et que seulement un maire a répondu à cette invitation.

 

En tout cas, il n'apparaît pas dans vos documents. Les personnes à qui on accorde des visas n'ont rien à voir, elles font partie de la délégation de Téhéran et on les a décrites tout à l'heure. Elles ne sont pas maires d'autres villes, ce ne sont pas celles qui ont fait l'objet de l'octroi d'un visa.

 

On n'est pas du tout face à la délégation qui avait été initialement prévue. On est face à des durs du régime, qui vont notamment menacer ma collègue Darya Safai. Je comprends sa crainte, je comprends son choc, je comprends les menaces qui pèsent sur elle. Elle sait de quoi elle parle, madame la ministre. Elle sait ce que ça veut dire de prendre des vidéos de personnes, qui sont menacées par la suite, ainsi que leurs familles et proches, ici et là-bas en Iran.

 

On est effectivement encore une fois face à un processus que vous avez, vous-même et le secrétaire d'État,  enclenché à partir du 10 mai.

 

On nous dit que les Iraniens ont traîné mais pas nous. Oui, les Iraniens ont traîné! Ils savaient très bien ce qu'ils faisaient! Et nous nous sommes engouffrés dans ce piège! Ils ont remis des demandes de visas et des passeports le 7 juin. L'ambassade fermait le 8. Ils ont remis à ce moment-là au moins 14 passeports – on nous dit parfois 16 et parfois 14 – et ils exigent des visas à validité territoriale limitée (VTL). Ce sont eux qui exigent ces visas mais vous nous avez présenté jeudi dernier le fait que vous aviez là assumé votre responsabilité. Pourquoi exigent-ils ces visas? Personne ne s'est posé la question. Pourquoi demandent-ils ce type de visas? Parce qu'ils connaissent bien la machine européenne, ils connaissent bien l'espace Schengen. À travers ce type de visas, ils savent que les autres pays ne seront pas consultés et ils savent que leur identité ne sera pas révélée.

 

Très clairement, c'est ce qui apparaît dans les e-mails. Ces e-mails disent très bien que ces VTL n'exigent pas une consultation de l'espace Schengen. C'est pour cela qu'il les demandent et qu'ils remettent ces demandes de visas le dernier jour, la veille de la fermeture de l'ambassade.

 

On s’est donc laissé engouffrer dans ce piège parce qu’arrive alors ici une délégation qui, pour l’essentiel, n’a plus grand-chose à voir avec ce forum des villes et qui va se balader dans nos rues, qui va menacer nos ressortissants, qui va les filmer et qui va se vanter après à Téhéran de les avoir filmés. C’est cela le piège qui nous a été tendu. En effet, les contrôles qui sont effectués à ce moment-là sont des contrôles extrêmement succincts. Comment voulez-vous qu’entre le 7 à 18 heures, quand vous êtes informée de ces demandes de visas, et le 8 avant la fermeture, on puisse décemment interroger l’Office des étrangers, la Sûreté de l’État, l’OCAM, alors même que le 7 se pose encore la question de savoir s’il faut vraiment décerner ces visas. La réponse arrive à notre poste diplomatique le lendemain à 17 heures, soit à une heure de la fermeture de l’ambassade. À 17 heures, on dit qu’on peut enclencher la procédure. C’est une procédure qui sera extrêmement succincte, extrêmement courte.

 

Moi, je dis tout cela parce que je pense qu’effectivement, on nous raconte encore une partie de l’histoire. À force de ne raconter que certains éléments, on déforme la réalité. On est au moins dans le mensonge par omission. Parfois, on inverse la chronologie. On inverse les responsabilités. Je pense que la faute est extrêmement lourde au niveau du fédéral. Il s’agissait de votre responsabilité, de votre décision. C’est une décision qui a été prise très rapidement, en quelques minutes. Vous l’avez dit vous-même. Le premier ministre n’a pas été informé à ce moment-là. En tout cas, c’est ce qu’il nous dit aujourd’hui. Il a été informé de cette décision beaucoup plus tard, près d’un mois plus tard. Pourquoi, monsieur le premier ministre, couvrez-vous une décision dans la précipitation avec une équipe qui, pour l’essentiel, n’a pas été invitée au départ dans le cadre de Metropolis et qui, à Bruxelles, pendant la durée de son séjour, va se comporter pour certains d’entre eux comme des personnages menaçants, comme des barbouzes qui vont menacer notre population? C’est la question qui se pose aujourd’hui.

 

Quand j’entends les éléments de langage de mes collègues d’Ecolo-Groen, de mes collègues du PS et de mes collègues de Vooruit et quand on me pose la question, parce qu’on me la pose sans arrêt, de savoir si la ministre doit démissionner, je pense que la réponse est que je ne comprendrais pas comment la ministre des Affaires étrangères garde sa place au sein du gouvernement après avoir entendu les collègues de la majorité et les mots très durs qu’ils ont formulés à l’égard de votre gouvernement et de votre ministre des Affaires étrangères.

 

01.16  Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, monsieur le premier ministre, madame la ministre, j’attendais nos échanges avec une certaine impatience. Je dois vous dire que je suis consternée par vos propos.

 

Vous avez commencé, monsieur le premier ministre, par nous rejeter une certaine faute, à savoir qu’aujourd'hui, il y a une certaine confusion dans ce dossier. J’ai envie de dire: à qui la faute? N’est-ce pas plutôt vous, et vos argumentaires successifs, au fil des derniers jours, qui avez alimenté cette confusion? 

 

Nous attendons de vous, tant du premier ministre que de la ministre des Affaires étrangères, une politique étrangère forte et cohérente, en particulier lorsqu’il s’agit de nos relations avec un régime qui réprime dans le sang sa population, qui la terrorise, qui détient en otage nos ressortissants européens innocents. Au lieu de cela, vous faites preuve de faiblesse et d’incohérence dans vos actes et dans vos argumentaires visant à les justifier, même s’il me semble très compliqué de justifier l’injustifiable.

 

Madame la ministre, jeudi dernier, votre premier argumentaire consistait à dire: "Ce n’est pas moi, c’est lui. C’est la faute de la Région". Vous chargiez ainsi tout sur le ministre d’un autre niveau de pouvoir.

 

En début de semaine, votre argumentaire a ensuite évolué, pour dire que le premier ministre avait couvert votre décision, reconnaissant ainsi enfin que l’octroi d’un visa, et donc a fortiori le refus d’octroyer un visa, n’était pas de la compétence de la Région, mais du fédéral.

 

Vous avez ainsi également enfin compris que cela n’avait aucun sens d’agir en vertu de l’article 167 de la Constitution, qui vous donne les pleins pouvoirs pour agir en matière de relations internationales, et donc pour faire libérer Olivier Vandecasteele, pour ensuite faire comme si soudainement, cet article 167 de la Constitution avait disparu et ne vous permettait donc pas d’empêcher la venue de terroristes sur notre territoire.

 

Et aujourd'hui, voici qu'apparaît un nouvel argumentaire! On se demande d'ailleurs si un nouveau n'arrivera dans les prochains jours. Pour l'heure, votre nouvel argumentaire est de nous dire que vous deviez délivrer ces visas. "Nous devions délivrer ces visas parce que nous sommes en pourparlers pour obtenir la libération d'autres otages et nous devions garder un certain canal de communication avec l'Iran. Nous voulions éviter une incident diplomatique."

 

Autrement dit, il vous a fallu une semaine pour finalement admettre que ces visas faisaient l'objet d'un deal, d'une stratégie pour, peut-être un jour, car c'est très hypothétique, obtenir la libération de ces autres otages.

 

Vous avez donc menti, monsieur le premier ministre, en affirmant le 2 juin dernier que le régime iranien n'avait pas obtenu et n'obtiendrait pas dans le futur autre chose que la libération du terroriste Assadolah Assadi pour obtenir la libération d'otages, qu'il s'agisse d'Oliver Vandecasteele, du professeur Djalali ou d'autres otages qui sont encore aujourd'hui dans les geôles immondes d'Iran.

 

Voilà donc le premier mensonge par omission dans ce dossier qui appelle mes premières questions. Pourquoi ne pas nous l'avoir dit dès le départ, jeudi dernier, alors que nos questions étaient très précises à ce sujet? S'agit-il de votre dernier argument ou comptez-vous nous en sortir un autre dans les prochains jours?

 

Jusqu'où êtes-vous prêt à aller face au chantage sans fin d'un régime (le régime iranien) qui ne connait que la loi du plus fort? Vous avez libéré un terroriste, vous avez fait venir des terroristes ici même en Belgique en toute impunité! Quelle sera la suite en fin de compte?

 

Vous rendez-vous compte que par votre faute, à force de reculer par peur de vexer ou de froisser ce régime, notre Belgique est aujourd'hui devenue un pays totalement à la merci des mollahs? Comment pouvez-vous nous faire croire que vous n'avez eu aucun échange – vous l'avez dit, madame la ministre – avec les autorités iraniennes dans ce dossier sur la question des visas diplomatiques alors que vous avez vu ces mêmes visas comme la nouvelle monnaie d'échange en vue d'obtenir la libération d'otages innocents?

 

Quant à vos autres arguments, puisqu'il apparait que vous nous offrez un pot-pourri de plusieurs arguments qui ne sont absolument pas cohérents, j'ai tenté de leur trouver de la cohérence en consultant, à l'instar de mes collègues, le dossier que vous avez mis à la disposition de notre commission, fort tard d'ailleurs (à 13 heures, soit deux heures avant le début de nos échanges). Sauf que dans ce dossier, que trouve-t-on? En fait, on y trouve exactement les mêmes e-mails qui avaient été mis à la disposition de l'ancien ministre Smet aux membres du Parlement bruxellois.

 

J'ai perdu 30 minutes car je n'ai absolument rien appris. Finalement, nous restons avec la désagréable impression que vous nous cachez des choses à nous députés de l'opposition. Nous sommes habitués. Ce qui est encore plus désagréable, c'est que vous cachez des choses aux citoyens que nous représentons. C'est inadmissible! C'est regrettable, parce que grâce au travail de la presse, de l'opposition ainsi que de la majorité, nous savons désormais que lors de nos échanges jeudi dernier, vous avez menti par omission. Ce sont des mensonges qui s'ajoutent aux précédents mensonges du premier ministre que je viens d'énumérer.

 

Premièrement, vous avez omis de mentionner cette très importante circulaire du 15 mai dernier attestant que vous aviez bien accepté la demande de Pascal Smet formulée lors de votre échange téléphonique du 10 mai dernier, à savoir non plus refuser systématiquement tous les visas diplomatiques qui auraient été formulés et demandés par les Iraniens invités mais, au contraire, procéder à une analyse au cas par cas.

 

Deuxièmement, vous avez dit avoir screené tous les membres de cette délégation. Vous avez ajouté que ni le maire de Téhéran, ni le reste de sa délégation ne tombaient sous le coup de sanctions internationales. Sauf que le maire de Téhéran n'est ni plus ni moins le directeur de l'organisation paramilitaire Bassidj  frappée de sanctions par l'Union européenne le 22 mai 2023 pour des violations graves aux droits de l'homme, soit à peine deux semaines avant l'octroi de ces précieux visas. Vous ne pouviez donc absolument pas ignorer ces sanctions internationales.

 

Troisièmement, vous avez procédé à une délivrance express de visas qui requiert normalement une consultation de l'Office des étrangers mais aussi de la Sûreté de l'État. Or, cette consultation n'a jamais eu lieu. L'Office des étrangers l'a confirmé ce mardi au journal L'Echo. Je tiens à le citer: "L'Office des étrangers a apporté une aide administrative mais n'a rendu aucun avis, n'a pris aucune décision dans ce dossier." L'Office des étrangers et la Sûreté de l'État pouvaient-ils d'ailleurs agir autrement en l'espace d'à peine deux jours?

 

Enfin, vous avez tout chargé sur Pascal Smet, sur ses invitations et sur son fameux coup de fil du 10 mai. Vous avez alors radicalement changé de position, de manière assez incompréhensible. Mais vous avez accordé plus de visas qu'il n'y a eu d'invitations. En effet, vos services ont accordé un visa à huit Iraniens, soit plus de la moitié de la délégation iranienne alors même qu'ils n'avaient jamais été officiellement invités. Comment le justifiez-vous aujourd'hui?

 

Vous dites qu'avoir filmé les manifestants iraniens qui s'opposaient à la venue de ce maire et de toute sa délégation avec, en plus, des caméras dotées de fonctionnalités de reconnaissance faciale pour ensuite pouvoir transmettre les informations aux autorités iraniennes qui s'en servent pour intimider leurs familles, c'est inacceptable. Il est évident que c'est inacceptable! Mais ce qui l'est encore davantage, madame la ministre, c'est que vous n'ayez rien fait pour empêcher cela.

 

Vous dites également que vous êtes interrogée sur la taille de la délégation iranienne. Tiens, c'est bizarre, au départ on parlait de quatre, puis de sept personnes. Ils sont seize; finalement, ils seront quatorze. Mais malgré cela, parce que M. Smet aurait insisté, même s'il y a eu ce questionnement, vous avez accordé ces visas. Êtes-vous si influençable que cela? Pensez-vous vraiment que ces visas à territorialité limitée de sept jours pour un événement de trois jours étaient à même de garantir notre sécurité à tous?

 

Madame la ministre, j'étais avec ces manifestants mardi dernier. Il est vrai que contrairement à eux, je ne suis pas belgo-iranienne. J'ai envie de dire que j'ai de la chance de ne pas l'être. Si j'avais été iranienne ou belgo-iranienne comme notre collègue Darya Safai, je serais maintenant dans leur situation: avoir la boule au ventre, avoir peur pour ma famille restée au pays, avoir peur qu'aujourd'hui ils risquent des représailles et qu'ils se fassent arrêter et torturer dans les geôles iraniennes à l'image d'Olivier Vandecasteele. Ce n'est pas normal, madame la ministre!

 

Vous dites que la Sûreté de l'État a screené la délégation iranienne, mais que vous ne pouviez pas empêcher la présence d'autres proches du régime qui n'en seraient pas membres. Nous tous ici présents savons très bien que la personne qui a pris ces images pour ensuite les présenter en grande pompe, en fanfaronnant à la mairie de Téhéran, était le porte-parole du maire de Téhéran qui, oui, faisait partie de la délégation et qui, oui, aurait dû être screené.

 

Par ailleurs, vous vous retranchez derrière l'avis de l'OCAM qui avait jugé la menace terroriste très faible. Pouvez-vous nous dire quand cet avis de l'OCAM a été rendu? Portait-il sur les quatre personnes de la délégation initialement et officiellement invitées ou portait-il sur l'ensemble des délégations qui ont pu obtenir sur le tard leur précieux visas? D'ailleurs, comment expliquez-vous que ces délégations soient passées de quatre invités en avril à quatorze en juin? Était-ce là aussi pour éviter de froisser l'Iran?

 

En conclusion, monsieur le premier ministre, madame la ministre, je regrette sincèrement que ce que je craignais en venant ici en commission se soit confirmé. Vous avez des principes. Vous avez des belles valeurs. Vous avez des beaux discours sur les droits humains. Mais, finalement, vous ne faites rien pour les défendre. Vous faites l'inverse!

 

Ensuite, vous n'êtes pas venus ici par souci de transparence mais pour tenter, coûte que coûte, de sauver votre peau, parce que, couvert ou non par le premier ministre, l'octroi de ces visas n'est pas le fruit, comme j'ai pu l'entendre, de la diplomatie. Non! Il est vrai que la diplomatie nous contraint parfois à devoir fréquenter les infréquentables. Mais, ici, il ne s'agissait pas d'aller en Iran pour discuter avec les Iraniens, de communiquer avec eux ou encore de les rencontrer en terrain neutre. Non! Il ne s'agissait pas de cela. Il s'agissait de faire venir ici, en Belgique sur notre propre territoire, non pas des diplomates mais une méga-délégation de terroristes et ainsi leur permettre de semer la terreur pendant sept jours. Pardonnez-moi mais je n'appelle pas cela de la diplomatie. J'appelle cela de la mise en danger assumée inacceptable de nos compatriotes.

 

Monsieur le premier ministre, vous nous avez posé une question tout à l'heure. Vous nous avez demandé si une vie humaine vaut un visa. J'ai envie d'inverser la question et de vous poser la question suivante: un visa vaut-il des vies humaines? En réalité, comme on l'a dit, votre gouvernement traite aujourd'hui finalement mieux le régime des mollahs que les Belgo-iraniens qui sont en Belgique et  dont certains se voient menacés d'expulsion. En effet, dans un autre dossier, j'ai dû intervenir pour éviter in extremis une expulsion d'opposants iraniens qui risquaient l'arrestation et la torture dans leur pays à leur retour. D'autres sont traqués par les services de renseignement iraniens en vue de réprimer leur famille restée au pays. Et ce alors que votre mission première est bien évidemment différente. Il ne s'agit pas de leur faire courir un danger. Il s'agit au contraire d'assurer leur sécurité et la sécurité de tous nos compatriotes, qu'ils soient otages en Iran ou présents en Belgique.

 

Vous dites avoir dû gérer les conséquence de ces invitations. Comme je l'ai dit, il y a des membres de la délégation qui n'ont pas été invités. Votre argument ne tient donc pas du tout. Vous n'avez en fait rien géré du tout. La vérité, je sais qu'elle est difficile à entendre, monsieur le premier ministre, mais je tiens à la préciser parce que c'est très important: vous avez été complaisant, faible et complice d'un régime qui en a profité et qui, je le crains, va encore en profiter à l'avenir.

 

Ce qui doit être géré aujourd'hui, ce sont les conséquences de l'octroi de ces visas. Ce n'est pas seulement le fait que l'image de Bruxelles ait été salie. Finalement, ce ne sera pas la première ni la dernière fois malheureusement.

 

Le pire, que nous devons gérer aujourd'hui, est que vous avez compromis la sécurité de nos concitoyens et de leur famille. Oui, nous sommes choqués de cela, madame la ministre, monsieur le premier ministre. Tant dans l'opposition que dans la majorité. J'ose donc espérer que chacun de nous vous appellera à tirer les conséquences de cette gravissime faute politique.

 

01.17  Els Van Hoof (cd&v): Mevrouw de minister, mijnheer de premier, het is niet ongebruikelijk dat politiek verantwoordelijken last minute een visumaanvraag doen voor bijvoorbeeld een onderhoud met België, de EU of de NAVO. Soms zijn dat inderdaad vertegenwoordigers van eerder louche regimes. Dat is de zeteldiplomatie waarmee we te maken hebben, met de 49 zetelakkoorden waarnaar de minister heeft verwezen. Deze aanvragen gebeuren allemaal in een andere context en moeten dus geval per geval worden bekeken en beoordeeld. Het gaat over praktijken die soms moeilijk in procedures te gieten zijn. Het voorbeeld van de onderhandelingen over Olivier Vandecasteele is daarvan een perfect voorbeeld.

 

Soms is het veiliger om iemand wel dan niet uit te nodigen, ook voor de veiligheid van ons land. Dat wil echter niet zeggen dat wij zomaar elke politieke vertegenwoordiger op lager niveau van een land als Iran moeten verwelkomen. Op 15 mei had u inderdaad de juiste reflex om daarover een circulaire op te stellen waarin u opriep om de nodige waakzaamheid aan de dag te leggen en om de achtergrond en de solvabiliteit steeds na te gaan. Bij gerede twijfel moest de Dienst Vreemdelingenzaken worden ingeschakeld voor advies.

 

Dat advies is er nooit gekomen omdat er te weinig tijd was. Eigenlijk was het coherenter geweest dat men, gezien de twijfel die er bestond en gezien de verontwaardiging die u in de plenaire vergadering hebt geuit over de uitnodiging van dit uitgebreide gevolg uit Iran – verontwaardiging die ik volledig deel – ambtshalve had gezegd dat het wegens te weinig tijd onmogelijk was om deze visa af te leveren. Dat was coherent geweest met wat u daarover hebt gezegd en ook met de twijfel en de verontwaardiging die u zelf voelde.

 

Na uw uiteenzetting in de plenaire vergadering hadden wij nog verschillende vragen. Die blijven ook nog na uw uiteenzetting van vandaag, zeker omdat we weten dat er een negatief advies van Buitenlandse Zaken was.

 

Op 10 mei was er het fameuze telefoongesprek tussen uzelf en Pascal Smet die duidelijk vroeg om deze visa niet te blokkeren om zijn evenement niet in gevaar te brengen. Ik weet niet wat u daarop geantwoord hebt. Dat blijft wat duister. Wat waren nu uiteindelijk de beweegredenen om die visa toch niet systematisch te weigeren? Het advies van uw administratie was om die toch geval per geval te bekijken. Als het geval van de heer Vandecasteele en de drie anderen zou hebben meegespeeld, waarom hebt u dat dan niet gezegd tijdens de plenaire vergadering van vorige week? Dat is immers een belangrijk argument.

 

Ook het element dat de eerste minister werd ingelicht, is voor de cd&v een bijzonder belangrijk element. Waarom hebt u daar in de plenaire vergadering niet naar verwezen? Als het lot van de heer Djalali had meegespeeld, hadden we dat ook allemaal begrepen. Waarom werd dit verzwegen tijdens de plenaire vergadering?

 

We moeten er ook op letten dat we geen gevaarlijk precedent scheppen. Het kan niet zijn dat we enerzijds de boodschap geven aan louche regimes dat iedereen die niet op een sanctielijst staat welkom is. Deze boodschap geven we hier immers mee. Anderzijds mogen we ook niet de boodschap geven dat men na een negatief advies maar lang genoeg moet aandringen om toch een advies te overrulen.

 

Ik herhaal kort mijn vragen van vorige week.

 

Is hier toch geen menselijke inschattingsfout gebeurd inzake de noodzakelijke aanwezigheid van de enorme delegatie? Had men geen beperkte delegatie kunnen toestaan, maar zeker niet de 14 personen die werden toegestaan?

 

Zou u hetzelfde doen vandaag met wat u vandaag ook allemaal weet?

 

01.18 Eerste minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitster, na een goed debat moeten wij voor een stukje aan introspectie doen ten opzichte van waar wij staan en wat wij eruit leren.

 

Context en oorzakelijk verband zijn absoluut twee verschillende zaken. Daarover wil ik voor honderd procent duidelijk zijn. In de zeer lange onderhandelingen die ertoe geleid hebben dat vier Europeanen vrijkwamen, waaronder één Belg, is er nooit gesproken over de Brussels Urban Summit, is er nooit gesproken over het toekennen van visa, is er nooit gesproken over de manier waarop wij met Iraanse officials zouden omgaan. Er is dus absoluut geen enkel oorzakelijk verband tussen de gevoerde onderhandelingen en de een of andere behandeling ten opzichte van die Brussels Urban Summit.

 

Waarom heb ik gesproken over de context? Een deel van de organisatie van die Brussels Urban Summit heeft de laatste weken plaatsgevonden, tijdens de gevoelige periode waarin wij bezig waren met het vrij krijgen van vier mensen. De heer Vandecasteele is op 26 mei vrijgelaten. De drie andere Europeanen zijn op 2 juni vrijgelaten. Het is absoluut zo dat de weken die daaraan voorafgingen, bijzonder gevoelige weken waren. Wij hadden indicaties dat een akkoord mogelijk was. Wij hadden op een bepaald moment een akkoord, maar er is een gigantisch verschil tussen een akkoord en een landgenoot hier op de luchthaven te zien samen met zijn familie en daarna nog eens drie andere Europeanen vrij krijgen.

 

Het uitleggen van die context is in mijn ogen essentieel en verklaart ook een zeer groot deel van de discussie die wij hier hebben. Die Brussels Urban Summit vond namelijk plaats tijdens een periode waarin de relatie met Iran bijzonder gevoelig was.

 

Ik zei daarnet dat wij vier mensen vrij gekregen hebben. In onze ogen stopt het echter niet bij vier. Zoals u weet, hebben wij tijdens die onderhandelingen steeds de nadruk gelegd op het feit dat er nog andere Europeanen zijn die ten onrechte in Iraanse gevangenissen vastzitten. Wij hebben steeds het belang van alle Europeanen vooropgesteld. Wij hebben er steeds voor gepleit om zoveel mogelijk Europeanen vrij te krijgen. Wij hebben er steeds voor gepleit om ten minste te bekijken hoe hun detentievoorwaarden konden verbeteren.

 

Dat is een van de redenen waarom we niet altijd alle informatie hebben gegeven. Nadat de heer Olivier Vandecasteele was vrijgelaten, wisten we dat de kans reëel was dat ook de drie andere Europeanen zouden worden vrijgelaten. Ik heb er toen voor gekozen om daar niet over te spreken, omdat ik alle kansen wilde geven aan de vrijlating van de drie andere Europeanen. U zou me dat kwalijk kunnen nemen, maar dat is een van de redenen waarom we toen heel voorzichtig zijn geweest. Zoals ik gezegd heb, tijdens de voorbije weken hadden we het gevoel dat de deur op een kier stond voor andere Europeanen. Een van de redenen waarom u pas op 7 juni bent ingelicht door het kabinet van Buitenlandse Zaken, was dat wij ervan uitgaan dat het beter lukt om de detentieomstandigheden van sommige gevangenen te verbeteren als men de discussies niet volledig scherpstelt op de bühne. Daarom zijn we zeer voorzichtig geweest.

 

C'est aussi la raison pour laquelle, naturellement, pendant cette période où on savait que des Européens étaient en passe d'être libérés, tout notre système des Affaires étrangères, tous nos diplomates ont été extrêmement prudents.

 

We wisten dat het risico bestond dat er ergens iets zou mislopen, dat ergens een signaal verkeerd geïnterpreteerd zou kunnen worden waardoor die vier Europeanen niet vrijgelaten werden. Ik vraag begrip voor de redenering die wij toen gevolgd hebben, ook al weet ik dat daar kritiek op te geven is. Wij hebben alles gedaan om ervoor te zorgen dat er geen kink in de kabel zou komen. In de week en weken die voorafgingen aan 26 mei is onze diplomatie inderdaad extreem voorzichtig geweest. Gelukkig hebben we ervoor kunnen zorgen dat er nooit een impact is geweest op de mensen die we vrij hebben gekregen.

 

Een aantal mensen heeft erop gewezen dat er na een eerste negatief advies uiteindelijk toch een visum is uitgereikt. Dat klopt, maar opnieuw moet men daar kijken naar de tijdlijn en de context.

 

Dat negatieve advies was relatief in abstracto gegeven: Buitenlandse Zaken bekeek de aanvraag en gaf aan de visumafgifte geen goed idee te vinden. Intussen ging de tijd verder en kwamen we in de weken voor 26 mei, waarin de hoop leefde dat het zou lukken op 26 mei. Dat was inderdaad het geval. Daarna volgden de dagen waarin we wisten dat er nog drie anderen zouden kunnen worden vrijgelaten, wat onverhoopt was.

 

En zo werd het 2 juni, enkele dagen voor de Brussels Urban Summit plaatsvond. De omstandigheden waarin Buitenlandse Zaken gewerkt heeft en de evolutie van de tijd, die ons zeer dicht bij die Brussels Urban Summit bracht, hebben ons ertoe genoopt daar op een andere manier naar te kijken. Als men een paar dagen voor een evenement de visumaanvraag bekijkt van de ondervoorzitter van de organisatie waarmee samengewerkt wordt, verkleint de mogelijkheid om daar nog van koers te veranderen zonder een incident te creëren, wetende dat we na 2 juni nog volop bezig waren met inspanningen – daar zijn we nu nog steeds mee bezig – om strafverminderingen te krijgen en mensen vrij te krijgen.

 

Mijnheer De Vriendt, u vraagt of ik geloof dat de uitreiking van een visum aan een burgemeester dokter Djalali zal vrij krijgen. Natuurlijk geloof ik dat niet, maar alles gebeurt stap voor stap. We proberen altijd stap voor stap dingen te realiseren. Met de verbetering van detentieomstandigheden zetten we bijvoorbeeld vaak een stap vooruit. Daarna kan men dan verder spreken.

 

Er zijn ook vragen gesteld over welke veiligheidsoverwegingen gemaakt zijn. Wij hebben gevraagd aan de Veiligheid van de Staat en het OCAD om de situatie te bekijken. Volgens het OCAD was het risico laag. We kunnen daarover allemaal onze mening hebben, maar een aantal van ons heeft toegang tot informatie waartoe anderen geen toegang hebben. Als overheid luister ik echter naar bepaalde instanties. Als de Veiligheid van de Staat en het OCAD zeggen dat het risico laag is, zou het bizar zijn dat ik daarmee geen rekening zou houden en dat ik daaraan een eigen interpretatie geef.

 

Als ik naar sommigen luister, lijkt het ook alsof de volledige discussie zich in de federale regering afspeelt. Ik kom daarop straks terug, want we moeten inderdaad ook aan introspectie doen. Het lijkt alsof het feit dat er samengewerkt wordt met een organisatie waarvan de ondervoorzitter geen onbesproken figuur is, van geen belang zou zijn, noch het feit dat er uitnodigingen werden verstuurd. Ik zal hier niet zeggen dat de verzending van de uitnodigingen het enige belangrijke element is. Er spelen namelijk meerdere factoren. Men moet mij echter ook niet komen vertellen dat de uitnodigingen totaal triviaal zijn en geen enkele rol speelden in hoe de zaken verlopen zijn. Beide elementen zijn immers van tel, zowel de keuzes die gemaakt zijn in de Brusselse regering als die in de federale regering.

 

Ik wil besluiten met te zeggen dat de vrijlating van vier Europeanen redelijk ongezien is. Andere landen hebben ook operaties gedaan, maar die zijn vaak in een andere richting gegaan. Enkele jaren geleden werd bijvoorbeeld een Britse vrijgelaten in ruil voor drie of vier Iraniërs. Ons land is erin geslaagd om vier Europeanen vrij te krijgen. Een van hen zat bijna anderhalf jaar in de gevangenis. Twee Oostenrijkers zaten bijna zeven jaar in de gevangenis. We zijn erin geslaagd om dat te doen omdat we dat altijd op een bijzonder voorzichtige en op een zeer meticuleuze manier gedaan hebben. We zijn altijd zeer voorzichtig geweest en hebben alles in het werk gezet om ervoor te zorgen dat zaken niet fout lopen.

 

Als we kijken naar de discussie die nu plaatsvindt, kan men niet anders dan aan introspectie doen. Dan kan men niet anders dan zeggen dat de manier waarop regeringen, dus ook mijn eigen regering, gekeken hebben naar de Brussels Urban Summit, de timing ervan en het moment waarop die plaatsvond, de zaken bijzonder complex gemaakt hebben. Daar kan ik niet onderuit. Deze discussie zou niet plaatsvinden, mocht alles goed gelopen zijn.

 

Die Brussels Urban Summit vond echter plaats op een bijzonder moment, waarop ons land met een heel uitzonderlijke situatie werd geconfronteerd. Een land als België kreeg vier Europeanen vrij. Dat is iets dat misschien slechts om de 30 of 40 jaar gebeurt. Dat is zeer uitzonderlijk. Als we daar nu naar kijken en de tijdlijn bekijken, is het overduidelijk dat beide regeringen tot de conclusie moeten komen dat dat anders had moeten lopen.

 

01.19  Hadja Lahbib, ministre: Madame la présidente, tout d'abord, j'aimerais vraiment souligner qu'à mes yeux, il n'y a aucune contradiction entre mon intervention en séance plénière, jeudi dernier, et celle de ce jour. Monsieur Cogolati, j'ai repris les phrases que vous avez relevées. Je les passerai en détail avec vous dans quelques minutes. Certains vont jusqu'à affirmer qu'il y avait peut-être un jeu politique, que mon président parlait à travers ma voix. C'est très mal me connaître. Je ne m'inscris pas du tout dans ces jeux politiques. Il ne s'agissait pas d'un calcul et je ne rentrerai jamais là-dedans. Il me semble que je suis restée fidèle à mes valeurs et "capitaine de mon âme", comme je l'avais promis lors de ma prise de fonctions, le 15 juillet dernier. Et je me sens toujours aussi droite dans mes bottes. Il ne s'agit pas ici d'un "potopot" politique intérieur à la Belgique. Il s'agit de diplomatie internationale. Et si j'ai été véhémente jeudi, c'est que cette polémique nous affaiblit dans notre posture faite de positionnements à la fois durs et de porte ouverte envers l'Iran, une posture qui, jusqu'ici, a porté ses fruits.

 

Jeudi, je ne disposais que de cinq minutes pour m'exprimer. Je ne pouvais donc rentrer dans tous les détails que je vous ai livrés aujourd'hui, où vous décelez des contradictions. Le contexte, vous le connaissiez! Il est le même aujourd'hui. Vous le savez, les négociations pour libérer Olivier Vandecasteele et les autres Européens ont été très difficiles et je ne reviendrai pas sur celles-ci. Mais vous pouvez bien vous imaginer qu'il fallait éviter, comme le premier ministre l'a dit, autant que possible, des irritants inutiles. En effet, je le répète, nombre d'Iraniens, invités d'autres villes, sont quand même venus en Belgique sans passer par une demande à notre ambassade de Téhéran.

 

Et comme je l'ai dit, à partir du jour où Olivier Vandecasteele a remis un pied sur le tarmac belge, nous continuerons à rester mobilisés pour libérer les autres détenus européens, dont le professeur Djalali, mais aussi pour défendre les droits de l'homme, pour défendre les libertés d'expression, le droit des femmes, avec l'Iran et avec tous les pays d'ailleurs, où ces droits sont bafoués.

 

Mijnheer De Roover, alle veiligheidscontroles werden uitgevoerd in de periode tussen de afgifte op de ambassade van de visa-aanvragen met de paspoorten en het vertrek. De resultaten waren negatief. Zoals ik uitgelegd heb, werden de visa-aanvragen doorgestuurd naar de Dienst Vreemdelingenzaken, die vervolgens de uitnodiging kon controleren met het kabinet van de staatssecretaris en met de Veiligheid van de Staat. De Dienst Vreemdelingenzaken heeft echter geen advies gegeven, aangezien visa met beperkte territoriale geldigheid onder de bevoegdheid van Buitenlandse Zaken vallen.

 

Ik herhaal dat het bezoek van de burgemeester van Teheran geen deel uitmaakt van het akkoord, noch van de besprekingen die bij het akkoord met Iran hoorden. Het past wel in de context, zoals de eerste minister en ik hebben uitgelegd. Het advies van het OCAD dateert inderdaad van 9 juni, maar het heeft geen betrekking op de afgifte van de visa, maar wel op de eventuele dreiging die uitging van het evenement dat in Brussel zou worden georganiseerd. De controles bij de Veiligheid van de Staat en de databanken werden uitgevoerd, voordat de visa werden afgegeven.

 

Tot slot, mijnheer De Roover, vroeg u hoe ik wist dat de weigering van de visa een probleem zou vormen voor de Iraanse autoriteiten. Dat lijkt mij een basisprincipe van diplomatie. Als men een uitnodiging stuurt, die vervolgens door de genodigde wordt geaccepteerd, waarna men de uitnodiging op het laatste moment intrekt, aangezien het visum niet wordt verstrekt, dan zal de reactie van de betrokkene toch wel duidelijk zijn.

 

Mevrouw Safai, ik betreur het natuurlijk ten zeerste dat u zich hier thuis bedreigd hebt gevoeld. Zoals ik al zei, is dat onaanvaardbaar. Ik heb evenwel alle noodzakelijke maatregelen genomen die onder mijn bevoegdheid vallen. Ik heb de lijsten met de gesignaleerde personen laten controleren. Vervolgens is de Veiligheid van de Staat geraadpleegd. Dat is twee keer gebeurd, een keer door de Dienst Vreemdelingenzaken en één keer door toedoen van mijn kabinet.

 

Monsieur Cogolati, la compétence de délivrer un visa territorialement limité (VTL) relève effectivement des Affaires étrangères. Je l'ai dit. Les bases de données des signalements ont été consultées. L'Office des étrangers a fait des vérifications. La Sûreté de l'État n'a pas émis d'objections, ni le cabinet du premier ministre. Toutes les vérifications en vue de délivrer ces visas territorialement limités ont été faites. Nous n'avions aucune raison objective de refuser ces visas.

 

La liste définitive des demandes officielles de visas iraniennes qui ont été introduites était reprise dans la note verbale, c'est-à-dire dans la demande officielle introduite par les autorités iraniennes pour les demandes de visa effectives. Toutes ces demandes effectives ont fait l'objet de toutes les vérifications et consultations que j'ai détaillées.

 

Non, je n'ai pas contredit mon administration! Il n'était pas opportun de lancer ces invitations. On l'a dit. Mais elles étaient déjà lancées. Et je le répète encore une fois, avec ces seules invitations les personnes concernées avaient le droit de réclamer un VTL et de venir, si elles n'avaient pas besoin de visa, sur notre territoire pour assister à cet événement international.

 

Monsieur De Vriendt, il y a une différence entre une invitation et un visa. Je répète que nous n'étions pas favorables à ces invitations. À ce stade, il n'était pas question de visas. Nous avons été consultés pour savoir si nous étions favorables à ces invitations, ce à quoi nous avons répondu que non, que ce n'était pas une bonne idée.

 

Quand j'ai eu le secrétaire d'État au téléphone, le 10 mai, il était question de ne pas bloquer d'office les demandes de visa. Sachez que nous ne bloquons jamais d’office des demandes de visa a priori. Une demande de visa est jugée quand elle est introduite, sur base individuelle. C’est là que les contrôles des banques de données des signalements peuvent avoir lieu, ainsi que le reste des vérifications.

 

Les demandes de visa ont, comme je l’ai expliqué, été envoyées à l’Office des étrangers qui a procédé aux vérifications avec l’instance invitante et avec la Sûreté de l'État.

 

J’ai également expliqué qu’au vu des délais entre l’introduction des demandes de visa et la date de l’événement, l’Office des étrangers, après les vérifications mentionnées, qui ont été effectuées, a indiqué qu’il appartenait aux Affaires étrangères d’examiner l’éventualité de la délivrance d’un VTL, qui ne relève que de notre compétence. Encore une fois, je n’ai pas bypassé l’Office des étrangers. Vu les délais, nous étions dans une procédure de visa à territorialité limitée, où la décision revient de nouveau uniquement aux Affaires étrangères. C’est tout.

 

Non, je n’ai pas contredit mes instructions. Dans le cas des demandes iraniennes, la procédure classique de consultation des partenaires Schengen ou de décision par l’Office des étrangers concernant la délivrance d’un visa de type Schengen n’était pour les mêmes raisons plus du tout envisageable.

 

Permettez-moi maintenant, monsieur Cogolati, de reprendre quelques phrases que vous avez soulignées, si vous le voulez bien. Quand je dis que Bruxelles mène sa politique internationale avec ou sans nous, c’est vrai, puisque des Russes et des Iraniens sont venus sans même passer par une demande de visa via nos ambassades. Donc oui, bien sûr, la Région bruxelloise, en l’occurrence, mène sa politique avec ou sans nous. Je n’ai pas menti et je ne me contredis pas devant vous aujourd'hui.

 

Il y a eu plusieurs invités, dont des Russes. J'ai cité tout à l'heure Machhad mais on me dit que ce n'est pas Machhad mais Shiraz. Je suis désolée mais ils ne sont pas passés par nous.

 

(…): (…)

 

01.20  Hadja Lahbib, ministre: Je ne sais pas! Il faut demander aux instances invitantes. Nous n'en savons rien, ils ne sont pas passés par nous.

 

(…): (…)

 

01.21  Hadja Lahbib, ministre: Demandez-leur! J'ai demandé à la Sûreté de l'État pour quatorze visas qui sont passés par notre ambassade. Je ne peux pas vous dire autre chose!

 

Si d'autres Iraniens sont arrivés sur notre territoire avec des visas Schengen qui ne dépendent pas de nos ambassades, nous n'avons aucun contrôle là-dessus.

 

Il y avait une autre phrase que vous, et d'autres, avez soulevée. Quand je dis que Bruxelles a été salie, je trouve que Bruxelles a été salie et c'est ce qui m'a mise en colère. C'est précisément ce qui continue d'ailleurs à me mettre en colère. On avait là un événement international qui devait permettre un dialogue d'ouverture avec des villes avec lesquelles nous ne sommes pas like-minded, avec lesquelles nous avons une relation difficile mais quand même ouverte – nous sommes parvenus à ouvrir des canaux de dialogue. Au lieu de cela, on a créé une fameuse polémique. Et les Iraniens nous regardent! Ceux qui sont en prison, comme ceux qui sont dans les rues et qui espèrent un peu plus de liberté, comme ceux qui sont ici présents dans les ambassades et qui vont nous demander des comptes.

 

Reprenez donc ma phrase dans son entièreté s'il vous plaît! "Je trouve que Bruxelles méritait mieux que cela". C'est ce que je voulais dire. On aurait pu, grâce à cet évènement, contribuer à un dialogue utile! On aurait pu emmener la délégation du maire de Téhéran à la Place Royale contempler l'affiche avec les mots "Mahsa Amini - Pas en notre nom" qui demande la liberté d'expression et la défense des droits des femmes iraniennes. Voilà ce qu'on aurait dû faire!

 

Je m'excuse. Il est vrai que je suis énervée. On a mené un combat durant quinze mois: un combat pénible et difficile. Nous pouvons ne pas être fiers de ce que nous avons fait, mais ce combat a tout de même mené, in fine, à la libération de quatre personnes.

 

Ça m'a coûté des nuits à moitié blanches, ça m'a coûté un peu de ma santé. C'était compliqué, monsieur Cogolati.

 

Je vous le dis à tous! J'ai l'impression que nous sommes-là revenus quinze mois en arrière. J'espère que non! Mais je devrai m'expliquer après cela. Oui! En tant que chef de la diplomatie, je prendrai mes responsabilités et j'appellerai mon homologue iranien. Je m'y engage. Je le ferai pour lui expliquer – comme je l'ai déjà fait par le passé – à quel point c'est compliqué d'avoir des relations avec l'Iran.

 

La semaine dernière, j'ai clairement expliqué que j'aurais préféré que l'on profite de la présence des Russes. Ils étaient là aussi. Ils ne sont pas passés par notre ambassade! Ils ne sont pas passés par nous! Je tiens encore à rappeler qu'il y avait peut-être une opportunité d'entamer un dialogue constructif avec la délégation russe alors qu'elle était sur notre territoire pour les confronter à nos valeurs, leur parler de cette guerre injustement menée à l'encontre de l'Ukraine.

 

Voilà tout ce qui me met en colère, car tout cela porte préjudice à notre diplomatie qui était pourtant louée internationalement suite à la libération des quatre Européens dont notre ressortissant. Ce qui m'a mise en colère c'est que, malgré tout, on a tenu cet évènement international, mais qu'on ne leur a, semble-t-il, pas parlé.

 

C'est ce manque de cohérence, de responsabilité qui a fait que j'ai été véhémente et que je le suis encore un peu. Je m'en excuse. Mais je pense que le ton… ça en vaut la chandelle: avoir ensemble une vraie discussion aujourd'hui.

 

La diplomatie ce n'est pas simple. Cela ne demande pas des oui ou des non, des sanctions tout le temps. Mais j'y reviendrai. Je n'ai pas mené une politique derrière les rideaux, soyez-en bien sûrs. Ce n'est pas la diplomatie que je mène. J'ai pris toute une flopée de sanctions à l'encontre du régime iranien. J'y reviendrai.

 

Monsieur Ben Achour, je confirme, comme je l’ai mentionné tout à l’heure, que la délivrance de visas est une compétence fédérale. Oui, c’est une compétence fédérale. Je le répéterai dix fois s’il le faut. Je n’ai jamais dit le contraire. Je voudrais revenir encore une fois sur le fait que c’est l’envoi de l’invitation qui a posé le problème diplomatique puisqu’il ouvrait une attente logique pour un visa et une participation à l’événement. C’est à partir de ce moment-là que, diplomatiquement, politiquement, un engagement a été pris. Comme je l’ai détaillé, toutes les vérifications de sécurité, banques de données et listes de signalement Sûreté de l’État ont été  effectuées dans le délai imparti. Tout a été vérifié. C’était court mais tout a été vérifié.

 

Mevrouw Samyn, het is pas op 7 en 8 juni 2023 dat de visumaanvragen werden ingediend. Ik heb al gezegd dat we individuele visumaanvragen maar kunnen onderzoeken op het moment dat ze zijn ingediend en ons worden voorgelegd. Pas op dat moment kunnen we de noodzakelijke verificaties doen, en niet vroeger. Er is geen enkele druk uitgeoefend op de Dienst Vreemdelingenzaken noch op de Veiligheid van de Staat om een advies te verstrekken in een of andere richting.

 

Met betrekking tot de vraag van de staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zijn kabinet heeft op 8 juni aan mijn kabinet duidelijk bevestigd dat de hele Iraanse delegatie was uitgenodigd en dat visa konden worden afgeleverd.

 

Monsieur De Maegd, mevrouw Liekens, je voudrais continuer à détailler la politique que j'ai menée au nom de la Belgique jusqu'à présent à l'égard de l'Iran et profiter de l'occasion pour répondre à ceux qui estiment que notre pays n'en fait peut-être pas assez envers l'Iran et que la diplomatie doit aussi prendre des positions claires de dénonciation, et non "achter de schermen".

 

Sinds oktober en na de demonstraties in Iran heb ik mij op het Europese niveau altijd fors over deze kwestie uitgesproken.

 

J'ouvre une incise ici. La première fois que je rencontre le ministre iranien des Affaires étrangères, nous nous situons quelques jours après la mort de Mahsa Amini et Olivier Vandecasteele est emprisonné. La première chose que je lui demande est de faire toute la clarté sur la mort de Mahsa Amini et sur les répressions qui commencent à peine. Je l'ai fait et je l'ai même écrit.

 

Op elke Raad Buitenlandse Betrekkingen heb ik de onderdrukking van deze protesten krachtig veroordeeld en heb ik tot effectieve sancties opgeroepen. Dus, ce ne sont pas simplement des mots, maar effectieve sancties.

 

Lors de chacune de mes interventions, j'ai systématiquement attiré l'attention de mes homologues sur les détentions arbitraires d'Européens. J'ai appelé, au sein des Vingt-Sept, au développement d'une approche européenne sur cette question. Le 30 janvier, avec trois autres États membres – car nous n'étions pas nombreux –, j'ai pris l'initiative de demander une réponse européenne plus forte à la politique des otages pratiquée par l'Iran, ainsi que des sanctions dans ce contexte. J'espère que vous m'entendez bien. Excusez-moi d'insister, mais je ne peux pas supporter d'entendre que nous n'avons pas suffisamment donné de la voix envers l'Iran. Nous l'avons fait, mais en plus nous avons pris des positions fortes.

 

C'est notamment cet appui du 30 janvier dernier qui a conduit à une déclaration européenne, adoptée le 20 février, et que j'ai soutenue au nom de la Belgique. Le Haut-Représentant Borrell y dénonçait publiquement, au nom des Vingt-Sept, la politique de détention arbitraire d'otages. Dans le cadre des violations des droits humains et de la répression des manifestations après la mort de Mahsa Amini, l'Union européenne a également adopté huit paquets de sanctions à l'encontre de l'Iran depuis le 17 octobre 2022. Sur mon instruction directe, la Belgique a soutenu ces sanctions qui visent 131 personnes ainsi que 33 entités liées à la répression. Le maire de Téhéran et sa délégation n'y sont pas repris.

 

Un neuvième paquet de sanctions est, par ailleurs, en préparation et devrait être approuvé au Conseil Affaires étrangères de lundi prochain. Là aussi, j'ai annoncé le soutien de la Belgique. Et ce n'est pas tout! J'ai également soutenu des sanctions à l'encontre de l'Iran dans le cadre de la guerre en Ukraine, en raison de la livraison de drones iraniens à la Russie.

 

Enfin, la Belgique a également soutenu plusieurs déclarations européennes pour dénoncer l'exécution de ressortissants européens: par exemple, celle du ressortissant irano-britannique Alireza Akbari en date 15 janvier et du ressortissant irano-suédois Habib Chaab en date du 6 mai dernier. 

 

Au niveau européen, il est indéniable que ces prises de position, mesdames et messieurs les députés, claires et soutenues ont fait de la Belgique aujourd'hui un des pays les plus actifs et les plus vocaux sur la question de l'Iran. Je ne peux donc accepter l'accusation d'avoir été complaisante ou faible. Rien ne pourrait être plus éloigné de la vérité.

 

Ook bij de VN ben ik het voorbije jaar bijzonder actief geweest. België liep opnieuw voorop bij de verdediging van de mensenrechten, ook in Iran.

 

Donc, aussi au niveau des Nations Unies. En novembre 2022, j'ai voté en faveur de la résolution sur la situation des droits de l'homme en République islamique d'Iran qui faisait référence à la mort de Mahsa Amini et à la répression des manifestations. Mieux encore, la Belgique a coparrainé cette résolution. En novembre, nous avons également coparrainé le demande d'une session spéciale du Conseil des droits de l'homme sur la situation en Iran en réponse à la violence et à la répression des manifestations qui ont suivi le décès de Mahsa Amini.

 

La Belgique est intervenue lors de cette session qui s'est achevée par l'adoption d'une résolution qui prévoit la mise en place d'une mission d'enquête. En décembre, nous avons voté en faveur du retrait de l'Iran de la Commission de la condition des femmes. En janvier, nous nous sommes associés à une déclaration commune qui met l'accent sur la nécessité pour l'ONU et ses agences de respecter les valeurs et principes de l'ONU dans leur programme avec l'Iran.

 

En février, au Conseil des droits de l'homme, nous nous sommes associés à une déclaration commune relative à la peine de mort en Iran. Cette déclaration concernait notamment la condamnation à mort de manifestants descendus dans les rues à la suite du décès de Mahsa Amini, l'exécution de jeunes, le recours à la torture et l'absence de procès équitables. Et ça continue! En avril, au Conseil des droits de l'homme, nous avons voté en faveur de la résolution sur la situation en Iran, résolution qui fait notamment référence à l'augmentation du recours à la peine de mort pour des crimes n'étant pas considérés comme des crimes graves.

 

Enfin, tout récemment encore, ce lundi même, le 19 juin 2023, pour l'ouverture de la session de juin du Conseil des droits de l'homme, la Belgique est intervenue sur les droits des femmes notamment en Iran.

 

Je répète que toutes ces prises de position, ces sanctions faisaient partie intégrante des discussions et échanges avec mon homologue iranien lors de nos rencontres ou contacts téléphoniques. Et je peux vous dire qu'évoquer toutes ces sanctions, toutes ces prises de position publiques, toutes ces dénonciations avec l'Iran n'ont pas été simples. Ces négociations ont été tout sauf faciles mais j'étais alignée avec moi-même, avec mon pays. J'ai martelé la position de la Belgique et ses valeurs. Et cela a permis in fine de construire une relation vraie basée sur la dignité, le respect, où chacun sait ce qu'il a à faire et où alors on peut éventuellement décider d'avancer ensemble.

 

Vous pouvez donc constater que je ne suis pas restée passive face à la situation en Iran. Que du contraire!

 

Mijnheer De Vuyst, u vraagt mij de volledige lijst van deelnemers aan het forum. Ik herinner u eraan dat ik organisator noch coördinator ben. Ik beschik niet over deze informatie, u kunt die opvragen bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

 

Wat het telefonisch contact betreft, herhaal ik dat de staatssecretaris mij op 10 mei telefonisch heeft meegedeeld dat hij verplichtingen had tegenover de organisator, dat het evenement essentieel was voor de uitstraling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en dat het zeer belangrijk was dat alle steden zouden kunnen deelnemen. Hij vroeg me om deze visa niet te blokkeren, teneinde te vermijden dat het evenement in het gedrang zou komen. Naar aanleiding van dit verzoek heb ik mijn diensten gevraagd de nodige technische controles uit te voeren vooraleer de visa zouden worden afgegeven, onder meer bij de Veiligheid van de Staat en de Dienst Vreemdelingenzaken.

 

Mevrouw Reynaert, ik wil nog eens duidelijk herhalen dat de effectieve controles pas kunnen worden gedaan op het moment waarop aanvragen effectief worden ingediend. De procedure voor de aanvraag van een visum begint pas te lopen op het moment waarop een dossier wordt ingediend bij de ambassade, met een paspoort en alle documenten waarop de aanvraag gestoeld is. Niet vroeger, en zeker niet op basis van een lijst van ingeschreven personen. Voor wat de Iraanse aanvragen betreft, die werden zeer laattijdig ingediend. Dat is helaas iets wat vele officiële delegaties overal ter wereld doen. Daarom bestaat er een procedure voor VTL-visa. U spreekt mij over de omvang van de delegatie. Wii hebben visa afgeleverd aan de personen die aan ons werden bevestigd door het kabinet van de staatssecretaris op 8 juni.

 

Monsieur Dallemagne, j'ai détaillé pourquoi ce sont les demandes de visa effectivement déposées qui sont la base des contrôles et non des invitations qui font ensuite oui ou non l'objet d'une demande de visa. L'invitation de la délégation iranienne qui a fait une demande de visa auprès de notre ambassade en Iran a bien été confirmée par la Région bruxelloise.

 

Madame Rohonyi, madame Van Hoof, toutes les demandes de visa font toujours l'objet d'un examen au cas par cas. Les instructions du 15 mai attiraient l'attention des postes diplomatiques belges sur l'événement spécifique que constitue le Brussels Urban Summit tenant compte aussi du nombre potentiel de personnes qui introduiraient une demande de visa aux quatre coins de la planète. Comme je l'ai expliqué, le cabinet du secrétaire d'État a bien confirmé, invité l'entièreté de la délégation iranienne qui a introduit une demande de visa auprès de notre ambassade, donc pas seulement quatre personnes.

 

En conclusion, je le redis à nouveau, il y avait un contexte particulier. Il est toujours là. Nous étions face à un fait accompli dont il fallait tenir compte. L'Iran avait reçu une invitation, la refermer en refusant ou pas le visa devait être pesé diplomatiquement compte tenu de la politique internationale que nous défendons au nom de la Belgique, un état fédéral mature ou chacun prend ses responsabilités.

 

Je le répète: les invitations aux villes iraniennes n'étaient pas souhaitables. Elles étaient inopportunes. Elles nous ont mis devant un fait accompli. À partir du moment où une invitation officielle a été envoyée, un refus de visa aurait été vécu comme un incident, une humiliation. Notre pays n'a pas voulu prendre ce risque pour la simple et bonne raison que nous continuons à œuvrer pour la libération d'Européens arbitrairement détenus et pour les droits des êtres humains et l'état de droit en général. Je vous remercie.

 

De voorzitster: Collega’s, wij hebben duidelijk gehoord van de eerste minister dat het anders had moeten verlopen. Wij hebben dat niet meteen gehoord in het exposé van de minister zelf.

 

Ik veronderstel dat er nog heel wat vragen zijn. Ik geef dan ook de tijd voor de replieken. Ongeveer vijf minuten per fractie zou moeten kunnen volstaan.

 

01.22  Peter De Roover (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik zal mijn best doen, maar ik garandeer niets.

 

Wij hebben hier van beiden een verhaal gekregen met gigantisch veel gaten. Mevrouw de minister, u hanteert enerzijds de thesis dat wij niet mogen vernederen. Anderzijds somt u een hele reeks initiatieven op, waaronder het pleidooi voor sancties en de eigenlijke sancties. Dat is dan blijkbaar niet vernederend. De weigering in een bepaalde context om een burgemeester tot het grondgebied toe te laten, zou dan weer de vrijlating van nieuwe ten onrechte gevangengezette personen in Iran hypothekeren. Dat verhaal slaat nergens op: u spreekt uzelf tegen.

 

Mijnheer de eerste minister, uit uw antwoord is vooral duidelijk geworden dat u beseft dat u het onverdedigbare niet kunt verdedigen en dus hebt u verdedigd wat er niets mee te maken heeft. U hebt een antwoord gegeven op vragen die niet gesteld zijn. U sprak namelijk over de periode tussen 26 mei, toen Olivier Vandecasteele is thuisgekomen, en 2 juni, toen de andere Europeanen vrijkwamen, in ruil voor de terrorist Assadi. U hebt daarover heel wat verteld, maar dat was de vraag niet

 

U rekent erop dat mensen de chronologie van het verhaal niet meer doorhebben. U hebt zelfs gezegd dat u op 7 juni extreem voorzichtig moest zijn en moest opletten dat er niets fout zou lopen. Op 7 juni was iedereen reeds hier, mijnheer de eerste minister. Wanneer u zegt dat u het over die andere gevangenen hebt, weet ik niet waarom u voortdurend terugkomt op de ruil met Assadi, want dat heeft er dan niets mee te maken.

 

Wanneer u zegt dat u die inspanning ook vandaag nog volhoudt, betekent het dat ook vandaag Iran uw regering, wellicht zolang u aan het bewind bent, aan het lijntje kan houden. U zult de inspanning doorzetten. Dat betekent dat u ook het volgende visum weer zult verlenen, anders vernedert u misschien Iran.

 

Ten tweede, belangrijker is wel het volgende. Op 7 juni wordt u gecontacteerd en zegt u schijnbaar dat men niet meer op de uitnodiging kan terugkomen, want dat zou een vernedering betekenen en resulteren in een diplomatiek incident. Op 8 juni contacteert de kabinetschef van minister Lahbib het kabinet van de heer Smet met de vraag of hij nog altijd wil dat er visa worden uitgereikt. Dus de dag nadat u zegt dat men er niet meer onderuit kan, mijnheer de premier, vindt u, mevrouw de minister het nog altijd mogelijk om bepaalde visa te weigeren, want er wordt aan de heer Smet gevraagd of die nog altijd van plan is om de hele club te ontvangen. Ook hier zit uw verhaal weer vol gaten.

 

Ten derde, het visum wordt verleend op 8 juni. Er wordt voortdurend, ook hier opnieuw, gezegd dat we niemand tegen de haren mogen instrijken. Als u de indruk wekt dat het beleid niets te maken heeft met de ruil Assadi voor Vandecasteele en andere Europeanen, dan komt dat erop neer dat u hier een nieuwe beleidslijn voor buitenlandse zaken hebt geopend – een van de collega’s noemde het een paradigmashift – waarbij u vanaf nu iedere keer ja zult zeggen, telkens er mensen onschuldig in de gevangenis zitten.

 

Ten slotte en hiermee rond ik af, mijnheer de premier, u stelde dat u toch niet anders kon dan rekening te houden met de redenering van het OCAD dat het risico laag was. Mevrouw Lahbib onderstreept dat er een veiligheidscontrole werd uitgevoerd. U hebt zelfs een OCAD-analyse laten opmaken, wat op applaus van collega De Maegd kon rekenen.

 

Mevrouw de minister, we komen nu wel bij het droevige feit – het spijt me zeer, maar trop is te veel – dat u vorige week in de Kamer niet alles hebt verteld en erger nog, de Kamer formeel hebt voorgelogen. U hebt de Kamer formeel op een verkeerd been gezet over de afhandeling van het dossier. Ik zal uw woorden herhalen: “Enfin, nous avons reçu le 9 juin l'avis de l'Organe de coordination pour l'analyse de la menace (OCAM) concernant l'évaluation de la menace liée à la participation du maire de Téhéran au Metropolitan World Summit à Bruxelles, qui l'a évaluée comme très faible. Une fois ces vérifications faites, des visas à territorialité limitée ont été délivrés“ Daarmee hebt u het Parlement voorgelogen. U hebt namelijk op 8 juni de visa verleend en u hebt in het Parlement gezegd dat dat het gevolg was van het advies van het OCAD op 9 juni.

 

Mevrouw de minister, we kunnen het eens of oneens zijn over een bepaalde beleidslijn. We kunnen het eveneens eens of oneens zijn over de door u aangekondigde paradigmashift in het buitenlands beleid. Ik ben het daar trouwens niet eens mee. Ik til er echter zwaar aan dat u vorige week in de Kamer over de afhandeling van en de garanties voor het verlenen van de visa misbruik hebt gemaakt van onze onwetendheid inzake de chronologie en dat u ons toen manifest fout hebt ingelicht en het Parlement belogen. Ik til daar veel zwaarder aan dan aan politieke tegenstellingen, die immers eigen zijn aan een democratie.

 

U hebt het Parlement belogen. Het zou mooi zijn geweest indien u de eer aan zichzelf had gehouden, zoals Pascal Smet, maar u doet het blijkbaar niet.

 

Mevrouw de voorzitster, ik dien een motie in waarin ik het ontslag van de minister vraag, aangezien ze het Parlement heeft belogen.

 

01.23  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, j'ai envie de commencer par un bref rappel à titre personnel et vous dire que vous avez toujours pu compter sur notre soutien en tant qu'écologistes dans la défense des droits humains. Vous connaissez aussi mon implication personnelle dans la défense des libertés, y compris quand il s'agissait de débats très difficiles et de dilemmes que, moi-même, j'ai vécu à titre personnel, de manière assez compliquée, quand il s'agissait du traité de transfèrement. Nous en avons longuement discuté en juillet 2022.

 

Ici, vous ne pouvez pas nous reprocher de faire notre job en toute transparence et en toute indépendance. Il s'agit quand même ici d'opposantes iraniennes, qui sont en exil sur notre territoire – nous parlons bien du sol belge – qui sont menacées par la présence du "boucher de Téhéran", de ses sbires iraniens, qui ont pu circuler en toute liberté sur le sol belge, à Bruxelles. Pour nous, il y a deux problèmes majeur.

 

J'aurais pu comprendre l'explication qui nous est livrée aujourd'hui sur la libération d'Olivier Vandecasteele, sur le contexte diplomatique extrêmement tendu avec l'Iran. Mais sincèrement, ce n'est pas l'explication qui nous a été donnée jeudi dernier en plénière et ce grand écart entre les deux versions est, à nos yeux, difficile à vivre.

 

Deuxièmement, pour le dire clairement, votre président de parti, Georges-Louis Bouchez n'a cessé de dire et crier, y compris sur Twitter et ce même après la démission de Pascal Smet que "les entités fédérées ont des compétences en matière internationale, c'est comme ça, on ne va quand même pas reprocher à la ministre de respecter le fonctionnement de nos institutions."

 

Il est ici sous-entendu que vous n'étiez pas compétente. Or, non seulement, vous étiez bien compétente mais en plus vous étiez la seule compétente pour délivrer des visas à territorialité limitée. L'histoire est donc nécessairement différente. La vérité d'aujourd'hui est différente de celle présentée en plénière jeudi dernier.

 

Désolé, mais, je le répète, nous ne pouvons pas rester les bras ballants devant des faits aussi interpellants. Notre devoir en tant que parlementaires est de faire respecter l'ordre démocratique et de pointer les responsabilités quand des libertés d'opposantes iraniennes sont en danger.

 

Donc, oui, nous devrons continuer le travail d'analyse. Pardonnez-moi, je vous ai interrompue et n'avais pas enclenché le micro. Nous devons continuer le travail. Je ne peux pas comprendre qu'aujourd'hui encore, nous ne sachions pas qui représentait l'Iran. Tout de même, le régime iranien n'est pas un régime ami sur le sol belge! Qui était présent? Il faut vraiment faire toute la transparence.

 

01.24  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Ik ben teleurgesteld in uw antwoorden, mevrouw de minister. U hebt geen enkele fout toegegeven, u hebt geen lessen getrokken voor de toekomst, u hebt niet gezegd wat u anders had kunnen doen. U hebt daarover het afgelopen uur met ons geen ernstig gesprek gevoerd. Het parlementair debat dat we hebben gevoerd, had op z’n minst die conclusie verdiend.

 

U blijft volhouden dat u eigenlijk niets te verwijten valt. Dat klopt niet. U had zonet bijvoorbeeld kunnen zeggen dat u beseft dat u belangrijke elementen hebt verzwegen tegenover het Parlement en dat u dat absoluut nooit meer zult doen. Zonet zei u dat de context Olivier Vandecasteele was en dat die context essentieel was, maar vorige week repte u daar met geen woord over. Ook over het feit dat er op 7 juni een validatie is gebeurd door de eerste minister zei u vorige week in het Parlement geen woord.

 

Verder weet ik met de beste wil van de wereld niet meer wat uw visie op diplomatie is. “Die Iraanse delegatie uitnodigen is een schande”, zei u vorige week in de plenaire vergadering. “We moeten met iedereen praten, diplomatie is belangrijk”, zegt u vandaag in de commissie. U was tegen de uitnodiging door Pascal Smet, maar wel voor het afleveren van het visum. Hetzelfde in verband met de bijzonder jammerlijke detentie van professor Djalali, waar elke fractie in dit Parlement al tegen gestreden heeft. Als dat mede de context vormt waarbinnen is beslist het visum toch toe te kennen, dan is het mij niet meer duidelijk welk beleid wij vanaf nu zullen hanteren. Er zullen immers nog vragen komen, Iran zal nog meer zaken van ons proberen af te dwingen, want helaas zit Djalali nog in detentie. Wat zal ons antwoord dan zijn? Uw antwoord op die volgens mij zeer pertinente vraag heeft mij daarjuist uit balans gebracht en verontrust, omdat ik niet meer weet wat onze lijn is.

 

Wat de link met Olivier Vandecasteele betreft, wordt er gezegd dat heel ons systeem zeer voorzichtig was in de weken voorafgaand aan zijn vrijlating. Maar het tegendeel is waar. Vanaf maart-april tot 10 mei circuleerden er, zoals de documenten aantonen, op z’n minst tien à vijftien mails tussen het kabinet van Buitenlandse Zaken, het kabinet van Pascal Smet en de organisatie en het bestuur van de betreffende organisatie, allemaal met de boodschap dat Buitenlandse Zaken zich afzet tegen het afleveren van het visum. Dat is geen voorzichtigheid, integendeel. Die redenering kan ik dus met de beste wil van de wereld niet begrijpen.

 

Op 10 mei was er dan het telefoontje met Pascal Smet waarin hij vroeg om de visumaanvraag niet te blokkeren. In de plenaire hebt u daarover niets meer gezegd dan dat, maar vandaag hebt u daar eindelijk één zin aan toegevoegd, namelijk: "Ik heb naar aanleiding van dit verzoek aan de diensten gevraagd de technische controles te doen." Het verzoek van Pascal Smet werd dus ingewilligd. U hebt dit gewoon verzwegen voor het Parlement. Op mijn vraag waarom u dat niet in de plenaire vergadering hebt gezegd, zei u in uw antwoord daarnet: ik had maar vijf minuten, ik kon niet alle details geven. Sta mij toe, mevrouw de minister, dit geen detail te noemen. U schetste een beeld van een staatssecretaris die tot aan de limiet gaat om dat visum toch maar te krijgen, en een beeld van een minister van Buitenlandse Zaken die zich tot de voorlaatste minuut, 8 juni, daartegen verzet heeft. Dit is manifest onwaar. Wat is het echte antwoord op de vraag waarom u de plenaire vergadering niet de informatie gaf die haar toekomt?

 

Ik geef nog een voorbeeld van contradictie. Pascal Smet vroeg de aflevering van visa te faciliteren. U vermeldde dit in de plenaire vergadering als illustratie van het feit dat Pascal Smet effectief alles wilde doen om die visa te verkrijgen. Pascal Smet vroeg de ambassade om die te faciliteren. Wat u niet hebt gezegd, is dat u die vraag om te faciliteren eigenlijk inwilligde. In de rondzendbrief van 15 mei stond specifiek ten aanzien van Teheran: er is voor delicate dossiers een uitgebreide procedure via de Dienst Vreemdelingenzaken. Maar wat Buitenlandse Zaken effectief besliste, is de verkorte procedure, met minder veiligheidschecks, met minder veiligheidsgaranties.

 

Ik wil nog een laatste vraag stellen, als ik mag, mevrouw de minister.

 

Het advies van het OCAD stelt dat het risico laag is, zegt u. Mag ik u vragen meer uitleg te geven waarover dit advies precies ging? Ging dat advies over het risico dat gelinkt was aan Zakani zelf, de kans dat hij eventueel slachtoffer zou worden van bedreigingen en de commotie die dan zou ontstaan, en dergelijke meer? Of heeft het OCAD effectief de analyse gemaakt of er een dreiging gelinkt was aan de delegatie? Zou die delegatie opposanten beginnen filmen? Wat moet er trouwens gebeuren als in Iran familieleden van democratische opposanten die hier in Brussel werden gefilmd, gearresteerd worden door het Iraanse regime? Ik meen dat er dan een bijzonder groot probleem is. Er wordt geschermd met het feit dat het advies van het OCAD luidde dat het risico zeer laag was. Ik wil toch graag weten wat het OCAD precies heeft onderzocht.

 

01.25  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses, même si vous n'avez pas répondu à beaucoup de mes questions.

 

Vous avez longuement expliqué tout ce que vous avez fait et dit ainsi que votre engagement à l'égard du régime iranien. Mais cela n'a rien à voir avec les problèmes que pose ce dossier.

 

Je ne vous ai jamais reproché d'être trop faible avec l'Iran. Comme vous le savez, je vous ai énormément soutenue dans le cadre du dossier Vandecasteele. Du premier au dernier jour, j'ai été aux côtés de ce gouvernement. Je ne vous ai jamais reproché une quelconque faiblesse à l'égard de l'Iran, comme je ne vous reprocherai jamais de privilégier la diplomatie, de vouloir garder les canaux ouverts, y compris avec des pays qui sont très éloignés de nos valeurs. Je ne vous reprocherai jamais de considérer que des avancées concrètes et positives, relatives par exemple au sort réservé aux prisonniers injustement détenus, priment sur les postures morales ou moralisatrices. Je suis moi-même un grand partisan d'une approche réaliste en matière de relations internationales.

 

Vous avez fait une longue démonstration de tout ce que vous avez fait et dit à l'égard de l'Iran pour essayer de démontrer que vous ne faites pas preuve de faiblesse vis-à-vis de ce pays, mais ce n'est pas là que se situe le problème. Le problème réside dans le fait que vous avez notamment subitement privilégié un autre narratif, avec des explications, que vous n’assumez pas, que vous vous déchargez sur un autre gouvernement. Tout cela ruine forcément la crédibilité du discours qui est tenu aujourd'hui, et qui est un discours de diplomatie.

 

Monsieur le premier ministre, le fait de négocier avec l'Iran dans le cadre de la phase finale des négociations alors que votre propre ministre associée en première ligne à ces négociations ne vous informe des démarches qu'elle a engagées pour la délivrance de ces visas que le 7 juin devrait, en soi, poser problème. Vous êtes à table avec les Iraniens sans savoir que votre ministre des Affaires étrangères est occupée de délivrer des visas à une délégation iranienne quelle qu'elle soit, peu importe. Vous n'êtes mis au courant que la veille de la délivrance de ces visas. En soi, c'est un problème qui doit être pris au sérieux.

 

Vous avez dit aujourd’hui – et vous l’aviez dit en séance plénière – que, selon l’avis de l’OCAM, le risque était faible. D’accord, "risque faible", mais regardez ce qui s’est passé! L’OCAM dit "risque faible". Résultat: un agent iranien, responsable de la vidéosurveillance à Téhéran, filme des manifestants et rentre à Téhéran faire rapport sur ces manifestants.

 

La question, à mes yeux, reste entière: nos services de sécurité ont-ils eu le temps de faire le travail comme il le fallait? Vous répondez par l'affirmative. Mais alors pourquoi des agents du régime d'un tel pedigree ont-ils pu passer trois jours en Belgique à récolter des informations? Y a-t-il une défaillance de nos services, ou avons-nous mis nos services dans l’impossibilité de faire leur travail correctement, par précipitation, par empressement, pour je ne sais quelle raison?

 

Vous avez dit: "En séance plénière, je n'ai eu que cinq minutes pour m’expliquer. En cinq minutes, je ne pouvais pas vous dire tout ce que je vous ai dit aujourd'hui." Moi, ce que je constate, c’est que ces cinq minutes, vous les avez consacrées à nourrir un narratif politique qui visait à réaliser un coup contre le secrétaire d'État  d’un autre gouvernement. Vous avez passé votre temps à charger Pascal Smet.

 

Votre président de parti a même sauté sur l’occasion pour, sur la base d’une photo prise à l’hôtel de ville de Bruxelles, exiger la démission du bourgmestre de Bruxelles. Cela relevait quand même du coup politique pas très glorieux!

 

Vous dites que vous ne vous êtes pas contredite. Il y a, en effet, ce problème de l’avis de l’OCAM. Je vais relire, si vous le permettez, l’extrait de votre déclaration: "Nous avons reçu le 9 juin l’avis de l’OCAM concernant l’évaluation de la menace liée à la participation du maire de Téhéran au Metropolitan World Summit à Bruxelles, qui l’a évaluée comme très faible." Les mots qui suivent sont très importants: "Une fois ces vérifications faites, des visas à territorialité limitée ont été délivrés." En disant cela, vous inversez purement et simplement la chronologie, puisque les visas avaient été délivrés la veille, autour de 20 h 45.

 

Donc, on ne peut pas tirer d'autre conclusion que la suivante: sur ce point, vous n'avez pas dit la vérité au Parlement. Vous n'avez pas non plus dit au Parlement que le premier ministre avait été informé. Vous avez dit récemment que vous étiez couverte en amont par le premier mais vous n'avez pas dit que vous ne l'étiez que depuis le 7 juin.

 

Autre élément, vous avez dit que la délivrance de ces visas était le résultat d'une procédure administrative normale. Puis, vous remettez tout cela dans un contexte éminemment politique et diplomatique. C'est donc bien la preuve que vous vous contredisez et vous faites la démonstration qu'en réalité, vous êtes en effet dans une décision politique et pas dans le résultat d'une procédure administrative normale.

 

De la même manière, vous avez dit que vous aviez agi sur l'insistance de votre collègue bruxellois et aujourd'hui, vous expliquez qu'il y avait d'autres contingences qui s'imposaient à vous. Si la raison d'État s'imposait, pourquoi avoir chargé à ce point-là votre collègue bruxellois? Cela se contredit en permanence.

 

Vous avez mis des e-mails à notre disposition en début d'après-midi et j'ai essayé de les examiner le mieux possible dans un laps de temps qui était limité. Un e-mail montre que les dossiers ont été transmis le 7 juin, donc la veille de l'octroi des visas. Il est indiqué dans l'e-mail que des difficultés informatiques ont rendu la transmission des documents difficile. Donc, c'est au mieux le 7 juin. Le 8 juin, à 14 h 08, on a un e-mail de l'ambassade qui dit qu'il semble que l'Office des étrangers "ne donne pas son OK". C'est écrit tel quel.

 

De voorzitster: Kunt u afronden?

 

01.26  Malik Ben Achour (PS): Madame la présidente, je conclus mais les éléments sont quand même importants.

 

Comme je le disais, on a eu peu de temps pour examiner les documents. J'ai l'impression que dans la série de documents transmis, il n'y a pas l'e-mail ou les e-mails échangés avec le cabinet du premier ministre le 7 juin.

 

(…): (…)

 

01.27  Malik Ben Achour (PS): Il n'y a pas d'e-mail? Ce sont des échanges oraux? Il est dedans? Je réexaminerai cela et je reviendrai éventuellement sur ce point après examen de ce document.

 

En conclusion, le dossier est quand même accablant et les réponses ne sont que peu satisfaisantes, je suis désolé.

 

01.28  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de premier, mevrouw de minister, collega’s, het Iraanse regime doet rustig verder met waar het goed in is: zijn gijzelpolitiek. Heel deze regering heeft hen nog meer motivatie gegeven, ze zijn nu nog meer gesterkt om mensen als pasmunt te gebruiken. Begin juni heeft Iran opnieuw een Zweedse ngo-medewerker zonder de Iraanse nationaliteit aangehouden, om zo regeringen te doen zwichten voor de eisen van het Iraanse terreurregime.

 

U zult het nooit toegeven maar de gevolgen van de zogenaamde Irandeal en de uitlevering van de Iraanse terrorist Assadollah Assadi blijken veel groter dan deze federale regering had voorspeld en voorgespiegeld. Het is moeilijk om dat alles los te zien van de gebeurtenissen van enkele weken geleden. De regering heeft voor de uitlevering van een veroordeelde terrorist aan Iran terecht hevige kritiek gekregen, onder andere van de Iraanse oppositie. En u, mijnheer de premier, gaf aan dat België te chanteren is. Het Vlaams Belang heeft meermaals gewaarschuwd dat Iran zich hierdoor zou gesterkt voelen om die chantage op te drijven. Dat lijkt jammer genoeg ook exact wat er gebeurd is. De Iraniërs werden met de rode loper ontvangen in Brussel, uit angst dat men anders het leven van de Europeanen die onterecht in een Iraanse cel zitten in gevaar zou brengen.

 

Wat mij nog het meeste stoort, mijnheer de premier en mevrouw de minister, is dat u niet ingaat op onze vragen inzake tijdlijnen en vooral inzake verantwoordelijkheden. Het blijft allemaal vaag. U spreekt over een context. Ondertussen houdt u uw diplomatieke lijn open, uw dialoogkanaal met Iran zoals u het zelf noemde. Dat is de context. U hebt de doos van Pandora geopend en u geeft het Iraanse regime een vrijgeleide om in de terreurhaven Brussel bij uitstek te pronken en te tonen aan heel de wereld hoe men u op de knieën heeft gekregen. U verbergt zich allebei achter procedures, achter formalisme, maar de politieke verantwoordelijkheid blijft.

 

U, mijnheer de premier, heeft zich laten chanteren door het Iraanse schurkenregime uit angst voor een diplomatieke rel. Een persoon die zich zo laat chanteren is voor ons de functie van premier onwaardig. We hopen dat een van u beiden de politieke eer aan zichzelf houdt, maar dat is wellicht valse hoop.

 

Mijn fractie dient daarom, bij gebrek aan uw politiek fatsoen en verantwoordelijkheidszin, twee moties van wantrouwen in waarin we het ontslag vragen van respectievelijk de eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken. Aangezien heel wat collega’s, ook van de meerderheid, het hadden over liegen en zeiden dat ze na vijf leugens waren gestopt met tellen en aangezien andere regeringsleden wegens leugens hebben moeten opstappen, reken ik op uw steun.

 

01.29  Michel De Maegd (MR): Monsieur le premier ministre, madame la ministre des Affaires étrangères, je vous remercie pour vos réponses extrêmement élaborées.

 

Cela fait bientôt quatre heures que nous discutons ici en commission. Tous les détails ont été donnés. Les documents ont pu être visionnés par nos soins. Je pense que l’exercice démocratique de transparence est très clair.

 

C’est vrai, chers collègues, et c’est probablement une leçon collective, inviter est facile. Une invitation est un acte potentiellement facile mais aux conséquences potentiellement dommageables et qui biaisent tout le débat. Je dis bien tout le débat et la marge de manœuvre de la diplomatie dans le dossier que nous examinons depuis le début de l’après-midi.

 

Le refus d’un visa, par contre, n’est pas un acte facile au regard d’un contexte, au regard de la situation. Le premier ministre l’a dit, nous n’avons aucun intérêt à déclencher une guerre diplomatique, d’abord parce que cela ruinerait des mois, des années d’efforts de notre diplomatie pour créer un canal qui, je le rappelle, a permis de libérer quatre otages occidentaux, à sauver quatre vies et qui doit permettre, je l’espère sincèrement, d’en libérer d’autres parmi lesquels, on en parle souvent dans notre commission, le professeur Djalali et d’autres vies.

 

Qui ici va prendre la responsabilité de ruiner tout espoir de libération du professeur Djalali ou d’autres otages occidentaux en Iran tout en réclamant à cor et à cri sa libération depuis des mois? Qui osera prendre cette attitude profondément antinomique avec un risque énorme sur la vie d’un homme et d’une vingtaine d’occidentaux en Iran?

 

Chers collègues, pour être de bon compte, nous sommes ici beaucoup trop dans une partie de politique politicienne. Que certains veuillent obtenir une contrepartie à la suite de la mise en cause d’élus de leur parti, sincèrement, c’est humain. Est-ce en revanche utile ou constructif? En rien! Je rappelle que sans le problème originel, l’invitation, nous ne serions pas ici depuis quatre heures. C’est l’élémentaire vérité.

 

Chers collègues, je tiens quand même à souligner certains propos qui ont été tenus par l’opposition parce que parfois tout de même, je m’en étonne. J’entends un collègue de l’opposition dire que le congrès avait été organisé bien avant la détention d’Olivier Vandecasteele. Oui, cela me laisse pantois. La politique des otages de Téhéran est utilisée depuis 1979. Je ne vais pas vous faire l’injure de vous confirmer que c’était bien avant l’organisation du congrès par Metropolis.

 

J'entends ce même collègue critiquer les canaux diplomatiques ouverts avec l'Iran. Dois-je lui rappeler sa présence en 2015 en Syrie, dans la partie occupée par le régime de Bachar el-Assad? Une photo de ce même régime le montre aux côtés du gouverneur Ibrahim Al-Saleem-al. Est-il dès lors en mesure de donner des leçons en matière de cohérence? Je me pose la question. Je ne vais pas polémiquer à ce sujet mais je m'interroge sur la pertinence de ce propos même si je n'oublie pas que l'opposition est là pour faire de l'opposition. Mais parfois avec de flagrantes contradictions dans le propos.

 

Monsieur De Roover, je ne peux pas m'empêcher de penser, pour être de bon compte et sans agressivité, qu'en matière de visas, la N-VA n'a de leçon à donner à personne. Je me souviens de l'affaire des visas humanitaires lors de laquelle le conseil communal de votre parti avait été condamné pour fraude aux visas humanitaires. Il avait réclamé à l'époque de l'argent à certains demandeurs en échange de services. Le secrétaire d'État à l'Asile et à la Migration avait lui-même reconnu sa responsabilité. Mais avait-il démissionné? Non, il ne l'avait pas fait.

 

Je ne vais pas épiloguer. Il y a d'autres dossiers qui vous concernent. Vous le savez. Je pense qu'il n'est pas nécessaire ici dans cette commission de refaire tout le passé.

 

En revanche, je veux le répéter: entretenir les canaux diplomatiques avec l'Iran comme avec d'autres pays inamicaux, ce n'est pas par plaisir ou par caprice comme certains collègues l'ont laissé sous-entendre, notamment mon collègue Samuel Cogolati. C'est au contraire donner une lueur d'espoir aux 20 occidentaux qui croupissent dans les geôles du pays. Ce n'est en rien une contrepartie. J'entends des constats que je pourrais partager. Mais la cible de l'opposition dans ces constats devrait être l'invitation. Je le répète. C'est le problème originel qui biaise toute la suite du dossier et de son traitement par la très dommageable politique du fait accompli dont on sait aujourd'hui quelle irresponsabilité elle peut représenter.

 

J'entends que la vérité est différente ici qu'en plénière. Soyons honnêtes et de bon compte. C'est faux. Cela fait près de quatre heures que nous discutons pour un temps de cinq minutes accordé en plénière. Soyons simplement honnêtes! Le propos était aujourd'hui évidemment nettement plus élaboré. C'est évident, par la nature même de nos débats parlementaires. C'était un très grand exercice de transparence.

 

Chers collègues, le focus est mis sur les 14 Iraniens qui ont été invités, hélas, à Bruxelles. Mais dans le même temps, ne soyons pas non plus malhonnêtes dans notre analyse. Des membres ressortissants d'Iran ou d'autres pays problématiques qui viennent dans l'espace Schengen, y compris en Belgique, il y en a beaucoup, je ne dirai pas qu'il y en a chaque jour, il y en a beaucoup, il y en a chaque semaine. Dès l'instant où ils ne font pas l'objet d'un signalement, la procédure, je dis bien la procédure, fait en sorte qu'ils obtiennent un visa de l'un ou de l'autre pays de l'espace Schengen. Il faut avoir l'honnêteté d'examiner ce dossier en tenant compte de cette pure réalité. Faut-il pour autant leur dérouler le tapis rouge et leur offrir une tribune dans un congrès? Vous connaissez mon avis, c'est celui des Affaires étrangères: c'était inopportun.

 

Nous-mêmes et mon collègue Cogolati, en qualité de parlementaires, nous le savons (Samuel Cogolati est président de l'Union interparlementaire. Moi, je siège dans le Bureau), nous sommes parfois contraints (ce n'est pas un choix mais une réalité), nous sommes parfois contraints de siéger lors d'assemblées générales aux côtés d'États problématiques. Par exemple, des députés belges de l'Union interparlementaire siègent aux côtés des députés du Belarus – c'est une contrainte, on n'a pas le choix – et les députés iraniens ne sont pas loin, ils sont juste derrière nous. Et je peux vous passer d'autres pays inamicaux qui sont présents dans ces enceintes diplomatiques, c'est la réalité de la diplomatie.

 

Chers collègues, en conclusion, comme nous tous, je pense, j'aimerais que nous n'ayons à parler qu'avec des pays démocratiques, avec des pays qui partagent nos valeurs fondamentales, mais nous vivons dans le vrai monde, avec tout le cynisme, toute la réalité qui accompagne les relations internationales, ce n'est pas un choix, c'est un fait. En réalité, observez une carte du monde, vous comprendrez vite que, dans ce monde réel, si nous ne discutons qu'avec les pays démocratiques, nous ne discuterons pas avec beaucoup de monde.

 

Je conclurai, madame la présidente, si nous voulons pouvoir faire passer nos messages, promouvoir nos valeurs, plaider en faveur de la démocratie, de l'État de droit, nous n'avons pas le choix, nous devons garder ces canaux ouverts et c'est la politique de notre pays. Ce n'est bien sûr jamais avec plaisir mais c'est indispensable, nous ne pouvons pas couper ces canaux, nous ne pouvons abandonner notre combat pour la démocratie. La ministre et la diplomatie dans son ensemble ont été placés devant le fait accompli. C'est à l'aune de ce prisme qu'il importe d'analyser ce dossier.

 

01.30  Melissa Depraetere (Vooruit): Mijnheer de premier, u hebt hier vandaag een soort mea culpa geslagen en dat waarderen we wel. U zegt immers dat beide regeringen hierin een bevoegdheid hebben. De Brusselse regering stond namelijk in voor de praktische organisatie van het evenement en de federale regering was verantwoordelijk voor de toekenning van de visa. Dat is duidelijk, maar wel compleet in tegenspraak met wat u eerder deze week zei. Toen zei u immers letterlijk: “Ik denk dat we de verantwoordelijkheid moeten leggen waar ze ligt en dat is in Brussel.” Wat ons betreft, had u dat wel wat vroeger mogen zeggen.

 

Mevrouw de minister, u zegt dat er geen tegenspraak is tussen uw uitleg van vandaag en die van vorige week. Het is zelfs sterker, want er is tegenspraak tussen uw uitleg van vandaag en wat u vandaag hebt gezegd. Ik geef u één voorbeeld, maar er zijn er heel veel. U zei daarnet dat zo’n evenement enkel kan als er ook fors wordt gereageerd of als er een veeg uit de pan wordt gegeven. Daarvoor zei u echter dat zo’n evenement alleen kan als er ook een gesprek wordt opgestart en als er ook in dialoog kan worden gegaan. Dat zijn wel twee volledig tegengestelde visies. Het kan niet allebei gebeuren.

 

U zei daarnet ook dat u een aantal cruciale zaken niet gezegd hebt in de plenaire omdat u daarvoor de tijd niet had. Dat kan, maar u hebt er wel voor gekozen om die tijd te gebruiken om de verantwoordelijkheid volledig van u af te schuiven richting anderen. Daarvoor waren de vijf minuten wel voldoende. U hebt die vijf minuten ook gebruikt om een aantal mails voor te lezen. Daarvoor was er dus ook voldoende tijd. U hebt die tijd eveneens gebruikt om allerlei adviezen op te sommen. Ook daarvoor was er voldoende tijd. Om de cruciale zaken en de kern van de zaak te benoemen, had u blijkbaar niet voldoende tijd. Dat is toch bizar.

 

Mevrouw de minister, u boet hier vandaag zwaar in aan geloofwaardigheid, maar ook ons buitenlands beleid an sich boet vandaag in aan geloofwaardigheid en dat is een ernstige zaak. U kunt dat hier opnieuw ontkennen, maar u bent daar wel verantwoordelijk voor.

 

01.31  Vicky Reynaert (Vooruit): Premier, u verwees vandaag naar de context. U zei dat er nood is aan extreme voorzichtigheid tegenover Iran om Europeanen die daar vastzitten te redden. We willen Iran dus niet voor het hoofd stoten. Dat kan, maar dat is absoluut niet wat minister Lahbib zegt en doet. Men was in februari, maart en april namelijk absoluut niet van plan om deze visa af te leveren, zo blijkt uit de documenten. Toen zat Olivier Vandecasteele nog vast. Hoezo is er dan sprake van extreme voorzichtigheid? Net in die periode werden er volop mails uitgewisseld waarin gezegd werd dat de visa niet uitgereikt zouden worden. Dat houdt toch geen steek?

 

De minister stuurde daarenboven op 15 mei een circulaire uit met de vraag om de visa-aanvragen uit Iran met de nodige waakzaamheid te behandelen. Dat is dus vreemd.

 

Ten derde horen we de minister hier nu opnieuw een hele lijst opsommen van manieren waarop ze Iran heeft aangepakt over mensenrechten en de protesten. Hoe strookt dat dan met die extreme voorzichtigheid die we ten aanzien van het regime moeten hanteren?

 

Mevrouw de minister, u hield een lang betoog over uw tussenkomsten over de mensenrechten in Iran, maar u spreekt hier nu wel de premier tegen. Dat is ook compleet in tegenspraak met uw acties. Ik kan verder alleen vaststellen dat u het een goed idee vond dat een spilfiguur van een barbaars regime in Brussel kwam flaneren en daarenboven zijn veiligheidsagenten meebracht, die verantwoordelijk zijn voor bedreigingen tegen landgenoten. U hebt dat niet geweigerd en u hebt daar vandaag ook geen uitleg voor.

 

U hebt vorige week in de plenaire vergadering Pascal Smet een gebrek aan verantwoordelijk­heidszin verweten. Hij is intussen opgestapt. Waar is uw verantwoordelijkheidszin? U geeft zelfs geen enkele fout toe. Er rest u nu wel bijzonder weinig geloofwaardigheid.

 

01.32  Georges Dallemagne (Les Engagés): Monsieur le premier ministre, madame la ministre des Affaires étrangères, vous jouez ce soir la corde sensible Olivier Vandecasteele et celle des otages à fond.

 

J'ai envie de vous dire: quelle mise en scène! Quelle instrumentalisation! Tout à coup, il n'y a plus que cela qui compte. C'est tout cela qui a justifié les demi-mensonges, les contre-vérités, les demi-vérités et tout ce qui nous a été caché… ce scénario lamentable.

 

Madame la ministre des Affaires étrangères, vous n'assumez toujours pas la responsabilité grave et essentielle que vous avez prise en accordant ces visas. Je veux répéter mes propos dits un peu plus tôt car toute la démonstration est basée sur le fait qu'il ne fallait pas organiser cette conférence ici à Bruxelles en raison de M. Vandecasteele, monsieur De Maegd!

 

Vous l'avez dit, j'en ai pris note.

 

01.33  Hadja Lahbib, ministre: … qu'il ne fallait pas inviter.

 

01.34  Georges Dallemagne (Les Engagés): Laissez-moi continuer, madame la ministre!

 

Vous avez dit qu'il ne fallait pas organiser ce forum à Bruxelles. C'est l'argumentation. Or, la décision d'organiser ce forum a été prise un mois avant la publication de l'affaire Vandecasteele. À partir de ce moment-là et vous l'avez rappelé comme d'autres l'ont fait, les membres de Metropolis sont automatiquement invités.

 

Vous n'étiez pas devant un fait accompli mais devant un élément de fait que vous aviez à gérer avec Pascal Smet puisque ces invitations étaient automatiquement envoyées à tous les membres de Metropolis. Ce sont les organisateurs qui les ont envoyées. Il fallait que vous voyiez ensemble la façon de réagir à cela.

 

Votre directeur du Proche-Orient a d'emblée précisé qu'il ne fallait pas les inviter. C'est la seule instruction claire: "Non, il ne faut pas les inviter." Nous sommes le 20 mars. Vous avez beau opiner non de la tête, c'est exactement ce qui s'est passé.

 

C'est après qu'il y a eu une série de discussions pour savoir comment annoncer cela aux Iraniens. Le moment clé est le 10 mai, et c'est vous qui prenez la décision de concert avec Pascal Smet, main dans la main. Effectivement, à ce moment-là, les choses s'enclenchent. Avant cela, il était tout à fait possible d'arrêter ces visas.

 

Vous n'assumez pas cette faute. Vous énoncez toute une série d'éléments qui, encore aujourd'hui, nous étonnent. Vous dites qu'il fallait tout à coup profiter de la présence des Russes et qu'en quelque sorte avec deux maires russes, nous allions résoudre le conflit en Ukraine. C'est complétement absurde!

 

Vous avez plaidé l'inverse jeudi dernier en nous disant que vous n'aviez pas accordé ces visas et que s'ils étaient là, ce n'était pas de votre faute. Aujourd'hui, vous nous dites qu'on aurait pu tenir compte de l'opportunité de la présence de ces Russes pour parler de ce conflit en Ukraine.

 

Vous nous dites également qu'un screening complet a été fait. Madame la présidente de la commission, j'ai envoyé ce matin un courrier à la présidente de la Chambre car je veux connaître le fin mot de ce screening. Je veux qu'on saisisse le Comité R concernant ce screening car des éléments contradictoires nous ont été fournis. De toute façon, ce screening a été fait à la va-vite, en quelques heures entre le 7 et le 8 juin. Je voudrais savoir ce qui a été screené et comment le screening a été fait. Pour ce qui concerne les participants, vous nous dites: "Je ne sais pas." Pour ce qui est de ceux qui ont obtenu un visa Schengen, vous nous dites: "Je ne sais pas non plus." Mais la Belgique est interrogée pour un visa Schengen, madame la ministre! Donc, vous devriez savoir qui sont ces gens qui se baladent sur notre territoire. C'est extrêmement inquiétant!

 

Vous êtes devant un fait accompli. C'est le premier ministre qui coordonne la libération des otages et pendant ce temps-là, en réalité, il ne sait pas que vous avez donné votre accord le 10 mai pour l'octroi de ces visas. Vous ne l'informez que le 7 juin. Et vous prétendez être couverte par le premier ministre? Non car c'est une opération qui se fait après. C'est une opération qui vient essayer de réparer quelque chose qui n'aurait dû jamais avoir lieu puisque c'est lui qui coordonne la libération des otages et qu'aujourd'hui on nous dit que cela prévalait.

 

Je conclurai simplement, madame la ministre. Vous nous avez rappelé que vous étiez capitaine de votre âme. Ce que je pense, madame la ministre, c'est qu'en tant que tel, il est temps de tirer les conclusions des demi-mensonges, des contre-vérités et des zones d'ombre qui ont encore été énoncées ce soir.

 

Nous n'avons pas la vérité sur ce qui s'est passé, nous n'avons que des demi-vérités. Je pense que par rapport à cela, il faut peut-être prendre ses responsabilités.

 

01.35  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le premier ministre, madame la ministre, il est vrai que vous n'avez eu que cinq petites minutes pour vous justifier jeudi dernier. Mais il y a tout de même une différence entre ne pas avoir le temps de livrer tous les détails de cette affaire et ne pas avoir le temps de nous mentionner la raison pour laquelle ces visas ont finalement été octroyés. Vous auriez très bien pu le faire en cinq minutes.

 

Aujourd'hui, vous avez eu quinze minutes et malgré ces longues quinze minutes vous n'avez toujours pas été à même de nous convaincre. Au contraire, vous vous êtes perdue dans votre justification. D'un côté, vous dites assumer l'octroi de ces visas au regard du contexte, au regard du fait que ces visas s'inscrivaient dans le cadre d'une stratégie du pas à pas – pour reprendre les termes utilisés par le premier ministre – pour faire libérer des otages. C'est à se demander d'ailleurs quel sera le prochain biscuit que vous donnerez au régime des mollahs pour pouvoir le satisfaire! De l'autre, vous dites regretter la venue des représentants du régime des mollahs à Bruxelles. C'est assez curieux. Mais le pire dans tout cela, c'est que vous avez finalement continué à nous mentir. Il y avait des mensonges par omission, il y a maintenant clairement des mensonges par affirmation.

 

Le premier, c'est quand vous nous dites que tous les membres de la délégation avaient été invités. C'est faux! C'est faux, puisque l'e-mail qui a été envoyé le 8 juin par l'ambassadeur de Belgique au cabinet Smet, avec votre cabinet d'ailleurs en copie, dit expressément ceci: "Merci de nous dire comment vous allez procéder si le ministre souhaite toujours bien la venue de cette délégation. S'agit-il de toute la délégation qui s'est présentée à l'ambassade – pour qu'elle puisse recevoir un visa – ou seulement ceux à qui vous avez envoyé des invitations?" Il en ressort donc bien que huit membres de la délégation iranienne n'ont pas été invités mais ont, malgré le fait qu'ils n'aient pas été invités par le secrétaire d'État Smet, bien pu obtenir leur visa.

 

Le deuxième mensonge, c'est lorsque vous dites que tous les membres de la délégation ont été screenés. Là aussi, c'est faux, puisque l'avis de l'OCAM a été rendu le 9 juin 2023, soit le lendemain de l'octroi des visas puisque, on le sait et cela ressort de manière très claire des échanges d'e-mails, l'ambassade de Belgique à Téhéran était fermée le 9 juin, au moment où l'OCAM a été sollicité pour donner son avis en extrême urgence.

 

Quant à l'Office des étrangers, là aussi, vous nous dites qu'il a fait toutes les vérifications nécessaires. Mais quand et sur quoi? Puisque l'Office des étrangers dit bien dans la presse ne pas avoir rendu quelque avis que ce soit sur ces visas. Ou alors, c'est l'Office des étrangers qui ment! Mais il y a quelqu'un qui ment ici!

 

Enfin, vous avez tenté de nous faire oublier les conséquences de votre faute politique en tentant finalement de vous donner bonne conscience en rappelant toutes les résolutions qui ont été votées au Conseil de l'Europe, au sein de l'Union européenne ou encore des Nations Unies. Ce sont des résolutions que vous avez effectivement soutenues pour pouvoir dénoncer, très justement d'ailleurs, les condamnations à mort des manifestants en Iran. Mais que valent finalement ces belles résolutions, ces dénonciations, si, dans le même temps, vous condamnez à mort, ici même en Belgique, les Belgo-iraniens et leurs familles.

 

Et qu'en est-il également des sanctions? Là aussi, on a beaucoup évoqué les sanctions que vous n'avez toujours pas prises à l'égard de l'Iran. Je rappelle que, depuis janvier, depuis bientôt six mois, le Parlement européen demande aux États membres et au Conseil de l'Union européenne d'inscrire le Corps des gardiens de la révolution islamique sur la liste de l'Union européenne des organisations terroristes. Qu'attendez-vous pour plaider cette inscription auprès du président du Conseil de l'Union européenne qui n'est autre que Charles Michel, membre de votre parti?

 

En conclusion, vous vous dites attachée à un État fédéral où chacun prend ses responsabilités, alors que nous avons assisté à tout le contraire: à savoir, un État fédéral où chacun se rejette la faute et renvoie la responsabilité à l'autre. Pardonnez-moi, mais c'est tout simplement pathétique! Et après, on s'étonne que les citoyens n'ont plus confiance dans le politique. Vous avez miné notre crédibilité internationale et notre crédit auprès des citoyens. Vous avez surtout – et je ne cesserai de le rappeler, parce que c'est le plus grave dans cette histoire – compromis notre sécurité et celle de nos concitoyens.

 

C'est pourquoi je me vois dans l'obligation, madame la ministre, de vous interpeller demain en séance plénière. Si vous n'êtes toujours pas convaincante, je me verrai contrainte de déposer une motion demandant votre démission.

 

01.36  Els Van Hoof (cd&v): Ook ik zal, tot slot, nog even repliceren.

 

Mijnheer de eerste minister, ik heb u horen zeggen dat de discussies niet op de bühne gevoerd moeten worden. Ik heb uw laatste zin goed gehoord, namelijk dat het beter anders was verlopen. Ik heb ook dat oordeel.

 

Ik geef een voorbeeld. Mevrouw de minister, u stelt dat uitnodigingen van tel zijn en dat een vernedering moest worden voorkomen. In ieder geval is ook Pascal Smet van mening dat de zaken anders hadden moeten verlopen. Hij heeft ter zake zijn verantwoordelijkheid genomen. Een tweede element dat anders had moeten verlopen, is wat in de plenaire vergadering werd verklaard. Er is niet gemeld dat de tijdlijn en de context van de gegijzelden hebben meegespeeld. Het bezoek was geen deel van de onderhandelingen. Dat hebt u duidelijk gezegd. Het speelde echter mee. Dat had een duidelijke verklaring geweest. Ook dat had dus anders kunnen lopen. Het had ook anders kunnen lopen wanneer er gezegd zou zijn dat de premier werd geconsulteerd en dat zijn mening werd gehoord. Een ander element is dat er volgens u geen objectieve basis was om de visa te weigeren. Wij hebben gezien dat er op 15 mei 2023 een circulaire was, die niet werd nageleefd. Ook dat had anders kunnen lopen.

 

Wij hebben allemaal het gevoel dat wij in snelheid zijn gepakt door de Iraniërs. Die procedure is niet voor herhaling vatbaar.

 

Mevrouw de minister, ik zou van u willen weten of u ook het gevoel hebt dat een en ander anders had moeten verlopen. Ik kom terug op mijn laatste vraag, namelijk of u de zaken anders had aangepakt, mocht u dat alles hebben geweten?

 

De voorzitster: Zijn er nog replieken? (Nee)

 

01.37  Maggie De Block (Open Vld): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, mijnheer de eerste minister, wij danken u voor uw uitvoerige antwoorden op de vele terecht gestelde vragen. Wij hebben gevoelig meer tijd kunnen uittrekken om hier in de commissie een groter en gedetailleerder debat te kunnen houden, met veel meer zin voor nuance dan vorige week in het beperktere bestek van de plenaire vergadering mogelijk was.

 

We onthouden dat de zeer moeilijke periode parallel liep aan de onderhandelingen voor de bevrijding van onze landgenoot en onmiddellijk hierna voor nog drie Europeanen. Na de antwoorden van de eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken gehoord te hebben, dienen wij dan ook een eenvoudige motie in, mevrouw de voorzitster.

 

De voorzitster: Waarvan akte.

 

01.38  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, er zijn na dit debat nog veel contradicties en veel zaken die opheldering vereisen. Er is een engagement nodig om anders om te gaan met het Parlement dan afgelopen week het geval was.

 

Ik zou u daarom willen vragen om het debat voor te zetten. Ik constateer dat de minister van Buitenlandse Zaken nu geen antwoorden meer zal geven op de vragen van de collega’s. Ik betreur dat en ik vraag daarom dat er een nieuw moment wordt vastgelegd om dit debat voort te zetten om op die manier een antwoord te krijgen op de vele openstaande vragen.

 

De voorzitster: Mijnheer De Vriendt, uw vraag werd genoteerd. We zullen overleggen wanneer dat het beste kan. Dat kan zowel in de commissie als in de plenaire vergadering.

 

Wenst nog iemand het woord? (Nee)

 

Moties

Motions

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een eerste motie van wantrouwen werd ingediend door de dames Ellen Samyn, Annick Ponthier, Barbara Pas en de heer Tom Van Grieken en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heer Peter De Roover en van mevrouw Ellen Samyn

en het antwoord van de eerste minister en van de minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse Handel, en van de Federale Culturele Instellingen,

- overwegende de visa aan een lraanse delegatie uitgereikt, met instemming van de premier;

- overwegende de uitspraken van de premier dat hij geen diplomatiek incident wil creëren met een regime dat onschuldige landgenoten heeft gegijzeld en dit land heeft gechanteerd om de vrijlating van een veroordeelde terrorist te bekomen;

- gelet op het feit dat het lraanse ayatollahregime systematisch de mensenrechten schendt, de eigen bevolking terroriseert en onschuldige Europeanen gijzelt om hiermee westerse landen te chanteren;

- overwegende dat de lraanse delegatie waaraan de visa werden toegekend bestond uit prominenten, spionnen en agenten van datzelfde ayatollahregime;

- overwegende dat een visum werd toegekend aan Alireza Zakani, burgemeester van Teheran maar bovenal prominent figuur binnen de extremistische Student Basij Organization en ex-baas van de islamitische Basij, een onderdeel van de IRGC, die de taak heeft studenten te slaan, te vermoorden en te onderdrukken;

- overwegende dat het toekennen van visa aan Zakani en zijn entourage een slag in het gezicht is van eenieder die de mensenrechten verdedigt;

- gelet op het feit dat toenmalig Brussels staatssecretaris Smet voor zijn aandeel in dit verhaal wél zelf zijn verantwoordelijkheid heeft opgenomen;

ontneemt het vertrouwen aan de eerste minister."

 

Une première motion de méfiance a été déposée par Mmes Ellen Samyn, Annick Ponthier, Barbara Pas et M. Tom Van Grieken et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu les interpellations de M. Peter De Roover et de Mme Ellen Samyn

et la réponse du premier ministre et de la ministre des Affaires étrangères, des Affaires européennes et du Commerce extérieur, et des Institutions culturelles fédérales,

- eu égard aux visas qui ont été délivrés à une délégation iranienne, avec l'accord du premier ministre;

- eu égard aux déclarations du premier ministre selon lesquelles il ne souhaitait pas créer d'incident diplomatique avec un régime qui a tenu en otage des compatriotes innocents et qui a fait du chantage à notre pays afin d'obtenir la libération d'un terroriste condamné;

- eu égard au fait que le régime iranien des ayatollahs viole systématiquement les droits humains, terrorise sa propre population et prend en otage des Européens innocents pour faire ainsi du chantage à des pays occidentaux;

- considérant que la délégation iranienne à laquelle les visas ont été octroyés était composée de personnalités, d'espions et d'agents de ce même régime des ayatollahs;

- considérant qu'un visa a été octroyé à Alireza Zakani, maire de Téhéran mais surtout figure de proue de l'organisation étudiante extrémiste Student Basij Organization et ancien patron de la milice islamique Basij, une section du CGRI qui a pour mission de battre des étudiants, de les assassiner et de les opprimer;

- considérant que l'octroi de visas à Zakani et à son entourage est une gifle en plein visage de tous ceux et celles qui défendent les droits humains;

- eu égard au fait que l'ex-secrétaire d'État de la Région de Bruxelles-Capitale, M. Pascal Smet, a, en revanche, assumé lui-même sa part de responsabilité dans ce dossier;

retire sa confiance au premier ministre."

 

Een tweede motie van wantrouwen werd ingediend door de dames Ellen Samyn, Annick Ponthier, Barbara Pas en de heer Tom Van Grieken en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellaties de heer Peter De Roover en van mevrouw Ellen Samyn

en het antwoord van de eerste minister en van de minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse Handel, en van de Federale Culturele Instellingen,

- overwegende de visa aan een lraanse delegatie uitgereikt, met instemming van de minister van Buitenlandse Zaken;

- overwegende de bevestiging per mail van de minister van Buitenlandse Zaken aan het kabinet van toenmalig Brussels staatssecretaris Pascal Smet, dat de minister de visa voor de lraanse delegatie niet zou weigeren of blokkeren;

- overwegende dat de minister van Buitenlandse Zaken heeft nagelaten om, middels een weigering van de visa voor 14 lraniërs, het dossier door te spelen aan de Dienst Vreemdelingenzaken;

- gelet op het feit dat de visa waarvan sprake de volledige en uitsluitende bevoegdheid van de minister van Buitenlandse Zaken waren;

- gelet op het feit dat het lraanse ayatollahregime systematisch de mensenrechten schendt, de eigen bevolking terroriseert en onschuldige Europeanen gijzelt om hiermee westerse landen te chanteren;

- overwegende dat de lraanse delegatie waaraan de visa werden toegekend bestond uit prominenten, spionnen en agenten van datzelfde ayatollahregime;

- overwegende dat een visum werd toegekend aan Alireza Zakani, burgemeester van Teheran maar bovenal prominent figuur binnen de extremistische Student Basij Organization en ex-baas van de islamitische Basij, een onderdeel van de IRGC, die de taak heeft studenten te slaan, te vermoorden en te onderdrukken;

- overwegende dat het toekennen van visa aan Zakani en zijn entourage een slag in het gezicht is van eenieder die de mensenrechten verdedigt;

ontneemt het vertrouwen aan de minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse Handel, en van de Federale Culturele Instellingen."

 

Une deuxième motion de méfiance a été déposée par Mmes Ellen Samyn, Annick Ponthier, Barbara Pas et M. Tom Van Grieken et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu les interpellations de M. Peter De Roover et de Mme Ellen Samyn

et la réponse du premier ministre et de la ministre des Affaires étrangères, des Affaires européennes et du Commerce extérieur, et des Institutions culturelles fédérales,

- eu égard aux visas qui ont été délivrés à une délégation iranienne, avec l'accord de la ministre des Affaires étrangères;

- eu égard à la confirmation par courrier électronique de la ministre des Affaires étrangères au cabinet de l'ex-secrétaire d'État de la Région de Bruxelles-Capitale, M. Pascal Smet, que la ministre ne refuserait pas la délivrance des visas à la délégation iranienne ou qu'elle ne la bloquerait pas;

- considérant que la ministre des Affaires étrangères a omis de transmettre le dossier à l'Office des étrangers en refusant les visas pour 14 Iraniens;

- eu égard au fait que les visas en question étaient pleinement et exclusivement de la compétence de la ministre des Affaires étrangères;

- eu égard au fait que le régime iranien des ayatollahs viole systématiquement les droits humains, terrorise sa propre population et prend en otage des Européens innocents pour faire ainsi du chantage à des pays occidentaux;

- considérant que la délégation iranienne à laquelle les visas ont été octroyés était composée de personnalités, d'espions et d'agents de ce même régime des ayatollahs;

- considérant qu'un visa a été octroyé à Alireza Zakani, maire de Téhéran mais surtout figure de proue de l'organisation étudiante extrémiste Student Basij Organization et ancien patron de la milice islamique Basij, une section du CGRI qui a pour mission de frapper des étudiants, de les assassiner et de les opprimer;

- considérant que l'octroi de visas à Zakani et à son entourage est une gifle en plein visage pour tous ceux et celles qui défendent les droits humains;

retire sa confiance à la ministre des Affaires étrangères, des Affaires européennes et du Commerce extérieur, et des Institutions culturelles fédérales."

 

Een derde motie van wantrouwen werd ingediend door de heer Peter De Roover en mevrouw Darya Safai en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heer Peter De Roover en van mevrouw Ellen Samyn

en het antwoord van de eerste minister en van de minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse Handel, en van de Federale Culturele Instellingen,

- gelet op de recente ontwikkelingen in de visumaffaire, waarbij een delegatie uit Teheran onder controversiële omstandigheden werd ontvangen in België, tegen het advies van Buitenlandse Zaken;

- vaststellend de centrale rol die minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Hadja Lahbib, hierin speelde en haar ultieme politieke verantwoordelijkheid;

- veroordelend dat minister Lahbib zich tijdens deze affaire en de daaropvolgende parlementaire onderzoeken niet te goeder trouw heeft opgesteld ten aanzien van het Parlement en de Natie en in de plenaire van 15 juni 2023 manifeste onwaarheden heeft verteld;

- betreurend dat haar optreden in deze affaire had kunnen leiden tot het in gevaar brengen van de veiligheid van landgenoten;

- oordelend dat minister Lahbib haar functie heeft uitgeoefend op een voor ons land schadelijke wijze;

ontneemt het vertrouwen aan de minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse Handel, en van de Federale Culturele Instellingen.”

 

Une troisième motion de méfiance a été déposée par M. Peter De Roover et Mme Darya Safai et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu les interpellations de M. Peter De Roover et de Mme Ellen Samyn

et la réponse du premier ministre et de la ministre des Affaires étrangères, des Affaires européennes et du Commerce extérieur, et des Institutions culturelles fédérales,

- vu les récents développements dans l'affaire des visas, dans laquelle une délégation venue de Téhéran a été accueillie en Belgique dans des circonstances controversées, contre l'avis des Affaires étrangères;

- eu égard au rôle central que la ministre fédérale des Affaires étrangères, Mme Hadja Lahbib, a joué dans cette affaire et à sa responsabilité politique ultime;

- condamnant le fait que la ministre ne se soit pas montrée de bonne foi vis-à-vis du Parlement et de la Nation au cours de cette affaire et des enquêtes parlementaires qui ont suivi, et qu'elle ait énoncé des contrevérités manifestes lors de la séance plénière du 15 juin 2023;

- déplorant le fait que son intervention dans cette affaire aurait pu compromettre la sécurité de certains de nos concitoyens;

- estimant que la ministre Lahbib a exercé sa fonction d'une manière préjudiciable à notre pays;

retire sa confiance à la ministre des Affaires étrangères, des Affaires européennes et du Commerce extérieur, et des Institutions culturelles fédérales."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Maggie De Block en Goedele Liekens en door de heren Michel De Maegd en Christophe Bombled.

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Maggie De Block et Goedele Liekens et MM. Michel De Maegd et Christophe Bombled.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 19.24 uur.

La réunion publique de commission est levée à 19 h 24.