Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 27 juin 2023 Matin ______ |
van Dinsdag 27 juni 2023 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.11 uur en voorgezeten door de heer Christian Leysen.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 11 et présidée par M. Christian Leysen.
01.01 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik las het deze morgen nog in de krant, al twee keer de oppervlakte van België is in vlammen opgegaan in Canada. Het land beleeft het ergste bosbrandseizoen ooit. Wij hoeven echter de oceaan niet over te steken om de gevolgen van de klimaatverandering te zien. In België hebben wij al de eerste hittegolf opgetekend, in Frankrijk moest in april al water gerantsoeneerd worden, in Spanje mat men op 22 april de wellicht warmste aprildag ooit. Met andere woorden, extreme weersomstandigheden die het gevolg zijn van de klimaatverandering. Zij eisen slachtoffers, beschadigen woningen en maken mensen soms zelfs dakloos en beschadigen de oogsten van de boeren, met druk op onze voedselvoorziening als gevolg.
De Europese Unie besliste dat elke lidstaat zijn deel zal moeten doen om de klimaatverandering een halt toe te roepen. Daarvoor heeft de EU alle lidstaten opgelegd om tegen 30 juni een klimaatplan in te dienen bij de Europese Commissie. Dat plan tekent uit hoe ons land zal voldoen aan de Europese wettelijk vastgelegde doelstelling.
Bosbranden, overstromingen, hittegolven… Toch weigert Vlaanderen de CO2-uitstoot met 47 % te verminderen. Meer nog, de Vlaamse minister van Klimaat verkiest om meer dan 1 miljard euro te betalen voor het aankopen van propere lucht in plaats van zelf beleid te voeren. Meer dan 1 miljard euro, mevrouw de minister. Hoeveel huizen zouden daarmee geïsoleerd kunnen worden, hoeveel zonnepanelen zouden daarmee gelegd kunnen worden, hoeveel jobs zouden daarmee gecreëerd kunnen worden?
Ik had mijn vraag eigenlijk beter gesteld aan de Vlaamse minister van Klimaat, maar ik zit in het federaal Parlement. Ik had deze vraag vorige week al ingediend, omdat ik benieuwd was naar de stand van zaken van het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP). Ik vraag mij oprecht af – ik maak mij daar echt zorgen over – hoe u het vervolg van het klimaatbeleid in ons land ziet.
Hoe schat u de gevolgen voor het Nationaal Energie- en Klimaatplan in van de weigering van Vlaanderen om de CO2-uitstoot met 47 % te verminderen en dus de Vlaamse keuze om meer dan 1 miljard euro te betalen voor het aankopen van propere lucht?
01.02 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de Europese lidstaten moeten voor het einde van deze maand, vrijdag dus, een geactualiseerde versie indienen van hun energie- en klimaatplannen voor de periode 2021-2030. Deze gaan over de manier waarop de lidstaten hun CO2-uitstoot willen terugdringen. Europa wil 55 % minder CO2 uitstoten. Voor België komt dat neer op een vermindering van 47 %. Vlaanderen wil echter niet verder gaan dan 40 % vermindering. Dat is al geruime tijd bekend.
Ik heb u een aantal vragen gesteld over het overleg van gisteren. Ondertussen hoorden we dat uw collega Maron, die de vergadering voorzat, oppert om het NEKP-ontwerp vrijdag niet in te dienen, tenzij Vlaanderen alsnog de ambities zou opschroeven – wat me echter politiek onhaalbaar lijkt – of zich borg stelt en dus opdraait voor de kosten. Maron wil ondertussen wel werkgroepen aan het werk zetten.
Ik heb ook gelezen dat u vindt dat we het ontwerp beter toch zouden indienen omdat het uiteindelijk slechts een ontwerp is. Dan komen er immers aanbevelingen van de Europese Commissie en vervolgens moet er pas tegen juni volgend jaar een definitief plan volgen.
Kunt u een stand van zaken geven van de situatie sinds de vorige commissievergadering? Er zijn intussen ongetwijfeld verdere gesprekken geweest over het ontwerp van NEKP op administratief niveau. Wat waren de resultaten van deze gesprekken? Ik heb ze misschien zelf al vermeld, maar misschien hebt u toch nog een aantal nieuwtjes in petto.
01.03 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, ma collègue Buyst a fait une excellente introduction. Je reviens juste sur un élément ou deux. Il est vrai que nos questions ont été introduites avant l'annonce par M. Maron du blocage de la Flandre quant à notre capacité à remettre un PNEC à la hauteur de nos obligations européennes. Cela change donc un peu la donne pour les échanges de ce matin.
Lors de nos dernières discussions au sein de cette commission, on était déjà revenu sur le manque d'ambition flamande et vous nous aviez bien montré que ce manque d'ambition, la différence entre 40 % et 47 % du côté flamand, nous coûterait plus d'un milliard, ce qui semble être largement confirmé depuis lors. Du coup, c'est un poids mort dans nos capacités à venir avec un PNEC ambitieux.
Or, comme l'a rappelé Kim Buyst, on est dans une situation de crise climatique de plus en plus palpable. On apprend que le climat de l'Europe a déjà changé de plus de 2° - 2,4°C si je ne me trompe. C'est une catastrophe, et en premier lieu pour la population flamande! C'est incroyable!
En outre, on sait que, déjà par rapport à nos diminutions d'émissions de gaz à effet de serre depuis 2005, les différentes Régions de ce pays sont sur la bonne voie mais cela n'évolue pas assez vite. Là aussi, on voit que la Flandre est à la traîne puisqu'elle n'a réduit ses émissions de gaz à effet de serre que de 10 % depuis 2005. La Wallonie est déjà à 16 % et Bruxelles à 25 %. Et, malgré tout, c'est encore la Flandre qui montre le moins d'ambition.
Pour les échanges d'aujourd'hui, madame la ministre, je conçois qu'il soit difficile pour vous de prendre la parole au nom d'une Belgique qui, manifestement, ne joue pas le jeu collectivement sur la question climatique. Comment voyez-vous les mois à venir dans les négociations autour de la table pour garder les ambitions fédérales qui sont les vôtres et sur lesquelles vous jouez un jeu ambitieux, même si on sait qu'on doit attendre encore un peu des enjeux fiscaux d'ici l'automne? Vous avez été claire par rapport à cela. A-t-on encore vraiment l'optique d'avoir un PNEC à la hauteur des ambitions européennes? Quelle sont dès lors les prochaines étapes? Quelle réponse donner à la Flandre qui dit: "1 milliard, on verra bien qui paiera. Et tant pis si c'est le fédéral car, de toute façon, la Flandre s'est toujours montrée…" Je ne sais quel fantasme Zuhal Demir a expliqué aujourd'hui. Je voudrais, madame la ministre, obtenir vos clarifications à ce niveau-là.
01.04 Minister Zakia Khattabi: Ik zal u een actueel antwoord geven.
Ik deel uw bezorgdheid over het klimaat en de vaker voorkomende weersextremen. Een maand zonder regen was opnieuw een beproeving voor de natuur en de landbouw. Ik zag met lede ogen aan hoe alles al in juni verdorde. Planten en dieren smeekten om water en dat in België. Het herinnert ons eraan alle zeilen bij te zetten om zo snel mogelijk klimaatneutraal te worden. Pas als de wereld geen broeikasgassen meer toevoegt aan de atmosfeer, dus als de netto-uitstoot nul is, houdt de verdere ontwrichting van het klimaat op. In Europa willen we dat ten laatste over 27 jaar bereiken en daarover gaan deze klimaatplannen. Er ligt nu inderdaad een tekst op tafel, maar u hebt waarschijnlijk al gelezen dat we geen akkoord bereiken.
Le texte présenté intègre des projections. Comme vous l'avez évoqué, il subsiste un écart entre l'objectif de réduction de 47 % pour le non-ETS qui a été imposé par la Belgique et les réductions permises par les plans spécifiques des entités. En l'occurrence, nous arrivons à -42,6 %. L'écart n'a jamais été aussi élevé, bien que le dernier plan en comportât un également. Il est dû à l'ambition flamande et représenterait environ 13 millions de tonnes de CO2 à émettre. Si cet écart doit être comblé, comme le suggère la Flandre, par un achat de flexibilités, il en coûterait plus d'un milliard d'euros.
À la suite de la réunion d'hier, voici quelques informations.
Tout d'abord, je tiens à dire que la présidence du Conseil national Climat est en ce moment assurée par la Région bruxelloise. Le président Maron a choisi entre deux maux présents dans la balance. Comme vous le savez, l'étape de demain consiste dans le dépôt d'un projet de PNEC - dont la version définitive est attendue pour 2024. En établissant un calcul de crédibilité, pour le dire ainsi, il a estimé que prendre un peu de temps et introduire ce draft avec un peu de retard permettrait à la Belgique de négocier encore quelques semaines. De la sorte, on nous accorderait plus de crédit que si nous déposions à temps avec un écart aussi grand.
S'il opère ce choix, je voudrais le signaler vigoureusement, c'est que depuis son arrivée à la présidence du Conseil national Climat, le ministre Maron n'a eu de cesse de convoquer des réunions en vue de négocier. Jusqu'à hier, la Flandre a appliqué la politique de la chaise vide. Pour cette raison, et à partir des chiffres que je vous communique, il est évidemment impossible de négocier pour le remettre demain. C'est donc en faveur d'un moindre mal que le ministre a opté.
J’ai plaidé pour la discussion, pour les négociations, parce que comme vous l’avez évoqué, madame de Laveleye, en ce qui concerne la question fiscale, les discussions ne sont pas simples. Je ne sais pas si j’ai déjà eu l’occasion de le dire ici. J’ai eu un engagement notamment de mon collègue Van Peteghem et au sein du gouvernement pour que, si cette réforme fiscale n’advenait pas, nous nous engagions quand même à mettre sur la table des mesures fiscales liées à notre contribution PNEC. C’est d’ailleurs ce que nous avons fait la semaine dernière. Nous avons négocié au sein du gouvernement trois mesures très importantes qui se retrouveront dans le PNEC. Partant de là, j’ai suggéré à la Flandre mais aussi aux collègues de nous mettre autour de la table pour essayer de mesurer l’impact des mesures fédérales sur leur propre contribution. En effet, je voudrais aussi signaler que les -40 % du plan flamand intègrent déjà des mesures fédérales. La Flandre ne fait donc même pas -40 %.
J’ai toujours dit et je l’ai encore répété hier à la ministre Demir, le fédéral est disponible et disposé à accompagner un maximum les Régions dans l’exercice d’atteinte des objectifs. Elles trouveront toujours un allié dans le fédéral. Pour les prochaines semaines, des négociations et des éclaircissements, notamment sur la contribution finale permettront, je l’espère, de faire un peu évoluer les positions.
Dernier élément déjà évoqué en commission et que je répète ici, le fédéral ne mettra pas la main à la poche pour pallier le déficit flamand. Hier, la Flandre a fait valoir comme argument la solidarité historique de la Flandre pour la Wallonie qui justifierait qu’on fasse un effort supplémentaire. C’est un petit jeu qui a été moyennement apprécié. J’espère et je ne doute pas qu’autant la présidence bruxelloise que nous au fédéral mettrons tout en œuvre pour que les discussions puissent aboutir. En effet, j’ai la conviction qu’avec l’appui du fédéral, le plan flamand pourrait gagner en ambition.
01.05 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik heb heel aandachtig naar uw antwoord geluisterd en wat mij daarin opvalt, is dat u een minister bent die blijft proberen. U zegt dat u rond de tafel wilt gaan zitten om te onderhandelen, maar dan moeten natuurlijk alle leden die nodig zijn om die onderhandelingen te laten slagen, aan tafel komen zitten.
Het lijkt mij opnieuw dat er een aantal klimaattreuzelaars op de rem staat. Dat bleek bij de natuurherstelwet, dat blijkt nu weer bij het verlenen van medewerking om de Europese klimaatdoelstellingen te bereiken. Laat het duidelijk zijn dat die Europese klimaatdoelstellingen nodig zijn. Wij zien elke dag opnieuw, zelfs in ons eigen land – u hebt het nog eens beschreven – de gevolgen van de klimaatverandering. Ik hoor dat heel veel mensen rondom mij ongerust zijn en vinden dat er iets moet gebeuren. Er is een enquête geweest die aantoont dat 80 % van de Belgen een ambitieus klimaatbeleid verwacht.
Het heeft inderdaad geen zin om een plan in te dienen waarvan men nu al weet dat men gebuisd zal zijn. Wij zitten in de tijd van de examens. Studenten die weten dat zij gebuisd zullen zijn, kunnen beter nog wat tijd nemen om zich voor te bereiden. Er kan een tweede zit komen. Ik roep Vlaanderen oprecht op om op een serieuze manier aan de onderhandelingen deel te nemen, want ik vind het niet logisch dat men meer dan 1 miljard euro zou willen betalen om propere lucht aan te kopen in een ander land in plaats van zelf de klimaathefbomen te gebruiken die kunnen helpen om onze CO2-uitstoot naar beneden te krijgen. Het wordt zeker vervolgd.
01.06 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, dit wordt zeker vervolgd, al wordt het een neverending story omdat er fundamenteel andere benaderingen bestaan ten aanzien van klimaatbeleid.
U had het in uw inleidende beschouwingen over de uitstoot wereldwijd. Ik las vanochtend nog dat in 2022 een stuk Amazonewoud ter grootte van Zwitserland is gekapt. Ik denk niet dat de Vlamingen of de Belgen daarvoor verantwoordelijk zijn. Er ligt heel veel werk op de plank en dan kunt u en collega Van der Straeten maatregelen nemen rond de biobrandstoffen van de eerste generatie, soja en palmolie, maar ondertussen doet men in andere continenten vrolijk verder en is er daar blijkbaar net iets minder apocalyptisch bewustzijn.
01.07 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, merci d’avoir fait le point et d'avoir clarifié à nouveau, avec vos mots, ce qu'il se passe en ce moment. Il faut, comme Mme Buyst vient de le faire, souligner le travail acharné que font, en tout cas, trois ministres du Climat sur quatre.
Je pense que le calcul de M. Maron est juste. Nous ne pouvons pas, aujourd'hui, éthiquement, scientifiquement, politiquement, nous présenter à l’Europe en disant: "Non, non, ce n’est pas grave. Nous allons faire 42,6 % de réduction."
C’est une gifle à nos agriculteurs. C’est une gifle aux personnes fragiles dans notre pays, qui paient déjà les vagues de chaleur, qui craignent pour leur capacité à créer des revenus à l’avenir. Nous ne pouvons pas nous permettre de faire cela.
Je pense que M. Maron, malheureusement, a dû prendre la moins mauvaise décision possible pour pouvoir continuer à travailler.
J’apprécie aussi que vous continuiez à dire qu’il n’y a bien sûr pas de choix pour la Flandre. Le fédéral est son allié. Nous allons avancer ensemble. Nous sommes un petit pays. Nous avons énormément d’enjeux et de volontés communes. Travaillons ensemble. Il faut trouver des solutions.
Quand j’entends qu’on parle ici de 13 millions de tonnes de CO2, je ne sais pas comment nous pouvons les expliquer à nos enfants. Quand Mme Demir nous dit qu’elle ne veut pas réaliser le programme d’Ecolo-Groen, j’ai envie de lui dire de ne pas lire le programme d’Ecolo-Groen, mais d’écouter la science, d’écouter les scientifiques, d’écouter la Commission européenne. Ce ne sont quand même pas des écologistes fous furieux qui sont en train de nous dire: "Attention, vous devez être plus ambitieux!"
Continuons à travailler. Je ne suis peut-être pas très optimiste pour les mois à venir, mais quand je vois votre capacité, avec M. Henry et M. Maron, de faire bouger les lignes et de faire avancer nos politiques à différents niveaux de pouvoir, j’espère que la Flandre verra que cela amène de nombreuses solutions et plein d’espoir et qu’elle pourra se ranger à cette belle dynamique.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Collega’s, de heer Senesael heeft gevraagd zijn vraag nr. 55036786C om te zetten in een schriftelijke vraag.
02.01 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, M. Senesael est malade, a subi une opération et m'a demandé s'il était possible d'obtenir la réponse à sa question n° 55036786C.
Madame la ministre, nous le savons, plus de 350 millions de tonnes de déchets de plastique sont générés chaque année sur notre planète. Si rien n'est fait, cette quantité devrait tripler d'ici à 2060, et dépasser le milliard de tonnes, selon des projections établies par le Programme des Nations Unies pour l'Environnement. C'est précisément sous l'égide des Nations Unies que s'est tenue, entre le 29 mai et le 2 juin, la seconde session des négociations devant mener d'ici à 2024 à l'élaboration d'un accord multilatéral dont l'objectif sera de mettre fin à la pollution plastique.
Les discussions réunissaient un millier de délégués venus de 175 pays différents et plus de 1 500 scientifiques et représentants de la société civile et de l'industrie. Les pourparlers se sont achevés sur la volonté affichée par les États participants d'élaborer un projet de première version du traité, qui pourrait alors servir de base aux négociations lors de la troisième session qui se tiendra à Nairobi au mois de novembre.
Cette légère avancée n'aurait pas été simple à obtenir et à l'entame de la réunion de Paris, les États-Unis et la Chine semblaient peu enclins à s'engager trop fortement sur un traité qui aurait une dimension contraignante. De même, nous savons que les pays producteurs de pétrole et de gaz, pour lesquels le plastique représente un débouché important, ne sont pas prêts à accepter des limitations.
Puis, de l'autre côté du spectre, on trouve les pays membres de la coalition de haute ambition pour mettre fin à la pollution plastique, à laquelle appartient notre pays.
Madame la
ministre, pourriez-vous faire le point sur les résultats des discussions de
Paris et nous donner des informations un peu plus précises que celles relayées
par la presse? Quel est le périmètre de négociation qui a été établi en
prévision du sommet de Nairobi? Peut-on considérer que l'aspect contraignant
est désormais acquis? La position des pays producteurs de pétrole a-t-elle
évolué? Quid de la possibilité évoquée dans la presse d'instaurer une redevance
pour les industries basée sur le principe du pollueur-payeur? Comment la
Belgique prépare-t-elle la troisième session?
02.02 Zakia Khattabi, ministre: Monsieur le président, je vais répondre aux deux questions qui m'ont été communiquées et qui figurent à l'agenda.
Monsieur Ben Achour, j'ai lancé, en novembre 2022, une proposition d'arrêté royal visant à éliminer progressivement l'utilisation de certains plastiques à usage unique et à promouvoir l'utilisation de plastiques recyclés.
Depuis, la Commission a publié sa proposition de règlement européen sur les déchets d'emballage. Je me réjouis de constater que certaines des propositions que j'ai formulées dans mon arrêté royal ont été intégrées dans la proposition européenne. Ainsi, la Commission propose des mesures contre l'utilisation d'autocollants et d'emballages en plastique à usage unique pour les fruits et légumes et les capsules de café à usage unique. Elle propose également d'imposer une teneur minimale en matière recyclée pour certains emballages plastiques.
Par contre, sur un certain nombre d'autres points, les propositions européennes vont moins loin que les miennes. J'avais, par exemple, proposé d'interdire l'utilisation des PFAS dans les emballages ou encore je privilégiais le remplacement des matériaux jetables par des matériaux réutilisables plutôt que par des matériaux jetables compostables industriellement.
Dans le cadre de la procédure TRIS sur ce projet d'arrêté, il m'a été suggéré de n'entreprendre aucune action nationale jusqu'au 30 novembre 2023 sur les sujets où l'Europe envisage elle-même d'agir. D'ici là, on aura une vision plus claire des mesures qui seront prises au niveau européen.
Nonobstant cela, il existe encore des possibilités d'action au niveau national pour limiter la consommation d'emballages alimentaires à usage unique qui relèvent du champ d'application de la directive Single-Use Plastics. Tenant compte des avis des Régions, des conseils consultatifs fédéraux et des commentaires de la Commission européenne formulés dans le cadre de la procédure TRIS, j'ai soumis une proposition adaptée aux parties prenantes. Cette proposition sera discutée très prochainement au sein du gouvernement.
Le rapport du PNUE confirme que nous devons encourager l'utilisation d'emballages réutilisables et rechargeables et que les emballages doivent être entièrement recyclables. La Belgique soutient les propositions de la Commission européenne qui intensifient les mesures et les objectifs en faveur de la prévention et de la réutilisation. Ces propositions sont en cours de discussion dans le cadre du règlement européen sur les emballages.
Le rapport du WWF appelle à l'interdiction de certains plastiques à usage unique tels que les assiettes et couverts en plastique, les cotons-tiges et les gobelets. Je les ai déjà interdits en Belgique sur la base de l'arrêté royal qui est entré en vigueur en 2022. Il appelle par ailleurs à interdire le plastique dans les filtres à cigarette.
Le Conseil Supérieur de la Santé a récemment, à ma demande, publié un avis à ce sujet. Il est favorable à l'interdiction des filtres à cigarette dans la mesure où ceux-ci ne protègent guère le fumeur contre les méfaits du tabagisme mais sont en revanche source de pollution par des microplastiques nocifs pour l'environnement et la santé. J'ai transmis cet avis à la Commission européenne pour suite voulue au niveau européen.
Une consultation des parties prenantes belges a eu lieu récemment pour recueillir un input en vue des négociations sur un accord international contraignant contre la pollution plastique. La Belgique a rejoint la coalition de haute ambition pour mettre fin à cette pollution plastique, à l'instar d'ailleurs de l'Union européenne et de plus de 50 autres pays.
Cette coalition adopte des positions communes afin de pouvoir peser davantage sur les négociations internationales. Elle prône par exemple la mise en place de mesures à l'échelle mondiale pour limiter la demande de plastique à usage unique, rendre les plastiques recyclables, exclure la présence de substances nocives dans leur composition et mieux gérer les déchets plastiques.
Le résultat le plus important des négociations lors de la conférence INC-2 à Paris est un accord pour rédiger un avant-projet de texte qui sera discuté lors de la conférence INC-3 en novembre 2023. Ce texte sera un premier projet d'accord international qui, espérons-le, sera atteint d'ici la fin 2024.
Un accord contraignant est encore possible mais il est vrai qu'il y a une division entre les pays avec, d'un côté, ceux qui aspirent à des ambitions élevées, un cadre contraignant et des mesures qui interviennent en début de chaîne et, de l'autre, ceux qui ne veulent pas rendre l'accord contraignant et veulent le limiter à des accords sur une meilleure gestion des déchets.
Les avis sont partagés sur la généralisation de la responsabilité élargie des producteurs de polymères plastiques, c’est-à-dire sur l’instauration d’une contribution financière du secteur privé. Tous les pays auront la possibilité de fournir leur contribution écrite dans les mois à venir. La Belgique quant à elle s’engagera dans ce processus en concertation avec la Commission européenne et les pays de la coalition de haute ambition.
02.03 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour ces réponses.
La question des plastiques et particulièrement des plastiques à usage unique est le premier combat que j’ai mené en arrivant ici au Parlement. J’avais défendu pendant plusieurs mois, avec le soutien de certains collègues, une proposition de loi qui visait à interdire certains plastiques à usage unique sur la base de la directive européenne que vous avez traduite dans votre arrêté. Nous voulions aller plus loin en interdisant aussi les sacs en plastique. Malheureusement, nous n'avons pas pu trouver de majorité à l’époque. C’était avant la formation du gouvernement.
Je pense que vous avez dû batailler dans le même rapport de force que celui qui nous avait empêchés d’aboutir. Je suis heureux de constater que l’histoire a poursuivi son cours et qu’au niveau international et au niveau européen, les choses ont bougé. Je me réjouis aussi de constater que le Comité intergouvernemental de négociation s’est donné un spectre d’action extrêmement large qui couvre l’ensemble du cycle de vie des plastiques, depuis l’extraction des matières fossiles jusqu’à la question de la gestion.
Il est vrai que les grands pays comme la Chine et les États-Unis ainsi que les pays producteurs sont des adversaires de taille mais l’Europe ne doit pas diminuer son ambition par rapport à cela. Elle a un chemin à montrer. Sur les 460 millions de tonnes de plastique produites, 350 millions se transforment en déchets: 9 % sont recyclés, 50 % aboutissent en décharge, 19 % sont incinérés et 22 % partent dans la nature. Sur ces 350 millions de tonnes, 8 millions terminent dans les océans mais transitent d’abord par les rivières et les fleuves sous forme de micro-plastiques. C’est l’un des plus grands fléaux de notre époque.
Nous suivrons tout ce cycle de négociations de très près en étant extrêmement attentifs à l’ambition que vous porterez. Je suis certain qu’elle sera élevée.
Le président: Je vais me permettre d'ajouter une précision. Je viens d'envoyer à la ministre une information. Nous savons non seulement qu'il faut éviter la pollution plastique, mais qu'en plus, il y a beaucoup de pollution plastique dans les mers. Un jeune ingénieur néerlandais, qui s'appelle Boyan Slat, mène le projet "The Ocean Cleanup" depuis plusieurs années. J'ai eu le plaisir de le rencontrer. Je me demandais si, avec le cabinet, nous ne pourrions pas organiser une réunion d'information. M. Slat ne viendrait pas ici mais serait présent en vidéo live depuis le site où il travaille. Je reviendrai sur ce sujet en commission.
02.04 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, puisque la discussion s'ouvre, je trouve que les solutions techniques sont intéressantes, mais il faut être conscient qu'il s'agit de solutions techniques en aval. Elles ne doivent être elles-mêmes que le complément de solutions en amont. Les solutions en amont consisteront, j'en suis certain, à attaquer la question de la production du plastique. On en produit beaucoup trop.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
03.01 Kurt Ravyts (VB): Mijn eerste vraag is achterhaald, mevrouw de minister, maar ik wil er het volgende over kwijt.
U hebt op een bepaald moment in een persbericht gezegd dat u het Zweedse compromisvoorstel verwelkomde. U hebt er echter niet bij gezegd waarom u het verwelkomt. Dat vond ik opmerkelijk. Ik stel ook vast dat de woordvoerster van de ecologisten in dit dossier niet meer Zakia Khattabi was, maar Petra De Sutter, de vice-eersteminister. Ik vond dat ook zeer merkwaardig.
Maar goed, mijn tweede vraag gaat over de vergadering van 20 juni van de Europese Raad Milieu, waar blijkbaar niet is gestemd en waarvoor voorafgaandelijk andermaal geen Belgisch standpunt voorhanden was. Toch toonde de vertegenwoordigster van België, mevrouw Demir, zich op die Europese Raad van ministers behoorlijk enthousiast over de compromistekst waardoor de lidstaten blijkbaar meer verantwoordelijkheid krijgen zelf te bepalen welke natuurgebieden zij willen herstellen, en hoe zij dat zullen doen. In die tekst staat ook dat de lidstaten niet individueel afgerekend zullen worden op hoeveel natuurgebied zij precies herstellen. Cijfermatige doelstellingen gelden ipso facto voor de hele Europese Unie, maar niet voor elke individuele lidstaat. De lidstaten zullen zelf een plan kunnen opstellen waarin zij aangeven welke natuur zij willen herstellen en voor welke natuurgebieden het verslechteringsverbod zal gelden. Bovendien gaat het om een inspanningsverbintenis.
De vraag is nu hoe u dit allemaal inhoudelijk evalueert? Daar hoor ik niets over. Ik hoor altijd maar zeggen: ik ben tevreden dat de ambities behouden blijven. Op welke manier die ambities evenwel bereikt moeten worden, zegt u niets.
Vandaar deze poging. Hoe staat u, als federaal minister van Leefmilieu, tegenover de inhoud van de op de Europese Raad Milieu goedgekeurde tekst, die volgens sommigen, mevrouw Demir bijvoorbeeld, maximale flexibiliteit toelaat? Wat betekent die maximale flexibiliteit voor België, en voor het federale gedeelte van de intra-Belgische uitvoering van die Europese natuurherstelwet?
03.02 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, nous avons failli voir disparaître ce texte dans les limbes de la commission de l’Environnement du Parlement européen, le 15 juin. Nous avons eu très peur mais, finalement, il a été sauvé de justesse. Une majorité de ministres européens de l’Environnement a approuvé le mardi 20 juin le texte de compromis proposé par la Suède sur la restauration de la nature.
Alors que 20 pays ont voté pour, la Belgique s’est malheureusement abstenue, et ce, malgré le soutien plein et entier de la majorité de ses ministres de l’Environnement. En tout cas, le positionnement de trois d’entre eux était extrêmement clair. Et ce, alors que notre pays a soutenu l’accord de Kunming-Montréal, qui prévoit la restauration d’au moins 30 % des zones d’écosystèmes dégradés d’ici à 2030. Il est particulièrement préoccupant de voir qu’en décembre, nous soutenions un accord ambitieux dans des instances internationales – mais quand il s’agit de les mettre en œuvre, cela devient un peu compliqué pour certains.
La société civile et les scientifiques s’accordent à dénoncer cette abstention, abstention que le WWF a qualifiée de honte. Nous ne pouvons que le comprendre.
Aujourd'hui, un nouveau vote a lieu lors d’une nouvelle commission de l’Environnement. L’épisode déterminant aura finalement lieu en séance plénière en juillet. Même si, aujourd'hui, cela ne devait pas se passer comme nous le voulons, il y a encore une carte à jouer en juillet.
Madame la ministre, pouvez-vous nous expliquer quels furent les blocages internes qui ont poussé à cette abstention? Quelles sont les prochaines étapes dans les négociations intrabelges pour s’aligner sur une position que nous espérons la plus ambitieuse possible?
Pouvons-nous encore espérer ce soutien - pas un soutien au rabais, mais un soutien ambitieux? Je vous remercie déjà pour vos réponses.
03.03 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer de voorzitter, geachte Kamerleden, we hebben tijdens de voorbije maanden al meerdere malen van gedachten gewisseld over dit zeer belangrijke, maar duidelijk politiek zeer gevoelige dossier.
In de eerste plaats ben ik inderdaad blij, mijnheer Ravyts, dat de Raad vorige week een algemene benadering heeft aangenomen die deze wetgeving niet uitstelt. Dat is een sterk signaal ten aanzien van het Europees Parlement in de aanloop naar de trilogue. Het was uitermate belangrijk om vast te houden aan de agenda die oorspronkelijk door het Zweeds voorzitterschap was opgesteld, aangezien de situatie zoals u weet dramatisch is, omdat maatregelen voor natuurherstel zo snel mogelijk genomen moeten worden.
Pour aboutir à cette approche générale, plusieurs États membres de l'Union européenne, parmi lesquels la Belgique – en raison des préoccupations de la Flandre –, ont dû faire des concessions. Le niveau général d'ambition du texte a donc dû être revu à la baisse par l'introduction de dérogations et de flexibilités. Il n'en reste pas moins que cette nouvelle réglementation, certes plus souple, constitue une étape cruciale sur la voie d'une réglementation en faveur d'une restauration de la nature en Europe – inexistante aujourd'hui.
Dan kom ik aan de Belgische positiebepaling.
Het is juist dat de Vlaamse regering dit dossier had geagendeerd op het Overlegcomité van 7 juni 2023. Daar werd echter beslist dat de intra-Belgische onderhandelingen verder gevoerd moesten worden in het daarvoor aangeduide orgaan, dat wordt georganiseerd en voorgezeten door de directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE).
Les différentes entités du pays ont ainsi mené d'intenses concertations ces dernières semaines. D'ailleurs, la dernière réunion DGE ad hoc préparatoire à la discussion de l'approche générale du Conseil Environnement du 20 juin s'est déroulée le 19 juin, mais elle n'a pas permis de dégager un consensus sur la position de notre pays et le mandat sur la base duquel la ministre Demir pouvait négocier ce dossier lors du Conseil. Il s'est, en effet, avéré nécessaire de mener de plus amples consultations intraflamandes – il faut le dire – en amont du Conseil.
Une fois n'est pas coutume, je voudrais signaler que Mme Demir n'a pas ménagé ses efforts pour faire bouger la ligne de ses partenaires du cd&v et de l'Open Vld.
Cela étant, malgré l'impossibilité d'avoir un mandat, la DGE a quand même adressé un message fort à la ministre Demir afin qu'elle mette tout en œuvre pour soutenir cette approche générale du Conseil.
Tussen de verschillende betrokken kabinetten is na de DGE nog verder onderhandeld, maar Vlaamse ministers Brouns en Somers wilden dat minister Demir nog tijdens de Raad Milieu terugkoppelde naar de Vlaamse regering voor een verdere standpuntbepaling.
Natuurlijk zullen we samenwerken met de gewesten om de voordelen en resultaten van natuurherstel te maximaliseren. Ik denk dan in het bijzonder aan het versterken van het groenblauw netwerk.
In artikel 5 van de natuurherstelwet is in de tekst een uitzondering opgenomen voor zanderige bodems. Een groot deel van het oppervlak van het Belgische deel van de Noordzee valt onder deze groep 7, waardoor België als lidstaat voor deze habitat het percentage mag bepalen dat moet worden hersteld, teneinde een goede milieutoestand in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie te behalen.
Er werd een artikel 5a toegevoegd, waardoor de aansluiting op het net voor de planning, de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen van groot openbaar belang is. Er is in extra flexibiliteit voorzien, aangezien de lidstaten deze kunnen vrijstellen van de eis dat er geen minder schadelijke alternatieve oplossingen beschikbaar zijn indien er een strategische milieueffectenbeoordeling is uitgevoerd, overeenkomstig de voorwaarden van richtlijn 2001/32/EG.
Mocht u hierover meer informatie wensen, verwijs ik u naar de minister bevoegd voor de Noordzee en de minister bevoegd voor Energie.
Comme vous le savez, il y a encore beaucoup d'autres dossiers du Green Deal européen sur la table, et plus spécifiquement au sein de la Stratégie européenne pour la biodiversité 2030, sur lesquels le positionnement belge doit encore se faire. Je pense par exemple au règlement sur l'utilisation durable des pesticides (SUR) ou à la loi européenne sur les pesticides qui forment avec la loi sur la restauration de la nature le paquet "restauration de la nature" de la Commission européenne et sur lequel un échange de vues a eu lieu hier au Conseil Agriculture. J'attends avec impatience la proposition sur les systèmes alimentaires durables prévue après l'été.
Comme vous l'avez également évoqué, madame de Laveleye, nous avons évidemment aussi nos objectifs internationaux à atteindre, lesquels découlent du Cadre mondial de la biodiversité de Kunming à Montréal qui a été adopté au mois de décembre lors de la COP15 à Montreal.
De federale maatregelen op het vlak van biodiversiteit zullen helpen om deze doelstellingen te behalen en zullen een aanvulling zijn op de maatregelen die in het kader van de Europese natuurherstelverordening worden genomen.
Er zijn ook synergiën met de nieuwe nationale biodiversiteitsstrategie, waarin deze nieuwe ontwikkelingen zullen worden geïntegreerd. De federale regering zal deze strategie zo ambitieus mogelijk uitvoeren.
Pour ce qui est des prochaines étapes de la loi sur la restauration de la nature, comme vous l'avez dit, il faut à présent que l'approche générale soit adoptée par le Parlement européen. Après quoi, les trilogues pourront débuter sous la présidence européenne.
03.04 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, ook over de onderhandelingen.
U bent niet heel diep ingegaan op de veranderingen in de compromistekst met betrekking tot de flexibiliteit. U zei wel dat daardoor de uiteindelijke ambities ietwat naar beneden moesten worden bijgesteld. Mijn standpunt blijft hetzelfde: herstel van biodiversiteit is inderdaad absoluut nodig, maar ik denk dat er daarover wel gemakkelijker compromissen kunnen worden bereikt als ze voor de landbouw en de economie in Vlaanderen haalbaar zijn.
We volgen dit dossier verder op.
03.05 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
Il est toujours bien de se rappeler la nature même de cette loi qui doit nous permettre de lutter contre la sixième extinction de masse et l'effondrement des écosystèmes, contre les changements climatiques tant en termes d'émissions que d'adaptation et enfin de soutenir et garantir une agriculture durable pour nous nourrir aujourd'hui et demain. C'est peut-être sur cet enjeu-là qu'on voit qu'il y a le plus de crispation et de fake news qui circulent à tous les niveaux. On essaie de faire passer les défenseurs de la nature pour les opposants à notre modèle agricole alors que c'est dans une perspective de soutien à notre agriculture à long terme que cette loi a été pensée et soutenue à tous les niveaux.
Je pense qu'il est utile que vous rappeliez qu'outre celle-ci, il y a aussi d'autres lois qui sont encore en négociation. Il est aussi utile de rappeler qu'on a Mme Demir comme alliée sur ce dossier. Nous avons eu ce débat – même en séance plénière – sur les craintes que nous avions à l'appel de certains à faire des pauses en termes de nature.
Nous devons tous nous demander de quel côté de l'Histoire on se trouve. On sait que vous menez le combat autour de la table des négociations intra-belges pour garder une ambition forte. On espère que vous allez pouvoir être entendue par chacun de vos collègues et qu'on pourra avoir, dans les futurs trilogues, une position plus ambitieuse que celle qui a été défendue le 20 dernier – ce qui était un petit peu honteux de notre part.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, uit verschillende hoeken lijkt er steun te komen voor de carbon takeback obligation. In het kort komt het erop neer dat producenten van fossiele brandstoffen verplicht worden een gradueel stijgend deel van de equivalente koolstofinhoud van de geproduceerde brandstof en dus eigenlijk het rechtstreekse gevolg van hun activiteiten op te slaan, dus carbon capture and storage. De visie van verscheidene landen op dat systeem loopt echter wel enigszins uiteen. In dat opzicht lijkt het ons nuttig te vernemen hoe de federale overheid het voorstel evalueert en welke stappen zij in dat kader zet.
Ten eerste, wat is het standpunt van de regering inzake de carbon takeback obligation?
Ten tweede, welke voor- en nadelen zijn aan het systeem gekoppeld? Welke elementen hebben in de evaluatie de doorslag gegeven?
Ten derde, in welke mate is het systeem het onderwerp van Europese gesprekken? Wat is tot op heden het resultaat van de besprekingen?
04.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Wollants, het idee van een carbon takeback obligation, dat kadert in het concept van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, wordt door verschillende organisaties ontwikkeld. Verschillende variaties worden voorgesteld.
Er zijn tot op heden echter geen concrete voorstellen op tafel gelegd noch standpunten ingenomen in de federale regering of op Europees niveau. Uiteraard loont het steeds de moeite het dossier nader te bestuderen en de voor- en nadelen, de impact op de energie- en koolstofprijzen en de mogelijke toegevoegde waarde in ons beleidskader in kaart te brengen.
In Nederland heeft mijn collega Jetten in januari 2023 in de Tweede Kamer een reactie gegeven op een rapport over CTBO’s uit 2022, dat mede in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat was uitgevoerd. Hij concludeerde dat het op dit moment onzeker is dat een CTBO, gezien de huidige marktprikkels en de uitbreidingsruimte in de huidige instrumenten, in de toekomst als aanvullend beleidsinstrument de beoogde meerwaarde biedt. Hij haalde terecht aan dat het CTBO-concept berust op carbon balancing en op die manier de mogelijkheid biedt fossiele brandstoffen te blijven winnen en gebruiken, zolang daarvoor wordt gecompenseerd via CCS of negatieve uitstoot, zoals BECCS en DACCS. De onderzoeksresultaten tonen dan ook een hoger gebruik van fossiele brandstoffen aan bij de implementatie van CTBO-beleid.
De interacties met bestaande maatregelen, met name het EU ETS, moeten dus geanalyseerd worden. Het EU ETS garandeert, net als een CTBO, op termijn netto nuluitstoot, waarbij residuele fossiele broeikasgasuitstoot hoe dan ook afgevangen of gecompenseerd moet worden. Een CTBO legt echter ook tijdens de transitieperiode een percentage aan takeback vast, terwijl het ETS alleen de totale uitstoot aan banden legt. Dat kan onder een CTBO leiden tot een hogere inzet van CCS dan in een optimale situatie, terwijl met alleen het EU ETS geopteerd zou kunnen worden voor een lager percentage aan CCS, in combinatie met een lager algemeen gebruik van fossiele brandstoffen, om aan de uitstootlimiet te voldoen.
Er wordt ook opgeworpen dat een CTBO het principe van de vervuiler betaalt, zou reflecteren, doordat producenten van fossiele brandstof moeten betalen voor de afvang en opslag van CO2. Doch de koolstofprijs implementeert dat principe reeds en een CTBO zou het principe, in tegenstelling tot het ETS, tijdens de transitieperiode slechts op een deel van de uitstoot toepassen en geen inkomsten opleveren die ingezet kunnen worden voor klimaatactie.
Aangezien in het kader van een CTBO de verantwoordelijkheid ligt bij de brandstofproducent, is het te verwachten dat de producenten de kosten zullen doorrekenen in de brandstofprijzen. Dat zou er in de transitieperiode toe leiden dat burgers een koolstofprijs betalen voor de uitstoot van broeikasgassen in gebouwen of in de transportsector en via de brandstofprijzen ook nog betalen voor de toepassing van CCS op een industriële installatie. Onder het EU ETS moet een operator in het geval van broeikasgasuitstoot ofwel betalen voor uitstootrechten, ofwel de CCS zelf toepassen en bekostigen, indien dat voordeliger uitkomt.
Er wordt in de verschillende voorstellen ook verwezen naar de uitrol van negatieve uitstoot, met name via DACCS en BECCS. De integratie van technische koolstofverwijderingen in het Europees beleidskader, met name het EU ETS, zal op de Europese agenda komen in de volgende jaren.
De Belgische positie is duidelijk: onze klimaatdoelstellingen moeten in de eerste plaats met reducties behaald worden. Op Europees niveau moet ook na 2030 een maximale bijdrage van koolstofverwijderingen, dus negatieve uitstoot, aan de nettoklimaatdoelstellingen bepaald worden, zoals wij nu reeds doen met de bijdrage van de LUC-sector. Technische koolstofverwijderingen moeten ook onder een dergelijke limiet vallen.
We moeten absoluut beseffen dat wij op termijn nog veel negatieve uitstoot nodig zullen hebben om eventuele residuele uitstoot te compenseren en netto negatieve uitstoot te verwezenlijken. Wij zullen daarbij ook moeten rekenen op duurzame en permanente technische koolstofverwijderingen, aangezien het potentieel aan koolstofverwijderingen in de LAN-sector beperkt is en de klimaatimpact, met name droogte en bosbranden, het risico van omkering van die koolstofverwijderingen vergroot.
Het IPCC geeft aan dat er een grote technische geologische capaciteit is voor CO2-opslag, maar dat de regionale beschikbaarheid een limiterende factor kan zijn. Wij moeten onze capaciteit dus op een duurzame en kosteneffectieve wijze benutten doorheen de tijd.
Vooreerst moeten wij de nood aan de inzet van CCS op fossiele brandstoffen beperken en niet aanmoedigen ten koste van fossielvrije alternatieven, aangezien daarmee opslagcapaciteit wordt verspild. Daarnaast moeten wij reflecteren over residuele uitstoot, die wij moeten compenseren. Welke sectoren kunnen nog broeikasgassen uitstoten wanneer we klimaatneutraliteit bereiken en in welke mate?
Zoals het IPCC ook duidelijk maakt, zijn doorgedreven uitstootreducties op Europees en globaal niveau essentieel om de nood aan negatieve uitstoot binnen de perken te houden.
Ten slotte, is het nuttig om ook te verwijzen naar het Commissievoorstel inzake de Net Zero Industrial Act, waarin bepaald wordt dat olie- en gasproducenten moeten bijdragen aan de EU-doelstelling voor een CO2-injectiecapaciteit van ten minste 50 miljoen ton CO2 tegen 2030, wat door België wordt gesteund. Het gaat hier echter niet om een CTBO, maar om het voorzien in capaciteit. Zoals hierboven beschreven zullen ETS-installaties via de koolstofprijs de inzet van CCS kunnen afwegen tegenover andere opties, terwijl NCIA het gebrek aan infrastructuur wegwerkt, zodat de capaciteit aanwezig is, voordat de vraag er komt. De capaciteit zou uiteraard later ook nog ingevuld kunnen worden voor de opslag van koolstof van atmosferische oorsprong om negatieve uitstoot te bewerkstelligen.
04.03 Bert Wollants (N-VA): Dank u, mevrouw de minister.
We zullen uw antwoord nog eens herlezen, want het was een hele boterham. Ik heb wel de indruk dat u zeer negatief kijkt naar de carbon take back obligation. Dat is volgens mij nochtans niet nodig. Qua principe en qua uitgebreide producentenverantwoordelijkheid kan het systeem volgens mij wel degelijk zin hebben, net om ervoor te zorgen dat een deel van de koolstof niet in de atmosfeer terechtkomt.
U verkiest kennelijk om meer in te zetten op direct air carbon capture. Maar dat is een omweg. De komende jaren zal er nog steeds olie en gas worden gebruikt, dat zien we in elk plan. De regering staat trouwens achter de bouw van bijkomende gascentrales. Er is dus altijd wel een link. Ik plaats toch vraagtekens bij uw verwerping van het principe omdat 'het niet is wat het moet zijn'. Het lijkt erop dat het voorkomen van directe uitstoot ondergeschikt is aan de kwestie waar de inkomsten terechtkomen. Dat vind ik een vreemde manier van werken. Zo legt men de verantwoordelijkheid helemaal bij de consument, wat we in diverse andere sectoren absoluut niet wilden doen. We willen dat de producenten in eerste instantie mee verantwoordelijk worden. Als we niet kiezen voor carbon take back obligation, dreigen we de last helemaal bij de consument en verbruiker te leggen, niet bij degenen die produceren. Ik ben er nog niet van overtuigd dat de door u aangehaalde weg de juiste is; ik zal uw antwoord alleszins nog eens grondig herlezen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, vorige week hebt u gecommuniceerd over een stap vooruit in de context van het verdrag inzake Antarctica. Het Belgisch voorstel voor het aanduiden van een Antarctic Specially Protected Area (ASPA) in de buurt van het Belgische wetenschappelijke onderzoeksstation Prinses Elisabeth op Antarctica werd goedgekeurd in de Raad. Daardoor wordt de toegang tot dat gebied verboden voor niet-wetenschappelijke of toeristische doeleinden en wordt de bescherming van de unieke lokale biodiversiteit beter gegarandeerd. Samen met andere leefmilieuministers en Europees commissaris voor Leefmilieu Sinkevičius pleit u voor een representatief netwerk van dergelijke gebieden rond de Zuidpool.
Kunt u wat meer toelichting geven bij dit goedgekeurde Belgische initiatief? Met betrekking tot de gebieden rond Antarctica hebt u in uw beleidsnota gezegd dat België in het kader van de Conventie zal blijven pleiten voor beschermde mariene gebieden. Welke stappen hebt u hiervoor al gezet tijdens deze legislatuur?
05.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Ravyts, dit jaar keurde de Consultatieve Vergadering van het Antarcticaverdrag inderdaad een Belgisch voorstel goed voor het inrichten van een speciaal beschermd gebied in de buurt van het onderzoekscentrum Prinses Elisabeth.
Aan deze goedkeuring gingen verschillende jaren van voorbereidend werk en internationaal overleg vooraf. De wettelijke basis voor het inrichten van ASPA’s wordt voorzien in bijlage 5 van het Milieuprotocol bij het Antarcticaverdrag. Het betreden van een ASPA kan enkel met een bijzondere vergunning en mits het respecteren van de regels die zijn vastgelegd in het beheersplan voor dat gebied.
ASPA’s worden ingericht om bepaalde bijzondere waarden van het gebied in kwestie te beschermen. De voornaamste reden voor het inrichten van de ASPA in kwestie is de bescherming van de unieke terrestrische biodiversiteit, met name de microbiologische gemeenschappen die zich bevinden in de ijsvrije gebieden in de nabije bergketen, de westelijke soort Rondane mountains. Om die reden worden enkel een aantal ijsvrije gebieden in dit gebergte opgenomen in de ASPA. De ASPA beschermt daarmee zowel een aantal belangrijke wetenschappelijke waarden als milieuwaarden, waaronder wilderniswater. Het is bovendien een belangrijke toevoeging aan een representatief systeem van beschermde gebieden in Antarctica.
België heeft onder mijn impuls tijdens elke jaarlijkse vergadering van de Commission for the Conservation of Antarctic Marine Living Ressources en de International Whale Commission (IWC) actief gepleit voor mariene beschermde gebieden. België heeft dit pleidooi herhaald op de recente bijzondere vergadering van KMLR die plaatsvond van 19 tot en met 23 juni 2023 in Santiago, jammer genoeg zonder het beoogde resultaat door de weerstand van China en Rusland.
Zelf heb ik in 2021 ook deelgenomen aan twee high level meetings met het oog op het verhogen van het aantal sponsors voor het voorstellen van twee nieuwe, beschermde mariene gebieden in Antarctica, die de Europese Unie en haar lidstaten, waaronder België, ontwikkeld hebben, de Sea MPA en de East Antarctica MPA. België heeft ook als blue leader succesvol gepleit voor de 30/30-doelstelling in het Montreal globaal kader voor diversiteit, dat werd aangenomen tijdens de COP15 in december 2022, en voor het opnemen van een duidelijk kader voor mariene beschermde gebieden in het nieuwe verdrag over biodiversiteit voorbij nationale jurisdictie, BBNJ of biodiversity beyond national jurisdiction.
05.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord en de verduidelijkingen over de ASPA rond het onderzoeksstation Prinses Elisabeth en over de initiatieven die België op het internationale forum heeft ondernomen en ongetwijfeld nog zal ondernemen inzake een uitbreiding van de beschermde mariene gebieden.
Het High Seas-akkoord is natuurlijk een belangrijke stap vooruit, maar wij zullen eens moeten bekijken hoe de energietransitie en de grondstoffen die daarvoor noodzakelijk zijn in overeenstemming te brengen zijn met het groeiende bewustzijn over biodiversiteit. Ik heb het dan over deep sea mining.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw Demir blijft een inspiratiebron in deze commissie; ik kan er ook niets aan doen. Drie van mijn vier vragen hebben te maken met initiatieven van deze Limburgse politica, mijnheer Verduyckt.
Deze vraag gaat over festivalland. We leven immers momenteel in de festivaltijd en het debat over herbruikbare bekers loopt al een tijdje. Kunnen we het echter wel een debat noemen? Verschillende grote festivals hebben immers toch nog een uitzondering gevraagd en gekregen van mevrouw Demir. Zij hebben namelijk kunnen aantonen dat ze bijvoorbeeld een grote stock niet-herbruikbare bekers hadden, dat er niet genoeg herbruikbare bekers werden geleverd of dat het organisatorisch niet mogelijk was ervoor te zorgen dat die afgewassen kunnen worden.
Dit thema situeert zich uiteraard ook binnen de Vlaamse regelgeving. De Vlaamse afvalstoffenmaatschappij OVAM zegt dat deze evenementen pas tegen 2025 volledig overgeschakeld moeten zijn. Organisatoren krijgen nog tot 2024 om herbruikbare bekers in te voeren en tot 2025 om petflessen en blik te vervangen. Ze moeten wel aantonen dat minstens 95 % ingezameld wordt voor recyclage.
Toch vond u het nodig om te zeggen dat de federale regering het op de markt brengen van plastic wegwerpbekers intussen verboden heeft. Misschien was dat een politieke tweet, maar daarom stel ik u deze vraag. Daarna volgde er een rare cryptische omschrijving: “Als de gewesten uitzonderingen geven aan festivals, moet dit conform de federale wetgeving zijn. Als de gewesten in een uitzondering voorzien, mag dit enkel voor bekers die al in stock waren voor 24 januari 2023. Een gewestelijke uitzondering mag dus niet het signaal geven dat festivals terug nieuwe niet-herbruikbare bekers mogen aankopen." Dat klinkt allemaal logisch, maar ook een beetje raar omdat de uitzonderingen toegestaan zijn binnen de wetgeving.
Kunt u meer toelichting geven bij uw twitterberichten? Hebt u überhaupt de bevoegdheid om de gewestelijk toegestane uitzonderingen te controleren? Waren de toegestane uitzonderingen volgens u conform de federale wetgeving? Hebt u hierover contact gehad met uw gewestelijke collega?
06.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Ravyts, de federale overheid is bevoegd voor het opstellen van regels voor producten die voor het eerst op de Belgische markt komen. De gewesten zijn bevoegd voor het opstellen van regels voor het gebruik van deze producten.
Op basis van het KB van 9 december 2021 betreffende producten voor eenmalig gebruik en ter bevordering van herbruikbare producten is het sinds 24 januari 2023 verboden om in België kunststof drinkbekers voor eenmalig gebruik op de markt te brengen. Dit betekent dat festivalorganisatoren sinds die datum geen kunststof drinkbekers voor eenmalig gebruik meer kunnen aankopen, tenzij die al op de Belgische markt waren gebracht voor 24 januari 2023. Zij kunnen de bekers die ze in stock hebben wel nog gebruiken, maar dan moeten ze voldoen aan de regels die de gewesten hebben opgelegd inzake het gebruik van deze bekers.
Het is aan de federale inspectiediensten om te controleren of de regels met betrekking tot het op de markt brengen van de bekers worden gerespecteerd. Het is aan de gewesten om te controleren of de door hen opgelegde gebruiksregels worden nageleefd.
OVAM heeft bevestigd dat wanneer ze uitzonderingen toestaan om kunststof drinkbekers voor eenmalig gebruik op de festivals in te zetten, de uitzondering alleen zal worden gegeven voor bekers die voor 24 januari 2023 voor het eerst op de Belgische markt zijn gekomen.
In het Frans zeggen we c’est toujours mieux en le disant. Dat was ook de bedoeling van mijn tweet, als ik het zo mag samenvatten.
06.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, dank u voor uw accuraat en correct antwoord en om de regelgeving, die ik ook ken, nog eens uit de doeken te doen, zeker met betrekking tot het gebruik van kunststof wegwerpbekers. Mijn vermoeden is dus bevestigd dat het een politieke tweet was, het toch nog eens gezegd willen hebben.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
07.01 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, une très bonne nouvelle est tombée vendredi, à savoir que la Belgique allait enfin mettre fin à l'exportation de pesticides interdits dans l'Union européenne. À peine entrée en fonction en 2020, vous aviez déjà été interrogée à ce sujet, à partir des publications d'Oxfam UK et de Public Eye, qui montraient que notre pays faisait partie des plus gros exportateurs de produits interdits dans l'Union européenne. Vous vous étiez très vite engagée à faire tout ce qui était en votre pouvoir pour mettre fin à ces pratiques, qu'à juste titre vous estimiez éthiquement inacceptables.
Après deux ans de négociations et de tractations, nous avons appris vendredi dernier que le Conseil des ministres s'était accordé pour interdire l'exportation de 15 substances et limiter strictement l'exportation à 10 autres produits, conformément aux règles en vigueur. C'est évidemment une excellente nouvelle. Vous aviez aussi souligné l'effet boomerang: ce n'est pas parce que ces produits sont interdits chez nous que nous n'y sommes pas exposés à travers notre alimentation. Nous mangeons encore de la nourriture qui vient de plus loin, même si nous essayons d'en limiter la consommation par respect pour nos agriculteurs et le climat. De plus, cette info nous réjouit puisque ceux-ci se trouvaient jusqu'à présent victimes d'une concurrence déloyale, étant donné qu'ils ne pouvaient plus se servir desdits produits.
Comme ce texte ne sera pas soumis au Parlement,
étant donné qu'il s'agit d'un arrêté royal, il me semble utile de revenir sur
certains aspects de cette décision. Madame la ministre, comment avez-vous
élaboré cette liste définitive qui ne reprend pas tous les produits interdits
dans l'Union européenne? Parmi les 15, vous avez ciblé les plus dangereux. Nous
pouvons donc nous en réjouir. Enfin, comment pouvons-nous espérer que l'Union
suive votre exemple? En effet, nous savons que les négociations se poursuivent
à cette échelle. Quelles
seront alors les étapes suivantes?
07.02 Kris Verduyckt (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, ik heb een vraag over hetzelfde thema.
Mevrouw de minister, mevrouw de Laveleye heeft al bijzonder veel meegegeven. Omdat het om een koninklijk besluit gaat dat niet in het Parlement komt, en omdat de zaak mij niettemin bijzonder erg interesseert, heb ik een paar bijkomende vragen. Eigenlijk zijn het dezelfde vragen als de vragen van mevrouw de Laveleye, maar ik zal ze nogmaals stellen. Dat verhoogt misschien het belang ervan.
Ten eerste, wat is de eigenlijke impact? Het is mij immers niet helemaal duidelijk in welke mate het probleem in ons land nog rijst. Het is inderdaad een terecht probleem. Het is ook een heel logisch probleem en iets wat hier slecht loopt, is elders in de wereld uiteraard ook geen goede zaak.
Ten tweede, meent u dat er voor de controle op het verbod nog inspanningen nodig zijn of ziet u op dat vlak nog eventuele uitdagingen?
Tot slot, wij zijn een klein land, maar wij kunnen, indien wij willen, via wetgeving en goede beslissingen wegen op het Europese beleid, wat natuurlijk ook mijn vraag is. Hoe zal u dat proberen? Het zou immers goed zijn dat na Frankrijk en België ook de andere Europese landen de stap zetten.
07.03 Zakia Khattabi, ministre: Monsieur le président, le projet d'arrêté royal complète le cadre européen existant et s'applique aux substances dangereuses qui sont inscrites dans l'annexe 1 du règlement PIC (Prior Informed Consent) qui sont exportées par des exportateurs établis en Belgique et qui répondent aux critères établis par l'arrêté royal.
Notre projet, comme je l'ai dit, découle du cadre européen PIC, c'est-à-dire qu'il couvre 25 substances dangereuses listées dans les annexes. Ce sont des produits phytopharmaceutiques, des biocides et des produits industriels. Une notification indique que jusqu'à présent, les substances visées par l'arrêté ont été exportées pour des usages comme pesticides et biocides dans les pays importateurs et non pour un usage industriel. Ce qui n'est pas couvert par le règlement PIC n'est pas couvert par l'arrêté royal, c'est-à-dire que ce projet ne s'applique pas aux médicaments, stupéfiants, substances psychotropes, médicaments vétérinaires, etc.
Le projet vise à interdire les exportations des substances dangereuses listées dans les annexes 1 et 2 de l'arrêté, à partir du territoire belge, vers un pays non-membre de l'Union.
Il est prévu de revoir ces annexes pour ajouter les nouvelles substances qui répondront aux critères, plus ou moins tous les deux ans, sur la base de l'avancée des travaux européens. C'est-à-dire lorsque de nouvelles substances seront inscrites dans l'annexe 1 du règlement PIC, pour l'export depuis la Belgique ou pour de nouveaux produits répondant à nos critères.
Comme je l'ai dit, le projet contient deux annexes. L'annexe 1 liste les substances dangereuses pour lesquelles tous les usages sont interdits en Europe. Toutes les exportations de ces substances vers des pays non européens sont interdites.
L'annexe 2, quant à elle, vise les substances dangereuses pour lesquelles certains usages sont encore autorisés. Les exportations de ces substances vers des pays non-membres de l'Union seront interdites sauf pour les usages encore en cours au sein de l'Union européenne.
J'en viens à l'impact pour le secteur. Nous avons estimé l'impact comme faible. L'administration dispose des informations concernant ces exportations: Qui? Quelles substances? Vers où? Pour quel usage? etc. Elles sont communiquées par les exportateurs eux-mêmes établis en Belgique. Sur la base de ces données et des données du SPF Économie, nous avons estimé, sur les quatre dernières années, que l'arrêté vise en fait 1 à 6 % des quantités totales de pesticides produites en Belgique.
Les quantités exportées des substances listées à l'annexe 1 représentaient, sur les quatre dernières années, moins d'1 % de la production totale de produits pesticides et autres produits agrochimiques. Les quantités exportées des substances listées à l'annexe 2 représentaient, quant à elles, 0,2 % en 2019, 1,1 % en 2020, 4,5 % en 2021, 5,1 % en 2022. Nous avons donc réalisé une analyse d'impact sur la base de la production totale de pesticides en Belgique qui est un des dix segments de la chimie. À l'échelle du secteur entier, cet impact est encore plus faible.
J'en arrive aux secteurs économiques concernés. Sur les quatre dernières années, vingt-cinq acteurs économiques ont notifié l'exportation de substances toxiques visées par notre projet. Parmi ces vingt-cinq acteurs, six multinationales implantées en Belgique représentent plus de 90 % de ces exportations. Pour ces six acteurs, notre projet concerne une ou deux substances. Nous ne disposons pas de données sur le chiffre d'affaires (production) au niveau des entreprises individuelles.
La Belgique a soutenu, à plusieurs reprises, une interdiction harmonisée au niveau européen. Nous ne savons pas encore si la Commission actuelle proposera une mesure, quelle sera sa portée et sa date d'entrée en vigueur. Une révision du règlement PIC n'est en tout cas pas prévue dans le programme 2023 de la Commission.
Met de Europese verkiezingen van 9 juni 2024 in het verschiet kunnen wij er redelijkerwijze van uitgaan dat er voor begin 2025 geen duidelijkheid zal komen over de intenties van de Commissie. Zodra er een voorstel op tafel ligt, duurt het gemiddeld meer dan twee jaar om over een Europese verordening te onderhandelen. Ik ga er daarom van uit dat wij pas ten vroegste tegen 2027 de inwerkingtreding van een dergelijk verbod op Europees niveau kunnen verwachten. In tussentijd zal België als voorzitter van de Raad in de eerste helft van 2024 dit verbod opnieuw onder de aandacht brengen van de nieuwe Europese Commissie.
Inzake uw vraag over andere Europese lidstaten die aan een dergelijk exportverbod werken, kan ik zeggen dat de Nederlandse overheid ondertussen ook contact heeft opgenomen met mijn kabinet. Ook met de Duitse overheid staan wij hierover in contact.
07.04 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse mais surtout pour le succès. Je pense que nous n'étions pas si nombreux que cela en 2020 à se dire que c'était gagné. Nous savons que cela a nécessité beaucoup de travail de persuasion du secteur industriel en première ligne mais aussi de vos partenaires de majorité que je voudrais saluer aussi au passage. Ils se sont montrés courageux et du bon côté de l'histoire, s'agissant de décisions qui n'étaient pas faciles à prendre. Je remercie donc le gouvernement dans son ensemble de vous avoir soutenue dans ce travail qui montre la voie au niveau européen.
Il importe que vous rappeliez qu'il faudra continuer à mettre la barre haute au niveau européen car les blocages que vous avez rencontrés pendant deux ans sont identiques au niveau européen. Mais les chiffres que vous avez donnés montrent que cela a du sens. En effet, on constate que les pourcentages des produits de l'annexe 2 continuent à augmenter chaque année. C'était donc vraiment le moment de montrer qu'il fallait mettre fin à ces pratiques qui sont indignes pour nos agriculteurs, pour notre santé, pour les populations touchées qui, rappelons-le, sont très souvent issues de pays fragiles dans lesquels les normes sont plus basses. Nos capacités à faire respecter les normes d'encadrement sont plus basses. Cela faisait très longtemps que nous attendions, tout comme la société civile, cette décision. Nous ne pouvons donc que nous en réjouir à vos côtés et nous vous en remercions.
07.05 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor het goede werk dat u in dezen geleverd hebt. Op zich is dat erg logisch, maar wij weten allemaal dat dit niet betekent dat er ook beleid volgt. Het is goed om te horen dat u zegt dat wij op Europees vlak inspanningen gaan leveren om inderdaad het woord te verspreiden. U verwijst naar de Nederlandse overheid. Wij hebben ooit een idee met betrekking tot jachttrofeeën gepikt bij hen, het is goed dat zij zich eens laten inspireren door ons land.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08.01 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, in het klimaatbeleid vind ik nog altijd dat prioritair de oorzaken aangepakt moeten worden. Het moet nog altijd een prioriteit zijn om elke tiende graad klimaatopwarming te vermijden en dus het gebruik van fossiele brandstof te verminderen.
Door dat discours, dat ik blijf verdedigen, merk ik dat er soms misschien te weinig aandacht is voor adaptatie, waarvan bekend is dat dat ook belangrijk is. Dat hebben we ook aan de lijve ondervonden de afgelopen dagen en weken, want na de hitte zorgde de neerslag meteen over overlast. Iedereen voelt intussen wel dat er iets aan de hand is en dat we ons zullen moeten aanpassen.
Adaptatie is een onderdeel van klimaatbeleid en er zijn inderdaad adaptatiestrategieën uitgetekend, maar laten we ook even kijken naar concrete zaken. Zo kunnen bomen in een stedelijke context verkoelend werken en tien dagen geleden kon ik de collega’s motiveren om in plenaire vergadering een wet over bomen op openbare domeinen goed te keuren.
Mevrouw de minister, welke adaptatiemaatregelen omvat uw beleid? Welke zijn volgens u de belangrijkste instrumenten waarmee wij onze samenleving kunnen beschermen tegen het veranderend klimaat? Wat kunnen burgers en bedrijven in dat proces eventueel betekenen?
08.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Verduyckt, u onderstreept terecht het belang van adaptatie in het licht van de klimaatverandering. Dat moet integraal deel uitmaken van ons klimaatbeleid. We kunnen het niet voldoende beklemtonen: de beste bescherming voor onze gezinnen, bedrijven en ecosysteem is de beperking van de klimaatverandering.
Het recente syntheserapport van het IPCC onderstreept dat elke fractie van een graad Celsius een impact heeft op onze capaciteit om ons aan te passen. Het rapport expliciteerde ook een aantal grenzen aan onze capaciteit om ons aan te passen, limits of adaptation. Kortom, we moeten volop inzetten op emissiereducties om de klimaatopwarming binnen proporties te houden en zeker onder 1,5 graden.
De federale regering heeft op mijn initiatief een set van adaptatiemaatregelen uitgewerkt. Dat is een erg omvangrijk initiatief waarbij ik, in tegenstelling tot een eerder initiatief; elke federale administratie heb betrokken. Een totaal van 28 maatregelen is ondergebracht in acht actiedomeinen, met name onderzoek, biodiversiteit, infrastructuur, natuurlijke hulpbronnen, gezondheid, risico- en crisisbeheer, internationale samenwerking en bewustmaking. Voor die oefening richten wij de blik op 2050 met als doelstelling te evolueren naar een samenleving die weerbaar is ten opzichte van de klimaatverandering.
Het adaptatiebeleid moet volgens mij op een systemische en transversale manier worden benaderd. Binnen elke bevoegdheid en op elk beleidsniveau moet de adaptatie worden geïntegreerd in het beleid. Ook hier kan ik verwijzen naar het recente IPCC report.
Maatregelen die in silo’s worden uitgewerkt of met een kortetermijnperspectief, kunnen net negatieve effecten hebben op de kwetsbaarheid of blootstelling aan de schokken die de klimaatcrisis met zich zal brengen.
De Europese adaptatiestrategie van 2021 onderstreept terecht het belang van die systemische aanpak. Een dergelijke systemische aanpak moet worden aangevuld met adaptatieplannen per sector of domein, zoals in de gezondheidssector, de landbouwsector, ruimtelijke ordening en verschillende economische sectoren.
Het is ook aan te raden specifiek aandacht te hebben voor de zogenaamde protection gaps, met name het aandeel van mogelijke schade die niet is verzekerd. De op de natuur gebaseerde oplossingen bevatten veel potentieel om op verschillende domeinen voordeel te brengen en moeten dan ook maximaal worden benut. Een dergelijke systemische aanpak, aangevuld met coherente en specifieke plannen op lange termijn, is de beste garantie, om onze samenleving te beschermen tegen het veranderende klimaat.
Het adaptatiebeleid, dat specifieke aandacht moet hebben voor de meest kwetsbare sectoren en bevolkingsgroepen, moet vorm krijgen in dialoog met de bevolking en onze industrie.
08.03 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het terugdringen van de uitstoot moet inderdaad een prioriteit blijven. Vlaanderen staat daarvoor wel vaker op de rem; afgelopen week was het weer zo ver. Klimaatrealisme heeft nu eenmaal weinig met de realiteit te maken.
Ik volg alvast uw redenering en zal de maatregelen en strategieën grondig bestuderen. Ik ben ervan overtuigd dat de natuur inderdaad een partner is, het is een thema waarover wij de voorbije week nog hebben gediscussieerd. Het is alleszins ook mijn intentie om straks op de COP in Dubai extra beleidsinspiratie daarover op te doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09.01 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, het fijne van deze commissie is dat wij hier nogal wat wetgeving maken, maar het is belangrijk ook de andere beleidsniveaus in de gaten te houden. Het Europese niveau geeft bijvoorbeeld goede insteken over klimaatbeleid en alles wat ermee te maken heeft.
Hier gaat het om een verordening die zegt dat producten ontbossingvrij moeten zijn om legaal geproduceerd te kunnen worden. Ik vind dit bijzonder interessant. Vandaar dat ik u wil vragen hoe België zich zal voorbereiden op de toepassing van deze verordening. Hoeveel bedrijven vallen onder deze verordening?
Ik heb ook een vraag ingediend over de controles en over alles wat hier verder mee te maken heeft. Ik verneem daar graag iets meer over, want ik vind dit een bijzonder belangrijke insteek van de Europese Unie.
09.02 Minister Zakia Khattabi: Mijnheer Verduyckt, na het politieke akkoord van december 2022 werd deze verordening deze maand officieel gepubliceerd. De Europese lidstaten hebben 18 maanden de tijd om deze nieuwe verordening over ontbossingsvrije waardeketens te implementeren. Wij bereiden daarom de nodige wettelijke aanpassingen voor om de toepassing van deze verordening tegen eind december 2024 mogelijk te maken in België.
Op dit moment wordt ook met de andere federale overheidsdiensten bekeken op welke manier er moet worden samengewerkt om de toepassing van deze verordening vlot te doen verlopen. De implementatie van deze nieuwe Europese verordening in België staat komende donderdag op de agenda van de IKW van de uitgebreide interministeriële conferentie Leefmilieu. Op 13 september 2023 is een tweede stakeholderevent gepland om de betrokken stakeholders te informeren over deze verordening.
Op basis van analyses uit 2022, uitgevoerd door de Federale Overheidsdienst Financiën, Douane en Accijnzen, werd het aantal operatoren dat producten importeert en/of exporteert die behoren tot de scope van deze verordening geschat op 19.623 bedrijven. Ik geef u de details over deze bedrijven als u die wilt.
Deze verordening legt de lidstaten verplichte controlepercentages op afhankelijk van het risico van het land van herkomst. Jaarlijks moet voor elk product dat onder de verordening valt 9 % van de operatoren, alsook 9 % van de hoeveelheid van elk betrokken product uit hoogrisicolanden gecontroleerd worden. Voor producten uit standaardrisicolanden is dat 3 % en voor producten uit laagrisicolanden 1 %. Als deze controlepercentages niet worden gehaald, zal de Europese Commissie een ingebrekestellingsprocedure opstarten.
Volgens onze berekening moeten er hiervoor 26 voltijdequivalenten bijkomen. Deze inschatting ligt volledig in overeenstemming met wat de bevoegde autoriteiten van de Europese Timber Regulation en experts van andere EU-lidstaten, betrokken bij de onderhandelingen over deze verordening tegen ontbossing, hebben aangegeven. Op het komende begrotingsconclaaf zal ik bij mijn collega’s het belang van deze verordening en de verplichtingen van België benadrukken en de noodzaak van bijkomende middelen aantonen, zodat de 26 vte’s vanaf begin 2024 gefaseerd kunnen worden aangeworven.
Het informaticasysteem dat door de Europese Commissie ontwikkeld zal worden, zal een belangrijk instrument vormen. Het zal een van de factoren vormen om een risicogebaseerd inspectieplan op te stellen.
Voorts is de directe samenwerking en informatie-uitwisseling, zoals met de collega’s van de FOD Financiën, Douane en Accijnzen, van cruciaal belang. Ik zal dit benadrukken bij mijn collega bevoegd voor Financiën.
09.03 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Ontbossing kent veel verschillende aspecten. Om die te bestrijden moeten we heel wat maatregelen nemen. Het uitgebreide consumentisme in onze samenleving zorgt ervoor dat veel consumenten de impact van hun aankoopgedrag niet meer beseffen. Het is goed dat we naar die producten kijken en ze aanpakken.
Ik leid uit uw antwoord af dat u de verordening niet op een stapel papier gaat leggen, maar dat u daar ook echt iets mee gaat doen. Ik reken wat dat betreft echt op u. In het andere geval zal ik u daar zeker terug over ondervragen.
U verwees tot slot naar enkele details die mij interesseren. Die mag u mij altijd bezorgen.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
10.01 Patrick Prévot (PS): Monsieur le président, madame la ministre, en juin 2022, je vous interpellais au sujet du trafic d’animaux sauvages, troisième plus grand trafic illégal après la drogue et les armes. Une étude mettait en alerte les autorités quant à la popularité croissante de plus de 1 200 espèces d’arachnides, achetées à partir de 111 sites internet et livrées par colis postaux.
Malheureusement, il n’existait aucune base de données centralisée des saisies; un manque nous empêchant d’évaluer l’ampleur du phénomène et de lutter efficacement contre celui-ci.
En réponse à ma question, vous me faisiez savoir que votre administration était en train d’achever l’élaboration d’un projet de plan sur le commerce des animaux exotiques. Ce projet de plan devait analyser comment créer une base de données des volumes d’espèces animales exotiques qui sont importées et vendues sur notre territoire, logiquement alimentée par des renseignements relatifs aux saisies.
Madame la ministre, pourriez-vous nous faire part des dernières avancées concernant ce projet de plan sur le commerce des animaux exotiques? Où en est-on avec la création de cette base de données? Des difficultés ont-elles été rencontrées quant à sa création? Quelles solutions peut-on y apporter?
Un partage de données avec des pays frontaliers ou à l’échelle européenne est-il prévu?
Enfin, si la base de données est déjà à un stade avancé, quelles sont les premières analyses, sachant que notre pays est malheureusement un point stratégique important pour d’autres trafics internationaux comme celui de la drogue, notamment?
Je vous remercie d’avance de vos réponses.
10.02 Zakia Khattabi, ministre: Monsieur Prévot, le projet de plan sur le commerce des animaux exotiques sera soumis à la conférence interministérielle de l’Environnement élargie du 6 juillet 2023 et à son intercabinets de ce jeudi 29 juin.
Il est basé sur l’approche One world, one health, et contient 45 actions réparties en 5 chapitres. Le chapitre 2 concerne la nécessité de collecter et de centraliser les données du commerce de manière continue. La création d’une base de données centralisée des flux d’importation d’animaux exotiques est une des actions prévues.
La difficulté majeure pour la mise en place d’une telle base de données est avant tout budgétaire, car cela supposera de relier entre eux des systèmes existants tout en les améliorant pour obtenir des données suffisamment précises pour agir concrètement sur le commerce.
Il faut aussi tenir compte du fait des limitations liées au Code de nomenclature des marchandises, qui est conçu au niveau international dans une perspective douanière et, en cela, n’est pas précis d’un point de vue taxonomique.
Les données obtenues dans le cadre du plan pourraient être utilisées au niveau européen et partagées avec d'autres États membres, la Commission européenne, notamment dans le cadre de la mise en œuvre de réglementations européennes, ainsi que Interpol et Eurojust.
Pour les espèces CITES, mon administration effectue la recherche sur les données existantes liées aux importations et exportations. Elles vous seront communiquées par écrit dès que la compilation sera faite. Pour les espèces exotiques envahissantes, une étude est en cours sur les données d'importation de plantes et d'animaux exotiques issues de la base de données TRACES NT. Elle vise à déterminer les importations a priori légales mais qui pourraient contenir involontairement des espèces exotiques envahissantes, notamment à cause d'un étiquetage erroné du nom de l'espèce dans le pays d'origine.
10.03 Patrick Prévot (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
J'entends que ce projet de plan sera soumis à la Conférence interministérielle le 6 juillet et qu'il y aura un intercabinets cette semaine à ce sujet. Je suis content d'apprendre que la création de cette base de données fait partie des pistes évoquées. J'entends aussi que le principal problème reste évidemment budgétaire, comme souvent.
J'ai cru comprendre que la compilation des chiffres me sera envoyée lorsqu'elle sera réalisée. Je vous en remercie également.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 11 h 46.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.46 uur.