Commission
des Relations extérieures |
Commissie
voor Buitenlandse Betrekkingen |
du Mardi 27 juin 2023 Après-midi ______ |
van Dinsdag 27 juni 2023 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.08 uur en voorgezeten door mevrouw Els Van Hoof.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 08 et présidée par Mme Els Van Hoof.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01.01 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, sinds 2014 doet de heer Réginald Moreels er alles aan om de Beni-regio, in het noordoosten van de Democratische Republiek Congo, op de kaart te zetten. Ik sprak hem onlangs nog, hij is nu weer aanwezig in Beni om als vrijwilliger gratis chirurgische zorg te verlenen.
Het gebied, waar ruim een miljoen mensen leven, is een blinde vlek voor internationale hulporganisaties. Dat onrecht knaagt en leidde tot de oprichting van UNICHIR en de bouw van het chirurgisch en verloskundig centrum. UNICHIR biedt hoogwaardige chirurgische en verloskundige zorg aan meer dan een miljoen mensen in Beni. Het project bestaat uit drie delen: chirurgische en verloskundige kwaliteitszorg, een nieuwe medische en chirurgische eenheid op het hoogste niveau en een opleidingscentrum voor lokale, jonge chirurgen.
Mevrouw de minister, grote delen van Congo kampen met structurele en humanitaire problemen. In Noord-Kivu is de impact van gewelddadige rebellengroepen en regionale spanningen op de bevolking enorm. In die provincie alleen zijn meer dan 2 miljoen mensen ontheemd. De Beni-regio, in Noord-Kivu, was ooit welvarend; nu is het een blinde vlek op de wereldkaart, die vooral negatief in het nieuws komt. Ik was verbaasd te horen dat Noord-Kivu niet werd opgenomen in het nieuwe bilaterale programma en dat UNICHIR niet op financiële steun van de Belgische overheid kan rekenen. Daarom heb ik volgende vragen.
Hoe staat u tegenover het UNICHIR-project? Welke rol ziet u voor België in de provincie Noord-Kivu?
Hoe wordt precies beslist welk humanitair project wel of niet in aanmerking komt voor eenmalige of structurele financiële steun? Bent u van plan om dat project alsnog te steunen? Waarom wel of niet?
01.02 Minister Caroline Gennez: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Creemers, ik dank u voor uw interessante vraag en voor de appreciatie voor het werk van dokter Moreels, sinds jaar en dag een pionier en een Belgisch uithangbord van onze internationale solidariteit. Zijn humanitaire inzet voor de kwetsbaarste bevolkingsgroepen in de regio Beni in Noord-Kivu is indrukwekkend. Ik heb hem onlangs ook gesproken. Zijn engagement en drive zijn niet veranderd de voorbije twintig jaar. Het UNICHIR-project dat hij in de DRC uitvoert, vindt plaats in een van de gebieden die de voorbije jaren het zwaarst zijn getroffen door gewapende conflicten.
Het is evenwel inderdaad zo dat Noord-Kivu geen deel uitmaakt van de prioritaire regio’s van ons nieuwe bilaterale programma met Congo. De reden is het feit dat er focus nodig is. De uitwerking is gebeurd door mijn voorganger, de heer Frank Vandenbroucke, uiteraard in overleg met het partnerland, de DRC, en met ons uitvoeringsagentschap Enabel.
Er werd toen gekozen voor continuïteit in de geografische aanwezigheid van de interventies en voor coherentie en complementariteit met de financiering van andere donoren. Dat gebeurde om de duurzaamheid van onze resultaten maximaal te garanderen.
De Congolese partner heeft gevraagd om aanwezig te zijn in Zuid-Kivu, maar niet in Noord-Kivu. Enabel, ons agentschap voor internationale solidariteit dat het bilaterale programma uitvoert, heeft dus niet de mogelijkheid om een subsidiecontract af te sluiten met UNICHIR, omdat Noord-Kivu niet in de streek ligt waar ons Belgische programma zal worden uitgevoerd.
In Noord-Kivu zijn de noden, zoals u zelf aangehaald hebt, in de eerste plaats humanitair. Om directe humanitaire financiering te krijgen van België, moet een project aan een aantal wettelijke voorwaarden voldoen. Humanitaire actoren moeten immers aantonen dat ze over ervaring en expertise op het terrein beschikken. Ze moeten ook een erkenning of accreditatie hebben als humanitaire actor. Tot op heden voldoen slechts enkele Belgische ngo’s aan de voorwaarden van de wettelijke definitie van humanitaire ngo. België heeft wel partnerschappen met internationale humanitaire organisaties. Wij dragen ook in de DRC jaarlijks bij aan het humanitaire landenfonds OCHA van de Verenigde Naties.
Op het vlak van niet-gouvernementele samenwerking financiert onze Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp (DGD) enkel programma’s van erkende organisaties, dus ngo’s of institutionele actoren. Die financiering gebeurt voornamelijk via onze vijfjarenprogramma’s. Voor de periode 2022-2026 werden die begin 2022 goedgekeurd. UNICHIR behoort tot nader order niet tot de erkende actoren en kan bijgevolg geen beroep doen op financiering in dat kader.
Om wel toegang te kunnen krijgen tot die financiering zou UNICHIR een aanvraag moeten doen tot erkenning. We hebben hen dat ook zo aangegeven. Dokter Moreels is immers samen met de CEO van UNICHIR zijn zaak komen bepleiten. We hebben hen dan ook gezegd dat ze een aanvraag moeten indienen en hebben hen daartoe ook ondersteuning geboden. Een andere optie is om de activiteiten van UNICHIR te laten opnemen in het programma van een nu al erkende actor. Dat is echter tot nader order niet gebeurd.
Een laatste mogelijkheid is een eenmalige projectsteun aan UNICHIR. Dat zou eventueel kunnen in het kader van het budget voor maatschappijopbouw, maar uiteraard zal de beoordeling afhangen van de beschikbaarheid van bijkomende middelen en van de kwaliteit van een eventueel projectvoorstel. Dokter Moreels en UNICHIR zijn op de hoogte van al die mogelijkheden.
01.03 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, als burger wil ik natuurlijk ook dat het geld zo objectief mogelijk wordt besteed. Ik begrijp dat er erkenningen en aanvragen voor nodig zijn, dus bekijk wat ik ga zeggen zeker niet als kritiek. Ik vind het gewoon jammer dat iemand als dokter Moreels, die zo bevlogen is en de regio zo goed kent, met zoveel capaciteiten en talent, zich moet bezighouden met administratieve dossiers om zijn werk daar te kunnen uitvoeren. Hij zal in eer en geweten wel beslissen wat hij daarmee doet, maar wij hebben het wel gehad over de aanvragen en de vijfjarenprogramma’s. Hij vertelde dat in de periode waarin de dossiers moeten worden ingestuurd, bijna niemand bereikbaar is bij de ngo’s, want zij zijn allemaal gestresseerd omdat de programma’s binnen moeten. Naar zijn gevoel zijn de administratie en de dossierlast heel erg zwaar aan het worden. Verschillende fulltimers zijn enkel bezig met de administratieve planlast van de dossiers, terwijl zij hun talenten ook echt op het terrein zouden kunnen inzetten.
Ik heb daar geen magische oplossing of een toverstokje voor, maar als iemand die met de voeten op het terrein staat en ook aan de beleidskant heeft gestaan, zo’n opmerking maakt, dan moeten we die ter harte nemen en overwegen of we a priori op basis van vertrouwen kunnen werken en a posteriori controleren. Als uit de controle blijkt dat het niet voldoende is, moet er worden bijgestuurd, maar misschien kunnen we er wel van uitgaan dat de meeste mensen deugen en dat we a priori kunnen vertrouwen in het dossier en het werk van de mensen die zich inzetten in zo’n gevaarlijke regio als Noord-Kivu en daar levens redden. Ik dank u alvast om dat op te volgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitster: Mijnheer Ben Achour is nog in een andere vergadering. Vraag nr. 55037353C van mevrouw Depoorter wordt op haar verzoek uitgesteld.
02.01 Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de
minister, de Commissie voor Bevolking en Ontwikkeling (CPD) ziet toe op de
uitvoering van de wereldwijde afspraken over bevolking en ontwikkeling die in
1994 zijn overeengekomen in het Caïro-actieprogramma van de internationale
conferentie over bevolking en ontwikkeling (ICPD).
Tijdens
de zitting van dit jaar boog de CPD zich over het thema 'Bevolking, onderwijs
en duurzame ontwikkeling', met inbegrip van de toegang van vrouwen en meisjes
tot onderwijs en relationele voorlichting. De definitieve resolutietekst van
het voorzitterschap was zorgvuldig en evenwichtig opgesteld, alle delegaties
konden zich hierin vinden. Toch is de Commissie er niet in geslaagd om een consensus
te bereiken. De reden: enkele lidstaten wilden geen overeengekomen taal over
seksuele voorlichting uit het ICPD-actieprogramma van 1994 opnemen.
Het
niet aannemen van deze resolutie heeft cruciale gevolgen op het onderwijs
wereldwijd. De tijd tikt. Eén op de vier kinderen gaat immers nog steeds niet
naar school. Hierdoor ondervinden kinderen en jongeren maatschappelijke
gender-gerelateerde belemmeringen bij de toegang tot onderwijs, waaronder
seksuele voorlichting. Dat maakt hen kwetsbaar voor seksuele dwang, seksueel
overdraagbare aandoeningen en ongewenste zwangerschap.
Mijn
vragen aan u mevrouw de minister:
Hoe
zijn de debatten verlopen tijdens deze zitting van het CPD?
Welke
lidstaten wilden geen overeengekomen taal over seksuele voorlichting uit het
ICPD-programma opnemen?
Welk
standpunt heeft ons land tijdens de zitting ingenomen?
Welke
inspanningen zal België leveren opdat het CPD tijdens een volgende conferentie
tot een noodzakelijke consensus zal komen?
02.02 Minister Caroline Gennez: De besprekingen over de ontwerpresolutie van de VN-commissie Bevolking en Ontwikkeling vonden dit jaar plaats in een moeilijke en gespannen context, zoals u terecht zegt. De vorige jaren vonden die onderhandelingen altijd plaats in de week voorafgaand aan de CPD-sessie. Dit jaar werden de onderhandelingen, die midden maart 2023 van start gingen, wegens gebrek aan consensus over bepaalde paragrafen in de tekst, verlengd tot de week van de nationale verklaringen, interactieve panels en nevenevenementen over de belangrijke thema’s bevolking, onderwijs en duurzame ontwikkeling.
Wat is daar precies gebeurd? Een groep van 22 lidstaten maakte bezwaar tegen de versie van de ontwerpresolutie die de voorzitter aan het begin van de CPD had voorgesteld. Volgens die 22 landen werd er "onvoldoende rekening gehouden met tekstsuggesties en het gebruik van bepaalde gevoelige woorden".
Die lidstaten doorbraken daarom op woensdag 12 april de stilteprocedure. Waarop hadden die meningsverschillen betrekking? Het ging om de paragrafen over de cruciale rol van het gezin, the prior right of parents to choose the kind of education that shall be given to their children and comprehensive education on human sexuality. De landen die protest aantekenden zijn onder andere Egypte dat de Afrikaanse groep leidt en actief gesteund door Iran, Rusland, het Vaticaan, Jemen, Syrië, Irak, maar ook door een aantal van onze partnerlanden zoals Senegal, Mali, de DRC en Oeganda.
Ik ken uw passie, die ik ook deel, voor het belang van vrouwen- en meisjesrechten en uw focus op seksuele gezondheid en rechten. We zien hier dat mensenrechten, in dit geval vrouwenrechten, wereldwijd onder druk staan, mevrouw Liekens.
België maakt deel uit van een andere groep gelijkgestemde landen, met onder andere Nederland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Finland, Canada, Denemarken, Australië, Spanje, Duitsland, die pleiten en onderhandelen voor de blijvende opname van progressieve taal omtrent seksuele rechten en gezondheid in de aan te nemen resolutie.
In de zitting van dit jaar ging het erom de minimale doelstelling van de in 2014 overeengekomen paragraaf over seksuele opvoeding minstens te behouden. Dat betreft comprehensive sexuality education.
De voorzitter van de vergadering, bijgestaan door de cofacilitatoren, stelde op 13 april 2023 heel laat ’s avonds een nieuwe resolutietekst voor die de EU-lidstaten en een aantal andere gelijkgezinde landen zoals Australië en Canada, als evenwichtig evalueerden.
De dag erna is die tekst evenwel ingetrokken zonder goedkeuring van een slotdocument. De reden is uiteraard dat men niet achteruit wil gaan of een afgezwakte tekst wil goedkeuren. We vinden het ontbreken van een consensus ontzettend betreurenswaardig, maar een slechte resolutie aannemen, waarbij de resultaten van vorige vergaderingen niet eens in stand zou worden gehouden of zouden worden ondermijnd, was uiteraard geen optie.
Interessant om weten, is het volgende. België onderhandelt niet rechtstreeks op die conferentie van de Commissie voor Bevolking en Ontwikkeling (CPD). Het zijn de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie – voor deze vergadering Nederland en Spanje – die in New York hebben onderhandeld in naam van de Europese Unie. Wij hebben opmerkingen gegeven op de resolutie die de EU-delegatie vervolgens naar voren heeft gebracht op de onderhandelingstafel. Er werd altijd naar een consensueel en geharmoniseerd standpunt gestreefd, dat samen met andere gelijkgestemde lidstaten ook werd verdedigd.
Tijdens de slotvergadering van de CPD, waar België wel vertegenwoordigd is, namen we het woord om dat standpunt te verdedigen en onze steun te betuigen aan de initieel door de voorzitter voorgestelde tekst.
In de aanloop naar een volgende CPD zal België op voorhand nog meer outreachen, zeker bij de vier partnerlanden die de stilteprocedure verbroken hebben, om hen ervan te overtuigen de resolutie alsnog te steunen. Onze administratie is onmiddellijk in overleg gegaan met de gelijkgezinde staten en de VN-partnerorganisaties van België zoals het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA), UN Women en United Nations Development Programme (UNDP) om het probleem op de tafel te houden.
We blijven streven naar het veiligstellen van een ambitieus, sterk en progressief taalgebruik als het gaat om mensenrechten, het recht op onderwijs en op gezondheidszorg, de universele toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en uiteraard ook comprehensive sexuality education.
02.03 Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de minister, ik heb iets niet goed begrepen. Was er binnen de EU-delegatie wel consensus, of was er binnen de EU-delegatie een probleem met het sensitief taalgebruik, wat naar ik heb begrepen vooral over ‘gender’ ging?
02.04 Minister Caroline Gennez: In dezen was er consensus. Op sommige andere fora is er binnen de EU niet altijd consensus over ‘gender’ en zijn er een aantal lidstaten, om Polen en Hongarije niet bij naam te noemen, die zich verzetten tegen dat taalgebruik. In dezen heb ik geen weet van afvalligen, zal ik maar zeggen, in de EU-delegatie.
02.05 Goedele Liekens (Open Vld): Dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
03.01 Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de minister, de situatie van meisjes in Afghanistan is genoegzaam bekend; we hoeven er maar de rapporten van Amnesty International op na te lezen. Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Mevrouw
de minister, sinds de Taliban in 2021 de macht overnamen in Afghanistan, is het
land in permanente crisismodus. Politiek, sociaal-economisch én humanitair. De
mensenrechtensituatie is op twee jaar tijd dramatisch verslechterd, en vrouwen
en meisjes betalen de grootste prijs. Toen begin dit jaar de Taliban beslisten
dat vrouwelijke hulpverleners niet meer mochten werken, hebben een heel aantal
hulporganisaties de werkzaamheden stopgezet. Nochtans is de nood aan
internationale noodhulp groter dan ooit.
Amnesty
International publiceerde een rapport in maart 2023 dat de gruweldaden van de
Taliban uit de doeken doet. Het verdict is duidelijk: Afghaanse meisjes en
vrouwen zijn het slachtoffer van levensingrijpende onderdrukkingen en
folteringen, die gekwalificeerd kunnen worden als een misdaad tegen de mensheid
en vervolging op basis van geslacht.
Naast
draconische restricties in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in het
dagelijkse leven, zijn vrouwen in Afghanistan het slachtoffer van opsluiting,
gedwongen verdwijning en foltering. Zo werd een vrouw in een Afghaanse
gevangenis gescheiden van haar baby, in een aparte, donkere cel zonder de
mogelijkheid om borstvoeding te geven. Ook lijfstraffen, zoals slagen met
waterslangen en elektrocuties, zijn veelgebruikte folteringen om vrouwen tot
bekentenissen te dwingen.
De
situatie is afgrijselijk en escaleert gevaarlijk, zo stelt het rapport van
Amnesty International. Meisjes en vrouwen in Afghanistan worden systematisch
geviseerd en onderdrukt, de nood om internationaal op te treden dringt zich
meer dan ooit op.
Mijn
vragen aan u mevrouw de minister:
Heeft
u kennisgenomen van dit nieuwe alarmerende rapport van Amnesty International?
Welke
hulporganisaties die België steunt zijn nog actief in Afghanistan? Graag een
overzicht.
Welke
maatregelen worden er op internationaal niveau ondernomen om deze onderdrukking
te stoppen en hulp te bieden?
Welke
inspanningen levert België om de vrouwenrechten in Afghanistan te beschermen?
Via
welke diplomatieke kanalen volgt u deze situatie op?
03.02 Minister Caroline Gennez: Mevrouw Liekens, dit is een heel belangrijk thema. Toen ik net de eed had afgelegd als minister van Ontwikkelingssamenwerking, was het eerste dossier op mijn bord de ban van Afghaanse vrouwen en meisjes in het onderwijs en op de arbeidsmarkt bij de humanitaire organisaties. Dat was tussen kerst en nieuwjaar en de verontwaardiging was algemeen.
Het is heel moeilijk door te dringen tot het regime van de taliban. De onderdrukking van Afghaanse vrouwen en meisjes is algemeen bekend en gedocumenteerd, onder andere in het rapport van Amnesty International. Dat rapport toont aan hoe de taliban vrouwen en meisjes opnieuw volledig uit de maatschappij proberen te wissen. Het meest recente rapport van VN Special Rapporteur Richard Bennett bevestigt bovendien dat de aanval op de rechten van vrouwen en meisjes nergens ter wereld zo wijdverspreid systematisch en alomvattend is als in Afghanistan. Het is echt ideologisch. Bennett heeft volgens mij een goede suggestie gedaan. Hij wil namelijk onderzoeken of genderapartheid zoals uitgeoefend door het talibanregime, als een misdrijf tegen de menselijkheid kan worden beschouwd.
België streeft ernaar om de situatie hoog op de internationale agenda te houden. We hebben daarvoor al verschillende initiatieven genomen, zowel bilateraal met andere landen in de Europese Unie als op de relevante multilaterale fora. Zo heeft ons land sinds de machtsovername door de taliban de creatie en de verlenging van het mandaat van de VN Special Rapporteur inzake de mensenrechtensituatie heel actief gepromoot en ondersteund. In de VN-Veiligheidsraad werd in april resolutie 2681 aangenomen, die de ban voor vrouwen om te werken bij VN-organisaties duidelijk veroordeelt.
België steunt en moedigt ten volle de inspanningen van de VN aan ten opzichte van die autoriteit de facto, de taliban, met het oog op de onmiddellijke intrekking van de maatregel en een concrete monitoring op het terrein ervan. We hebben al op verschillende fora van de VN-organisaties opgeroepen tot een gecoördineerde aanpak door de VN en al hun agentschappen.
Om die prioriteiten kracht bij te zetten, financiert de FOD Buitenlandse Zaken, onder meer UN Women, het Women’s Peace and Humantiarian Fund, het Protection Center for Women’s Rights Defenders in Afghanistan, en het Insitute of War and Peace Studies, specifiek ter ondersteuning van vrouwenorganisaties, vrouwenrechten en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers in het land.
Wat onze bijdrage aan internationale solidariteit betreft, wordt meer dan 60 % van onze humanitaire financiering op een niet geoormerkte manier verdeeld over de flexibele funding en de core funding van de VN. Dat laat toe om humanitaire uitdagingen snel aan te pakken en snel te reageren op plotse of vergeten crisissen. Zo droegen we, specifiek voor Afghanistan, bij aan het Afghan Humanitarian Fund, een flexibel landenfonds dat zich uitsluitend concentreert op acties in Afghanistan. Wij steunden dat fonds in 2021 voor 2 miljoen euro, in 2022 hebben we een bijkomend bedrag van 3 miljoen euro geïnvesteerd.
Daarnaast dragen we ook nog bij aan de algemene middelen van organisaties zoals OCHA, UNHCR, WFP, ICRC en globale humanitaire fondsen zoals het CERF van OCHA, ook actief in Afghanistan.
De VN, de Rode Kruisbeweging en internationale ngo’s, alsook de Europese Unie blijven aanwezig in Afghanistan. Zij blijven hun werk zo goed als mogelijk voortzetten. Voor vele organisaties op het terrein is de situatie extreem moeilijk. Men blijft onderhandelen op lokaal, soms provinciaal niveau, dus niet centraal met de taliban of de autoriteiten de facto, om toch te kunnen blijven werken met vrouwelijke hulpverleners.
Voor België is het belangrijk dat de humanitaire hulp de humanitaire principes van neutraliteit en onpartijdigheid respecteert. Ik zal dat altijd blijven bepleiten. Dat moet ook kunnen gebeuren in Afghanistan of in rurale gebieden waar men meisjes en vrouwen minder gemakkelijk kan bereiken. Er moet ook vrouwelijk personeel aanwezig blijven en de organisaties moeten erop toezien dat vrouwelijk personeel niet wordt vervangen door mannelijk personeel. De VN volgen die principiële aanpak. Zelfs als meisjes of vrouwen niet op hun werkplek mochten werken, zijn de VN hen blijven doorbetalen en konden ze thuiswerken. Hun hulp op het terrein blijft broodnodig en Afghanistan wordt getroffen door een van de grootste humanitaire crisissen ter wereld.
Er wordt momenteel onderzocht of er nieuwe financiering voor dit jaar in het kader van de humanitaire projectfinanciering kan worden toegezegd.
Een aantal vragen die u me stelde, slaan op bevoegdheden van minister Lahbib. Ik heb alvast in het kader van mijn bevoegdheden verschillende acties ondernomen om het onderwerp op de internationale agenda te houden. Op de meest recente Europese Raad over Ontwikkelingssamenwerking, die op 4 mei in Brussel plaatsvond, is het onderwerp besproken op onze expliciete vraag en die van Nederland en Luxemburg. Ook tijdens de UN Women Top Funding Partner Roundtable, die we samen met Executive Director of UN Women Sima Bahous in Brussel hebben gehost, hebben we het thema besproken, met als zeer duidelijke boodschap dat niets doen geen optie is. We laten de vrouwen en meisjes in Afghanistan niet in de steek en blijven oproepen en ageren om hun rechten te respecteren en de ban volledig terug te draaien.
03.03 Goedele Liekens (Open Vld): Ik ben blij met uw verklaring dat niets doen geen optie is; ik deel die mening. We kunnen wel oproepen om de ban tegen meisjes en vrouwen op te heffen, maar het talibanregime heeft al bewezen heel onbetrouwbaar te zijn. We hebben gezien waarop de belofte aan de meisjes en de vrouwen dat alles goed zou komen, is uitgedraaid. Het lijkt me zeer moeilijk om met de taliban samen te werken.
Ik wil toch ook verduidelijken dat de problemen niet beperkt blijven tot vrouwen en meisjes, aan wie rechten worden ontzegd. De hele maatschappij is er ontwricht. De meisjes krijgen geen onderwijs en kunnen niet deelnemen aan de maatschappij. Daar zijn ook economische gevolgen aan verbonden, terwijl de situatie van het land al dramatisch is. De beste elementen in de gezondheidszorg en het onderwijs waren de vrouwen en de meisjes. Het hele systeem stort in. In die context is het moeilijk om steun te blijven verlenen. Niet doen, is geen optie; wij zullen het dossier blijven volgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
04.01 Goedele Liekens (Open Vld): Ook hiervoor verwijs ik naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
Mevrouw
de minister, in september 2009 vond in de Guinee 'Bloody Monday' plaats:
een reeks van moorden en aanrandingen tijdens een prodemocratische
demonstratie, gepleegd door de presidentiële garde van Guinee in een stadion in
de hoofdstad. Meer dan 157 mensen werden vermoord, meer dan 100 vrouwen werden
het slachtoffer van seksueel geweld. Getuigenverslagen onderstrepen de
gruweldaden: koelbloedige schietpartijen, individuele verkrachtingen,
groepsverkrachtingen en aanranding zoals penetratie met stokken, geweerkolven
en bajonetten. Bovendien werden tientallen vrouwen uit het stadion en
omliggende ziekenhuizen ontvoerd naar militaire villa's, waar ze dagenlang
verkracht werden. Het is duidelijk, mevrouw de minister: vrouwen waren het
specifiek doelwit van de Guineese soldaten.
In
2022 startte het langverwachte proces. Enkele weken geleden getuigde het
slachtoffer Fatoumata Barry moedig over het leed dat haar werd aangedaan. Ze
eindigt haar getuigenis met de woorden: “Wij zijn vrouwen, we dachten dat onze
rechten gerespecteerd werden in dit land."
Gendergerelateerd
geweld blijft een gigantisch nationaal probleem in Guinee. In 2016 werd
verkrachting in het Guineese strafwetboek verscherpt, maar de wetgeving blijft
rigide: nog steeds dienen vrouwen een medische verklaring voor te leggen om hun
aanranding te bewijzen. Bovendien rust er een groot taboe op seksuele
misdrijven: slachtoffers dragen het stigma van wat hen wordt aangedaan, zowel
in de gemeenschap als in hun relatie. Mannen die ontdekken dat hun vrouw werd
verkracht, willen scheiden uit schaamte. Aan dat taboe en die hoge graad van
straffeloosheid voor seksuele misdrijven moet een einde komen.
Mijn
vragen aan u mevrouw de minister:
Via
welke organisaties biedt België humanitaire hulp aan partnerland Guinee? Graag
een overzicht.
Welke
maatregelen worden er op internationaal niveau ondernomen om gendergerelateerd
geweld in Guinee te stoppen?
Vrouwenrechten
staan in ontwikkelingssamenwerking centraal. Welke inspanningen levert België
om vrouwenrechten in Guinee te waarborgen?
Guinee is sinds 2015 een partnerland van de Belgische gouvernementele samenwerking. SRGR is één van de pijlers van het actuele samenwerkingsprogramma. Kan u deze concrete Belgische SRGR projecten in Guinee toelichten?
04.02 Minister Caroline Gennez: Mevrouw Liekens, dank u voor wederom een interessante vraag over, helaas, hetzelfde thema. De rechten van vrouwen en meisjes en de strijd tegen gendergerelateerd geweld zijn uiteraard prioriteiten voor onze Belgische Ontwikkelingssamenwerking.
Daarom dragen wij bij aan de basismiddelen van onze multilaterale partnerorganisaties die gespecialiseerd zijn in dit domein, zoals UN Women en het UNFPA.
In onze bilaterale betrekkingen verdedigt België uiteraard voortdurend de internationale verdragen en conventies inzake de mensenrechten, in het bijzonder vrouwenrechten: The Convention on the Elimination of All Forms of Discriminations Against Women, geratificeerd door Guinee in 1982; het Maputo-Protocol, de Verklaring van Beijing en het Actieplatform van Beijing uit 1995; en de Verklaring van Caïro en het Caïro-Actieplatform uit 1994.
Ook Guinee zou dus in theorie de vrouwenrechten moeten respecteren.
Op onze vraag zullen meisjes- en vrouwenrechten en het bevorderen van de toegang tot de Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) als één van de drie prioriteiten worden opgenomen in het volgende, nog in uitwerking zijnde, gouvernementele samenwerkingsprogramma met Guinee. Hierbij zal extra aandacht besteed worden aan de overlevers van gendergerelateerd geweld, dus ook aan die van de Bloody Monday in 2009, waarnaar u verwees.
Daarnaast zetten wij in Guinee ook in op empowerment, op vrouwelijk ondernemerschap, en op vrouwelijk leiderschap.
Guinee is, zoals u aangaf, vandaag al een partnerland van België. Humanitair bevindt Guinee zich echter niet binnen de geografische prioriteiten van onze strategie. We moeten keuzes maken, zoals u weet. We zetten sterk in op flexibele financiering, zowel via core funding van organisaties als het UNHCR, het ICRC, het OCHA, en andere, als via flexibele fondsen, zoals het CERF van de VN.
Die steun bedraagt meer dan 60 % van de totale Belgische humanitaire financiering, op een totale begroting van 170 miljoen euro. Precies die flexibele financiering moet de organisaties die we financieren de mogelijkheid geven zelf op basis van de noden te beslissen middelen vrij te maken om tegemoet te komen aan de humanitaire behoeften, ook in Guinee.
Volgend jaar, tijdens het Belgisch voorzitterschap, zullen wij het Europees Humanitair Forum mee mogen organiseren, samen met de Europese Commissie. Een van de focuspunten die wij naar voren hebben geschoven, is de focus op forgotten crises, vergeten crisissen, waar de humanitaire noden gigantisch zijn, maar waar niet noodzakelijk de spotlight op staat. We denken dat we daarvoor, ook vanuit de humanitaire internationale gemeenschap, extra aandacht moeten vragen.
Ons land neemt ook op andere manieren zijn rol op als voorvechter voor meisjes- en vrouwenrechten. We waren met onze ambassade in Guinée coördinator van de Gender Taskforce van de Europese Unie in de periode 2021-2022. Het hoofd van de ontwikkelingssamenwerking van de ambassade werd in Guinée aangeduid als gender champion, die het engagement en de plichten van de Europese Unie op het vlak van gender en vrouwenrechten uitdraagt.
Een van de pijlers binnen het huidige gouvernementele programma van Enabel zet inderdaad in op de SRGR. Dat is het project She Decides, dat u welbekend is. Ik denk dat u ook een van de champions bent. Het richt zich in Guinée op de versterking van alle rechthebbende vrouwen op individueel, gemeenschaps- en associatief niveau, op de verbetering van de dienstverlening en op het ecosysteem met betrekking tot reproductieve en seksuele rechten.
Wij voeren met Enabel ook concrete acties uit, via het verstrekken van gratis pre- en postnatale zorg. Ook geeft Enabel advies inzake gezinsplanning. Enabel financiert ook digitale toepassingen die seksuele en reproductieve gezondheid en rechten promoten. Daarnaast ondersteunt het ook de zogenaamde conversations transformatrices, groepsgesprekken die schadelijke sociale en gendernormen en intrafamiliaal geweld bespreekbaar maken.
Ook belangrijk is het sensibiliseren van jongens en mannen rond genderstereotypes en discriminatie. Uiteraard moedigt het ook mensen aan om een constructieve rol op te nemen binnen families en gemeenschappen, zowel mannen als vrouwen, met de focus op gendergelijkheid.
Het inzetten op positieve of transformatieve mannelijkheid speelt een sleutelrol om duurzame verandering in een samenleving teweeg te brengen.
Mevrouw Liekens, er zijn heel wat paden die de Belgische Ontwikkelingssamenwerking samen bewandelt om het gendergerelateerd geweld in Guinée de nodige aandacht en financiering te geven in onze interventies. Het zal echter belangrijk blijven om ook letterlijk de minds of men te beïnvloeden.
04.03 Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de staatssecretaris, er is veel over te zeggen Het is geheel terecht dat vrouwenrechten en de SRGR opgenomen zijn in de samenwerkingsovereenkomsten in het verleden en in de toekomst.
Ik hoor u echter met meer plezier aangeven dat wij ook veel aandacht hebben voor de empowerment of women. Dat is immers het vertrekpunt van waaruit seksueel geweld kan worden getackeld. Immers, hoe onafhankelijker iemand is, hoe kleiner het risico op seksueel geweld is.
Dat is een heel belangrijk punt om een uitroepteken bij te plaatsen en in de toekomst extra aandacht voor te hebben, net zoals de positive masculinity, waarover u net sprak. Daar hoort echter ook het wegwerken van het taboe op het seksueel misbruik bij. Dat houdt immers de straffeloosheid heel erg in stand. Vrouwen durven er niet voor uit te komen wegens de victim blaming, zoals dat in die landen gaat. Mannen scheiden er van hun vrouw omdat ze is verkracht.
Ook op dat vlak is er dus nog een belangrijke ingangspoort. Ik heb zelf altijd heel veel ideeën over de manier waarop wij een en ander kunnen aanpakken. Bij de Verenigde Naties werd voor Afrika heel erg ingezet op soaps.
Zowel de empowerment als het taboe zijn twee belangrijke punten om op in te zetten en extra aandacht aan te schenken, los natuurlijk van het helpen van de vrouwen op de plaatsen waar het is gebeurd. Op preventief vlak zijn dat echter heel belangrijke issues.
Ik dank u echter voor uw inspanningen in die richting.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
05.01 Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de
minister, begin juni organiseerde Enabel een paneldebat met vertegenwoordigers
van de private sector. De boodschap van Enabel is duidelijk: We hebben meer
Belgische investeringen nodig in Afrika. Het doel van dit paneldebat was om de
uitdagingen van de bedrijven om te investeren in onze partnerlanden beter te
begrijpen.
Enabel
zegt in haar communicatie heel duidelijk dat er meer nood is aan dialoog tussen
Enabel zelf over het creëren van een gunstig klimaat voor investeringen in de
privésector, het ontwikkelen van beroepsopleidingen, en het opzetten van
duidelijke regelgevende kaders die investeerders geruststellen.
Mevrouw
de minister, u kent mijn visie: met publiek geld alleen maken we de wereld niet
duurzaam.
Mijn
vragen aan u mevrouw de minister:
Wat
gaat u ondernemen om tegemoet te komen aan deze oproep van Enabel?
Wat
zijn de belangrijkste uitdagingen voor de Belgische privé-investeerders om naar
onze partnerlanden te gaan? Wat gaat u ondernemen om deze uitdagingen of
bezorgdheden weg te nemen?
Hoe
gaat u investeringsstrategieën betrekken bij de programma's in onze
partnerlanden?
Hebt u
concrete projecten, programma's of campagnes klaar om meer Belgische bedrijven
te laten investeren in onze partnerlanden? Zo niet, gaat u hier werk van maken?
Hoe
gaat u het dialoog tussen de privésector en de publieke sector omtrent
internationale solidariteit versterken?
05.02 Minister Caroline Gennez: Op 6 juni 2023 organiseerde Enabel een panelgesprek, waarnaar u verwijst, met als titel The role of bilateral and international cooperation in a changing geopolitical context. Een van de aangehaalde elementen was inderdaad de rol die de private sector kan spelen in internationale solidariteit en ontwikkeling.
De grootste uitdaging voor investeerders in de partnerlanden is het moeilijke en onzekere investeringsklimaat. Wij zijn natuurlijk actief in een aantal fragiele landen in de Sahel en in de regio van de Grote Meren. Belgische ondernemers die in die landen wensen te investeren, kunnen zich voor advies en financiële ondersteuning richten tot de verschillende federale en ondertussen ook gewestelijke instellingen en agentschappen die bevoegd zijn, zoals de Belgische Maatschappij voor Internationale Investeringen (BMI), Credendo – Turning uncertainties into opportunities –, het Agentschap voor Buitenlandse Handel, Finexpo, de Federatie van Belgische Kamers van Koophandel, Flanders Investment and Trade, AWEX en hub.brussels.
Het ondersteunen van de Belgische export en investeringen is aan strenge internationale regels gebonden, zoals die van de OESO over officiële exportkredieten. Het geven van steun aan Belgische ondernemingen valt dus niet onder de bevoegdheid van internationale solidariteit.
Wat wij wel heel erg ter harte nemen vanuit onze bevoegdheid is de steun aan de lokale private sector in de partnerlanden. Die steun is een middel om bij te dragen aan een duurzame en inclusieve menselijke en economische ontwikkeling, want economische ontwikkeling kan uiteraard niet zonder ondernemerschap en duurzame tewerkstelling. De creatie van waardig werk, het genereren van een leefbaar inkomen en het behoud en de bescherming van een leefbaar milieu en klimaat zijn allemaal prioritaire transversale elementen, ook in de promotie van het ondernemerschap.
Enabel zet daarbij vooral in op institutionele ondersteuning, vereenvoudiging van regelgeving, het scheppen van rechtszekerheid, maar ook op een betere afstemming van de beroepsvorming van de lokale bevolking op de noden van het lokale en internationale bedrijfsleven. Dergelijke interventies worden door onze programma’s ondersteund in Marokko, Benin, Oeganda, Tanzania en Palestina.
Ook hebben wij verschillende partnerschappen waarin wij specifiek inzetten op private sector development vanuit internationale solidariteit.
Nog niet zo lang geleden had ik een heel interessant onderhoud bij The Shift. Dat is een Belgisch duurzaamheidsplatform waar bedrijven, ngo’s, maar ook onze academische instellingen en maatschappelijke actoren die geëngageerd zijn, samenkomen voor de implementatie van de zorgplicht. Zij gaven aan dat we er alle belang bij hebben dat er een soort van level playing field komt met Europese regelgeving en dat ze er graag samen aan willen werken om dat te realiseren.
Een ander belangrijk initiatief, nog van mijn voorganger Alexander De Croo, is Beyond Chocolate. Dat verenigt een groot deel van de Belgische cacaosector rond doelstellingen als een leefbaar inkomen voor cacaoproducenten en zero ontbossing tegen 2030 via een partnership met IDH, het Sustainable Trade Initiative. IDH heeft bovendien via extra financiering van het Better Jobs Accelerator Fund data kunnen verzamelen en onderzoek kunnen verrichten naar een leefbaar inkomen om een Living Wage Action Guide ten behoeve van de privésector op te stellen. Onze inspanningen in de cacaosector zullen we volgend jaar kunnen consolideren als gastland van de grote World Cocoa Conference, waaraan ook de belangrijkste internationale privéactoren en hopelijk de hele Belgische cacao- en chocolade-industrie zullen deelnemen.
05.03 Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de minister, bij uw voorgangster was het iets minder duidelijk, maar u bent ervan overtuigd dat men economische ontwikkeling nodig heeft om op een goede manier aan ontwikkelingssamenwerking te kunnen doen. De beste waarborg tegen honger is nog altijd het hebben van een job. Daarvoor heeft men een goed contact en een goede samenwerking met privépartners nodig. Ik zeg wel goede samenwerking, want we moeten ook oog hebben voor mensenrechten en milieurechten. Zonder de private sector komen we echter nergens. Ik dank u voor uw engagement.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
06.01 Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de minister,
op 20 februari 2020 heeft de Kamer een resolutie gestemd omtrent de
situatie van LGQBTI+-personen in Oeganda. Ik wil even de nadruk leggen op verzoek 7 van deze
resolutie. Het Parlement schaarde zich met grote meerderheid achter het verzoek
om Belgische ontwikkelingssamenwerking aan Oeganda te koppelen aan het respect
voor LGBQTI+-rechten.
De
realiteit is dat Oeganda niet meer aan deze voorwaarde voldoet.
Concreet
verzoekt het parlement de federale regering heel duidelijk om Belgische steun
afhankelijk te maken van de naleving van de rechten van de LGBQTI+ gemeenschap
in Oeganda. Deze conditionaliteit wordt door de recente stemming van de
anti-LGQBTI+-wet duidelijk geschonden.
Internationaal
wordt België erkend als één van de pioniers op vlak van LGBQTI+-rechten. We
hebben dus een voorbeeldfunctie.
“Liefste
partner, het is niet echt netjes dat je homoseksuelen de doodstraf oplegt, maar
geen paniek, op onze steun kan je wel blijven rekenen". Zulke onkritische
houding ondergraaft het hele draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking bij onze
eigen bevolking.
Mijn
vragen aan u mevrouw de minister:
Bent u
het met me eens dat Oeganda niet meer aan deze voorwaarde voldoet?
Op
welke manier gaat u deze conditionaliteit concreet uitvoeren?
Welke
concrete maatregelen heeft u ten aanzien
van Oeganda reeds genomen?
Welke concrete maatregelen gaat u nog nemen om duidelijk te maken dat wij dit nieuw beleid in Oeganda verwerpelijk vinden en niet steunen?
Ik wil hier nog een vraag aan toevoegen. Kunt u mij wat uitleg geven over het u ongetwijfeld welbekende artikel 11? Dat is mij immers nog niet helemaal duidelijk.
06.02 Minister Caroline Gennez: Uw vraag is pertinent, mevrouw Liekens.
Uiteraard moeten we de samenwerking met onze partnerlanden voortdurend evalueren en moeten we de nieuwe programma’s aan de nodige scrutiny voor de ondertekening ervan onderwerpen. De nieuwe anti-lgtbq+-wetgeving in Oeganda, die tot de strengste ter wereld behoort, is voor iedereen afgrijselijk. Ik deel dus uw bezorgdheid over die draconische wetgeving.
De nieuwe wetgeving van de Oegandese overheid heeft wel degelijk gevolgen voor onze samenwerking met het land. Tijdens mijn dienstreis in Oeganda in maart, net na de ondertekening van de nieuwe wet door de Oegandese president Museveni, hebben we live overleg gepleegd met de Oegandese lgtbq+-gemeenschap. Hier in Brussel hebben we onlangs samengezeten met onder andere Frank Mugisha, doctor honoris causa aan de UGent en een van de bekendste Oegandese lgtbq-voorvechters, en hem gevraagd wat hij ons als spreekbuis van de lgtbq+-gemeenschap aanraadde te doen. Zijn antwoord luidde zonder verpinken: "Stay engaged!" Dat is de beste vorm van bescherming die de lgtbq+-gemeenschap zich kan indenken. De aanwezigheid van de internationale gemeenschap en van een belangrijk partnerland als België weegt op de regering, is belangrijk voor de veiligheid van de Oegandese lgtbq-gemeenschap en maakt het mogelijk te blijven spreken.
Wat hebben wij de voorbije weken in overleg met DGD en Enabel concreet gedaan? Het huidige samenwerkingsprogramma loopt af op 30 juni. We hebben al een nieuw programma ondertekend.
In de eerste plaats hebben we na de goedkeuring van de wet en de ondertekening door de Oegandese president onmiddellijk instructies gegeven aan de Belgische vertegenwoordiging, dus onze diplomatieke post met de ambassadeur, de head of cooperation in Oeganda en alle projectleiders van de Belgische gouvernementele programma’s, zijnde zowel lokale als internationale medewerkers, om de situatie op het terrein te monitoren. We kunnen immers op geen enkele manier discriminatie tolereren in de projecten die met Belgisch belastinggeld worden gefinancierd,. Al wie aanklopt bij een gezondheidsproject, een schoolproject of een duurzaam werkproject in Oeganda, wordt verzorgd, krijgt onderwijs of wordt daadwerkelijk geholpen. Het non-discriminatiebeginsel in onze projecten is absoluut de rode draad.
De voorbije weken hebben we heel nauwgezet verschillende scenario’s bekeken: van de voortzetting van een programma tot de opschorting van onze samenwerkingsprogramma’s. Ik ben nog niet heel lang minister en vind dat we met een open geest moeten bekijken wat we in zo’n geval moeten doen, want het is geen business as usual. Na rijp beraad hebben we besloten een nieuw samenwerkingsprogramma te ondertekenen om de Oegandese overheid te kunnen aanspreken over de nieuwe wetgeving in het land en eventuele daaruit voortvloeiende schendingen van de mensenrechten.
Voor elk van onze samenwerkingsprogramma’s is het door u vermelde artikel 11 van toepassing. Elk van beide partners, dus zowel het partnerland als België, kan dat artikel onmiddellijk activeren op het moment dat men vindt dat de andere in overtreding is of manifest mensenrechten schendt, de rule of law naast zich neerlegt of aanwijzingen van corruptie in de marge van onze projecten ziet. Het is belangrijk dat we dat inderdaad doen. Als we geen nieuw samenwerkingsprogramma zouden ondertekenen, dan zouden we dat artikel niet kunnen activeren, want het huidige samenwerkingsprogramma loopt af.
De bedoeling van de activering van dat artikel 11 is meteen een kritische dialoog te starten met de Oegandese overheid over de naleving van de non-discriminatieregel in onze projecten op om het even welke grond. Momenteel ligt de lgbtq+-gemeenschap onder vuur, misschien zijn dat de volgende keer de genderrechten of is er sprake een andere vorm van discriminatie. Dat is absoluut een no-go.
Daarnaast zullen we samen met de Oegandese partner onderzoeken hoe we het deel van de steun van 68 miljoen euro van het vijfjarenprogramma dat vandaag nog geen bestemming heeft gekregen, kunnen inzetten om mensenrechten, seksuele rechten en voorlichting in het bijzonder beter te beschermen en te versterken. Dat is volgens mij een belangrijke wortel in de dialoog met de Oegandese overheid. We blijven geëngageerd, maar willen extra inzetten op dat onderwerp. Als de Oegandese partner dat weigert, dan zal ons antwoord even duidelijk en simpel zijn. Dan zullen we dus ook geen 4 miljoen euro investeren en wordt dat geld uit het programma gehaald.
Wat kan er nog gebeuren? Stel dat Oeganda niet wil overleggen. Dan is de situatie nog drastischer. Dan kunnen we, na rijp beraad en evaluatie, onderzoeken of we een deel van het programma moeten opschorten. Dat is niet de doelstelling. We willen geëngageerd blijven en de kritische dialoog aangaan, maar er moet wel sprake zijn van een dialoog en daarvoor moet men met twee zijn. We zullen heel ferm zijn. Afgelopen week hebben we de nieuwe Belgische ambassadeur voor Oeganda ontvangen op het kabinet. We hebben dat kader heel duidelijk met hem afgesproken. Hij zal in augustus naar Oeganda afreizen. Vanaf dan kan de dialoog opgestart worden.
We proberen het punt ook te versterken in een Europese context. Men staat altijd sterker met meerdere stemmen, zeker in een dergelijk partnerland waar veel donoren aanwezig zijn. Ons land heeft het punt op de agenda gezet van de zogenaamde COAFR-werkgroep en de COHOMS-werkgroep, zowel voor Afrika als rond het respect voor mensenrechten in de Europese context. Ons standpunt ligt dicht bij dat van Nederland en Denemarken. Op de vergaderingen was er tot nu toe een bereidheid om verder na te denken over het nemen van eventuele sancties. De Amerikaanse Secretary of State heeft bijvoorbeeld aangegeven de visaregels onder de loep te nemen. Frank Mugisha, van de Oegandese lgbtq-gemeenschap, heeft ons, toen hij hier in Brussel was, gevraagd of het mogelijk was om in de Schengencontext te kijken of we strenger kunnen zijn bij het afleveren van visa voor manifeste promotoren van de nieuwe wetgeving, die vrolijk de wereld rondreizen om promo te voeren.
Aangezien dat momenteel een gevoelig onderwerp is, zal ik mij niet wagen aan een verdergaand standpunt. Hoe dan ook wordt dat denkspoor verkend in de Europese Unie in de context van Buitenlandse Zaken. De kwestie gaat nu eenmaal verder dan enkel internationale solidariteit.
De kernvraag is natuurlijk of de wet al dan niet zal worden toegepast. Ze is wel goedgekeurd en bekrachtigd, maar in de feiten werd ze nog niet gehandhaafd. Dat maakt de goedkeuring van de wet niet minder erg; de uitvoering zou pas echt een probleem zijn. We hebben daarover de voorbije weken wel een aantal signalen opgevangen. Zo zou er een omzendbrief van het ministerie van Volksgezondheid in Oeganda naar alle gezondheidsinstellingen gestuurd zijn, dus niet alleen naar die van de Belgische bilaterale coöperatie, waarin er gedrukt wordt op het principe van non-discriminatie. Dat is natuurlijk redelijk hypocriet, wanneer men eerst zo’n wetgeving goedkeurt. Ik ben in ieder geval blij dat in de feiten de toegang tot de gezondheidszorg gegarandeerd zal zijn, ook voor bijvoorbeeld hiv-patiënten waarover gezonde twijfel was of zij nog wel toegang tot de gezondheidszorg zouden kunnen krijgen.
Ik heb ook verwezen naar COAFR en COHOM.
Met de ondertekening van het samenwerkingsprogramma kiezen wij ervoor om ons te blijven engageren in het mensenrechtendebat in Oeganda. We geven een duidelijk signaal dat het geen business as usual is. Ons engagement vanuit België houdt in dat we essentiële en fundamentele waarden en rechten blijven verdedigen. Als we spreken over partnerlanden, dus ook Oeganda, horen daar rechten bij, maar ook plichten.
De andere optie is om volledig weg te trekken uit zo’n land. Dat is een zeer principiële optie vanuit ons Europees waardekader en standpunt. Die optie kan legitiem zijn, maar we hebben er in dit geval expliciet niet voor gekozen om dat te doen. We hopen immers ten eerste dat de dialoog resultaten zal opleveren.
Ten tweede vraagt de lgbtq+-gemeenschap ons expliciet om geëngageerd en vocal te zijn. Wees zelfs luid, zo vraagt die gemeenschap ons, want dat is een bescherming van haar recht op spreken, ook in haar land.
Ten derde willen we de noodzakelijke solidariteit blijven opbrengen voor de gewone Oegandese bevolking, wat overigens de inzet is voor al onze programma’s Dat wordt duidelijk in de interventies die we de komende vijf jaar plannen: 85.000 vrouwen zullen veilig kunnen bevallen, ook op het platteland, 1.500 leerkrachten en 2.500 verpleegkundigen worden opgeleid en er komen 6.000 jobs in de groene economie.
Ik denk dat die inspanningen belangrijk genoeg kunnen zijn om ook op lange termijn de minds of man te doen keren en om een tandje bij te steken voor de rechten van de lgbtq+ en de vrouwen in Oeganda.
Ik hoop dat mijn antwoord u inzicht geeft in wat we gedaan hebben om tot het nieuwe samenwerkingsprogramma te komen. Het komt ook tegemoet aan het engagement in de resolutie die eerder door het Parlement werd aangenomen, met name dat, als de lgbtq+-rechten in een van onze partnerlanden worden geschonden, er een fors signaal moet komen. Het signaal hier is niet dat we ons terugtrekken, maar dat we een dialoog for the better eisen. We willen dat er op het terrein niets verandert en dat de rechten van de lgbtq+ gegarandeerd blijven en ook dat er in de toekomst vooruitgang mogelijk is op het vlak van onderwijs, gezondheidszorg en de kritische dialoog.
06.03 Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de minister, u kent mijn standpunt; we hadden het hier onlangs nog over in een weekend. Ik begrijp de overweging dat, als we helemaal weggaan, we geen vinger meer aan de pols hebben en we zeker niets meer ten goede kunnen veranderen.
Sterker nog, dan sturen we die mensen recht in de armen van de Russen. Dus stay engaged, vraagt men dan.
Voor mij maakt het niet veel uit of die wetgeving wordt toegepast. Pas op, het is een geruststelling dat men zegt dat de kans klein is, maar wij weten dat alleen zo’n wet aannemen en daarover luid toeteren, leidt tot discriminatie, zelfs het criminaliseren van alle regenboogmensen. Wij hebben dat ook gezien in het verleden. Toen ging het nog niet eens over de doodstraf. Wij hebben toen gezien dat ze daardoor op straat niet meer veilig zijn en dat hun rechten niet gegarandeerd zullen worden. Wij moeten in het gesprek met Museveni echt daarop blijven hameren. Wij moeten zeggen dat die wetgeving op die manier het bijna onmogelijk maakt om ervoor te zorgen dat die mensen niet gediscrimineerd worden.
Als wij artikel 11 willen toepassen, moeten wij het kunnen meten. Ik heb begrepen dat het monitoren niet alleen over onze projecten gaat, maar dat het over heel het land gaat. Dat blijft een heel moeilijke vraag. Hoe kunnen wij dat gaan monitoren? Daarvoor moet men bijna een eigen marker ontwikkelen. Dat wordt een heel moeilijke opdracht. Het wordt echter zeer belangrijk, want anders moet men zeker weg.
Ik heb natuurlijk makkelijk praten, maar men kan zich afvragen of de mensen in het veld niet nog een stap verder kunnen gaan en actief de lgbtqi+-gemeenschap zouden kunnen ondersteunen. Dus actiever dan zeggen dat ze welkom zijn voor gezondheidszorg. Neen, men moet dan echt actief antidiscriminatieprojecten doorvoeren.
Terwijl ik het zeg, besef ik echter meteen dat zij levensgevaar lopen. In de nieuw goedgekeurde wet staat immers ook de mogelijke doodstraf voor mensen die homoseksualiteit promoten. Daaronder verstaan zij dan erover praten en erover les geven.
Voor mij blijft dat een heel moeilijke tweespaltoefening.
In hoeverre verschilt onze beslissing met wat Nederland heeft gedaan? Zij blijven aanwezig, maar veranderen heel sterk het soort projecten.
06.04 Minister Caroline Gennez: Mevrouw Liekens, de Nederlandse projecten waren heel specifiek embedded bij het ministerie van Justitie. Ze vonden dat die toch wel heel dicht bij de centrale overheid zaten en wilden op geen enkele manier bijdragen aan de uitvoering van die wetgeving. Daarom hebben ze zich meteen teruggetrokken uit dat soort budgetsteun bij de Oegandese overheid en het ministerie van Justitie, maar voor de rest van hun programma blijven ze geëngageerd. Wij hebben niet dat soort samenwerking. Onze projecten lopen allemaal via Enabel, met lokale partners. De financiering gebeurt ook via Enabel, dus wij geven geen financiële steun aan de Oegandese overheid. Dat is eigenlijk een geluk en in die zin moeten wij dus ook niet oriënteren.
Tot slot, u had het over het middenveld en vroeg of we de organisaties die de bescherming van minderheden op zich nemen, of het nu gaat om lgbtq of vrouwen of bepaald etniciteiten, wel ondersteunen. We hebben ervoor gekozen om naast de bilaterale samenwerking een nieuw instrument te ontwikkelen, het Civic Space Fund. Dat moet nog uitgebreid in het Parlement worden besproken, maar het is wel in voorbereiding.
We zullen, zeker voor Oeganda, maar ook voor een aantal andere partnerlanden waar de situatie heel onstabiel is en de overheid fragiel, het signaal geven dat we ook naast de bilaterale samenwerking de ruimte voor de civiele samenleving willen openbreken. Wij zoeken naar projecten en organisaties die we kunnen financieren en die dus op die manier hun stem kunnen laten horen en mensenrechtenverdedigers kunnen beschermen. We zullen zien welke interessante voorstellen er binnenkomen eens de projectoproep gelanceerd is, maar bijvoorbeeld in Oeganda ondersteunden wij in het aflopende programma al Defend the defenders.
Dat is een organisatie die mensenrechtenactivisten uit bepaalde Afrikaanse landen bijvoorbeeld onderduikadressen geeft in eigen land of in andere landen, zodat zij toch kunnen verder werken zonder gevaar voor hun eigen leven. Dat soort organisaties willen wij financieren om zo aan de overheid het signaal te geven dat wij haar in het oog houden en dat wij de activisten steunen. Zo geven wij twee boodschappen: wij blijven geëngageerd, niet ten aanzien van de centrale overheid, maar ten aanzien van de bevolking, via lokale projecten en Enabel alsook via de sociale en civiele samenleving. Dat is volgens mij een evenwichtig verhaal.
Ik vind het terecht dat u hierbij een unheimlich gevoel hebt, ook bij het niet-uitvoeren van de wet. Dat zou er trouwens nog aan mankeren. Het feit dat zij bestaat, is al erg genoeg. Ik vind dat ook allemaal, maar in een Afrikaanse context zitten heel veel rechten die wij hier als verworven beschouwen – en dan nog, want inzake lgbtq zijn wij er ook nog niet – nog onder de radar. Als zij expliciet op de radar komen, wordt de aanval erop ingezet. Dat is inderdaad bijna een wereldwijde clash tussen extremen en het moedige, rationele mensenrechtenmidden. Ik vind dat wij die clash moeten uitvechten met onze wapens. Daarvoor heeft men ook impact nodig, vandaar pleit ik ervoor om geëngageerd te blijven in Oeganda.
06.05 Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de minister, wat u zegt, is bijzonder boeiend. Als wij met onze wapens moeten vechten, stel ik mij de vraag of wij dan niet ook de wapens moeten gebruiken die de pushbackorganisaties gebruiken. Zij investeren immers heel veel in social media en fake news over dat soort zaken. Zij verspreiden bijvoorbeeld het beeld dat als iemand praat over homoseksualiteit, zijn zoon ook homoseksueel zal worden. Wij moeten misschien eens op een minder traditionele manier bekijken hoe wij impact kunnen hebben op wat er nu aan het gebeuren is. Het wordt immers steeds erger en wij zien het in Europa inderdaad ook gebeuren.
We blijven wel zitten met die resolutie die hier is aangenomen met een meerderheid, zonder het Vlaams Belang, waar letterlijk in staat dat er rekening moet worden gehouden met de lgbtqi+-rechten.
06.06 Minister Caroline Gennez: Zelf ben ik vragende partij voor die innovatieve aanpak. Op een aantal plaatsen steunen we bijvoorbeeld ook ngo’s die met lokale radio’s werken. Dat zijn leuke projecten die waarschijnlijk ook impact hebben. Ik ben net terug uit Mozambique, waar de lokale radio bijdraagt aan het early warning system voor orkanen en cyclonen, zodat mensen in veiligheid kunnen worden gebracht. Als we de radio daarvoor kunnen gebruiken, dan kunnen we ook praatprogramma’s organiseren over seksuele gezondheid, rechten en non-discriminatie. Die innovatieve aanpak steun ik dus zeker, ook via de sociale media. Dat is zeker iets om verder over na te denken.
We hebben rekening gehouden met de resolutie om opnieuw mee te tekenen. Zeggen dat we weggaan is nobel, maar zal niet voor de nodige impact zorgen. Het Vlaams Belang heeft de resolutie dan wel niet mee ondertekend, maar het is wel hun herhaalde retoriek: ‘waarom zitten we in die landen’, ‘er verandert niets’ enzovoort. We hebben zeker rekening gehouden met de strekking van de resolutie. We blijven dit voorts opvolgen en ik nodig iedereen uit om dat ook te doen. We moeten scherp blijven en ervoor zorgen dat niemand wordt gediscrimineerd.
06.07 Goedele Liekens (Open Vld): We zullen het zeer streng in het oog moeten blijven houden.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.16 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15 h 16 .