Commission de la Justice

Commissie voor Justitie

 

du

 

Mercredi 5 juillet 2023

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 5 juli 2023

 

Namiddag

 

______

 

De behandeling van de vragen en interpellatie begint om 14.36 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

Le développement des questions et de l'interpellation commence à 14 h 36. La réunion est présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

01 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het geweld tegen cipiers in de gevangenissen" (55037567C)

01 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les violences contre les gardiens de prison" (55037567C)

 

01.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.

 

Een nieuwe week, een nieuw geval van zware agressie tegen de cipiers in de gevangenissen, een nieuwe (terechte) stakingsaanzegging.

De cipiers zijn het beu om boksbal te spelen. In de gevangenis van Merksplas waren er onlangs verschillende zware gevallen van agressie van gedetineerden tegenover het gevangenispersoneel op een paar weken tijd.

Maandag ll. werden twee cipiers in de gevangenis van Antwerpen werkonbekwaam geslagen. De ene cipier hield aan de aanval een gebroken hand en gekneusde oogkas over, de tweede gekneusde ribben. De agressieveling was niet aan zijn proefstuk toe en had in het verleden ook al cipiers en medegevangenen aangevallen.

Volgens de vakbonden is de combinatie van overbevolking, het drugsprobleem in de gevangenissen en het falende beleid van de regering hetgeen de agressie in de hand werkt. Agressie van gedetineerden zou niet hard worden bestraft waardoor sommigen sneller geneigd zouden zijn om toe te slaan.

Wat is uw reactie op de voormelde analyse van de vakbonden enerzijds en de nieuwe stakingsaanzegging van de cipiers anderzijds?

Wat gaat u nu eindelijk ondernemen om van de strijd tegen drugs in de gevangenissen een topprioriteit te maken?

Worden de dossiers van gevangenen die zich gewelddadig opstellen tegen cipiers systematisch overgemaakt aan de procureur des konings? Bent u bereid hiervan een prioriteit te maken, bijvoorbeeld middels het uitbrengen van de Omzendbrief inzake recidive, die reeds bijna twee jaar werd aangekondigd? Gaat u er minstens op een andere manier voor zorgen dat geweldenaars strenger en sneller worden bestraft? Hoe gaat u dat realiseren?

Zou de invoering van het supersnelrecht dat ook al sinds jaar en dag wordt aangekondigd, hier geen soelaas bieden? Wanneer kan dat supersnelrecht verwacht worden?

Vanaf 1 september 2023 zullen in principe ook de gevangenisstraffen onder de twee jaar worden uitgevoerd. Dit staat al meer dan een jaar vast. Vreest u niet dat dit zal leiden tot nog meer agressie in de gevangenissen? Wat is uw plan van aanpak ter zake?

 

01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, ik ga niet licht over geweld tegen gevangenispersoneel. Ik erken uiteraard dat de omstandigheden in de gevangenis niet bevorderlijk zijn, maar zoals u weet wordt daar dagelijks aan gewerkt. Wii nemen initiatieven om de capaciteit te verhogen, extra personeel aan te werven en de bevolking terug te dringen. Deze legislatuur werden verscheidene initiatieven genomen om de agressie aan te pakken, zoals de procedure ‘omgaan met kritiek incident’, zodat elk incident van agressie op een uniforme manier wordt aangepakt en het betrokken personeel de nodige begeleiding krijgt.

 

Ten tweede, sinds het najaar van 2022 is er psychologische begeleiding voor medewerkers die betrokken zijn bij een traumatische gebeurtenis op het werk. Hiervoor werken we samen met een externe organisatie die beschikt over een netwerk van psychologen.

 

Ten derde, ook het College van procureurs-generaal heeft in het voorjaar COL 3/2008 betreffende gewelddaden ten opzichte van personen die bekleed zijn met het openbaar ambt, opnieuw onder de aandacht gebracht van zowel politie als de parketten. Daarnaast worden ook proactieve maatregelen genomen om het aantal agressiegevallen terug te dringen. Met het proiect ‘Agressiebegeleiding voor gedetineerden – interventies op institutioneel niveau’ voorzien we in opleiding voor zowel gedetineerden als personeelsleden. Het project zal in alle gevangenissen worden voorzien. Het loopt momenteel al in Brugge, Gent, Hasselt, Merksplas, Saint-Hubert, Andennes, Jamioulx, Tournai, Beveren, Leuven, Oudenaarde, Turnhout, Lantin, Marneffe en Hoei.

 

Ik kom tot uw tweede vraag. In het penitentiair beleid en het drugbeleid van het gevangeniswezen en de FOD Justitie staat het terugdringen van vraag en aanbod centraal. Het beleid bestaat uit de beleidspijlers preventie, hulpverlening, harm reduction en veiligheid. Dat is geïntegreerd en de fundamenten ervan worden beschreven in de ministeriële rondzendbrief 1785. De drugscoördinator waakt over de uitvoering en de coördinatie van dit beleid. Inzake de strijd tegen drugs en de destabilisering van de drugsmarkt in de gevangenissen wordt ingezet op het accuraat en snel opsporen van drugs in de gevangenissen. Een innovatief drugsdetectiesysteem dat wordt aangekocht binnen het door de EU gefinancierde drugsproject DrugDetect wordt op dit ogenblik getest in onze gevangenissen. Dit toestel moet leiden tot een snelle detectie van drugs in de gevangenissen door het penitentiair personeel. Het kan worden gebruikt bij vermoedens van druggebruik als verborgen drugs in goederen en kan veel meer drugs detecteren dan drugshonden dit kunnen. Daarnaast is er uiteraard het uitgebreide programma van drugshonden die systematisch gevangenissen controleren.

 

Inzake de strijd tegen drugs en de aanpak van druggebruik en verslaafden zijn er de hulpverleningsprogramma’s, gefinancierd door de FOD Volksgezondheid en door het gevangeniswezen. Deze programma’s maken het mogelijk dat een druggebruiker aan zijn drugsproblemen werkt. Dat komt zijn re-integratie in de samenleving ten goede en draagt bij tot een veiliger leefklimaat in de gevangenis.

 

De drugsprogramma’s van de FOD Volksgezondheid worden vanaf september dit jaar uitgebreid van drie naar tien gevangenissen, nadat het pilootproject in drie gevangenissen zeer goede resultaten heeft gegeven. Daarenboven worden in die tien gevangenissen psychologen aangenomen die voorzien in begeleiding van de gedetineerden.

 

Het aanpakken van het drugsprobleem op deze twee fronten – controles, checks, verificaties en tegelijk mensen helpen om van hun drugsverslaving af te geraken – maakt dat het drugsgerelateerd geweld geïntegreerd wordt aangepakt. Het ligt voor de hand dat er ook tuchtrechtelijk wordt opgetreden.

 

Ik kom tot uw derde vraag. Overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van strafvordering dient de directie elk mogelijk misdrijf te melden aan het parket. En dat gebeurt ook. Het ligt voor de hand dat agressie tegen derden onder deze noemer valt. Na elk agressiefeit tegen het personeel wordt bijgevolg klacht ingediend door de diensten.

 

Wat uw vierde vraag betreft, de regering bespreekt momenteel de maatregelen om Justitie sneller te maken. Het gaat om een gevoelig dossier waarin een juist evenwicht moet worden gevonden tussen een snelle afhandeling van zaken en het respect voor de rechten van de verdediging. Mijn doelstelling is om te zorgen voor een toekomstgericht project dat de grondwettelijke toets zal doorstaan.

 

Wat uw vijfde vraag betreft, zoals u weet is het de bedoeling om de gedetineerden met straffen van zes maanden tot drie jaar te begeleiden in kleinschalige detentie. Door de vernieuwde aanpak, met onder meer de inzet van detentiebegeleiders en coaching in de detentiehuizen, wordt er ingezet op dynamische veiligheid. Die zorgt effectief voor een serieuze afname van agressie-incidenten. Door deze aanpak zal de recidive verminderen en zal op termijn de overbevolking afnemen. De uitvoering van korte straffen is niet evident op korte termijn, maar absoluut noodzakelijk om op lange termijn minder gedetineerden en een veiligere samenleving te krijgen. Vrijdag opent er overigens een nieuw detentiehuis, deze keer in Brussel.

 

01.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitvoerige antwoord. Ik ga niet zeggen dat er deze legislatuur niets gebeurd is, mijnheer de minister, dat zou niet correct zijn om dat te zeggen. Ik weet dat aan deze problematiek wordt gewerkt, maar op het terrein moeten we toch vaststellen dat het vaak dweilen met de kraan open is. Het blijft een feit dat drugs in veel gevangenissen vrij blijven circuleren.

 

U had het over drie pilootprojecten die naar tien gevangenissen zullen worden uitgebreid. U zei dat daarvoor extra psychologen zullen worden aangeworven. Dat is een zeer mooie doelstelling, maar ik vraag mij af of dat in de praktijk wel haalbaar is.

 

Wij hebben gisteren naar aanleiding van de hoorzitting over de brief van de heer Van Espen, de vader van Julie Van Espen, nog de noodkreet gehoord dat het zo moeilijk is om in strafzaken een beroep op een psychiater en psychologen te kunnen doen. Dat bleek uit de getuigenis van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen. Daar kan men momenteel in belangrijke dossiers slechts een beroep doen op één psychiater of psycholoog. Dat ging dan niet over drugsdossiers maar over dossiers in verband met seksueel geweld. Ik vraag mij af of het wel realistisch is, hoe mooi de bedoeling ook is, dat u hiervoor psychologen zult vinden.

 

U zegt dat in elk dossier waarin een overtreding wordt vastgesteld tuchtrechtelijk wordt opgetreden. Ik begrijp dat u de cijfers niet bij de hand hebt over hoeveel gevangenen het per gevangenis op jaarbasis gaat. Dat zou nuttig zijn om dat aan het verslag toe te voegen. Anders vraag ik die cijfers schriftelijk op.

 

U hebt ook gezegd dat elk drugsgerelateerd misdrijf – u legde de klemtoon op elk – aan het parket voor vervolging wordt gemeld. Ook daarvan had ik graag cijfers gekregen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Goedele Liekens aan Hadja Lahbib (Buitenlandse Zaken, Eur. Zaken, Buitenlandse Handel en Fed. Cult. Instellingen) over "De verwerping van de EU-richtlijn die seks zonder wederzijdse toestemming strafbaar wil stellen" (55037379C)

02 Question de Goedele Liekens à Hadja Lahbib (Affaires étrangères, Aff. eur., Commerce ext. et Institutions cult. fédérales) sur "Le rejet de la directive de l'UE visant à pénaliser le sexe sans consentement mutuel" (55037379C)

 

02.01  Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, in maart 2022 presenteerde de Europese Commissie een richtlijn om geweld tegen vrouwen in de EU te bestrijden. Het gaat daarbij onder meer over strengere regels om vrouwelijke genitale verminking, cyberstalking en wraakporno tegen te gaan. Wij vinden het zeer belangrijk dat de richtlijn ook tot doel heeft dat seks zonder toestemming in alle lidstaten als verkrachting aangezien wordt, zoals dat in ons land het geval is.

 

De richtlijn vraagt ook verkrachting te bestraffen met een gevangenisstraf van minstens acht jaar. Dat is een zeer goed en spijtig genoeg nog steeds noodzakelijk initiatief, want een op de drie vrouwen in de EU is het slachtoffer van geweld. Dat blijft een te hoog cijfer, dat vraagt om doelgerichte actie. Los van de definitie, waarbij consent heel essentieel is, lijkt zo'n minimumstraf in elk EU-land mij noodzakelijk.

 

En toch, mijnheer de minister, heeft de Europese Raad begin juni de bepalingen over verkrachting geschrapt. De Raad vond dat de Commissie met het voorstel haar boekje te buiten ging: verkrachting zou niet onder de bevoegdheid van de EU vallen om wetgeving van lidstaten te harmoniseren. Er zou dus geen wettelijke basis voor zijn. Intussen keurde het Europees Parlement de richtlijn vorige week woensdag wel goed. Het Europese parlementslid Frances Fitzgerald zei duidelijk dat niet-consensuele seks verkrachting is. Dat moet worden opgenomen in elke richtlijn over geweld tegen vrouwen. Op 13 juli volgen de eerste onderhandelingen met de Europese Raad.

 

Mijnheer de minister, hoe zijn de debatten over de goedkeuring van de richtlijn verlopen in de Europese Raad? Welke lidstaten wilden verkrachting schrappen uit de richtlijn? Welke lidstaten waren voor? Welke inspanningen zal België leveren opdat seks zonder toestemming overal in Europa gekwalificeerd wordt als verkrachting?

 

02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: De debatten over de richtlijn, in het bijzonder over de rechtsgrondslag voor de materiële strafbare feiten in hoofdstuk 2, waren onmiddellijk controversieel. Tijdens de eerste vergadering van de Copen-werkgroep op 30 maart 2022 verzochten de lidstaten onmiddellijk om een advies van de juridische dienst van de Raad.

 

Dat advies werd gepubliceerd op 31 oktober 2022. Over het algemeen gesteld, was het behoud van het ambitieniveau van de tekst een ware veldslag voor de lidstaten die voorstander zijn van de oorspronkelijke tekst. Dat zijn ons land, Spanje, Italië, Griekenland en andere.

 

Wat het schrappen van artikel 5 over verkrachting betreft, baseerden veel lidstaten zich op het advies van de juridische dienst van de Raad. Die dienst was van mening dat verkrachting geen deel uitmaakt van seksuele uitbuiting, omdat het gaat om misdrijven die worden gekenmerkt door een fundamenteel uitbuitende component en dus niet van toepassing zijn op misdrijven zoals verkrachting, waarvan het wezenlijke bestanddeel seksueel geweld is.

 

Het vorige, Zweedse voorzitterschap heeft het standpunt verdedigd dat deze schrapping strategisch was. Het werd namelijk duidelijk dat, wanneer we zouden blijven hameren op het behoud van het artikel over verkrachting, de tekst in zijn geheel niet aanvaard zou worden. Op de JBZ-Raad van 9 juni 2023 voegde ons land een verklaring toe, medeondertekend door Italië, Griekenland en Luxemburg, waarin het de schrapping van het artikel over verkrachting betreurde.

 

Spanje, Hongarije, Finland en Malta sloten zich weliswaar niet aan bij de verklaring, maar betreurden tijdens de bespreking in de werkgroep uitdrukkelijk de mogelijke schrapping van het artikel. Voor het overige waren alle andere delegaties voorstander van het schrappen van het artikel.

 

Sommige waren voorstander van het toevoegen van seksueel geweld aan de lijst van Euromisdrijven. De onderhandelingen met het Europees Parlement over deze richtlijn beginnen in juli 2023 onder het Spaanse voorzitterschap. Daar kunnen we het artikel over verkrachting opnieuw onder de aandacht brengen, wat wij ook zullen doen. 

 

02.03  Goedele Liekens (Open Vld): Mijnheer de minister, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Het is toch jammer dat iets wat voor ons eigenlijk evident is, controversieel is en blijft binnen Europa, dat toch niet enkel een financieel-economische maar ook een waardengroep is.

 

Ons lijkt het toch noodzakelijk om op het Europese vlak aan één touw te trekken en dezelfde definitie en minimumstraffen in te voeren. Ik hoor dat u daarin het voortouw zult nemen, zoals België dat altijd al gedaan heeft in de strijd tegen seksueel geweld. Ik hoop dat wij daarvoor op u mogen blijven rekenen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: De vragen nrs. 55037574C van mevrouw Merckx en 55037587C van de heer Boukili worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

03 Questions jointes de

- Vanessa Matz à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La tutelle des MENA" (55037616C)

- Khalil Aouasti à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La tutelle des MENA" (55037935C)

03 Samengevoegde vragen van

- Vanessa Matz aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De voogdij over NBMV's" (55037616C)

- Khalil Aouasti aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De voogdij over NBMV's" (55037935C)

 

03.01  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, les associations protectrices des droits des MENA ne cessent d'interpeller les membres du gouvernement face à la pénurie de tuteurs. Plus d'un an après leur dernière interpellation, elles constatent que le déficit en personnel ne s'est toujours pas résorbé alors que vous vous étiez engagé à recruter soixante nouveaux tuteurs. Par conséquent, les réfugiés mineurs non accompagnés qui sont enregistrés auprès du Service des Tutelles attendent actuellement jusqu'à neuf mois pour se voir attribuer un tuteur.

 

Dans le cadre de la pénurie des tuteurs, les associations protectrices des MENA souhaitent des réponses précises à leurs questions. Êtes-vous au courant des besoins et des recommandations des tuteurs en ce qui concerne leurs attributions? Les avez-vous rencontrés?

 

Quels sont les obstacles auxquels se heurtent les tuteurs actuels lorsqu'ils assument davantage de tutelles? Comment comptez-vous surmonter ces obstacles? Les associations tiennent à souligner, par exemple, le nombre de tutelles que les tuteurs volontaires peuvent assumer: si les tuteurs souhaitent assumer plus de cinq tutelles, ils doivent le faire à titre complémentaire – ce qui constitue un obstacle pour ceux-ci.

 

Vous dites avoir alloué des moyens supplémentaires afin d'améliorer le fonctionnement du Service des Tutelles. Combien de ces fonds ont-ils réellement atterri au Service des Tutelles? De quelle manière ces fonds ont-ils permis un meilleur fonctionnement du Service des Tutelles?

 

Combien y a-t-il de tuteurs? Pouvez-vous préciser combien de tuteurs ont réellement été recrutés entre avril 2022 et aujourd'hui? Pouvez-vous préciser également le ratio des tuteurs professionnels par rapport aux tuteurs bénévoles lors de ces nouveaux recrutements?

 

03.02  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre de la Justice, la loi-programme de 2002 dite "loi tutelle" prévoit que tout réfugié mineur non accompagné a droit à un tuteur et à une prise en charge immédiate.

 

Lors du déclenchement de la guerre en Ukraine, il est apparu qu'il y a une pénurie urgente de tuteurs. Le problème n'est cependant pas neuf, le délai de désignation d'un tuteur était déjà anormalement long auparavant.

 

Vous avez alloué – et c'est à souligner – des moyens supplémentaires au fonctionnement du Service des Tutelles afin de remédier à la pénurie de tuteurs qui existait à l'époque en recrutant soixante nouveaux tuteurs, ce que nous saluons.

 

Toutefois, il apparaît qu'aujourd'hui, la pénurie de tuteurs n'a pas diminué. Les réfugiés mineurs non accompagnés qui sont enregistrés auprès du Service des Tutelles attendent actuellement jusqu'à neuf mois pour se voir attribuer un tuteur. Or, il importe qu'un tuteur soit désigné rapidement afin qu'il puisse identifier les besoins spécifiques de l'enfant et initier une procédure de demande d'asile.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous avoir alloué des moyens supplémentaires pour l'engagement de tuteurs? Le cas échéant, pouvez-vous préciser ces montants?

 

Combien de tuteurs ont-ils été engagés entre avril 2022 et aujourd'hui? Parmi eux, combien de tuteurs professionnels et combien de tuteurs bénévoles? Quelles mesures supplémentaires comptez-vous prendre pour accélérer la désignation de tuteurs?

 

Avez-vous pris contact avec les associations civiles protectrices des droits des MENA et le Service des Tutelles? Dans la négative, comptez-vous engager une concertation pour améliorer la situation actuelle?

 

03.03  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chers collègues, le Service des Tutelles étant en contact quotidien avec les tuteurs, il est au courant de leurs préoccupations. Il consulte également régulièrement les associations de tuteurs comme ATF-MENA et les associations qui emploient les tuteurs. Les préoccupations des tuteurs sont discutées lors des réunions de l'équipe du Service des Tutelles et avec mon cabinet.

 

La plupart des tuteurs sont des tuteurs volontaires qui exercent un maximum de cinq tutelles. En effet, les tuteurs volontaires qui souhaitent exercer plus de cinq tutelles doivent payer des impôts à partir de la sixième tutelle qu'ils exercent annuellement. C'est pourquoi j'ai proposé d'augmenter l'exonération fiscale pour les tuteurs en faisant passer le nombre de tutelles de cinq à huit. La modification législative est actuellement soumise à l'avis du Conseil d'État. Cette mesure bénéficiera également aux tuteurs indépendants qui ne seront pas non plus taxés sur les huit premières tutelles. En outre, nous introduirons un forfait pour les frais de déplacement des tuteurs volontaires et indépendants. Avec ces nouvelles mesures, nous voulons rendre le statut de tuteur volontaire et indépendant plus attractif.

 

En 2022, le Service des Tutelles a pu faire appel à l'APID Ukraine pour renforcer son fonctionnement. Grâce à ce renforcement, dix employés supplémentaires ont été engagés. Les indemnités versées aux tuteurs ont pu continuer à être payées correctement.

 

Un arrêté royal visant notamment à augmenter les indemnités pour les nouveaux tuteurs employés se trouve actuellement sur la table du gouvernement. En outre, nous instaurons un forfait pour les frais de déplacement des tuteurs volontaires et indépendants.

 

Le Service des Tutelles travaille en concertation avec les associations déjà existantes et les nouvelles associations pour recruter des tuteurs-employés supplémentaires après publication de l'arrêté royal. Le Conseil des ministres du 31 mars 2023 a débloqué 650 000 euros pour recruter 15 tuteurs-employés supplémentaires.

 

Actuellement, 675 tuteurs sont actifs depuis avril 2022 et 145 nouveaux tuteurs ont été agréés, sachant que 95 % de ces nouveaux tuteurs sont des tuteurs privés dont la grande majorité assume un maximum de cinq tutelles, et que 5 % des nouveaux tuteurs sont des tuteurs-employés.

 

03.04  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses précises, sachant qu'il n'est pas toujours facile de donner des chiffres à l'occasion de questions orales. Il était toutefois important que vous puissiez refaire totalement le point sur ce sujet. En effet, nous avons été tous et toutes interpellés par les associations civiles protectrices des droits des MENA.

 

Il semble bien que malgré les efforts entrepris, il reste beaucoup de travail. J'espère que la modification législative qui est actuellement soumise au Conseil d'État permettra de donner un peu d'air et de souffle pour faire en sorte d'arriver à des délais plus courts. Un délai de neuf mois paraît fort long, au vu de la problématique des MENA et compte tenu des recommandations que nous avons éditées sur la traite des êtres humains. Nous savons que c'est un public particulièrement vulnérable aux réseaux, etc. Nous espérons que vous pourrez encore davantage renforcer ce service pour arriver à des délais de prise en charge de ces mineurs plus acceptables, afin qu'ils ne se retrouvent  pas dans une situation de plus grande vulnérabilité. 

 

03.05  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses qui sont effectivement assez complètes.

 

Cela ne résout pas la problématique que nous connaissons, à savoir les délais d'attente et la vulnérabilité toute particulière des mineurs étrangers non accompagnés, et parfois les dérives que cette vulnérabilité peut engendrer.

 

Des moyens sont alloués et des réformes sont en cours. Rome ne s'est pas faite en un jour. Nous le savons bien. Mais malgré tout, par rapport à des mineurs et à des personnes tout particulièrement vulnérables comme celles-là, il faut veiller à ce que ce délai de neuf mois puisse être réduit à son minimum afin de permettre à ces mineurs d'être accompagnés dès le début. J'entends que c'est votre intention et j'en suis certain. Je vous encourage à poursuivre dans la voie que vous avez déjà entamée et que vous avez entrepris de suivre actuellement. Il faudrait voir comment, ensemble, peut-être avec d'autres services spécialisés, nous pouvons accentuer cet effet pour réduire encore les délais que nous connaissons aujourd'hui.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Catherine Fonck à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L'intégration des cours du travail et des auditorats généraux du travail" (55037629C)

04 Vraag van Catherine Fonck aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De integratie van de arbeidshoven en arbeidsauditoraten-generaal" (55037629C)

 

04.01  Catherine Fonck (Les Engagés): Monsieur le ministre, vous avez annoncé votre volonté de procéder à la fusion des cours d'appel et du travail et, dans la foulée, des auditorats généraux et des parquets généraux. Vous avez annoncé qu'il s'agissait d'une décision validée par un kern d'octobre 2022. Vous avez également déclaré lancer un groupe de travail à partir de juin pour aboutir à un premier texte en septembre.

 

Cette décision a des impacts potentiellement très importants. On peut s'interroger sur le fait que vous n'ayez pas consulté les acteurs de terrain. Par ailleurs, c'est un élément qui est absent de l'accord de gouvernement de 2020. Je constate en outre que les inquiétudes sont très nombreuses quant à cette possible réforme. Vous ne pouvez ignorer les expressions qui se sont manifestées à ce sujet. Je songe notamment l'article intitulé "Il faut préserver les cours du travail" paru dans La Libre en juin 2023.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous confirmer qu'une décision a été clairement prise par le kern? On me chuchote qu'il n'y a pas eu de décision du kern à ce propos.

 

Quelles consultations ont été organisées préalablement à cette prise de décision? Je songe à tout ce qui concerne la sécurité sociale, le droit du travail, les partenaires sociaux – qui n'ont même pas été informés. À ma connaissance, un avis du Conseil national du Travail aurait dû être sollicité mais n'a pas été demandé.

 

Quelle est votre position face aux réactions d'inquiétude légitimes dans cette articulation entre justice et thématiques liées à l'emploi, notamment les droits subjectifs des allocataires sociaux et les litiges de droit du travail entre employeurs et travailleurs?

 

04.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Chère collègue, sur ma proposition, ce sujet a été examiné en kern en même temps que toute une série de sujets liés à l'amélioration de l'architecture de sécurité de la police et de la justice. Notre gouvernement investit massivement dans des moyens supplémentaires pour la police et la justice, mais ces moyens doivent également être utilisés de manière efficace.

 

L'efficacité peut être obtenue en réduisant les frais généraux et le nombre de bâtiments. L'intention n'a jamais été de toucher à la spécificité du contentieux social. La question qui se pose est de savoir s'il est nécessaire que les cours du travail restent des entités propres ou si elles ne pourraient pas être intégrées dans les cours d'appel, où des chambres séparées pourraient alors être créées pour le contentieux social, avec tous les éléments qui y sont liés.

 

Je fais ici référence aux tribunaux d'entreprise qui sont également des entités distinctes, dont l'organe d'appel se trouve au sein de la cour d'appel. Les tribunaux de la famille font partie des tribunaux de première instance. En degré d'appel, il existe des chambres de la famille distinctes au sein de la cour d'appel. Aucun signal ne m'est parvenu indiquant que ces chambres de la famille fonctionneraient moins bien parce qu'elles font partie d'une organisation plus vaste.

 

Les cours du travail sont de petites entités. Il n'est pas efficace de prévoir pour chacune d'entre elles une organisation propre avec un greffe, une réception, et autres. Les cours du travail comptent une dizaine de magistrats et entre 20 et 30 collaborateurs. Est-il efficace de mettre en place toute une structure organisationnelle pour une telle équipe?

 

Cela n'a rien à voir avec le fait de considérer les affaires qu'elles traitent comme plus ou moins importantes. Il s'agit uniquement du coût de l'organisation. S'il n'y a qu'un chef de corps pour la cour d'appel et la cour du travail, cela représente une marge budgétaire pour le recrutement d'un conseiller qui ne s'occupe que de dire le droit.

 

Enfin, nous consulterons tous les acteurs pour voir comment aborder cette réforme. J'invite chacun à réfléchir à une justice de qualité et efficace, y compris dans le cadre de cette réforme.

 

04.03  Catherine Fonck (Les Engagés): Monsieur le ministre, je prends donc bonne note qu'il s'agit d'une décision de tous les partis de la Vivaldi. Ce sera évidemment répercuté sur le terrain par rapport aux interrogations qui se font jour – et vous semblez les minimiser – mais en tout cas, je connais sans doute mieux le volet emploi que le volet justice, très certainement. Mais les réactions ne sont tout de même pas négligeables.

 

Vous nous expliquez ici qu'il s'agirait d'une chambre séparée pour le contentieux social. Or, ce n'est pas non plus ce qui ressort des demandes qui manifestement ont émané de votre cabinet par rapport à la sollicitation pour la rédaction d'un texte. Et reconnaissons que regrouper les types de contentieux qui concernent soit les litiges de droit du travail (employeur/travailleur), ou ceux qui concernent les problématiques liées aux avantages prévus pour les allocataires sociaux, les regrouper avec ceux qui sont dévolus aux cours d'appel risque tout de même de conduire à un appauvrissement de la jurisprudence!

 

En effet, les magistrats des cours du travail intégrées au sein des cours d'appel – sans la composition paritaire des chambres, rappelons-le! – seront aussi affectés à d'autres contentieux en fonction des besoins des cours d'appel. Justement, le modèle qui est aussi réalisé sur cette mixité, afin d'avoir cette approche particulière – allocataires sociaux, travailleurs/employeurs – avec des praticiens qui sont avisés et qui sont particulièrement informés des enjeux sociaux, cela me semble justement être la plus-value du modèle tel qu'il existe aujourd'hui. Autant vous dire que nous serons extrêmement attentifs.

 

Je réitère ici la nécessité que vous sollicitiez l'avis des partenaires sociaux et du Conseil National du Travail.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Questions jointes de

- Vanessa Matz à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques, Télécoms et Poste) sur "La désignation d’un collaborateur spécial TEH" (55037675C)

- Vanessa Matz à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "L’opportunité de désigner un collaborateur à la politique TEH" (55037763C)

- Vanessa Matz à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La désignation et les missions du futur coordinateur national opérationnel TEH" (55037764C)

05 Samengevoegde vragen van

- Vanessa Matz aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post) over "De aanstelling van een bijzondere medewerker mensenhandel" (55037675C)

- Vanessa Matz aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De opportuniteit van de aanstelling van een beleidsmedewerker inzake MH" (55037763C)

- Vanessa Matz aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De aanstelling en de opdrachten van de toekomstige operationele nationale coördinator MH" (55037764C)

 

05.01  Vanessa Matz (Les Engagés): Madame la présidente, il y a trois questions, dont une avait été adressée à la ministre de la Fonction publique. Je vais donc faire une synthèse. 

 

Monsieur le ministre, la recommandation essentielle du rapport de la commission spéciale chargée d'évaluer la législation et la politique en matière de traite et de trafic des êtres humains, qui a été adoptée en séance plénière du 15 juin dernier, est la création d'un centre national de coordination de la lutte contre la traite et le trafic des êtres humains.

 

Parallèlement, monsieur le ministre, vous avez annoncé la création d'un poste de  coordinateur opérationnel national et l'engagement de M. Klaus Vanhoutte à ce poste, en commission de la Justice le 21 juin dernier. Cependant, le poste publié sur Selor est un poste de collaborateur à la politique Traite des êtres humains (TEH), et non un poste de coordinateur opérationnel national.

 

Monsieur le ministre, pour quelle raison avoir créé un poste de collaborateur à la politique TEH? Pour quelle raison ne pas avoir créé immédiatement un poste de coordinateur national opérationnel, avec un niveau de compétence de niveau A, puisque ce poste implique une fonction de pilotage à responsabilités?

 

Comptez-vous ensuite nommer M. Klaus Vanhoutte coordinateur national opérationnel? Dans l'affirmative, dans quelle mesure est-il approprié de confier à un collaborateur à la politique TEH nouvellement recruté une fonction de coordination et un rôle de pilotage dans la mise en place et le développement d'un nouveau centre de coordination?

 

Allez-vous mettre en place une nouvelle procédure de recrutement pour la fonction de coordinateur national opérationnel? Dans la négative, ne craignez-vous pas des recours contre cette décision? En d'autres termes, ne craignez-vous pas qu'une telle décision soit entachée d'illégalité?

 

Comment éviter à l’avenir des problèmes comme celui de Borealis, avec un coordinateur opérationnel national de niveau B dans l’administration de la Justice, alors que la décision de convoquer une réunion de la cellule et l'ordre du jour de cette réunion relèvent actuellement de votre cabinet?

 

Pour éviter la résurgence de tels problèmes, la tâche principale du coordinateur national opérationnel est, selon vos déclarations, de préparer un plan de crise en collaboration avec le bureau de la Cellule interdépartementale, l'organe exécutif de la Cellule. Comment cette collaboration sera-t-elle organisée? S'agit-il d'une collaboration horizontale ou bien les décisions sont-elles prises par consensus?

 

De manière plus générale, comment voyez-vous le rôle du nouveau coordinateur opérationnel dans ce cadre? Serait-il un membre détaché d'un organisme ou de votre cabinet? Pouvez-vous apporter plus de précisions à cet égard?

 

Dans quelle mesure le bureau de la Cellule interdépartementale de lutte contre la traite et le trafic des êtres humains a-t-il la légitimité et l'autorité pour mettre en œuvre les recommandations de la commission spéciale précitée, qui sont beaucoup plus larges que la traite des êtres humains, du type dumping social, et incluent d'autres parties prenantes et d'autres acteurs?

 

05.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Chère collègue, l'offre d'emploi n'a été publiée qu'en néerlandais. Pourquoi? Parce que les postes vacants de niveau A2 et plus sont systématiquement publiés dans les deux langues du pays, c'est-à-dire néerlandais et français. Tous les autres sont organisés dans la langue nationale répondant aux besoins.

 

C'est l'administration elle-même qui a la possibilité de décider quel poste ouvrir ou pas. L'offre d'emploi a bien été publiée. Le SPF Stratégie et Appui (BOSA) a reçu la demande le 23 mars. La publication s'est déroulée du 4 au 18 avril. La sélection a été effectuée par un consultant en sélection certifié par le SPF Justice. Toutes les règles de recrutement du SPF BOSA ont été respectées. Le nombre de candidats était limité. M. Vanhoutte a été sélectionné comme étant le meilleur lauréat.

 

Pourquoi  avoir créé ce poste? La commission spéciale dédiée à la traite des êtres humains a constaté qu'il fallait renforcer la coordination des travaux de la Cellule interdépartementale de lutte contre la traite des êtres humains. Les huit premières recommandations de la commission portent sur la coordination. La nouvelle fonction de coordinateur national opérationnel en est le point de départ. Cette fonction est un maillon supplémentaire dans la lutte contre la traite des êtres humains. Il vient s'ajouter à toutes les autres initiatives que j'ai déjà prises au cours de cette législature. On exécute ce qu'une commission spéciale nous demande.

 

En 2021, un niveau B a été ajouté au plan du personnel et c'est sur la base de ce niveau B que la fonction a été lancée. Nous avons opté pour un niveau B parce qu'il coûtait moins cher en termes de budget et que le profil était suffisant pour occuper ce poste.

 

Les collaborateurs de niveau D sont également en mesure d'assumer des responsabilités et d'occuper des postes de dirigeant, et ce, en plus des compétences individuelles des collaborateurs, qui doivent également être prises en compte. Ces compétences figuraient d'ailleurs également dans la description de fonction et ont été testées lors de la sélection.

 

Comme je l'ai déjà indiqué dans une réponse à M. Segers lors d'une précédente série de questions orales, M. Vanhoutte a été nommé coordinateur national opérationnel. Cet homme a des années d'expérience en la matière et j'ai pu observer par moi-même ses capacités ces dernières années. En effet, dans sa fonction précédente, il avait également un rôle de coordinateur et de pilotage.

 

Depuis le début de la législature, mon cabinet et le service de la Politique criminelle de l'administration travaillent ensemble en étroite collaboration. En cas de risque de crise, nous devons être en mesure de réagir rapidement et avec agilité. Le poste de coordinateur national opérationnel nous permet de répondre à cette exigence. L'expérience tirée de l'affaire Borealis et de la commission spéciale a montré que ce maillon supplémentaire était nécessaire.

 

Les travaux du Bureau resteront inchangés. Le président du Bureau, nommé par moi-même, reste également inchangé. Le coordinateur est membre du Bureau et se concentrera également sur le renouvellement de la Cellule, qui est beaucoup plus large que le Bureau, en coordination avec les membres de celui-ci. En effet, selon la description de fonction définie en interne par l'administration, l'une des tâches principales de ce coordinateur sera de préparer un plan de crise. Dans cette même description, il est également précisé que ce plan devra être préparé en collaboration avec tous les membres du Bureau. Le coordinateur national opérationnel assurera donc la coordination avec le Bureau qui se réunit tous les mois. Il assurera également une coordination en interne avec l'administration et toutes les personnes impliquées quotidiennement dans la lutte contre la traite des êtres humains.

 

Le coordinateur national opérationnel est un membre à part entière du personnel de l'administration au sein de la direction Droit pénal de la direction générale Législation.

 

Tout cela est repris dans l'arrêté royal du 16 mai 2004. Permettez-moi de rappeler quelques points essentiels de l'article10: "§ 1er. La Cellule comprend un Bureau, chargé de soumettre des propositions à la Cellule, de mettre en œuvre ses décisions et d'assurer la coordination des réunions. § 2. Le Bureau tient une séance mensuelle et fait rapport à la Cellule lors de sa prochaine séance."

 

Vous constaterez également que le Bureau doit préparer les réunions et les décisions de la Cellule. Il a délibérément été décidé de ne pas inclure de représentation politique au sein du Bureau, ce qui se justifie par le fait qu'il n'a aucun pouvoir de décision.

 

Ce pouvoir revient entièrement à la Cellule. Les recommandations faites à la commission spéciale dédiées à la traite des êtres humains peuvent être préparées par le Bureau mais c'est à la Cellule que revient le pouvoir de décision.

 

05.03  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses.

 

Je vous avoue que je suis perplexe sur le fait que le poste publié sur le Selor… Loin de moi l'idée qu'il ne faille pas désigner de coordinateur national opérationnel. Nous l'avons voté et c'est souhaitable. Mais ce n'est pas ce profil qui a été engagé. C'est un collaborateur à la politique TEH.

 

Ce serait pour des raisons budgétaires que nous nous serions satisfaits d'un candidat qui n'avait pas le profil, ou en tout cas pas les titres et mérites, pour être coordinateur national opérationnel mais c'est pourtant le rôle que vous comptez lui faire jouer!

 

Je ne comprends pas. De quoi parle-t-on? Entre un poste de coordinateur et un collaborateur à la politique TEH, en termes budgétaires, quelle est la différence? Elle doit à mon avis être extrêmement ténue. Pourquoi ne pas avoir été jusqu'au bout de l'exercice par rapport à ce poste qui est fondamental?

 

Vous dites que la publication dans les deux langues n’est pas obligatoire lorsqu’il s’agit d’un collaborateur de niveau B. Tout cela est quand même extrêmement particulier. Comme je l'ai dit, on a déjà eu des coordinateurs dans d'autres dossiers; je pense notamment à la lutte contre la drogue. On était un peu plus ambitieux sur la manière de voir les choses et sur la manière plus large de voir les choses. On a l’impression ici qu’on a fait du sur-mesure pour quelqu’un qui a évidemment un passé dans la matière et qui est probablement compétent. Je ne me prononcerai pas sur cela à ce stade. Pourquoi ne pas avoir cherché à avoir le meilleur profil et à publier ce que la commission avait préconisé, c’est-à-dire un vrai coordinateur national opérationnel? Je vous avoue que tout cela me laisse très perplexe.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Vanessa Matz à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur les nouvelles prisons en partenariat public-privé" (55037717C)

06 Vraag van Vanessa Matz aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het rapport van het Rekenhof over de nieuwe gevangenissen via publiek-private samenwerking" (55037717C)

 

06.01  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, à la demande de la Chambre, la Cour des comptes a audité les partenariats public-privé conclus par la Régie des Bâtiments et le SPF Justice pour la construction de nouvelles prisons. Le lancement du Masterplan 1 en 2008 avait été effectué dans un contexte d'urgence, des conditions difficiles de surpopulation et de salubrité. Quinze ans plus tard, on ne peut que regretter que la situation reste critique dans nos prisons. À cet égard, pour rappel, il y a quelques semaines, le représentant des directeurs de prison tirait encore la sonnette d'alarme dans cette Assemblée, suppliant de retarder l'entrée en vigueur du juge de l'application des peines.

 

Dans son rapport, la Cour des comptes observe que les coûts de financement en PPP sont significativement supérieurs au coût du financement par l'État. Par ailleurs, à l'analyse, la Régie et le SPF manquent de personnel pour préparer et suivre l'exécution des contrats, notamment pour vérifier les autocontrôles réalisés par les partenaires privés et pour effectuer des inspections qui sont pourtant essentielles.

 

Pour de nouvelles structures, il est important de pouvoir effectuer tous les contrôles nécessaires afin d'éviter et régler les éventuels problèmes de jeunesse de nouveaux bâtiments.

 

La Cour des comptes pointe aussi l'absence d'analyse de risques préalable à la préparation de ces contrats et des instruments de suivi de ces contrats qui sont en réalité trop complexes et volumineux, inadaptés à la gestion quotidienne d'une prison et différents en plus de l'une à l'autre.

 

Monsieur le ministre, cette analyse va-t-elle avoir un impact quant aux choix budgétaires des futures prisons? Avez-vous établi un cadre légal pour définir les informations nécessaires pour démontrer la plus-value du recours à un PPP?

 

La Cour des comptes formule une série de recommandations pour l'avenir. Vont-elles faire l'objet d'une intégration dans les projets de nouvelles prisons? Par exemple, des logiciels communs à la gestion des prisons sont-ils prévus? Des contrôles accrus, notamment via des inspections aléatoires, sont-ils à l'ordre du jour?

 

06.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame Matz, je tiens tout d'abord à souligner que mes services et moi-même avons lu attentivement le rapport de la Cour des comptes, auquel ils ont également contribué de manière constructive. Bien que la plupart des recommandations s'adressent à la Régie des Bâtiments, je répondrai quand même à vos questions du point de vue de la justice. Dans les semaines à venir, cet audit sera également discuté au sein du gouvernement. Pour cette raison, il est trop tôt pour vous apporter à présent une réponse définitive.

 

Vous citez plusieurs remarques négatives. J'admets que certains points doivent être améliorés. Cependant, le rapport fait clairement état d'aspects positifs et relève plusieurs améliorations depuis le premier audit.

 

En ce qui concerne vos questions plus précises, je puis vous informer qu'un service PPP a récemment été installé au sein de la DG EPI pour suivre ces dossiers en détail. Les observations de la Cour des comptes sont actuellement analysées par ce service, qui s'efforcera également d'y répondre en étroite concertation avec la Régie des Bâtiments. À l'avenir, nous travaillerons en effet sur une analyse value for money qui sera soumise au gouvernement lorsqu'il devra prendre une décision au sujet de futurs projets.

 

S'agissant de l'imposition d'applications uniformes en vue de contrôler les performances et le suivi des activités des partenaires privés, il est évident que c'est actuellement discuté avec la Régie des Bâtiments.

 

Enfin, le cadre juridique doit encore être débattu au sein du gouvernement.

 

06.03  Vanessa Matz (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Je me réjouis que vous preniez la mesure des recommandations de la Cour des comptes, qui font suite à des critiques émises contre ces partenariats. Cela ne signifie pas qu'il faille les balayer d'un revers de la main, mais que vous devrez en discuter simultanément sur les plans technique et politique. Cela me semble évidemment une bonne chose, au regard de ce rapport qui est, pour le moins, critique envers cette manière de fonctionner – laquelle apparaît coûteuse pour les finances de l'État.

 

Il va de soi que nous interrogerons également la Régie des Bâtiments. En effet, si ce phénomène existe dans le domaine de la justice, il est aussi évidemment présent dans d'autres dossiers. Sous couvert d'une simplification et d'une fluidité, on se rend compte qu'au fond les verrous et les garde-fous limitant ces partenariats ne sont pas encore activés. Il faudra réfléchir, comme vous l'avez dit, à une meilleure régulation et à un meilleur encadrement.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Koen Metsu aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De vervolging van de misdaden tegen de jezidi’s" (55037741C)

07 Question de Koen Metsu à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La poursuite des crimes commis contre les yézidis" (55037741C)

 

07.01  Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, in juli 2021 werd ons voorstel van resolutie over de erkenning en de vervolging van de tegen de jezidi's gepleegde genocidemisdaden en over hulp aan de jezidische bevolking in de Kamer goedgekeurd. Ik mocht daar samen met Georges Dallemagne mijn schouders onder zetten. Wij pleitten daarin voor gerechtigheid voor de slachtoffers en veroordelingen van de daders. Het betreft Foreign Terrorist Fighters die aan deze gruweldaden hebben deelgenomen.

 

Recent las ik in de krant dat ons land zich eindelijk opmaakt voor vervolging van deze gruwelijke genocidemisdaden. Eurojust maakte bekend dat België zich aansluit bij het Joint Investigation Team. Frankrijk en Zweden ondertekenden reeds een JIT-overeenkomst in oktober 2021. In de zomer van 2021 kwam aan het licht dat verschillende Belgen betrokken zijn bij deze misdaden. Toen waren er reeds 6 dossiers gekend bij het federaal parket, eind 2021 bevestigde u dat er 11 dossiers lopende waren. En ondertussen zijn dit er meer.

 

Waarom heeft het zo lang geduurd vooraleer Justitie deze gruweldaden begon te onderzoeken?

 

Waarom nam België in oktober 2021, bij de oprichting van het Frans-Zweeds onderzoeksteam, niet onmiddellijk deel? Waarom werd het protocol bij Eurojust pas nu ondertekend? Wat was doorslaggevend aan deze beslissing?

 

Welke profielen maken deel uit van het Belgisch onderzoeksteam? Wat zijn hun taken? Wat is het kostenplaatje?

 

Zijn er voldoende manschappen en onderzoekscapaciteit beschikbaar?

 

Hoeveel dossiers zijn er vandaag gekend bij het federaal parket en eventueel andere parketten?

 

Hoeveel verdachten zijn er ondertussen in het vizier? Werden er desgevallend al verdachten opgepakt en zo ja, hoeveel?

 

In hoeverre vlot de hulpverlening door ons land aan de nog steeds wegkwijnende jezidibevolking en de vermiste vrouwen en kinderen?

 

Hoe verlopen de gesprekken met uw buitenlandse collega's?

 

Hoeveel droeg België sedert 2021 bij aan het humanitair fonds voor Irak? En aan welke projecten werd dit toegewezen?

 

Is er al enige versnelling merkbaar in de uitvoering door de Iraakse regering van de Yazidi Survivors Law? Pleit u voldoende voor de belangen van de jezidi's en de toepassing van de wet bij de Iraakse autoriteiten? Wat zijn de resultaten?

 

Is er reeds vooruitgang geboekt omtrent de stabiliteit in de regio en de gewenste terugkeer van de jezidi's? Wat zijn de resultaten?

 

07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Metsu, ik zal uw eerste zes vragen beantwoorden. De vragen 7 en 9 vallen onder de bevoegdheid van de minister van Ontwikkelingssamenwerking, de vragen 8, 10 en 11 onder die van de minister van Buitenlandse Zaken.

 

Het federaal parket heeft een vijftiental dossiers geopend in verband met genocide, misdaden tegen de menselijkheid, gepleegd tegen de jezidi’s. Het gaat om 16 Belgische FTF’ers. Afhankelijk van de evolutie van de lopende onderzoeken worden sommige dossiers onderzocht door onderzoeksrechters in verschillende gerechtelijke arrondissementen, terwijl andere worden onderzocht door het federaal parket.

 

Deze onderzoeken worden geleid door onderzoekers gespecialiseerd in terrorisme, indien nodig met ondersteuning van de onderzoeksafdeling gespecialiseerd in humanitair recht van de FGP Brussel. De federale magistraten die verantwoordelijk zijn voor deze dossiers zijn gespecialiseerd in internationaal humanitair recht. Officiële documenten over deelname aan het gezamenlijke onderzoeksteam werden in 2021 ondertekend door Frankrijk en Zweden, met de steun van Eurojust.

 

Belangrijk om te benadrukken is dat ons land al sinds vorig jaar – 2022 – deelneemt aan het JIT. Het persartikel waarnaar u verwijst, kwam er naar aanleiding van de aansluiting vorige maand van Nederland bij het JIT. Deze stap in 2022 is niet het begin van een onderzoek naar deze problematiek in ons land, maar wel de voortzetting van een reeds geopend onderzoek. De beslissing om toe te treden tot het JIT werd genomen in 2022 naar aanleiding van ontwikkelingen in de lopende onderzoeken en de noodzaak om, conform de wettelijke bepalingen inzake internationale justitiële samenwerking, op een meer diepgaande manier samen te werken met de andere landen, in de vorm van een deelname en niet langer enkel aan coördinatievergaderingen binnen Eurojust, zoals dat in 2021 het geval was.

 

De coördinatie en samenwerking met de Europese landen verlopen heel goed en maken het mogelijk om vooruitgang te boeken in de Belgische onderzoeken. Tot op heden zijn er geen verdachten gearresteerd in verband met deze onderzoeken. Het gaat om lange en complexe onderzoeken. Er is voldoende onderzoekscapaciteit voor zaken met betrekking tot genocide en misdaden tegen de menselijkheid gericht tegen de jezidi’s, met uitzondering van zaken die worden behandeld door de federale gerechtelijke politie van Antwerpen.

 

07.03  Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De medewerking aan het Vlaams Actieplan Jeugddelinquentie" (55037744C)

08 Question de Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La collaboration au plan d'action flamand sur la délinquance juvénile" (55037744C)

 

08.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.

 

Mijnheer de minister, ​Vlaanderen heeft recent haar Actieplan Jeugddelinquentie voorgesteld met 25 acties en maatregelen. Hierin wordt in diverse acties samenwerking met de federale minister van Justitie, de magistratuur en het openbaar ministerie aangekondigd.

 

Zo zal het openbaar ministerie in Antwerpen deelnemen aan het project SAMEN (Snel, Alternatief, Maatwerk, Efficiënt en Nabij) in het kader van een verbetering van de leefbaarheid en de veiligheid in afgebakende zorgbuurten. Er zullen afspraken worden gemaakt in het kader van een opname in het gevangeniswezen wanneer een meerderjarige nog maatregelen of sancties opgelegd krijgt voor nog niet verjaarde strafbare feiten die hij als minderjarige heeft gepleegd, wat niet in strijd is met het EVRM, en een detentie in een volwassengevangenis moet ondergaan. Er zal op basis van een grondige juridische analyse, uitgevoerd in 2022, in samenwerking met de federale overheid uitvoering worden gegeven aan een terbeschikkingstelling voor zeer ernstige feiten gepleegd in de minderjarigheid. Want de maatschappij heeft in sommige gevallen, net zoals bij volwassenen, ook baat bij de verdere opvolging van gevaarlijke minderjarigen met achterliggende psychische problemen. Vlaanderen zal in overleg gaan met de magistratuur in het kader van een verstrenging van de uithandengeving zodat de strafrechtbanken die het gemeen strafrecht en de gemeenrechtelijke strafprocedures toepassen bevoegd zijn.

 

Kan de minister meer toelichting geven betreffende zijn engagement bij het Vlaams Actieplan Jeugddelinquentie?

Op welke wijze zal de medewerking verlopen? Welke concrete afspraken werden er gemaakt bij de uitvoering hiervan specifiek wat de bevoegdheden en de inbreng van Justitie betreft?

Wordt er een evaluatie voorzien? Zo ja, graag meer toelichting.

 

08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, met de zesde staatshervorming werd de aanpak van jeugddelinquentie quasi volledig overgeheveld naar de gemeenschappen. In Vlaanderen heeft dat geleid tot het jeugddelinquentiedecreet van 15 februari 2019, dat gefaseerd in werking is getreden. Recent werd een Vlaams Actieplan Jeugddelinquentie door de Vlaamse regering aangenomen.

 

Er is met het openbaar ministerie overleg geweest over de zes geplande wijzigingen van het decreet jeugddelinquentierecht die in het actieplan zijn opgenomen. Het betreft de elektronische monitoring, die ook mogelijk wordt in de voorlopige fase, de decretale regeling voor het lokale ketenaanpakcasusoverleg, de decretale verankering van het kortverblijf, de afschaffing van de maximumleeftijdsgrens voor alle maatregelen en sancties en de uitvoering van de terbeschikkingstelling en de gegevensdeling. Recent werd aan de jeugdmagistraten uitleg verschaft over het volledige actieplan.

 

De beide Vlaamse ministers hebben aangegeven dat zij met mij, de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Asiel en Migratie overleg willen plegen om jeugddelinquentie aan te pakken. Het zou daarbij gaan over de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in gemeenschapsinstellingen, de informatie-uitwisseling tussen verschillende politiediensten, bepaalde fenomenen die specifiek bij jongeren voorkomen en het inzetten van minderjarigen door georganiseerde bendes voor het plegen van drugsfeiten. Ik zal dan ook met de Vlaamse collega’s bekijken hoe wij vanuit Justitie kunnen meewerken aan het aanpakken van die punten.

 

In de Kadernota Integrale Veiligheid werd beslist dat alle betrokken actoren samen dienen te werken om een integrale aanpak van de jeugdcriminaliteit te bewerkstelligen. Een gepaste, snelle reactie op maat naar aanleiding van de gepleegde feiten verdient de voorkeur.

 

Ik kan ook verwijzen naar het project SAMEN, waarmee het openbaar ministerie Antwerpen met verschillende andere partners de leefbaarheid en de veiligheid in afgebakende zorgbuurten probeert te verbeteren. Het project bestaat uit een preventief en een gerechtelijk luik. In het kader van de preventieve aanpak is het de bedoeling om met extra begeleiding te voorkomen dat jonge volwassenen tussen 18 en 25 jaar oud strafbare feiten plegen.

 

Op gerechtelijk niveau wordt tegelijkertijd ingezet op een lik-op-stukbeleid bij strafbare feiten. Door meteen op te treden, krijgt crimineel gedrag, los van de leeftijd, een snelle, duurzame en effectieve reactie.

 

Wat betreft uw tweede en derde vraag, ik heb nog geen overleg gehad met de collega’s van de Vlaamse regering, maar uiteraard is het belangrijk om het probleem samen aan te pakken. De Vlaamse overheid monitort en evalueert de uitvoering van het Vlaamse actieplan. Indien wij daarover bevraagd worden in uitoefening van onze bevoegdheden, dan zullen wij daar uiteraard op ingaan.

 

08.03  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik heb begrepen dat er wel al overlegd is in verband met informatie aan de politiediensten over de inzet van meerderjarigen in drugsgerelateerde dossiers en de niet-begeleide meerderjarigen, maar ik moet u zeggen dat ik het Vlaams Actieplan Jeugddelinquentie met heel veel interesse heb doorgenomen, wat u niet zal verwonderen.

 

In de aankondigingen van de Vlaamse minister van Justitie is toch wel een belangrijke rol weggelegd voor u, voor de magistratuur en voor het openbaar ministerie. Als voorbeeld noem ik de opname in het gevangeniswezen wanneer een meerderjarige nog maatregelen of sancties opgelegd krijgt voor niet-verjaarde strafbare feiten die hij als minderjarige heeft gepleegd. Ik verwijs ook naar de aankondiging van de Vlaamse minister in verband met de terbeschikkingstelling voor zeer ernstige feiten gepleegd in minderjarigheid. Ik wijs tevens op de verstrenging van de uithandengeving.

 

Vlaams minister Demir doet daarmee allemaal heel indrukwekkende aankondigingen. Als ik echter van u moet horen dat er ter zake nog geen overleg heeft plaatsgevonden, stel ik mij wel vragen omtrent de haalbaarheid van die maatregelen in de praktijk. Al die zaken behoren immers tot de bevoegdheden van u, de magistratuur en het openbaar ministerie. Ik hoop toch wel dat er eerstdaags of in de loop van de volgende weken, gelet op het nakende reces, overleg zal plaatsvinden, want anders blijft het bij heel gratuite aankondigingen van de Vlaamse minister in een toch wel vrij ambitieus Vlaams Actieplan Jeugddelinquentie. Dat mag zeker en vast niet de bedoeling zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55037816C van mevrouw Marghem wordt uitgesteld.

 

09 Samengevoegde interpellatie en vraag van

- Marijke Dillen aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De situatie in de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank van Brussel" (55000437I)

- Kristien Van Vaerenbergh aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De verminderde dienstverlening bij de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank te Brussel" (55037895C)

09 Interpellation et question jointes de

- Marijke Dillen à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La situation au tribunal de l'entreprise néerlandophone de Bruxelles" (55000437I)

- Kristien Van Vaerenbergh à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Le service réduit au tribunal de l'entreprise néerlandophone de Bruxelles" (55037895C)

 

09.01  Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik meen dat wij het er beiden over eens zijn dat toegankelijkheid een van de kernwaarden moet zijn van Justitie. Maar daar wordt helaas niet in alle rechtbanken aan tegemoetgekomen. De Nederlandstalige ondernemingsrechtbank te Brussel kampt met een dalende personeelsbezetting. Onder andere het vertrek van een aantal magistraten en griffiers en de almaar stijgende tijdelijke afwezigheden, zowel in aantal als in duur, zijn hiervan de oorzaak. Daarnaast blijft de vraag of en wanneer de vertrekkende magistraten vervangen zullen worden.

 

Ik geef enkele concrete cijfers. Wettelijk moet het magistratenkader uit 11 personen bestaan. Volgens de cijfers van januari 2023 waarover ik beschik, bedraagt het personeelsbestand 90 %. De voorzitter van de ondernemingsrechtbank heeft in januari van dit jaar de Hoge Raad voor de Justitie gevraagd een vacatureplan op te stellen en vacatures te publiceren, maar heeft daar nooit een duidelijk antwoord op gekregen. Dat vind ik toch zorgwekkend, mijnheer de minister. Op dit ogenblik, een aantal maanden later, is het magistratenkader voor slechts 82 % ingevuld.

 

Ook het kader van de plaatsvervangende rechters is slechts voor 62 % ingevuld. Daarvoor worden blijkbaar al jaren geen vacatures meer gepubliceerd, ook al heeft dat geen enkele budgettaire impact.

 

De voorzitter heeft de plaatsvervangende rechters gevraagd of zij kunnen inspringen, maar gelet op de werklast die dat voor hen zou meebrengen, zijn zij daar niet toe bereid. Op de ondernemingsrechtbank moeten de plaatsvervangende rechters immers fungeren als kamervoorzitter en dus ook de dossiers voorbereiden, de zittingen leiden en de vonnissen schrijven, wat dus heel veel werk betekent.

 

Er is niet alleen een tekort aan magistraten, mijnheer de minister. Op de griffie is de toestand nog nijpender. Daar is slechts 68 % van het personeelskader ingevuld, waarbij ik de afwezigheden in de vakantieperiodes nog niet eens heb meegeteld. Ook voor de griffie werd al maanden geleden door de voorzitter gevraagd vacatures te publiceren. Ook dat bleef zonder resultaat. De voorzitter kreeg te horen dat zelfs als de vacatures gepubliceerd worden, de ondernemingsrechtbank in dit kalenderjaar, 2023, niet meer op versterking hoeft te rekenen. Er wordt trouwens aan toegevoegd dat dat evenmin het geval zal zijn voor 2024!

 

Mijnheer de minister, ik hoef u er niet van te overtuigen dat dat bijzonder ernstige implicaties heeft op de werking en de dienstregeling van de ondernemingsrechtbank.

 

De voorzitter heeft reeds met zeer grote tegenzin, zo betreurt hij – ik twijfel niet aan zijn verklaringen –, een aantal concrete maatregelen wegens het nijpende personeelstekort moeten nemen. Ik geef enkele voorbeelden. Op woensdagnamiddag worden de werkzaamheden voor de 8ste kamer geschorst. Het gaat dan over zittingen in kort geding. Dat zijn dus dringende materies. Vanaf 1 september worden de werkzaamheden voor de 10de kamer geschorst. De dienst van de rechtspersonen en vzw’s zal minstens tot 1 september niet meer telefonisch bereikbaar zijn.

 

De situatie is werkelijk onhoudbaar geworden en volledig in tegenstrijd met de nood aan een kwalitatieve dienstverlening ten gunste van de rechtzoekende, wat nochtans een prioriteit van Justitie moet zijn. Met andere woorden, u moet bij hoogdringendheid maatregelen nemen, anders komen de belangen van de rechtzoekenden in het gedrang.

 

Mijnheer de minister, kunt u over de kwestie meer toelichting geven? Worden de wantoestanden zoals bij het hof van beroep te Brussel, waar men voor zaken die in 2017 zonder probleem konden gepleit worden in 2023 een relaiszitting inlast om na te gaan of het nog wel nodig is om een pleitdatum te bepalen, hier herhaald? Dat is werkelijk onaanvaardbaar.

 

Welke maatregelen zult u op korte termijn nemen om te beletten dat de achterstand in de Brusselse rechtbanken in het algemeen nog groter wordt en om de bestaande achterstand weg te werken?

 

Ik wil ook nog even stilstaan bij de wettelijke verplichting om bij de vastlegging van een procedurekalender binnen de zes weken een pleitdatum vast te leggen. Het is dus niet de bedoeling om zoals de Brusselse rechtbanken enkel conclusietermijnen vast te leggen en pas vele jaren later de pleitdatum te bepalen. Wat zult u doen om die wettelijke verplichting ook in Brussel te laten naleven?

 

Ten slotte, hoe ziet de situatie eruit bij de Franstalige ondernemingsrechtbank in Brussel? Is daar ook een achterstand of is die er enkel bij de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank? Indien daar geen achterstand is, welke maatregelen zult u nemen om de rechtbanken op een gelijkwaardige manier te laten functioneren?

 

09.02  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, aangezien de vorige vraagstelster de problematiek omstandig heeft geschetst, verwijs ik naar de schriftelijke voorbereiding van mijn vraag.

 

Vorige week verscheen een communiqué van de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank te Brussel. Het bericht verspreidde informatie over een verminderde dienstverlening:

 

- zittingen van verschillende kamers worden geschorst

 

- de dienst rechtspersonen in Vorst zal zeker 3 maanden​ niet telefonisch bereikbaar zijn

Er wordt gewezen op een gebrek aan personeel wegens vertrekkers maar ook wegens tijdelijke afwezigheden. Men meldt tevens herhaaldelijk gevraagd te hebben of de vertrekkers zullen vervangen worden, hoeveel en wanneer.

 

Ik heb volgende vragen voor u:

Hoeveel personen zijn er het afgelopen jaar vertrokken, op welke niveaus en hoeveel zijn er per niveau dat jaar terug bijgekomen?

 

Hoeveel tijdelijke afwezigen zijn er momenteel en op welke niveaus? Hoe zal hun afwezigheid tijdelijk opgevangen worden?

 

Zullen de vertrekkers worden vervangen, hoeveel en wanneer? Waarom bleef deze vraag gesteld door de rechtbank onbeantwoord?

 

Betreft de telefonie: gaat het hier ook om een personeelsprobleem of een technisch probleem? Kunt u duiden wat het probleem precies is en tegen wanneer het zal opgelost worden?

 

09.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Er wordt getracht de dienstverlening zo goed mogelijk te laten doorlopen. Alle zaken worden nog steeds vastgesteld, alleen zullen de vaststellingstermijnen opschuiven in de tijd.

 

Er wordt alles aan gedaan om de impact zo beperkt mogelijk te houden. Alle zaken die waren vastgesteld sinds de voor januari 2023 opgeschorte zittingen, werden bijvoorbeeld nog in 2023, dus voor 30 juni 2023, opnieuw vastgesteld. Ook de zaken die zijn vastgesteld voor zittingen die vanaf september 2023 zijn geschorst, zullen op een zo kort mogelijke termijn opnieuw worden vastgesteld.

 

In antwoord op de tweede vraag van mevrouw Dillen en op de derde vraag van mevrouw Van Vaerenbergh kan ik meegeven dat in de nieuwe vacatureplannen in aanwervingen is voorzien voor zowel magistraten als rechtspersoneel. Ik verwacht dus dat de situatie binnen afzienbare tijd kan worden opgelost.

 

Sedert enkele jaren staan de colleges zelf in voor het opstellen van vacatureplannen binnen het hun ter beschikking gestelde budget. Het College van de hoven en rechtbanken bepaalt dus zelf waar de noden het hoogst zijn en welke personeelsleden dienen te worden vervangen. Dat zijn de reguliere budgetten.

 

Bovendien werd van het budget voor de versterking van Justitie een enveloppe toegekend specifiek voor de ondernemingsrechtbanken. Het College van de hoven en rechtbanken heeft die middelen verdeeld onder de ondernemingsrechtbanken.

 

Voor de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank Brussel is er een versterking geweest van één rechter, één referendaris en één attaché managementondersteuning. De rechter en attaché zijn aangeworven. De procedure voor de referendaris loopt nog.

 

Mevrouw Dillen, op uw derde vraag kan ik antwoorden dat er momenteel geen achterstand is in de Franstalige ondernemingsrechtbank Brussel. Ook hier kampte de rechtbank met enkele afwezigen wegens ziekte. De toestand is op dit ogenblik echter onder controle.

 

Mevrouw Van Vaerenbergh, voor uw eerste en tweede vraag verzoek ik u een schriftelijke vraag in te dienen, aangezien het om heel veel cijfers gaat.

 

Ik kom tot de vierde vraag van mevrouw Van Vaerenbergh. Het probleem van de telefonische permanentie op de dienst van de rechtspersonen en vzw’s in Vorst is een personeelsprobleem. Bij gebrek aan personeel is het niet mogelijk om telefonisch bereikbaar te zijn. De dienst rechtspersonen is wel fysiek toegankelijk, elk dag van 8.30 uur tot 12.30 uur, en bereikbaar via e-mail. We evalueren de situatie opnieuw begin september.

 

09.04  Marijke Dillen (VB): Dank u vriendelijk, mijnheer de minister. Het zal u niet verbazen dat uw antwoord voor ons niet voldoet. U zegt dat de dienstverlening moet doorgaan en dat de vaststellingen zullen worden gedaan “op zo kort mogelijke tijd” of “binnen afzienbare tijd”. Dat zijn nogal rekbare begrippen. Ze doen me denken aan de discussie over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Toen werd het begrip “onverwijld” gebruikt en we weten wat dat in politieke termen inhoudt.

 

In het belang van de rechtsonderhorigen moeten hier veel sneller maatregelen worden genomen, want het gaat vaak om belangrijke zaken. Ik geef een voorbeeld. Een bepaalde onderneming dagvaardt iemand die zijn facturen niet betaalt omdat hij ze betwist, al dan niet om gegronde redenen. In de praktijk gebeurt dat heel vaak om totaal ongegronde redenen en zo belandt de zaak op de lange baan. Zo wordt de eisende partij slachtoffer en kan die zelf in liquiditeitsproblemen komen doordat er onvoldoende of laattijdige ondersteuning is van de ondernemingsrechtbank.

 

Mijnheer de minister, ik dring erop aan dat u hiervan een prioriteit maakt en dat hiervan bij hoogdringendheid werk wordt gemaakt.

 

Ik heb geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaringen van de voorzitter. Hij zegt dat hij aan de Hoge Raad voor de Justitie gevraagd heeft om vacatures uit te schrijven en daarop is zelfs geen antwoord gekomen van de Hoge Raad voor de Justitie. Dat is voor mij totaal onaanvaardbaar.

 

Ten slotte is de griffie van de rechtspersonen en vzw’s minstens tot 1 september telefonisch niet meer bereikbaar. Dat is geen onbelangrijke griffie. U zegt dat de mensen er wel naartoe kunnen gaan, maar als ik goed ben ingelicht is die dienst gehuisvest in Vorst, op een niet heel vlot bereikbare locatie. Dat is dus voor de rechtsonderhorigen absoluut geen alternatief. Doe daar iets aan.

 

Mevrouw de voorzitster, ik zal een motie indienen.

 

09.05  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ook ik kan uiteraard niet tevreden zijn met dit antwoord. Zaken zullen op korte termijn worden uitgesteld. Mensen die hun zaak aanhangig hebben gemaakt, leven op dit ogenblik in onzekerheid. U zegt dat de dienstverlening moet doorgaan, maar als ik hoor dat een griffie zelfs niet telefonisch bereikbaar is, vind ik dat niet echt een zeer goede dienstverlening.

 

Moties

Motions

 

De voorzitster: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Marijke Dillen en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Marijke Dillen

en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Justitie en Noordzee,

- overwegende dat toegankelijkheid een van dé kernwaarden is voor de werking van Justitie in het algemeen en de rechtbanken en hoven in het bijzonder;

- overwegende dat helaas vandaag niet in alle rechtbanken de toegankelijkheid wordt gewaarborgd, zo o.m. in de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank te Brussel waar de voorzitter op een niet mis te verstane wijze en volledig terecht aan de alarmbel heeft getrokken;

- overwegende dat de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank te Brussel kampt met een dalende personeelsbezetting: het vertrek van een aantal magistraten en griffiers, alsmede de stijgende tijdelijke afwezigheden, zowel in aantal als in duur, zijn hiervan mede de oorzaak;

- overwegende dat daarnaast de vraag onbeantwoord blijft of en wanneer vertrekkende magistraten zullen worden vervangen;

- overwegende dat dit zeer een ernstige complicatie heeft op de werking en de dienstregeling van deze ondernemingsrechtbank: zo worden o.m. een aantal zittingen voorlopig geschorst met als gevolg dat pleitdata verder worden opgeschoven;

- overwegende dat deze situatie onhoudbaar is en er bij hoogdringendheid maatregelen dienen te worden genomen, zo niet komen de belangen van de rechtszoekende in het gedrang;

vraagt de regering

bij hoogdringendheid de nodige initiatieven te nemen om op zeer korte termijn een duidelijk perspectief te brengen voor de Nederlandstalige ondernemingsrechtbank te Brussel en om het personeelskader, zowel wat de magistraten als wat het griffiepersoneel betreft, volledig in te vullen zodat de werking van deze rechtbank opnieuw kan worden gegarandeerd."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Marijke Dillen et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l’interpellation de Mme Marijke Dillen

et la réponse du vice-premier ministre et ministre de la Justice et de la Mer du Nord,

- considérant que l'accessibilité constitue l'une des valeurs fondamentales du fonctionnement de la Justice en général et des cours et tribunaux en particulier;

- considérant qu'à l'heure actuelle, l'accessibilité n'est malheureusement pas garantie dans tous les tribunaux, comme notamment au tribunal de l'entreprise néerlandophone de Bruxelles, où le président a tiré la sonnette d'alarme de manière on ne peut plus claire et tout à fait justifiée;

- considérant que le tribunal de l'entreprise néerlandophone de Bruxelles fait face à une diminution de ses effectifs, due notamment au départ de plusieurs magistrats et greffiers, à l'augmentation du nombre d'absences temporaires ainsi qu'à leur allongement;

- considérant que la question de savoir si et quand les magistrats qui quittent le tribunal seront remplacés reste sans réponse;

- considérant que cette situation entraîne des complications très sérieuses au niveau du fonctionnement et de l'organisation de ce tribunal de l'entreprise: ainsi, plusieurs audiences sont temporairement suspendues, ce qui a pour effet de repousser encore les dates de plaidoiries;

- considérant que cette situation est intenable et que des mesures doivent être prises de toute urgence, faute de quoi les intérêts des justiciables seront mis en péril;

demande au gouvernement

de prendre de toute urgence les initiatives nécessaires pour offrir à très brève échéance des perspectives claires pour le tribunal de l'entreprise néerlandophone de Bruxelles et de pourvoir intégralement le cadre du personnel, tant en ce qui concerne les magistrats qu'en ce qui concerne le personnel de greffe, afin que le fonctionnement de ce tribunal puisse de nouveau être garanti."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Katja Gabriëls.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Katja Gabriëls.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

10 Samengevoegde vragen van

- Koen Geens aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bouw van nieuwe gevangenissen" (55037919C)

- Koen Geens aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "De bouw van nieuwe FPC’s" (55037920C)

10 Questions jointes de

- Koen Geens à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La construction de nouvelles prisons" (55037919C)

- Koen Geens à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La construction de nouveaux CPL" (55037920C)

 

10.01  Koen Geens (cd&v): Ik heb deze vragen ook gesteld aan de minister bevoegd voor de Regie der Gebouwen.

 

Eind 2016 gaf de vorige regering haar akkoord met het Masterplan III. Hoewel op dat ogenblik de overbevolking afnam, bleef het van belang te voorzien in nieuwe infrastructuur, verouderde structuur te renoveren en een langetermijnbeleid te ontwikkelen.

 

De Masterplannen I en II voorzagen in de bouw van een nieuwe gevangenis in Antwerpen. Dit werd bevestigd in het Masterplan III. Het nieuwe arresthuis zou plaats bieden aan 440 gedetineerden. Oorspronkelijk werd vooropgesteld om, onder voorbehoud van de vergunningsprocedure, de werken in 2021 aan te vatten zodat het arresthuis eind 2023 zou kunnen geopend worden.

 

Uiteindelijk werd de overheidsopdracht in de zomer van 2021 gegund en loopt momenteel de vergunningsprocedure in eerste aanleg. Als alles goed verloopt, kunnen de werken na de zomer starten en zou het arresthuis in 2026 opgeleverd worden. De opening vindt dus drie jaar later dan gepland plaats.

 

Verder werd het Masterplan aangevuld met nieuwe initiatieven zoals de bouw van nieuwe gevangenissen te Leopoldsburg en Vresse, beiden met een capaciteit van 312 gedetineerden. Voor deze twee gevangenissen was voorzien dat de gunning zou gebeuren in 2022 zodat ook deze werken in 2023 zouden kunnen aanvatten.

 

Voor Leopoldsburg werden de BAFO's in het voorjaar ingediend. Er zou snel een gunningsbeslissing moeten volgen. Voorzien is dat de werken in 2026 zullen aanvatten en de oplevering in 2028 gebeurt.

 

Ook de nieuwe gevangenis van Vresse zou pas in 2028 opgeleverd worden. Hoewel men momenteel in de laatste onderhandelingsfase van de plaatsingsprocedure zit, voorziet men dat de gunning pas in 2024 zal gebeuren.

 

Tot slot werd ook een nieuwe gevangenis in Lantin gepland. Klopt het dat deze gevangenis niet langer in Lantin maar in Paifve zou worden gebouwd?

 

De bouw van de nieuwe gevangenissen loopt vertraging op. Tijdens de bespreking van de beleidsnota beaamde u dat de Regie der Gebouwen het tempo moet opdrijven en garandeerde u dat de nieuwe gevangenissen van Vresse, Antwerpen en Leopoldsburg volgende regeerperiode geopend zullen worden. Kan u dit nog steeds garanderen? En wat doet u op heden om u ervan te verzekeren dat de Regie der Gebouwen het tempo opdrijft?

 

​Net zoals sommige collega's ben ik tevreden dat de uitvoering van het Masterplan wordt verdergezet, maar er is ook nood aan nieuwe verwezenlijkingen. Zal u nog proberen het masterplan aan te vullen met de bouw of renovatie van gevangenissen zoals uw voorgangers gedaan hebben, zodat ook u uw opvolger iets kan nalaten?

 

Het Masterplan III, dat in 2016 door de vorige regering werd goedgekeurd, voorziet dat er een onthaal en een aangepaste behandeling moet worden voorzien voor de geïnterneerden, en dit buiten de gevangenis. Daartoe voorzag het Masterplan III in de bouw van drie nieuwe FPC's te Aalst, te Waver en te Paifve.

 

In de gevangenissen is er momenteel geen voldoende zorg beschikbaar voor de geïnterneerden. Toch zitten er op vandaag opnieuw zeker 620 geïnterneerden in de gevangenissen. Zoals u weet, vind ik dat er meer gestreefd moet worden naar een huwelijk tussen detentie en zorg. In afwachting van de vooruitgang die door een kruisbestuiving van de twee wetenschappen gemaakt kan worden, moet er voor de geïnterneerden werk gemaakt worden van de FPC's. Geïnterneerden moeten een menswaardige detentie kunnen doormaken en tijdens hun detentie de behandeling krijgen waar zij nood aan hebben.

 

De ministerraad van 29 oktober 2021 benadrukte dat de projecten uit Masterplan I, II en III zouden worden uitgevoerd en dat de FPC's voorrang krijgen, zoals aangekondigd in het regeerakkoord van 30 september 2020.

 

Recent werd op regeringsniveau nog herhaald dat de bouw van de nieuwe FPC's prioritair zijn. Desondanks werd voorzien dat de opening van de drie voormelde FPC's pas ten vroegste in 2028 zou gebeuren.

 

Tijdens de bespreking van de beleidsnota's vorig jaar bevestigde u dat het tempo opgedreven moest worden. Tevens kondigde u aan dat u hoopt dat er nog in de loop van deze regeerperiode een beslissing wordt genomen over de bouw van twee bijkomende FPC's.

 

Welke stappen onderneemt u om de bouw van de FPC's verder te bestendigen? Wat is de stand van zaken inzake de bouw van de twee bijkomende FPC's? Welke vorderingen zijn hier al in gemaakt en werden hieromtrent reeds beslissingen genomen?

 

10.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Geens, ik deel zeker uw frustratie en bezorgdheid dat de bouw van de nieuwe gevangenissen en renovaties zeer traag gaan en dat dit de toestand in de bestaande gevangenissen door de grote overbevolking zeker niet ten goede komt.

 

Deze week wordt er een dossier aan de ministerraad voorgelegd om de locatie voor de vervanging van de toren van Lantin op de terreinen van Paifve te voorzien. Het klopt inderdaad jammer genoeg dat de bouw van de gevangenissen van Vresse en Leopoldsburg vertraging oplopen door de stijgende bouwprijzen. De opening van de gevangenissen is momenteel voorzien begin 2026 voor de gevangenis van Antwerpen en begin 2028 voor de gevangenissen van Vresse en Leopoldsburg.

 

Wat betreft de bouw en de exploitatie van de FPC’s werd er voor de concurrentiedialoog gekozen. De dialoogfase wordt momenteel voorbereid. De eerste fase is de selectiefase van de kandidaten, waarna overgegaan kan worden tot de opstart van de dialoog en de opmaak van de bestekdocumenten. Om het tempo van de realisatie van de gevangenissen en FPC’s hoog te houden, hebben zowel mijn medewerkers als ikzelf regelmatig overleg met de medewerkers van de collega van de Regie der Gebouwen. Ik laat niet na om de overbevolking en de toestand van de gevangenissen regelmatig aan te kaarten in de kern en ook in de regering.

 

Momenteel ben ik samen met de collega van de Regie der Gebouwen een aanpassing aan het masterplan aan het voorbereiden die de vervanging van oudere aangepaste gevangenissen betreft, alsook het voorzien van extra FPC’s. Daarnaast voorzien we de uitbouw van 720 plaatsen in detentiehuizen. Dat is een betere manier om aan strafuitvoering te doen en een waarvan we de realisaties ook al zien tijdens deze legislatuur. We hebben ook extra tijdelijke plaatsen voorzien door het langer openhouden van een deel van Sint-Gillis en oud-Dendermonde, dit voor in totaal nog eens 400 gedetineerden.

 

10.03  Koen Geens (cd&v): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik blijf een beetje op mijn honger zitten. De bouw van gevangenissen is dikwijls een heel moeilijke kwestie vanuit het standpunt van het nabuurschap, de vergunningen en de milieuwetgeving. Als er nu twee plaatsen zijn waar men graag een gevangenis ziet komen, dan is het wel Leopoldsburg en Vresse-sur-Semois. Het feit dat de hogere bouwprijzen verantwoordelijk zijn voor een vertraging, is een mogelijk excuus van de Regie, maar eerlijk gezegd begrijp ik dat niet zo heel goed, gelet op het gegeven dat onze begroting voor het overige aanzienlijke uitgaven bevat van relatief belang in vergelijking met die stijgende bouwkosten.

 

Ik ben ook ontgoocheld omtrent de streek van Luik, omdat we daar in de vorige legislatuur al geprobeerd hadden voortgang te boeken. Ik denk dat de vervanging van de toren van Lantin vanuit humanitair standpunt onvoorstelbaar dringend is. Opnieuw, hoe is het mogelijk dat een regio met zoveel noden aan tewerkstelling en nieuwbouw, zich uiteindelijk tot Paifve moet richten? Ik ben blij dat het gebeurt, voor alle duidelijkheid. Hopelijk is de principebeslissing van vrijdag de aanloop naar een snelle uitvoering.

 

Ik heb ook goed gehoord wat u zei over de FPC’s. Aalst, Waver en Paifve zijn al minstens een jaar of zeven vastgelegd als vestigingsplaatsen voor een nieuwe interneringsinstelling. Opnieuw is het moeilijk te begrijpen dat er geen enkele concrete voortgang met betrekking tot die FPC’s wordt gemeld.

 

Ik denk dat de overbevolking voor een deel het gevolg is van het feit dat steeds meer geïnterneerden opnieuw een plaats in de gevangenis moeten krijgen. Ik vrees ervoor dat wij binnen niet al te lange tijd opnieuw veroordelingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zullen krijgen.

 

Ik ben dus een beetje gefrustreerd, misschien zoals u. De regering heeft het over investeringen. In de vorige regeringsploeg waren de heer Timmermans en de heer Delbaere aangeduid om over investeringen te spreken. Ik stel vast dat de regering hier in Brussel een vastgoedfonds heeft opgericht om de hele Europawijk te renoveren. Ik betreur dat dit voor dergelijke projecten wel kan en dat het zo traag gaat, altijd opnieuw, voor ons gevangeniswezen.

 

Mag ik zeggen dat er een aantal doelpunten waren die alleen moesten worden binnengekopt? Dat gebeurt nu met een redelijke vertraging. Hoop doet leven. Ik weet zeker dat u, samen met de heer Michel, nog voor het einde van deze legislatuur nog voortgang in deze projecten zult brengen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van Koen Metsu aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Het beramen van nieuwe aanslagen door IS" (55037930C)

11 Question de Koen Metsu à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "La préparation de nouveaux attentats par l'EI" (55037930C)

 

11.01  Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, we vernamen dat Islamitische Staat nieuwe aanslagen beraamt in Europa. Dat beweert althans de Iraakse veiligheidschef generaal Abdel-Wahab al-Saadi. Volgens hem zou ook België een prioritair doelwit zijn. De antiterreurchef van Irak verklaart dat IS contact zou hebben gehad met Britse terroristen en dat er een grote aanval op til zou zijn.

 

Dat is allemaal heel voorwaardelijk, vandaar ook mijn vragen.

 

Kunt u bevestigen dat er inderdaad nieuwe aanslagen beraamd worden, onder andere in ons land? Hoe bent u hiervan officieel op de hoogte gesteld? Wanneer gebeurde dat?

 

Lopen er momenteel extra onderzoeken naar aanleiding van deze waarschuwing?

 

Lopen hierover momenteel gesprekken met uw buitenlandse collega-ministers? Hoe verlopen deze gesprekken?

 

Wordt er in extra verhoogde waakzaamheid voorzien in ons land?

 

11.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Metsu, ik kan u melden dat de jihadistische dreiging nog altijd de belangrijkste is in termen van aantal dreigingsmeldingen en dossiers. Recente arrestaties in verschillende dossiers tonen aan dat IS nog steeds een inspiratiebron is en/of dat de protagonisten in de dossiers sympathie koesteren voor het IS-gedachtegoed.

 

Het aantal dossiers waarin een terrorist of een groep rechtstreeks door IS wordt aangestuurd, is sinds 2017 verminderd, maar niet uit te sluiten. Er zijn immers nog heel wat afdelingen van IS actief, bijvoorbeeld ISKP in Afghanistan, dat ambities heeft om ook buiten de regio aanslagen te plegen. Er blijft eveneens nog gevaar uitgaan van IS in Syrië en Irak. De groepering opereert nu weliswaar ondergronds en zonder effectief grondgebied te controleren, maar pleegt nog met de regelmaat van een klok aanslagen in de regio.

 

Het OCAD, de veiligheidsdiensten en het parket zijn uiteraard erg waakzaam voor deze dreigingen. Indien nodig zal het OCAD niet nalaten om de nodige dreigingsevaluaties op te stellen of om het algemene dreigingsniveau te verhogen. Het OCAD meldt mij dat we de drempel hiervoor momenteel nog niet halen. Het algemene dreigingsniveau voor ons land is 2, het gemiddelde. Er zijn wel af en toe dossiers waaraan niveau 3 of 4 wordt toegekend. Het gaat dan bijvoorbeeld om een terreurdreiging tegen een concreet evenement of een concrete persoon, maar voor het land staan we sinds eind januari 2018 op niveau 2.

 

Wat betreft uw tweede vraag, de informatie van de veiligheidschef waarnaar u verwijst is niet officieel overgemaakt aan onze diensten, noch rechtstreeks via de bilaterale kanalen, noch via de geijkte contraterrorismekanalen. Er is op dit ogenblik dus geen concrete dreigingsinformatie waarmee onze diensten verder kunnen werken.

 

In antwoord op uw derde vraag, bij de opvolging van de terroristische dreiging zet de Veiligheid van de Staat zich permanent in om samen met haar partners van de Strategie TER nieuwe bedreigingen te detecteren en te neutraliseren.

 

Wat betreft uw vierde vraag, over de buitenlandse ministers, die stelt u natuurlijk best aan de minister van Buitenlandse Zaken. U weet echter ook dat concrete dreigingen natuurlijk op het niveau van de diensten behandeld worden, eerder dan op beleidsniveau. Op dagelijkse basis werken onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten samen met hun internationale partners. U weet ook dat deze samenwerking cruciaal is voor de veiligheid van ons allemaal.

 

11.03  Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw duidelijke antwoorden. Enkel op de vierde vraag, of er gesprekken lopen met uw buitenlandse collega’s, antwoordde u niet echt. Ik ga ervan uit dat de minister van Justitie ook met buitenlandse ministers van Justitie contact heeft. Daar doelde ik op, maar ik kan verder met uw antwoorden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Khalil Aouasti à Vincent Van Quickenborne (VPM Justice et Mer du Nord) sur "Les cadres flexibles" (55037937C)

12 Vraag van Khalil Aouasti aan Vincent Van Quickenborne (VEM Justitie en Noordzee) over "Flexibele personeelsformaties" (55037937C)

 

12.01  Khalil Aouasti (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, il me revient qu'un arrêté royal pourrait intervenir rapidement afin de retirer temporairement du cadre trois magistrats au tribunal de première instance de Bruxelles pour les déplacer vers le tribunal de première instance d'Anvers. Cette décision serait prise sur la base du nouvel article 186 du Code judiciaire tel que récemment modifié.

 

Or, il convient de rappeler deux éléments. Le premier, c'est que cette modification du cadre nécessite un avis du Collège des cours et tribunaux qui avait déclaré publiquement dans cette commission que – je cite –: "L'exposé des motifs précise que cette flexibilité ne sera possible que si 100 % des cadres sont remplis. Le Collège n'a reçu aucune garantie à cet égard. Néanmoins, le texte sous-entend implicitement: dans la mesure où il est à chaque fois question d'une référence au cadre, le collège serait en droit d'attirer l'attention et de ne pas rendre un avis favorable à une proposition tandis que la norme de 100 % des cadres n'est pas atteinte"

 

Le second nécessite qu'une telle mesure soit prise sur la base de la dernière mesure de la charge de travail. Or, à ma connaissance, il n'existe pas de telles données. En effet, AMAI I est remis en cause par les chiffres préliminaires de AMAI II, dont les résultats ne sont pas publics et dont la présentation qui nous a été faite au Parlement est une version agglomérée, non pertinente, sachant que les chiffres détaillés nous ont été refusés.

 

Monsieur le ministre, un arrêté dérogeant au cadre bruxellois est-il bien en cours de préparation sur pied de l'article 186 du Code judiciaire? Si oui, sur la base de quelles données chiffrées définitives et scientifiquement validées l'intention de déroger au cadre bruxellois est-elle prise? L'avis du Collège des cours et tribunaux a-t-il été sollicité et a-t-il été remis? Si oui, pouvons-nous en disposer?

 

12.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Chers collègues, concernant votre première question, un projet d'arrêté royal visant la mise en œuvre des cadres flexibles est effectivement en cours de préparation. Cet arrêté a été rédigé sur proposition du Collège des cours et tribunaux comme le prévoit l'article 186 § 1er.

 

Concernant votre deuxième question, le collège justifie ces résultats sur la base de la mesure de la charge de travail AMAI-1. La mesure de la charge de travail AMAI-2 est encore en cours. Ces résultats ne sont pas encore connus.

 

Concernant votre troisième question, nous avons reçu un avis conforme du Collège des cours et tribunaux que nous allons également transmettre au Conseil d'État.

 

12.03  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

J'entends que l'avis a été remis par le Collège des cours et tribunaux. Ce que je ne comprends pas, c'est comment ce collège peut rendre un avis sur la base d'une donnée qui est AMAI-1 alors qu'ils viennent de nous expliquer ici, il y a quelques semaines, en commission, qu'AMAI-2 rend des chiffres très différents de AMAI-1. En quoi les chiffres de AMAI-1 constituent-ils, au sens de l'article 186 du Code judiciaire, une mesure de la charge de travail? C'est une chose que je ne comprends pas. J'ai l'impression qu'AMAI-1 est davantage un document préliminaire destiné, dans un processus, à établir la mesure de la charge de travail, qu'une mesure de la charge de travail autonome. Je n'arrive donc pas à comprendre comment le collège peut prendre des décisions sur la base de ces chiffres-là. C'est l'interrogation qui est la mienne.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitster: Vraag nr. 55036780C van de heer Patrick Prévot vervalt.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.57 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15 h 57.