Commission de la Constitution et du Renouveau institutionnel

Commissie voor Grondwet en Institutionele Vernieuwing

 

du

 

Mercredi 12 juillet 2023

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 12 juli 2023

 

Namiddag

 

______

 

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.07 uur en voorgezeten door de heer Jan Briers.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 07 et présidée par M. Jan Briers.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

01 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Alexander De Croo (eerste minister) over "De Europese verordening inzake politieke advertenties" (55033906C)

01 Question de Anneleen Van Bossuyt à Alexander De Croo (premier ministre) sur "Le règlement européen relatif aux publicités politiques" (55033906C)

 

01.01  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag was gericht aan de eerste minister, maar ze is blijkbaar doorgestuurd naar de minister van Binnenlandse Zaken.

 

Mevrouw de minister, in de commissie voor Economie hebben wij met het oog op de efficiëntie de goede gewoonte om naar de schriftelijke versie van de ingediende vraag te verwijzen. Daarom zal ik dat hier vandaag ook doen.

 

Binnenkort starten de onderhandelingen tussen het Europees parlement en de Raad over de verordening betreffende transparantie en gerichte politieke reclame.

 

Het commissievoorstel had tot doelstelling de bescherming van de integriteit van verkiezingen. Het is absoluut wenselijk dat er meer transparantie komt over het feit dat een boodschap politieke reclame is, van wie deze reclame komt en wie ervoor betaalt. Zo kunnen burgers informatie beter naar waarde schatten en wordt buitenlandse politieke inmenging tegengegaan.

 

Het Europees parlement wil echter verder gaan dan dat. Zo beoogt het een onwerkbaar kader met als uitschieter een de facto totaalverbod op gerichte politieke reclame. Ook wil het parlement een Europees register, een zgn. centrale advertentiedatabank, oprichten voor online politieke reclame.

 

Vandaar volgende vragen:

 

Hoe beoordeelt u het voorstel dat op tafel ligt?

 

Wat is het standpunt dat België zal verdedigen in de Raad? Welk standpunt neemt België in m.b.t. de centrale advertentiebank? Welk standpunt neemt België in m.b.t. een mogelijke verstrenging van regels vanaf 60 dagen voor de verkiezingen?

 

Zal België ervoor pleiten dat de controle van de regels gebeurt door de lidstaat of door Europa?

 

Een van de voorstellen is dat uitgevers van politieke reclame een meldingssysteem moeten opzetten waarbij iedereen kosteloos kan melden dat politieke reclame niet in overeenstemming is met deze verordening. Het Europees Parlement wil dat die een maand voor verkiezingen onverwijld en uiterlijk binnen 48 uur worden verwerkt. Welk standpunt zal België hierover innemen?

 

01.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Van Bossuyt, ik ben het met u eens dat meer transparantie wenselijk is over het feit dat een boodschap politieke reclame is, van wie ze komt en wie ze betaalt. Zeker in het licht van de bescherming van onze democratie en de integriteit ervan is dat van cruciaal belang.

 

De discussies over de Europese verordening lopen nog. Het gaat daarbij om preciseringen inzake maatregelen om fundamentele rechten beter te kunnen beschermen. Daarnaast werd de lidstaten gevraagd om hun bedenkingen door te geven over het voorstel van het Europees Parlement – een compromistekst – inzake artikel 12, dat het gebruik van persoonsgegevens in het kader van technieken van targeting en amplificatie regelt. Er blijven substantiële divergenties bestaan tussen de standpunten van de Raad en het Europees Parlement, met name betreffende hoofdstuk 3 van het voorstel en het daarin vervatte artikel 12, dat handelt over de verwerking van gevoelige persoons­gegevens in de periode vóór de verkiezingen.

 

België steunt het principe van transparantie omtrent politieke reclame. Ons land hecht tegelijkertijd veel belang aan werkbare transparantie­plichten inzake politieke reclame, waarbij de administratieve lasten van aanbieders, maar ook van uitgevers tot het minimum zouden worden beperkt.

 

Verder moet het wetgevingskader duidelijke definities met betrekking tot politieke reclame hanteren en consistent zijn met de algemene verordening gegevensbescherming, de Digital Services Act en de richtlijn inzake audiovisuele mediakunsten.

 

België kon de algemene benadering die op de Raad Algemene Zaken van december 2022 werd bereikt, ook ondersteunen. Wanneer het gaat om mogelijke verstrengingen van regels vanaf 60 dagen vóór de verkiezingen, gaat het om verstrengingen in het bovenvermelde artikel 12. Het Parlement stelt voor om een totaalverbod in te voeren op targeting en amplificatie van politieke reclame op basis van politiek gevoelige gegevens, zonder uitzondering, en dat gedurende een specifieke periode van 90 tot 120 dagen vóór de datum van de verkiezingen. België bestudeert dit voorstel, maar is voorzichtig met betrekking tot de evenredigheid van de periode van 90 tot 100 dagen.

 

Voor de controle op de regels voorziet het Raadsmandaat dat België steunt, in de aanwijzing van nationale autoriteiten die bevoegd zijn om de naleving van deze Europese verordening te controleren.

 

Ten slotte stelde u nog een vraag over het meldingssysteem. Het Europees Parlement wil dat meldingen een maand voor de verkiezingen onverwijld en uiterlijk binnen de 48 uur zouden worden verwerkt. Voor België is het belangrijk dat deze verplichting ook werkbaar blijft in de praktijk, voor alle betrokkenen. België staat daarom open voor het compromis van het Zweedse voorzitterschap dat de verplichting voor micro-, kleine en middelgrote uitgevers verlicht. Die moeten immers op basis van dat voorstel enkel de inspanning leveren om de meldingen zonder onnodige vertraging, without undue delay, te kunnen verwerken.

 

01.03  Anneleen Van Bossuyt (N-VA): We zijn het er allemaal over eens dat er meer transparantie moet zijn over politieke boodschappen, namelijk of het gaat om een boodschap, dan wel een politieke boodschap. Over het doel valt er zeker niets te betwisten. De vraag is alleen of het middel dat nu voorligt evenredig is. Ik heb die evenredigheid ook een aantal keren in uw antwoord vertaald gezien. Er moeten dus inderdaad zaken tegen elkaar afgewogen worden. De klassieke media zijn niet meer de enige vorm waarmee politieke boodschappen vandaag kunnen worden verkondigd. Sociale media zijn deel van ons dagelijkse leven, van de maatschappij. Het mag niet verboden worden of zodanig moeilijk om via sociale media ook politieke boodschappen te verkondigen, zolang het duidelijk is dat het om een politieke boodschap gaat. Die werkbaarheid, ook rond de administratieve lasten, is inderdaad een belangrijk criterium waaraan getoetst moet worden.

 

U stelt zich vooral vragen rond de periode van 90 of 100 dagen. Betekent dat dat België zich gewoon neerlegt bij de 60 dagen? Als men 60 dagen voor de verkiezingen geen politieke boodschappen meer kan of mag verkondigen, lijkt mij dat heel lang te zijn, en niet echt werkbaar. Hetzelfde geldt voor het meldingssysteem. U zegt dat er in het Zweedse compromis of voorstel in bepaalde uitzonderingen voorzien is voor micro-ondernemingen, voor kmo’s, ruim samengevat. Dat is een minimum minimorum, gelinkt aan de administratieve lasten die daarmee gepaard gaan. Dit is alleszins iets om op de voet te blijven volgen, wetende dat het doel door iedereen absoluut onderschreven wordt, maar we moeten toch bedachtzaam zijn voor de manier waarop.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Sigrid Goethals aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De weigering van toegang tot milieu-informatie" (55037435C)

02 Question de Sigrid Goethals à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "Le refus de l'accès aux informations relatives à l'environnement" (55037435C)

 

02.01  Sigrid Goethals (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.

 

Mevrouw de minister, de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie is een onafhankelijke beroeps- en adviesinstantie waar u zich toe kan wenden wanneer u moeilijkheden ondervindt om toegang te verkrijgen tot milieu-informatie of om de verbetering te verkrijgen van milieu-informatie die op u betrekking heeft. Zo staat in elk geval te lezen op de website van deze instantie.

 

De commissie moet er met andere woorden voor zorgen dat het recht van burgers om toegang te krijgen tot milieu-informatie wordt gewaarborgd. Een commissie die dus de enige dam is tegen de mogelijke willekeur om bepaalde informatie te weigeren of deze bewust té vaag te houden. Zoals de commissie het zelf verwoord is de openbaarheid van die informatie een procedureel recht dat verbonden is met het recht op een gezond leefmilieu en geënt is op de grondwet.

 

Er stelt zich echter wel een fundamenteel probleem voor burgers die dat recht ook willen uitoefenen, mevrouw de minister. Burgers die momenteel een beroep indienen, krijgen eenvoudigweg een melding dat de commissie het beroep niet kan behandelen. Als eenvoudige reden wordt aangegeven dat de voorzitter van de beroeps­commissie ontslag heeft genomen en dat de secretaris met pensioen is gegaan… Zonder enig vooruitzicht wanneer het beroep dan wel kan worden behandeld, wordt een geëngageerde burger daarmee wandelen gestuurd.

 

Ik begrijp burgers die met een dergelijk antwoord de indruk krijgen dat het recht op inzage in milieu-informatie niet de grootste prioriteit geniet, laat staan dat het echt ernstig wordt genomen. Dan is uiteraard de vraag of dat de boodschap is die we die burger willen geven.

 

Mijn vragen zijn dan ook zeer duidelijk, mevrouw de minister:

 

1) bent u op de hoogte van de onmogelijkheid van de federale beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie om beroepen te behandelen?

2) Welke initiatieven hebt u tot op heden genomen om ervoor te zorgen dat burgers hun rechten kunnen uitoefenen en dus ook hun beroep tegen het (onterecht) weigeren van deze informatie behandeld kunnen zien?

3) Wanneer zal de commissie effectief opnieuw kunnen samenkomen om beroepen in dit kader te behandelen, zodat de rechten van onze burgers opnieuw kunnen worden gevrijwaard?

 

02.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Goethals, ik ben inderdaad op de hoogte van de moeilijk­heden die de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie thans ondervindt. In dit verband verwijs ik vooreerst naar het feit dat overeenkomstig artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 20 december 2006 betreffende de samenstelling en de werkwijze van deze Federale Beroepscommissie de leden van de beroepscommissie worden voorgedragen door respectievelijk de eerste voorzitter van de Raad van State, de minister bevoegd voor Leefmilieu, de minister bevoegd voor het mariene milieu en de minister van Binnenlandse Zaken.

 

De aanstelling van het lid dat het secretariaat van de commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten zal opnemen, valt onder mijn bevoegdheden. Deze persoon neemt ook het secretariaat van de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie op. Nadat het lid-secretaris eerder dit jaar ontslag nam, kan ik u melden dat vanaf 1 augustus een nieuwe medewerker bij mijn diensten aan de slag zal gaan. Zodra hij door de Koning wordt benoemd als lid-secretaris van de commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten zal hij eveneens het secretariaat van de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie op zich nemen.

 

Wat het voorzitterschap van de Federale Beroepscommissie voor de toegang tot milieu-informatie betreft, komt het toe aan de eerste voorzitter van de Raad van State om een kandidaat voor te dragen. Vorige week mocht ik de formele kennisgeving van deze voordracht door de eerste voorzitter van de Raad van State ontvangen. Thans wordt zo spoedig mogelijk het nodige gedaan om tot de effectieve benoeming van de voorzitter van de Beroepscommissie over te gaan. De overige leden dienen aangeduid te worden door de minister bevoegd voor Leefmilieu en de minister bevoegd voor het mariene milieu. Het zou dus goed zijn zich tot de bevoegde ministers te richten voor uw vragen in dat verband.

 

02.03  Sigrid Goethals (N-VA): Mevrouw de minister, het is goed dat er op 1 augustus toch al een nieuwe secretaris zal worden aangesteld. Wij zijn in blijde verwachting voor een nieuwe voorzitter en zullen dat nauwgezet opvolgen. Ik zal mijn vragen dan ook stellen aan de andere ministers.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Kristof Calvo aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Het transparantieregister" (55037975C)

03 Question de Kristof Calvo à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "Le registre de transparence" (55037975C)

 

03.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, over dit thema hebben we al enkele keren van gedachten gewisseld. Ondertussen is er een nieuw element, namelijk het jaarlijkse rechtstaatsrapport van de Europese Commissie, dat wijst op de noodzaak van een transparantieregister, in het bijzonder meer transparantie over contacten tussen de uitvoerende macht en belangenvertegenwoor­digers. Zoals bij eerdere besprekingen kan ik ook vandaag weer verwijzen naar het regeerakkoord, met name het evalueren van het bestaande lobbyregister in de Kamer en de toepassing daarvan uitbreiden naar regering en kabinetten.

 

Het antwoord van onze regering, ik dacht van de eerste minister, aan de Europese Commissie heeft me wat gestoord, met name omdat er sprake van is dat het moeilijk zou zijn een eengemaakt register te maken voor de Kamer en de regering. In het antwoord aan de Europese Commissie wordt ook gesuggereerd dat de regering de keuze al zou hebben gemaakt om een aparte lobbyregeling uit te werken voor de uitvoerende macht.

 

Het eerste kan eenvoudig worden betwist, onder andere door de adviezen van de Raad van State bij ons wetsvoorstel. Ten tweede heeft de regering nog geen keuze gemaakt. Als ik goed geïnformeerd ben, lopen er gesprekken en werkt u met de heer Clarinval aan een tekst, maar heeft die nog geen definitieve richting gekregen. Ik vind het antwoord aan de Commissie dan ook eerder ongelukkig.

 

De vraag van de Commissie moet ons wel aanmoedigen om zo snel mogelijk stappen te zetten. Dat kan het best samenlopen voor de Kamer, de Senaat en de regering. Mijn vragen daarover vindt u in de schriftelijke neerslag. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken.

 

03.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Calvo, zeker achter de schermen hebben wij wel degelijk vooruitgang geboekt met het voorbereiden van het transparantieregister. Zo werd onder meer een ontwerp van reglementair kader uitgewerkt om de contacten tussen de belangenvertegenwoordigers, enerzijds, en de leden van de regering en van de beleidsorganen, anderzijds, te reguleren en daarover ook transparantie te scheppen. Dat reglementair kader werd al meermaals besproken bij de voorbereidingen binnen de regering. Er lopen daarover momenteel ook besprekingen in de regeringscoalitie.

 

De regering nam overigens ook al andere initiatieven op het vlak van deontologie. In de omzendbrief betreffende de deontologische code voor regeringsleden, die op 16 juni 2023 werd goedgekeurd door de ministerraad, staat bijvoorbeeld dat de regeringsleden transparantie geven over de contacten die zij hebben gehad met belangenvertegenwoordigers. Op het niveau van de wetgevende macht bestaat voor het Parlement al het lobbyregister. Wat de grondslag is voor dat register, staat in het Reglement van de Kamer. Aldus is een uitbreiding naar de regering en de kabinetten via het Reglement van de Kamer niet mogelijk. Bovendien is er hoe dan ook een verschil tussen het werk en de verantwoordelijkheden van de parlementsleden enerzijds en de ministers anderzijds. Hetzelfde geldt voor het juridische onderscheid tussen de werkzaamheden van het Parlement en de regering. Alleen het Parlement kan immers zijn Reglement aanpassen. Ook voor de deontologische code werd er een onderscheid gemaakt tussen de regelingen voor de parlementsleden en de ministers.

 

De regering wil graag gevolg geven aan de vragen van onder meer de GRECO en van Europa over de regels in verband met de omgang met belangenvertegenwoordigers en de transparantie daarover. Bij de verdere uitwerking van het ontwerp van regelgevend kader voor de regering zullen wij daarom ook in gesprek blijven met het Parlement. Ook al regelen de uitvoerende en de wetgevende macht hun eigen werkzaamheden, wij moeten ernaar streven om voor de belangen­behartigers een coherent en dus makkelijk bruikbaar kader uit te werken.

 

03.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik onthoud vooral het laatste deel van het antwoord. Misschien was mijn bezorgdheid niet helemaal duidelijk in de vraagstelling. Uiteraard kan het huidige Reglement van de Kamer geen basis zijn voor een regeling voor de uitvoerende macht. Dat spreekt voor zich. Wij kunnen geen zaken met betrekking tot ministers regelen via het Reglement van de Kamer.

 

Mevrouw de minister, wij moeten wel streven naar een wettelijke basis die de zaken zoveel mogelijk gelijktrekt voor de Kamer, de Senaat en de regering. Het zou een beetje gek zijn om verschillende definities van belangenvertegenwoordiging te hanteren voor de uitvoerende en voor de wetgevende macht.

 

De huidige regeling in de Kamer mist trouwens ook een wettelijke basis. Dat manco is gekend. Het beste is een wettelijke basis die gemeen­schappelijk is en die nadien voor de regering wordt vertaald door middel van een koninklijk besluit en voor de Kamer en de Senaat door middel van een wijziging van het Reglement. Dat is zowat hoe ik naar de zaken kijk. De filosofie van het koninklijk besluit moet volgens mij zoveel mogelijk lijken op wat men doet voor Kamer en Senaat, anders wordt het immers moeilijk om volgen.

 

Het sluitstuk zou dan een vertaling van deze afspraken zijn, zowel voor uitvoerende als wetgevende macht, in een transparantieparagraaf bij de indiening van wetsontwerpen en wetsvoorstellen. Ik denk namelijk dat dit interessant is, niet alleen bij wijze van controle maar ook om duidelijk te maken dat het maken van wetgeving niet gebeurt in een ivoren toren maar vaak een lang voortraject heeft, met veel inspiratie en een ruime zoektocht naar draagvlak.

 

Dit zijn voor mij de drie bouwstenen voor een goede regeling: een gemeenschappelijke wettelijke basis, een vertaling voor de regering door middel van een koninklijk besluit en voor Kamer en Senaat door middel van een wijziging van het Reglement en als sluitstuk een transparantieparagraaf bij wetgevende initiatieven. Dat is de positie die wij nog enige tijd zullen verdedigen in het overleg dat nog plaatsvindt.

 

In afwachting daarvan wil ik de regering uitnodigen om geen voorbarige antwoorden te sturen, noch naar de GRECO, noch naar de Europese Commissie. Dat lijkt mij een kwestie van fatsoen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Kristof Calvo aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "De initiatieven inzake communicatie naar jongeren in het kader van de EU-verkiezingen 2024" (55037978C)

04 Question de Kristof Calvo à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "Les initiatives en matière de communication à l'égard des jeunes pour les élections européennes 2024" (55037978C)

 

04.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn mondelinge vraag.

 

Mevrouw de minister, we hadden het hier in commissie al vaker over de wetgeving voor stemrecht vanaf de leeftijd van zestien jaar voor de Europese verkiezingen. Die wet werd enige tijd geleden na een goede samenwerking tussen het Parlement en de regering goedgekeurd. Ook het idee van de onlineregistratie kwam er op vraag van verschillende fracties en die is intussen opgestart.

 

Veel staat of valt met duidelijke, brede en enthousiasmerende communicatie naar de betrokken jongeren.

 

Vorige commissie gaf u aan dat aan de gemeenten werd gevraagd om voldoende publiciteit te maken en dat u zelf aan de gemeenten zou vragen om via hun eigen informatiekanalen zoveel mogelijk jongeren te bereiken. Er zouden daarvoor banners en vooraf opgestelde communicatieteksten ter beschikking gesteld worden om het de gemeenten zo gemakkelijk mogelijk te maken.

 

U gaf in mei eveneens aan dat er nog overleg gepleegd werd met de jeugdorganisaties de Ambrassade en Infor Jeunes om te zorgen voor een efficiënte en doelgerichte communicatie met de jongeren om hen te motiveren om deel te nemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement. Ook het opmaken van een educatief pakket zou deel uitmaken van dat project. Dat zou begin volgend schooljaar ter beschikking kunnen worden gesteld van de scholen. Verder zouden jongerenverenigingen nog een deel van de communicatie op zich nemen, aangezien uit ervaring zou blijken dat hun boodschappen aan de jongeren het beste aanslaan en die aanpak dus het efficiëntst zou zijn.

 

We zijn ondertussen begonnen aan de school­vakantie.

 

Daarom volgende vragen, mevrouw minister:

 

Hoe verlopen de geplande communicatie­campagnes en initiatieven en wat zijn hun voorziene timings?

Zijn er nog initiatieven gepland waar u in vorige commissie geen melding van maakte?

Is het geplande educatieve pakket reeds afgewerkt en ter beschikking gesteld van alle Belgische scholen, of zal dit in september het geval zijn?

Zullen alle scholen de informatie over de registratie en verkiezingen met hun leerlingen delen?

Had u al overleg met uw collega-ministers bevoegd voor Jeugd uit de Gemeenschapsregeringen over de bewustmaking en registratie?

Wat is de uitkomst van het overleg met de jongerenorganisaties dat uw diensten hadden?

Uit verschillende gemeenteraden blijven de signalen komen dat gemeentebesturen vaak nog onzeker zijn over of en welke acties zij kunnen ondernemen om jongeren te bereiken. Krijgen zij hier nog verdere ondersteuning bij?

 

04.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Calvo, de diensten van de FOD hebben de voorbije weken het overleg intensief voortgezet met de verschillende jongerenorganisaties zoals de Ambrassade en Infor Jeunes en met de communicatiediensten van het Europees Parlement. Dit overleg heeft als doel de verschillende communicatie-initiatieven van de betrokken organisaties op elkaar af te stemmen en ervoor te zorgen dat die complementair kunnen zijn. De verschillende organisaties krijgen ook een actieve rol bij de ontwikkeling van het commu­nicatie­materiaal en bij de finale verspreiding ervan. Het communicatiebureau dat zal instaan voor de creatieve uitwerking van de campagne zal dat doen in nauw overleg met de doelgroepenorganisaties. De procedure tot aanstelling van dat communicatiebureau loopt.

 

Op basis van het overleg met de doelgroepenorganisaties is een communicatieplan opgesteld dat als basis zal dienen voor het communicatiebureau voor de organisatie en de uitwerking van de campagne. Het bevat de belangrijkste elementen die noodzakelijk zijn om een doeltreffende communicatiecampagne te voeren, zoals een digitaal pakket met flyers, maar ook posters, banners en korte video’s, die op verschillende kanalen kunnen worden ingezet.

 

De FOD Binnenlandse Zaken zal ook rechtstreeks alle betrokken jongeren per brief contacteren. Deze brief zal, gebaseerd op de informatie van mijn administratie, creatief worden uitgewerkt door het aangeduide communicatie­bureau zodat die een zichtbaar onderdeel kan vormen van de gehele campagne. Op die manier worden jongeren op verschillende momenten en via verschillende kanalen geïnformeerd en zo ook gemotiveerd om zich te registreren.

 

De verschillende communicatieacties worden voorzien voor het einde van dit jaar en zullen worden geïntensifieerd in de eerste maanden van volgend jaar. Deze periode lijkt ons immers het meest opportuun omdat de verkiezingen dan naderen en ze in de media allicht ook meer aan bod zullen komen. Bovendien ligt de deadline voor jongeren om zich te registreren op 31 maart volgend jaar. De campagne sluit daarbij dus nauw aan.

 

Ondertussen hebben verschillende tientallen gemeenten contact opgenomen met de FOD en hebben ze al een banner en communicatietekst ontvangen, die ze kunnen gebruiken in hun nieuwsbrief, op hun website of in het informatie­magazine dat ze verspreiden. De educatieve pakketten voor scholen zijn ook voorzien tijdens de campagne. Daarnaast zal de FOD een aantal infofiches voorbereiden die de scholen zullen kunnen gebruiken tijdens hun lessen. De diensten van het Europees Parlement voorzien ook in een bijlage bij het magazine Klasse, dat meer info geeft, lesmateriaal bevat en jongeren doorverwijst naar de registratie. Vanuit het kabinet zijn er ook contacten met de VRT, die een edubox rond verkiezingen voorbereidt, die in de loop van de maand oktober beschikbaar zal worden gesteld.

 

In een tweede fase van de communicatie­campagne, gericht op het belang van het stemmen, zal deze communicatie worden voortgezet. Dat zal gebeuren vanaf april 2024. Deze campagne focust vooral op jongeren die voor het eerst zullen gaan stemmen, maar ook op andere doelgroepen, waarvan we weten dat ze minder geneigd zijn om te gaan stemmen, zoals kortopgeleiden of ouderen. Ook voor hen bestaat de voorbereiding van de communicatiecampagne uit een digitaal pakket met onder andere posters en flyers, specifiek op maat van het doelpubliek. Zo kunnen de doelgroepenorganisaties daarmee aan de slag gaan.

 

04.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u dat u daarvan verder werk maakt en inzicht geeft in de stappen die op dit moment worden gezet. Ik begrijp uit uw antwoord dat de campagne rond de 16- tot 18-jarigen sterk zal samenhangen met de bredere campagne. Een bepaling in het regeerakkoord vind ik op zich wel goed vanwege de herkenbaarheid en het feit dat die twee boodschappen heel sterk samenhangen. Dat betekent dat we gedurende een lange periode actief, hoorbaar en zichtbaar zullen zijn rond participatie en het belang van stemmen. Dat vind ik een goede zaak.

 

Ik heb nog een concrete vraag. Misschien heb ik het al ergens opgepikt, maar ben ik het vergeten. Wanneer zal die brief worden verstuurd?

 

04.04 Minister Annelies Verlinden: (…)

 

04.05  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): U zegt dat de campagne het best op gang komt wanneer dit echt leeft, wanneer het einde van de registratieperiode nadert. Ik ben het daarmee eens. Voor jonge mensen lijkt juni 2024 nog veraf, alleen wij hebben dat al in onze agenda staan. Ik begrijp dat we het nu nog niet doen, maar het mag ook niet te laat gebeuren. Dat evenwicht zullen we samen zoeken en we zullen daarop later nog terugkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Jan Briers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing) over "Het werkbezoek van de minister aan Ierland" (55038071C)

05 Question de Jan Briers à Annelies Verlinden (Intérieur, Réformes instit. et Renouveau démocratique) sur "La visite de travail de la ministre en Irlande" (55038071C)

 

05.01  Jan Briers (cd&v): Mevrouw de minister, onlangs bracht u een werkbezoek aan Ierland. Ongetwijfeld hebt u ervaringen ter zake die u met ons wilt delen. Die horen wij graag.

 

05.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Briers, ik ben inderdaad anderhalve dag in Ierland geweest voor een zeer boeiend werkbezoek. Ik heb daar twee thema’s van mijn bevoegdheden gecombi­neerd. Ik heb met mijn collega-minister Helen McEntee, die ook voor de politie bevoegd is, gesproken over de samenwerking tussen België en Ierland in de strijd tegen de georganiseerde misdaad.

 

Zij hebben een ietwat andere benadering met de politie dan wij. Daar draagt 90 % van de politiemensen geen wapen. Dat is bij ons anders. Zij zetten heel sterk in op het concept van community policing. De cijfers die zij ons hebben gepresenteerd, tonen aan dat 92 % van de Ierse bevolking vertrouwen in de politie heeft. Zij gebruiken daar vaak een slagzin om die benadering te onderstrepen. Garda is de benaming voor de Ierse politie. Die slagzin luidt: Garda will succeed, not by force of arms, but on their moral authority as servants of the people. Mensen en de maatschappij veilig houden is hun missie en zij zetten alles in het teken daarvan. Dat was boeiend. Wij hebben ook over het politieonderwijs gesproken. Ik heb een bezoek gebracht aan het Ierse politiecollege, waar hun mensen worden opgeleid. Dat is een opleiding van twee jaar en acht maanden, waar ook bijzonder veel belang aan communicatie wordt gehecht. Dat zijn inspirerende en goede voorbeelden voor wat wij hier in België willen doen.

 

Naast het vertrouwen in de politie is er ook een groter vertrouwen van de Ierse bevolking in de overheid en de democratie. De experts die wij hebben gesproken verwijzen ter zake sterk naar het bestaan en het gebruik van burgerpanels die bijdragen aan het vertrouwen van de bevolking in de politiek. Ierland is toch een pionier in het echt structureel inbedden van de deliberatieve democratie.

 

In 2012 zijn zij gestart met hun Convention on the Constitution gestart, waarin op dat moment nog gemengde panels, samengesteld uit parlementsleden en gelote burgers, aanbevelingen formuleerden over zeer diverse maatschappelijke onderwerpen. Zij hebben die traditie voorgezet en gefinetuned.

 

Het huidig akkoord in de regering voorziet jaarlijks in vier Citizens’ Assemblies, waar nu het panel on the use of drugs lopende is. Zij hebben ons verteld dat ze dit beperken tot vier jaar omdat het enthousiasme voor die panels zo groot is dat ze dat willen structureren. Als ze de teugels zouden vieren, zouden er allicht nog veel meer panels zijn.

 

Zij werken nu met groepen van 99 gelote burgers per panel en betrekken geen parlementairen bij de panels, omdat ze geloven dat de burgers een grotere vrijheid om te spreken zullen ervaren wanneer er geen parlementsleden aanwezig zijn. Die hebben immers vaak een grotere expertise in het debatteren en dialogeren. Dat zou een impact kunnen hebben op de manier waarop er met elkaar gesproken wordt.

 

De uiteindelijke samenstelling van de groep van burgers is zeer representatief en reflecteert de Ierse maatschappij. Zo wordt er bijvoorbeeld ook rekening gehouden met een bepaald aantal werklozen in het panel, om een afspiegeling te zijn van de maatschappij.

 

Naast de geselecteerde burgers mag het bredere publiek eveneens geschreven bijdragen insturen via een onlineplatform zodat het panel verder verrijkt wordt.

 

De ervaringen in Ierland tonen aan dat de uitkomsten van de burgerpanels meer gematigd zijn dan initieel verwacht werd, en dus ook haalbaarder wat hun implementatie betreft. Het panel is er zich terdege van bewust dat een automatische goedkeuring van de aanbevelingen door het Parlement niet altijd verzekerd is. Dat draagt bij tot de formulering van realistische voorstellen waar men aan kan werken.

 

Er is ook een sterk engagement vanuit de overheid om steeds feedback te geven op de aanbevelingen van het burgerpanel. In bepaalde gevallen leidt dit tot wetgeving, in andere tot een verdere bevraging of aangepaste praktijken. In ieder geval wordt een en ander wel opgevolgd.

 

Zoals ik zei, zijn Ierse politici vandaag vaak vragende partij voor burgerpanels over hun onderwerpen. Ze menen immers dat beslissingen over vaak moeilijke thema’s op die manier zo breed mogelijk gedragen worden door de bevolking.

 

Er is overigens ook al onderzoek gedaan naar de mate waarin beslissingen zouden afwijken van beslissingen die door de hele Ierse bevolking genomen zouden worden. Zo kan men vergelijken en kijken of het werk dat het panel levert wel degelijk representatief is voor de besluitvormings­richting van de bevolking.

 

Bovendien stellen zij vast dat de publieke belangstelling voor het onderwerp, dat vaak een complex thema is, daarmee toeneemt. Dat vergroot de gedragenheid van de discussies.

 

In het kader van de democratische vernieuwing hebben we de participatie besproken van jongeren en vrouwen. De Ieren hebben een slechtere vertegenwoordiging van vrouwen in Kamer en Senaat. Daarvoor keken zij naar ons. Mogelijk heeft dit te maken met een bredere maatschappelijke context en een andere opvatting over de rol van eenieder. Zelfs in de Ierse grondwet staan er nog bepaalde teksten die mogelijk nog voor een uitloper zullen zorgen.

 

We hebben gesproken met vertegenwoordigers van vrouwenorganisaties die ons vroegen hoe we de gendergelijkheid in de politiek proberen te bereiken in België.

 

05.03  Jan Briers (cd&v): Mevrouw de minister, u bevestigt wat we bij onze eerste confrontatie met een burgerpanel hebben beleefd. We Need To Talk was namelijk heel verhelderend, zodat we dat zeker moeten voortzetten. Ik hoop dat de 150 parlementsleden op een of andere manier uw verklaringen aan deze kleine groep commissie­leden te horen krijgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Mevrouw Pas laat weten dat ze samen met de heer Loones en mevrouw Merckx nog vastzit in het Bureau en vraagt uitstel van alle vragen.

 

05.04  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw Merckx werkt al enige tijd aan dat dossier, dus ik wil mijn samengevoegde vraag dan ook uitstellen.

 

De voorzitter: De vragen nrs. 55037933C, 55038032C en 55038033C van mevrouw Pas en de vragen nrs. 55038057C, 55038058C, 55038059C, 55038061C en 55038062C van de heer Loones worden uitgesteld, evenals de vragen nrs. 55038064C en 55038065C van mevrouw Merckx en vraag nr. 55037641C van de heer Calvo.

 

La réunion publique de commission est levée à 14 h 36.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 14.36 uur.