Commission
de la Justice |
Commissie
voor Justitie |
du Mardi 18 juillet 2023 Matin ______ |
van Dinsdag 18 juli 2023 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.15 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 15 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01.01 Marijke Dillen (VB): Gelet op de drukke agenda en het feit dat de minister vroeg moet vertrekken, verwijs ik naar de schriftelijke voorbereiding van mijn vraag.
Uit onderzoek van HR-dienstenbedrijf Acerta
is gebleken dat het voorbije jaar het aantal mensen die met het statuut van
flexi-job werken met de helft is gestegen. U hebt op basis van de cijfers van
dit onderzoek aangekondigd dat het uitbreiden van flexi-jobs naar nieuwe
sectoren één van de strijdpunten is van uw partij.
De zaalwachters-zittingsdeurwaarders van de
Nederlandstalige rechtbanken van eerste aanleg zijn reeds lang vragende partij
om deze sector toe te voegen aan de lijst van toegelaten flexi-jobs. Er is wel
veel interesse voor deze job. Maar veel te veel nieuwe kandidaten haken
begrijpelijkerwijze af omwille van het feit dat ze financieel te zwaar worden
belast.
De zaalwachters-zittingsdeurwaarders bij de
rechtbanken van eerste aanleg zitten nu dan ook in spanning en hoopvol te wachten
dat ze eindelijk worden opgenomen in de lijst van de flexi-jobs.
Gaat u een initiatief nemen om de functie
van “zaalwachter-zittingsdeurwaarder" te laten opnemen in de toegelaten
sectoren waarin als flexi-jobber kan worden gewerkt?
Hebt u ter zake reeds contacten gehad met de
rechtbanken van eerste aanleg waarvan er verschillende duidelijk ook vragende
partij zijn? Graag meer toelichting.
01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: De aanstelling van bodes ter terechtzitting is in ons land in 1963 tot stand gekomen. Toen werd namelijk de verplichting opgeheven voor de gerechtsdeurwaarders om de diensten ter terechtzitting te verzekeren. Sindsdien worden gepensioneerden ingezet bij het verloop van de terechtzittingen. Ik erken dat die bodes vaak een welgekomen hulp zijn voor de rechters en griffiers en dat zij vaak een grote meerwaarde hebben in het ordentelijk verloop van de zitting. Vanaf 2011 werd de inzet van die bodes om budgettaire redenen beperkt tot de vastgestelde contingenten. Rondzendbrieven 154bis en 154ter schetsen de context.
De bodes ter terechtzitting worden betaald op grond van de geleverde prestaties overeenkomstig het uurdeel van de basiswedde van een technisch medewerker. Dat mechanisme komt overeen met de regeling inzake de betaling van een toelage voor bijkomende prestaties zoals dat in de overheidssector bekend is. Zij krijgen geen verhogingen op basis van anciënniteit. Er is hier geen specifieke reglementering rond. De regeling is louter gesteund op grond van de beslissingen, genomen in het verleden. De bodes ontvangen ook vakantiegeld en een eindejaarstoelage pro rata van hun prestaties.
Ik herhaal dat mijn administratie geen vragen ontving vanuit de rechterlijke orde zelf omtrent het statuut van de zittingsdeurwaarders. De regeling inzake flexi-jobs is gestart als een ondersteunende maatregel voor bepaalde sectoren. Werkgevers in de horeca of de detailhandel mogen gebruikmaken van flexi-jobs. Sinds 1 januari 2023 is de lijst uitgebreid met de sectoren sport, exploitatie van bioscoopzalen, podiumkunsten en muziek en de zorgsector, enkel voor ondersteunende functies.
De minister van Werk en de minister van Sociale Zaken bepalen de regeling en de toepassing van de flexi-jobs. Ik ijver al sinds geruime tijd voor de uitbreiding van het systeem van flexi-jobs naar alle sectoren. De besprekingen hierover worden momenteel gevoerd in het kernkabinet.
01.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U hield in de media al een pleidooi voor de uitbreiding van het systeem van flexi-jobs naar andere sectoren en volgens krantenberichten is ook een aantal Nederlandstalige rechtbanken daar vragende partij voor. We zijn er allebei van overtuigd dat zaalwachters-zittingsdeurwaarders een belangrijke ondersteunende rol spelen in de rechtbanken, zoals in de politierechtbank, waar er veel zaken op één zitting behandeld worden. Ik hoop dus dat u in de gesprekken hierover in het kernkabinet aandacht zult besteden aan die sector.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
02.01 Kris Verduyckt (Vooruit): Mijnheer de minister, bijna elke dag verschijnt er wel een bijzonder verhaal over artificiële intelligentie. Stilaan begint ook het besef van de impact van die technologie door te dringen. Ik verwijs naar de opvallende staking van de Hollywoodacteurs.
Mijn vraag gaat over een zaak die in Engeland aan het licht is gekomen, waar men heeft vastgesteld dat men nu via de AI-software Stable Diffusion virtuele kinderporno kan samenstellen. Dit is een van de vele toepassingen, maar het probleem is dat er technisch gezien geen echte slachtoffers worden gemaakt.
Toen ik dat las, was mijn eerste vraag of dit dan strafbaar is. Het gaat immers niet over het gebruik van echte kinderen, maar over virtuele beelden. Weet u of dergelijke beelden ook al in België werden verspreid, mijnheer de minister?
02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Verduyckt, zoals u zelf aangeeft, is er geen discussie over de strafbaarheid van dergelijke handelingen. Artikel 417/43 van het Strafwetboek omvat de definitie van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen.
Met de hervorming van het seksueel strafrecht in juni 2022 beslisten wij af te stappen van de benaming ‘kinderpornografisch materiaal’. Wij gebruiken die woorden dus niet meer. Wij spreken over ‘beelden van seksueel misbruik van minderjarigen’.
De definitie van artikel 417/43 neemt de definitie over van het vroegere artikel dat in 2016 als volgt werd aangevuld: ‘Elk materiaal dat de visuele weergave op gelijk welke wijze dan ook behelst van een minderjarige die deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele gedragingen of dat de weergave behelst van de geslachtsorganen van een minderjarige voor primaire seksuele doeleinden; elk materiaal dat de visuele weergave op welke wijze dan ook behelst van een persoon die er als minderjarige uitziet en die deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete gedragingen; realistische afbeeldingen die de weergave behelzen van een niet-bestaande minderjarige die deelneemt aan expliciete seksuele gedragingen.’
Wat in het wetboek en ook in het nieuwe seksueel strafrecht staat, is dus heel duidelijk. Bovendien is ook de omzendbrief van het College van procureurs-generaal 5/2022 van toepassing.
In antwoord op uw tweede vraag geef ik mee dat behalve het feit dat ik uiteraard sommige software en toepassingen niet goedkeur, het verbieden van dergelijke programma’s louter op Belgisch niveau weinig doeltreffend is, aangezien de grenzen van onlineprogramma’s verder reiken dan onze landsgrenzen.
Het is daarom belangrijk te verwijzen naar de Europese AI Act. De AI Act categoriseert artificiële intelligentiesystemen op basis van een risico voor de veiligheid en gezondheid van individuen en hun impact op de mensenrechten. AI-systemen die worden gecategoriseerd als hoog risico, zullen moeten voldoen aan nieuwe vereisten vooraleer zij op de markt worden gebracht. Het doel van die AI Act is ervoor te zorgen dat de systemen die in de Europese Unie worden gebruikt veilig, transparant, traceerbaar, niet-discriminerend en milieuvriendelijk zijn.
Deze systemen moeten onder toezicht staan van mensen in plaats van automatische systemen om schadelijke gevolgen te voorkomen. Daarnaast wil het Europees Parlement met deze act een technologieneutrale uniforme definitie voor artificiële intelligentie opstellen die kan worden toegepast op toekomstige systemen. Op deze manier vermijden we nationale fragmentatie. Het streefdoel van het Europees Parlement is om eind dit jaar tot een overeenkomst te komen. Uiteraard steunt ons land deze doelstelling.
Ik zal ten slotte antwoorden op uw derde vraag. De federale regering richtte op vrijdag 7 juli 2023 via een koninklijk besluit een Raadgevend Comité ethiek inzake data en artificiële intelligentie op. Ambtenaren en ministers zullen bij het comité data-ethiek terechtkunnen met hun vragen over ethische, juridische en duurzame aspecten van artificiële intelligentie, robotica en algoritmes. Het comité, dat zal bestaan uit vijf leden-experten, zal ook op eigen initiatief adviezen kunnen formuleren.
02.03 Kris Verduyckt (Vooruit): Mijnheer de minister, het is goed dat dit strafbaar is en dat daarover geen enkel misverstand kan bestaan. Software is echter altijd een moeilijke kwestie. We zien dat ook bij andere zaken die moeilijk nationaal af te bakenen zijn.
Tot slot, mijnheer de minister, wens ik de regering te feliciteren met de oprichting van het comité data-ethiek. Mijn resolutie is ondertussen twee jaar oud, maar ik zie dat de regering zich goed geïnspireerd heeft op de resolutie die we geschreven hebben.
Ik vind het wel bijzonder jammer dat het Parlement niet betrokken wordt bij dat datacomité. Het kan voor ons immers ook nuttig zijn om daar adviezen te vragen. Het is ook jammer dat de adviezen niet openbaar zullen worden gemaakt. Het zou immers iedereen kunnen helpen om zich te wapenen tegen de evolutie die op ons afkomt en ongetwijfeld heel wat interessante zaken met zich meebrengt, maar ook een aantal bedreigingen.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
03.01 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous interroge aujourd'hui pour la troisième fois sur l'absence de procureur du Roi de Bruxelles, qui soit en tout cas nommé en bonne et due forme. Cela fait à présent 27 mois que le plus grand parquet du pays se retrouve sans perspective ni direction pérenne claires.
En octobre dernier, pourtant, vous nous aviez annoncé travailler d'arrache-pied pour trouver une solution. Aujourd'hui, force est de constater que votre décision de nommer définitivement M. De Wolf à la fonction de procureur adjoint sonne comme un aveu d'échec.
Il ne s'agit ici nullement de remettre en cause les compétences de M. De Wolf mais de souligner qu'avec cette nomination, vous vous mettez en porte-à-faux et avec l'accord Bruxelles-Hal-Vilvorde et avec l'arrêt de la Cour constitutionnelle prononcé en juin 2014.
Pourquoi? Parce que M. De Wolf reste ainsi à la tête du parquet de Bruxelles - puisqu'il n'est, en fait, l'adjoint de personne - mais aussi parce que vous empêchez un francophone d'exercer le poste de procureur du Roi. D'où mes questions, monsieur le ministre.
Vous avez déclaré avoir travaillé d'arrache-pied pour trouver une solution mais la presse rapporte au contraire que vous vous seriez timidement intéressé au dossier et que - comme la question était sensible pour des raisons principalement communautaires -, vous préfériez attendre la fin de votre mandat. Est-ce effectivement le cas? Dans l'affirmative, pourquoi alors avoir déclaré le contraire au Parlement? Dans la négative, pouvez-vous nous faire un état des lieux des initiatives concrètes que vous avez prises pour trouver une solution?
Ensuite, vous auriez déjà tenté de faire passer le poste de procureur du Roi d'exclusivement francophone à bilingue mais les partis francophones de votre coalition auraient refusé toute concession - à raison, si c'est bien le cas -, à moins de rouvrir purement et simplement les négociations communautaires. Ce n'est évidemment pas ce que nous souhaitons - et vous non plus, je pense -, raison pour laquelle les accords conclus doivent entre-temps être respectés.
Techniquement, à l'heure actuelle, il n'y a donc pas de cadre juridique concernant les conditions linguistiques qu'un candidat devrait remplir pour accéder à la fonction de procureur du Roi de Bruxelles. Qu'est-ce qui vous empêche dès lors, légalement, de nommer un francophone bilingue à la fonction et de respecter ainsi l'accord Bruxelles-Hal-Vilvorde? Quelles autres solutions, restant dans les clous de cet accord, c'est-à-dire ne réinstaurant pas un système d'alternance linguistique, envisagez-vous aujourd'hui? Je vous remercie.
03.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Chère collègue, je cherche une solution à ce dossier. Je veux un procureur du Roi doté d'un mandat complet. C'est ce dont a besoin le plus grand parquet du pays.
La Cour constitutionnelle a estimé qu'il ne pouvait être raisonnablement justifié qu'un magistrat néerlandophone ne puisse pas postuler pour le poste de procureur du Roi et d'auditeur du travail de la Région bilingue de Bruxelles et qu'un francophone ne soit pas éligible à la fonction d'adjoint. Selon la Cour constitutionnelle, ces dispositions constituent une différence de traitement discriminatoire entre les magistrats néerlandophones et francophones. Nous ne pouvons pas ignorer cet arrêt.
J'ai un avant-projet de loi qui est prêt. J'ai proposé une solution au gouvernement et les textes ont déjà été discutés en son sein. Nous continuons à chercher une solution mais l'arrêt de la Cour constitutionnelle ne laisse pas beaucoup de possibilités.
03.03 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse qui n'en est pas vraiment une. En effet, pour ce qui concerne l'option finalement retenue, vous nous annoncez qu'un avant-projet de loi a été rédigé et qu'il fait l'objet de discussions, mais vous ne dites pas qu'un accord s'est dégagé au sein de la Vivaldi pour le soutenir.
Votre réponse ne me rassure donc nullement. Il est plus que temps que Bruxelles puisse disposer, à nouveau, d'un procureur du Roi bénéficiant d'une légitimité pleine et entière, mais aussi d'un mandat plein et entier, et ce, dans l'intérêt de tous les justiciables bruxellois.
Par conséquent, j'ose espérer que la solution contenue dans votre avant-projet de loi va dans ce sens et reste dans les clous de l'accord BHV ainsi que de l'arrêt de la Cour constitutionnelle. Nous y serons en tout cas extrêmement attentifs.
Het incident
is gesloten.
L'incident est
clos.
04.01 Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, als niet-begeleide minderjarige vreemdelingen onopzettelijk schade veroorzaken of al dan niet met opzet materiële schade veroorzaken, kan het slachtoffer geen beroep doen op het Slachtofferfonds om een vergoeding te krijgen. Dat bleek uit de bespreking van uw wetsontwerp MSS IV. Collega Dillen had daar toen vragen over gesteld. Het wetsontwerp is ondertussen goedgekeurd in de commissie, maar er kunnen natuurlijk nog altijd amendementen volgen in de plenaire vergadering.
Ik wil graag weten wat dan wel de regeling is. Iemand anders kan een beroep doen op de familiale verzekering, maar dat bestaat natuurlijk niet binnen het kader van asielprocedures, vandaar mijn vraag om de slachtoffers te kunnen vergoeden, want zij hebben daar recht op. Welke oplossing voorziet u hiervoor?
Kunnen wij in het kader van uw wetsontwerp MSS IV nog een amendement in de plenaire vergadering verwachten of mogen wij ter zake een apart wetgevend initiatief van u verwachten?
04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Pas, de Dienst Voogdij heeft een verzekering afgesloten om de burgerlijke aansprakelijkheid van de voogden en de niet-begeleide minderjarigen te dekken. Bij een onopzettelijke daad wordt de terugbetaling van materiële en morele schade aan derden veroorzaakt door de minderjarige dus gedekt door de verzekeringspolis. Het is dan ook niet nodig om een apart wetgevend initiatief te nemen.
04.03 Barbara Pas (VB): Ik ben zeer blij dat u nu die toelichting kunt geven, want dat was blijkbaar niet duidelijk bij de bespreking van het wetsontwerp. U zei dat dat onder het Slachtofferfonds viel, maar dat is alleen het geval als het gaat over het met opzet toebrengen van fysieke letsels.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
05.01 Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, wij hebben vorige week een zeer interessante uiteenzetting gekregen van de Dienst Vreemdelingenzaken, die zijn jaarverslag kwam voorstellen. Nu blijkt dat het aantal niet-begeleide minderjarige vreemdelingen heel sterk toeneemt. Een bijkomend probleem is dat niet altijd de waarheid wordt verteld over de leeftijd, dat de opgegeven leeftijd dus weleens kan verschillen van de werkelijke leeftijd. Een leeftijdsonderzoek, dat onder uw verantwoordelijkheid valt, duurt soms erg lang. Tussen de aankomst van de betrokkene en het tijdstip waarop de scans worden uitgevoerd, ligt een lange periode.
Wat is de actuele stand van zaken van de leeftijdsonderzoeken bij niet-begeleide minderjarige vreemdelingen?
Dat werd immers als een knelpunt benoemd door de Dienst Vreemdelingenzaken. U hebt vorig jaar aangekondigd dat de dienst Voogdij samen met alle partners oplossingen zoekt om nog meer leeftijdsonderzoeken te kunnen organiseren.
Welke bijkomende maatregelen werden er ondertussen op dat vlak genomen en wat is daarvan het resultaat?
Kunt u aangeven, al is het in orde van grootte, met een percentage, in hoeveel gevallen er momenteel een leeftijdsonderzoek plaatsvindt?
Hoeveel personen, met een percentage in orde van grootte, die zich als minderjarig aandienden, bleken dat na een leeftijdsonderzoek niet te zijn?
Welke maatregelen zult u nemen om de termijn voor de behandeling van de dossiers te verkorten? Dat werd echt wel als een pijnpunt aangehaald door de Dienst Vreemdelingenzaken. Ik hoor van u graag welke marges voor verbetering er nog zijn.
Ten slotte, de Dienst Vreemdelingenzaken doet die leeftijdsbepalingen liever zelf. Graag hoorde ik daarover uw standpunt. Vindt u dat dit onder uw bevoegdheid moet blijven?
05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, op de website van de FOD Justitie vindt u steeds de recentste cijfers van de dienst Voogdij, waaronder die over de leeftijdsonderzoeken. U kunt deze statistische gegevens conform het Kamerreglement opvragen door middel van een schriftelijke vraag, wat de traditie is in deze commissie.
Uit die cijfers blijkt dat niet in alle gevallen een leeftijdsonderzoek plaatsvindt. Dat komt doordat sommigen weigeren opgevangen te worden of verdwijnen vooraleer het leeftijdsonderzoek plaatsvindt. Vaak betreft dat jongeren op doorreis, die geen internationale bescherming aanvragen in ons land.
De dienst Voogdij heeft de samenwerking met de ziekenhuizen opgevoerd. Vooral met de KUL werd de samenwerking verbeterd en versneld. Wekelijks zijn er daardoor in totaal 176 leeftijdsonderzoeken mogelijk in verschillende ziekenhuizen. Wij hebben ook het personeelskader van de dienst Voogdij vergroot. Zo werden bijkomende begeleiders-chauffeurs aangenomen om de jongeren naar de ziekenhuizen te brengen waar de onderzoeken plaatsvinden. Ook kwamen er bijkomende dossierbehandelaars. Dit alles komt de behandeling van de dossiers ten goede.
Door deze maatregelen verlopen de leeftijdsonderzoeken momenteel vlot. Doorgaans wordt een leeftijdsbeslissing genomen binnen de tien tot vijftien dagen. Voor de dossiers waarin ook documenten geanalyseerd moeten worden of gesprekken plaatsvinden, duurt dit wat langer. Dit is echter een minderheid van de gevallen.
Op dit moment is de overheveling van de bevoegdheid inzake leeftijdsonderzoeken naar de Dienst Vreemdelingenzaken niet aan de orde. Met het nieuw aangenomen personeel zal de aanwezigheid van de dienst Voogdij in het aanmeldcentrum uitgewerkt worden, zodat de asiel- en migratiediensten de nodige ondersteuning krijgen, er sneller kan worden ingespeeld op de noden en er ook sneller een leeftijdsonderzoek kan worden georganiseerd. Daar ligt momenteel de prioriteit.
05.03 Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor de toelichting inzake de bijkomende capaciteit aan personeel. Ik stel vast dat u vandaag zegt dat het allemaal vlot verloopt, binnen de tien tot vijftien dagen, terwijl er vorige week in de hoorzitting met de Dienst Vreemdelingenzaken toch een heel ander geluid te horen was. Er werd verteld dat er vaak heel lang gewacht moet worden. Ik kan staatssecretaris de Moor wel horen aankondigen dat ze graag kortere procedures heeft, maar als een en ander blijft steken bij andere diensten, dan wordt dat in de praktijk natuurlijk niet mogelijk. Het is ook aan de dienst Voogdij om desgevallend, als de persoon minderjarig blijkt te zijn, een voogd aan te stellen. Dan pas kan de asielprocedure voortgezet worden. De Dienst Vreemdelingenzaken wijst er echter op dat ook dit zeer lang kan duren en dat daardoor de duur van de procedures oploopt. Ik noteer echter dat u geen enkel probleem vaststelt.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
06.01 Barbara Pas (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, inzake het taalgebruik bij processen-verbaal onmiddellijke inning, minnelijke schikking en bevel tot betaling van een verkeersboete is een zeer interessant artikel verschenen dat verslag maakt van onderzoek op het terrein. De aanleiding is een man uit Dilbeek die de verkeersboetes die hij vanuit Brussel ontvangt, steeds in het Frans toegestuurd krijgt.
De auteur van het artikel in Doorbraak wijst op het bestaan van een omzendbrief van het College van procureurs-generaal die bepaalt dat het bevel tot betaling, wat het parket van Brussel betreft, in het Nederlands verstuurd moet worden, als de overtreder in Nederlandstalig taalgebied gedomicilieerd is, zoals Dilbeek, en ook in het Nederlands verstuurd moet worden als het gaat om een inwoner van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van wie de taal van het inschrijvingsbewijs bij de Dienst Inschrijving Voertuigen het Nederlands is. U zult allicht beter dan ik weten dat het gaat over omzendbrief nr. 04/2013, herziene versie 25 juni 2020, punt 3.2.
Ik neem aan dat die regeling ook geldt voor het nationaal parket voor de verkeersveiligheid, dat tegenwoordig de verkeersboetes uitschrijft, en dat de regeling geldt voor zowel het aanvankelijk proces-verbaal van de onmiddellijke inning, het voorstel tot minnelijke schikking, als het bevel tot betalen, zoals dat in punt 3.2 van die omzendbrief staat. In de praktijk wordt dat dus kennelijk niet toegepast, ten bewijze het wedervaren van die Dilbeekse inwoner. Het resultaat is onder meer dat Franstalige inwoners in Vlaanderen onterecht faciliteiten toegekend krijgen.
Mijnheer de minister, is mijn lezing van die omzendbrief, dat inwoners in Vlaanderen dergelijke documenten wel degelijk in het Nederlands zouden moeten ontvangen, juist? Hoe komt het dat een inwoner uit het Vlaams Gewest die documenten dan toch steeds opnieuw in het Frans krijgt? Zult u in dat verband eventueel maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de richtlijnen uit die omzendbrief voortaan correct worden toegepast?
06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, uiteraard moet de taalwetgeving worden gerespecteerd. Toegepast op uw vraag betekent dit dat het proces-verbaal voor onmiddellijke inning, de minnelijke schikking en het bevel tot betaling van verkeersboetes in de juiste taal moet worden opgesteld. Zoals u weet moet een proces-verbaal in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden opgesteld in het Nederlands of het Frans, in principe naargelang de taal die door de betrokken persoon in zijn of haar verklaring wordt gebruikt.
Als de wetgeving op het gebruik van de taal in bestuurszaken moet worden toegepast, bijvoorbeeld als een Nederlandstalige burger voor een overtreding van de derde graad wordt bekeurd, dan dienen de leden van de Brusselse politiezones in een contact met de burger de door hem of haar gebruikte taal te gebruiken, voor zover die taal het Nederlands of het Frans is. Iemand die vindt dat zijn of haar taalrechten niet of onvoldoende werden gerespecteerd, kan de boete steeds betwisten.
U haalt terecht aan dat het parket de regels voor het versturen van betalingsopdrachten door parketten gepreciseerd heeft in de rondzendbrief, waar in punt 3.2 wordt bepaald in welke taal een overtreder zijn betalingsbevel moet ontvangen. U kunt die rondzendbrief publiekelijk consulteren. De rondzendbrief is een correcte weergave van de taalwetgeving. Het komt erop neer dat het betalingsbevel een vervolgingsdocument is dat in strafzaken wordt opgesteld in de taal van de rechtbank waar het openbaar ministerie is gevestigd, overeenkomstig artikel 12 van de taalwet. Bij het betalingsbevel wordt een vertaling in de taal van de dader gevoegd.
Bij het parket van Brussel wordt het bevel tot betalen opgesteld in het Nederlands als de dader gedomicilieerd is in het Nederlandse taalgebied, in het Frans als de dader gedomicilieerd is in het Franstalige taalgebied, in het Frans of het Nederlands als de dader in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is gedomicilieerd. In dit gewest bepaalt de taal van het inschrijvingsbewijs de taal waarin het proces-verbaal wordt opgesteld. Het is ook in de taal van het inschrijvingsbewijs dat onmiddellijke inningen of invorderingen, transactievoorstellen en de betalingsopdrachten worden opgesteld.
Een model van betalingsopdracht is bij deze rondzendbrief gevoegd. Op verzoek van het openbaar ministerie zijn deze regels ingevoerd in het MaCH-registratieprogramma van het openbaar ministerie. Ik kan u dus bevestigen dat u de rondzendbrief correct hebt gelezen.
Aan de niet-correcte toepassing van de taalwet en de bestuurstaalwet kan een menselijke, maar ook een technische fout aan de basis liggen. Zo verloopt het proces van de verzending van de betalingsopdrachten na een onmiddellijke inning en onbetaalde transactie volledig geautomatiseerd. Helaas is het mogelijk dat door een onjuiste omzetting van de richtlijn van het openbaar ministerie in het MaCH-systeem een betalingsopdracht in de niet-correcte bestuurstaal wordt verstuurd. De ontwikkeling van de nieuwe en efficiëntere applicatie JustFines, die MaCH zal vervangen voor het beheer van dossiers van het type onmiddellijke incasso, moet eventuele fouten bij de selectie van de taal van de documenten voor de verzending voorkomen.
Mijn kabinet ontving onlangs een klacht over een inbreuk op de taalwetgeving, toevallig ook van een inwoner uit de Rand. Op mijn vraag werd nagegaan waarom de wetgevende praktijk hier kennelijk niet correct was toegepast. Het proces-verbaal bleek wel degelijk in de juiste bestuurstaal opgesteld, in dit geval het Nederlands, maar een technische oorzaak lag aan de basis van de fout. Concreet gebeurde de fout tijdens de overdracht van de gegevens van het rijksregister binnen de politionele registratiesystemen, waarbij onbedoeld de Franse taalrol van de tussenkomende Franstalige politieambtenaar werd overgenomen. De betrokken diensten werden van deze technische oorzaak in kennis gesteld, met als doel dergelijke vergissingen in de toekomst te vermijden.
Concreet werden de Brusselse lokale politiezone en Crossborder aangeschreven, maar ook de minister van Binnenlandse Zaken, bevoegd voor de werking van de politiediensten. Daarnaast heb ik aan de procureur des Konings van Brussel gevraagd om dit punt te agenderen op een volgend arrondissementeel overleg, waar zowel het openbaar ministerie als de politiediensten vertegenwoordigd zijn.
Collega, u ziet dus dat de problematiek mij niet onberoerd laat en ik zal uiteraard steeds de nodige initiatieven nemen om dergelijke fouten tegen te gaan.
06.03 Barbara Pas (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik ben ook erg blij dat ik nog net een omzendbrief kan interpreteren. Ik heb nog enkele bemerkingen.
U antwoordt dat het vaak om menselijke fouten of vergissingen gaat. Voor de lokale politie in Brussel moeten wij uit vele getuigenissen echter vaststellen dat het de taal van de agent is die de taal van het proces-verbaal bepaalt, hoewel dat niet kan en mag. Wij moeten uit vele getuigenissen ook vaststellen dat inwoners van Vlaanderen die om welke reden dan ook met een Franstalig inschrijvingsbewijs rondrijden, hun parkeerretributie ook steeds eentalig in het Frans toegestuurd krijgen.
Er zijn dus een aantal structurele problemen, die zeker niet te wijten zijn aan toevallige vergissingen of aan toevallige menselijke fouten. De problematiek zit dieper dan dat.
Uiteraard kunnen de boetes worden aangevochten. Eigenlijk zouden de betrokkenen ze niet moeten betalen, omdat ze in strijd zijn met de taalwet, maar dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn van de parkeerretributies.
Ik neem er akte van dat u de problematiek zult aankaarten tijdens een arrondissementeel overleg. Kunt u ook aangeven wanneer dat overleg zal plaatsvinden? U zult er immers wellicht niet aan twijfelen dat ik, eens het overleg heeft plaatsgevonden, u zeker zal ondervragen over de resultaten.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
07.01 Els Van Hoof (cd&v): Mijnheer de minister, op 8 maart 2023 werd het KB tot bepaling van de regels betreffende de reclame voor kansspelen in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Het KB is in werking getreden, behoudens enkele uitzonderingen, op 1 juli 2023. Het beperkt reclame, onder meer via reclamespots via allerlei kanalen, advertenties en videoadvertising, reclameaffiches op openbare plaatsen, ook gepersonaliseerde reclame via mail, post, berichtendiensten, sms of sociale media en alle reclamedrukwerk. Dit is een goede zaak, maar handhaving is uiteraard ook van belang. Zeker in de onlinewereld is dat niet altijd evident.
Hoe zal de Kansspelcommissie de controle op de naleving van de nieuwe regels inzake gokreclame verzekeren? Zult u hiervoor extra personeel laten opleiden of aanwerven? Voorziet u ook in controle en naleving door andere instanties, zoals de politie? Hebt u hiervoor al concrete stappen ondernomen? Zo ja, welke?
07.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, het koninklijk besluit is inderdaad op zaterdag 1 juli 2023 in werking getreden. Het voorziet een overgangsbepaling tot 31 december 2024 voor de lopende reclamecontracten die werden afgesloten voor 9 mei 2022. Dit kan zowel betrekking hebben op reclamespots op televisie, radio en in bioscopen, als op advertenties en videoadvertising op websites en dergelijke. De conformiteit van deze vorm van publiciteit zal dus geval per geval moeten worden onderzocht. Ook voor de sportsponsoring gelden er overgangsmaatregelen.
De Kansspelcommissie zal zich de eerstkomende maanden toespitsen op het detecteren van niet-geoorloofde reclame, zowel online als offline, die zich richt op kwetsbare spelers en bedoeld is om nieuwe spelers aan te trekken.
De Kansspelcommissie zal in eerste instantie sensibiliserend optreden, door zich te richten op het doen ophouden van het aanbod, en daarna verbaliseren en sanctioneren indien het op eenvoudig verzoek doen ophouden van het aanbod niet mogelijk is of niet wordt opgevolgd.
De Kansspelcommissie heeft de operatoren al verschillende keren herinnerd aan de inwerkingtreding van het koninklijk besluit en heeft ook een onderhoud gehad met Google, waarbij concrete afspraken zijn gemaakt over het melden en het verwijderen van niet-toegelaten reclameboodschappen. De Kansspelcommissie heeft ook een schrijven gericht aan Meta met de vraag tot overleg.
Om de controle te verzekeren, zal de Kansspelcommissie worden versterkt met vier bijkomende controleurs. In deze legislatuur werd de Kansspelcommissie reeds versterkt met een verbindingsofficier, waardoor er nu drie verbindingsofficieren actief zijn. Er wordt ook onderzocht of de Kansspelcommissie versterkt kan worden met nog een bijkomende verbindingsofficier.
07.03 Els Van Hoof (cd&v): Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer de minister. Het verhaal moet inderdaad worden onderzocht. Sensibiliseren, verbaliseren en sanctioneren moeten elkaar inderdaad opvolgen. Het bijkomende personeel werd blijkbaar reeds voorzien of is al aangeworven. Er is ook overlegd met belangrijke onlineplatformen.
Dit is iets wat wij van nabij moeten opvolgen, om ervoor te zorgen dat de controle en de handhaving op een goede manier gebeuren. Dit wordt zeker vervolgd, ook in het komende overgangsjaar.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
08.01 Els Van Hoof (cd&v): Mijnheer de minister, dit sluit naadloos aan bij de vorige vraag. Wij zien dat de cijfers alleen maar stijgen en dat er absoluut geen nood is aan reclame. Op 9 mei publiceerde de Kansspelcommissie haar jaarverslag. Uit dat jaarrapport blijkt dat in 2021 opnieuw heel wat records sneuvelden. Zo werd er nog nooit zoveel geld ingezet in België, 23,3 miljard euro om precies te zijn. Dat is een stijging met 2 miljard euro in vergelijking met precoronajaar 2019 en 4,6 miljard meer dan in 2020. Ook de brutowinst, de gross gaming revenue, steeg in 2021 tot 1,17 miljard, een stijging met 21 % in vergelijking met 2020.
Het is vooral de onlinekansspelmarkt die sterk bijdraagt aan die stijging. Die reclame is dus absoluut niet nodig. Daarvan bent u ook overtuigd. Er is een stijging van de winst met 30,92 % ten opzichte van 2020 en een verdubbeling van de winst ten opzichte van 2017.
Ook de dagelijkse activiteit neemt toe. In 2021 waren er bijvoorbeeld iets meer dan 136.000 spelers online per dag, een stijging met 20 % in vergelijking met 2020 en met 45 % in vergelijking met 2019. Ook in 2022 blijven die cijfers stijgen.
De stijgende cijfers kunnen deels verklaard worden door de coronacrisis. Toch is de evolutie niet zo onschuldig. Online is de sociale controle minder groot en is het risico van problematisch speelgedrag veel groter.
Wij hebben hier in de Kamer ook al wetsontwerpen en wetsvoorstellen goedgekeurd, maar ik heb voor u nog volgende vragen.
Hoe kijkt u tegen deze evolutie aan?
Zullen er nog bijkomende maatregelen komen om de toename van het onlinegokken af te remmen? Zo ja, welke maatregelen en in welk tijdsbestek?
Zelf ben ik ervan overtuigd dat een duidelijke informatie- en zorgplichtwetgeving nodig is voor gokbedrijven zodat zij zelf aangezet worden om problematisch risicogedrag bij spelers op te sporen en proberen te voorkomen.
08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Van Hoof, ik vind deze evolutie uiteraard ook zeer verontrustend. Tijdens de coronacrisis hebben de spelers massaal het onlineaanbod ontdekt, maar ook gokoperatoren hebben de voorbije jaren ingezet op het promoten van de onlinekansspelen. Daarom is het belangrijk dat het koninklijk besluit rond de beperking van gokreclame dat op 1 juli in werking is getreden, ook geldt voor onlinekansspelen.
In antwoord op uw tweede vraag geef ik mee dat ik nog tijdens de huidige legislatuur werk wil maken van een koninklijk besluit dat de onlinekansspelen beter regelt. Momenteel zijn er geen of nauwelijks regels bepaald, waardoor de consumenten en spelers onvoldoende bescherming genieten. Ook de Kansspelcommissie beschikt over onvoldoende middelen om op te treden tegen wantoestanden.
Ook in het kader van de fiscale hervorming kijken wij naar maatregelen om dat beter te regelen en onder controle te houden.
Op uw derde vraag kan ik antwoorden dat onderzoek heeft aangetoond dat de goksector 40 % van zijn omzet uit personen met een problematisch gokgedrag haalt. Dat is het businessmodel van die sector. De sector heeft geen belang bij een goed preventiebeleid. De zorgplicht in handen geven van de gokoperatoren houdt veel te veel risico’s in. Zolang het businessmodel van de sector niet verandert, komt de zorgplicht beter toe aan de overheid en aan de hulpverleningssector. De spelers zijn het best gebaat bij een strikt gereguleerde goksector. Ook dat werd door onderzoek aangetoond.
Ik geloof wel in een betere informatiedoorstroming van de gegevens van de gokoperatoren naar de Kansspelcommissie zodat ze kunnen worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek en zodat de Kansspelcommissie risicogedrag ook kan opsporen. Gokoperatoren beschikken over heel veel data die het gokgedrag van de Belgen in kaart kunnen brengen. Die data zullen in de toekomst met de Kansspelcommissie moeten worden gedeeld.
08.03 Els Van Hoof (cd&v): Mijnheer de minister, het is bemoedigend dat u stelt dat u wil inzetten op bijkomende regelgeving om onlinekansspelen beter te regelen.
Ik heb inderdaad ook gelezen dat de fiscale hervorming hopelijk een aanleiding kan zijn om ter zake de nodige fiscale lasten op te leggen.
Inzake het derde element, zijnde de informatie- en zorgplichtwetgeving, volg ik u deels. Het is inderdaad en uiteraard van belang dat de overheid zelf de spelers beschermt. Zoals u echter zelf aangeeft, zit de informatie bij de operatoren. Zij kunnen ook spelers inlichten over hun spelgedrag, ook op dagelijkse basis. Zij moeten uiteraard de data ook bezorgen aan de Kansspelcommissie, maar er is niks mis mee om aan spelers mee te geven dat ze over de schreef gaan en om die taak op te leggen aan de gokoperatoren, zoals dat ook in Nederland gebeurt.
Het is geen oplossing. Het is een deel van de oplossing. Het is dus van belang dat behalve de informatiedoorstroming en de informatieplicht van de gokoperatoren zij ook aan zorgplicht en zorgbescherming doen en de spelers dus ook inlichten over hun problematisch gokgedrag.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
09.01 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, deze vraag sluit aan bij het thema asiel en migratie en ze is aan u gericht omdat de dienst Voogdij onder uw bevoegdheid valt. Eerder heb ik u al vragen gesteld over het groot tekort aan voogden voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Dat probleem kennen we al een aantal jaren. Gisteren stond er hierover nog een artikel in De Morgen. Een voorname oorzaak is de toename van het aantal niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. In 2022 was er een toename van het aantal Oekraïense kinderen, maar de grootste groep wordt nog steeds gevormd door Afghaanse minderjarige vluchtelingen. Voor de Oekraïense kinderen is de situatie nog schrijnender, las ik, want de meesten krijgen helemaal geen voogd toegewezen, omdat verondersteld wordt dat zij inwonen bij familie en dus geen voogd nodig hebben. Op dit moment zouden 700 minderjarige Oekraïense kinderen nog steeds geen voogd toegewezen hebben gekregen.
Enkele voogden hebben u in juni een brief gestuurd waarin zij het tekort aan voogden aankaarten. Uit een schriftelijke vraag die ik eerder al had ingediend, blijkt dat de gemiddelde wachttijd momenteel oploopt tot zeven maanden. Zolang moet een minderjarige dus wachten vooraleer een voogd kan worden aangesteld. De opstellers van de brief wijzen erop dat u vorig jaar al beloofd hebt om extra middelen vrij te maken voor de aanstelling van bijkomende voogden en om de dienst Voogdij te versterken, maar een jaar later stellen zij vast dat het tekort nog steeds bestaat en zelfs is toegenomen.
Zolang er geen voogd is aangesteld, behartigt niemand de belangen van de minderjarige in kwestie en kunnen veel praktische zaken niet geregeld worden, maar zonder voogd kan er ook geen asielprocedure worden opgestart, waardoor de asielprocedure langer dan nodig aansleept. Dat zorgt natuurlijk voor veel onzekerheid.
Mijnheer de minister, hebt u de briefschrijvers geantwoord en zo ja, wat hebt u geantwoord op hun bezorgdheden?
Hoeveel van de vrijgemaakte middelen zijn daadwerkelijk bij de dienst Voogdij beland? Op welke manier hebben die extra middelen gezorgd voor een betere werking van de dienst Voogdij? Hoeveel voogden werden tussen april 2022 en vandaag aangeworven? In het gisteren gepubliceerd artikel las ik dat er recent 150 nieuwe voogden gestart zijn of de basisopleiding volgen. Kunt u dat bevestigen? Wat is de verhouding tussen professionele voogden en vrijwillige voogden bij de nieuwe aanwervingen? Ik las ook dat er binnenkort vijftien nieuwe werknemer-voogden bijkomen. Kunt u dat bevestigen? Zijn de anderen dan vrijwillige voogden?
De briefschrijvers vroegen ook om de vrijwillige voogden de mogelijkheid te bieden om meer dan vijf voogdijen op te nemen zonder dat zij dat in bijberoep moeten doen. Ik las ook dat er een beslissing is genomen om de fiscale vrijstelling voor de vergoeding van vrijwillige voogden van vijf tot acht jongeren te laten toenemen, wat een goede zaak kan zijn.
Er waren ook bezorgdheden en aanbevelingen over het takenpakket van de voogden. Welke van die aanbevelingen zult u meenemen? Bent u van plan samen te zitten met de voogden om tot oplossingen te komen? Hoe wilt u verder werken om het tekort aan voogden op te lossen?
09.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, ik verwijs voor een groot deel van de vragen naar de antwoorden die ik gaf in de commissievergadering van 5 juli op vragen van de collega’s Matz en Aouasti. Het schrijven van bepaalde voogden werd intussen beantwoord en wat uw concrete vragen naar cijfers betreft, stel ik voor dat u mij die schriftelijk stelt.
We zijn volop bezig met het nemen van concrete maatregelen.
Ten eerste, het financieringssysteem voor de verenigingen die werknemer-voogden tewerkstellen wordt herzien, zodat verenigingen bijkomende werknemer-voogden kunnen aanwerven. De ministerraad gaf zeer recent, op 7 juli, zijn goedkeuring voor een wijziging van het koninklijk besluit dat het financieringssysteem regelt. Het dossier ligt nu voor bij de Raad van State voor advies.
Ten tweede, de FOD Justitie zal een protocolakkoord afsluiten met de Centra voor Algemeen Welzijnswerk, zodat zij op korte termijn werknemer-voogden kunnen aanwerven.
Ten derde, de fiscale vrijstelling waar u naar verwijst werd inderdaad opgetrokken tot acht voogdijen, wat vrijwillige voogden toelaat om meer dan vijf voogdijen op te nemen. De wetswijziging ligt momenteel voor bij de Raad van State voor advies.
Ten vierde, de dienst Voogdij zal in samenwerking met een extern bureau een employer branding campagne organiseren om nieuwe kandidaat-voogden aan te trekken. We hebben hiervoor extra middelen voorzien, in totaal 650.000 euro recurrent om precies te zijn.
09.03 Eva Platteau (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik hoor hier heel veel maatregelen en dat is goed. Er wordt aan verschillende aspecten gewerkt, zowel om het aantal werknemer-voogden te kunnen optrekken als om de vrijwillige voogden hier warm voor te maken. Zo’n campagne vind ik een goed idee. Ik hoop dat dit pakket maatregelen resultaat zal hebben.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
10.01 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, les
informations qui me proviennent de la prison de Mons sont alarmantes. La
surpopulation atteint des niveaux records, mettant une pression insoutenable sur
le personnel pénitentiaire et compromettant l'intégrité des détenus.
En date
du 4 juillet, on dénombrait pas moins de 424 personnes (379 hommes et 46
femmes) incarcérées dans l'établissement, alors que le nombre de places
officiellement prévues par l'administration centrale est de 301 personnes (274
hommes et 27 femmes).
Ces
chiffres dépassent aussi largement les limites fixées par l'arrêté signé en
avril dernier par le Bourgmestre de Mons, Nicolas Martin.
Les
détenus sont entassés les uns sur les autres, ce qui augmente chaque jour les
risques de tensions notamment avec le personnel pénitentiaire.
L'état de
vétusté du bâtiment aggrave encore la situation. Un problème que j'ai maintes
fois dénoncé ici même. Le bâtiment est en décrépitude: des champignons et des
rats continuent de proliférer dans les cellules.
Pour
couronner le tout, le tribunal de première instance a récemment condamné l'État
belge à réduire le taux de surpopulation carcérale à un maximum de 110 %
dans un délai de six mois, sous peine d'une astreinte de 2.000 € par jour et
par détenu excédant la capacité maximale de Mons!
Dans ces
conditions, monsieur le ministre, il est temps d'agir rapidement et de manière
décisive. Voici dès lors mes questions:
Pourriez-vous
m'indiquer les mesures qui ont été prises ou que vous comptez prendre pour
réduire la surpopulation carcérale à Mons? A ce jour, des décisions concrètes
ont-elles été prises pour soulager le personnel et les détenus?
Au niveau
de la vétusté de l'infrastructure, pourriez-vous m'indiquer où en est le
dossier de construction d'une nouvelle prison? Ce projet est-il toujours
d'actualité?
Comme
évoqué ensemble, avez-vous eu l'occasion de vous rendre sur place pour vous
rendre compte de la situation, monsieur le ministre?
Merci pour
votre réponse.
10.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur Thiébaut, je suis bien évidemment au courant de la situation. Elle m'inquiète. Nous avons également été informés de ce type de problèmes dans d'autres prisons et nous voulons les résoudre au plus vite. Il sera procédé rapidement à des transferts de détenus pour atteindre les chiffres demandés.
Cette situation a des impacts sur les autres établissements concernés par les transferts mais nous sommes heureusement dans une meilleure situation cette année en termes de places disponibles au niveau national puisque, le 10 juillet 2023, nous avions environ 10 600 places disponibles, alors que, voici un an, le 11 juillet 2022, ce chiffre était de 9 679 places disponibles. De ce fait, la surpopulation est actuellement d'environ 10 %, alors qu'elle était de 14 % voici un an.
Des pistes de solution sont à l'étude pour le futur de la prison de Mons mais cela passe d'abord par le fait de trouver des sites potentiels pour accueillir le ou les bâtiments qui seraient construits. Dans ce cadre, la Régie des Bâtiments est encore à la recherche de ces sites potentiels. Le projet de nouvelle prison fera partie de l'adaptation du masterplan qui est en préparation.
Comme vous le savez, la situation de tous les établissements pénitentiaires me tient particulièrement à cœur et j'ai décidé de les visiter tous. À ce jour, j'ai déjà eu l'occasion de visiter 26 prisons sur les 37 que compte notre pays. Ma cheffe de cabinet s'est déjà rendue à la prison de Mons le 16 mars dernier et je compte la visiter encore cette année-ci.
10.03 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces explications. Vous êtes bien conscient qu'il y a vraiment une urgence au niveau de la prison de Mons. Vous parlez d'une amélioration au niveau national. Je vous entends. Il y aurait donc une surpopulation d'environ 10 %, sauf qu'à Mons, la surpopulation n'est pas de cet ordre. La prison de Mons compte 123 détenus de trop! On parle donc de 424 personnes pour 301 places. Nous sommes donc largement au-dessus des 10 % au niveau national. Des raisons d'agir vite existent car la situation devient explosive. Vous allez avoir des mouvements de grève.
Vous annoncez une visite encore cette année mais nous ne sommes qu'au mois de juillet, ce qui signifie que vous l'annoncez dans les six mois qui viennent. Monsieur le ministre, je voudrais que vous vous engagiez à venir beaucoup plus rapidement. L'urgence est réelle.
Par ailleurs, le bâtiment construit au XIXe siècle est dans un état lamentable. Il est complètement pourri: l’humidité, les champignons, les punaises de lit. La situation est désastreuse.
Vous avez aussi évoqué dans votre réponse la possibilité d’intégrer dans le masterplan la construction d’une nouvelle prison. Elle s’impose parce qu’à un moment donné, ce qui va se passer, c’est que le bourgmestre de Mons va prendre un arrêté d’insalubrité et tout ce bâtiment devra être évacué. Je ne sais pas très bien comment vous recaserez alors les 424 personnes qui s'y trouvent. Ce sera une catastrophe. Je pense que vous devez anticiper. Votre collègue Mathieu Michel avait annoncé la construction de la future prison de Mons. Depuis, rien n’avance. Je vous conjure d’agir car il y a vraiment urgence: un véritable drame risque de se dérouler un jour dans cette prison.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
11.01 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, le 9 juin dernier, Adrien Rompen, condamné en novembre 2017 à 20 ans de prison pour le féminicide de son épouse, ne réintégrait pas la prison de Marche-en-Famenne à l'issue d'une permission de sortie qui lui avait été accordée.
Bien évidemment, pour la famille de la victime, en l'occurrence les parents et les deux enfants, la situation est rapidement devenue très angoissante. En effet, sans savoir où se trouvait Adrien Rompen, ils ont vécu reclus chez eux durant de nombreux jours. À mon sens, cet exemple vient démontrer qu'une bonne information des victimes et la garantie de leur protection forment le corollaire indispensable à un congé pénitentiaire.
Si, en général, le retour après une permission de sortie se passe très bien, l'inquiétude était d'autant plus grande en l'occurrence qu'à la suite d'un problème de communication difficilement compréhensible, l'administration pénitentiaire n'a informé les autorités judiciaires que le mercredi 14 juin, soit cinq jours après la non-réintégration d'Adrien Rompen. Le procureur du Roi de la division de Verviers a lui-même regretté publiquement d'avoir appris l'incident par la presse. La conséquence en est que le fugitif avait cinq jours d'avance sur les autorités qui étaient censées le retrouver. Il a finalement été arrêté en Espagne le 26 juin dans des circonstances également assez surprenantes.
Monsieur le ministre, comment l'administration pénitentiaire explique-t-elle une communication aussi tardive vers les services compétents, à la suite de la non-réintégration dans la prison après une permission de sortie? Je répète que l'intéressé était supposé rentrer le vendredi, mais qu'il ne l'a pas fait, et que les autorités judiciaires en furent averties par la presse le mercredi suivant. Avez-vous sollicité des éclaircissements sur ce point? Par ailleurs, pourriez-vous préciser les circonstances de son arrestation par la police catalane?
11.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur Ben Achour, le vendredi 9 juin, vers 21 h 30, la prison de Marche-en-Famenne a averti le Centre d'information et de commandement (CIC) de la police ainsi que les différents services de la prison de la non-réintégration de l'intéressé. Le lundi 12 juin, le parquet de Marche-en-Famenne a été averti de la situation par le greffe de la prison.
Suite à cet incident, le CIC, la direction des opérations et les parquets compétents ont été avertis, les magistrats de garde étant inclus dans la liste des personnes à avertir, bien que cela ne soit pas prévu dans la lettre collective 128bis basée sur la COL 11/2013 concernant la procédure de recherche de personnes condamnées ou internées en fuite ou évadées.
D'après les informations qui m'ont été communiquées par la Direction de la coopération policière internationale de la police fédérale belge, l'intéressé a été arrêté par identification sur la voie publique, le 26 juin 2023, dans la commune de Montblanc dans la province de Tarragone. Le détail du rapport de la police délivré sur l'arrestation ne révélerait aucun incident pertinent au cours du processus d'arrestation.
11.03 Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Les informations que vous avez données sont importantes dans la mesure où elles ne correspondent pas exactement à ce qui a été écrit dans la presse.
Il semblerait qu'Adrien Rompen incarcéré aujourd'hui à Madrid ne veuille pas quitter l'Espagne. Que va devoir faire la Belgique? Va-t-elle devoir introduire une demande d'extradition? Que va-t-il se passer?
Il s'agissait de son second congé pénitentiaire. La famille de la victime que j'ai rencontrée se demande quelle sera l'impact sur la possibilité de futurs congés pénitentiaires. J'ose espérer que la perspective de tels nouveaux congés pour ledit détenu s'éloignera fortement. La famille se demande également pourquoi et comment la presse a pu être informée avant elle. Il faut savoir qu'elle a été avertie des faits en lisant le journal, faits qui ont généré chez elle beaucoup d'inquiétude.
Pour aller jusqu'en Espagne, Adrien Rompen a dû mobiliser des ressources financières relativement importantes. Il convient maintenant de savoir avec quel argent il a pu partir et tenir aussi longtemps à l'étranger.
Je voudrais insister sur l'importance de l'information des proches des victimes dans ce genre de situation et, de manière plus générale, dans le cadre de congés pénitentiaires. Il faut mesurer l'angoisse qui a été celle de la famille pendant ces semaines de cavale. La famille a peur d'Adrien Rompen aujourd'hui.
Il faut tirer les leçons de ce genre d'affaire et pouvoir remettre les victimes au centre.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
12.01 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, tijdens de coronacrisis moest de druk op de overbevolkte gevangenissen verlicht worden om de kans op een te snelle verspreiding van het virus te verkleinen. Men heeft toen verschillende maatregelen genomen, waaronder de strafkorting. De gevangenisdirecteurs gaven de gedetineerden die zich op zes maanden van het uitvoerbare gedeelte van hun straf bevonden een vervroegde invrijheidsstelling.
De gezondheidscrisis ligt ondertussen al ver achter ons. Gelukkig maar. Toch werd deze maatregel verlengd tot 31 augustus van dit jaar, niet wegens corona maar om de druk op de overbevolkte gevangenissen te verlichten. De huidige strafkorting is nog van kracht tot 31 augustus, maar de wet staat de Koning toe deze maatregel nogmaals te verlengen tot 31 december 2024.
Vandaar mijn heel eenvoudige vraag. Mijnheer de minister, bent u van plan de maatregel inzake de strafkorting te verlengen? Zo ja, zal dat tot 31 december 2024 zijn, of korter? Of misschien gewoon niet?
12.02 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, daar mijn vraag volledig gelijklopend is, verwijs ik naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
Vandaag
krijgt een gedetineerde die zich in de tijdsvoorwaarden voor een
voorwaardelijke invrijheidsstelling bevindt een vervroegde invrijheidsstelling
vanaf zes maanden voor het einde van het uitvoerbaar gedeelte van zijn straf.
De directeur van de gevangenis kent die vervroegde invrijheidsstelling toe mits
de gedetineerde onderdak heeft en voldoende bestaansmiddelen.
Dit
werd aanvankelijk als coronamaatregel aangekondigd via een Koninklijk Besluit,
kreeg nadien een wettelijke basis bij Wet van 23 december 2021 tot invoering
van het parket verkeersveiligheid en houdende diverse bepalingen inzake de
rechterlijke organisatie en Justitie en werd opnieuw verlengd bij Wet van 30
juli 2022 om Justitie menselijker, sneller en straffer te maken II. In deze
laatste wet is uitdrukkelijk voorzien dat deze gunstmaatregel voor de
gedetineerden geldt tot 31 augustus 2023. Maar eveneens wordt aan de Koning de
mogelijkheid gegeven deze termijn nogmaals te verlengen tot 31 december 2024.
Mijn
vraag is duidelijk: eindigt deze strafkorting nu eindelijk op 31 augustus 2023
of gaat u toch nog een initiatief nemen om deze maatregel te verlengen, met als
risico dat dit uiteindelijk een blijvende realiteit zal worden?
12.03 Minister Vincent Van Quickenborne: We zijn niet van plan om deze maatregel te verlengen. We willen alle straffen uitvoeren, zodat het lik-op-stukbeleid kan lonen en de recidive kan dalen. We hopen op die manier op termijn te evolueren naar een veilige maatschappij met minder gedetineerden.
12.04 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, dat is een kort en bondig antwoord. Dat is ook het antwoord waarop ik hoopte. We zullen op 31 augustus zien of dit ook bewaarheid wordt.
12.05 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw korte en duidelijke antwoord. U bent dat niet van plan. Gelet op het feit dat het al regelmatig was verlengd, bestond de vrees dat dit blijvende realiteit zou worden. Wij vergissen ons daarin. Dat zal dus niet het geval zijn. Wij zullen dit zeker opvolgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
13.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, onze fractie is al sinds het begin van de legislatuur vragende partij voor de aanpak van de overmatige schuldenlast van de consument. Nu blijkt er een voorontwerp van wet houdende maatregelen in de strijd tegen de overmatige schuldenlast van consumenten en ter bescherming van ondernemingen in moeilijkheden te zijn dat werd voorgelegd voor advies aan diverse instanties. De berichten die wij hierover gekregen hebben, zijn toch wel zeer negatief.
Het concept van het voorontwerp in zijn huidige versie zou blijkbaar niet in overeenstemming zijn met het regeerakkoord. Er is geen garantie dat het register compatibel is met het door de FOD Justitie ter beschikking gestelde MaCH-systeem, wat toch wel een essentiële vereiste is voor de goede werking van de justitiële diensten en het Just-on-webproject. Verder zou het belang van de consument ondergeschikt zijn aan het belang van de rechtsbescherming, waar de rechterlijke orde mee over waakt, en aan het belang van de gerechtsdeurwaarders.
Gezien het grote belang van deze problematiek is het noodzakelijk een grondig voorbereidend debat te organiseren met alle betrokken actoren, zodat dit ontwerp van wet gedragen wordt door alle betrokken actoren en niet al van voor de bespreking aanleiding geeft tot zeer ernstige kritiek. Nochtans dringt de tijd om iets aan deze problematiek te doen.
De aanpak van de overmatige schuldenlast van de consument is een zeer gevoelig thema waar dringend een antwoord op moet worden gegeven. Gezien de bijzondere maatschappelijke relevantie is het wenselijk om binnen de commissie voor Justitie een debat ten gronde te houden met alle betrokken actoren om te komen tot een gedragen voorstel. Bent u bereid hier een initiatief te nemen, minstens hieraan deel te nemen door bijvoorbeeld de huidige teksten van het voorontwerp en alle al ontvangen adviezen mee te delen aan de commissie voor Justitie? Dat is in deze materie toch wel bijzonder belangrijk om te komen tot een gedragen tekst, die hopelijk nog deze legislatuur kan worden afgehandeld.
Aan welke instanties werd dit wetsontwerp ter advies voorgelegd?
Klopt het bericht dat het College van de hoven en rechtbanken hierbij niet werd betrokken? Het College heeft nochtans ook een belangrijke rol, omdat de uitvoering bijzondere gevolgen zal hebben op de werking van de rechtbanken, inzonderheid de vredegerechten en de digitale mechanismen die dit moeten begeleiden. Het College begeleidt, coördineert en implementeert immer deze processen. Kan u hierover wat toelichting geven?
Op welke wijze werden de gerechtsdeurwaarders, die toch wel een zeer belangrijke rol hebben, hierbij betrokken? Wat is hun inbreng geweest?
13.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, wat uw eerste vraag betreft, het is, zoals steeds, de bedoeling om de gewone procedure voor het wetsontwerp te volgen: eerst een consensus over het voorontwerp voor de indiening in de Kamer van volksvertegenwoordigers en vervolgens een constructief parlementair debat.
Wat uw tweede vraag betreft, een versie van het voorontwerp werd voor advies voorgelegd aan het Koninklijk Verbond van Vrede- en Politierechters, de Conferentie van de voorzitters van de vrederechters en politierechters, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO, SAM vzw, het OCE, BNAP, SOCREM, de OVB, de OBFG, de NKGB, de federatie van OCMW’s van Brussel en Wallonië en de POD Maatschappelijke Integratie. Ons land telt behoorlijk wat organisaties en aan al die organisaties werd advies gevraagd. Het College van de hoven en rechtbanken werd niet benaderd, omdat rechtstreeks contact werd opgenomen met het Koninklijk Verbond van Vrede- en Politierechters en de Conferentie van de voorzitters van de vrederechters en politierechters, gelet op de bevoegdheid van de vrederechters op het gebied van consumentenschulden.
Wat uw laatste vraag betreft, de gerechtsdeurwaarders, die een centrale rol spelen bij de invordering van consumentenschulden, werden ook meermaals geraadpleegd bij de opstelling van het ontwerp en konden voorstellen voorleggen aan mijn diensten. Die voorstellen werden geanalyseerd en besproken.
13.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, u stelt dat u de gewone procedure zult volgen, maar ik moet zeggen dat er voorafgaandelijk, al van bij het voorontwerp, bij de meeste van de vorige wetsontwerpen die u aan de commissie voor Justitie hebt voorgelegd toch niet zo veel negatieve commentaar of kritiek kenbaar werd gemaakt. U weet dat wij u zullen steunen in de aanpak van de overmatige schuldenlast van de consumenten, want dat vraag ik zelf al meerdere jaren. Het is wel belangrijk dat het om een wetontwerp gaat dat op het terrein veel steun krijgt, gelet op het belang van de problematiek.
Sta me toe om u bijkomend te vragen wanneer u het definitieve wetsontwerp in de commissie voor Justitie zult voorleggen. We weten allebei dat het na september kort dag is om nog veel wetgevend werk te doen, aangezien de verkiezingen in aantocht zijn. Ik durf erop aan te dringen dat van deze problematiek nog deze legislatuur werk wordt gemaakt.
13.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, u weet dat er nog heel veel wetsontwerpen naar het Parlement zullen komen. Enkele van die dossiers, zoals het sociaal statuut van de magistraten, zitten al tientallen jaren vast. Ook het nieuwe Strafwetboek komt nog naar het Parlement. Zo proberen we ook het dossier van de overmatige schuldenlast naar het Parlement te brengen.
Herinner u de beleidsverklaring en de beleidsnota. U hebt toen zelf opgemerkt dat er heel veel ambitie en heel veel werk was. Wij proberen dat punt voor punt af te vinken. Wij werken namelijk minutieus, meticuleus en rigoureus, ook in dit dossier, hoe moeilijk dat ook is. Het gaat immers over heel veel tegengestelde belangen. Als wij de betrokkenen zouden laten doen, zou er niets gebeuren.
Mevrouw Dillen, de kunst is om oplossingen en een compromis te vinden en ze vervolgens uit te voeren. Dat zullen wij proberen te doen, ook in bedoeld dossier.
13.05 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, het is inderdaad een heel belangrijke materie. Ik begrijp ook dat er op het terrein veel tegenstrijdige belangen zijn. Dat zullen wij bespreken als het dossier hier in de commissie aan bod komt.
Ik moet echter vaststellen dat uw antwoord op mijn vraag over de timing enigszins voorzichtiger is dan voor de andere voorbeelden die u hebt gegeven.
Ik ben in elk geval bijzonder benieuwd.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
14.01 Marijke Dillen (VB): Mevrouw de voorzitster, ik verwijs naar de ingediende vraag.
Het
Learning Inside Out-project, een samenwerkingsverband tussen verschillende
onderwijsorganisaties in Vlaanderen en Brussel, zal eind dit jaar worden
stopgezet. Door dit project krijgen Vlaamse en Brusselse gedetineerden
begeleiding voor individuele leervragen via o.a. de dienstverlening van de
Leerwinkels. Die begeleiding zorgt ervoor dat gedetineerden zich beter kunnen
herintegreren en vlotter kunnen aansluiten op de arbeidsmarkt.
Deze
beslissing liet WSE, een onderdeel van het Vlaamse Departement Werk en Sociale
Economie, weten. Europa trekt vanaf 1 januari 2024 de stekker uit de
leerloopbaanbegeleiding van gedetineerden in de Vlaamse en Brusselse
gevangenissen omdat de Vlaamse minister van Onderwijs niet is ingegaan op de
vraag om vanaf volgend jaar haar schouders te zetten onder dit project.
Is de
minister op de hoogte van deze beslissing? Wat is zijn standpunt? Graag meer
toelichting.
Kan de
minister meer toelichting geven betreffende de medewerking en inbreng vanuit
Europa?
Hoe is
de situatie in de gevangenissen in Wallonië? Wordt er daar individueel
onderwijs georganiseerd met ondersteuning vanuit Europa?
Volgens
studies blijkt dat studeren in detentie een positief effect heeft.
Gedetineerden met een diploma hebben meer kans op de arbeidsmarkt na hun
vrijlating. Ook blijkt er minder kans te zijn op recidive. Welke initiatieven
heeft de minister genomen voor de gemeenschappen, bevoegd voor onderwijs om dit
te stimuleren? Graag een gedetailleerd overzicht.
14.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, onderwijs is een bevoegdheid van de Vlaamse overheid. Dat is niet nieuw. We hebben ook niet de ambitie om die te herfederaliseren.
Ten eerste, de dienst Gevangeniswezen doet het maximum om de Vlaamse overheid te faciliteren om het onderwijs in de meest geschikte omstandigheden te laten verlopen. Het stopzetten van het project zal een grote impact hebben op veel gedetineerden en een potentieel negatieve impact op hun re-integratie. In alle overlegfora met de Vlaamse Gemeenschap werd het belang van het project onderstreept, doch tot heden zonder resultaat. In het gevangeniswezen wordt deze beslissing betreurd en ik betreur ze ook.
Ten tweede, het LIO-project wordt tot het einde van het jaar gefinancierd door Europa WSE, de nieuwe naam voor het Europees Sociaal Fonds. Europa WSE slaat een brug tussen de Europese Commissie en de Vlaamse regering om de Europese programma’s binnen het beleidsdomein Werk en Sociale Economie te beheren en uit te voeren. Aangezien de Vlaamse minister van Onderwijs het project niet wil voortzetten, zal het helaas eind dit jaar moeten worden stopgezet.
Ten derde, in Wallonië zijn er ook mogelijkheden voor individueel onderwijs. Er is het project REINSERT in verschillende gevangenissen, gesubsidieerd door Europa, dat tot doel heeft begeleiding en ondersteuning te bieden aan gedetineerden die individuele opleidingen willen volgen.
Ten vierde, het DG EPI stelt alles in het werk om het aanbod van opleidingen vanuit de gemeenschap te faciliteren, maar het is niet bevoegd om zelf initiatieven te nemen. Alleen voor beroepsopleidingen die georganiseerd worden door de Regie van de Gevangenisarbeid, Cellmade, kunnen we zelf stappen ondernemen en is er bijgevolg in een aanbod voorzien.
We hebben de situatie wel aangekaart bij zowel de minister van Onderwijs in Vlaanderen als de minister bevoegd voor Justitie en Handhaving in Vlaanderen.
14.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Voor alle duidelijkheid, ik houd absoluut geen pleidooi om onderwijs, dat een Vlaamse bevoegdheid is, terug naar het federale niveau te brengen. Dat blijkt ook uit de formulering van mijn vraag. Wel betreur ik de beslissing die op het Vlaamse niveau genomen is, want uit veel studies blijkt dat studeren in detentie positieve effecten heeft. We weten allemaal dat iemand met een diploma na zijn vrijlating meer kansen op de arbeidsmarkt heeft.
Een paar weken geleden weken hebt u mijn vraag over het percentage gevangenen zonder diploma in onze gevangenissen beantwoord. Als ik het mij goed herinner, was dat meer dan 80 %, wat bijzonder veel is. Dit zou een van de mogelijkheden zijn om daar verandering in te brengen. Uit die studies blijkt ook dat er dan minder kans is op recidive. Net als u betreur ik dus die beslissing.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
15.01 Marijke
Dillen (VB): Mijnheer
de minister, de zorgcentra seksueel geweld hebben aan de alarmbel getrokken.
Uit cijfers van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie
(NICC) blijkt dat het aantal slachtoffers die aanklopten bij een zorgcentrum
aanzienlijk gestegen is. In 2022 hebben de zorgcentra 3.287 slachtoffers
opgevangen, dubbel zoveel in vergelijking met 2021, waarvan ruim de helft schoolgaande
kinderen en studenten. De cijfers zijn werkelijk alarmerend. Naar aanleiding
van deze cijfers heeft staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke kansen
en Diversiteit Leroy aangekondigd dat er boven op de tien nieuwe zorgcentra die
dit jaar geopend zullen worden, nog extra middelen dienen te worden vrijgemaakt
voor vier bijkomende zorgcentra, meer bepaald in Halle-Vilvoorde, Eupen, Bergen
en Waals-Brabant.
Kan de
minister meer toelichting geven over de cijfers zoals gepubliceerd door het NICC?
Kan de minister een overzicht geven van de opvang per zorgcentrum?
Er
werd aangekondigd dat tegen het einde van dit jaar er tien nieuwe zorgcentra de
deuren zullen openen. Wat is de stand van zaken betreffende de realisatie
hiervan? Waar zullen deze zorgcentra worden geopend?
De
staatssecretaris voor Gendergelijkheid, Gelijke kansen en Diversiteit heeft
aangekondigd dat er daarbovenop nog middelen zullen worden vrijgemaakt voor
vier bijkomende zorgcentra, meer bepaald in Halle-Vilvoorde, Eupen, Bergen en
Waals-Brabant. Wat is uw standpunt? Heeft er overleg plaatsgevonden? Graag meer
toelichting. Ook graag meer toelichting betreffende de keuze van de
aangekondigde locaties.
15.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, dat meer slachtoffers zich melden bij een Zorgcentrum na Seksueel Geweld is in eerste instantie een bewijs dat wij het bij het rechte eind hadden, met name dat er een te groot dark number was en dat de aangiftebereidheid zou stijgen door de creatie van de centra. Naar schatting gebeuren immers elke dag 100 verkrachtingen in ons land. Het dark number is met andere woorden zeer groot. Voor een overzicht van de opvang per centrum vraag ik u mij die gegevens op te vragen via een schriftelijke vraag.
In het algemeen kan ik zeggen dat de strijd tegen seksueel geweld een prioriteit is van de regering. Ik verwijs onder meer naar de volgende zaken: het project Code 37 om meer daders te kunnen opsporen en veroordelen, een project dat is gestart in Antwerpen en intussen is uitgebreid naar vele andere Zorgcentra na Seksueel Geweld, een nieuw seksueel strafwetboek, het inzetten op een betere opleiding inzake seksueel geweld voor politie en magistraten, en uiteraard de oprichting van de Zorgcentra na Seksueel Geweld. Het is belangrijk dat in de zorgcentra ook sporenafname en politionele aangifte mogelijk zijn, want die twee elementen zijn cruciaal opdat Justitie meer daders kan opsporen en veroordelen.
Eind 2022 waren er 7 zorgcentra operationeel. In 2023 opende het Limburgse zorgcentrum zijn deuren. In Namen gebeurde dat op 27 april 2023. Er zijn nu dus 9 zorgcentra operationeel. Het zorgcentrum in Luxemburg gaat in het najaar van 2023 van start. Tegen eind 2023 zullen er dus 10 zorgcentra operationeel zijn. De belofte uit het regeerakkoord is daarmee uitgevoerd.
Voor uw laatste vraag dient u zich te richten tot de staatssecretaris die bevoegd is voor de materie.
15.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, het is positief dat tegen eind 2023 10 zorgcentra operationeel zullen zijn, want het aantal slachtoffers – ik heb de cijfers vermeld – stijgt spectaculair. Dat is bijzonder alarmerend. Ik zal u nog een schriftelijke vraag stellen over de cijfers.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
16.01 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de ingediende vraag.
Fysiek
en verbaal geweld tegen personeel werkzaam bij het openbaar vervoer is al lang
een onaanvaardbaar probleem. Spoorwegmaatschappij NMBS kreeg in 2022 ongeveer
1900 meldingen binnen. Bij De Lijn waren er vorig jaar 338 feiten van fysieke
agressie tegen chauffeurs en controleurs.
Verschillende
ministers van de federale en Vlaamse regering hebben nu een actieplan 'Stop
agressie' gelanceerd om het toenemende probleem van agressie op het openbaar
vervoer aan te pakken.
Naast
aandacht voor preventieve maatregelen is handhaving en bestraffing hierbij
uiteraard bijzonder belangrijk. De strijd tegen zinloos geweld in al zijn
vormen moet voor Justitie een absolute topprioriteit zijn.
Kan de
minister meer toelichting geven betreffende de gemaakte afspraken in het
actieplan 'Stop agressie' op het vlak van Justitie?
Een
strengere aanpak van agressie op het openbaar vervoer, net zoals iedere vorm
van geweld tegen mensen met een maatschappelijke functie zoals agenten,
hulpverleners, brandweerlui, treinbegeleiders, buschauffeurs en controleurs,
moet streng worden aangepakt. Dit werd al herhaaldelijk aangekondigd. Opnieuw
wordt er vandaag hiervoor verwezen naar het nieuwe Strafwetboek. Maar dit is
nog steeds niet gestemd en de inwerkingtreding hiervan is nog niet voor morgen.
Daarom is het belangrijk dit versneld in te voeren met een afzonderlijk
wetsontwerp en niet te wachten op de inwerkingtreding van het toekomstige nieuw
Strafwetboek dat in het beste geval pas in 2026 wordt voorzien, waarbij niet
mag over het hoofd gezien worden dat tijdens de hoorzitting de magistraten
hebben gesteld dat ze minstens vijf jaar voorbereidingstijd nodig hebben. Bent
u nu bereid een wetgevend initiatief te nemen om dit versneld door te voeren en
in werking te laten treden en het huidige Strafwetboek in die zin aan te
passen?
16.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, wie geweld pleegt of bedreigingen uit tegen iemand met een maatschappelijke functie, bijvoorbeeld een buschauffeur, zal strenger worden bestraft. Die ambitie tot strafverzwaring hebben wij opgenomen in ons ontwerp van nieuw Strafwetboek. Dit heb ik hier al herhaaldelijk toegelicht.
Hiermee maken wij duidelijk dat geweld tegen chauffeurs en controleurs van De Lijn niet getolereerd wordt en dat er op zeer strenge sancties kan worden gerekend. Het parket vervolgt deze geweldplegers nu al strikt als de politie erin slaagt een verdachte te identificeren. Daarom is het belangrijk dat alle feiten worden gemeld aan de politie, voorzien van zoveel mogelijk bewijsmateriaal, zoals camerabeelden.
Het nieuwe actieplan, dat vorige week goedgekeurd is, bevat twee actiepunten voor Justitie. Ten eerste is er de ambitie voor het nieuwe Strafwetboek en ten tweede plant men een betere samenwerking tussen De Lijn, de politie en het openbaar ministerie, met meer toezicht, meer overleg, snellere identificatie en vervolging.
In antwoord op uw tweede vraag, een voorontwerp van wet dat voorziet in alle bepalingen die onmiddellijk in het huidige Strafwetboek zullen worden ingevoegd, zal worden uitgewerkt. Het nieuwe Strafwetboek treedt immers enige tijd na de publicatie in het Belgisch Staatsblad in werking, zodat alle betrokken actoren de tijd krijgen om zich aan te passen. De bepalingen met het oog op de doeltreffende strijd tegen geweld tegen de politie en andere personen, zoals controleurs en chauffeurs van De Lijn, zullen deel uitmaken van dit ontwerp, om sneller in werking te treden.
16.03 Marijke Dillen (VB): Dank u vriendelijk voor uw antwoord, mijnheer de minister. Ik begrijp dus dat dit versneld in werking zal treden en dat wij niet moeten wachten tot het nieuwe Strafwetboek, dat aangekondigd is voor 2026, in werking treedt. Ik wil u er wel op wijzen dat de magistraten tijdens de hoorzitting hebben gesteld dat zij nadien nog minstens vijf jaar voorbereidingstijd nodig zullen hebben voor uw nieuw Strafwetboek echt in werking zal treden. Ik ben dus heel blij te vernemen dat u hier vlugger werk van wilt maken.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
17.01 Marijke Dillen (VB):
Na slechts 7 jaar cel werd de Nederlandse
pedofiel Pieter C., geboekstaafd als de in ons land zwaarst gestrafte pedofiel
ooit en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 jaar effectief en 15 jaar
terbeschikkingstelling, in alle discretie voorwaardelijk vrijgelaten door de
strafuitvoeringsrechtbank Oost-Vlaanderen, ondanks het feit dat het Hof van
Beroep van Antwerpen destijds al had aangedrongen “om de maatschappij maximaal
tegen hem te beschermen". Dit heeft terecht aanleiding gegeven tot
verontwaardigde reacties. Mevr. Heidi De Pauw, CEO van Child Focus, vindt deze
beslissing onbegrijpelijk en moeilijk te aanvaarden. Ze heeft het over “een
klap in het gezicht van de slachtoffers én van iedereen die zich inzet in de
strijd tegen de seksuele uitbuiting van kinderen. De Antwerpse politie heeft in
dit dossier hemel en aarde verzet, ook voor hen is dit een bittere pil". Ook
experten reageren vol onbegrip.
In een
persbericht heeft de rechtbank laten weten dat er drie algemene voorwaarden en
vijftien geïndividualiseerde voorwaarden zijn opgelegd. Kan de minister meer
toelichting geven betreffende de voorwaarden die werden opgelegd?
De man
woont thans blijkbaar in Nederland. Welke waarborgen zijn er gegeven door de
Nederlandse autoriteiten betreffende het toezicht op de naleving van de door de
SURB opgelegde voorwaarden? Welke concrete afspraken zijn er gemaakt bij
niet-naleving van de opgelegde voorwaarden?
Werden
de slachtoffers voorafgaand aan deze beslissing geïnformeerd? Op welke wijze?
Graag gedetailleerde toelichting.
Waarom
gebeurde deze voorwaardelijke vrijlating in een toch wel bijzonder gevoelig
dossier in alle stilte en discretie en werd hierover niet onmiddellijk open
over gecommuniceerd?
Gerechtspsychiaters
zijn duidelijk: “We zien in wetenschappelijk onderzoek dat seksuele
delinquenten een groter gevaar vormen als ze geen hulp krijgen in de cel en dan
vrijkomen. We werken eraan om in België een systeem te maken waar ze een
behandeling opgelegd krijgen tijdens de straf, maar zover zijn we nog
niet." (Gerechtspsychiater Dams). Gerechtspsychiater Verbeeck vult aan:
“Tot het zover is, kan ik mij niet vinden in de beslissing om zedendelinquenten
eerder vrij te laten. Door één keer per week een uurtje te praten, gaat er geen
verandering komen. Misbruikers kunnen zeggen dat ze veranderd zijn, maar ze
zeggen wat ze willen". Blijkbaar heeft deze man geen voldoende begeleiding
gekregen tijdens zijn verblijf in de gevangenis. Kan de minister hierover meer toelichting geven?
17.02 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, le 6 juillet dernier, je vous avais interrogé en séance plénière concernant la libération anticipée d’un des plus grands pédophiles de Belgique, seulement sept ans après le début de sa peine de prison. Vu l’émoi qu’une telle libération suscite dans notre pays et comme vous n’étiez pas en mesure de répondre à l’ensemble de mes questions, je me dois aujourd’hui de vous interroger à nouveau sur le sujet, en particulier à l’aune de nouveaux éléments parus dans la presse.
Avez-vous analysé le jugement en question ainsi que la procédure y afférente? Quelles leçons en avez-vous tirées qui pourraient se concrétiser par une initiative législative ou, à tout le moins, par une réflexion approfondie au niveau du gouvernement mais aussi du Parlement?
Avez-vous également évalué la mesure contenue dans votre Code pénal sexuel voté l’été dernier et qui supprime l’obligation de solliciter l’avis des services d’appui en cas de délinquance sexuelle? Pour rappel, la majorité, sur la base de vos recommandations, avait rejeté l’amendement que mon groupe DéFI avait déposé pour maintenir l’obligation de cet avis. Je sais qu’une évaluation de cette mesure est prévue mais seulement deux ans après l’entrée en vigueur du code. Compte tenu de cette actualité, êtes-vous disposé aujourd’hui à solliciter une évaluation de cette mesure plus tôt?
On m’a par ailleurs rapporté que les parties civiles n’avaient été informées de cette libération que trois mois plus tard, de surcroît par voie de presse. Estimez-vous que cela soit normal voire souhaitable? Dans le cas contraire, comment entendez-vous assurer l’information des parties civiles dans ce cas de figure?
S’agissant des accords de coopération instituant les trois différents centres d’appui du pays, pourriez-vous faire un état des lieux détaillé de l’avancement des négociations pour chacun de ces accords? Pourriez-vous également faire un état des lieux du financement de ces différents centres, en particulier du CAB (Centre d’Appui Bruxellois)? Son financement va-t-il enfin devenir pérenne?
Le ministre néerlandais en charge de la Protection juridique a déclaré que les autorités belges n’avaient pas informé les Pays-Bas de la libération du condamné en question, alors qu’elles auraient dû le faire en vertu des règles européennes. À quelles règles fait-il référence? Reconnaissez-vous un manquement dans notre chef? Si oui, qu’entendez-vous faire pour que cela ne se reproduise plus à l’avenir?
Enfin, pourriez-vous également clarifier de
quelle juridiction relève aujourd’hui le suivi de ce pédophile condamné? Les
Pays-Bas qui semblent estimer que nous en sommes toujours responsables ont-ils
raison? Confirmez-vous
cette lecture? Je vous remercie.
17.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitster, collega’s, ik verwijs natuurlijk in de eerste plaats naar de communicatie die is gevoerd door de strafuitvoeringsrechtbank met betrekking tot de maatregelen. De strafuitvoeringsrechtbank heeft in deze zaak kaderbesluit 2008/947 toegepast, met het oog op het toezicht op de probatiemaatregelen en de vervangende straffen.
Cette décision cadre a été transposée en droit belge par la loi du 21 mai 2013. Elle s'applique entre deux États membres de l'Union européenne notamment dans le cadre de la reprise et du transfert de la surveillance de personnes condamnées sous condition ou libérées sous condition.
Het openbaar ministerie heeft intensief contact gehad met het Openbaar Ministerie uit Nederland. De voorwaarden die in de strafuitvoeringsrechtbank na verschillende adviezen werden ontworpen, werden bekeken qua haalbaarheid in het Nederlandse systeem. In onderling overleg met het Nederlandse parket is men tot de voorwaarden gekomen die de strafuitvoeringsrechtbank heeft opgelegd.
Het dossier is na uitspraak formeel overgemaakt aan Nederland. Dit impliceert ook, krachtens internationale regels, dat Nederland volledig verantwoordelijk is voor de verdere opvolging van het dossier. De persoon in kwestie valt dus onder het Nederlandse controlesysteem. Alle informatie werd gedeeld tussen het Belgische en het Nederlandse parket. De betrokkene moet met andere woorden pas na einde proeftermijn opnieuw voor de Belgische strafuitvoeringsrechtbank verschijnen, met het oog op de uitvoering van de tbs-maatregel. Dit is zo geregeld omdat een tbs-maatregel zoals wij die kennen niet bestaat in Nederland.
J'en viens à la troisième question de Mme Rohonyi et de Mme Dillen.
De wet bepaalt dat een slachtoffer kan vragen om betrokken te worden bij de strafuitvoeringsprocedure van de dader, via een slachtofferverklaring. Die slachtofferverklaring laat, ten eerste, het slachtoffer toe te vragen om geïnformeerd te worden over de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank. Ten tweede kan het slachtoffer daarin voorwaarden formuleren die het in zijn belang wil zien worden opgelegd in geval van een vervroegde invrijheidsstelling van de dader. Ten derde kan het slachtoffer ook vragen om gehoord te worden door de strafuitvoeringsrechtbank.
Is het slachtoffer burgerlijke partij of in het vonnis vermeld als slachtoffer, dan ontvangt het een slachtofferverklaring via de griffie van de rechtbank. Wanneer dat niet het geval is, maar het slachtoffer toch van mening is dat het een belang heeft in de strafuitvoeringsprocedure, moet het slachtoffer een verzoek indienen bij de strafuitvoeringsrechtbank, die zal beslissen. Een slachtoffer kan bijkomende toelichting of bijstand verkrijgen bij deze procedures bij de dienst Slachtofferonthaal.
Die procedures zijn in dezen nageleefd. Zoals ik reeds aanhaalde in mijn antwoord in de plenaire vergadering van 6 juli, moeten we nagaan of we het ook voor slachtofferorganisaties mogelijk moeten maken om in sommige gevallen verder bij de strafuitvoering betrokken te kunnen worden.
Ik zal nu antwoorden op de vierde vraag van collega Dillen. Er is gehandeld zoals in elk dossier. In zedenzaken zult u vanwege Justitie niet vaak een proactieve communicatie naar het brede publiek aantreffen, laat staan een communicatie van de strafuitvoeringsrechtbank. Dat wil niet zeggen dat de wettelijk voorziene communicaties niet gebeurd zijn. Men wil de re-integratie hiermee a priori niet bemoeilijken.
Ik kom nu tot uw vijfde vraag, mevrouw Dillen. Ik kan uiteraard niet ingaan op het individuele dossier. Ik kan wel zeggen dat het dossier grondig werd bekeken en dat er meerdere adviezen van professionals in het dossier zitten, die de uitgewerkte reclassering steunen.
Er is inderdaad te weinig begeleiding voorzien in de gevangenis. We zijn absoluut vragende partij om de begeleiding en behandeling van gedetineerden al tijdens de detentie uit te breiden. Ik heb hierover contact met de bevoegde ministers van Volksgezondheid, van zowel het federale niveau als dat van de deelstaten.
Au sujet de la première question de Mme Rohonyi, nous devons nous garder de parler directement d'un dysfonctionnement structurel à la suite d'une affaire. Comme vous le savez, je veille à ne pas mener une politique par à-coups.
Il est vrai qu'après l'affaire Dutroux, l'exécution des peines a été retirée des mains du gouvernement et confiée aux juges. Depuis lors, ce sont eux qui se prononcent en toute indépendance. Ils écoutent l'avis des experts et rendent leur verdict sur la base des lois que nous avons adoptées au Parlement. Cela a également été le cas dans cette affaire.
Comme je l'ai dit en séance plénière, je pense que nous devons tirer trois leçons:
- L'extension de la période de sûreté. Je suis prêt à examiner cette question avec un esprit ouvert.
- L'évaluation par le tribunal de l'application des peines. Aujourd'hui, un juge peut ne pas prendre en compte la gravité des faits. Je pense que nous, nous pouvons nous interroger sur la question.
- L'information des victimes. Comme je l'ai dit, je pense qu'il faut aussi impliquer les organisations des victimes.
Quoi qu'il en soit, je vais demander l'avis du Collège des procureurs généraux sur ces trois propositions et lui demander s'il voit d'autres choses qui pourraient optimiser l'exécution des peines.
Madame Rohonyi, en ce qui concerne votre deuxième question, votre amendement concerne la phase du procès, tandis que l'affaire à laquelle vous faites référence concerne la phase d'exécution. Lors de la phase d'exécution, il existe déjà un avis obligatoire pour les détenus condamnés pour des faits relevant du droit pénal sexuel. Votre proposition de loi sera examinée dans le cadre de la discussion sur le nouveau Code pénal qui, comme vous le savez, a débuté au sein de cette commission.
Au sujet de votre quatrième question, la réécriture des trois accords déjà présents et l'écriture d'un accord spécifique à la Communauté germanophone continuent d'avancer. Ils devraient être présentés en première lecture à leurs autorités gouvernementales respectives cet automne.
En ce qui concerne les subsides fédéraux, ces derniers restent bien prévus. Il n'y a jamais eu aucune crainte quant à leur pérennité. Des indexations ont d'ailleurs eu lieu en 2022 et devraient également être prévus en 2024. Le budget du CAB va être augmenté pour solutionner leurs problèmes financiers.
17.04 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is positief dat u wilt nadenken over het voorstel om ook slachtofferorganisaties te betrekken bij de strafuitvoering. In dossiers zoals het voorliggende is dat immers zeker niet onbelangrijk. Ik hoop dan ook dat u er niet alleen over zult nadenken, maar ook snel met een wetgevend initiatief zult komen. Het betreft immers geen moeilijk dossier.
Mijnheer de minister, ik heb ook niet beweerd dat de strafuitvoeringsrechtbank tegen de wet heeft gehandeld. Dat hebt u mij niet horen verklaren. U geeft de toelichting bij de wettelijke basis op grond waarvan de SURB heeft gehandeld. Die was echter niet verplicht om de betrokkene vervroegd vrij te laten. Ik wil toch nog even wijzen op het arrest van het hof van beroep in Antwerpen, dat er destijds al op had aangedrongen – ik citeer letterlijk – “om de maatschappij maatschappelijk tegen hem te beschermen.”
Er is te weinig begeleiding in de gevangenissen, dat weten wij allemaal. Ik ben dan ook zo vrij te verwijzen naar deskundige gerechtspsychiaters, die heel duidelijk aangeven dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat seksuele delinquenten een groter gevaar vormen als zij geen hulp krijgen in de cel en dan vrijkomen.
Mijnheer de minister, ik blijf deze beslissing dus betreuren. Ik hoop dat Nederland heel erg strikt zal toezien op de voorwaarden die door de SURB zijn opgelegd en dat bij de minste overtreding de nodige beslissingen worden genomen om dit terug te draaien. U zult me bijtreden als ik zeg dat ik hoop dat er niet opnieuw slachtoffers zullen vallen door toedoen van de betrokkene.
17.05 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.
En ce qui concerne l'information des démarches entreprises et du jugement auprès des autorités néerlandaises, le ministre néerlandais de la Protection juridique a bien déclaré que les autorités belges n'avaient pas informé les Pays-Bas de la libération du condamné en question. Il y a quand même un souci de communication entre nos deux pays.
S'agissant de la formation des parties civiles, ce qu'il s'est passé va à total contre-courant de ce que la commission d'enquête Dutroux avait recommandé en son temps, à savoir le droit pour la victime d'être consultée dans la procédure de libération conditionnelle, ce qui doit pouvoir s'appliquer pour les organisations qui représentent les victimes. Je vous remercie pour l'ouverture d'esprit dont vous faites preuve ici, puisqu'un avis du Collège des procureurs généraux a été sollicité sur ce point.
S'agissant de la prise en charge des auteurs, je vous remercie de votre promesse d'augmenter le budget des centres d'appui et en particulier du CAB. En novembre dernier, vous aviez annoncé un travail au niveau de la révision des accords de coopération, avec une révision des subsides. Vous annonciez un accord pour le printemps dernier mais nous sommes déjà en été et je constate que les centres d'appui n'ont toujours pas vu cet argent arriver alors qu'ils doivent organiser au mieux leur travail. À défaut d'avoir obtenu cette information sur le montant et le délai, j'ose espérer que les centres d'appui vont pouvoir très prochainement obtenir ces informations cruciales.
En ce qui concerne les services spécialisés, j'entends la différence des avis obligatoires durant le procès ou durant la phase d'exécution des peines. Ce suivi doit pouvoir s'effectuer dès le début de l'incarcération, or on observe trop peu d'accompagnement. Ce constat ne peut devenir une fatalité.
En conclusion, si on veut faire en sorte que la lutte contre les violences sexuelles soit une priorité, il faut investir aussi dans les outils qui sont nos meilleurs alliés contre la récidive pour protéger la population, en particulier les enfants. Si telle est votre volonté, vous pourrez compter sur le soutien de mon groupe.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
18.01 Marijke
Dillen (VB): Mijnheer de minister, in de interessante inspectieverslagen
van de zorginspectie betreffende de forensisch psychiatrische centra in
Antwerpen en Gent waarvan we kennis kregen, wordt aandacht besteed aan de
uitstroom uit de FPC’s, die volgens het verslag bijzonder moeizaam verloopt.
Patiënten die klaar zijn voor vervolgzorg, vinden moeilijk een
vervolgvoorziening. Voor een aanzienlijk aantal geïnterneerden is een langdurig
verblijf in een hoogbeveiligde setting nodig, maar het aantal plaatsen is
bijzonder beperkt en voor vrouwen onbestaande. Zonder bijkomende maatregelen om
de uitstroommogelijkheden te vergroten, dreigt het behandelaanbod in beide FPC’s
de komende jaren bijna volledig dicht te slibben, terwijl het aantal
geïnterneerden in de gevangenissen sterk is toegenomen. Dat laatste weten we
allemaal, daarover ondervragen we u regelmatig.
Kunt u
wat meer toelichting geven betreffende deze resultaten?
Zult u initiatieven
nemen om de uitstroommogelijkheden te vergroten? Komen er bijkomende impulsen
om de doorstroming naar de vervolgzorg, zowel voor behandeling als voor
langverblijf, te faciliteren en zo de beschikbare behandelcapaciteit in de FPC’s
optimaal of minstens efficiënter te kunnen benutten?
Uit het inspectieverslag
blijkt dat eind 2022 bijna de helft van de beschikbare bedden werd ingenomen
door geïnterneerden voor wie het FPC een andere setting beter geschikt acht. Dat
heeft tot rechtstreeks gevolg dat deze capaciteit niet kan worden gebruikt voor
geïnterneerden die in de gevangenis verblijven. Zult u initiatieven nemen om
hier een oplossing aan te bieden?
Wat is de
planning voor de opening van nieuwe FPC's? Hebt u daar zicht op? Wanneer zal er
werk worden gemaakt van de bouw van een forensisch psychiatrisch centrum voor
langverblijf?
18.02 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Ik verwijs naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Meneer
de minister, in april en mei 2023 werd er door de Vlaamse Zorginspectie een
opvolginspectie uitgevoerd in de beide Forensische Psychiatrische Centra van
Vlaanderen (FPC Gent en FPC Antwerpen).
In het
inspectieverslag worden naast enkele positieve punten over de werking (het
behandelproces, patiëntenparticipatie, kwaliteitsbeleid…) ook een aantal, soms
zeer ernstige, problemen aangekaart.
Zo is
er sprake van personeelskrapte met gevolgen voor de kwaliteit van de zorg en de
arbeidsomstandigheden voor het personeel wat op zijn beurt weer zorgt voor een
groot personeelsverloop. Dit zijn factoren die elkaar beïnvloeden en zorgt voor
een vicieuze cirkel waar moeilijk uit te geraken is.
De
bestaffingsnorm die wordt voorzien in het KB ligt een stuk lager dan wat in
bepaalde afdelingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt vooropgesteld. Men kan
niet voldoen aan de norm van één verpleegkundige per shift per afdeling die
geldt voor afdelingen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Wanneer
er onvoldoende personeel aanwezig is, wordt een afschakelplan gehanteerd
waarbij patiënten langer dan voorzien worden ingesloten. Dit heeft grote
gevolgen voor de patiënten.
Mijn
vragen hierbij:
Wat is
uw reactie op de problemen die er in het inspectieverslag worden aangekaart.
Wat gaat u met de aanbevelingen doen?
De
bestaffingsnorm die in het KB wordt aangegeven voor de FPC's ligt veel lager
dan de norm voor psychiatrische ziekenhuizen. Hoe verklaart u die grote
discrepantie en bent u van plan die norm op te trekken?
Welke
stappen wil u ondernemen om het personeelstekort binnen de FPC's terug te
dringen? Hoe zal u een job binnen een FPC aantrekkelijker maken?
Bewakingsmedewerkers
hebben toegang tot camerabeelden van patiënten in afzondering. Zal u hier snel
een einde aan stellen?
De uitstroom
uit het FPC verloopt zeer moeizaam. Welke maatregelen zal u nemen om de
uitstroommogelijkheden te vergroten?
Vooral
in FPC Gent worden er aanslepende infrastructurele problemen gemeld. Worden de
nodige budgetten beschikbaar gemaakt om die te verhelpen?
Welke
lessen neemt u mee voor het nieuwe FPC's van Aalst, Waver en Paifve? Hoe ver
staat het met de planning hiervan?
18.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega’s, de verbeterpunten uit het inspectieverslag moeten ernstig worden aangepakt. Dat is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken, de staatssecretaris voor de Regie der Gebouwen en de minister van Justitie, overeenkomstig een samenwerkingsprotocol van april 2014. De teneur waarmee het inspectieverslag in de media aan bod kwam, zorgt ervoor dat de talrijke positieve elementen uit het rapport niet de aandacht kregen die ze verdienden. Het personeel van de FPC’s mag trots zijn op het werk dat wordt verricht. Het inspectieverslag prijst de manier waarop het behandelproces werd uitgebouwd, de aanpak van de patiëntenparticipatie, het beleid met betrekking tot de dwangmaatregelen en het personeels- en kwaliteitsbeleid.
Het is ook belangrijk te weten dat de inspectie verloopt op basis van de standaarden van een psychiatrisch ziekenhuis. Voor een forensisch psychiatrisch ziekenhuis is echter een specifiek referentiekader noodzakelijk. Dat werd ook zo in het verslag opgenomen. Bovendien is de uitbating van de FPC’s toegewezen via een aanbesteding en maakt die het voorwerp uit van een exploitatieovereenkomst, die niet zomaar mag en kan worden gewijzigd. Dat neemt niet weg dat we de aanbevelingen serieus nemen. Mijn bevoegde collega-ministers en ikzelf hebben veel respect voor de medewerkers in de FPC’s en we zullen ons inzetten opdat de aanbevelingen geen dode letter blijven. Zij zetten zich immers dagelijks in voor de kwetsbaarste groep in onze maatschappij.
Concreet maken de aanbevelingen uit elk rapport van de Zorginspectie het voorwerp uit van een grondige bespreking met de Zorginspectie en de uitbater. Op basis van dat gesprek worden zaken aangehouden, weggewerkt of bijgestuurd. De bijsturing wordt opgevolgd door het Opvolgingscomité, dat bestaat uit een delegatie van de administratie van de FOD Volksgezondheid, de FOD Justitie, het RIZIV en de Regie der Gebouwen.
Om de tweede en derde vraag van mevrouw Dillen en de vijfde vraag van de heer Van Hecke te beantwoorden, wil ik eerst een woordje uitleg geven over de uitstroom. De uitstroom uit een FPC naar een externe forensische of reguliere voorziening is mogelijk na een positieve beslissing van de bevoegde kamer ter bescherming van de maatschappij (KBM), wanneer een passend traject is uitgewerkt voor de geïnterneerde. Zo oordeelt de KBM over de geschikte verblijfssituatie en de omkadering van de geïnterneerden. Indien de KBM principieel akkoord gaat met het voorgestelde traject en er een plaats in een vervolgvoorziening wordt gevonden, moet de plaatsing door de KBM aangepast worden aan de nieuwe voorziening of in een invrijheidstelling op proef worden omgezet.
Het probleem van de uitstroom uit een FPC is geen nieuwe of evidente discussie. Het gaat onder andere immers gepaard met de wachtlijsten en opnamestops, waarmee ook mensen in de vrije samenleving worden geconfronteerd en met de weigering van opnames door zorginstellingen.
Zoals ik vorige week gezegd heb in de plenaire vergadering, werd 7 miljoen euro uitgetrokken om het probleem van de uitstroom aan te pakken. Door te investeren in die initiatieven moet de uitstroom verbeteren en worden er ongeveer 350 extra plaatsen gecreëerd om de druk te verlagen. In 2022 werd een projectoproep verspreid en er zijn inmiddels diverse projecten goedgekeurd, die tegen het najaar in uitvoering zullen zijn. Voor een gedetailleerd overzicht stel ik voor dat u een schriftelijke vraag richt aan mijn collega.
Er wordt ook geld vrijgemaakt voor onderzoek naar de stijging van het aantal geïnterneerden, wat onlosmakelijk gekoppeld is aan de doorstroom van de FPC’s. Op die manier willen we een objectief beeld schetsen van de problematiek, zodat het beleid erop kan worden afgestemd. Ook hier verwijs ik voor meer informatie naar mijn collega. De resultaten zullen worden gebruikt voor de nieuwe capaciteit van de drie FPC’s die eraan zitten te komen. Eens het FPC long stay in Aalst geopend is, zal ook de doorstroom van patiënten die langer in een FPC verblijven, een stuk vlotter kunnen verlopen.
Ik kom tot de tweede en derde vraag van collega Van Hecke. De reden dat de bestaffingsnorm voor een FPC lager ligt dan die voor een psychiatrisch ziekenhuis, ligt in de specifieke forensische context. Een FPC heeft namelijk een hogere bouwtechnisch passieve infrastructurele veiligheid te bieden, in tegenstelling tot andere zorgsettings, zoals medium security. Bij de medium security dekt de behandelnorm de kosten voor de dynamische veiligheid. Dat wil zeggen dat er door de aanwezigheid van communicatie en de relatie met zorgverstrekkers veiligheid wordt geboden, wat precies het aspect van medium security vormt, naast de beperkte infrastructurele veiligheid, gesloten afdelingen en omheiningen.
Net zoals in de medium security biedt niet elke afdeling in een FPC een hoge zorgomkadering, maar is er een differentiatie doorheen het circuit. De bestaffing verschilt immers op een observatieafdeling, een afdeling voor doorgedreven behandeling en een resocialisatie-unit, net zoals er een hogere zorgomkadering is voor een ziekenhuisbed in medium security, in vergelijking met een forensisch-psychiatrisch verzorgingstehuisbed voor meer gestabiliseerde patiënten.
Zoals mijn collega vorige week aangaf in de plenaire vergadering, is er een ontwerp van koninklijk besluit in de maak om de bestaffingsnorm te verhogen, zodat een aantal crisisdiensten kunnen worden versterkt naar rato van 1 VTE per 30 bedden. Dat betekent in totaal 21 voltijds equivalenten voor de FPC’s: 9 voor Gent, 6 voor Antwerpen en 6 voor Les Maronniers.
Er is voorzien in een budget van 1,6 miljoen. De collega wacht nog op het advies van de Inspectie van Financiën.
Het inspectieverslag vraagt niet zozeer om een einde te stellen aan de toegang tot de beelden voor de bewakingsmedewerkers. Er wordt veeleer geadviseerd om het toezicht van de medewerker te verduidelijken in het huishoudelijk reglement. Het opvolgingscomité volgt dit op.
Binnen het opvolgingscomité worden de infrastructurele problemen opgevolgd. Bij het FPC Gent zijn die inderdaad pertinent. De samenwerking met de externe firma verloopt daar zeer moeilijk. Ondertussen is er al een bemiddeling doorgevoerd met een externe bemiddelaar, op basis waarvan specifieke afspraken werden gemaakt tussen Justitie, de Regie der Gebouwen en de firma.
De lessen werden opgenomen in het nieuwe behoefteprogramma voor de FPC’s. Een oplijsting van lessons learned zou ons te ver leiden, maar ik geef een aantal voorbeelden. Het opsplitsen van exploitatie en onderhoud is geen goede zaak. Huishoudkeukens op de afdeling mogen niet te klein zijn en moeten bestand zijn tegen intensief gebruik en vandalisme. Verder is er nood aan klimaatbeheersing en voldoende parkeerplaatsen.
Wat betreft de bouw en exploitatie van FPC’s werd er, zoals u weet, voor de concurrentiedialoog gekozen. De dialoogfase wordt momenteel voorbereid. De eerste fase is de selectiefase van de kandidaten, waarna er kan worden overgegaan tot de opstart van de dialoog en de opmaak van de bestekdocumenten. Om het tempo van de realisatie van FPC’s hoog te houden, hebben zowel mijn medewerkers als ikzelf regelmatig overleg met de medewerkers van de staatssecretaris en laat ik geen mogelijkheid onbenut om de overbevolking en de toestand in de gevangenis en van de geïnterneerden regelmatig aan te kaarten in de regering en binnen het kernkabinet. De opening van de FPC’s Paifve en Wavre is voorzien voor 2028 en die van de longstay in Aalst voor 2028-2029.
18.04 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, dank u voor uw zeer uitvoerig antwoord. U hebt gelijk als u zegt dat het rapport niet alleen negatief is. Dat klopt, ik heb het volledig doorgenomen. Er zijn inderdaad vele positieve beoordelingen. Het is hoopgevend dat hoofdzakelijk de werknemers er bijzonder goed uitkomen. Ook ik heb bijzonder veel respect voor het personeel dat daar in niet altijd gemakkelijke omstandigheden werkzaam is.
In het kader van de vraag heb ik me beperkt tot de uitstroomproblematiek, wat uiteraard niets te maken heeft met het personeel en met de positieve punten uit het rapport.
De discussie over de uitstroomproblematiek is inderdaad niet nieuw en de wachtlijsten zijn lang. Ik ben dan ook blij te horen dat er middelen worden vrijgemaakt. Dat is positief. Ik hoop dat dit op zeer korte termijn gerealiseerd kan worden.
Ik ben ook blij te vernemen dat u samen met uw collega’s de nodige inspanningen zult doen om de toch wel talrijke aanbevelingen – die niet alleen uw verantwoordelijkheid zijn voor alle duidelijkheid – ernstig te nemen en om te trachten daar een oplossing voor te bieden.
18.05 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik wil benadrukken dat het rapport inderdaad aangeeft dat er heel veel positieve elementen zijn. Ik heb die trouwens ook vermeld in mijn vraag. Het is belangrijk dat wij dat blijven herhalen, het is een goede zaak dat die FPC’s er zijn, maar er zijn enkele problemen waarvoor oplossingen moeten worden gezocht.
Het is goed nieuws dat de bestaffingsnorm verhoogd zal worden. U zei in het antwoord dat men een exploitatieovereenkomst niet zomaar kan aanpassen. Dat begrijp ik. Er zal dus een beslissing komen om de bestaffingsnorm te verhogen. Het is logisch dat bij de exploitatie van de toekomstige FPC’s dan ook meteen de ideale bestaffingsnorm wordt opgenomen. Er was van in het begin wel wat kritiek op die te lage bestaffingsnorm.
Dat geldt ook voor de infrastructuurproblemen. Die slepen al aan sinds de eerste weken en maanden na de opening van het FPC te Gent. De structuur met eigenaar, exploitatie en onderhoud heeft daar ook mee te maken. Ik hoop dat ook daaruit voldoende lessen zullen worden getrokken. Misschien moeten wij in de toekomst even nadenken voor wij opnieuw met DBFM-constructies werken. U weet dat wij daar geen grote pleitbezorger van zijn.
Mijnheer de minister, de doelstelling moet uiteindelijk zijn dat de geïnterneerden goede zorg en goede begeleiding krijgen en dat de uitstroom georganiseerd kan worden. Als dat vlot loopt, kunnen wij er ook voor zorgen dat heel wat geïnterneerden die nu in de gevangenis zitten sneller kunnen doorstromen naar de FPC’s. Dat moet uiteindelijk het doel zijn. U kunt daarvoor op onze steun blijven rekenen.
L'incident est
clos.
Het incident is
gesloten.
19.01 Sophie
Rohonyi (DéFI): Monsieur
le Ministre, le 19 avril dernier, le procureur du Roi de Bruxelles a émis
une nouvelle circulaire numérotée EP07, en remplacement de la circulaire du 27 mars 2023,
dans laquelle il acte l’extension de la liste des infractions qui feront
systématiquement l’objet d’un procès-verbal simplifié (PVS).
La
circulaire indique que cette mesure s’inscrit notamment “dans le cadre de la
maîtrise de la charge de travail au sein du parquet de Bruxelles”, en d’autres
termes, en raison d’une faute de moyens.
Et je me
dois de faire le relais du terrain pour lequel cette circulaire organise une
forme d’impunité pour les auteurs d’infraction en tout genre. En pratique, ces
PVS ne font en effet l'objet d’aucune enquête, et ne sont quasiment jamais
transmis au Parquet.
Certaines
infractions au préjudice sociétal important ne feront plus non plus l’objet
d’une enquête policière d’office. C’est le cas par exemple de certaines
escroqueries, d’abus de confiance, de fraude ou encore de coups et blessures.
Ces PVS sont pourtant censés n’être rédigés que pour des infractions dont la
gravité est faible.
Il en
ressort une frustration et un profond découragement dans le chef de nos
services de police, d’autant plus que la circulaire précise noir sur blanc que
cette mesure trouve son origine dans un manque de moyens, comme si ce dernier
était une fatalité.
En
conséquence, Monsieur le Ministre:
La liste
d’infractions pouvant faire l’objet d’un PVS va-t-elle encore s’allonger?
Quelles garanties pouvez-vous nous donner que ce ne sera pas le cas? Le Parquet
est-il le seul à même de déterminer, sans limite, quelles infractions peuvent
faire l’objet d’une telle procédure ou non? Quelles sont les balises légales
effectives pour éviter que des infractions de plus en plus graves ne tombent
sous le coup de ces PVS?
Reconnaissez-vous
que peu de PVS font l’objet d’une enquête? Si oui, comment l’expliquez-vous? Si
non, pouvez-vous me communiquer les chiffres du nombre de PVS rédigés ainsi que
du nombre de PVS qui font effectivement l’objet d’une enquête?
Encore
une fois, le manque de moyens est pointé du doigt au Parquet de Bruxelles.
Pouvez-vous faire un état des lieux de la situation financière et en termes de
ressources humaines actuelles? Quelles mesures entendez-vous prendre pour
alléger davantage la charge de travail?
Enfin,
que répondez-vous à nos services de police quant à leur frustration et leur
découragement face à l’adoption de telles mesures? Quelles initiatives
pouvez-vous prendre pour leur montrer que leur travail n’est pas vain?
19.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame Rohonyi, la COL 8/2005 et ses révisions ultérieures au cours des dix dernières années définissent la base juridique et les principes généraux applicables au procès-verbal simplifié (PVS). Il s'agit d'un élément de la politique d'afflux qui vise à rationaliser et à optimaliser le travail de la police et du ministère public.
La COL est basée sur le principe selon lequel tous les faits dont la police a connaissance doivent être traités et enregistrées de la manière la plus efficace possible. Cela ne signifie pas que le parquet empêche simplement ses services de recevoir certaines catégories de PV, mais bien que le parquet, en collaboration avec la police, oriente les informations dont le traitement au niveau du parquet n'est pas souhaitable, mais qui devraient être traitées de manière appropriée en dehors du parquet. Cela garantit que les affaires principalement poursuivables sont envoyées au parquet, ce qui permet à celui-ci d'atteindre des taux de suivi plus élevés.
On entend par "procès-verbal simplifié" l'enregistrement sur support informatique des principaux éléments matériels des infractions qui sont relativement mineures. En outre, il est procédé à des actes d'information utiles et à un sommaire en vue d'une éventuelle exploitation ultérieure. Les signalements nécessaires sont également établis dans la Banque de données nationale générale. Le procureur du Roi reçoit une liste de tous les PVS établis et peut toujours demander de rédiger un PV ordinaire. De même, l'officier de police compétent peut toujours suggérer au procureur du Roi de cesser d'appliquer la procédure simplifiée et de dresser un PV ordinaire.
Sont exclues de l'application du PVS les infractions dont les suspects sont des mineurs, les infractions de violences familiales, les infractions exclues par la législation ou les directives particulières de la politique pénale. La circulaire contient une liste exhaustive des infractions pouvant faire l'objet d'un PVS, à l'annexe 3. Toutefois, la circulaire prévoit également qu'en fonction de la spécificité de la politique locale, le procureur du Roi peut, à titre exceptionnel, fixer, outre la liste d'infractions jointe en annexe 3, d'autres infractions qui, en ce qui concerne son arrondissement, devront faire l'objet d'un PVS. Inversement les procureurs du Roi peuvent décider à titre exceptionnel que pour les catégories d'infractions comprises dans la liste jointe en annexe 3, il sera dressé non pas un procès-verbal simplifié mais un procès-verbal complet. Dans les deux cas, l'accord préalable du procureur général territorialement compétent est nécessaire.
Il convient donc de nuancer le point de vue exprimé dans la question parlementaire. La liste est établie en concertation avec la police et l'administration. L'expérience montre que cela ne frustre pas la police. En effet, la police préfère elle aussi utiliser ses capacités et ses ressources au profit d'enquêtes qui aboutissent effectivement à des poursuites ou à un traitement alternatif.
Je vous invite à me poser votre deuxième question par écrit. Quant à votre troisième question, je vous renvoie à mes précédentes réponses à propos du parquet de Bruxelles, qui sont détaillées. J'y évoquais les efforts à entreprendre pour le renforcer. En plus de sept sièges actuellement vacants, sept autres ont également été déclarés comme tels pour le parquet de Bruxelles le 14 juillet.
Enfin, ni mon cabinet ni moi-même n'avons reçu un tel signalement de frustration. Il va de soi que, si les services de police bruxellois souhaitent discuter du contenu de cette circulaire, il leur est loisible de le faire au sein des organes de concertation prévus par la loi, à savoir le conseil zonal de sécurité ou encore, au niveau de l'arrondissement, la concertation de recherche. De plus, je reste évidemment à leur écoute. Nous sommes régulièrement en contact, y compris par le biais de la Commission permanente de la police locale (CPPL).
19.03 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse et de votre disponibilité auprès des services de police concernés. Je suis certaine qu'ils seront fort intéressés de vous rencontrer à ce sujet. De même, je vous remercie des nuances et des éclaircissements que vous avez apportés à votre réponse.
Il me semble important de rappeler que ces procès-verbaux simplifiés permettent d'orienter les affaires et d'assurer un taux de suivi plus élevé. C'est, en tout cas, ce que vous nous dites. Il n'empêche que cette circulaire reste propre à Bruxelles. Puisque vous indiquez que le parquet a ainsi pu ajouter d'autres types d'infractions à la liste exhaustive qui vaut pour tous les parquets, il en découle finalement une égalité de traitement des infractions en fonction de l'arrondissement judiciaire. Par conséquent, ce n'est pas toujours audible et compréhensible pour les justiciables concernés. Tel que cela a été exposé dans la presse, une telle situation envoie un message d'impunité aux auteurs de ces actes et aux victimes. C'est pourquoi de tels éclaircissements étaient plus que nécessaires.
Certes, le parquet dispose d'une liberté de poursuivre. Toutefois, il a justifié cette circulaire non par une volonté de poursuivre davantage certaines infractions, mais en invoquant des contraintes budgétaires et un manque de moyens. Là aussi, il me semble que cette raison est tout simplement inaudible.
J'ose donc espérer qu'à côté des concertations que vous pourrez avoir avec les services de police, il sera veillé à une égalité de traitement entre les arrondissements judiciaires mais aussi à une augmentation des moyens dévolus à l'ensemble des parquets, en particulier celui de Bruxelles qui souffre encore d'un manque de moyens humains assez préoccupant.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
20.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, op 9 juni heeft de Raad van de Europese Unie een richtlijn aangenomen over zogenaamde SLAPP-zaken, Strategic Lawsuit Against Public Participation.
SLAPP’s zijn rechtszaken die worden aangespannen om kritische stemmen te intimideren en tot zwijgen te brengen. De nieuwe richtlijn is een stap terug ten opzichte van de initiële tekst in de strijd tegen ongegronde en onrechtmatige gerechtelijke procedures tegen journalisten, media, academici, en andere kritische deelnemers aan het maatschappelijke debat.
De Belgische anti-SLAPP-werkgroep schreef een open brief omdat een aantal bepalingen uit de oorspronkelijke tekst aanzienlijk afgezwakt werden. Het oorspronkelijke doel van de richtlijn, namelijk het beschermen van journalisten, mensenrechtenverdedigers, academici, en van het recht op informatie, lijkt niet meer gegarandeerd volgens de werkgroep.
Vandaar mijn volgende concrete vragen.
Ten eerste, welk standpunt heeft ons land ingenomen in de Raad van de Europese Unie inzake dit voorstel van richtlijn?
Ten tweede, hoe bekijkt u de analyse van de Belgische anti-SLAPP-werkgroep, en wat is uw reactie op de punten van kritiek die de werkgroep aanhaalt in zijn open brief?
Ten derde, wat werd er in ons land al gerealiseerd om uitvoering te geven aan de aanbevelingen die de Europese Commissie deed op 27 april 2022?
Ten vierde en tot slot, wat wordt er nog gepland om dit jaar uitvoering te geven aan deze richtlijn?
20.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer Van Hecke, ons land heeft van meet af aan zijn steun betuigd voor het voorstel van richtlijn tegen SLAPP. Ik heb dit zelf woordelijk gedaan tijdens een aantal bijeenkomsten en informele raden. Wij hebben ons er heel duidelijk tegen afgezet.
België heeft de uitwerking van de verschillende ontradende maatregelen tegenover onrechtmatige eisers gesteund, evenals de beschermingsmaatregelen voor slachtoffers. België heeft verder het belang benadrukt van evenwichtige instrumenten die beide fundamentele rechten beschermen, namelijk de vrijheid van meningsuiting en het recht op effectieve toegang tot de rechter.
Ik heb ter zake trouwens de zoon van de vermoorde journalist uit Malta ontmoet. Ik heb hem onze steun betuigd.
U moet weten dat de richtlijn nog niet definitief aangenomen is. Vermits de wetgevende onderhandelingen op Europees niveau nog steeds lopen, kan de tekst van het voorstel nog altijd veranderen. Ook moet worden benadrukt dat de algemene benadering in de Raad de vrucht is van een compromis tussen de lidstaten, waarbij het voorzitterschap de uiteenlopende standpunten tracht te verzoenen.
Wat de bekommernissen van de anti-SLAPP-werkgroep betreft, werd er op de volgende manieren tegemoet gekomen. Ik excuseer mij voor de techniciteit en de uitgebreidheid van het antwoord, maar dit toont het belang aan dat ik aan het thema hecht.
Ik zal het eerst hebben over de schrapping van de definitie van de grensoverschrijdende gevolgen. Een dergelijke schrapping betekent eenvoudigweg dat de rechter bij wie een zaak aanhangig is gemaakt, geval per geval zal moeten nagaan of de zaak een grensoverschrijdend aspect omvat. De rechter beslist hierover dus autonoom, zonder dat hij gebonden is aan een definitie, temeer indien die beperkend geformuleerd is. Hierbij moet ook worden opgemerkt dat het zeer gebruikelijk is dat Europese instrumenten geen definitie van grensoverschrijdende gevolgen omvatten.
Ik zal het nu hebben over het restrictievere karakter van het begrip ‘kennelijk ongegrond’. Dit artikel beoogt de waarborging van het evenwicht tussen de vrijheid van meningsuiting en het recht op effectieve toegang tot de rechter. Zelfs indien de tekst gewijzigd werd ten opzichte van de initiële versie, blijft het mechanisme van vroegtijdige seponering zeer belangrijk om in een kort tijdsbestek de kennelijk ongegronde zaken meteen te kunnen afblokken. Het komt dus tegemoet aan de doelstelling van de richtlijn, met name de bescherming tegen onrechtmatige rechtszaken.
Ten slotte zal ik het hebben over de schrapping van artikel 15. Het voorstel van richtlijn is gegrond op artikel 81 van het verdrag dat betrekking heeft op de justitiële samenwerking voor burgerlijke zaken. In dat verband zijn er vragen gerezen inzake de bevoegdheid van de Unie met betrekking tot de oplegging van een schadevergoedingsmechanisme. Dat valt immers onder het materiële recht van de lidstaten. Dit belet de lidstaten evenwel niet om in hun eigen nationaal recht een dergelijk mechanisme in te voeren, zoals reeds het geval is in ons land op basis van artikel 780bis van het Gerechtelijk Wetboek.
Ik ga vervolgens in op uw derde en vierde vraag. Wat de SLAPP-aanbeveling van de Europese Commissie van 27 april 2022 betreft, werd ondertussen het FIRM aangesteld als uniek aanspreekpunt. Tevens werden contacten gelegd met het oog op de gegevensverzameling. Verder zullen de betrokken belanghebbenden gesensibiliseerd worden over de andere aanbevelingen die in deze aanbeveling worden opgenomen.
De onderhandelingen over de richtlijn zijn nog niet afgerond. Dat betekent dat de tekst nog kan wijzigen naar aanleiding van de bespreking met het Europees Parlement. Pas wanneer de richtlijn definitief is goedgekeurd kunnen en zullen we de nodige omzettingsmaatregelen nemen.
20.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Bedankt voor uw uitgebreide antwoord, om te benadrukken dat u volledig achter deze initiatieven staat en dat ons land een zo sterk mogelijke tekst nastreeft. Dat is immers bijzonder belangrijk.
Ik dank u ook om te antwoorden op de opmerkingen die door de werkgroep zijn geformuleerd. Ik kan enkel hopen, samen met de mensen die daaraan keihard werken in dit land, dat we een zo sterk mogelijke tekst zullen krijgen op Europees niveau. Wij volgen het zeker verder op.
L'incident est
clos.
Het incident
is gesloten.
21.01 Sophie
Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, notre
pays reste à la traîne en matière de lutte contre la consommation et, par voie
de conséquence, le trafic de stupéfiants.
La
répression reste la priorité au détriment de la prise en charge des
consommateurs.
Je me
satisfais donc de vous entendre reconnaître depuis quelques mois que la
consommation de drogues est d’abord un problème de santé publique, et non de
sécurité.
Vous
parvenez toutefois à affirmer dans le même temps que les consommateurs restent
entièrement responsables de leur situation.
Or, un
toxicomane reste un patient qui a besoin d’une prise en charge et de soins.
Dire le
contraire est stigmatisant et erroné. C’est la société et l’État qui sont
responsables de la prévention, de la réduction des risques ou encore des
programmes de sevrage. Une trajectoire médicale accessible et efficace doit
donc devenir la priorité de votre gouvernement.
Vous en
avez déjà posé les premiers jalons avec votre projet de justice plus rapide,
ferme et humaine n°3 qui balise en partie cette procédure. Reste maintenant à
assurer une coordination adaptée avec les entités fédérées et le développement
de chambres réparatrices dans l’ensemble de nos cours et tribunaux.
En
conséquence, monsieur le ministre:
Vous avez
évoqué dans votre dernière NPG que vous comptiez mener des discussions
préliminaires avec les tribunaux pour qu’ils mettent en place des chambres
réparatrices. Avec quels tribunaux avez-vous engagé des discussions? Quels sont
ceux a priori intéressés et/ou qui ont déjà déclaré vouloir développer de
telles chambres? Pouvez-vous faire un état des lieux de ce développement, y
compris en termes de délais? Sachant qu’il y a urgence vu la surpopulation
carcérale et le nombre de détenus condamnés pour infractions à la loi de 1921,
entendez-vous accélérer la cadence pour que chaque prévenu présentant un
problème de toxicomanie puisse bénéficier de ces facilités?
Les
maisons de justice et le Collège des procureurs généraux ont communiqué leurs
craintes concernant le manque de moyens. Vous êtes-vous concerté avec les
entités fédérées à ce sujet? Une coordination est-elle ou va-t-elle être mise
en place? Comment entendez-vous éviter les disparités entre entités fédérées
pour ce qui est du suivi de ces trajets restauratifs?
21.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame Rohonyi, je vous remercie pour votre question. Permettez-moi toutefois de corriger la formulation de celle-ci. Nous ne parlons pas de chambres réparatrices mais de trajets restauratifs.
En effet, le cadre juridique est prévu dans le projet de loi qui est en cours de discussion. Pour renforcer les tribunaux de première instance, 4,6 millions d'euros provenant du budget pour le renforcement de la justice ont été prévus pour nommer 24 magistrats supplémentaires, recruter 24 greffiers et 24 assistants auprès des tribunaux de première instance et pour, entre autres, étendre le principe des trajets restauratifs à l'ensemble du pays.
Comme vous le savez, nous fournissons un cadre juridique et nous avons également fourni des fonds du budget de la provision interdépartementale. Je constate que des tribunaux prennent leurs responsabilités à cet égard. Au début de la législature, des trajets restauratifs étaient en cours dans les tribunaux de Gand, de Bruges, d'Anvers, de Malines et de Charleroi. Depuis le début de la législature, les tribunaux de Turnhout, Hasselt, Tongres, Courtrai, Furnes, Ypres ont également mis en place des trajets restauratifs. Cela fait 11 au total. En outre, 11 autres tribunaux prévoient de créer des trajets restauratifs au cours de la présente législature: Louvain, Mons, Tournai, Namur, Dinant, Nivelles, Arlon, Marche-en-Famenne et Neufchâteau, Audenarde et Termonde, ce qui portera ce nombre à 22. Dans les autres juridictions, notamment dans les tribunaux correctionnels néerlandophones, francophones, de Bruxelles et ceux de Liège, de Verviers, de Huy et d'Eupen, des capacités supplémentaires doivent d'abord être créées dans les bureaux des magistrats et les palais de justice pour mettre en place des chambres des trajets restauratifs.
Ce que j'ai répondu précédemment montre déjà qu'en pratique, les tribunaux ont les moyens de travailler avec des trajets restauratifs. Le projet de loi exige que tous les tribunaux aient conclu les accords nécessaires avec leurs partenaires de la chaîne pénale pour travailler avec des programmes de justice réparatrice d'ici le 1er janvier 2028. Au vu de ce que je viens de développer, il semble que cette date sera facilement respectée.
Aucune consultation spécifique n'est prévue pour le nouveau fonctionnement des trajets restauratifs. Bien entendu, cette question sera discutée lors des moments de consultation réguliers qui existent déjà avec les Communautés, tels que la Conférence interministérielle Maisons de justice et les réunions avec les entités fédérées et le Collège des procureurs généraux.
21.03 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse plutôt encourageante. Il est vrai qu’un cadre juridique est aujourd’hui en cours de réalisation pour déployer, à plus grande échelle et sur tout le pays, ces chambres de trajets restauratifs, comme vous l’avez très justement dit. J’ose espérer que les moyens suivront pour les rendre opérationnelles, en particulier pour la province de Liège.
Lorsque des structures fonctionnent - par exemple les centres de prise en charge des violences sexuelles (CPVS) - il est important de veiller à l'égalité de traitement entre les justiciables et à ce qu'ils puissent bénéficier de ces chambres indépendamment de la Région dans laquelle ils se trouvent. Pour cela, les maisons de justice auront également besoin de davantage de moyens. J’espère donc que la concertation que vous leur avez promise se fera bien dans les temps.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
22.01 Marijke Dillen (VB):
“Elke onopgehelderde zaak is er één te
veel", stelde u in 2022. Volledig terecht. Het is dan ook belangrijk om
inspanningen te leveren om in onopgeloste zaken te blijven zoeken naar een
doorbraak. Mevrouw Karolien Van Dijck, forensisch adviseur bij het NICC en
verbindingsadviseur bij het Antwerps Parket, heeft recent een zeer gemotiveerd
pleidooi gehouden om in dit land cold cases eindelijk echt gestructureerd aan
te pakken en dit naar het voorbeeld van Engeland. Daar werden er 486 dossiers
van zware zedenfeiten door zo'n gespecialiseerd coldcaseteam opnieuw onder de
loep genomen met spectaculaire resultaten, meer bepaald 340 doorbraken. Maar
ook in Nederland dat zulk team kent en in Frankrijk waar drie nationale
onderzoeksrechters speciaal zijn opgeleid in deze materie, wordt hier
uitgebreid aandacht aan besteed. In ons land blijkt het allemaal
nattevingerwerk om een cold case alsnog proberen op te lossen.
“Het
is hoog tijd dat we ook hier een professioneel coldcaseteam oprichten. Maak een
lijst van alle dossiers, laat speurders, forensische wetenschappers én
magistraten samenwerken. Het zal vruchten afwerpen", “met de huidige
technieken kan je als wetenschapper veel gerichter zoeken", en “slachtoffers
na al die jaren van wanhoop alsnog gerechtigheid te kunnen bieden, is zo
belangrijk", stelt mevrouw Van Dijck terecht. Een team van drie
specialisten, een bevoegde magistraat, een ervaren speurder die tot alle
archieven toegang heeft en een allround forensisch adviseur, zou al volstaan.
Wat is
het standpunt van de minister? Is de minister – uw uitspraak van 2022 indachtig
– bereid om een budget vrij te maken voor de oprichting van een coldcaseteam?
22.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Eind juni heeft mijn kabinet met de beide dames samengezeten. Ze specialiseren zich samen in de aanpak van zogenaamde cold cases. Ze hebben ook het project aan mijn kabinet voorgesteld. Dat hadden ze ook al intern aan hun diensten gedaan.
Ik kan het engagement alleen maar toejuichen. Er zijn talloze cold cases, die we niet mogen vergeten in het belang van de nabestaanden, de familie, de vermiste of de overleden slachtoffers. We mogen zeker niet de kans laten liggen om met de toepassing van nieuwe technieken of technologieën toch nog een doorbraak te forceren. Ik had in het verleden ook al contact met dezelfde mensen, onder meer in het kader van de uitwerking van het project-code 37 over de moderne forensische aanpak van verkrachtingszaken om te vermijden dat dergelijke dossiers bij een gebrek aan bewijs moeten worden geseponeerd.
Om alles op alles te zetten om de cold cases alsnog op te helderen, stellen zij de oprichting voor van een dedicated team van speurders, magistraten en experts. Ik zal de oprichting van zo’n team verder bekijken en bespreken met het College van procureurs-generaal en de FGP om te zien hoe we op een slimme en efficiënte manier daarmee kunnen omgaan.
Voorts stellen zij uitgebreide mogelijkheden tot DNA-onderzoek en aangepaste verjaringsregels voor. Daar hebben we ook al werk van gemaakt met de aanpassing van de DNA-wetgeving. Deze technologie maakt vandaag meer mogelijk dan twintig jaar geleden. U weet dat een voorontwerp van wet is goedgekeurd om dat DNA-onderzoek uit te breiden. We wachten ter zake al even op het onderzoek van de Raad van State.
We werken ook aan een voorontwerp van wet, dat al in de ministerraad werd goedgekeurd, om de verjaringsregels aan te passen waardoor een beperkt aantal zeer ernstige zaken niet meer zal kunnen verjaren, opdat een eventuele doorbraak in een cold case niet zonder gevolg zou moeten blijven omdat het onderzoek reeds is verjaard.
Dit zijn al twee concrete zaken die tegemoetkomen aan de verzuchtingen van deze vakmensen, mevrouw Dillen. Ik volg dit verder op.
22.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. U gaat samen met het College van procureurs-generaal en de FGP bekijken hoe dit in de praktijk concreet kan worden gerealiseerd. Hebt u al zicht op de timing daarvan? Ik denk dat het belangrijk is om hiervan werk te maken. Slachtoffers na al die jaren van wanhoop nog gerechtigheid kunnen bieden, is heel belangrijk.
U hebt vorig jaar ook gezegd dat elke onopgehelderde zaak er een te veel is. Het is dus heel belangrijk om hieraan aandacht te besteden. Er zijn voorbeelden in het buitenland, in Engeland, Nederland en Frankrijk, waar coldcaseteams positieve resultaten hebben geboekt. Ik hoop dat ook in ons land zo snel mogelijk een coldcaseteam kan worden opgericht.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
23.01 Marijke Dillen (VB):
In het verslag “Nieuwe gevangenissen via
publiek-private samenwerking. Naar een betere beheersing van de
DBFM-contracten" van juni 2023 heeft het Rekenhof een overzicht gegeven
van de opvolging van de aanbevelingen uit de audit van 2018, die betrekking hadden
op diverse thema's, zoals delen van verantwoordelijkheden en coördinatie, human
resources, kennisvergaring en kennisdeling, voorafgaande evaluatie van een pps,
performantiedoelstellingen, beheerinstrumenten, beheer van wijzigingen,
zelfcontroles, registratie van niet-conformiteiten, inspecties, berekening van
de vergoeding en evaluatie van de kosten en van de kwaliteit. Telkens werd de
stand van zaken aangegeven alsmede de mate waarin de aanbevelingen van 2018
werden nageleefd (zie Rapport, blz. 143 t/m 148). Het valt op dat de meeste
aanbevelingen van 2018 die gericht waren aan de FOD Justitie niet of nauwelijks
werden opgevolgd. Uit het rapport van het Rekenhof blijkt niet of niet
duidelijk wat hiervan de oorzaken zijn.
Kan de
minister meer toelichting geven waarom de verschillende aan de FOD Justitie
gerichte aanbevelingen niet of nauwelijks werden uitgevoerd?
Plant
de minister nog initiatieven om hier vooralsnog een positief gevolg aan te
geven? Zo ja, graag een gedetailleerde toelichting.
Bij de
meeste aanbevelingen die gericht zijn aan de FOD Justitie is ook de Regie der
Gebouwen mee verantwoordelijk voor de uitvoering. Heeft er ter zake overleg
plaatsgevonden met de staatssecretaris bevoegd voor de Regie der Gebouwen?
23.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw Dillen, ik schets eerst een aantal algemene zaken. Het is belangrijk om de evolutie van de afgelopen 15 jaar te zien. Bij de opstart van het eerste masterplan in 2008 was er een grote maatschappelijke en politieke druk om iets te doen aan de mensonwaardige omstandigheden in heel wat verouderde gevangenissen. Het plan had en heeft tot doel dat aan te pakken. Bij de opmaak werd om verschillende redenen gekozen voor een pps-formule, met name een Design, Build, Finance and Maintain of DBFM.
Ik wil benadrukken dat de noodzakelijkheid en de dringendheid anno 2023 nog steeds zeer groot zijn en dat het voor de FOD Justitie enorm belangrijk is om de verdere projecten van het masterplan te kunnen realiseren. Het is belangrijk om zich, naast de juridische, financiële en procedurele aspecten, bewust te zijn van de moeilijke omstandigheden voor de gedetineerden en het personeel in het gevangeniswezen.
De realisatie van nieuwe gevangenissen via een DBFM-procedure was in 2008 een nieuwe manier van werken. Doorheen de jaren en de verschillende projecten werd echter heel wat expertise opgedaan door de beide equipes en werden steeds lessen getrokken voor de voorbereiding van volgende projecten. De evolutie is duidelijk zichtbaar en dat blijkt ook uit het rapport van het Rekenhof.
Er is nog niet aan alle aanbevelingen van 2018 voldaan. Dat is vooral te wijten aan de aangehaalde personeels- en aanwervingsproblemen. Het is zeer moeilijk om die specifieke profielen aan te trekken, maar dat neemt niet weg dat er ondertussen voldoende actie werd ondernomen. Zo werd binnen de FOD Justitie begin dit jaar een nieuwe dienst PPP opgericht. Die dienst staat vanaf nu specifiek in voor de opvolging van de DBFM-projecten en de contractnaleving. Dat is een belangrijke stap die werd gezet. Er werd al werk gemaakt van een nieuwe procedure die moet worden gevolgd om wijzigingen van de contracten door te voeren.
Dat alles verloopt in nauwe samenwerking met de Regie der Gebouwen. Vanaf de start in 2008 tot op heden is er continu overleg tussen het gevangeniswezen en de cel nieuwe gevangenissen van de Regie der Gebouwen. Zij zitten ondertussen ook in hetzelfde gebouw, wat de samenwerking alleen maar heeft bevorderd. Er is ook een tweewekelijks overleg waarin alle DBFM-projecten worden besproken door beide administraties en beleidscellen. Samen vormen ze ondertussen een team dat over heel wat expertise beschikt.
23.03 Marijke Dillen (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Het rapport van het Rekenhof over de opvolging van de aanbevelingen van de audit van 2018 heb ik inderdaad goed gelezen. Het Rekenhof maakt het ons eigenlijk heel gemakkelijk, want in de aanbevelingen duidt het met groene, rode en oranje bolletjes aan wat wel, niet of gedeeltelijk werd gerealiseerd. Voor Justitie, en overigens ook voor de Regie der Gebouwen, vallen de vele oranje en rode bolletjes op.
Uit de erg summiere uitleg die u aan het Rekenhof hebt gegeven, bleek niet heel duidelijk welke de oorzaken zijn. Vandaag wijst u bijvoorbeeld op de personeelsproblematiek, op de tekorten in het personeelsbestand. Die tekorten zijn ons wel bekend, maar ze zijn toch niet de enige oorzaak van het niet of nauwelijks opvolgen van de aanbevelingen. Ik hoop dan ook dat in de komende tijd de zaken die niet gerealiseerd zijn, maar die belangrijk zijn voor die publiek-private samenwerking in het kader van de bouw en realisatie van gevangenissen, wel onder de loep zullen worden genomen en wel zullen worden uitgevoerd.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
24.01 Patrick
Prévot (PS): Monsieur
le Ministre, le 11 juillet, l'association I.Care a publié un rapport
intitulé "Parle avec elles" qui met en lumière les inégalités en
matière de soins de santé pour les femmes incarcérées dans notre pays et montre
combien la violence de genre s'exerce également derrière les barreaux.
Nous
sommes évidemment tous d'accord sur le principe que la privation même partielle
ou temporaire aux soins de santés ne fait pas partie d'une peine
d'emprisonnement.
Avec
votre collègue en charge de la Lutte contre la pauvreté, la ministre Lalieux,
vous avez agi pour un accès libre et gratuit aux protections hygiéniques, cette
initiative doit être saluée. Mais d'autres problèmes sont rencontrés: on peut
citer un manque d'accès aux médicaments, voire un arrêt brutal des moyens
contraceptifs qui peut provoquer des dérèglements hormonaux; un refus
d'opérations spécifiquement féminines comme la ligature des trompes ou une
absence de suivi psychologique alors que nombre des femmes incarcérées ont été
victimes de violences domestiques.
En outre,
la place des personnes transgenres ou plus largement des LGBTQIA+ dans un
modèle pénitentiaire binaire (hommes/femmes) pose également question.
Monsieur
le Ministre, quelles suites comptez-vous réserver à la publication de ce
rapport? De quelles manières pourriez-vous prendre en considération ces
inégalités d'accès aux soins?
Comment
la place des personnes transgenres est-elle actuellement abordée et traitée?
Dans des cas précis qui pourraient être rencontrés, par exemple un homme
incarcéré alors qu'il est en pleine opération de changement de sexe, une
réponse adaptée est-elle prévue? Des évolutions sont-elles envisagées?
Lesquelles? A qui appartient le pouvoir de décision? La direction de la prison ou
le SPF Justice? Comment respecter dans ce cadre, une égalité de traitement?
Je vous remercie pour vos réponses.
24.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Cher collègue, j'ai pris connaissance du rapport très récemment publié du projet mené par l'ASBL I.Care, en collaboration avec l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes, qui s'inscrit dans le cadre de la recherche scientifique menée dans les prisons durant ces dernières années, sur la situation spécifique des femmes en détention. Ce rapport se termine par deux pages de recommandations à destination des Communautés et des Régions, et du pouvoir fédéral. J'ai demandé à mon administration d'examiner dans quelle mesure certaines recommandations pouvaient être mises en œuvre.
Cette mise en œuvre doit également tenir compte de toute une série d'initiatives déjà en cours, notamment dans le domaine des soins de santé pénitentiaires et du renforcement des équipes de soins multidisciplinaires dans les prisons, de l'amélioration des infrastructures, des initiatives visant à lutter contre les agressions et à instaurer une culture de non-violence dans les prisons ainsi que dans la formation et l'éducation du personnel en matière de gestion de la diversité et de l'inclusion.
Comme le conclut à juste titre le rapport, une approche holistique est nécessaire pour apporter une réponse adéquate et appropriée dans de nombreux domaines de la vie de la population carcérale.
En ce qui concerne l'accès aux soins et le seuil d'obtention d'une consultation, il convient de noter qu'ils sont égaux pour tous les détenus quel que soit leur sexe. Néanmoins, l'offre de soins dans les prisons comparée avec celle du monde extérieur n'est pas toujours assurée de manière complète. Les soins somatiques ne posent pas de problème majeur mais, en revanche, les soins psychiatriques sont souvent moins évidents. Mais comme je l'ai déjà plusieurs fois souligné, cela s'explique en partie par la rareté des capacités de soins psychiatriques, situation que l'on retrouve également dans la société libre. En effet, le fait que plus que les hommes, les femmes détenues éprouvent certaines difficultés et certains malaises physiques, psychologiques et sociaux semble également être une observation importante.
Par conséquent, cette recherche est la bienvenue dans la mesure où elle peut contribuer à l'élaboration et à la mise en œuvre d'une politique équilibrée et globale en matière de genre, dans les prisons belges, basée sur l'égalité des sexes, le respect de l'identité, l'expression de chaque sexe et de l'inclusion.
Pour répondre à votre deuxième question qui concerne spécifiquement les détenus transgenres, des recommandations sur le traitement de ce groupe de détenus ont été diffusées dans l'ensemble de la DG EPI, en mars 2023. Je tiens ici à souligner qu'un guide d'auto-assistance pour les détenus transgenres ainsi que des fiches d'information à l'attention des services d'aide et des prestataires de soins sont également en cours de finalisation.
En ce qui concerne votre question sur les personnes en transition, il faut savoir que chaque cas est différent et nécessite une approche ad hoc adaptée à la situation de la personne et des décisions individualisées concernant différents processus au sein des opérations pénitentiaires.
Une transition est presque toujours un processus de longue haleine qui nécessite d'examiner à quel stade de la transition se trouve la personne, quels sont ses besoins, comment répondre à certaines questions spécifiques à partir d'une situation de détention qui n'est pas idéale. Par exemple, une thérapie déjà entamée peut-elle être poursuivie? Une transition médicale peut-elle être entamée à partir de la détention en tenant compte des aspects de sécurité et de suivi médical nécessaires? La transition peut-elle être poursuivie après la libération?
Les recommandations dont il est question énoncent déjà un certain nombre de lignes directrices à la lumière des dispositions de la loi de principe de 2005 qui s'applique de la même manière à toutes les personnes détenues mais dont l'application peut nécessiter une mise en œuvre différente.
Sur ces deux questions, je suis bien conscient de toute l'attention qui est accordée actuellement à la problématique du genre, que ce soit dans la société libre ou dans les établissements pénitentiaires, comme en témoigne encore le tout récent numéro spécial de Déviance et Société dont le titre est "Genre et normativité carcérale". Mon administration et moi-même sommes très attentifs à tous les débats et à leurs répercussions sur les régimes de détention.
24.03 Patrick Prévot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. J'avais souhaité poser cette question suite à l'étude de I.Care en collaboration avec l'Institut pour l'égalité entre les femmes et les hommes, notamment parce que j'estime qu'il faut avoir une égalité de traitement des femmes et des hommes en milieu carcéral.
Comme vous l'avez dit, il y a deux pages de recommandations. Je retiendrai de votre réponse que vous avez demandé à votre administration de voir ce qu'il était possible de mettre en application par rapport à ces recommandations très claires, même s'il faut une approche holistique et qu'il y a des choses qui ont déjà été faites, notamment l'initiative que vous avez prise avec votre collègue en charge de la Lutte contre la pauvreté, la ministre Lalieux, afin de fournir gratuitement et librement les protections hygiéniques aux femmes dans les prisons.
Mais ce problème demeure vaste et vous en êtes visiblement conscient. Dès lors, je ne manquerai pas de revenir vers vous dans les prochains mois pour examiner ce qui pourrait encore être fait pour améliorer cette égalité de traitement et permettre tant aux femmes qu'aux LGBTQIA+ de se sentir peut-être un peu mieux au sein de nos prisons belges.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitster: Vraag nr. 55038115C van de heer Cogolati wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.24 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12 h 24.