Commission
des Finances et du Budget |
Commissie voor Financiën en Begroting |
du Mercredi 4 octobre 2023 Après-midi ______ |
van Woensdag 4 oktober 2023 Namiddag ______ |
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 10 et présidée par Mme Marie-Christine Marghem.
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.10 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Christine Marghem.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01.01 Peter De Roover (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik heb een hele reeks vragen, dus veel inleiding zal ik er niet bij geven. Het gaat over de staatsbon, waarover al het een en ander geschreven is, als ik me niet vergis.
Er werd 21,9 miljard euro opgehaald bij naar verluidt 700.000 Belgen. Dat is veel meer dan verwacht. U hebt als het ware geld kunnen binnen tanken waar u niet op had gerekend. De eerste doelstelling van 2 miljard werd ruimschoots overschreden. Ik wil in dat verband een reeks vragen aan u voorleggen.
De heer Jean Deboutte, directeur van het Agentschap van de Schuld, heeft in verband met mogelijke volgende plannen – waarover ik u trouwens ook zou willen horen – in de media verklaard dat we geen geld zullen ophalen dat we niet nodig hebben. Echter, is dat niet precies wat er gebeurd is?
Er werd besloten een eenjarige staatsbon uit te geven om de banken ertoe aan te zetten betere rentes te geven op de spaarboekjes. Een manoeuvre van 2 miljard, dacht u, zou wel volstaan. Aangezien er echter meer dan 20 miljard werd opgehaald, zou men puur technisch kunnen vermoeden dat er een te hoge rente is geboden en dat die 2 miljard ook wel gehaald had kunnen worden met een lagere rente. Men zou kunnen zeggen dat het een goede zaak is voor degenen die erop ingeschreven hebben, maar anderzijds is het natuurlijk ook in het belang van de belastingbetaler dat er zo goedkoop mogelijk geleend wordt. Er is dus toch een zekere tegenstrijdigheid in deze zaak: enerzijds geeft u een zo hoog mogelijke rente om de inschrijvers te belonen, maar anderzijds bent u ook de betaler van die rente.
Waarom werd er geen limiet ingesteld en werd er op een bepaald moment niet gestopt met die uitgifte toen bleek dat er aan zo’n hoog tempo werd ingeschreven? Het gebeurt immers wel vaker dat men voortijdig stopt met de uitgifte van dergelijke producten.
De heer Deboutte verklaarde 9 miljard kasoverschot te zullen herbeleggen op de interbankenmarkt. Het Agentschap van de Schuld is actief op de interbankenmarkt, wat logisch is. Dat is immers nodig voor kortstondige overbruggingen, wanneer er geld te veel of te weinig is. Wanneer de overheid echter dergelijke bedragen herbelegt tegen hogere rentes, omdat ze die niet meteen nodig heeft, dan komt men wel heel dicht bij datgene wat men de banken net verwijt, namelijk dat die het geld dat ze niet meteen nodig hebben herbeleggen tegen een hogere rente en het verschil in hun eigen zakken steken. Gebeurt dat in dit geval dan ook?
De keuze voor een staatsbon op één jaar is ook opvallend. Normaal gezien brengen staatsbonnen op één jaar enkele honderden miljoenen op, en niet het huidige bedrag. Men zag de miljarden binnenstromen en toch is men ermee blijven doorgaan, alsof men eens wou zien hoeveel men uiteindelijk kon binnenhalen. Is hiermee nu voor een nieuwe koers gekozen en betekent dit een herschikking in het beleid? Het beleid om op lange termijn te lenen heeft ons in het verleden geen windeieren gelegd – integendeel, dat is een heel verstandige keuze geweest – en nu wordt er plots een gigantisch bedrag op korte termijn geleend.
Blijkbaar waren vele mensen beschikbaar om te bewegen op die markt, wat op zich een goede zaak is, dat staat buiten kijf. Een beetje beweeglijkheid kan immers de concurrentie aanscherpen. Maar misschien had het ook gekund tegen een lichtelijk hogere rente over vier of vijf jaar, en niet over één jaar.
Professor Degryse stelde zich vandaag op X, het voormalige Twitter, de vraag of het met het oog op de evolutie van de langetermijnrente niet een heel dure operatie dreigt te worden. Hoe hoog acht u de kans dat de herfinanciering op de vervaldag tegen een hoger bedrag zal moeten gebeuren? Welke kanalen plant u voor die herfinanciering?
Zoals ik u eerder al in de plenaire vergadering vroeg, plant u nog soortgelijke initiatieven als de uitgifte van een staatsbon? Het was immers de bedoeling om de banken aan te zetten tot meer beweeglijkheid. Vindt u dat dat gelukt is? Is de beoogde doelstelling gerealiseerd? We hebben daar, wat de grootbanken betreft, niet veel van gezien.
Op een bepaald moment ontstond ook het misverstand dat er geen concurrentie mocht zijn. Volgens een gebruikelijke clausule zouden er tijdens de uitgifte geen soortgelijke kasbons mogen worden uitgegeven. In normale omstandigheden begrijp ik dat, maar wanneer het de bedoeling is om de banken ertoe aan te zetten om hogere rentes te geven, is het toch vreemd dat zij geen echt concurrerende producten mochten uitgeven. Als de bekommernis een beter rendement is, vanwaar dan uw beslissing om de rente op de e-DEPO-rekening te bevriezen? Dat is immers een formule die vergelijkbaar is met het spaarboekje en die eigenlijk een nog directere vorm van concurrentie is dan de formule van een staatsbon.
In tegenstelling tot de overheid kunnen banken het rendement niet opkrikken door te manipuleren met de roerende voorheffing. U noemt dat geen concurrentievervalsing, of u zegt alvast dat dat toegestaan is. Hoe ver kan de overheid volgens u echter gaan vooraleer er een negatieve impact komt op de stabiliteit van het bankenlandschap? Het zijn immers vooral de kleinere banken die zich verplicht gevoeld hebben te reageren, en dat heeft ze pijn gedaan. De grote banken voelden zich minder uitgedaagd. Een kleine barst in ons bankensysteem kan gigantische gevolgen hebben. Er is zelfs gezegd dat kleinere banken bij een volgende operatie over de pijngrens geduwd kunnen worden; in de hoorzitting is het woord gevarenzone gevallen. Is uw staatsbon geen al te grof mechanisme, in die zin dat hij geen onderscheid maakt tussen kleine en grote banken, wat betreft de manier waarop ze daarop zouden kunnen of willen reageren? Brengt u net niet die kleinere banken, die soms een interessantere dienstverlening bieden, potentieel in moeilijkheden?
Ik heb ook
aanstoot genomen aan uw uitspraak dat het om een motie van wantrouwen van het
publiek zou gaan, een opgestoken middenvinger naar de banken. Het staat buiten
kijf dat banken ruimte hebben om meer te doen dan ze vandaag doen, maar die
ruimte is niet onbeperkt. Het debat verdient nuance. Vindt u het in die omstandigheden
gepast om te spreken over een middenvinger? Verdienen de banken een
middenvinger?
Goed werkende
concurrentie is wellicht de enige echt goede oplossing. Hebt u intussen nieuws
van de Belgische Mededingingsautoriteit? U hebt bij die instantie een onderzoek
besteld over de vraag of er voldoende concurrentie is. Nog voor u daar een
antwoord op had, hebt u de staatsbon al gelanceerd. Had u niet moeten wachten
op het resultaat van dat onderzoek? Wat als dat onderzoek had uitgewezen dat de
concurrentie behoorlijk loopt?
Zowel professor
Hans Degryse als Peter Vanden Houte – die weliswaar niet helemaal belangeloos
is, aangezien hij verbonden is aan ING – stelt zich de vraag of de overheid
zich als een bank of als een fondsenbeheerder moet gedragen. U hebt namelijk 20
miljard aan spaargeld verstaatst. Is
dat de richting die we uit moeten?
Welke instrumenten zijn er voorhanden om spaargeld breder en makkelijker ter beschikking te stellen ten bate van investeringen in de levende economie? Hoewel er 22 miljard aan spaargeld zogezegd overdraagbaar is gebleken en los te wrikken was, rijst de vraag of dat wel efficiënt zal worden besteed, nu het in overheidshanden is. Er zou ook ruimte moeten zijn voor investeringen in de privésector.
Welke negatieve impact zou de staatsbon kunnen hebben gelet op het feit dat de opbrengsten uit de vennootschapsbelasting via ons aandeel in de staatsbank en die uit de bankentaks lager liggen?
Bent u het, tot slot, met mij eens dat de staatsbon een fundamenteel probleem verhult, namelijk de grote tekorten door het slordig omgaan met onze overheidsfinanciën? De opbrengsten van de staatsbon dienen op de eerste plaats toch om de budgettaire gaten te vullen. Het lijkt me fundamenteler dat de regering de problemen aan de bron aanpakt in plaats van geld weg te halen uit de markt. Hoe dan ook betreft het hier geld dat naar de Staat vloeit, terwijl het geactiveerd moet worden in de levende economie.
01.02 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, midden september informeerde ik tijdens het groot economisch congres dat het Vlaams Belang organiseerde de talrijk aanwezige leden en achterban, overigens met de nodige nuance, over uw fiscale hervorming. Toen bleek alvast dat er bitter weinig van de 700 aanwezigen in de zaal in uw staatsbon investeerde. Mogelijk is onze achterban, net als vele Vlamingen, ietwat terughoudend om open kaart te spelen over de eigen financiën. Ik kan zelf in alle onafhankelijkheid spreken over het dossier, want ik heb uit principe geen Belgische staatsbons aangekocht.
Ik heb onze mensen ook gerustgesteld, want Vlaams-nationalisten hoeven zich niet schuldig te voelen omdat hij of zij in uw staatsbon heeft geïnvesteerd. Er hebben ongetwijfeld verhoudingsgewijs meer Vlaamse dan Waalse spaarders ingetekend op de staatsbon. Als de Vlaamse spaarders relatief gezien meer belastingkorting hebben ontvangen dankzij de staatsbon dan Vlaanderen belastingen betaalt, dan hebben we eindelijk eens een omgekeerde transfer gerealiseerd, een kleine recuperatie van de vele miljarden die in de bodemloze Waalse putten verdwijnen.
Tot zover het goede nieuws over uw staatsbon, want die heeft zijn originele doelstelling niet gehaald. Enkele kleinere banken reageerden door hun rente op niet-direct opvraagbare spaarformules te verhogen. Met uitzondering van Belfius, dat op 2 oktober bekendmaakte dat de rente op zijn spaarrekeningen omhooggaat, werd bij de grootbanken tot op vandaag geen opwaartse tendens vastgesteld.
Ik heb daarom nog een aantal vragen voor u, mijnheer de minister. In de eurozone verraste de Europese Centrale Bank ondertussen met haar tiende opeenvolgende renteverhoging. De banken hebben voor alle duidelijkheid geen tien opeenvolgende renteverhogingen doorgevoerd de afgelopen jaren. Zij zijn niet gevolgd. Dat brengt de rente voor basisherfinancieringsoperaties op 4,5 % en de depositorente op 4 %, het hoogste niveau ooit. Die basisherfinancieringsrente is de rente waartegen banken op korte termijn geld kunnen lenen bij de Europese Centrale Bank. De depositorente is de rente waartegen banken kortlopend bij de Europese Centrale Bank geld in bewaring kunnen geven.
Die renteverhoging is volgens de ECB nodig om de inflatie te bestrijden. Volgens de huidige prognoses zou de inflatie zich namelijk pas tegen 2025 weer rond de beoogde 2 % situeren. Dat komt er dus op neer dat de rentes de komende termijn dus duurzaam hoog zullen blijven. De rentetarieven van woonleningen volgen de rente van de ECB, maar die van spaarboekjes volgen echter niet of onvoldoende. Uw regering heeft de banken al herhaaldelijk aangemaand de rente op spaarrekeningen te verhogen, tot op heden echter zonder noemenswaardige resultaten.
Onze vraag luidt dan ook wat u concreet zult ondernemen om de rente op spaarboekjes eindelijk te laten stijgen. Via de staatsbon hebt u een indirecte weg genomen en zo hoopte u de banken onder druk te zetten, maar er is helemaal niets gebeurd, of toch onvoldoende.
Ten tweede, het Federaal Agentschap van de Schuld geeft doorgaans viermaal per jaar een staatsbon uit, namelijk in maart, juni, september en december. De regering overwoog aanvankelijk twee uitgiften van de staatsbon met de verlaagde roerende voorheffing, in september en in december. Dat konden we lezen in uw ministerieel besluit. In de mededeling van de federale regering lees ik: "De roerende voorheffing voor particulieren wordt verlaagd van 30 naar 15 % voor staatsbons van 1 jaar, die worden uitgegeven van 1 juli tot en met 31 december 2023." Wordt er in december een nieuwe eenjarige staatsbon uitgegeven? Vindt u zelf, mijnheer de minister, dat er een nieuwe uitgifte moet volgen?
De rente op de staatsbon van september is intussen achterhaald door de verdere renteverhoging van de ECB. Zal de nieuwe staatsbon, als die er komt, ook een hogere rente opleveren? In een reactie op de eventuele uitgifte van een tweede staatsbon eind dit jaar liet de CEO van BNP Paribas Fortis, de grootste bank van dit land, optekenen dat er inzake de verlaagde roerende voorheffing een gelijk speelveld moet worden gecreëerd. Daarnaast stelde de CEO dat er een maximumbedrag moet worden vastgelegd dat het Agentschap van de Schuld mag ophalen, dat de rechtstreekse inschrijving bij het Agentschap van de Schuld zou moeten worden stopgezet en dat er steeds via een effectenrekening zou moeten worden gewerkt.
Mijnheer de minister, wilt u dezelfde tarief van roerende voorheffing laten gelden voor de staatsbon als voor bijvoorbeeld bedrijfsobligaties? Wilt u als minister van Financiën uw verantwoordelijkheid nemen en een gelijk speelveld creëren? Zal de uitgifte van een tweede staatsbon in volume worden beperkt en moet de rechtstreekse aankoop van die staatsbon mogelijk blijven?
Bij de inschrijving op de staatsbon via de banken zijn een aantal problemen opgetreden die te maken hadden met de overschrijvingslimieten en de lange wachttijden. Om mogelijke misbruiken te voorkomen, hanteren de banken namelijk limieten voor de bedragen die klanten kunnen overschrijven. Dat stelde spaarders die grote bedragen wilden investeren in de nieuwe staatsbon voor praktische problemen omdat ze die limieten snel overschreden. Hoewel banken klanten tijdelijk toestonden om die limieten te verhogen en aldus overschrijvingen van grotere bedragen mogelijk te maken, kostte het vaak veel tijd – soms meerdere werkdagen – om dat proces te voltooien. Daardoor liepen spaarders het risico dat ze niet het volledige bedrag tijdig konden investeren in de staatsbon.
Daarnaast waren er problemen met lange wachttijden. Om de limieten voor overschrijvingen tijdelijk te verhogen, moesten klanten contact opnemen met hun bank, maar de duur van dat proces varieerde sterk van bank tot bank.
Die uitdagingen bemoeilijkten het voor investeerders om hun limieten voor overschrijvingen tijdig op te trekken, wat leidde tot complicaties. Mogelijk konden sommigen daardoor niet inschrijven op de staatsbon. Bovendien werden de banken overspoeld met vragen over de staatsbon, wat het voor spaarders moeilijk maakte om snel toegang te krijgen tot informatie en ondersteuning. Dat maakte het hele inschrijvingsproces voor de staatsbon ingewikkeld en tijdrovend.
Bent u op de hoogte van die problemen? Hebt u zich daarvan vergewist?
Hebt u stappen gezet om de banken aan te spreken over de overschrijvingslimieten en lange wachttijden bij investeringen in de staatsbon?
Weet u of er investeerders zijn die door de problemen bij de banken niet hebben kunnen intekenen op de staatsbon? Zo ja, om hoeveel investeerders gaat het en om welke bedragen?
Welke maatregelen overweegt u om soortgelijke problemen bij toekomstige uitgiftes van de staatsbon te voorkomen, zodat spaarders gemakkelijker en efficiënter kunnen deelnemen aan deze investeringsmogelijkheid?
Het is duidelijk dat wij niet tegen die staatsbon zijn, maar het einddoel, namelijk dat de spaarrentes zouden stijgen, is niet bereikt.
Tot slot de problemen bij het Agentschap van de Schuld zelf. De website vertoonde ernstige gebreken bij het intekenen op de staatsbon. Er waren aanzienlijke problemen op het gebied van leesbaarheid en toegankelijkheid. De website oogde verouderd, was moeilijk te navigeren en bevatte talrijke taal- en spelfouten. Bovendien voldeed de website niet aan de toegankelijkheidsnormen voor overheidswebsites. Daarnaast werd hij dan ook nog getroffen door een ernstig datalek, ontdekt door een ethisch hacker na een anonieme tip. Dit stelde gebruikers in staat om willekeurige persoonsgegevens in te voeren en zo toegang te krijgen tot adresinformatie, en soms zelfs de naam van de partner van een persoon. Hoewel er geen direct financieel risico was, betekende dit natuurlijk wel een ernstige inbreuk op de privacy, uitgerekend vanuit een overheidsinstelling. Het Agentschap voor de Schuld reageerde snel door de kwetsbare velden te verbergen, maar benadrukte de noodzaak aan technologische bewustwording en verbetering van die privacykwesties, zowel binnen de overheid als daarbuiten.
Mijnheer de minister, wat is uw reactie inzake de sterk verouderde website, die niet voldoet aan de huidige normen voor overheidswebsites?
Welke maatregelen werden genomen om de privacy van de getroffen personen te waarborgen na het datalek?
Welke stappen zullen worden gezet om eventuele schade te beperken?
Zullen er specifieke maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat overheidswebsites voldoen aan de huidige normen en toegankelijk zijn voor alle burgers, inclusief mensen met een beperking?
Hoe zult u er als minister voor zorgen dat gelijkaardige problemen in de toekomst worden voorkomen bij andere overheidswebsites of nieuwe uitgiftes van een staatsbon?
01.03 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, l'émission
de bons d'État décidée par votre ministère semble être une réussite politique,
médiatique et une bonne opération pour les finances publiques belges. En effet,
6% de nos compatriotes ont participé à cette initiative, atteignant un total
aussi surprenant qu'encourageant de 22 milliards d'euros et faisant dès lors
des bons d'État un succès populaire. Cette décision était la bienvenue, dans un
contexte de taux d'intérêt peu élevés pour l'épargne des Belges dus à une concurrence
faible et au climat financier global mais aussi d'endettement croissant de
l'État. Le dispositif semble ainsi pouvoir étendre sa vocation initiale.
Néanmoins,
des banques indiquent, notamment dans la presse, que cette initiative ne va pas
modifier leur comportement quant aux taux d'intérêt pratiqués. D'autres
alertent sur une potentielle compensation d'un manque à gagner des banques sur
certains de leurs produits, notamment des crédits immobiliers, alors que la
marge de manœuvre des ménages belges est particulièrement faible, au même titre
que leur pouvoir d'achat. Aussi, la banque Belfius déplorerait une perte de 4
milliards d'euros de dépôts au profit des bons d'État alors qu'elle dispose de
45 milliards d'euros de liquidités. Enfin, l'endettement de notre pays étant de
plus en plus élevé pour permettre aux Belges de faire face aux multiples crises
actuelles, les bons d'État ne doivent en aucun cas pousser nos finances
publiques à s'endetter à un rythme encore plus soutenu.
Quelles
sont les garanties que l'émission de ces bons n'entraînera pas une dégradation
de l'accessibilité d'autres produits bancaires au plus grand nombre?
Vous
êtes-vous assuré de la soutenabilité d'un tel dispositif pour le système
bancaire belge?
Disposez-vous
de garanties afin que l'arrivée de financements supplémentaires de la dette
fédérale ne se transforme pas en une opportunité pour s'endetter plus
rapidement?
Comptez-vous
avoir recours de nouveau à des bons d'État? Dans l'affirmative, à quelle
échéance?
01.04 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, de doelstelling van de aangepaste staatsbon die de regering heeft uitgegeven, was de concurrentie tussen de Belgische banken aan te wakkeren, zodat de spaarrente die deze banken aan hun spaarders bieden, zou stijgen. Welnu, de staatsbon heeft heel veel Belgen ertoe aangezet om contact te zoeken met hun bankiers en om na te denken over manieren om hun spaargeld te activeren. Op die manier heeft de uitgifte van de staatsbon zeker een positief effect gehad op de financiële geletterdheid van de Belgen. Dat is op zich een verdienste.
Het succes van de staatsbon is ook een signaal van de spaarders aan de banken. Zelf zou ik de term middelvinger niet gebruiken, omdat dat niet mijn stijl is, maar het is toch een signaal.
Wat de evolutie van de spaarrentes betreft, heeft de staatsbon niet het verhoopte resultaat gehad. Een van de redenen is ongetwijfeld het feit dat de inschrijvingsperiode beperkt is. De banken moesten gedurende een week even de billen dichtknijpen en de schade beperken. Dat hebben sommige banken letterlijk geprobeerd, maar die dreiging was niet permanent. Ze was tijdelijk en zorgt dus niet voor een permanente verhoging van de concurrentie. Over dat onderwerp heb ik enkele vragen.
Hoe evalueert u zelf de eerste uitgifte van de staatsbon? Welke lessen heeft u hieruit getrokken? Zou u bijvoorbeeld in de toekomst werken met een maximumbedrag, wat het gehele opgehaalde bedrag betreft of wat het bedrag dat een burger maximaal kan storten betreft?
Zou u overwegen om de uitgifte van de staatsbon te herhalen en onder welke omstandigheden? Overweegt u het Federaal Agentschap van de Schuld richtlijnen mee te geven over de omstandigheden waarin zo’n staatsbon kan worden uitgegeven die gericht is aan de spaarder?
Dat brengt mij bij de spaarrente. De staatsbon heeft vooral de hogere middenklasse bereikt. De financieel meer kwetsbare Belgen die beschikken over een beperkte spaarbuffer waren hierbij niet of nauwelijks gebaat. We zitten nog steeds in de strijd om de kleine spaarder meer opbrengst te bezorgen voor zijn spaargeld. Daarom heb ik dus ook enkele vragen over de spaarrente.
Zijn volgens u bijkomende maatregelen wenselijk om het spaarrentebeleid van de banken bij te sturen?
Gelooft u dat bijkomende maatregelen gefocust moeten zijn op de bescherming van de kleinere spaarders?
Op 20 september 2023 hebben een aantal experten hun beleidsvoorstellen gepresenteerd tijdens een hoorzitting in het Parlement. Hebt u kennisgenomen van de verschillende voorstellen? Zijn er pistes waarop u eventueel verder wilt werken?
Ik wil specifiek het voorstel van Testaankoop voorleggen, dat de getrouwheidspremie wil hervormen omdat de getrouwheidspremie de klanten vastzet en onduidelijkheid creëert over de werkelijke rente. Meent u dat er in dat voorstel muziek zit?
01.05 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, de staatsbon was een veel groter succes dan u, en wij allemaal, verwacht hadden. De enorme middelen die opgehaald zijn, tonen aan dat de spaarders op zoek zijn naar een veilige manier om hun geld te laten renderen bij een instelling die zij vertrouwen.
Wij weten dat de banken, herauten van de vrijemarkteconomie, behalve wanneer het gaat om de onderlinge concurrentie, nog altijd niet bepaald geneigd zijn te bewegen als reactie op de staatsbon. Wij hebben een voorzichtige ingreep gezien van Belfius, nadat een aantal kleinere banken de rente op wat nichespaarproducten hebben verhoogd. Maar au fond heeft de eenmalige staatsbon een sturend effect dat, door de relatief beperkte communicatie erover in de media, als een soort strovuur heel snel opnieuw uitdooft. Vandaar mijn eerste reeks vragen.
Bent u van plan een nieuwe staatsbon uit te geven? Bent u van plan die dan wel op voorhand via een bredere en langer lopende communicatiecampagne aan te kondigen, zodat de banken wel moeten reageren, of hopelijk meer geneigd zijn dat te doen?
Misschien is het nuttig regelmatig terugkerende uitgiftes van een staatsbon diets te maken aan het publiek? Wij van de Vooruitfractie menen dat de staatsbon op zich, zelfs als er een volgende is, niet voldoende is om de stilstand bij de banken te doorbreken.
Er zijn ook zaken die wij zelf kunnen doen. Collega De Roover verwees al naar de e-DEPO-rekening. Daarvan hebt u in mei de rente bevroren op 2,5 %. Ondertussen is de rentecontext fel gewijzigd zodat het plafond opgetrokken kon worden. Is het mogelijk dat plafond los te laten, bijvoorbeeld voor e-DEPO-rekeningen waar een beperkt bedrag, bijvoorbeeld tot 20.000 euro, op staat, kwestie van een signaal te geven aan de kleine spaarder en toch permanent een concurrentieel product te kunnen aanbieden, alweer om de banken in beweging te krijgen?
Wij menen dat het nog altijd nuttig is ons te beraden over een beperkte en flexibele verhoging van de minimumrente op spaarrekeningen.
Er zijn ook maatregelen die wij kunnen treffen om de concurrentie tussen de banken zelf aan te wakkeren. De drempels om van bank te veranderen, kunnen nog meer naar beneden. De bankoverstapdienst moet worden uitgebreid naar spaarrekeningen. Het moet ook makkelijker zijn om geld te parkeren op de voordeligste spaarrekening. Er worden wel rentes verhoogd, maar dat is enkel voor nieuwe spaarproducten, waaronder nieuwe stortingen worden gevat.
Voor vele mensen is dat erg onduidelijke communicatie. Over termijnrekeningen waartoe vermogende mensen toegang krijgen, wordt amper gecommuniceerd. Misschien kan dat ook duidelijker. Wij zouden ook iedereen automatisch toegang kunnen geven tot de meest voordelige spaarrentes. De transferkosten bij grootbanken, om bepaalde producten te switchen, zoals effectenportefeuilles en pensioenfondsen, zouden een pak lager kunnen worden gebracht of zouden kunnen worden geplafonneerd. Er is dus heel veel mogelijk.
Bent u in overleg met de staatssecretaris voor Consumentenzaken?
Liggen er concrete voorstellen op tafel om de klantvriendelijkheid en de concurrentie tussen banken te verhogen, teneinde te bereiken wat niet is bereikt door de staatsbon?
01.06 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'aborderai tout d'abord l'aspect budgétaire, puisque vous discutez déjà du budget et que ce sera bientôt le cas également à la Chambre.
L’émission du bon d’État à un an a permis de récolter 21,9 milliards d’euros en deux semaines, alors que l’objectif de refinancement de la dette publique d’ici la fin de 2023 s’élevait à seulement 13 milliards d’euros. Il y a donc un surplus qui accroît la dette de l’État de 8,9 milliards d’euros.
Monsieur le ministre, de quel pourcentage de PIB ces 8,9 milliards accroissent-ils la dette de l’État dans l’immédiat? Qu’allez-vous faire de ce surplus de 8,9 milliards d’euros? Pourriez-vous me transmettre un décompte sur l'impact budgétaire final, tant positif que négatif, étant donné que différents paramètres entrent en compte. Notons que 108 millions d’euros de précompte mobilier réduit sont encaissés mais qu'il y a peut-être du précompte perdu sur d'autres placements financiers. Que vous rapportera ce capital par rapport à ce que vous payez aux souscripteurs? Pourriez-vous fournir un montant, une estimation? Je suppose qu'une estimation devra figurer dans le budget 2024. Qu'en est-il?
Vient ensuite le point principal qui fait l'objet de ma deuxième question. L'objectif de ce bon d'État était d'inciter les banques à mieux rémunérer l'épargne. Cet appel du gouvernement aux banques n'est visiblement pas entendu. La question est de savoir si l'autre appel a été entendu, c'est-à-dire l'appel des citoyens au gouvernement, au ministre des Finances que vous êtes. Via cette souscription massive, les citoyens demandent d'intervenir sur les banques, estimant que l'on ne peut plus continuer à avoir des banques qui méprisent leur clientèle.
Il est tout à fait faisable d'augmenter les taux. M. Éric Dor l'a encore démontré en commission Finances lors des auditions qui ont été organisées. À la RTBF, le 31 août, vous affirmiez: "Si les taux d'intérêt des banques sur l'épargne ne bougent pas, je pense que nous devons utiliser tous les outils à notre disposition." Et le 21 septembre, vous avez indiqué qu'il faudra attendre la réaction des banques pour définir de nouvelles interventions. Lesquelles? Un possible second bon d'État est évoqué. Cela n'a pas d'impact sur les banques. Ce n'est donc pas la bonne voie. Ne trouvez-vous pas que vous avez déjà suffisamment donné d'avertissements aux banques et, que votre attentisme apparait comme une sorte d'histoire d'amour vis-à-vis du monde bancaire? Nous savons qu'il existe une longue tradition au sein du cd&v par rapport aux liens que celui-ci entretient avec le monde bancaire.
Récemment, j'ai lu dans la presse que vous vous opposiez à une taxation des surprofits des banques. Si je comprends bien, vous les laissez faire ce qu'elles veulent en matière de taux et si elles font des surprofits, elles ne seront pas taxées. C'est un peu trop permissif, ne trouvez-vous pas? Allez-vous relever ou pas, par la loi, le taux d'intérêt minimum sur l'épargne? Ne trouvez-vous pas que vous vous substituez au monde bancaire à travers ce bon d'État? Belfius a augmenté son taux mais cela représente vraiment des cacahuètes car de nombreuses conditions doivent être remplies pour bénéficier de ce taux surélevé. Cela ne plaide-t-il pas pour une véritable banque publique, une banque socialisée qui agirait au profit de la clientèle, de la population, de l'économie belge plutôt qu'au profit des actionnaires, fût-ce l'État?
01.07 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le ministre, on lisait dans la presse ce matin qu'un Belge sur six est en négatif, à moins 240 euros, dès la moitié du mois. Autrement dit, après avoir payé le loyer ou remboursé l'emprunt hypothécaire, après s'être occupé de remplir le frigo, de payer les frais liés à l'éducation des enfants, les frais d'habillage, il se retrouve en négatif.
Bien souvent, la banque prélève entre 15 % et 17 % de taux d'intérêt. Les banques s'enrichissent sur la misère des gens. Vous ajoutez à cela que, pour quand même essayer de tenir jusqu'à la fin du mois, ces personnes ont à côté une petite carte de crédit, qui leur permet de continuer à aller faire les courses. Il y a même des grandes surfaces qui donnent des facilités de paiement pour payer le caddie. Si bien que, quand ils se retrouvent le mois suivant, à peine ont-ils leur paye que déjà ils doivent rembourser ce qu'ils ont dépensé avec la carte de crédit. Et puis, alors, il faut à nouveau payer le loyer, les factures diverses et variées d'énergie, faire les courses… Les gens ne s'en sortent plus.
Quand la presse mentionne un découvert de 240 euros, c'est une moyenne! Je rencontre des gens qui, à la moitié du mois, sont déjà à moins 1 000 euros ou moins 1 200 euros, soit à peu près la limite de négatif autorisée par les banques. Et les banques s'engraissent grâce à cela!
Deuxième point. Les banques ont 300 milliards de dépôt. Quand nous leur disons qu'elles doivent mieux rémunérer les carnets de dépôt, la petite épargne, elles disent avoir besoin de cet argent pour accorder des prêts hypothécaires, des prêts d'investissement aux ménages, aux entreprises, etc. C'est faux! Seule une partie de ces 300 milliards est utilisée pour financer ou pour prêter de l'argent pour des investissements ou des achats immobiliers.
Troisième chose: je regarde comme vous les résultats des banques. Les quatre grandes banques, ces dernières années, ont engrangé 20 milliards d’euros de bénéfices. Cette somme rappelle les 20 milliards que l’État a empruntés en 2008 pour renflouer les mêmes banques qui avaient cru intelligent d’aller spéculer sur les subprimes. Comme l’État n’avait pas cet argent, je viens de le dire, il a dû l’emprunter. Les charges d’intérêt ont été payées par la collectivité: les contribuables, les ménages, les entreprises, puisque c’est venu alourdir le déficit de l’État, pour lequel l’État a lui-même dû à nouveau réemprunter et assumer des charges d’intérêt.
Nous avons aidé les banques en 2008. Aujourd'hui, elles vont beaucoup mieux et elles se font prier pour relever les taux d’intérêt sur les carnets de dépôt. C’est inacceptable, monsieur le ministre.
Le bon d’État que vous avez lancé - avec le succès que l’on connaît: 22 milliards d’euros en quelques semaines - a bien montré qu’il était possible d’avoir la confiance des ménages pour financer l’État avec un taux d’intérêt de rendement qu’on pourrait attendre des banques. Comme cela ne vient pas, l’État le leur propose donc. Cela a eu du succès. Cela vous permettra d’ailleurs de vous financer. Cela vous permettra de financer l’État à des taux bien plus favorables que ceux que les marchés vous proposent.
Monsieur le ministre, je crois qu’il est possible d’envoyer un message très clair aux banques, parce que vous avez des instruments. Pas vous directement, mais des institutions comme la Banque nationale en particulier, qui est la régulatrice du système bancaire, par application de lois que nous avons votées et qui sont issues de directives européennes. Je pense à Bâle III en particulier. Elles visent à faire en sorte que le système bancaire fonctionne de manière plus prudente, plus raisonnable. Qu’ils arrêtent de jouer à l’économie de casino.
Mais vous avez aussi, comme ministre de tutelle du secteur bancaire dont les prérogatives vous permettent d'agir sur le secteur bancaire, des leviers les obligeant à se mettre à table pour expliquer les raisons pour lesquelles ils ne rémunèrent pas davantage l'épargne bancaire.
Monsieur le ministre, un récent sondage indique que sept Belges sur dix préféreraient que les banques soient obligées d'augmenter leurs taux d'intérêt plutôt que de souscrire à un deuxième bon d'État, et ce, pour une simple raison: tout le monde n'a pas les moyens de souscrire à des bons d'État puisque certains n'ont qu'une toute petite épargne qu'ils préfèrent garder en liquide. Ils n'ont pas le loisir de mobiliser leur épargne pendant un an, sachant qu'ils devront peut-être faire face à des dépenses. Parfois, il s'agit de mettre de l'argent de côté pour offrir des vacances à leurs enfants, réparer la toiture, etc.
Les gens ont besoin d'avoir un peu d'épargne qui reste liquide, une épargne non immobilisée durant un an, voire deux ou trois et qui rapporte au moins plus que l'inflation. Car aujourd'hui, l'inflation consomme la petite épargne populaire.
Soit dit en passant, c'est ce à quoi nous proposons de remédier par une proposition de loi qui vise précisément les petits carnets de dépôt jusqu'à 22 000 euros en assurant un taux garanti de rendement (1,5 %) et au-delà de s'aligner sur les taux directeurs de la BCE qui est aujourd'hui au-delà des 3 %, autrement dit: un taux garanti et un taux pratiqué, celui de la BCE.
L'épargne populaire serait mise en confiance, ce qui permettrait à ceux qui ont une petite épargne d'avoir au moins plus que l'inflation et que leur petit capital, fruit de leurs efforts, ne soit pas consommé, anéanti par l'inflation.
Monsieur le ministre, que répondez-vous à ces 70 % de la population qui vous demandent d’agir? Comptez-vous amener les banquiers à table pour régler avec eux un certain nombre d’autres problèmes? L’un des problèmes préoccupants, c'est que les banques, se réfugiant fallacieusement derrière les règles en matière de lutte contre le blanchiment d’argent - ce contre quoi il faut évidemment lutter - font que certaines petites associations ou certains indépendants se voient refuser l’ouverture d’un compte bancaire. Monsieur le ministre des Finances, nous vous demandons vraiment d’agir avec la plus grande des fermetés.
01.08 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, collega’s, er zijn veel vragen over de staatsbon gesteld. Vele ervan zijn in het verleden al beantwoord, onder andere in de plenaire vergadering. Mogelijk zal ik dus deels in herhaling vallen.
Het Federaal Agentschap van de Schuld (FAS) heeft maar liefst 21,896 miljard euro bij de Belgische spaarders opgehaald met de uitgifte van de eenjarige staatsbon. Dat maakt van die uitgifte de meest succesvolle uitgifte in de Belgische geschiedenis.
Les épargnants belges ont donc envoyé un signal très fort. Ils ont clairement fait savoir que si un rendement plus élevé et plus sûr d'une durée identique à celle du livret d'épargne leur était proposé, ils étaient prêts à déplacer leur épargne.
Dat sommige banken onmiddellijk alternatieven aanboden, is zwart op wit het bewijs dat, wanneer er concurrentie op de markt optreedt, die markt ook in beweging schiet. We hebben ook moeten vaststellen dat de banken terugplooien op hun oude gewoontes zodra die externe druk weer verdwijnt.
Ik stel vast dat er wel degelijk interessante alternatieven op de markt bestaan, maar dat, op Belfius deze week na, vooral kleinere banken hun intrestvoeten hebben opgetrokken. Daarom kijk ik inderdaad uit naar de resultaten van het onderzoek dat ik heb gevraagd aan mijn collega Dermagne, om te bestuderen of de concurrentie tussen de banken wel voldoende speelt. Sommigen onder u hebben daar ook naar verwezen. De resultaten daarvan worden normaal gezien eind deze of begin volgende maand verwacht.
Bien entendu, j'ai pris connaissance des différentes propositions faites par les groupes politiques et les orateurs lors de l'audition en commission des Finances. J'étudierai attentivement ces propositions et les soumettrai pour avis. Je déciderai ensuite s'il y a lieu de faire des propositions de mesures supplémentaires dans le cadre de mes attributions.
La stabilité financière, en particulier pour les banques de détail qui ont un modèle d'affaires classique, et l'impact potentiel sur l'octroi des crédits aux ménages et aux entreprises restent bien sûr des préoccupations majeures à cet égard.
M. De Smet – qui n'est pas là – a posé une question sur les comptes d'épargne réglementés français, dits Livrets A. Ces comptes relèvent d'un statut très spécifique et ils présentent un certain nombre de différences importantes par rapport aux comptes d'épargne réglementés belges. Par exemple, les intérêts sont payés par les banques partiellement subsidiées par l'État et les fonds récoltés sont utilisés par l'État dans des travaux d'infrastructure entre autres. Je n'ai pas connaissance de produits similaires dans l'Union européenne.
Wat betreft de vragen over de noodzaak om de staatsbon uit te geven, wil ik erop wijzen dat het Agentschap bij het begin van de maand september nog aanzienlijke financieringsbehoeften had voor de rest van 2023. Van het plan om 47,25 miljard euro aan langetermijnschulden uit te geven, was er 37,91 miljard euro gerealiseerd en viel er dus nog 9,34 miljard euro op te halen. Het met deze staatsbon opgehaalde bedrag, hoger dan verwacht, wordt met veel zorg en expertise beheerd door het Agentschap van de Schuld. Zoals reeds gesteld in de communicatie van het Agentschap zal het naast de inperking van de eerder geplande uitgifte van onder andere kortermijnschuld voor de rest van 2023 ook gebruikmaken van de interbankenmarkt en reverse repo's, dat zijn transacties waarbij de tegenpartij hoogwaardig collateral overmaakt als garantie voor de terugbetaling om op die manier de kasoverschotten te beleggen. Het Agentschap zal ten slotte ook in hoogwaardig kortlopend staatspapier investeren.
De staatsbon op 1 jaar had dus een brutorendement van 3,30 %, wat neerkomt op een nettorendement van 2,81 % als we daar de roerende voorheffing van 15 % van aftrekken. De coupons van de staatsbons worden vastgelegd op basis van de financieringskosten van de federale overheid. Rekening houdend met de commissies voor de plaatsende instellingen is de kostprijs van de staatsbon dus precies gelijk aan die van een overeenkomstige OLO of schatkistcertificaat. Een uitgifte aan iets lagere rentevoeten zou wellicht nog altijd succesvol geweest zijn, zelfs al zou die enkele miljarden euro minder opgebracht hebben. Dan zou de burger die ingetekend had echter minder gekregen hebben voor zijn belegging dan de institutionele en dikwijls buitenlandse belegger.
Vous savez que mon intention était d'inciter les banques à appliquer une rémunération plus élevée aux dépôts d'épargne, en particulier aux livrets d'épargne, c'est pourquoi j'ai choisi de ne pas déroger au principe général de légalité des prix.
Il n'était pas question de cesser prématurément l'émission. En outre, compte tenu des intérêts considérables, cela aurait posé des problèmes administratifs et opérationnels. De plus, les intérêts très élevés ont montré que les citoyens désirent une rémunération adéquate de leurs dépôts d'épargne.
De budgettaire impact van de uitgifte van de eenjarige staatsbon berekenen, is niet evident. Het Agentschap van de Schuld heeft niet de gewoonte om per specifieke belegging de kosten en opbrengsten te berekenen, want alle uitgiftes worden aan elkaar gekoppeld. Het Agentschap voorspelt de rentekosten, maar niet alle individuele elementen van een uitgifte. De intrestlast op de staatsbon ligt lager dan de kosten van de uitgiften op andere kortetermijnschuld en de opbrengsten van de beleggingen van de kasoverschotten, waar het Agentschap de komende tijd nog volop mee bezig zal zijn.
Daarenboven worden in 2024 hogere inkomsten uit de roerende voorheffing verwacht, normaal tussen 60 en 100 miljoen, maar er wordt geen specifieke bestemming gegeven aan deze inkomsten. De brutoschuld is toegenomen door de uitgifte en zal ook hoger blijven in vergelijking met de schuld die er zou zijn geweest zonder deze uitgifte van de staatsbon. In nettotermen is er dus geen verschil. De Belgische staatsschuldgraad, die in brutotermen wordt opgesteld, zou eind dit jaar anderhalf procent hoger kunnen liggen dan eerder geraamd, maar dat zal zich volgend jaar weer neutraliseren en worden teruggebracht naar het oude niveau.
Wat betreft de impact van de eenjarige staatsbon op de vennootschapsbelasting en de bankentaks, kan ik u meedelen dat het momenteel onmogelijk is om een onderbouwde schatting te maken, aangezien hierover geen gedetailleerde informatie beschikbaar is.
En ce qui concerne les questions de Mme Marghem, je n'ai aucune indication que l'émission du bon d'État ait eu pour effet de réduire l'accès à d'autres produits bancaires. Je ne peux pas imaginer que les banques réduiront leurs produits d'épargne et d'investissement à la suite de l'émission des bons d'État, même si des montants importants sont collectés, comme c'est le cas actuellement. Certaines banques ont même déclaré que ce bon d'État leur a donné l'occasion de discuter d'autres options d'investissements avec leurs clients qui, jusqu'alors, utilisaient principalement uniquement le compte d'épargne. Beaucoup de leurs clients ont également ouvert des comptes-titres, ce qui leur a permis de diversifier leurs options.
Les bons résultats obtenus par les banques belges lors des récents tests de résistance suggéraient qu'une émission de bons d'État ne pouvait pas poser de problème. Le gouverneur de la Banque nationale l'a d'ailleurs confirmé par la suite. En outre, il me semble évident que les banques risquent de voir l'argent continuer à disparaître des livrets d'épargne au profit d'autres produits d'épargne – les leurs ou ceux d'une institution concurrente – si elles n'adaptent pas mieux la rémunération de ce produit aux taux d'intérêt en vigueur sur le marché.
Mijnheer Vermeersch, net als u nam ik kennis van de uitlatingen van sommige bankiers inzake het zogenaamde ongelijke speelveld van de staatsbon ten opzichte van andere spaarproducten. Ik kan alleen maar vaststellen dat de gouverneur van de Nationale Bank oordeelt dat de staatsbon fair play is ten aanzien van de banken. Ook de Raad van State ziet geen graten in de tijdelijk verlaagde roerende voorheffing voor de staatsbon. In dezelfde zin heeft de Raad van State in zijn advies duidelijk gesteld dat er geen sprake is van een probleem van ongelijkheid.
Wat het gebruik van het Grootboek betreft, kan ik alvast meedelen dat er 234.310 inschrijvingen zijn verricht op het Grootboek, goed voor een totaal geïnd bedrag van 7,093 miljard euro, met name 32,4 % van het totaalbedrag. Ik vind het persoonlijk een groot succes dat zo veel mensen rechtstreeks de weg vonden naar het Grootboek, niet het minst omdat het ook een aanzienlijke kostenbesparing betekent voor de overheid. Ik had er uiteraard geen applaus voor verwacht vanuit de bankensector.
En ce qui concerne l'émission future d'un bon d'État, je peux vous dire que l'Agence fédérale de la Dette émet en principe des bons d'État quatre fois par an. La prochaine émission est donc prévue pour le 4 décembre. À la mi-novembre, l'Agence annoncera les types de bons d'État pour le mois de décembre et c'est également à ce moment-là qu'il sera envisagé de fixer un montant maximum pour l'émission.
S'agissant de l'émission d'un nouveau bon d'État à un an, j'ai dit à plusieurs reprises que cela dépendrait des circonstances du moment, notamment du climat en termes de taux d'intérêt et de la réaction éventuelle des banques. Cela se fera toujours en concertation avec l'Agence fédérale de la Dette et la BNB en ce qui concerne l'impact sur la stabilité financière.
Wat de zogenaamde problemen bij de banken betreft, is het duidelijk dat de banken die optreden als plaatsingsinstelling voor de Belgische Staat, niet verwacht hadden dat de staatsbon zo’n groot succes zou kennen. De Belgische Vereniging van Banken en Beursvennootschappen bevestigde daarom op 29 augustus laatstleden in een persbericht dat de banken er alles aan doen om hun cliënteel zo goed mogelijk te helpen om op de staatsbon in te tekenen.
Wat betreft de betalingslimieten die banken hanteren kan ik meedelen dat die verschillen van bank tot bank en met de beste bedoelingen zijn ingevoerd. Zo’n betalingslimiet verhindert namelijk dat er al te snel te grote bedragen kunnen worden overgeschreven bij betalingsfraude. In de meeste gevallen volstaat het om, na enkele extra veiligheidscontroles, de betalingslimieten aan te passen of de betaling van een groter bedrag goed te keuren via bijvoorbeeld internetbankieren in plaats van via de bankapplicatie. Bij sommige banken verloopt het jammer genoeg iets minder vlot, zo heb ik ook kunnen vaststellen. Ik heb geen zicht op het aantal mensen dat niet op de staatsbon heeft kunnen intekenen als gevolg van problemen, wat logisch is aangezien we de achterliggende beweegredenen niet kennen die verhinderden dat een betaling tijdig of überhaupt kon gebeuren. Niet intekenen kan te maken hebben met betalingslimieten, maar evengoed kan iemand die zich initieel via het Grootboek op de staatsbon heeft ingeschreven, zich achteraf bedenken en daarom de betaling niet uitvoeren.
Het Federaal Agentschap van de Schuld ontving klachten van particulieren die meenden dat een bank tegenwerkte en in sommige gevallen de inschrijving trachtte te verhinderen. We moeten echter vaststellen dat de inschrijving via de plaatsende instellingen bijna 15 miljard of 68 % van het totale bedrag uitmaakt. Dergelijke cijfers kunnen alleen maar gehaald worden als de grote meerderheid van de instellingen en kantoren loyaal meewerken.
In dezelfde optiek bevat het contract tussen het Federaal Agentschap van de Schuld en de plaatsende instellingen een clausule die concurrerende kasbons verbiedt bij banken die een staatsbon uitgeven. Het betreft een standaardclausule die al jaren door de overheid wordt opgelegd bij het uitgeven van staatsbons en die ertoe strekt de uitvoering te goeder trouw van de plaatsing van de staatsbon te verzekeren door te verhinderen dat de bank de uitgifte van de staatsbon aanwendt om vooral eigen producten te commercialiseren. Ik wil er trouwens op wijzen dat vandaag nog maar weinig banken kasbons uitgeven.
Over de technische problemen die optraden bij de uitgifte van de staatsbon kan ik meegeven dat de website van het Federaal Agentschap van de Schuld door de hoge belasting gedurende bepaalde erg kortstondige momenten niet bereikbaar was, maar dat de website telkens heel snel werd hersteld.
De mogelijkheden om de adressen van Belgen op te vragen via een oneigenlijke handeling is er inderdaad kort geweest. Ook dat probleem werd echter bijzonder snel hersteld. Er werden tot nu toe ook geen misbruiken vastgesteld in de logs van de consultatie.
Het Agentschap zal natuurlijk samen met de FOD een aantal aanpassingen doorvoeren tegen de uitgifte van december 2023.
Voor de vragen inzake de toegankelijkheid en de veiligheid van andere overheidswebsites, onder andere een vraag van de heer Vermeersch, die letterlijk hier is gesteld, verwijs ik uiteraard naar de andere collega-ministers.
Inzake e-DEPO heb ik voor het zomerreces reeds meermaals uitvoerig toegelicht waarom die maatregel werd getroffen. Ik verwijs dan ook graag naar de antwoorden die ik daaromtrent heb gegeven, onder andere ook tijdens de gedachtewisseling op 4 juli 2023.
En ce qui concerne la suggestion d’émettre un bon d’État vert, questions de M. De Smet et de M. Vanden Burre – qui ne sont pas présents –, le gouvernement fédéral a déjà commencé à émettre des OLO vertes en 2018. Ces OLO vertes financent déjà la plus grande partie des dépenses vertes du gouvernement fédéral aujourd’hui.
Concernant la question de M. Van Hees sur Belfius, je peux vous informer que ni le gouvernement ni la SFPI n’interviennent dans la gestion quotidienne de cette société. Un conseil d’administration compétent et diversifié a été désigné à cet effet. Le conseil d’administration et la direction de Belfius prennent eux-mêmes, depuis un certain temps, les initiatives nécessaires pour promouvoir une économie et une société durables.
Collega’s, ik denk dat ik daarmee op heel veel van uw vragen en bezorgdheden een antwoord heb geformuleerd. Dit was inderdaad een bijzonder succesvolle uitgifte. Ik kijk uit naar uw reacties.
01.09 Peter De Roover (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, maar u wijkt af van uw gewoonte om heel volledig te zijn.
Waarom was deze staatsbon ongelimiteerd en is men er niet sneller mee gestopt? U hebt eigenlijk bevestigd dat het Agentschap van de Schuld net aan het doen is wat de banken wordt verweten, namelijk meer geld binnenhalen en dat dan aan een hogere rente beleggen. Misschien had dat naar de spaarders kunnen gaan.
Hoe zit het met de keuze voor een eenjarig instrument? Is dat een nieuwe koers? Er moest nog 9 miljard worden gefinancierd. Er was reeds 36 of 37 miljard gefinancierd. Daarvan was minstens een deel bedoeld om dat op langere termijn te doen dan een jaar. Waarom is dat niet gebeurd? Hoe zult u dat herfinancieren? U zegt dat de staatsschuld bruto met anderhalf procent zal stijgen, maar dat die stijging in 2024 geneutraliseerd zal worden. Dat zal echter alleen zo zijn als u alles terugbetaalt. In het geval van een herfinanciering is er geen neutralisering.
01.10 Minister Vincent Van Peteghem: Ik ga ervan uit dat er enig economisch inzicht is bij elk lid van deze commissie. Als we terugbetalen, is er uiteraard een neutralisering, maar het deel dat opnieuw moet worden gefinancierd, moet opnieuw op de markten worden opgehaald. Ik begrijp uw vraag niet zo goed.
01.11 Peter De Roover (N-VA): Men mag van de minister van Financiën verwachten dat hij enig inzicht heeft en vragen kan begrijpen. We hebben nu 22 miljard binnengehaald die we volgend jaar volledig zullen terugbetalen en dan neutraliseert u de stijging inderdaad. Dat betekent wel dat u die bedragen niet op een andere manier zult herfinancieren.
01.12 Minister Vincent Van Peteghem: Er is inderdaad een deel extra opgehaald, boven op het noodzakelijke bedrag. Dat zijn die 9 miljard.
01.13 Peter De Roover (N-VA): Is dat die anderhalve procent?
01.14 Minister Vincent Van Peteghem: Anderhalf procent op 600 miljard, komt inderdaad overeen met 9 miljard.
01.15 Peter De Roover (N-VA): Als we het bedrag dat “te veel” is opgehaald – dus wat niet onmiddellijk nodig was – volgend jaar uitbetalen, zonder het opnieuw om te zetten in een nieuwe uitgifte, dan is er sprake van een neutralisering. Daar ben ik het mee eens, maar dat wil wel zeggen dat u niet van plan bent om dat bedrag te herfinancieren met bijvoorbeeld een nieuwe staatsbon, of neutraliseert u de stijging niet?
01.16 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer De Roover, veronderstel dat we 100 miljard euro schulden hebben, en dat we 110 miljard hebben opgehaald, dus 10 miljard te veel. Dat betekent dat we in dit voorbeeld ook 10 miljard meer schuld hebben dan we daarvoor hadden.
01.17 Peter De Roover (N-VA): Dat is die 1,5 %.
01.18 Minister Vincent Van Peteghem: Ja. Die 10 miljard beleggen we opnieuw, zoals ik daarnet ook heb aangegeven. Volgend jaar betalen we die 110 miljard terug. Waarschijnlijk halen wij op dat moment opnieuw ook 100 miljard op, de hoeveelheid die we nodig hebben. De schuld blijft zodoende stabiel.
01.19 Peter De Roover (N-VA): Daarmee ben ik het eens. Het volgende staat er echter tegenover. Als u een nieuwe staatsbon uitgeeft en u doet dat opnieuw zonder limieten, dan is het mogelijk dat u weer 22 miljard ophaalt. De 10 miljard die u nu opgehaald hebt, maar eigenlijk niet nodig hebt, belegt u net zoals de banken aan een hogere rente, wat betekent dat u met die meeropbrengst eigenlijk bankje aan het spelen bent. U had de lening ook 9 miljard eerder kunnen stopzetten.
01.20 Minister Vincent Van Peteghem: Die keuze had u misschien gemaakt.
01.21 Peter De Roover (N-VA): Nee, ik zeg dat het had gekund.
01.22 Minister Vincent Van Peteghem: U had daarvoor gekozen, als ik u goed begrijp, maar ik kies daar niet voor. Wij hebben een staatsbon aangeboden en bepaald dat men gedurende een week kon inschrijven. Het zou wel vreemd zijn, gelet op die aankondiging en dat aanbod aan de Belgen, om de inschrijvingen plots in de loop van die week stop te zetten. …
01.23 Peter De Roover (N-VA): Het zou niet zo vreemd zijn.
01.24 Minister Vincent Van Peteghem: … Om die reden hebben we dat niet gedaan. Voorafgaand hebben we dat overigens ook met het agentschap bediscussieerd. Op dat ogenblik werd die keuze gemaakt: we gaan ervoor, en iedereen die wenst in te schrijven, krijgt gedurende die week daartoe ook de mogelijkheid.
01.25 Peter De Roover (N-VA): Dat u die keuze gemaakt hebt, is gebleken. Mijn vraag is of dat een verstandige keuze is, ook vanuit het oogpunt van u als behoeder van de goede financiën van dit land.
U plant dus alleszins een herfinanciering voor het deel dat nodig was, niet voor het extra deel. Dat wordt volgend jaar terugbetaald met de rente die daarvoor moet dienen.
U zegt dat de clausule dat concurrerende kasbons niet kunnen, een klassieke clausule is. Dat klopt inderdaad. Normaal gesproken dient zo’n clausule om te verhinderen dat de banken zo’n operatie zouden aanwenden om de eigen producten te verkopen, zoals u net gezegd hebt. Nu was het echter net de bedoeling om de banken aan te zetten om een hogere rente aan te bieden. In dat opzicht vind ik het nog altijd vreemd dat u die piste hebt afgesneden.
Inzake e-DEPO denk ik dat u zich er nogal gemakkelijk van afmaakt.
Evenmin hoorde ik u zeggen in welke mate u erover nadenkt dat de staatsbon niet mag discrimineren tussen de banken die erop moeten reageren. De grote banken staan tegenover de meer klassieke, die een betere dienstverlening leveren. Die moeten op de staatsbon reageren en zichzelf pijn doen, terwijl dat niet de banken zijn waarop u had gemikt. Hoe zou u dat in de toekomst eventueel kunnen verhinderen?
Alleszins en voor alle duidelijkheid wil ik nog het volgende meegeven. Dit is een moeilijke discussie, want als u een staatsbon had uitgegeven met een rente van 10 %, dan zou u 300 miljard euro opgehaald hebben. De mensen hebben geen vertrouwen in de overheid. De mensen kiezen terecht voor een hoog rendement. Dat is de reden van de hoge inschrijving.
Iedereen steunt u in elke poging die u zult ondernemen om ervoor te zorgen dat er een correcte rente wordt betaald naargelang de formule. Daarbij moeten wij wel de eerlijkheid hebben om aan te geven dat een klassiek spaarboekje ook een volle liquiditeit heeft. Dat is bijvoorbeeld een andere formule dan de staatsbon die u hebt uitgeschreven.
De vraag is niet of het terecht is dat u op zoek gaat naar een correcte rentebetaling. De hele vraag is wat een correcte rentebetaling is. Wanneer is de rente correct? Op die vraag hebben zowel de Nationale Bank van België – u hebt daarnaar onderzoek laten doen – als de hoorzittingen die wij hebben gehouden, aangegeven dat er effectief ruimte is, maar dat wij niet de illusie mogen wekken dat wij bijvoorbeeld via een liquide middel, zoals het spaarboekje, de mensen kunnen garanderen dat wij de hoge inflatiecijfers kunnen kloppen.
Dat vandaag iedereen die geld op een spaarboekje heeft staan, dat geld de facto ziet wegsmelten met een inflatie van 3 à 4 % en, anderzijds, misschien 1 % rente, is evident. Wij moeten echter ook eerlijk zijn. De hoge inflatie is natuurlijk deels het gevolg van het gevoerde rente- en monetaire beleid. De mensen worden daardoor vandaag geconfronteerd met een ernstig verlies.
Het is net iets te gemakkelijk om de schuld voor het wegsmelten van het spaargeld bij de banken te leggen. Er moet toch eens worden nagedacht over de vraag in welke mate het monetaire beleid niet de eerste reden daarvan is. Hoge inflatiecijfers zijn immers zeer slecht voor spaarders, maar zeer goed voor leners. Dat is een algemeen principe, dat wij kennen.
Wat is er positief aan de uitgifte van deze staatsbon, al dan niet tot een bedrag van 22 miljard euro? Dat is het gevoel – ik denk dat dit ook klopt – dat er mensen zijn die hebben ontdekt dat ze hun spaargeld kunnen bewegen. Dat is een goede zaak. Dat staat buiten kijf. Die mensen zijn er misschien te lang van uitgegaan dat een spaarboekje het enige is dat een brave mens ter beschikking heeft.
Waarin uw staatsbon geen succes was, is in de doelstelling om de banken ertoe aan te zetten een hogere rente te verlenen. Dat kan men niet blijven zeggen. Dat is namelijk niet gebeurd, zelfs niet tijdens de uitgifte, behalve bij een paar kleine banken, maar absoluut niet bij de grootbanken.
Wanneer uw staatsbon niet het verhoopte effect heeft gehad, dan moet de vraag worden gesteld hoe het komt dat de banken niet in beweging zijn gekomen. Dat is de cruciale vraag. Er zijn twee mogelijkheden. Ten eerste, omdat er niet veel bewegingsruimte is. Daarmee moeten we rekening durven te houden. Ten tweede, omdat de concurrentie niet sterk genoeg is.
Ik meen dat u toch een initiatief zou moeten nemen om daarover op een ernstige manier met de banken in gesprek te gaan. Wij kijken ook uit naar het rapport, dat eind deze maand of begin volgende maand zou verschijnen, zegt u, met betrekking tot de concurrentieomgeving.
Ik denk trouwens dat er een veel grotere concurrentie is wanneer banken hypothecaire kredieten verlenen, want dan gaat het over hoge bedragen en dan maakt elk schijntje van een procent een groot verschil. Ik denk dat de mensen dan zeer actief op de markt op zoek gaan naar de betere aanbiedingen. Wat het spaarboekje betreft, de mensen vullen dat slechts met zeer kleine bedragen aan, keer per keer. Dat is geen beweging die ertoe aanzet om snel een andere formule te kiezen. Dat zal toch ook wel een en ander verklaren.
Het is natuurlijk heel mooi om bij iedereen de indruk te wekken dat men zonder schade te berokkenen geweldige dingen kan doen, maar ik wil, in het bijzonder voor de kleinere banken, toch waarschuwen dat de stabiliteit van het bankensysteem – u hebt dat ook genoemd, denk ik – uw allereerste bekommernis zou moeten zijn. Het is niet gepast om met middelvingers te zwaaien, maar elk initiatief dat u neemt draagt de volle verantwoordelijkheid om die stabiliteit in stand te houden, want daar willen wij natuurlijk niet aan raken. Indien daarmee problemen zouden ontstaan, zijn de spaarders pas echt het slachtoffer.
Ik wil graag nog een suggestie doen. Het zijn niet alleen de banken die zorgen voor de hoogte van de nettorente, maar ook de overheid. U hebt bijvoorbeeld zelf ingezien dat de roerende voorheffing van 30 % nogal spectaculair veel is en dat het initiatief om die naar 15 % te brengen bij nogal wat mensen in de smaak viel. Zij hebben niet alleen vertrouwen in de overheid, zij vonden het ook heel tof dat u een belastingverlaging hebt doorgevoerd. Ook dat heeft blijkbaar ruimte gegeven voor een hogere nettorente.
Laat ik eindigen met een wild idee. Collega Laaouej heeft terecht het woord inflatie laten vallen. Ik stel mij de vraag of op elke rente die onder het inflatieniveau ligt, überhaupt belasting kan en moet worden geheven, want dat is slechts een compensatie. Zolang de rente onder het inflatieniveau zit, is men nog altijd geld aan het verliezen. Eigenlijk verdient men pas echt geld aan een bepaalde formule indien de rente hoger ligt dan de inflatie en het is eigenlijk maar correct dat de overheid er pas dan aan denkt om zich daar een deel van toe te eigenen. Ik geef het maar even mee, want eigenlijk fiscaliseert de overheid de mensen op hun ellende, op het verlies dat zij maken op hun spaargeld, en dat is niet zo keurig.
01.26 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, wat de eventuele uitgifte van een nieuwe staatsbon in december betreft, valt het ons op dat u zich verschuilt achter het feit het Agentschap van de Schuld in december sowieso nieuwe staatsbons uitgeeft. Dat gebeurt elk jaar; dus dat is helemaal niets nieuws. De vraag is of er weer eenjarige staatsbons worden uitgegeven. Vooral hebben we naar uw standpunt gevraagd. In de VTM-studio hebt u gezegd: "Als er te weinig beweegt, komt er in december een nieuwe staatsbon." Dat heb ik u vandaag niet horen herhalen. De Van Peteghem in de televisiestudio's is duidelijk niet de Van Peteghem in het Parlement. U hebt grote schrik van de grootbanken, dat valt ons op. Begin juni hebt u verteld dat u de banken een maand de tijd zou geven, maar er bewoog niks. In juli hebt u ons gezegd het initiatief van de staatsbon af te wachten, maar er gebeurde niks.
De staatsbon is in veel geslaagd, behalve in zijn doelstelling, namelijk de rente op spaarboekjes verhogen. De banken hebben ofwel niet, ofwel onvoldoende gereageerd op de staatsbon. Uit de hoorzitting hier over de rente op spaarboekjes met talrijke experts kwam er één conclusie naar voren: het vermogen van de banken om de rente op spaardeposito's te verhogen, wordt elke maand groter. De ECB trekt de rente op, zodat de rente op woonleningen blijft stijgen. Het uitstaande bedrag van de Belgische banken op de depositofaciliteit van de Nationale Bank is nu 215 miljard euro. Minstens 125 miljard euro daarvan behoort toe aan banken met spaarrekeningen. De banken krijgen daarvoor nu een rente van 4 %, dat betekent een jaaromzet van 5 miljard euro. Voor een groot deel verdwijnt die 5 miljard euro in de zakken van de banken. Wij vinden dat de kleine spaarder in dit land daar een eerlijk deel van zou moeten krijgen.
Onze boodschap is dus duidelijk: trek eindelijk die minimumrente op. Wij pleiten niet voor een revolutionair scenario, maar wel voor een groeipad. Stel de banken voor dat de minimumrente van nu tot in december gradueel wordt opgetrokken. Geef hun een groeipad, een scenario waarin de rente stilaan omhooggaat zodat de rente op spaarboekjes kan stijgen in de richting van 2,5 tot 3 %. U kunt dat doen, zelfs vannamiddag nog, via een ministerieel besluit. U hebt het Parlement daar niet voor nodig.
Ten tweede moet u eindelijk ook de spaarfiscaliteit hervormen. Een groot deel van de rente op spaarboekjes verdwijnt in de staatskas via allerhande belastingen. Ook dat was een conclusie van de experten. Hoe kan het ook anders? In het land met de hoogste belastingdruk ter wereld betalen we ook nog eens bijzonder veel belastingen op onze spaarcenten. U zou daar eindelijk komaf mee kunnen maken en de spaarfiscaliteit hervormen. Dat is onze duidelijke oproep aan u.
01.27 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Tout d’abord, je dois vous féliciter pour cette initiative, comme l’ont fait les collègues. Je tenais à le faire personnellement, puisque c’est un succès populaire - il faut le dire.
Je vous remercie également pour vos réponses au sujet de la garantie que l’émission de ces bons n’entraînera pas une dégradation de l’accessibilité à d’autres produits bancaires pour le plus grand nombre. Le retour que vous en avez des banques est de nature à nous rassurer, de même que la soutenabilité d’un tel dispositif pour le système bancaire belge.
Pour le reste, les questions posées sont restées en suspens. Nous aurons l’occasion de vous réinterroger ultérieurement.
Voorzitter: Joris Vandenbroucke.
Président:
Joris Vandenbroucke.
01.28 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Ik kijk zelf ook uit naar de bevindingen in de door minister Dermagne bestelde studie inzake de concurrentie tussen de banken. De studie zal ongetwijfeld de discussie weer aanwakkeren.
Ik had meer in het bijzonder gevraagd naar feedback omtrent de voorstellen, waaronder een over de hervorming van de getrouwheidspremie, die de verschillende actoren tijdens de hoorzitting naar voren hebben geschoven. U bent daar niet op ingegaan in uw antwoord, maar hebt wel aangegeven dat u alle voorstellen voor advies zou doorsturen. Het is me niet duidelijk of u daarmee de voorstellen van de hoorzitting bedoelt of veeleer de parlementaire wetsvoorstellen. Hoe dan ook zullen we de voorstellen van de actoren uit de hoorzitting zelf analyseren en uitmaken of we aangepaste parlementaire wetsvoorstellen op tafel kunnen leggen.
01.29 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, s'agissant de l'impact budgétaire, vous dites que la dette brute à court terme a augmenté de 1,5 % du PIB. On note donc un accroissement de la dette. Vous dites qu'à terme, cela devrait se neutraliser mais quand je vous demande quel est l'impact budgétaire final, vous dites que ce n'est pas évident à calculer. D'un côté, ce n'est pas évident à calculer et de l'autre, l'effet est neutre. Je ne comprends pas bien votre logique de réponse.
Vous dites en outre que vous n'intervenez pas dans la gestion de Belfius, que ses dirigeants font cela très bien. Non, justement, ils ne font pas cela très bien! Les quatre grandes banques, dont Belfius, n'ont pas augmenté les taux de l'épargne, si ce n'est de manière tout à fait marginale. Belfius l'a fait récemment mais avec plein de conditions et sur des comptes spéciaux.
Belfius a beau être publique mais elle n'agit pas dans l'intérêt des citoyens. Elle agit dans la recherche du bénéfice maximal comme elle l'a toujours fait.
Vous vous substituez aux banques en lançant votre bon d'État sans rien régler structurellement, sans rien régler sur le fond, à part peut-être pour le résultat électoral du cd&v.
C'est le véritable problème et cela pose la question d'une banque réellement publique et socialisée qui agirait au profit de la population.
Enfin, vous dites que des banques ont proposé des alternatives suite à votre bon d'État. Il s'agit surtout de petites banques qui ont un petit peu bougé. Vous savez bien que le problème essentiel est l'attitude des quatre grandes banques car elles représentent trois quarts de l'épargne dans notre pays. C'est cela qui est déterminant. La question essentielle que je vous pose depuis des mois reste celle-ci: allez-vous obliger les banques à augmenter les taux de l'épargne? Je n'ai toujours pas de réponse aujourd'hui! Vous refusez de prendre position et ce faisant, vous prenez position: vous les laissez continuer ce qu'elles font depuis toujours.
01.30 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le ministre, nous avons entendu vos réponses. Elles sont conformes au discours qui est le vôtre depuis des mois.
Votre appel à l’épargne est un succès, avec 22 milliards d’euros en quelques semaines. Qui dirait le contraire? Certains vous appellent même, maintenant, "Monsieur 22 milliards". Ce n’est pas forcément inintéressant pour vous. Cela montre aussi la crédibilité du gouvernement. Il faut avoir la confiance des ménages pour pouvoir lever ainsi, en quelques semaines, un montant aussi élevé.
Il n’en demeure pas moins que la manière dont les banques se rémunèrent sur les crédits de caisse et les découverts de nos concitoyens est inacceptable. Cela ne va pas, 15 à 17 % chaque fois que quelqu'un est en négatif sur son compte bancaire! Il faut absolument un cadre légal, à faire sans doute avec l’ensemble de vos collègues du gouvernement, pour contenir ce que j’appelle vraiment un racket organisé sur la misère des gens, qui ajoute aux difficultés de nos concitoyens des difficultés financières supplémentaires.
Pour le reste, je pense qu’il faut, en effet, ne pas avoir la mémoire courte. Oui, nous avons aidé les banques lorsqu’elles étaient en difficulté suite à la crise des subprimes et la faillite de Lehman Brothers en 2008. Il faut qu’aujourd'hui, les banques rendent au secteur public ce que le secteur public a fait pour elles et qu’elles puissent, notamment à travers une épargne populaire, assurer un rendement qui soit équitable.
Voilà le message que nous souhaitons vous délivrer, monsieur le ministre. Vous avez les leviers qui vous permettent d’amener les banques à table pour qu’elles puissent être dans un esprit de collaboration, et pas simplement dans un esprit de recherche du profit maximal.
On sait aujourd'hui les difficultés traversées par nos concitoyens face à leurs dépenses, face à la vie chère, dans une situation où l’inflation consomme une large partie de leur petite épargne. C’est le message que nous vous délivrons, et nous attendons des résultats concrets, monsieur le ministre.
01.31 Joris Vandenbroucke (Vooruit): Mijnheer de minister, dank u voor het antwoord. De kwestie wordt zeker nog vervolgd.
Ik heb al verwezen naar een reeks voorstellen van Vooruit om de concurrentie tussen de banken aan te wakkeren. Dat is op korte termijn absoluut noodzakelijk, aangezien ze niet of veel te weinig bewegen, ook niet naar aanleiding van de bijzonder succesvolle uitgifte van de staatsbon.
Als dat instrument op korte termijn geen soelaas biedt, moeten we misschien toch een beperkte, flexibele verhoging van de minimumrente opleggen. Dat is nog altijd aan de orde. De kloof met de rente op de OLO op 1 jaar, waaraan de rente van de e-DEPO-rekening, geplafonneerd op 2,5 %, is gekoppeld, is nu toch wel bijzonder groot geworden. Misschien is het nu een optie om te onderzoeken of het plafond moet worden verhoogd, zodat kleine spaarders steeds een veilige vluchtweg hebben, een instrument dat hun permanent een minimum aan vergoeding op hun spaargeld biedt, in de hoop natuurlijk dat dat de banken in beweging helpt te brengen, ook al dient de e-DEPO-rekening daar niet voor.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
02.01 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, l’accord de gouvernement prévoit la mise en œuvre systématique du data mining visant les données du Point de contact central (PCC). C’est une excellente mesure. De nombreux experts – acteurs de la lutte contre la fraude et administration – sont absolument convaincus que l’introduction du data mining dans le cadre du PCC constituerait un grand pas dans la bonne direction.
Votre plan de lutte contre la fraude prévoit également d’avancer sur ce dossier et de permettre un traitement adéquat des données belges, qui sont actuellement plus difficiles d’accès que celles qui proviennent de l’étranger – ce qui est quand même un comble.
En avril 2022, les membres de la commission des Finances ont reçu l’étude de l’administration en matière de data mining relativement à la consultation du PCC. Cette étude confirme notamment qu’il existe "à la fois un grand intérêt et un grand potentiel pour l’utilisation du data mining sur les données provenant du PCC". Les services juridiques des différentes administrations générales concernées ont été invités à proposer des projets pour travailler avec le data mining sur les données du PCC dans le cadre de leurs missions respectives. Ils ont rendu des avis circonstanciés. Douze projets ont été proposés par les différentes administrations dans le cadre de cette étude, laquelle indique que, dans le cadre législatif actuel, seuls deux pouvaient être développés. Le rapport conclut, assez logiquement, que des modifications législatives sont nécessaires. Un groupe de travail a été formé au sein de votre administration en vue de les examiner.
Monsieur le ministre, pouvez-vous faire le point sur l’état d’avancement des travaux de ce groupe de travail? Où en sont les modifications législatives nécessaires? Dans quel délai espérez-vous aboutir? Enfin, avez-vous l’intention de répondre concrètement aux recommandations figurant dans l’étude de l’administration?
02.02 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, le mois dernier, nous avons fêté un anniversaire. Lequel? Le deuxième anniversaire de la non-réalisation de cet engagement de la Vivaldi. En septembre 2021, selon l’accord de gouvernement, le data mining sur les données du Point de contact central devait être mis en place. Nous sommes en 2023. Cela fait deux ans que cela n’a pas abouti, deux ans que le gouvernement ne respecte pas son propre accord. Je vous ai interpellé à de nombreuses reprises sur ce retard mais vu que la fin de la législature se profile à l’horizon, vous comprendrez que ma demande devient un petit peu plus pressante.
Monsieur le ministre, quand ce data mining sur les données du PCC sera-t-il opérationnel? Arrivera-t-il avant la fin de la législature? J’en profite également pour vous demander des nouvelles du data mining sur les données UBO puisque cela pose des questions similaires.
02.03 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le ministre, l'accord de gouvernement insiste sur l'importance de la lutte contre la fraude fiscale. Sous ce gouvernement, des avancées majeures ont été réalisées notamment en matière de Multidisciplinair Onderzoeks Team Enquêtes Multidisciplinaires (MOTEM) et de qualité d’officier de police judiciaire pour certains membres de l’Inspection spéciale des impôts (ISI). C'était une revendication de longue date, plus de 20 ans si l'on suit les travaux parlementaires, et nous avons enfin réussi à l'obtenir.
L’accord de gouvernement évoquait également de nouvelles dispositions en ce qui concerne le data mining: "Dans le cadre du data mining: en vue d'un examen plus approfondi des dossiers, pour lesquels un ou plusieurs indices de fraude fiscale ou des signes et indices sont constatés dans le cadre du data mining, le Point de contact central (PCC) peut être interrogé. Cette demande ne peut avoir lieu qu'avec l'approbation de deux conseillers généraux. En vue de l'introduction de ce data mining d'ici septembre 2021, l'administration ainsi que l'Autorité de protection des données réaliseront une étude."
Mon groupe en est convaincu, interroger le PCC dans le cadre du data mining serait une avancée majeure dans la lutte contre la fraude fiscale. Une récente étude de l’administration va dans ce sens également, en précisant que des modifications législatives sont nécessaires. Ma question est donc simple: pour coller avec l’accord de gouvernement, quand allez-vous venir devant ce Parlement avec un projet de loi allant dans ce sens? Nous commençons fortement à nous impatienter.
02.04 Vincent Van Peteghem, ministre: Collègues, en effet, un groupe de travail au sein de l'administration travaille actuellement sur une analyse des adaptations légales nécessaires pour permettre le data mining des données reprises dans le PCC. Un avis de l'Autorité de protection des données sur une autre initiative du gouvernement actuel, visant à permettre le data mining des données reprises dans le registre UBO, a toutefois donné à réfléchir. Dans cet avis, l'APD soumet le data mining aux conditions suivantes.
Premièrement, délimiter les finalités de manière exhaustive et explicites et définir la portée concrète de chaque finalité distincte. Deuxièmement, établir des garanties efficaces visant à protéger les droits et libertés ainsi que les intérêts légitimes des personnes concernées. Troisièmement, définir les modalités et les garanties relatives aux algorithmes utilisés, y compris la force probante des données déduites provenant du data mining. Finalement, à la lumière du principe de transparence, apporter des précisions sur les traitements envisagés et l'accès au registre UBO par l'administration fiscale.
Pour le gouvernement, le data mining est très important. C'est le moyen de s'assurer que chaque citoyen ou entreprise présentant le même profil de risques a les mêmes chances d'être contrôlé. C'est donc important dans le contexte de l'égalité de traitement de tous les contribuables.
En outre, le recoupement des données se ferait de manière anonyme et l'identité ne serait liée qu'au moment de la sélection finale.
En termes de respect de la vie privée et d'efficacité, cette méthode est bien meilleure que celle qui consiste à faire analyser des données individuelles et à faire passer en revue des dossiers et des déclarations individuelles par des centaines de fonctionnaires. Il convient donc de trouver un équilibre entre la demande légitime de l'Autorité de protection des données d'une transparence totale sur les opérations de traitement prévues et un contrôle efficace par l'administration.
Ainsi, pour des données particulièrement sensibles, telles que les données relatives aux comptes financiers et aux contrats repris dans le PCC, une solution appropriée devrait être recherchée. Les finalités et les principes du data mining sont déjà réglés par la loi du 3 août 2012 portant dispositions relatives au traitement de données à caractère personnel, réalisée par le service public fédéral Finances dans le cadre de ses missions. Cette loi sera révisée en ses aspects liés au data mining.
02.05 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, j'aurais aimé être plus enthousiaste à l'écoute de votre réponse. J'aurais aimé que vous fussiez plus précis sur les suites à donner au rapport de votre administration mais aussi du groupe de travail qui a été mis en œuvre.
Je m'étonne du flou de votre réponse et vous ne répondez pas à mes questions. Où en êtes-vous dans cette mise en œuvre? Quel est votre agenda pour ce projet de loi avec lequel nous vous attendons?
Là où je vous suis, c'est que le data mining permet une égalité de tous les citoyens devant l'impôt. Que les personnes ayant le même profil encourent le même risque d'être contrôlées est important. Comme vous, l'importance de la maîtrise de l'algorithme et sa maîtrise démocratique m'importent. Quels sont les critères utilisés pour ce data mining?
Je m'étonne du flou de votre réponse. Je le regrette. Si vous souhaitez avancer dans ce dossier, ce que vous êtes censé faire, ce dossier étant inscrit à l'accord de gouvernement, vous trouverez les écologistes à vos côtés. Je vous enjoins, monsieur le ministre, à faire avancer et mettre en œuvre les recommandations produites par votre propre administration.
02.06 Marco Van Hees (PVDA-PTB):
Monsieur le ministre, une fois de plus, il n’y a aucun engagement de votre part
quant à la réalisation de ce projet qui se trouve dans l’accord de
gouvernement. Comme je l’ai dit, nous accusons un retard de deux ans. Dans un
premier temps, votre réponse a été de dire: ʺLe SPF Finances va effectuer un
rapport sur la question.ʺ Il a fait son rapport, un rapport détaillé et
maintenant que répondez-vous? ʺIl y a un groupe du SPF Finances qui
travaille sur la question.ʺ Mais, ils ont déjà travaillé sur la question,
ils ont déjà fait un rapport détaillé en disant que c’était absolument
nécessaire! Donc, vous repassez les plats une fois de plus! C’est assez
incroyable de votre part.
Vous invoquez l’argument de la vie privée. Évidemment, le respect de la vie privée est important mais moi, ce que je constate, c’est que quand il s’agit de contrôler les allocataires sociaux, les gens qui émargent au CPAS, là, la vie privée semble ne plus exister. On leur demande ‘n’importe quoi. On est sévère. On bafoue cette vie privée mais dès qu’il s’agit de s’attaquer à la grande fraude fiscale, là, tout d’un coup, on découvre qu’il y a la nécessité du respect de la vie privée. Je vous dirai simplement que la Belgique fait exception par rapport aux autres pays sur ce secret bancaire. Ici, il s’agit de lever le voile sur un aspect, sur une partie de ce secret bancaire et c’est encore de trop! Votre réponse n’est pas acceptable, monsieur le ministre. En tout cas, je constate que l’accord de gouvernement n’est pas respecté.
02.07 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le ministre, vous ne nous indiquez aucun planning concret et précis. Si nous n'avançons pas dans la concrétisation de l'accord de gouvernement, nous ne serons pas en mesure de présenter un bilan en matière de lutte contre la fraude fiscale qui soit meilleur que les avancées que je viens d'énoncer. Les avancées sont bonnes mais elles ne suffisent pas. Il faut aller plus loin. Vous ne nous donnez pas de planning sur la concrétisation de l'accord de gouvernement. Cela ne va pas. Nous vous demandons vraiment d'avancer. Soit dit en passant, le data mining n'est pas la panacée non plus.
Des agents de l'État sur le terrain préfèrent garder une certaine autonomie dans le choix des dossiers car ils sont en possession d'un certain nombre d'informations ou ont une lecture préalable des dossiers leur donnant à penser qu'il vaudrait mieux insister sur ces dossiers-là plutôt que sur d'autres; alors que le data mining leur donne plutôt des injonctions ou des orientations différentes. Le data mining plus l'accès au point de contact central peuvent renforcer l'efficacité. Monsieur le ministre, nous reviendrons sur ce sujet en vous demandant un timing plus précis que celui que vous venez de nous donner.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De vragen nrs. 55038102C en 55038138C van de heer Patrick Prévot worden omgezet in schriftelijke vragen. Vraag nr. 55038139C van de heer Laaouej wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
03.01 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le ministre, la lutte contre les inégalités a toujours été une priorité. Force est de constater que nous vivons une période difficile qui creuse encore plus le fossé entre les riches et les personnes précarisées. Les personnes en situation de pauvreté sont de plus en plus nombreuses – je pense aux familles monoparentales, aux pensionnés – tandis que les riches sont de plus en plus riches. Les différentes crises que nous avons traversées sont autant de facteurs qui contribuent à accroître les inégalités dans le monde.
Face à ces tristes constats, certains décident de faire bouger les lignes. Oxfam a récemment déposé une pétition, notamment auprès de vous, pour réclamer un impôt sur la fortune. Pendant le Forum économique de Davos, plus de 200 millionnaires et milliardaires ont eux-mêmes réclamé de payer plus d'impôts pour le bien commun. Début juin, Thomas Piketty, Oxfam, Aurore Lalucq ainsi que Paul Magnette ont déposé auprès de la Commission européenne une demande de lancement d'une initiative citoyenne européenne appelant à la mise en place d'un impôt de solidarité sur les grandes fortunes. L'idée est de presser la Commission de déposer un projet visant à instaurer un impôt sur la fortune au niveau européen. Le débat s'invite donc également sur les bancs de la Commission européenne.
Monsieur le ministre, quelle est votre réaction face à ces différentes initiatives qui ont toutes pour objectif de faire bouger les lignes et mettre de la justice fiscale au cœur des préoccupations?
03.02 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, l’ONG Oxfam a lancé une grande campagne qui vise à demander au gouvernement d’adopter sans délai un impôt progressif sur les fortunes supérieures à un million d’euros. Cette campagne était accompagnée d’une pétition adressée au premier ministre et à vous-même. Il me revient que la pétition vous a été remise en juin dernier.
Comme l’indique Oxfam en prélude de sa pétition, en Belgique, le capital est peu taxé par rapport au travail. C’était d’ailleurs tout l’enjeu de la réforme fiscale sur laquelle vous avez beaucoup travaillé avec vos partenaires. Les inégalités se creusent, 19 % de la population serait à risque de pauvreté ou d’exclusion sociale. Parallèlement, 1 % des Belges les plus riches possèdent ensemble plus de 70 % des richesses. Environ 70 à 80 % du stock total du patrimoine sont obtenus par l’héritage.
Aujourd’hui, on constate que la crise sanitaire, la guerre en Ukraine et la crise climatique ont nécessité et vont encore nécessiter des interventions publiques importantes et des investissements d’ampleur. Pour des services publics qui fonctionnent et pour une protection sociale efficace et bien financée, il est essentiel que l’État dispose des moyens utiles. Cela doit se conjuguer avec un impôt plus juste et plus progressif.
Monsieur le ministre, quelle suite avez-vous donnée à la pétition d’Oxfam réclamant un impôt progressif sur les fortunes supérieures à un million d’euros? Comment vous positionnez-vous sur cette proposition? Alors que certains demandent à être taxés parce que cela permet davantage d’équité entre les contribuables, quel est votre point de vue sur ce dossier?
03.03 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Laaouej, madame Cornet, comme j’ai déjà eu l’occasion de l’exprimer à diverses occasions au sein de cette commission, je milite, tout comme vous, pour une fiscalité équitable où chacun apporte sa juste contribution. Nous avons déjà fait un premier pas important avec l’introduction de la taxe sur les comptes-titres approuvée par la Cour constitutionnelle. Je rappelle également que notre action dans ce domaine se traduit aussi par la transposition la plus complète possible de l’impôt minimum des multinationales, tout en veillant au maintien de la compétitivité de la Belgique.
En outre, le gouvernement a déjà pris de nombreuses mesures pour lutter contre l’évasion fiscale. Nous avons ainsi considérablement prolongé les délais d’investigation et d’imposition de l’administration dans le cas des constructions juridiques mises en place par certains super riches pour échapper à l’impôt. Ces délais ont même été portés à dix ans.
Cependant, la pression fiscale sur le travail est aujourd’hui encore très élevée en Belgique. Parallèlement, les revenus patrimoniaux sont taxés de manière inégale. Ce n’est pas équitable. Nous devons y remédier. C’est pourquoi l’un des principes de mon épure pour une vaste réforme fiscale est de réduire les charges sur le travail dans un système équilibré, de globaliser tous les revenus patrimoniaux et de les soumettre à des taux proportionnels. Cette réforme fiscale est nécessaire pour un système fiscal équilibré et axé sur l'avenir dans notre pays.
03.04 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le ministre, vous ne répondez pas à la question. Il faut quand même bien voir que la concentration des patrimoines financiers dans notre pays, en comparaison avec d'autres pays, est beaucoup plus importante, parce que les plus-values sur actions et titres sont exonérées depuis trop longtemps. Nous demandons qu'elles soient fiscalisées. Malheureusement, nous ne parvenons pas encore, à ce stade, à l'obtenir, malgré le fait que nous déposons des propositions sur la table régulièrement.
Le système de l'impôt sur les revenus a une certaine progressivité, mais n'empêche pas que certains gros salaires, moins fiscalisés qu'ailleurs, contribuent à cette concentration de patrimoine. Dès lors, l'impôt sur les grands patrimoines apparaît comme étant une mesure réparatrice. Cela vaut vraiment la peine. Un chemin a été parcouru avec la taxe sur les comptes-titres dont l'assiette gagnerait à être élargie. Cette taxe rapporte un demi-milliard. Cela devrait rapporter plus. En cette période de crise, où il faut trouver plus de vingt milliards d'euros pour remettre nos comptes à l'équilibre, nous considérons que mettre à contribution les grands patrimoines n'est pas quelque chose à mettre de côté, selon des modalités à déterminer.
Monsieur le ministre, au-delà de la question des prélèvements sur les revenus, et en particulier les revenus financiers, existe aussi la question de la mise à contribution des très grands patrimoines. D'autant plus que certains millionnaires et certains milliardaires sont prêts à soutenir la démarche. Cela n'arrive pas tous les jours. Donc, avançons, monsieur le ministre! Vous auriez notre soutien si vous le faisiez, mais le statu quo n'est pas une option.
03.05 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je vous rejoins complètement sur l’épure de la réforme fiscale, dont l’idée était de diminuer la fiscalité sur le travail et d’améliorer les contributions des épaules les plus larges. C'était le fondement de ce travail, que nous avons largement soutenu aussi bien ici que publiquement. Il importe vraiment de faire contribuer l’ensemble des revenus.
Sur les valeurs dont vous avez parlé, sur une taxation davantage équilibrée, je vous suis entièrement. Je suis très heureuse de vous entendre rappeler ces valeurs qui animent votre travail.
Là où je suis plus circonspecte, c’est sur les suites que vous avez réservées à la pétition d’Oxfam. Vous n’avez pas répondu à cette partie de la question. Vous n’avez pas donné votre position sur une taxation plus précise des grandes fortunes, supérieures à un million d’euros.
Enfin, au niveau de l’héritage, qui est une grande partie de la transmission des richesses, nous avons vu dans les rapports de la Cour des comptes sur la taxe Caïman que les constructions juridiques sont utilisées pour anticiper les droits de succession. En fait, les très grosses fortunes utilisent des mécanismes, et les utilisent avec toutes leurs failles pour éviter de contribuer au moment de la transmission de l’héritage; c'est ainsi que les droits de succession ne sont plus payés que par une certaine classe moyenne qui a de l’épargne, mais qui ne peut pas préparer sa transmission, puisqu’elle est moins conseillée.
Tout ceci nous invite instamment à travailler davantage sur une taxation des très gros patrimoines, et je vous invite à le faire. Nous vous soutiendrons dans toutes les initiatives que vous prendriez dans ce sens.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op initiatief van de huidige regering kunnen douaniers en politieagenten sinds 25 juli 2022 beslag leggen op iemands voertuig via het gebruik van ANPR-camera’s wanneer de eigenaar van het voertuig of de titularis van het kenteken van het voertuig schuldenaar is van door de FOD Financiën in te vorderen fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, waaronder DAVO-schulden. Dat gaat terug naar een wet diverse bepalingen van 5 juli 2022, meer bepaald de artikelen 90 en 92.
In 2022 hebt u echter de instructie gegeven aan uw ambtenaren om de verruimde toepassing niet te gebruiken. U bent daarover ondervraagd. U antwoordde dat de reden de ongunstige economische situatie in 2022 ten gevolge van de energiecrisis was. U deelde echter ook mee dat uw administratie de verruiming van de invorderingsmaatregelen in de loop van 2023 alsnog zou invoeren. Mijn vraag is dan ook de volgende.
Geldt uw instructie van 2022, om de verruimde toepassing van de ANPR-camera’s niet in de praktijk te brengen, nog steeds? Indien ja, bent u van plan de verruiming van de invorderingsmaatregelen nog in 2023 te laten gebruiken?
Mijn tweede vraag is afhankelijk van het antwoord op de eerste vraag. Indien uw instructie van 2022 intussen werd ingetrokken, welke nieuwe instructies werden dan aan de ambtenaren van uw administratie gegeven? Hoeveel keer en voor welk bedrag werd in voorkomend geval in 2023 beslag gelegd op een voertuig door het gebruik van ANPR-camera’s voor de invordering van de fiscale en niet-fiscale schulden, in het bijzonder de personenbelasting en DAVO-schulden?
04.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Van der Donckt, de instructie om de uitbreiding van de ANPR-controle naar fiscale en niet-fiscale schulden, waaronder de alimentatievordering, nog niet in te voeren, is nog steeds van kracht. Deze uitbreiding van de reikwijdte van de controle zal begin 2024 plaatsvinden. Er is dus ook nog geen inning geweest van fiscale en niet-fiscale schulden zoals voor de inkomstenbelasting of alimentatievorderingen. Gelukkig maar, anders zouden we de instructie niet naleven.
04.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw helder en duidelijk antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, met een aanmaning op 30 oktober 2020 startte
de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen de Belgische Staat omdat zij
van mening is dat de vrijstelling voor gereglementeerde deposito's het vrij
verkeer nog steeds schendt. België is er immers al eens voor veroordeeld door
het Hof van Justitie in 2013.
Begin
dit jaar antwoordde u dat het advies van de Nationale Bank van België en de
FSMA over deze inbreukprocedure nog volop wordt onderzocht door uw diensten.
Beide instellingen zouden een bijzondere aandacht hebben voor de impact op de
financiële stabiliteit van ons bancair systeem. Dit argument klinkt ons
ondertussen vertrouwd in de oren.
Nu
spaarders naarstig op zoek zijn naar een hogere rente op hun deposito's zou het
openen van een buitenlandse spaarrekening waar wel hogere rentes worden gegeven
een uitweg voor de spaarder kunnen zijn en de concurrentie om de Belgische
spaarder kunnen aanwakkeren.
Mijn
vragen zijn de volgende:
Wat
zijn de bevindingen van uw administratie over beide adviezen?
Werd
er al een antwoord op deze inbreukprocedure verstuurd naar de Europese
Commissie?
Hoe
kan u volhouden ten aanzien van de Europese Commissie dat u voor een bankenunie
bent maar tegelijk de spaarmarkt nationaal bevoordeeld via de vrijstelling van
de spaardeposito's.
05.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Van der Donckt, er wordt op basis van de ontvangen adviezen en in overleg met de bankensector bekeken hoe de huidige fiscale regeling het best zou worden aangepast om zo tegemoet te komen aan de grieven van de Europese Commissie, die hiervan ook op de hoogte is gebracht. Er wordt dus nog overleg gepleegd.
05.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, dat is een heel kort antwoord. Hebt u een idee wanneer dat zou lukken?
05.04 Minister Vincent Van Peteghem: Dat zal nog een tijdje duren.
05.05 Wim Van der Donckt (N-VA): We zullen zien. Ik zal het verder in het oog houden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Wouter Vermeersch (VB): Op dit moment maken de meeste bussen en autocars nog steeds gebruik van conventionele brandstoffen, zoals diesel of benzine. Hoewel er al alternatieven bestaan, zoals elektrische bussen, waterstofbussen en bussen die op biobrandstoffen rijden, is de infrastructuur voor het opladen of tanken van deze alternatieve brandstoffen nog niet wijdverspreid. Het gebrek aan voldoende laad- en tankstations bemoeilijkt de overgang naar groenere technologieën. Bovendien zijn de initiële kosten van elektrische bussen, waterstofbussen en andere groene technologieën een stuk hoger dan die van traditionele bussen. Deze hoge aanschafkosten vormen een belemmering voor veel vervoersbedrijven om de overstap te maken naar duurzamere opties.
Sinds 2004 profiteren transport- en vervoersbedrijven met middelgrote en grote voertuigen van een fiscaal gunstregime waarbij ze een deel van de accijnzen op diesel terugkrijgen. Eind 2021 besliste deze federale regering echter om dat systeem van de professionele diesel af te bouwen. In januari en maart 2022 volgden al onmiddellijk twee dalingen van het terugvorderbare gedeelte van de accijnzen. Als gevolg daarvan zagen de bus- en autocarbedrijven in 2022 een verlies van 13,5 miljoen euro, dat meldt de Federatie van de Belgische Autobus- en Autocarondernemers, de FBAA. Dat cijfer zou in de toekomst alleen maar toenemen.
Bent u zich hiervan bewust?
De sectororganisatie wijst op het ongelijke fiscale speelveld tussen verschillende vervoersmodi, onder andere ten opzichte van de luchtvaartsector. Kunt u die kritiek bevestigen dan wel weerleggen?
In haar verkiezingsmemorandum pleit de FBAA ervoor om het fiscale regime van de professionele diesel te behouden, zolang er geen volwaardige alternatieven zijn voor fossiele brandstoffen. Hoe reageert u op die duidelijke, en wat ons betreft terechte, vraag?
Is er een monitoringsysteem geïmplementeerd om de impact van de fiscale veranderingen op de transportsector in de loop van de tijd te evalueren en eventuele aanpassingen aan het beleid te overwegen?
06.02 Minister Vincent Van Peteghem: In het kader van het Nationaal Energie- en Klimaatplan is de regering inderdaad het engagement aangegaan om de subsidies voor fossiele brandstoffen te evalueren en geleidelijk aan af te bouwen. We maken daar uiteraard ook werk van. Een belangrijke stap is de vergroening van mobiliteit, waarbij fiscale steun voor fossiele bedrijfswagens wordt gedoofd. Ook het fiscale voordeel voor de professionele diesel werd toen al geleidelijk verminderd.
Het bedrag aan accijnzen dat kan worden terugbetaald, werd in twee stappen verlaagd. Dat gebeurde een eerste keer met ingang vanaf 1 januari 2022, een tweede keer met ingang vanaf 1 januari 2023. Ik ben er mij van bewust dat de vermindering van dit voordeel een impact heeft op de gebruikers van het systeem van professionele diesel, waaronder autobussen en autocars. De realiteit is dat tot op vandaag die sectoren nog wel kunnen blijven genieten van een verlaagd tarief voor dieselgebruik, een voordeel dat in onze contreien enkel in België en Frankrijk bestaat.
U vraagt allebei, maar in dezen alleen de heer Vermeersch, naar de toekomst van het fiscale regime van het systeem van professionele diesel. Ik kan daarover herhalen dat we het engagement zijn aangegaan om dit soort subsidies af te bouwen. Dat lijkt me ook logisch, maar opnieuw pleit ik ervoor om dit geleidelijk aan te doen. Daarnaast mogen we de betrokken sectoren ook geen valse hoop geven: dit systeem zal uiteindelijk moeten verdwijnen. Ook op Europees niveau is men momenteel bezig met een herziening van de energiebelastingrichtlijn, waarin zal worden opgenomen dat verschillende preferentiële regimes niet langer mogelijk zullen zijn.
Wat uw laatste vraag betreft, mijnheer Vermeersch, moet ik u meegeven dat de FOD Financiën een dergelijk monitoringsysteem niet heeft geïmplementeerd. Wat de laatste vraag van de heer Verduyckt betreft, kan ik meegeven dat de FOD Financiën inderdaad in 2024 opnieuw een update zal uitvoeren van de federale inventaris. Dit zal gebeuren in samenwerking met de FOD Volksgezondheid, dienst Klimaatverandering.
06.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik wil appelleren aan uw verantwoordelijkheid als minister van Financiën. De afbouw van het systeem van professionele diesel is vandaag gewoonweg niet te verantwoorden.
Elektrische of waterstofvoertuigen zijn op technisch, operationeel en financieel vlak nog te weinig performant. Ze zijn drie- tot zesmaal duurder dan een bus of autocar die rijdt op fossiele brandstoffen. Ook de laadindustrie hinkt mee achterop. Zolang er geen volwaardige alternatieven zijn voor de fossiele brandstoffen waarop bussen en autocars rijden, dient het principe van de professionele diesel behouden te blijven. Op dit moment is het voor veel kleine transportbedrijven financieel niet haalbaar om de omslag te maken naar elektrische vrachtwagens of vrachtwagens op waterstof. Ook die zijn drie tot zes keer duurder. En ook de laadinfrastructuur staat nog lang niet op punt. Als deze korting vervalt, en daar is uw regering mee bezig, verliezen onze Vlaamse bedrijven bovendien het kleine concurrentiële voordeel dat ze nog hebben ten opzichte van landen waar de loonkosten een pak lager liggen.
Mijnheer de minister, niet te vergeten, de buitenlandse vrachtwagens die hier tanken, leveren de schatkist ook nog geld op. Dat is ook een aspect dat wij in de discussie moeten meenemen.
Wij zullen u dus blijven appelleren aan uw verantwoordelijkheid.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, toen u in de zomer van 2022 uw fiscale plan voorstelde, zouden wij per jaar netto tot 5.400 euro meer overhouden. Dat voorstel werd uiteindelijk flink afgezwakt en werd een stuk lelijker van aard.
Een aantal voorstellen van die fiscale hervorming is gelekt in de pers, onder andere het verhogen van de btw, wat in tijden van prijsstijgingen natuurlijk onaanvaardbaar is. Die hervorming moest nochtans het pronkstuk worden voor cd&v, maar het is, net zoals voorzitter Sammy Mahdi een soort dragqueen geworden: een lelijk gedrocht waarop geen enkele Vlaming zat te wachten.
De fiscale hervorming werd beloofd voor de winter, is dan verschoven naar de lente en daarna naar de zomer, maar van uitstel kwam uiteindelijk afstel, zoals het spreekwoord zegt. Voor 21 juli werd er geen akkoord gevonden. De onderhandelingen sprongen af na een zoveelste mislukte poging. De partijen van uw regering konden zelfs niet meer aan één tafel zitten om erover te onderhandelen.
In een persbericht liet regeringspartij MR weten dat er bij de laatste besprekingen meer dan 1,6 miljard euro nieuwe belastingen op tafel lagen, met name voor de bouw, de consumptie, het toerisme, de voeding, de pers en de cultuur. In de pers was er ook sprake van hogere taksen op tickets voor evenementen, landbouwproducten, hotels, magazines, alcohol, suikerhoudende dranken en vliegtuigtickets.
Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat die vermelde nieuwe belastingen, samen goed voor 1,6 miljard euro, op tafel lagen? Hoe moet het voor u als minister nu verder met die fiscale hervorming, nadat de geplande deadline van 21 juli niet gehaald werd? Streeft u deze legislatuur nog naar een akkoord met de regeringspartijen? Zo ja, is er een plan om zo'n akkoord te bereiken voor de regeerverklaring van volgende week? Die vraag is wellicht al achterhaald. Ik vermoed dat dat nog maar moeilijk haalbaar zal zijn. Misschien moet ik het anders zeggen. Acht u ze nog haalbaar voor het einde van dit jaar?
07.02 Minister Vincent Van Peteghem: Het regeerakkoord heeft mij een duidelijke opdracht gegeven om een bredere fiscale hervorming voor te bereiden, met als doel ons belastingstelsel te moderniseren, te vereenvoudigen en rechtvaardiger en neutraler te maken. Die blauwdruk voor een brede fiscale hervorming ligt klaar. De eerste fase omvat een belastingverlaging van 6 miljard euro. Die is gedetailleerd uitgewerkt. Er is een zeshonderdtal pagina’s aan wettekst. Er is een budgettaire nota. De voorbereiding is dus klaar, maar het zal aan de volgende regering zijn om hierin verdere stappen te zetten en zich daarover te ontfermen.
07.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, dat riedeltje kennen we al. Dat hebben we al vaker gehoord, ook afgelopen zomer. Een aantal voorstellen van uw fiscale hervorming en uw nota zijn ondertussen gelekt in de pers. Er is sprake van een belasting op werkelijke huurinkomsten, het afbouwen van het fiscale voordeel van pensioensparen en langetermijnsparen, nieuwe vermogensbelastingen, het extra belasten van ondernemingen, eenmanszaken en zelfstandigen en zelfs, hou u vast in deze tijden van prijsstijgingen, het verder verhogen van de btw. Men moet het maar durven.
U verkondigde aan iedereen die het wil horen dat er geen taboes in uw fiscale hervorming zijn, maar in tegenstelling tot wat u zegt rust er natuurlijk wel een taboe op uw zogenaamde fiscale hervorming. Deze vivaldiregering sluit bij voorbaat uit dat de belastingen zullen dalen en dat in een van de meest belaste landen ter wereld. Ook dat moet men maar durven.
Net voordat deze regering deze zomer op vakantie trok, is de fiscale hervorming geïmplodeerd. De regeringspartijen konden zelfs niet meer aan een tafel zitten om te onderhandelen. Het was dan ook niet meer dan symbolisch dat deze zoveelste mislukking zich voltrok aan de vooravond van 21 juli. Dit fiscaal fiasco toont duidelijk aan dat het in dit Belgenlandje ondertussen onmogelijk is geworden om nog broodnodige sociaal-economische hervormingen door te voeren. België is onhervormbaar geworden.
Al van bij de aanvang van Vivaldi vroegen wij ons trouwens af wat de meerwaarde van cd&v in deze regering was. Noch op het vlak van asiel en migratie, noch op het vlak van onze veiligheid en Binnenlandse Zaken, noch op communautair en nu ook op fiscaal vlak kreeg de partij een deuk in een pak boter geslagen. Het palmares van de partij in deze regering is nul.
Men kan zich de vraag stellen hoe cd&v zich nog staande kan houden in deze regering. Sammy Mahdi stond rechter op zijn stiletto’s dan zijn partij in deze regering. Indien de christendemocraten nog iets van ruggengraat zouden hebben, dan hadden ze al lang de stekker uit Vivaldi getrokken.
Mijnheer de minister, laat dit een oproep zijn. Als u de eer aan uzelf wilde houden en deze fiscale hervorming gedwarsboomd werd door uw coalitiepartners, dan had u ook de stekker uit deze regering moeten trekken.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Collega Vermeersch, ik wil u nogmaals herinneren aan de spreektijd. De volgende keer zal ik gewoon ingrijpen. We zullen dit meteen testen met uw volgende vraag.
08.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de voorzitter, ik probeer mij aan de spreektijd te houden, maar ik hoef u er niet op te wijzen dat de fiscale hervorming een belangrijk onderwerp is waarover er in deze commissie nog helemaal geen debat heeft plaatsgevonden sinds het fiasco van deze zomer. Dat is toch wel een democratisch deficit. Het is dan ook begrijpelijk dat we even over onze spreektijd gaan.
08.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, ik ben altijd beschikbaar om naar hier te komen.
08.03 Wouter Vermeersch (VB): Dit is geen verwijt aan u, mijnheer de minister, maar wel aan de commissie.
Ik geef nog een ander voorbeeld, mijnheer de minister. Het Vlaams Belang heeft een debat gevraagd over de digitale euro, zoals dat in andere parlementen in de Europese Unie wel kon. We hebben gevraagd om een hoorzitting met experts, zodat we dit thema kunnen bespreken. In Nederland bijvoorbeeld is er…
De voorzitter: Collega Vermeersch, we zijn nu niet bezig met de regeling van de werkzaamheden. Ik stel voor dat u uw vraag stelt. Ik laat uw spreektijd gewoon lopen.
08.04 Wouter Vermeersch (VB): In Nederland worden daarvoor aparte commissies opgericht. Hier wordt de parlementsleden de mond gesnoerd als ze zelfs maar om een debat daarover vragen. Dat zien we nu ook weer.
Zowel in De Tijd als in La Libre werd gemeld dat verschillende IT-bedrijven en softwareontwikkelaars naar het Grondwettelijk Hof zijn gestapt om bezwaar te maken tegen de herziene fiscale regels voor auteursrechten. Hoe kan het ook anders, gezien de wolligheid? De herziening heeft verwarring veroorzaakt door de strenge interpretatie van de regels door u als minister van Financiën, waarbij fiscale advocaten wijzen op de ruimere formulering dan oorspronkelijk aangekondigd. De betrokken partijen hopen op een snelle beslissing van het Grondwettelijk Hof om duidelijkheid te scheppen en een langdurig juridisch proces van mogelijk tien jaar te vermijden.
Ondertussen meldt La Libre dat de fiscus nu auteursrechten voor IT afwijst en bedrijven overwegen het regime te verlaten vanwege de onzekerheid en de risico's bij fiscale controles. Werkgevers staan voor een uitdaging wat betreft het omgaan met het verlies van dit gunstregime en de mogelijke financiële impact op hun IT-personeel.
De sector onderzoekt strategieën om concurrentieel te blijven in de strijd om talent. Men vreest dat het verlies van het auteursrechtregime de aantrekkingskracht van het buitenland vergroot. Sommige bedrijven hebben al besloten tot versnelde internationale expansie om de impact van het verlies van het belastingvoordeel te minimaliseren.
Wat is uw reactie op het feit dat diverse IT-bedrijven en softwareontwikkelaars naar het Grondwettelijk Hof zijn gestapt om bezwaar te maken tegen de herziene fiscale regels voor auteursrechten? Welke stappen onderneemt u om de duidelijkheid te verschaffen waarop de betrokken partijen hopen en om langdurige juridische procedures te vermijden? Wat is uw standpunt ten aanzien van het feit dat de fiscus nu auteursrechten voor IT afwijst en bedrijven overwegen het regime te verlaten vanwege onzekerheid en risico's bij fiscale controles, zoals gerapporteerd in de pers?
Hoe denkt u dat het afschaffen van het auteursrecht voor IT de concurrentiepositie van de sector in de strijd om talent zal beïnvloeden? Werd er een impactanalyse gemaakt?
08.05 Minister Vincent Van Peteghem: Verschillende IT-bedrijven, softwareontwikkelaars en veelal de personeelsleden van de IT-huizen, zijn naar het Grondwettelijk Hof gestapt om een specifieke bepaling ongrondwettelijk te laten verklaren, zolang de betreffende bepaling zou worden geïnterpreteerd in de zin dat auteurs van softwareprogramma’s niet worden toegelaten tot het fiscaal regime van de auteursrechten. Er zijn twee voorzieningen ingediend bij het Grondwettelijk Hof tegen artikel 100 van de programmawet van 26 december 2022. In het kader van deze juridische procedure werden er reeds memories ingediend van de eisende partijen en werden er daarop ook memories van antwoord ingediend door de ministerraad. Uit het verdere verloop van de procedure, alsook de eventuele uitkomst, zal moeten blijken wat de zienswijze is van het Hof. Ik kan daar vanzelfsprekend niet op vooruitlopen.
Mijn administratie voert inderdaad controles uit op de toepassing van het fiscale regime van de auteursrechten. In dit stadium betreft dit vooralsnog aanslagjaren van voor de hervorming, met andere woorden nog onder het oude stelsel. Uiteraard volgen er binnenkort ook controles op de toepassing van het nieuwe fiscale regime.
Inzake het nieuwe stelsel heeft de dienst Voorafgaande Beslissingen inderdaad een gedragslijn aangenomen die stelt dat hij binnen de contouren van de nieuwe wettelijke regels geen mogelijkheid ziet om rulings af te leveren met betrekking tot inkomsten uit overdracht en licentieverlening van auteursrechten inzake softwareprogramma’s.
Tot slot wil ik eraan herinneren dat wanneer er wordt gesproken over de internationale concurrentiepositie en het al dan niet voorzien van fiscale voordelen – al dan niet sectorspecifiek – er binnen een Europese context rekening moet worden gehouden met de staatssteunregels. We moeten ons ervoor hoeden regimes te creëren of in stand te houden die de toets van de Europese staatssteunregels niet kunnen doorstaan. Dat zou in se een grotere rechtsonzekerheid veroorzaken en een negatieve impact hebben op het aanzien van België als een land om in te blijven investeren en groeien.
08.06 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, laat ik duidelijk stellen dat het gunstregime voor auteursrechten zoals het vandaag bestaat, en voorheen bestond, eigenlijk een fiscale koterij is, zoals er vele bestaan in de rommelige fiscale wetgeving van dit land. Dat is natuurlijk een gevolg van het feit dat België niet hervormbaar is, ook niet op fiscaal vlak. Men moet echter goed beseffen wat het effect is op de digitale sector, nu het plots minder aantrekkelijk is voor softwareontwikkelaars om te werken voor Belgische bedrijven. Als wij het loon van die softwareontwikkelaars minder aantrekkelijk maken, wurgen wij de techsector. Het belastingvoordeel is een nuttig wapen in de strijd om talent, the war for talent.
De loonkosten in België behoren tot de hoogste in Europa. Dat beseft u maar al te goed, want dit was de insteek van uw fiscale hervorming. De kloof met het buitenland wordt alleen groter, zeker in combinatie met de indexatie die wij dit jaar gekend hebben. De lonen zijn begin dit jaar met meer dan 10 % gestegen. Deze regering heeft nu ook het fiscale gunstregime voor softwareontwikkelaars doen verdwijnen. Dankzij dat gunstregime konden de dungezaaide softwareontwikkelaars maandelijks 200 tot 600 euro netto bijverdienen.
Met de doorbraak van het hybride werken is de strijd om talent heviger geworden. Het is voor internationale concurrenten een stuk makkelijker geworden om overal ter wereld talent te rekruteren. De wetgeving die in dit Parlement is goedgekeurd, erodeert de Belgische techsector, een belangrijke groeimotor van onze economie.
Wij betreuren dat en wij stellen vast dat die onduidelijkheid blijft bestaan. Wij roepen u dus op, mijnheer de minister, om eindelijk duidelijkheid te creëren voor die bedrijven en de talrijke werknemers in de techsector.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, in juli vond een conclaaf plaats met als doel een nieuwe ethaankraker naar de haven van Antwerpen te halen. Dit conclaaf werd bijgewoond door niet alleen de Vlaamse minister-president en de drie Vlaamse viceminister-presidenten, maar ook door de premier en door u als minister van Financiën.
Kunt u uw aanwezigheid op dat conclaaf bevestigen? Wat was specifiek uw rol op dat conclaaf?
Welke belangrijke punten en conclusies heeft u ontleend aan de discussies tijdens dit conclaaf?
Welke maatregelen overweegt u, binnen de grenzen van uw bevoegdheden, om de vestiging van die ethaankraker in Antwerpen te bevorderen?
Werden er gesprekken gevoerd over potentiële samenwerkingsverbanden tussen de verschillende overheden en particuliere partijen ter ondersteuning van de uitvoering van het ethaankrakerproject?
Wat is de rol of de mate van invloed van financiële steun bij het nemen van beslissingen over de voortgang van dit project?
09.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, ik kan u meedelen dat ik digitaal aanwezig was op die vergadering, uiteraard in mijn hoedanigheid als minister van Financiën, bevoegd voor de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij. Ik kan u meedelen dat ik op die vergadering geen specifieke vragen heb gekregen van de onderneming, aangezien de onderneming voornamelijk focuste op het verkrijgen van een gigarentewaarborg op het Vlaamse niveau. Ik heb ook begrepen dat de Vlaamse regering bereid was een dergelijke gigarentewaarborg op een overbruggingskrediet te onderzoeken. Er zijn aan FPIM geen specifieke vragen gesteld.
09.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, het was vooral een informatieve vraag naar uw rol. Dat is ondertussen iets duidelijker, dank u.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer De Roover is niet aanwezig.
10.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, het is ondertussen wel duidelijk dat de fiscale hervorming op het federale niveau afgelopen zomer is afgesprongen. Of men nu voorstander of tegenstander van die fiscale hervorming was, iedereen weet dat één groep zware gevolgen zal dragen van die mislukking. Zoals Het Laatste Nieuws terecht toelichtte, vormde het permanent maken van het verlaagde btw-tarief van 6 % voor sloop en heropbouw een onderdeel van die fiscale hervorming. Na de mislukking daarvan weten kopers en eigenaars van heropgebouwde woningen hoegenaamd niet waar zij aan toe zijn, net zomin als kopers die plannen een dergelijk project op poten te zetten vanaf volgend jaar, aangezien zij niet weten welk btw-tarief ze zullen betalen vanaf 1 januari 2024. Dat tarief kan het verschil betekenen voor de levensvatbaarheid van een project. Die onzekerheid heeft op zich al een marktverstorend effect. Oudere, minder kwalitatieve woningen worden trager of niet verkocht. Dat is totaal onverantwoord op minder dan vier maanden voor de deadline.
Slopers en heropbouwers doen exact wat we nodig hebben: het vervangen van energieverslindende woningen door performante, moderne, energiezuinige woningen. Dat zou collega Vanbesien, die hier voor mij zit, als muziek in de oren moeten klinken. Sloop en heropbouw is goed voor onze energiezekerheid, de klimaatdoelstellingen, de globale kwaliteit van ons woningbestand en zoveel meer.
Mijnheer de minister, ik heb dus slechts één zeer duidelijke vraag. Welk btw-tarief zal vanaf 1 januari van toepassing zijn?
10.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, om de relance binnen de bouwsector tijdens de coronacrisis te bevorderen, maar ook om de grote renovatie-uitdaging waar ons land voor staat een duwtje in de rug te geven, werd eind 2020 de tijdelijke btw-verlaging voor afbraak en heropbouw op mijn aangeven beslist door de regering. Na een tussentijdse verlenging in de context van de energiecrisis, loopt die tijdelijke regeling normaal gezien eind 2023 af, met natuurlijk een uitzondering, namelijk de permanente maatregel die van toepassing is in de 32 centrumsteden.
Ik ben mij ervan bewust, nu het einde van het jaar nadert, dat er vragen rijzen over een eventueel verdere toepassing van dat verlaagde btw-tarief.
Wie de blauwdruk voor een bredere fiscale hervorming leest, weet dat ik een permanente maatregel ondersteun. Daarom was dat ook opgenomen in het onderdeel met betrekking tot de voorgestelde btw-hervorming die werd voorgesteld in de eerste fase van de bredere fiscale hervorming.
Over de btw-hervorming en over de fiscale hervorming werd geen consensus tussen de meerderheidspartijen bereikt. Het dossier van de btw-verlaging voor afbraak en heropbouw is evenwel steeds op de agenda blijven staan. U moet wel weten dat de budgettaire impact van de verlenging van de tijdelijke maatregel voor afbraak en heropbouw 293 miljoen euro per jaar bedraagt.
U weet dat we momenteel bezig zijn met gesprekken binnen de regering in het kader van het lopende begrotingsconclaaf. De conclusies van dat conclaaf zijn uiteraard nog niet gekend. Ik zal dan ook wachten om daarover verdere uitspraken te doen. Tot dan blijft de tijdelijke maatregel, die ingevoerd is om de bouwondernemingen te steunen tijdens de covidcrisis, natuurlijk lopen tot eind 2023.
10.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, u eindigt met het feit dat de regel blijft gelden tot eind 2023. Dat weten we natuurlijk allemaal. Mijn vraag was heel specifiek: wat wordt het btw-tarief vanaf 1 januari? U antwoordt daar gewoon niet op.
U hebt ook de berichten in de media gelezen dat de bouwsector momenteel in crisis is. Er is een forse duik in de omzet. Dat heeft natuurlijk een reden. Een van de reden is de onzekerheid over het btw-tarief op sloop en heropbouw die natuurlijk voor twijfel bij kandidaat-bouwers zorgt.
De regering kan het duidelijk niet eens worden over de verlenging van die maatregel. Dat is betreurenswaardig, want om de activiteiten in de bouwsector aan te zwengelen en de onzekerheid bij de kandidaat-bouwers weg te nemen, moeten we natuurlijk komen tot een permanente verlaging van het btw-tarief voor sloop en heropbouw.
We horen daar steeds meer partijen voor pleiten. Aan Vlaamse zijde is daar alvast een meerderheid voor. Ik roep u op om dit nu definitief te verankeren in de begrotingsbesprekingen. Dat is niet alleen goed voor de bouwsector, maar het helpt ook om woningen betaalbaar en energiezuinig te houden. Niemand kan daar tegen zijn. Vandaar onze oproep.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
11.01 Benoît Piedboeuf (MR):
Monsieur le ministre, en suivi de votre
réponse aux questions 55034924 et 55034967 du Député Arens et de moi-même, vous
avez demandé à votre administration de contacter votre homologue français pour
examiner la possibilité d'un régime transitoire par voie d'avenant pour
répondre aux problèmes que nous avons évoqués par rapport à la suppression du
régime « frontaliers » applicable notamment aux infirmiers français.
En effet,
la nouvelle CPDI belgo-française doit mettre fin à ce régime « frontaliers »
qui déroge à la règle de taxation au lieu d’exercice de l’activité. Aucune
période de transition pour le secteur public n’a été prévue et ce, alors qu’un
régime transitoire est maintenu jusque 2034 pour les travailleurs du secteur
privé. L’entrée en vigueur du nouveau régime pour le secteur public était
prévue au 1er janvier 2023, ce qui n’a finalement pas été le cas.
Le
nouveau régime aura pour conséquence que les travailleurs français du secteur
public belge (notamment hospitalier) se verront plus lourdement taxés du jour
au lendemain, ce qui pourrait entraîner la fuite de ces travailleurs dans un
secteur qui est déjà en pénurie.
Pourriez-vous,
monsieur le ministre, nous informer du suivi de ce contact avec votre homologue?
Avez-vous
pu rétablir le régime « frontaliers » pour le secteur public jusqu'en 2034?
Quid de
l’entrée en vigueur de la nouvelle convention préventive de double imposition
belgo-française?
11.02 Josy Arens (Les
Engagés): Monsieur le ministre, selon la
convention d'imposition entre la France et la Belgique de 1964, les traitements
des travailleurs du secteur public belge sont imposables en France lorsque ces
travailleurs y résident et ont la nationalité française. Cette convention sera
remplacée par celle de novembre 2021, selon laquelle les traitements des
travailleurs du secteur public belge sont imposables en France aux mêmes
conditions, auxquels s'en ajoutent deux autres: ils ne peuvent avoir la double
nationalité et les activités doivent être adaptées en France. Si cette nouvelle
convention s'applique, les traitements d'un résident français travaillant en
Belgique dans le public deviendront imposables en Belgique, vu que la condition
du lieu d'exercice des activités ne sera pas remplie. Cela provoquerait un
départ massif d'infirmiers français des hôpitaux belges, surtout en province du
Luxembourg.
Conscient
du problème et vu les besoins des hôpitaux et de certaines régions du pays,
vous avez demandé à votre administration de contacter son homologue française
pour examiner la possibilité de mettre en place un régime transitoire jusqu'en
2034 pour les travailleurs du secteur public. Ce qui existe pour le privé.
Monsieur
le ministre,
Où en est
cette concertation entre les administrations belges et françaises?
Une
solution a-t-elle pu être trouvée?
11.03 Vincent Van Peteghem, ministre: Messieurs les députés, je tiens d’abord à préciser que la période transitoire est relative au régime frontalier des travailleurs du secteur privé. Elle a été prévue par un avenant à la convention de 1964 et non par la nouvelle convention de 2021. Dans cette nouvelle convention, il a seulement été convenu de n’apporter aucune modification compte tenu de son caractère expirant. Il n’allait donc pas forcément de soi de prévoir une période transitoire relative aux travailleurs du secteur public dans la convention de 2021, ce qui constitue une déviation par rapport au modèle de convention de l’OCDE ainsi qu’au modèle standard belge en matière de convention de double imposition.
Au vu des inquiétudes exprimées par vous notamment concernant les hôpitaux et par ces travailleurs français actuellement imposables en France, mon administration a déjà eu de premiers contacts avec ses homologues français pour examiner la possibilité de prévoir une période transitoire, une clause de grand-père, permettant à ces contribuables de continuer à être imposables dans leur État de résidence.
Des négociations sont en cours mais à ce stade, il est encore trop tôt pour préjuger de leur durée et de leurs résultats. Il est en tout cas vraisemblable que ces négociations nécessiteront le report à l’année prochaine de l’approbation parlementaire de la convention de 2021. En effet, il serait souhaitable que cette nouvelle convention et un éventuel avenant qui prévoira une période transitoire pour les travailleurs du secteur public soient présentés ensemble au Parlement. Dans cette hypothèse, la convention de 2021 entrerait en vigueur au plus tôt le 1er janvier 2025.
11.04 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie. Vous apportez une précision complémentaire. Simplement, dans la convention initiale, en ce qui concerne le secteur privé, c’était 2034. Ce nouveau report d’un an, de toute façon, fait les affaires de nos hôpitaux mais j’espère qu’on pourra alors se rallier au délai qui est prévu pour le secteur privé, à savoir 2034.
11.05 Josy Arens (Les Engagés): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse. Il est vrai j'essaye toujours un peu d’anticiper sur les réponses, que je considère comme positives. C’est un an de plus pour permettre aux administrations de finaliser la négociation afin d’arriver à l’uniformisation par après. Je vous remercie.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
12.01 Benoît Piedboeuf (MR):
Monsieur le ministre, les témoignages
affluent quasi quotidiennement concernant la difficulté des travailleurs
frontaliers face à l'assimilation des astreintes, prestées ou non, à des jours
de télétravail. Certains épuisent leurs quotas de télétravail avec celles-ci
alors que leurs astreintes futures ou leur télétravail réel deviendront dès lors taxables en Belgique.
Il
devient urgent de trouver une solution. Vous nous aviez répondu à la question
55/36986 que l'administration fiscale belge allait se concerter avec la
luxembourgeoise, pour appliquer la même interprétation qu'en France ou en
Allemagne. Pouvez-vous nous dire où en sont les discussions, cette situation
va-t-elle rapidement se débloquer?
12.02 Josy Arens (Les
Engagés): Monsieur le ministre, l’administration
belge considère que les jours de permanence à domicile doivent être
comptabilisés comme des jours de télétravail et donc entrer en ligne de compte
pour la limite de 34 jours en ce qui concerne les travailleurs frontaliers
belges qui travaillent au Grand-Duché de Luxembourg et sont domiciliés en
Belgique. Si certains temps d’astreintes sont à définir comme des temps de
travail,certains temps d’astreintes ne sont pas du temps de travail et ne
devraient pas être comptabilisés comme des temps de télétravail.
Avec Benoît
Piedboeuf, nous vous avons déjà interrogé à ce sujet et nous avons été heureux
d'apprendre que l' administration belge était consciente de la complexité de la
situation dans le contexte du travail frontalier. Notre administration devait
prendre contact avec l'administration luxembourgeoise dans le but de travailler
à une interprétation commune des termes "jour d'astreinte" qui, si
nécessaire, pourraient être clarifiés ultérieurement par le biais d'une
circulaire.
Monsieur
le H, où en est cette collaboration entre les administrations belges et
luxembourgeoises?
Quand la
situation sera-t-elle plus claire et surtout plus juste pour les travailleurs
qui aujourd'hui sont parfois contraints de comptabiliser leurs jours
d'astreintes comme des jours de télétravail?
12.03 Vincent Van Peteghem, ministre: Je peux vous confirmer que l'administration fiscale belge a contacté l'administration fiscale luxembourgeoise concernant la question des astreintes. La concertation entre autorités compétentes belge et luxembourgeoise n'a cependant pas encore abouti à une interprétation commune, de sorte que des discussions doivent encore avoir lieu à ce sujet. Mon administration continue par conséquent à œuvrer pour dégager un accord interprétatif en la matière.
Dans l'intervalle, pour les contribuables qui, du fait de la divergence d'interprétation dont il est ici question, subiraient une double imposition de leurs revenus, il est rappelé qu'il leur est loisible d'introduire une demande de procédure amiable sur la base de l'article 25 de la convention préventive de la double imposition belgo-luxembourgeoise du 17 septembre 1970, en vue d'obtenir l'élimination de la double imposition de leurs revenus.
12.04 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, à nouveau, vous apportez un élément complémentaire qui est une porte de sortie en attendant de trouver un accord. Je vous remercie de cette réponse.
12.05 Josy Arens (Les Engagés): Merci monsieur le ministre pour cette réponse. J'espère, comme mon collègue, que les administrations aboutiront relativement vite. Si elles ont besoin d'un petit coup de main pour la traduction, je suis disposé à les aider, comme je parle également luxembourgeois.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
13.01 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, le hasard du calendrier fait que je viens de poser la même question à votre collègue, le ministre de la Justice.
Je trouve important que nous travaillions sur les deux volets. Puisque dans sa mercuriale, le discours du procureur général de Bruxelles, M. Delmulle, n’est, encore une fois, pas passé inaperçu. Il a notamment évoqué la fameuse commission de pondération qui sert à trier les dossiers EcoFin en plusieurs catégories de priorisation en fonction de différents critères.
Cela fait suite, je ne vous apprends rien, aux capacités d’enquête réduites de la PJF de Bruxelles. Abandonner certains dossiers liés à la criminalité financière est bien évidemment problématique d'un point de vue démocratique puisque le message envoyé aux fraudeurs est mauvais.
Le risque de voir le sentiment d'impunité s'installer est grand. Nous apprenons que 86 des 380 dossiers passés devant la commission ont été classés en catégorie 3, soit le niveau le moins prioritaire, et donc mis au frigo, voire au congélateur. Tout cela dans un contexte particulier où le parquet de Bruxelles est toujours depuis trois ans sans véritable chef!
L’accord de gouvernement prévoit que "La capacité de la justice et de la police à traiter des grands dossiers de fraude sera renforcée (…) L'ordre judiciaire et la police judiciaire seront renforcés en vue de la détection et de la poursuite des délits financiers".
En mai 2022, en réponse à ma question sur le même sujet, vous m’aviez répondu que 25 agents allaient obtenir le statut d’officier de PJ (les fameux agents MOTEM), et que les "renforts en provenance de mon administration contribueront au traitement correct des grands dossiers de fraude au sein de la PJF et de la Justice". Pour éviter l'impunité des fraudeurs, cette réponse n'est pas adéquate si l'on en croit les chiffres.
Monsieur le ministre, selon vous, le fait que près d’un quart des dossiers pénaux de criminalité économique et financière ne soit pas traité est-il acceptable? Quel est le bilan que vous tirez du renfort auquel vous avez consenti au regard des déclarations du procureur général? En tant que ministre chargé de la lutte contre la fraude fiscale, quelles initiatives avez-vous prises pour que la criminalité économique et financière soit traitée de façon adéquate et que l’impunité ne soit pas une option? Comment vous coordonnez-vous avec le ministre de la Justice et la ministre de l’Intérieur?
13.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la députée, je partage votre point de vue sur la nécessité de s'attaquer aux grands dossiers de fraude fiscale et je fais tout ce qui est en mon pouvoir pour y parvenir. Ainsi j'ai réactivé et pérennisé le collège pour la lutte contre la fraude fiscale et sociale, qui comprend des représentants de la police judiciaire fédérale, de la Justice et du SPF Finances. Ce collège est le forum idéal pour établir des partenariats durables entre ces partenaires dans la lutte contre la fraude. Par conséquent, le premier plan d'action de ce collège a permis à 24 agents de l'Inspection spéciale des impôts de recevoir le statut d'officiers de police judiciaire afin de pouvoir fournir une assistance technique à la police judiciaire fédérale dans le cadre d'enquêtes sur la fraude fiscale, dans ce que l'on appelle des MOTEM, des équipes d'enquête multidisciplinaires dirigées par un procureur. Entre-temps, plusieurs MOTEM sont déjà actifs.
Si le collège des procureurs généraux le souhaite, le nombre d'agents participant à ces équipes d'enquête multidisciplinaires peut être augmenté. La coordination au niveau ministériel se fait au sein du Comité ministériel pour la lutte contre la fraude fiscale et sociale qui comprend, entre autres, le ministre de la Justice, le ministre de l'Intérieur et moi-même.
Pour les questions relatives à la capacité de la police judiciaire fédérale, je dois vous renvoyer à la ministre de l'Intérieur et au ministre de la Justice.
13.03 Cécile Cornet (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre, pour votre réponse. Je vous entends beaucoup plus volontariste que votre collègue dans la salle d'à côté. Il a effectivement cité les MOTEM, et il m'a dit que l'impunité n'était pas à l'œuvre puisque les prisons n'ont jamais été aussi pleines qu'aujourd'hui. Je lui ai indiqué que je ne partageais pas ce point de vue et je préfère vous entendre dire que si le collège le veut, vous êtes prêt à augmenter le nombre d'agents qui ont le statut de police judiciaire. Je vous encourage à aller plus loin et à en faire la proposition. Même si les écologistes ne sont pas présents dans ce collège, nous serons bien sûr à vos côtés pour soutenir les initiatives que vous prendrez qui permettront de lutter davantage contre la fraude. J'entends que vous partagez ma préoccupation par rapport au classement de ces dossiers. J'espère que vous pourrez faire d'autres propositions car pour le moment, la situation est insatisfaisante à Bruxelles lorsqu'on voit de la grande criminalité organisée et de la criminalité financière classées sans suite.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
Le président: La question n° 55038625C de Mme Fonck est reportée.
14.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je me réfère à ma question orale n° 36132 et à votre réponse reprise dans le compte rendu du 10 mai 2023. Je vous demandais le nombre de départs à la pension pour les années 2023 à 2025 ainsi que celui des engagements statutaires et non statutaires prévus pour ces années pour le SPF Finances. Je vous demandais également si vous pouviez me communiquer le plan de personnel 2023 et envisager un débat sur ce plan en commission des Finances. Je cite votre réponse: "Je ne pense pas qu'il soit déjà approuvé". Vous n’avez donc pas exprimé d’objection de principe quant à ma demande.
Monsieur le ministre, quel est le nombre de départs à la pension pour les années 2023 à 2025 ainsi que celui des engagements statutaires et non statutaires prévus pour ces années? Pour chaque administration opérationnelle, quelles sont les projections du nombre d'agents de contrôle fin 2023, 2024 et 2025 par rapport à la situation fin 2022? Quand le plan de personnel du SPF Finances sera-t-il communiqué à la commission des Finances? Êtes-vous disponible pour un débat sur celui-ci?
14.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, le plan de personnel a été approuvé le 30 juin 2023. Il est en cours d'exécution et prévoit actuellement 1 624 recrutements statutaires et 256 recrutements contractuels. Concernant les estimations, je vous les remettrai sur papier.
14.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Il y avait une troisième question au sujet d'un débat éventuel au sujet de ce plan de personnel.
14.04 Vincent Van Peteghem, ministre: Le plan de personnel du SPF Finances est évolutif car il change mensuellement. Il met en œuvre les plans politiques qui vous sont présentés annuellement. J'expliquerai cela en commission fin octobre, début novembre. C'est un excellent moment pour discuter de ces plans.
14.05 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Merci, monsieur le ministre. Nous allons regarder ces chiffres et nous y reviendrons dans une discussion prochaine.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
15.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, M. Philippe Jacquij, administrateur général de la Fiscalité et également ancien chef de cabinet de M. Didier Reynders quand celui-ci était ministre des Finances, a atteint l’âge de 65 ans le 16 janvier 2023, soit le moment de son départ à la retraite. Une postulation pour un nouvel administrateur général de la Fiscalité – fonction de classe salariale 6 – a été ouverte le 1er décembre 2022, le mandat de M. Jacquij ayant été prolongé à titre temporaire jusqu'au 1er novembre 2023.
Cette procédure a été ouverte à des candidats du secteur privé (donc, non agents de l’État). Parmi ses missions, le nouvel administrateur général disposera de la coordination de la politique de contrôle des trois piliers de l'administration générale de la Fiscalité: particuliers, PME et grandes entreprises.
Monsieur le ministre, la procédure de sélection est-elle terminée? Si oui, combien de candidats sont-ils classés A et classés B?
Des négociations politiques sont-elles en cours ou ont-elles déjà eu lieu au sein du gouvernement quant au candidat à retenir pour le poste d'administrateur général de la Fiscalité?
Quand l’arrêté de nomination du nouvel administrateur général sera-t-il pris et communiqué aux services?
Ne trouvez-vous pas qu’il serait préférable de privilégier la nomination d’un fonctionnaire ayant l’expérience du SPF Finances plutôt que d’une personne issue du privé?
15.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, la procédure de sélection est close. Un candidat a été classé dans le groupe A, tandis qu'aucun ne l'a été dans le groupe B.
Conformément à l'arrêté royal du 29 octobre 2001 relatif à la désignation et à l'exercice des fonctions de management dans les services publics fédéraux et les services publics fédéraux de programmation, un entretien complémentaire a eu lieu entre le président du comité de direction et le candidat classé dans le groupe A, lequel a ensuite été retenu pour la fonction.
L'arrêté royal désignant le titulaire de la fonction de management 1 (administrateur général de la Fiscalité) a été signé et notifié à l'intéressé. Sa publication a été demandée au Moniteur belge.
La réponse à votre quatrième question ressortit à la compétence de ma collègue de la Fonction publique, Petra De Sutter.
15.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
16.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, spaarrekeningen zijn gereglementeerd door de overheid. Daardoor zijn de intresten op spaarrekeningen vrijgesteld van belasting. In 2023 geldt er een vrijstelling tot 980 euro per persoon voor de roerende voorheffing.
In 2011 was toenmalig minister van Financiën Koen Geens, ook van cd&v, er voorstander van om obligaties en aandelen eenzelfde vrijstelling van roerende voorheffing te geven als de spaarboekjes, tot op heden echter zonder enig resultaat.
Bent u, net als uw voorganger en partijgenoot, bereid om de spaarfiscaliteit te hervormen? Bent u bereid om deze vrijstelling te veralgemenen tot alle spaarinkomsten uit intresten en dividenden, dus om met andere woorden deze vrijstelling productneutraal te maken?
16.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, in mijn blauwdruk voor een bredere fiscale hervorming kunt u lezen dat ik, wat betreft de vermogensinkomsten, inderdaad voor het volgende pleit: “Een eerlijke fiscaliteit behandelt inkomen uit vermogen op eenzelfde manier. We kiezen voor een belastingtarief van 25 % voor alle recurrente inkomsten uit vermogen. We doven de uitzonderingsregimes uit, met respect voor verworven rechten. Door een bedrag aan inkomsten uit sparen, beleggen en investeren fiscaal vrij te stellen, zorgen we er ook voor dat iedereen vermogen kan opbouwen. We bieden iedereen jaarlijks via de belastingaangifte een algemene vrijstelling aan van 6.000 euro. Zo zorgen we ervoor dat de kleine spaarder, belegger of investeerder niet wordt geraakt.”
Ik ben dus inderdaad voorstander van een productneutrale fiscaliteit binnen het kader van de vermogensinkomsten.
16.03 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, dat is duidelijk. Ik kan zelfs inschatten dat, als uw fiscale hervorming volledig zou worden uitgevoerd, wat natuurlijk een utopie is binnen België, u tot 6.000 euro zou kunnen vrijstellen in plaats van de huidige 980 euro. Dat is toch wel opmerkelijk.
Hebt u de redenering al gemaakt dat u uw fiscale hervorming, zoals die op 21 juli voorlag, binnen Vlaanderen zou kunnen doorvoeren zonder compensaties? De werkzaamheidsgraad in Vlaanderen ligt nu eenmaal op 76 %, dus bijna 80 %. Eigenlijk is uw fiscale hervorming daar perfect haalbaar. De Belgische constructie, met twee landsdelen als Brussel en Wallonië – vooral Wallonië dan, aangezien Brussel de Vlaamse hoofdstad is – waar de werkloosheid een pak hoger ligt en de werkzaamheidsgraad een pak lager, zorgt ervoor dat de fiscale hervorming die u hebt voorgesteld niet haalbaar en niet financierbaar is.
Mijnheer de voorzitter, ik weet dat u het moeilijk hebt met het fiscale fiasco.
Door de Belgische constructie, door de manier waarop deze staat georganiseerd is, zullen de Vlamingen nooit de benodigde lastenverlaging krijgen.
De voorzitter: Mijnheer Vermeersch, u bent vrij om te zeggen wat u wil, ik wil gewoon het Reglement toepassen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17.01 Wouter Vermeersch (VB): De ministerraad van 16 juni 2023 keurde een ontwerp van koninklijk besluit goed rond de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt. Zij krijgen vanaf 1 januari 2024 per gepresteerde dag een nominatieve elektronische maaltijdcheque, waarvan de nominale waarde is vastgelegd op 6 euro. Tegelijk wordt met de invoering van die maaltijdcheques de dagelijkse forfaitaire verblijfsvergoeding voor personeelsleden die in het kader van hun functie moeten reizen en die onder bepaalde voorwaarden recht hebben op de vergoeding van hun verblijfkosten zoals douaniers, afgeschaft. De geïndexeerde dagvergoeding bedraagt momenteel 20 euro. Als men rekening houdt met een persoonlijke bijdrage van de werknemer op een maaltijdcheque van 1,09 euro, betekent dat een nettoverlies van 15 euro per dag of tot 300 euro per maand.
Bent u er zich als
bevoegde minister voor de douane van bewust dat de afschaffing een aanzienlijk
verlies betekent voor onze douaniers die de baan op moeten? Bent u er zich van bewust
dat de dagvergoeding een compensatie vormt voor de vele ongemakken tijdens de
buitendienst, zoals onregelmatige werktijden, guur weer, het ontbreken of
betalend zijn van toiletten en het ontbreken van pauzelokalen? Bent u er zich
ook van bewust dat een dergelijke afschaffing het beroep van douanier
financieel minder aantrekkelijk maakt?
Hoe denkt u de
aderlating voor de douane weg te werken of financieel te compenseren?
17.02 Minister Vincent Van Peteghem: De beslissing om maaltijdscheques toe te kennen en de dagelijkse forfaitaire verblijfsvergoeding af te schaffen, is van toepassing op het hele federaal openbaar ambt. De dagelijkse forfaitaire vergoeding voor verblijfskosten bij een dienstverplaatsing in België wordt toegekend als de verplaatsing minimaal zes uur duurt, de afstand verder is dan 25 km buiten de agglomeratie of de gemeente van de administratieve standplaats – er wordt gerekend van centrum tot centrum –, een federale dienst of een derde niet de maaltijdkosten op zich neemt, noch een vervangend voordeel van dezelfde aard geeft om de maaltijdkosten te dekken. De vier voorwaarden moeten zijn vervuld.
De vergoeding is dus geen vergoeding ter compensatie van ongemakken, zoals guur weer of onregelmatige prestaties. De toelage voor onregelmatige prestaties, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelage en de vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, blijft trouwens nog steeds van toepassing.
De FOD Financiën analyseert momenteel de mogelijkheid tot toekenning van een maandelijkse forfaitaire vergoeding met toepassing van voornoemd KB voor bepaalde categorieën van zijn personeelsleden.
17.03 Wouter Vermeersch (VB): Op basis van die voorwaarden verliest een douanebeambte die een maaltijdcheque krijgt, de facto de dagelijkse forfaitaire verblijfsvergoeding. Dat komt neer op een nettoverlies van 15 euro per dag, of 300 euro per maand. Mijnheer de minister, dat is aanzienlijk en niet bevorderlijk, zeker aangezien de financiële aantrekkelijkheid van het beroep van douanier aan het zakken is.
Daarom willen we oproepen om daar iets aan te doen. De insteek van onze vraag was om het probleem bij u onder de aandacht te brengen. Zo kunt u een specifieke regeling uitwerken en de aderlating voor de douaniers wegwerken en financieel compenseren.
U schetst dat er aantal maatregelen in het verschiet ligt. Ik zal daarom zeker proberen een opvolgingsvraag te stellen om na te gaan of het statuut van de douaniers aantrekkelijk blijft.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De vragen nrs. 55038704C, 55038706C, 55038836C en 55038837C van mevrouw Marghem en vraag nr. 55038974C van mevrouw Vanrobaeys worden omgezet in schriftelijke vragen.
18.01 Benoît Piedboeuf (MR):
Monsieur le ministre, les bras armés
belges de l'investissement soulignent l'importance des pays d’Asie Centrale et
du Moyen-Orient pour les investissements. Par exemple, pour la Wallonie, l'Awex
a organisé en juin dernier, avec ses homologues des autres régions, une mission
économique d'une semaine en Asie centrale (Kazakhstan, Ouzbékistan et
Kirgizhstan).
En
Wallonie par exemple, l’Awex souligne également l’impressionnante poussée de
nos exportations au Proche et Moyen-Orient (+50,3 %). Ce sont les
excellents scores vers l’Arabie Saoudite (+100,7 %) et les Emirats arabes
unis (+46,5 %), nos deux principaux marchés au Moyen-Orient, qui ont
contribué à tirer vers le haut nos chiffres d’exportation dans cette région.
En outre,
sur leurs sites, les différentes banques belges soulignent les investissements
au Moyen-Orient.
Cependant,
il me revient la difficulté pour des entreprises à investir dans ces régions.
Le constat aujourd’hui est l’incohérence entre l’encouragement à exporter fait
par le fédéral, les régions et le blocage fait par les banques et institutions
de crédit à l’exportation, qui ne permettent pas à ces entreprises de conclure
des contrats. Résultat, nombre d’entreprises ne se déplacent plus dans ces régions
alors que des contrats sont possibles.
Est-ce
que vous avez connaissance de ces difficultés à investir, et du manque de
soutien des institutions bancaires? Y a-t-il une explication? Pourriez-vous
prendre les mesures nécessaires avec les banques et les institutions de crédit
afin de régler cette incohérence?
18.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Piedboeuf, la décision d'accorder ou non un financement ou une assurance à l'exportation par un établissement de crédit ou un assesseur et la détermination de la commission à payer à ce titre reposent en grande partie sur une analyse des risques.
Selon Credendo, le risque à moyen et long termes est assez élevé dans les pays que vous avez mentionnés (Kazakhstan, Kirghizistan et Ouzbékistan), mais plus faible en Arabie saoudite et aux Émirats arabes unis. Sur le site internet de Credendo, vous trouverez pour chaque pays une estimation des risques, combinant plusieurs critères tels que le climat entrepreneurial, les aléas politiques et autres.
Le commerce extérieur est important pour la Belgique, surtout en raison de son économie ouverte. Le fédéral soutient cette activité, principalement par l'intermédiaire de Credendo, notre assureur public de crédits à l'exportation qui fournit des solutions personnalisées sur le plan des assurances, des réassurances, des garanties, du cautionnement et du financement se rapportant à des transactions commerciales domestiques et internationales ou à des investissements à l'étranger. Credendo protège les entreprises, banques et compagnies d'assurance contre les risques de crédit et politiques ou facilite encore le financement de ces transactions.
Afin d'offrir toutes les chances à notre développement économique, j'ai déjà révélé le seuil maximum pour le compte de l'État auprès de Credendo: de 2,2 milliards d'euros à 4,5 milliards d'euros. De la sorte, il peut soutenir des projets plus importants de nos entreprises à l'étranger, par exemple des projets offshore pour l'énergie renouvelable ou l'expansion de l'infrastructure portuaire.
Il n'est pas en mon pouvoir d'intervenir dans la relation contractuelle entre des institutions financières et leurs clients.
18.03 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie beaucoup pour votre réponse. Je constate que vous avez développé des outils pour inciter les banques à fournir des efforts. Leur attitude est décidément un sujet qui revient en plusieurs domaines.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
19.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag werd samengevoegd met een vraag van de heer Van Hees. Ik zie dat de kopieermachine bij de PVDA-PTB zeer goed werkt.
Mijnheer de minister, Belgische huiseigenaren worden dit jaar geconfronteerd met een aanzienlijke stijging van de onroerende voorheffing. Een onderzoek van de Waalse krant Sudinfo heeft echter ongelijkheden aan het licht gebracht in de behandeling van die belasting voor de koninklijke familie. U ziet dat het Vlaams Belang de Waalse pers ook aandachtig in het oog houdt.
Hieruit bleek dat residenties die aan de koninklijke familie worden toegewezen, allemaal vrijgesteld zijn van onroerende voorheffing. Die vrijstelling wordt gerechtvaardigd door de fiscale autoriteiten in Wallonië en Brussel, die van mening zijn dat de eigendommen beschouwd kunnen worden als "nationale domeinen die op zichzelf niet productief zijn en zijn toegewezen aan een openbare dienst of algemeen belang." Dat niet productief zijn, is alvast van toepassing op de koninklijke familie, me dunkt.
Er is echter één uitzondering: Villa Clémentine, die wordt bewoond door prins Laurent in Tervuren, in het Vlaamse Gewest. De Vlaamse Belastingdienst is van mening dat deze villa niet in aanmerking komt voor een vrijstelling, omdat de prins er geen officiële activiteiten onderneemt en dus is de villa onderworpen aan de onroerende voorheffing.
Kunt u verduidelijken welke criteria worden gehanteerd om te bepalen welke privébezittingen van de leden van de koninklijke familie worden beschouwd als nationale domeinen die op zichzelf niet productief zijn en zijn toegewezen aan een openbare dienst of algemeen belang?
Zijn er onroerende goederen waarvoor geen kadastraal inkomen werd vastgesteld omdat ze toebehoren aan een lid van de koninklijke familie?
Hoe kan het verschil in behandeling worden verenigd met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, dat stelt dat alle burgers gelijk behandeld moeten worden voor de wet?
Indien dergelijke vrijstellingen van onroerende voorheffing verleend worden, kunt u ons inzicht verschaffen over welke specifieke onroerende goederen het gaat en wat de juridische grondslag is voor de vrijstellingen?
19.02 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le président, je voudrais d’abord préciser à M. Vermeersch que je n’ai pas besoin du Vlaams Belang pour lire la presse wallonne. D’ailleurs, mes questions sont différentes. Si on veut jouer au jeu des photocopieuses, je remarque qu’il a copié la question du PTB sur les comptes 2022 de la Donation royale. Mais passons ces polémiques un peu futiles.
Monsieur le ministre, j’en viens au sujet qui nous occupe. Les journaux du groupe Sudpresse titraient le 13 septembre 2023: "Résidences royales : pas de précompte immobilier sauf pour… le prince Laurent". Ces journaux relèvent que les simples citoyens propriétaires, eux, font face à d’importantes hausses du précompte immobilier cette année. Cela alimente beaucoup les discussions dans la population.
Ce sont certes les Régions qui ont la compétence du précompte immobilier (d’où la différence de traitement pour la Villa Clémentine du Prince Laurent, située en Flandre), mais vous êtes en charge de la Donation royale, propriétaire de nombre de résidences royales.
Les fiscs wallon et bruxellois considèrent ces biens comme des "domaines nationaux improductifs par eux-mêmes et affectés à un service public ou d'intérêt général". Mais Charles-Éric Clesse, professeur de droit à l'ULB et auteur du livre Liste civile et dotations royales, droit nobiliaire constate que le prince Laurent exerce davantage d'activités officielles que le roi Albert, qui a abdiqué, mais dont le château du Belvédère, à Bruxelles, est exempté de précompte.
Monsieur le ministre, quels sont les biens de la Donation royale mis à disposition de la famille royale et exemptée de précompte immobilier?
Comment justifiez-vous que la Donation royale ait lancé et perdu une action en justice pour que la Villa Clémentine soit exemptée de précompte immobilier?
Même si le précompte immobilier n’est pas exigé
et que certains biens servent à des missions officielles, ils servent aussi de
logement privé pour les membres de la famille royale. Dès lors, un avantage de
toute nature est-il taxé dans leur chef à l’impôt des personnes physiques? Si non, pourquoi pas? Si oui, selon
quelles règles?
19.03 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vermeersch, mijnheer Van Hees, de FOD Financiën is al een tijd niet meer bevoegd om vragen over onroerende voorheffing te behandelen. De Gewesten bepalen welk beleid ze voeren inzake onroerende voorheffing. Aangezien er door de algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie een kadastraal inkomen wordt vastgesteld voor alle gebouwde of ongebouwde onroerende goederen, wordt het gelijkheidsbeginsel gerespecteerd. Om inzicht te krijgen in de specifieke vrijstelling of bezwaren daartegen in de onroerende voorheffing, verwijs ik opnieuw naar mijn gewestelijke collega’s die daarvoor bevoegd zijn.
Monsieur Van Hees, au niveau de l'impôt des personnes physiques, des règles relatives au secret professionnel n'autorisent pas à fournir des informations sur des contribuables identifiables.
19.04 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, u gaat het handig uit de weg, maar het debat is natuurlijk veel groter. Ik herinner u aan een recent bericht in Het Laatste Nieuws over het subtropisch zwembad in de serres van Laken, ter beschikking van de Koning. Dat is uiteraard niet de enige sportaccommodatie. Zo heeft het staatshoofd verscheidene tennisvelden en gaat hij joggen in zijn voor het publiek niet toegankelijke privé-tuin van 120 hectaren. Dankzij de belastingbetaler hoeft de koninklijke familie niet meteen in te zitten met de stijgende prijzen of de bloedrode begrotingen in dit land. Wanneer we de kosten voor het onderhoud van de koninklijke paleizen, allerhande reiskosten en de beveiligingskosten meerekenen, dan kost de Belgische monarchie ons ruim 42 miljoen, in 2023 alleen. Daar tellen we dan de fiscale voordelen die hier vandaag ter sprake komen nog niet eens bij. Dat is natuurlijk onhoudbaar.
Anders dan in de meeste landen zien we dat het Belgische koningshuis een pak duurder is dan de meeste monarchieën. Anders dan in de meeste andere landen die met een monarchie zitten opgescheept, teert in dit land de volledige koninklijke familie op de belastingbetaler. Naast de Koning zelf krijgen zijn voorganger, Albert, en de prinsen een dotatie. Daar bent u als minister wel mee verantwoordelijk voor, en voor een aantal zaken als de civiele lijst eveneens. Het Vlaams Belang herhaalt dan ook de eis voor een gebaar van solidariteit vanwege de koninklijke familie. In het Vlaams Gewest moet bijna 8 % van de inwoners, meer dan een half miljoen mensen, leven van een inkomen onder de armoededrempel. Die vergelijking wordt in de media, noch in het Parlement ooit gemaakt wanneer het gaat over de bezittingen van de van Saksen-Coburgs. Men zou kunnen beginnen met het niet meer indexeren van de dotaties. Wat ons betreft, is het hoog tijd om dit middeleeuwse, ondemocratische en geldverslindende circus voor eens en voor altijd af te schaffen.
19.05 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, vous me répondez que le précompte immobilier est une matière régionale. C'est exactement ce que je disais dans ma question. Je répète: "Ce sont certes les Régions qui ont la compétence du précompte immobilier mais vous êtes en charge de la Donation royale, propriétaire de nombre de résidences royales".
C'est à ce titre que je vous interroge et en tant que ministre des Finances, responsable des avantages en toutes natures qui sont de compétence fédérale et non pas régionale.
Je vous demande quels sont les avantages de toutes natures dans la Donation royale qui sont comptabilisés aux bénéficiaires de ces résidences. Il ne s'agit pas de matière personnelle. Mais il s'agit de savoir quelles sont les règles appliquées en la matière.
Je note un refus de répondre sous prétexte que ce serait une matière personnelle, ce qui ne l'est pas même si on sait que la famille royale semble visiblement profiter de privilèges alors que la population croule sous des précomptes immobiliers importants pour une simple maison d'habitation. Eux ont payé à la différence de la famille royale!
Je reviendrai vers vous avec ces questions, monsieur le ministre, car vous devez répondre aux questions que l'on vous pose.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
20.01 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik heb u vorige week in het Parlement ondervraagd. Het Vlaams Belang was de eerste en enige partij om dit onderwerp op de agenda te zetten. We waren vorig jaar ook de eerste om voor de stijgende brandstofprijzen aan de alarmbel te trekken. We stellen vandaag vast dat er alvast één partij, namelijk de PTB, in actie is geschoten om dat pleidooi mee te ondersteunen en dat is een goede zaak.
Président: Dieter Vanbesien.
Voorzitter:
Dieter Vanbesien.
De prijzen stijgen dus. De olieprijzen zitten als sinds juli in de lift. Mijn vraag is dan ook heel eenvoudig en ik zal er niet veel woorden aan vuil maken, mijnheer de minister. Ik stel u dezelfde vraag als vorige week tijdens de plenaire vergadering. U hebt ze toen niet beantwoord, maar ik zal ze blijven stellen: wat zult u doen om de prijsstijgingen aan te pakken en de aanhoudende belastingstijgingen op brandstoffen te keren?
20.02 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, au 29 septembre 2023, l'essence était à 1,958 euro le litre et le diesel avait carrément dépassé le seuil des 2 euros pour s’établir à 2,016 euros le litre. Les prix du carburant sont à nouveau fortement à la hausse, et cela pourrait continuer à augmenter, puisque le prix du baril de brut avoisine désormais les 100 dollars et, selon les dernières projections, devrait dépasser ce seuil avant la fin de l’année.
En séance plénière, vous avez déclaré à propos des prix du carburant: "Tout effort supplémentaire aura également un impact important sur le budget, et c'est donc au gouvernement fédéral dans son ensemble de se prononcer sur cette question." C’est un peu facile de se cacher derrière le gouvernement, et il me faut vous rappeler deux éléments.
Primo, c’est vous qui, lors de la précédente forte hausse, avez attendu six mois pour réduire les accises et, surtout, c'est vous qui avez accompagné cette baisse d’un mécanisme de cliquet à sens unique, ce qui fait qu’aujourd’hui, tant sur le diesel que sur l’essence, les accises sont revenues à 0,060 euro le litre.
Secundo, vous oubliez de dire que, quand les prix augmentent, la TVA augmente proportionnellement. Les finances publiques encaissent donc les accises à leur niveau maximum et une TVA plus élevée. Il me semble donc un peu facile d'évoquer un problème budgétaire, car cela ressemble plus à une chance budgétaire.
Les recettes supplémentaires de TVA sur le
carburant ne vous donnent-elles pas une marge budgétaire pour réduire les
accises? Allez-vous réduire ces accises sur le carburant? Si non, pourquoi? Si oui, quand? C’est urgent, monsieur le
ministre!
20.03 Minister Vincent Van Peteghem: We hebben daarover vorige week inderdaad al gediscussieerd in het Parlement. Ik kan het antwoord hier volledig herhalen. De gas- en elektriciteitsprijzen waren de voorbije periode inderdaad weer onder controle, hoewel ze nog steeds aan de hoge kant zijn. Heel veel mensen hebben natuurlijk wel de kans om weer vaste contracten af te sluiten, wat goed is. Voor olie, benzine en diesel zijn er wel nog steeds grote prijsschommelingen en verschillen. Anderzijds is het ook belangrijk te benadrukken dat België de accijnzen niet jaarlijks indexeert zoals Nederland, waar de prijzen vandaag veel hoger zijn dan bij ons, hoewel de indexering voor 2024 daar werd uitgesteld. U mag mij dit verwijten, mijnheer Van Hees, maar de verlaging van de accijnzen op diesel en benzine heeft natuurlijk wel een aanzienlijke impact op de begroting.
Je pense que ce débat doit s'inscrire dans le cadre des discussions budgétaires qui, comme vous le savez, sont en cours.
20.04 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik weet niet of u enkele weken geleden de alarmerende peiling van Doorbraak heeft gezien. Voor het Vlaams Belang was ze niet alarmerend, maar voor uw partij wel. Mijn partij zou volgens die peiling van 20 naar 30 % gaan in West-Vlaanderen, terwijl cd&v verschrompelt van 18 naar 12 %, al moeten we die peiling met een stevige korrel zout nemen.
Die peiling was niet belangrijk voor de percentages, maar wel voor de thema’s die de West-Vlamingen naar voren schoven, namelijk migratie, de sociale zekerheid en de stijgende prijzen. Dat zijn de problemen waar de mensen van wakker liggen. Daar zou uw partij mee bezig moeten zijn, als u de tendens van uw partij in de peilingen wilt keren.
Wij waren vorig jaar de eerste partij om voor dit thema aan de alarmbel te trekken. Onder onze druk en onder druk van een deel van de oppositie verlaagde uw regering na wekenlang aarzelen de accijnzen. Die accijnsverlaging is ondertussen alweer afgeschaft. Door de perverse werking van het cliquetsysteem, gaan de accijnzen op brandstof, die eigenlijk gewoon belastingen zijn, telkens weer op sluipende wijze omhoog.
Sinds juni zijn de olieprijzen opnieuw fors gestegen, dus moet uw regering opnieuw ingrijpen. Opnieuw heeft het Vlaams Belang als eerste partij aangedrongen op de accijnsverlaging, vorige week in de plenaire vergadering. We zien dat één partij ons ondertussen is bijgetreden. Dat is een goede zaak.
Wij vragen aan de regering om de accijnzen tot het Europese minimum terug te brengen, zoals in Luxemburg. De auto is nu de melkkoe voor de staatskas. Wij vinden, net als alle Vlamingen, dat tanken haalbaar en betaalbaar moet blijven en dat de regering de staatskas niet mag spijzen op de kap van automobilisten die hun wagen gebruiken om te werken of gewoonweg te leven.
Laat ons daar nu een prioriteit van maken in de komende dagen en de accijnzen en de belastingen op brandstof eindelijk verlagen.
20.05 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, puis-je me permettre de vous dire que vous êtes un peu malhonnête. Vous faites comme si je répétais la question qui vous a été posée en plénière jeudi passé. Vous répétez votre réponse. Par ma question, je réponds à vos arguments développés en plénière. Il y a des éléments essentiels dont vous n'avez pas tenu compte, que vous n'avez pas évoqué et vous faites comme si je n'avais rien dit!
Vous avez instauré un mécanisme de cliquet et ce cliquet fait qu'aujourd'hui, les accises sont au même niveau qu'auparavant, historiquement 0,60. C'est un élément sur lequel j'attends une réponse. Vous invoquez un problème budgétaire, mais ces accises sont au maximum et la TVA augmente proportionnellement au prix. Donc, vous n'avez pas de recettes en moins pour l'État. Vous avez des recettes en plus. Il est dès lors malhonnête d'invoquer un problème budgétaire et de ne pas répondre à mes questions très précises. Nous reviendrons sur ces questions dans le débat budgétaire. Cette absence de réponse est lamentable.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
21.01 Mathieu Bihet (MR):
Monsieur le ministre, la technologie nous
a apporté des nouveautés fascinantes qui ne cessent de faire évoluer nos modes
de vie et plus particulièrement, notre manière de consommer. En effet, grâce
aux NFT (non-fungible token), nous pouvons « posséder » des objets
dématérialisés uniques dont les transactions se font par cryptomonnaies et qui
s'échangent via le système de blockchain.
Diverses
plateformes ont vu le jour avec des biens immatériels dont la plateforme de jeu
de simulation sportive, Sorare. Il est possible pour les joueurs d'acheter, de
vendre ou d'échanger des cartes de célèbres sportifs. Ces cartes ne sont rien
d'autres que des NFTs et ce qui m'occupe ici, c'est que ce sujet reste très
flou en termes juridiques/fiscaux en Belgique.
Dès lors,
Monsieur le ministre, j'aurais souhaité vous poser quelques questions à ce
sujet:
Existe-il
un régime fiscal spécifique pour les NFTs? Si non, est-il prévu d'en adopter un?
Quelles
opérations sur NFT sont éventuellement susceptibles de générer des revenus
taxables?
Comment les contribuables peuvent-il se renseigner sur le régime fiscal lié à l'utilisation de ces NFTs? Existe-t-il par exemple des FAQ à ce sujet?
21.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Bihet, en réponse à votre question sur l'imposition des NFT's, je vous renvoie à la question n° 55022895C de M. Matheï. La réponse à cette question a été donnée lors de la réunion de commission du 24 novembre 2021.
21.03 Mathieu Bihet (MR): Génial! J'ai attendu jusqu'à 17 h 35 pour entendre ça! Fabuleux. La prochaine fois, envoyez-nous un mail qu'on ne retienne pas les services inutilement!
21.04 Vincent Van Peteghem, ministre: (…).
21.05 Mathieu Bihet (MR): Vous pouvez vous énerver! Là, au moins vous n'êtes plus sur votre téléphone. Là on attend et je pense que tout le monde, vous y compris, aurait aimé gagner du temps. Votre temps est sans doute plus précieux que le nôtre. C'est dommage, je le regrette, et c'est tout. Il n'y a pas besoin de s'énerver.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55039045C van mevrouw Lanjri wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
Voorzitter:
Marco Van Hees.
Président: Marco Van Hees.
22.01 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, op 16 juni heeft het Hof van Cassatie in een arrest verduidelijkt wat moet worden verstaan onder het begrip toestemming in de context van fiscale controles door de administratie in privévertrekken. Het Hof heeft geoordeeld dat de vereiste toestemming voortdurend aanwezig moet zijn en dus zowel voorafgaand aan de controle als op eender welk tijdstip tijdens de controle kan worden geweigerd of ingetrokken. Wij ontvangen veel signalen uit de praktijk dat deze rechtspraak een degelijke fiscale controle bij huisbezoeken onmogelijk maakt. U weet dat bij huisvisitaties belastingcontroleurs sowieso eerst toestemming krijgen van de politierechter. Het is dus opmerkelijk dat ook de toestemming van de belastingplichtige nu een blijvend aanwezige voorwaarde is. Als de geldigheid van dit arrest wordt doorgetrokken tot bedrijfsvisitaties, dan verliest de fiscale administratie enkele van haar belangrijkste controle-instrumenten in de strijd tegen fiscale fraude.
Wat is uw reactie op het arrest van het Hof van Cassatie?
Hebt u hierover contact met uw administratie? Hoe schatten zij de impact van dit arrest op hun werking in? Kunt u uiteenzetten wat de impact zal zijn op het werk van de BBI, van de AAFisc en andere controle-instanties?
Het Hof van Cassatie verduidelijkt vragen met betrekking tot de correcte interpretatie van de wet. Een wetswijziging die vastlegt wat precies de betekenis is van het woord toestemming bij bedrijfs- en huisvisitaties kan mogelijk tot een betere balans leiden. Overweegt u deze piste?
22.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vanbesien, in zijn arrest van 6 juni 2023 oordeelde het Hof van Cassatie dat de toestemming die een belastingplichtige aan de belastingdienst verleent om particuliere woningen of bewoonde lokalen te betreden blijvend aanwezig moet zijn. Mijn administratie heeft kennisgenomen van dat arrest en analyseert het momenteel.
Het is inderdaad belangrijk om een evenwicht te vinden tussen de rechten van de belastingplichtige en de medewerkingsverplichting van de belastingplichtige. Het arrest mag in die zin niet beschouwd worden als een vrijgeleide om niet mee te werken aan fiscale controles, want de wet voorziet dat nog altijd via diverse bepalingen, zoals geldboetes en dwangsommen bij niet-medewerking.
Uiteraard wordt dat slechts in een zeer kleine minderheid van de gevallen toegepast, want mijn administratie gaat steeds uit van de belastingplichtige te goeder trouw. De strijd tegen ernstige fraude wordt evenwel onverminderd voortgezet en in die gevallen kan de administratie het dossier ook overdragen aan het parket, dat over ruimere onderzoeksbevoegdheden beschikt. Om het parket te ondersteunen bij de behandeling van fiscale dossiers, heb ik tijdens deze legislatuur sterk ingezet op de samenwerking tussen de verschillende fraudediensten in het kader van de ernstige fraude. Zo hebben verschillende BBI-ambtenaren het statuut van officier van gerechtelijke politie gekregen, om samen met de politie en het parket te kunnen deelnemen aan huiszoekingen in onderzoeken naar fiscale fraude.
Zoals ik al vermeldde in het begin van mijn antwoord, buigt mijn administratie zich hier momenteel over. De te zetten stappen zullen afhangen van de resultaten van die analyse, die ik spoedig verwacht.
22.03 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, de strijd tegen fiscale fraude is en blijft een belangrijke strijd, ook voor u. U verklaart dat dit arrest geen vrijgeleide inhoudt, maar het betekent wel een inperking van bepaalde instrumenten bij controles. Het is een goede zaak dat het arrest geanalyseerd wordt. Ik kijk dus uit naar de resultaten van die analyse en de antwoorden erop.
We moeten er allemaal samen voor zorgen dat ons wapenarsenaal zoveel mogelijk gemoderniseerd is en operationeel blijft in de strijd tegen de fiscale fraude. We moeten bekijken op welke manier we dit mogelijke obstakel samen uit de weg kunnen ruimen.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
23.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, le 19 juillet dernier, je vous demandais quand seraient publiés les comptes 2022 de la Donation royale. Vous me répondiez que ce serait fait pour l’automne 2023.
Nous sommes à l’automne 2023. Le site internet de la Donation royale étant inaccessible et vu que la Donation royale ne dépose aucun compte à la Centrale des bilans, il n’est pas possible de vérifier si ces comptes sont publiés.
Pouvez-vous me dire pourquoi le site internet de la Donation royale est inaccessible? Il y a apparemment un problème de sécurité sur ce site, et les navigateurs empêchent d'y accéder.
Les comptes 2022 sont-ils disponibles? Pouvez-vous me les fournir? Dans la négative, quand seront-ils disponibles?
Les comptes annuels d’une société doivent, sous peine d’amende, être déposés au plus tard sept mois après la date de clôture de l'exercice, soit fin juillet 2023 pour les comptes 2022. Pourquoi cette règle ne semble-t-elle pas valoir pour la Donation Royale?
23.02 Wouter Vermeersch (VB): Dank u, mijnheer de voorzitter, het is altijd fijn om samen te werken met u.
Mijnheer de minister, in parlementaire vraag nr. 1621 van 2 augustus 2023 heb ik geïnformeerd naar de waardering van het patrimonium van de koninklijke familie. Het antwoord dat ik ontving, gaf aan dat de jaarrekening voor 2022 nog in voorbereiding is. Aangezien we al in het laatste kwartaal van het jaar zitten, is het opvallend dat er nog steeds geen jaarrekening beschikbaar is. Bovendien werd vermeld dat de waardering van het onroerende patrimonium momenteel alleen de grondwaarden omvat en dat het initiatief tot boekhoudkundige waardering van de gebouwen genomen is en zou lopen.
Mijnheer de minister, welke specifieke maatregelen werden genomen om de boekhouding van de Koninklijke Schenking te verbeteren sinds de hoorzitting die we hier hadden in de commissie in januari 2020?
Is er een tijdslijn voor de voltooiing van de boekhoudkundige waardering van de gebouwen van de Koninklijke Schenking? Wanneer kunnen we verwachten dat deze waardering is afgerond?
Werden er stappen gezet om de transparantie van de Koninklijke Schenking te vergroten sinds de hoorzitting in 2020? Zo ja, welke maatregelen werden genomen en welke verdere stappen worden overwogen om de verdere transparantie te verbeteren?
Hoe wordt de vertraging bij het opstellen van de jaarrekening 2022 verklaard?
Welke maatregelen worden er genomen om ervoor te zorgen dat toekomstige jaarrekeningen tijdig worden gepresenteerd?
23.03 Minister Vincent Van Peteghem: Bedankt, heren. Mijnheer Vermeersch, ik ben blij dat ook uw kopieermachine goed werkt.
Vorig jaar heeft de Koninklijke Schenking een ervaren communicatieverantwoordelijke aangeworven. Sinds het voorjaar van 2023 staat de website van de Koninklijke Schenking online en is ze ook actief op LinkedIn. Naast de actuele inhoud wordt en zal de website ook regelmatig verder worden verrijkt met concrete informatie over haar werking.
Le site internet de la Donation royale a été indisponible pendant plusieurs jours en raison de l'expiration du certificat SSL.
Op personeelsvlak is het team versterkt met profielen die boekhoudervaring bezitten. De bestaande boekhoudprocessen worden geanalyseerd en zullen worden geoptimaliseerd en ondersteund door adequate softwareprogramma’s. Dit optimalisatie- en digitaliseringsproject is dit jaar van start gegaan en de implementatie ervan is gepland in 2024.
Le bilan et les états financiers pour l'exercice 2022 seront rendus publics en fin d'année, plus précisément dans le courant du mois de décembre 2023. Elle met tout en œuvre pour intégrer la valorisation des immeubles dans son bilan et ses comptes annuels de l'exercice 2022, conformément aux normes IPSAS.
De vertraging in het opstellen van de jaarrekening 2022 heeft te maken met de boekhoudkundige waardering van haar gebouwen. Het is een complexe oefening die heel wat voorbereiding heeft gevergd en die momenteel in uitvoering is. Bij het opstellen van de jaarrekening 2023 zal de waardering van haar gebouwen minder tijd en energie vergen, aangezien de basisgegevens dan reeds in de boekhoudingen zullen zijn verwerkt.
23.04 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Merci, monsieur le ministre. Nous attendrons donc décembre 2023. J'espère que ce sera avant l'hiver, comme cela vous aurez respecté votre engagement que ce soit déposé à l'automne.
Je prends note aussi de l'indisponibilité du site internet. J'ignore pourquoi cela dure si longtemps. Si l'on peut comprendre cette difficulté de valoriser les bâtiments se pose toutefois la question de l'existence de règles un peu exceptionnelles pour la Donation royale. Nous en prenons note et attendons donc ces données pour décembre 2023.
23.05 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, mijn vraag is helemaal geen kopie, maar wel het resultaat van mijn parlementair werk. Op 26 september, vorige week dus, heb ik namelijk een gedetailleerd antwoord van u ontvangen op mijn schriftelijke vraag die ik begin augustus heb gesteld, terwijl de meeste parlementsleden in een diepe roes waren gehuld.
Het Vlaams Belang hekelt natuurlijk de onmogelijkheid om de Koninklijke Schenking te controleren. Niemand kent zelfs nog de waarde van het patrimonium dat de Schenking beheert. Ik heb u hier inderdaad uitgebreid over ondervraagd deze zomer. Op die manier blijft natuurlijk de noodzakelijke controle achterwege, terwijl er belastinggeld wordt gebruikt voor het beheer van deze openbare instelling, wat trouwens manifest verboden is.
Het patrimonium van de Koninklijke Schenking bestaat uit een hele hoop bossen, landbouwgronden, gebouwen, serres, villa’s, kapellen, kantoorgebouwen, musea, kastelen en andere panden, waaronder ook een filmzaal, een rusthuis, een voormalig treinstation, hoeves en woonhuizen. De waarde van dit alles blijft echter in een waas van mysterie gehuld. Momenteel zijn enkel de bossen geschat. Voor de gebouwen moeten we het nog steeds doen met de mededeling dat het niet eenvoudig is daaraan een waarde toe te kennen.
De Koninklijke Schenking heeft bezittingen en kosten overgedragen aan de belastingbetaler. Dat is in strijd met de wettelijke verplichting om haar uitgaven met eigen middelen, zonder lasten voor de schatkist, te dekken. Zo heeft de Regie der Gebouwen kosten gedragen voor bepaalde eigendommen en heeft de Schenking bijna 430.000 euro aan Europese landbouwsubsidies ontvangen. De grootste kostenposten lijken echter gerelateerd aan de locaties waar de koninklijke familie gebruik van maakt, zoals het koninklijke domein in Laken.
Niet alleen naar de waarde van het patrimonium is het gissen, ook over het aandeel van de totale waarde van het patrimonium dat gerelateerd is aan de koninklijke familie moest u mij in het schriftelijke antwoord het antwoord schuldig blijven. Een transparantiebeleid blijkt de Koninklijke Schenking, die nochtans beschikt over 91 personeelsleden, al helemaal niet te hebben. Wij aanvaarden deze onwil om duidelijkheid te geven over de financiën van de instelling niet. Wij eisen democratische controle op de Koninklijke Schenking. Daarnaast willen wij dat er een principiële betaling komt van een marktconform huurgeld door de bewoners van die koninklijke residenties. Wie, zoals de koninklijke familie, leeft op kosten van de hardwerkende bevolking mag gerust zijn eigen huurgeld betalen.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
24.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB):
En date du 26 juin 2023, le Land de Hesse
a communiqué officiellement, notamment aux autorités fédérales allemandes et
aux autorités européennes, avoir acheté un volume important et significatif de
données du leak ICIJ Pandora Papers. Ces données sont actuellement examinées
par les experts allemands et seront transmises aux différents Landers
allemands, en charge de leur exploitation, et aux différents États concernés.
Le ministère des Finances du Land de Hesse a également invité les services
d’enquêtes des différents États à prendre contact avec lui.
1. Des
contacts ont-ils été pris par votre administration avec le Ministère des
Finances du Land de Hesse? Si oui, quels services? Si non, pourquoi?
Par
ailleurs, en dehors des dossiers HSBC provenant de l’administration fiscale
française, l’exploitation des précédents leaks ICIJ montre des résultats
fiscaux très variables, selon la liste des Belges identifiés et selon que les
services fiscaux belges disposent (Panama Papers, Pandora Papers) ou non
(autres leaks ICIJ) des données volées par les groupes de hackers concernés et
achetées régulièrement par les autorités publiques d'Allemagne auxquelles elles
ont été proposées
Aucun
dossier pénal à l’égard de « clients » identifiés n'a été recensés, soit des
sources administratives publiques, soit des sources judiciaires publiques,
notamment sur base des réponses aux diverses questions parlementaires posées.
2. Est-il
envisagé une concertation avec les autorités judiciaires pénales pour, comme
dans le cas du dossier Dubai Papers – De Croy, ouvrir des instructions
judiciaires pénales à l’égard de clients ou de groupes de clients?
3. Votre
administration fiscale déposera-t-elle d'initiative des informations
judiciaires auprès de différents parquets pour initier ces démarches?
24.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, pour l'instant, les autorités fiscales allemandes n'ont pas encore été contactées à ce stade précoce du traitement des données. Mais mon administration en a l'intention. Ce n'est que le 26 juillet dernier qu'il a été annoncé que le Land de Hesse avait acheté l'ensemble des données. Cela représente plus de 3,8 téraoctets de données. Il est évident que cela nécessitera un certain temps de traitement. En septembre dernier, la presse a rapporté que les effectifs du Centre de recherche en intelligence artificielle de l'administration fiscale (c'est traduit de l'allemand) allait passer de 10 à 30 personnes, et que le traitement des données nécessitait l'association d'experts fiscaux et d'informaticiens.
Le même communiqué de presse indique également que les autorités fiscales des autres États allemands et des pays de l'Union européenne peuvent être contactées. Les investigations sur les Dubaï Papers sont le résultat d'une enquête judiciaire. Pour les dossiers complémentaires, des concertations seront menées si les critères d'une concertation "Una Via" sont remplies. Si l'ISI a connaissance de faits dont l'enquête révèle qu'il s'agit d'une fraude fiscale grave, elle est tenue d'en informer le procureur. L'article 29, § 3, du Code d'instruction criminelle prévoit que le procureur et l'ISI organisent à cet effet une concertation "Una Via".
24.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je prends note de cette intention de contacter le Land de Hesse ou en tous cas, le ministre des Finances allemand pour ces données. J'espère que cela ne tardera pas parce que, dans de nombreux scandales similaires, la Belgique était fort à la traîne par rapport aux autres pays. Je prends note également de votre absence de position sur le fait de déposer des informations judiciaires auprès des parquets.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
25.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB):
Le 16 mars dernier, la Chambre a approuvé
votre projet de loi introduisant de nouvelles accises sur le gaz et sur
l’électricité. Cette augmentation des accises a complètement annulé les
bénéfices de la réduction de la TVA de 21 % à 6 % sur l’énergie approuvée juste
quelques mois auparavant: en moyenne, chaque ménage va payer 87 euros de taxes
de plus qu’avant la crise énergétique.
Pire
encore, ces accises prévoient un mécanisme du cliquet. Pour le gaz, par
exemple, si le prix moyen est en dessous de 45 € par MWh pendant tout un
trimestre (par exemple, le deuxième, allant d’avril à juin), les accises
augmentent au début du quatrième trimestre, c’est-à-dire au 1er octobre.
Depuis
avril, le prix moyen du gaz est en dessous du seuil de 45 € par MWh. Selon les
dernières projections, le prix pour septembre ne devrait pas dépasser les 35 €
par MWh. Sous le système actuel, ceci veut dire que l’augmentation prévue en
octobre (et qui a déjà été officialisé par arrêté royal en juillet) prendra
encore plus d'ampleur en janvier 2024, en plein hiver.
À ce
moment, la demande de gaz sera au pic et, vu que les mécanismes boursiers qui
déterminent les prix de l’énergie n’ont pas été modifiés, le prix de base du
gaz sera vraisemblablement beaucoup plus élevé qu’à présent. En effet, le
professeur de l’Université de Gand, Thijs Van de Graaf, expert du marché
énergétique, a affirmé que « nous devons encore être prudents durant deux
hivers avec le gaz » (Trends-Tendances, 10-08-2023).
1.
Confirmez-vous le risque d’avoir un hiver 2023-2024 qui cumule prix élevé et
accises majorées?
2.
L’énergie n’est-elle pas un produit de première nécessité justifiant une
taxation réduite, soit une TVA de 6 % sans accises supplémentaires, soit des
accises limitées sans TVA supplémentaires?
25.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, le taux d’accises qui s’appliquera à partir du 1er janvier 2024 sur le gaz naturel utilisé pour le chauffage est déjà connu. Le taux est de 8,23 euros par mégawattheure pour une consommation jusqu’à 12 mégawattheures sur une base annuelle, et de 8,9925 euros par mégawattheure pour une consommation supérieure à 12 mégawattheures.
Pour les ménages bénéficiant d’un tarif social, il existe, comme vous le savez, un taux d’accises inférieur. Pour ces clients, le taux d’accises est de 2,77 euros par mégawattheure.
25.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, merci pour ces réponses chiffrées. Je reste évidemment sur ma position: il est injustifiable d’avoir ajouté ces accises à la TVA à 6 %, alors que le niveau de TVA dépasse celui de 2019. Les gens paient finalement plus de taxes qu’avant la crise.
Nous avons donc une proposition de loi visant à supprimer ces accises, que j’ai pu défendre au sein de cette commission lors de l’examen des propositions de loi.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
26.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB):
Votre projet de réforme fiscale prévoyait
un doublement du taux de la taxe comptes-titres. Le Parti socialiste défend à
présent une quadruplement de ce taux.
Les
grandes fortunes belges comme de Spoelberch, Boël, Colruyt ou... Bertrand,
payeraient donc, selon le cas de figure, le double ou le quadruple de zéro
euro, puisque ces familles milliardaires ne détiennent pas leur patrimoine via
des comptes-titres.
Comme
votre projet de grande réforme fiscale a été définitivement abandonné, la
question est de savoir si certaines de ses mesures seront recyclées sous cette
législature, dans le cadre du budget 2024, dont un relèvement de la taxe
compte-titre.
Ce n’est
certes pas la seule voie pour faire contribuer les plus riches. Un appel a été
lancé par Thomas Piketty, Oxfam et d’autres pour un impôt européen sur la
fortune. L’initiative est très intéressante, mais comme toujours, soutenir une
mesure au niveau européen ne doit pas servir d’alibi pour ne pas la mener
également au niveau national.
1.
Êtes-vous partisan d’un relèvement du taux de la taxe comptes-titres? Dans
l’affirmative, plutôt un doublement ou un quadruplement?
2.
Privilégiez-vous un véritable impôt sur la fortune, belge et/ou européen, sur
l’ensemble des éléments du patrimoine des plus fortunés?
3. Ne
trouvez-vous pas problématique que la secrétaire d’État Alexia Bertrand, qui
occupe un rôle central dans les débat budgétaire du gouvernement aux côtés du
Premier ministre, est personnellement concernée par la voie qui serait, le cas
échéant, choisie pour faire contribuer les plus riches (un impôt sur la fortune
touchant les familles milliardaires ou une hausse de la taxe comptes-titres qui
ne le toucherait pas)?
4. Y
a-t-il d’autres mesures contenues dans feue votre réforme fiscale que vous
entendez défendre d’ici la fin de la législature?
26.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Je me réfère à ma proposition dans le cadre de la première phase de la vaste réforme fiscale visant à doubler le taux de la taxe sur les comptes-titres. Je me réfère également à mon épure qui montre clairement que je suis favorable à l'imposition des plus-values sur les produits financiers parallèlement à une suppression progressive des impôts sur le patrimoine ou les transactions patrimoniales telles que la taxe sur les comptes-titres et la taxe sur les opérations de bourse.
Je ne suis pas favorable à l'introduction d'un impôt sur la fortune.
26.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Merci, monsieur le ministre. Voilà qui est clair, vous n'êtes pas favorable à l'impôt sur la fortune. Vous considérez donc qu'il faudrait doubler la taxe sur les comptes-titres, c'est-à-dire que les milliardaires qui ne sont pas du tout touchés par la taxe sur les comptes-titres ne doivent pas contribuer à l'effort fiscal alors que s'il y avait un véritable impôt sur la fortune, ils pourraient collaborer, les de Spoelberch, les Boël, les Bertrand, etc.
C'est assez étonnant mais c'est votre position.
S'agissant de votre taxe dual income tax, on a clairement quelque chose qui touche les revenus de la fortune et pas le patrimoine lui-même. C'est une autre question même si je ne partage pas non plus votre position sur cette question.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
Le président:
La question n° 55039122C de M. Joris Vandenbroucke est reportée.
La question n° 55039171C de M. Jef Van den Bergh
est transformée en question écrite, tout comme la question n° 55039196C de
M. Ahmed Laaouej.
Monsieur le ministre, je vous remercie d'être resté jusqu'à 17 h 56 – quatre minutes avant la fin prévue. Nous avons réussi à épuiser l'ordre du jour, c'est merveilleux!
La réunion publique de commission est levée à 17 h 56.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.56 uur.