Commission des Affaires sociales, de l'Emploi et des
Pensions |
Commissie
voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
du Mercredi 18 octobre 2023 Après-midi ______ |
van Woensdag 18 oktober 2023 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.15 uur en voorgezeten door mevrouw Nahima Lanjri.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 15 et présidée par Mme Nahima Lanjri.
De voorzitster: Goeiemiddag, collega’s. Ik vervang de afwezige vaste voorzitster, mevrouw Cornet.
01.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de voorzitster, ik hoop dat het voorzitterschap voor u geen flexi-job is?
De voorzitster: Mijnheer Colebunders, het begrip ‘flexi-job’ werd, meen ik, zozeer uitgebreid dat het hier ook moet kunnen, als het dan toch overal kan. Het gaat hier ook om een sector waar er tekorten dreigen.
01.02 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, naar aanleiding van het schandaal van de illegale pensioenextra’s heeft de Federale Pensioendienst beslist de verhoogde pensioenen van acht hoge ambtenaren van de Kamer te verlagen. De betrokkenen zagen hun toelage teruggebracht worden tot het wettelijke plafond. Hun werd ook gevraagd het te veel betaalde geld, in totaal 5,9 miljoen euro, terug te storten.
De twee hoge ambtenaren spanden echter een kort geding aan tegen de beslissing. Zij wonnen de rechtszaak, waarbij de rechtbank oordeelde dat de Federale Pensioendienst de bedragen voorlopig niet mocht verlagen. Tegelijkertijd werd de zaak ten gronde voor de Brusselse rechtbank gebracht. De uitspraak wordt de komende herfst verwacht.
Naar aanleiding van de beslissing heeft de Federale Pensioendienst verklaard in beroep te zullen gaan. De procedure is van vitaal belang voor de Kamer, die de werkgever is van de voormalige topambtenaren. Kunt u mij dus meer uitleg geven over het vonnis en over het beroep? Wanneer mogen wij de uitslag van de zaak ten gronde verwachten? Kunt u de desbetreffende documenten aan de Kamer bezorgen? Dat is belangrijk voor de timing en de inhoud van de rechtszaak. Het is perfect mogelijk de persoonlijke gegevens van de betrokkenen zwart te maken.
01.03 Karine Lalieux, ministre: Monsieur Colebunders, je vais répondre majoritairement en français parce que la question a été introduite en français par M. Steven De Vuyst.
Je peux vous confirmer que le tribunal de première instance de Bruxelles, section néerlandophone, statuant en référé, a décidé le 5 juin 2023 d’interdire au Service fédéral des Pensions (SFP) de suspendre les retenues ou compensations sur les salaires des deux plaignants, et ce, jusqu’à ce que le tribunal de première instance ait statué définitivement sur le fond.
Vous sollicitez la transmission de ces deux ordonnances ainsi que l’acte d’appel. Malheureusement, je ne peux pas accéder à vos demandes. En effet, s’agissant d'une procédure individuelle comprenant des données à caractère personnel et portée devant le pouvoir judiciaire, il est légalement impossible de vous communiquer les documents réclamés.
Je tiens toutefois à vous préciser que le SFP collabore avec le service administratif du Parlement dans le cadre de la gestion de ces contentieux. Ils communiquent par le biais de leurs avocats respectifs afin d’assurer la cohérence des démarches et des actions dans le cadre de ces dossiers, et ce, à deux niveaux. D’une part, il s’agit de défendre la position du SFP au regard de l’application de la loi Wijninckx et, d’autre part, d’assurer la défense des intérêts de l’État au regard de la procédure de retrait de la décision du Parlement, qui est contestée devant le Conseil d’État. La décision à laquelle vous faites référence est une décision rendue en référé et non une décision sur le fond.
Le SFP, en tant qu’administration, doit faire
valoir ses droits et a donc interjeté appel de ce référé. Le SFP épuisera
toutes les voies de recours de droit. La procédure sur le fond se poursuit.
Mijnheer Colebunders, op 20 juni werd beroep aangetekend tegen de uitspraken in kort geding van 5 juni. De zaak ten gronde zal volgend jaar voorkomen op 18 november. We moeten dus nog een jaar wachten op een beslissing.
01.04 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Ik had gehoopt op een uitspraak in de herfst van dit jaar, maar het gaat dus pas om november volgend jaar. Daar had ik me niet op voorbereid. Ik had namelijk nog op een datum in 2024 gerekend. Dat is gewoon absurd, mevrouw de minister.
Ik snap dat u de GDPR moet naleven en ik vraag dan ook niet om namen of adressen, maar ik vind wel dat de bevolking mag weten wat er allemaal gebeurt, namelijk welke argumenten de topambtenaren gebruiken om hun geld op te eisen. Het lijkt me vanzelfsprekend dat burgers antwoorden krijgen op hun vragen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ongeveer een maand geleden hebt u een persbericht uitgebracht met meer gedetailleerde informatie over de befaamde pensioenbonus. Daarin lees ik het volgende: "De eerste bonussen zullen beschikbaar zijn voor mensen die vanaf 1 januari 2025 met pensioen gaan. Om hiervoor in aanmerking te komen, moeten gepensioneerden bewijzen dat ze, na de datum waarop ze vervroegd met pensioen konden, nog ten minste 6 maanden hebben gewerkt."
U geeft ook aan dat de pensioenbonus er komt voor zowel werknemers, zelfstandigen als ambtenaren en kan oplopen tot 22.650 euro.
Voorts voegt u eraan toe: "Wie 43 of zelfs 44 jaar, heel vaak in zwaardere beroepen, heeft moeten werken om toegang te krijgen tot het vervroegd pensioen en besluit om nog een, twee of drie jaar te werken, kan rekenen op een extra stimulans. We geven hun, vanaf het eerste extra gewerkte jaar, meteen het bedrag van 11.325 euro per jaar. Dit betekent dat deze werknemers na 3 jaar recht hebben op een bonus van 33.975 euro netto!"
Graag krijg ik een antwoord op de volgende vragen.
Zal iedereen, ongeacht zijn of haar pensioenstelsel, de pensioenbonus kunnen genieten als de betrokkene langer blijft werken dan de vroegst mogelijke pensioendatum?
Indien ja, geldt dat dan ook voor wie een gunstigere loopbaanbreuk en/of tantième geniet? Of anders geformuleerd: in welke gevallen kan iemand met een loopbaan van minder dan 42 jaar toch in aanmerking komen voor een pensioenbonus? Waar ligt de ondergrens?
Hoe zult u deze pensioenbonus verantwoorden ten opzichte van de pensioengerechtigden die in de toekomst minimaal 42 jaar zullen moeten werken om met vervroegd pensioen te gaan? Maakt dit de kloof met wie vandaag nog een gunstiger pensioenregeling geniet, niet juist groter? Zij zijn immers toch ook diegenen die vooral de pensioenbonus zullen genieten.
In uw persbericht lees ik niets over een koppeling tussen de pensioenbonus en de voorwaarden van effectieve tewerkstelling. Is het dus mogelijk dat iemand met maar 10 jaar effectieve tewerkstelling, maar met intussen wel voldoende loopbaanjaren om in aanmerking te komen voor vervroegd pensioen, ook die pensioenbonus zal genieten?
02.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Van der Donckt, de pensioenbonus is een echte gamechanger. U bent heel benieuwd naar de praktische regeling. Ik kan u geruststellen. De bonus wordt opgebouwd in de drie stelsels: werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. De opbouw van de bonus start vanaf het ogenblik dat men met pensioen kan gaan, ofwel vervroegd ofwel op de normale pensioenleeftijd. Dit is de P-datum.
Dit geldt ook voor ambtenaren die genieten van een voordelig tantième. De bedoeling is immers dat we iedereen aanmoedigen om niet met pensioen te gaan. Personen die genieten van een voordelig tantième kunnen, net als iedereen, ten vroegste een bonus opbouwen vanaf de leeftijd van 60 jaar, op voorwaarde dat ze voldoende loopbaanjaren hebben.
Als gevolg van de verhogingscoëfficiënt van 1,05, die is gekoppeld aan het voordelig tantième, bereikt men de P-datum ten vroegste na 42 loopbaanjaren op de leeftijd van 60 jaar, na 41 loopbaanjaren op de leeftijd van 61 jaar of 62 jaar, of na 40 loopbaanjaren vanaf de leeftijd van 63 jaar. De pensioenbonus vergroot het verschil tussen de voordelige tantièmes en andere loopbanen niet. De opbouw van de bonus start bij iedereen op hetzelfde punt, namelijk de P-datum. Dat is ook logisch, dat is het moment vanaf wanneer men met pensioen kan gaan. Wij willen iedereen aanmoedigen om langer te werken. Waarom zouden wij bijvoorbeeld onderwijzers of politieagenten niet aanmoedigen? Dat zou toch absurd zijn.
Voor de pensioenbonus geldt geen voorwaarde van effectieve tewerkstelling. Dat is ook niet nodig. De voorbeelden die u aanhaalt, zijn karikaturaal. Mensen die bijvoorbeeld door ziekte de voeling met de arbeidsmarkt hebben verloren, zullen niet plots terug aan het werk gaan na de P-datum. En stel dat wij erin slagen een langdurige invalide te overtuigen, dan is dat toch precies hetgeen wij wilden bereiken, namelijk mensen aan het werk krijgen.
02.03 Wim Van der Donckt (N-VA): We zullen moeten afwachten of de pensioenbonus een gamechanger zal zijn. Ik ben daarover echter bijzonder sceptisch. Langdurig werklozen op het einde van hun ‘carrière’ nog aan het werk krijgen en hen daarvoor nog eens gaan belonen, dat klinkt misschien toch een beetje karikaturaal.
De N-VA-fractie staat dus zeer sceptisch tegenover die pensioenbonus. In het verleden is immers al gebleken dat het niet altijd helpt. We wachten echter af en ik zal dat nauwlettend in de gaten houden. Misschien bent u nog minister van Pensioenen als het in voege treedt, misschien niet. We zullen zien.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, dit is een veeleer technische vraag, maar ik zal ze niettemin hernemen zoals ze is ingediend. In juli 2023 hebt u samen met de regering beslist om eindelijk iets te doen aan de perequatie, zij het natuurlijk niet voldoende. De perequatie voor de ambtenarenpensioenen zal worden beperkt tot maximaal 0,3 % per jaar.
Aangezien de perequatie tweejaarlijks is, interpreteren wij dat als maximaal 0,6 % per perequatieperiode. De voorbije decennia was de gemiddelde stijging van de tweejaarlijkse perequatie lager dan 0,6 %. Uiteraard waren er wel een aantal korven met pieken boven 0,6 %. Deze relatief geringe hervorming van de perequatie moet echter, zoals u zelf stelt, op termijn zorgen voor een besparing van 0,39 % van het bruto binnenlands product.
Mevrouw de minister, ten eerste, klopt het dat wij over maximaal 0,6 % spreken per perequatieperiode van twee jaar?
Ten tweede, bent u zich ervan bewust dat in toekomstige onderhandelingen binnen de overheid de hervorming perfect kan worden omzeild, door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat een eenmalige perequatie van 1,2 % wordt gespreid over twee perequatieperiodes en dus tweemaal 0,6 %?
Ten derde, zal u maatregelen treffen om dergelijke constructies te voorkomen?
Ten slotte, hoe bent u tot die besparing van 0,39 % van het bruto binnenlands product gekomen? Kan u ons enig inzicht geven in de berekening? Gebeurde dat op basis van historische data over meerdere perequatieperiodes of baseerde u zich voornamelijk op data van de meest recente perequatieperiode?
03.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Van der Donckt, de regering heeft beslist om het mechanisme van de perequatie te behouden. De financiële impact wordt wel beperkt en beter voorzienbaar. De kosten van de perequatie mogen op jaarbasis niet meer bedragen dan 0,3 % van de totale massa van de ambtenarenpensioenen. Omdat de perequatie een tweejaarlijks mechanisme is, stemt dat overeen met een beperking tot 0,6 % per ronde.
Wanneer het perequatiepercentage van een korf tussen 0,3 % en 0,6 % ligt, wordt in het eerste jaar slechts de helft van de perequatie toegekend. De tweede helft wordt dan in het tweede jaar toegekend. Op die manier wordt de perequatie in elk jaar beperkt tot 0,3 %.
Sociale akkoorden voorzien vandaag ook al in een gefaseerde invoering. Weddeverhogingen worden over meerdere jaren gespreid. Dat heeft dus niets met ontwijking of constructies te maken. Er is dan ook geen reden om op dat vlak in extra maatregelen te voorzien.
De impact op de kosten van de vergrijzing werd becijferd door het Federaal Planbureau op basis van de methodologie en de hypothesen die worden gebruikt door de Studiecommissie voor de Vergrijzing. Deze resultaten zullen bijgevolg ook tot uiting komen in het volgende rapport van de Vergrijzingscommissie.
03.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoorden. Ze scheppen toch al wat duidelijkheid. U heeft de kwestie van 0,3 % of 0,6 % in elk geval uitgeklaard. We zullen dit dossier verder nauwlettend in het oog houden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Mieke Claes (N-VA): Mevrouw de minister, bij opname van een persoon met een handicap in een instelling wordt de uitbetaling van de integratietegemoetkoming (IT) voor 28 % opgeschort. De opname in een instelling heeft ook een impact op de inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT). De mensen die in een instelling verblijven, worden namelijk in de regel als alleenwonend beschouwd.
Deze regelgeving creëert vooral in Vlaanderen een probleem, omdat ze ingaat tegen de filosofie van de Vlaamse persoonsvolgende financiering (PVF). Daarbij geeft men de persoon met een handicap zoveel mogelijk keuzevrijheid in de vorm van de zorgondersteuning. Dat wordt natuurlijk gefnuikt als er financiële baten of kosten verbonden zijn aan deze keuze.
In een antwoord op een eerdere vraag van collega Valerie Van Peel liet u weten dat u aan een oplossing werkt, zoals trouwens ook in uw beleidsnota en in het handicapplan werd aangekondigd. U zou het probleem bekijken. In de laatste tussentijdse rapportering van het plan lezen we dat het onderzoek uitgesteld werd tot 2023.
Kunt u een huidige stand van zaken geven omtrent deze doelstelling? Wordt er ondertussen al overleg gepleegd met de deelstaten? Zo ja, welke zijn de voorlopige conclusies?
U kondigde eerder een werkgroep aan. Is die al opgericht? Zo ja, wie werd er bij dat overleg betrokken? Hoever staan de werkzaamheden? Kunt u verduidelijken welke impact bepaalde woonvormen hebben op de berekening van de IVT en de IT? Welke wijzigingen worden er gepland? Zo neen, wanneer zal die werkgroep dan wel van start gaan?
Veel IT-gerechtigden ontvangen ook een IVT. In sommige gevallen kan dat ongewenste gevolgen hebben. Een samenwonende die zich in een instelling vestigt, zal bijvoorbeeld voor de IVT beschouwd worden als alleenwonend en ziet zijn uitkering dus verhoogd. Indien de vermindering van 28 % dan nog afgeschaft zou worden, zou deze doelgroep een zeer sterke financiële baat hebben bij een verblijf in een instelling. Omgekeerd zien we dat mensen erop achteruit zouden gaan en minder recht zouden hebben op een tegemoetkoming. Het gaat dus om een zeer complexe materie. Welke oplossingen ziet u voor dit probleem?
Weet u of personen door deze vermindering van 28 % van de IT de woon- en leefkosten niet langer kunnen betalen en daardoor aankloppen bij het OCMW? Zo ja, graag een overzicht van het aantal betrokkenen van 2019 tot nu, en zo mogelijk per gewest.
04.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Claes, zoals ik al zei tegen uw collega, hebben we onderzocht of we de vermindering van de IT voor bepaalde woonvormen kunnen afschaffen. Een volledige afschaffing zou echter 57 miljoen euro kosten en dat budget is momenteel niet voorhanden. De FOD Sociale Zekerheid werkt aan een studie over de verschillende vormen van samenwonen. De resultaten worden in het voorjaar verwacht en zullen worden meegenomen in een voorstel voor een algemene hervorming van de wet van 1987 om beter aan te sluiten bij de maatschappelijke ontwikkelingen in overeenstemming met het VN-verdrag over de rechten van personen met een handicap. Dit is zeker een complex probleem dat overleg met de deelstaten en de sector vereist. Vandaar ook het belang van de IMC.
Uw vraag over de steunaanvragen bij de OCMW’s zou verder moeten worden onderzocht door de POD Maatschappelijke Integratie. Hiervoor kunt u een schriftelijke vraag indienen.
04.03 Mieke Claes (N-VA): Dit een zeer beknopt antwoord. Weinig van mijn vragen werden beantwoord, om niet te zeggen geen enkele. U geeft aan dat de volledige afschaffing veel geld kost en dat in dat budget niet is voorzien. Alle begrip daarvoor, maar de interactie tussen de IT en IVT maken het probleem zeer complex. Wij vinden het belangrijk dat er werk wordt gemaakt van een eerlijke oplossing. Het gaat hier om budgetten, maar we moeten focussen op de mensen. Personen met een handicap moeten wat ons betreft zoveel mogelijk keuzevrijheid krijgen in hun vorm van zorgondersteuning. Die keuze mag niet worden beïnvloed door mogelijke financiële gevolgen. Dat zou jammer zijn en lijkt me niet de bedoeling. Het onderzoek moet dan ook grondig worden gevoerd en louter budgettaire maatregelen volstaan hier niet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw de minister, aan een aantal van de vragen in mijn goedgekeurde resolutie over de EDC-kaart werd intussen tegemoetgekomen, wat ik ten zeerste toejuich. Zo werd in januari een nieuwe website gelanceerd die duidelijker en toegankelijker is. Maar lokale besturen en organisaties die partner willen worden van de EDC-kaart, ondervinden nog steeds wat moeilijkheden als zij op die website kortingen of begeleiding voor personen met een beperking, dus voordelen van financiële en andere aard, willen vermelden. Zij moeten online een formulier invullen, vervolgens zet de administratie van de European Disability Card (EDC) de gegevens op de website, en net die doorstroming van gegevens verloopt niet altijd even vlot, zo luiden de signalen die ik opvang. Ook al is de nieuwe website wel overzichtelijker, de partners van de EDC-kaart moeten soms heel wat pogingen ondernemen vooraleer hun aanpassingen ook werkelijk op de website gepubliceerd worden. Soms gaan daar zelfs maanden overheen. Daardoor geraken de organisaties gedemotiveerd en personen met een handicap blijven verstoken van de voordelen. Hij of zij zal inderdaad geen zwembad bezoeken als men niet op de hoogte is van de eventuele korting die er geboden wordt.
Mevrouw de minister, hoe vaak wordt de website bijgewerkt met informatie van nieuwe partners die zich bij de EDC willen aansluiten? Hoe zult u ervoor zorgen dat partners niet maandenlang hoeven te wachten vooraleer hun organisatie vermeld wordt op de website?
De resolutie over de verdere uitrol van de EDC werd op 9 juni 2022 unaniem goedgekeurd in de Kamer. Ondertussen zijn we meer dan een jaar later. Hoever staan u en uw collega-ministers met de uitvoering van de verschillende aanbevelingen in die resolutie? Enkele maatregelen werden al uitgevoerd, onder meer de uitbreiding naar heel Europa en de automatische goedkeuring vanaf 1 januari. Dat zijn goede stappen. Wat staat er nog op de planning? Welke initiatieven kunnen we nog van u en uw collega-ministers verwachten in de komende maanden?
05.02 Minister Karine Lalieux: Sinds mijn aantreden heb ik me ingezet om het netwerk van EDC-partners uit te breiden. We hebben onze communicatie gemoderniseerd en de website en de lijst met partners en voordelen vernieuwd. Misschien is er tijdens de zomervakantie wat vertraging opgelopen, maar het is de bedoeling om de site elke week bij te werken, op voorwaarde dat de partners de nodige informatie aanleveren.
Ik heb niet gewacht op de goedkeuring van de resolutie om de kwestie aan te pakken. We hebben de toegankelijkheid van de site verbeterd en een promotiecampagne op de sociale media gevoerd. De EDC-coördinator werkt sinds 1 juni aan een actieplan, waaronder een nieuwe communicatiestrategie voor volgend voorjaar.
We zijn ook van plan om een nieuwsbrief naar de partners te sturen en nauw samen te werken met de VVSG en de UVCW. Er zijn geen plannen om de kaart uit te breiden naar de gemeenten, OCMW's en ziekenfondsen, maar we willen onze samenwerking versterken om de EDC meer bekendheid te geven.
We onderzoeken ook het idee om jaarlijks een EDC-prijs of -label uit te reiken aan partners die een uitstekende dienst bieden, samen met andere deelnemende instellingen.
Voor de toevoeging van de QR-code wachten we nog op de definitieve versie van een Europees wetsvoorstel over de EDC. De geldigheidsduur van vijf jaar of de onbeperkte toegang hangt af van het Europese voorstel, dat hierover nog niet duidelijk is.
De uitbreiding van de EDC naar mobiliteit maakt deel uit van het Europese voorstel, maar we wachten op de resultaten van de onderhandelingen over het onderwerp.
Wat de uitbreiding tot zorg en bijstand in het algemeen betreft, sommige gezondheidsinstellingen en hulpverleners erkennen de EDC-kaart al. Na de gesprekken in de sub-IMC Handicap hebben we besloten om de EDC-kaart voor nieuwe erkenning automatisch toe te kennen en te vernieuwen vanaf 1 januari 2024. De EDC-kaart is een belangrijk hulpmiddel geworden voor de inclusie van mensen met een handicap. Ik ben dan ook blij met de uitbreiding ervan.
05.03 Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw de minister, ook ik ben tevreden over de uitbreiding, waardoor personen met een beperking in de toekomst ook in andere Europese landen de kaart zullen kunnen gebruiken. Nog een positieve maatregel, waarmee u tegemoetkomt aan een pleidooi in de resolutie, is de automatische toekenning van de kaart of de verlenging ervan voor wie ze al heeft, vanaf 1 januari 2024.
Met de andere punten uit de resolutie bent u nog bezig. Er is enige vertraging, omdat een en ander is gekoppeld aan wat Europees nog wordt uitgerold. Het klopt dat Europa en de verschillende lidstaten de maatregel nog moeten omzetten. Ik hoop echter dat België een voortrekkersrol kan blijven spelen, ook op het vlak van bijvoorbeeld het gebruik van de EDC voor mobiliteit.
Ten slotte, mevrouw de minister, u meldt dat de website wekelijks wordt geüpdatet en dat er mogelijk in de zomer enige vertraging was. Ik kan u meegeven dat ik geen vraag zou stellen, mocht het dat maar zijn. Vorige maand september, toen ik mijn vraag indiende, stonden maar liefst 18 zwembaden van Sportoase nog steeds niet op de website, hoewel de organisatie haar aanvraag tot publicatie al in december 2022 had ingediend en zij daarop herhaaldelijk aandrong, ten bewijze de talrijke mails daarover aan de EDC-websitebeheerder. Ik heb het net voor de vergadering nog eens gecheckt. Intussen staan ze eindelijk op de website. Dat heeft echter meer dan negen maanden geduurd.
Dat is dus een aandachtspunt. Ik reken op u en uw diensten om erop toe te zien dat aan een dergelijk verzoek binnen uiterlijk twee weken wordt tegemoetgekomen. Ik zeg niet dat het tijdens een vakantieperiode niet iets langer kan duren, maar geen negen maanden. Daar heeft niemand iets aan. Ik reken dus op uw goede wil om ter zake bij te sturen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Mieke Claes (N-VA): Mevrouw de minister, de problematiek met de wachttijden in de aanvraagprocedure van een parkeerkaart voor personen met een handicap is bekend. Net voor de zomer heb ik nog een vraag gesteld over het aantal artsen of bevoegde personen dat het recht op een parkeerkaart kan toekennen.
In de commissievergadering van 2 juni 2021 zei u dat u samen met uw administratie zou werken aan een algemene hervorming van die parkeerkaart. Ook de aanpak van controles en sancties zou daarin worden opgenomen. Wat is de stand van zaken van deze hervorming en wat houdt ze precies in?
06.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Claes, sinds mijn vorige antwoord hebben we heel wat gerealiseerd. In het Federaal Actieplan handicap is een maatregel opgenomen om het parkeerkaartbeleid te verbeteren. Zo werken we aan een procedure om aanvragen voor de tegemoetkoming en parkeerkaarten op één formulier te combineren. Dat zal gemakkelijker zijn voor de begunstigden, aangezien er maar een onderzoek nodig is. Het zal ook de taak van de evaluatieteams verlichten.
Daarnaast moderniseren we de parkeerkaart door er een QR-code aan toe te voegen. Daardoor zullen de gemeenten gemakkelijker kunnen controleren of de kaart nog geldig is via de app Handi2Park. De QR-code zal geleidelijk worden ingevoerd, naarmate de kaarten worden vernieuwd.
Er zijn ook problemen met de scanwagens. Daarom werken mijn kabinet en de DG HAN samen met de steden en gemeenten aan een digitaal systeem dat de parkeerkaart en bijbehorende rechten koppelt aan de nummerplaat, om onterechte boetes te voorkomen. Al 80 steden en gemeenten hebben toegezegd gebruik te zullen maken van deze oplossing, die zal worden uitgerold in januari 2025.
Zoals u ziet, zijn we hard aan het werk om de mobiliteit en de levenskwaliteit van mensen met een handicap te verbeteren.
06.03 Mieke Claes (N-VA): Mevrouw de minister, het is goed dat er de laatste maanden nog stappen zijn gezet. De combinatie op één formulier met slechts één onderzoek is natuurlijk een meerwaarde, zowel voor de persoon met een handicap als voor de diensten. Ook de problemen met de scanwagens zullen worden aangepakt. Het is uiteraard niet prettig om als persoon met een handicap onterecht boetes binnen te krijgen. Dit is dus een stap in de goede richting.
Ik hoorde u echter weinig zeggen over de aanpak van controles en sancties. We kennen allemaal wel verhalen over het doorgeven van kaarten of oneigenlijk gebruik van kaarten, bijvoorbeeld na een overlijden. Het is enorm belangrijk dat die parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor de mensen die daar het meest nood aan hebben. Die parkeerplaatsen mogen dus niet foutief gebruikt worden. We moeten daaraan de nodige aandacht geven.
We moeten er uiteraard ook voor zorgen dat kwetsbare personen niet langer dan nodig op een parkeerkaart moeten wachten. Daar wordt echter ook volop aan gewerkt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07.01 Mieke Claes (N-VA): Mevrouw de minister, de regering mikt op 3 % tewerkstelling van personen met een handicap bij de federale overheid. Momenteel ligt het cijfer echter op 1,09 %. In het regeerakkoord staat de ambitie om een werkzaamheidsgraad van 80 % te bereiken en daarvoor hebben we iedereen nodig. Ook voor personen met een handicap is werk uiteraard een vorm van zingeving en bovendien zorgt het ook voor de nodige sociale contacten.
Zelf hebben we op dit punt al voorstellen ingediend die naar onze mening een grote stap vooruit zouden kunnen betekenen. Het gaat dan om ons wetsvoorstel inzake de arbeidsintegratiejobs, dat het voor personen met een IVT mogelijk wil maken om een deeltijdse job te combineren met het volledig behoud van de IVT. Men hoeft dan niet te vrezen voor inkomensverlies, iets wat nu vaak wel het geval is. Bij hervallen of indien de werkhervatting geen succes zou blijken te zijn, kan men dan terug aanspraak maken op de IVT zoals voorheen. Ter compensatie van het behoud van de IVT betaalt men dan wel een extra RSZ-bijdrage op het verdiende loon. Op die manier wordt de betaalbaarheid van het systeem gegarandeerd.
Mevrouw de minister, hoe denkt u over het voorstel van arbeidsintegratiejobs? Welke acties worden nog ondernomen om meer personen met een handicap aan de slag te krijgen, zowel bij de overheid als in de privésector? Mijn vraag was al even hangende en ik heb gezien dat ondertussen op de ministerraad van 6 oktober al beslissingen werden genomen. Misschien kunt u daar ook wat duiding bij geven?
Ik kom tot mijn tweede vraag. Via de wet van 3 september 2017 werd het KB van 6 oktober 2005 aangepast. Deze aanpassing kwam er ten gevolge van de goedkeuring van een wetsvoorstel van onze fractie uit de vorige legislatuur. Dat voorziet in de mogelijkheid om voor het behalen van de doelstelling van 3 % voor maximaal een derde gebruik te maken van tewerkstelling via maatwerkbedrijven. Op die manier kan de overheid ook personen die moeilijker in een reguliere werkomgeving kunnen functioneren, tewerkstellen. In welke mate wordt vandaag van deze mogelijkheid gebruikgemaakt? Zult u het gebruik van maatwerkbedrijven voor het behalen van de doelstelling van 3 % verder onderzoeken? Hoe evalueert u de meerwaarde van deze mogelijkheid?
07.02 Minister Karine Lalieux: Werken betekent ook minder afhankelijk zijn en actief kunnen deelnemen aan de samenleving. Dit is dus zeker een van mijn prioriteiten. Het aantal mensen met een handicap dat voor de overheid werkt, is gedaald. Toch leveren we inspanningen om het tij te keren, onder meer via maatwerkbedrijven. Slechts een minderheid van de personen met een handicap werkt echter bij een maatwerkbedrijf.
Volledige inclusie betekent dat iedereen dezelfde kansen krijgt om een job te vinden dankzij redelijke aanpassingen. In de eerste plaats zijn er belangrijke maatregelen genomen om de sociale wetgeving beter af te stemmen op de tegemoetkoming voor mensen met een handicap. Zo is de prijs van de arbeid aanzienlijk verlaagd en zijn de voorwaarden voor het statuut van zelfstandige in bijberoep aangepast voor werknemers met een handicap. Op mijn initiatief en met de steun van mijn collega die hiervoor bevoegd is, hebben onze federale overheidsdiensten zich ertoe verbonden de werkgelegenheidsgraad te verhogen. Deze verbintenis omvat een hele reeks maatregelen met een driemaandelijkse rapportering onder toezicht van de voorzitter van de FOD Sociale Zekerheid.
Samen met minister De Sutter heb ik ook gewerkt aan een hervorming van het KB van 2005. Dit ontwerp omvat diverse maatregelen waaronder een bredere definitie van handicap, nieuwe aanpassingen van de examens van werken voor .be, de bevordering van deeltijds werk en een onthaalprogramma voor werknemers met een handicap, waaronder de omvorming van stageplaatsen in vaste jobs. Hier zal ik het niet bij laten. Ik wil mijn collega’s ervan overtuigen twee andere maatregelen goed te keuren die de toegang tot werk voor mensen met een handicap vergemakkelijken. Het gaat niet om een beslissing van 6 oktober.
De eerste maatregel is het cumuleren van een arbeidsinkomen met de IVT. Mensen met een handicap die de voorbije twee kalenderjaren niet hebben gewerkt, zouden dan twee jaar lang hun IVT kunnen combineren met hun loon.
De tweede maatregel is de invoering van een forfaitaire IT om werknemers met een handicap te ondersteunen, zelfs in het geval van werkloosheid of invaliditeit. De gesprekken hiervoor zijn nog aan de gang.
Ik ben ervan overtuigd dat de eerste minister en al mijn collega’s, die zich unaniem achter het Federaal Plan handicap hebben geschaard, ook nu bereid zullen zijn om deze doelgroep te steunen. Ik moet dus nog overleggen met de verschillende partners in de regering om de tweede maatregel op de ministerraad te krijgen. Ik heb twee weken om te werken met mijn collega’s.
07.03 Mieke Claes (N-VA): Het is jammer om te horen dat het percentage van het aantal werkenden binnen deze categorie is gedaald. Alle maatregelen die we nemen in positieve zin, alle maatregelen die een gunstig effect kunnen hebben, moeten we proberen maximaal te activeren en maximaal om te zetten. Ik wil toch hameren op ons voorstel in verband met de arbeidsintegratiejobs. U doet wel een voorstel in die zin, maar ik zou u willen aanmoedigen om ons voorstel toch grondig te bekijken. De overheid moet zelf het goede voorbeeld geven.
Bij de beslissingen genomen op de ministerraad van 6 oktober staan zeker een heel aantal goede punten. Dan vraag ik mij echter vooral af waarom dit nu pas gebeurt. We gaan richting de volgende verkiezingen. Het einde van de legislatuur komt nabij. Waarom komt zo’n belangrijk punt, waar we met z’n allen zo hard om schreeuwen, nu pas op een ministerraad? Hier gebeurt toch veel te weinig voor?
Ik zie uw antwoord dus graag komen, maar ik blijf wat op mijn honger zitten. Hopelijk worden de voorstellen allemaal omgezet, hoe sneller, hoe beter. De N-VA vindt het belangrijk dat personen met een handicap op de juiste manier omkaderd en ondersteund worden, zodat zij die willen werken en die dat fysiek ook kunnen, ook deel kunnen uitmaken van de arbeidsmarkt, op een zo comfortabel mogelijke manier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08.01 Mieke Claes (N-VA): Mevrouw de minister, een van de speerpunten van uw actieplan betreft dataverzameling en -analyse in het domein van personen met een handicap. Daarbij denk ik aan de ontwikkeling van statistieken met betrekking tot de omvang en de aard van de in- en uitstroom van IVT- en IT-gerechtigden. U ging daar een taskforce voor oprichten.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken in verband met die dataverzameling en de taskforce? Het verzamelen van data betekent ook dat er kan worden opgetreden tegen fraude en oneigenlijk gebruik. Wordt dat daarin nog meegenomen?
08.02 Minister Karine Lalieux: Mevrouw Claes, bij de lancering van de interministeriële conferentie Handicap werd afgesproken om een werkgroep 'Statistieken' op te richten. Dat is intussen gebeurd. Tijdens de eerste vergadering met de vertegenwoordigers van de kabinetten, de federale diensten, de deelstaten en de sector van de gehandicapten zelf werd een werkkader vastgelegd.
De tijdelijke werkgroep, onder leiding van de FOD Sociale Zekerheid, kreeg vier opdrachten: ten eerste, nagaan welke gegevens ontbreken; ten tweede, voorstellen formuleren om de toegang tot bestaande en toekomstige gegevens en statistieken te verbeteren; ten derde, voorstellen formuleren voor de ontwikkeling van nieuwe gegevens en statistieken en ten vierde, de implementatie van aanvullende statistieken voorstellen. Het onderzoek is klaar. De resultaten zullen worden voorgesteld op de volgende bijeenkomst van de IMC Handicap op 5 december.
We leveren dus inspanningen om meer en preciezere gegevens en statistieken te verzamelen, met als doel weloverwogen beslissingen te nemen om mensen met een handicap beter te ondersteunen.
08.03 Mieke Claes (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik kan nu eigenlijk zowat dezelfde repliek geven als daarnet. Waarom gebeurt dat zo laat, waarom worden er nu pas initiatieven genomen? Ik begrijp dat er nu heel wat maatregelen op tafel liggen, maar van de concrete uitvoering is er momenteel nog weinig sprake, als ik het goed begrijp.
In verband met het optreden tegen fraude en oneigenlijk gebruik hebt u niets geantwoord. Meten is weten, dat weten we allemaal. Men kan alleen een goed beleid voeren met correcte data, dus dat is natuurlijk belangrijk. Wij zijn van mening dat de ondersteuning van mensen die er nood aan hebben, maximaal gefaciliteerd moet worden, die mensen moeten maximaal begeleid worden, maar we moeten ook alles op alles zetten om in te grijpen als mensen het systeem oneigenlijk gebruiken of profiteren van bepaalde maatregelen. De mensen die ondersteuning nodig hebben, moeten we mogelijk nog extra, bijkomend, ondersteunen. Daarvoor hebben we natuurlijk de juiste data nodig.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitster: Vraag nr. 55039220C van de heer Bacquelaine vervalt.
09.01 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, voor de zomer publiceerde u samen met de minister van Binnenlandse Zaken een omzendbrief over de coördinatie en actualisering van de richtlijnen inzake het referentieadres voor daklozen. In de omzendbrief lees ik het volgende: “Na een duur van 6 maanden verblijf bij dezelfde particulier gaat de gemeente na of een inschrijving als hoofdverblijfplaats moet plaatshebben op het adres van de particulier (zelfs indien het OCMW van oordeel is dat de persoon nog steeds dakloos is)." Dit wil zeggen dat dak- of thuislozen die verblijven bij familie, vrienden of kennissen op basis van een referentieadres, na zes maanden voor een keuze worden geplaatst. Ofwel domiciliëren ze zich op dat adres, maar in dat geval loopt hun gastheer of -vrouw het risico om in het statuut van samenwonende terecht te komen en uitkeringen te verliezen, ofwel moeten ze terug de straat op. Dat is volgens de Brusselse daklozenorganisaties een verstrenging van de regels. Het zet vooral ook de solidariteit tussen mensen onder druk en zorgt voor problemen. De Brusselse daklozenorganisaties klaagden in augustus al aan dat er hierover vooraf geen enkel overleg is geweest.
Met welke bedoeling hebt u de nieuwe omzendbrief opgesteld? U zult mij dadelijk ongetwijfeld uitleggen dat de regels niet verstrengd zijn, maar verduidelijkt en opgetrokken tot wat wettelijk mogelijk is. Waarom bent u dan niet verdergegaan dan een omzendbrief?
Waarom hebt u het referentieadres niet versterkt in de achterliggende wet van 19 juli 1991? Hebt u de regels verstrengd?
Waarom hebt u vooraf niet overlegd met de daklozenverenigingen? Bent u dat nog van plan?
Houdt u vast aan deze strengere maatregel of zal u nog voor aanpassingen zorgen?
09.02 Minister Karine Lalieux: Mijnheer Colebunders, vooreerst wil ik benadrukken dat de omzendbrief van juli de bestaande regels alleen verduidelijkt. De regels zijn dus niet strenger geworden. Het probleem was dat de gemeenten en de OCMW’s de regels rond het referentieadres verschillend interpreteerden en toepasten. Dat zorgde voor problemen op het terrein.
De FOD Binnenlandse Zaken en de POD Maatschappelijke Integratie wilden daarom de procedure verduidelijken en harmoniseren, zodat iedereen dezelfde rechten heeft. De tekst werd in 2018 voorgelegd aan zowel onze OCMW-federatie als de daklozenorganisaties. Op basis van hun opmerkingen werden enkele wijzigingen doorgevoerd. Sinds 2018 is de tekst nog licht aangepast om de rol van de gemeenten en de OCMW’s duidelijk te maken.
In samenwerking met de FOD Binnenlandse Zaken organiseerde de POD Maatschappelijke Integratie een gesprek met de sector, waaronder de Brusselse koepel van daklozenverenigingen. Na afloop daarvan werd afgesproken om, ten eerste, de referentieadressen te monitoren, ten tweede de resultaten elk kwartaal te publiceren en, ten derde, in april 2024 opnieuw samen te gaan zitten om de balans op te maken.
Tot slot moet ik u erop wijzen dat, in tegenstelling tot wat u beweert, twee mensen die hun domicilie op hetzelfde adres hebben, niet direct als samenwonenden worden beschouwd in de zin van de wetgeving inzake het recht op maatschappelijke integratie of andere wetten. De inschrijving als hoofdverblijfplaats bepaalt dus niet of iemand al dan niet samenwoont.
09.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik weet niet of dat overleg op het juiste moment is gebeurd. Wij hebben vernomen dat de armoedeverenigingen enorm geschrokken waren van uw reactie. Er zou wel een aantal gesprekken geweest kunnen zijn, maar volgens hen is dat niet de laatste jaren geweest.
Het referentieadres verdient veel meer dan een omzendbrief. In deze commissie hebben we het al vaak over het probleem van de non-take-up gehad. Daar gaat dit dossier juist over. De betrokkenen hebben daadwerkelijk hulp nodig, maar ze moeten eerst voorbij een hele bureaucratie om aan een adres te geraken. Het is duidelijk dat de wet van 1991 aangepast moet worden om het referentieadres te versterken, want zodra men in die neerwaartse spiraal terechtkomt, wordt het heel moeilijk om opnieuw naar boven te klauteren. Dat weet u ook, mevrouw de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mevrouw de minister, na de drie verhogingen van de minimumpensioenen ben ik benieuwd of er al een onderzoek gebeurd is naar de impact van die verhogingen.
Is er naast de verhoging van de uitkeringen ook een verhoging van het aantal gerechtigden op een minimumpensioen?
Hoeveel mensen hebben vandaag recht op een minimumpensioen en hoeveel bedraagt de uitkering gemiddeld, rekening houdend met de loopbaan? Kunt u de meest recente cijfers met mij delen?
Klopt het dat het vooral mensen zijn met heel veel gelijkgestelde periodes die aanspraak maken op een minimumpensioen? Is dat een stijgende of een dalende trend?
10.02 Minister Karine Lalieux: Beste collega, wij stellen inderdaad naast een verhoging van de uitkeringen ook een toename vast van het aantal gerechtigden op een minimumpensioen. In 2020 bedroeg het aandeel gepensioneerden met een minimumpensioen 31,4 % van de totale populatie van gepensioneerden. In 2023 nam dit aandeel toe tot 38,6 %. Dat betekent dat het aantal gerechtigden tussen 2020 en 2023 met 23 % is toegenomen.
Volgens de recentste geconsolideerde cijfers van de Federale Pensioendienst werd in juni 2023 aan 902.582 personen een minimumpensioen uitbetaald in het werknemers- of zelfstandigenstelsel. Gemiddeld gaat het om het bedrag van 1.515,69 euro per maand. Voor de volledigheid, het minimumbedrag voor een volledige loopbaan bedraagt vandaag 1.669,74 euro per maand.
Het aandeel gelijkgestelde periodes voor personen die met pensioen zijn gegaan tussen 2018 en 2021 bedraagt 36,1 % voor de minimumpensioenen en 25,3 % voor de rest van de gepensioneerden. Daartegenover staat dat de gemiddelde loopbaanduur voor nieuwe gepensioneerden met een minimumpensioen langer is dan voor de rest van de populatie. De gemiddelde loopbaanduur van nieuwe gepensioneerden met een minimumpensioen bedraagt 12.609 dagen tegenover gemiddeld 11.141 dagen voor de rest van de nieuwe gepensioneerden. Het verschil in effectieve loopbaan tussen gerechtigden op een minimumpensioen en andere gepensioneerden is bijgevolg miniem.
Recent gepensioneerde personen met een minimumpensioen hebben gemiddeld 8.061 effectief gewerkte dagen in een loopbaan, in vergelijking met gemiddeld 8.327 effectief gewerkte dagen in de loopbaan voor de rest van de populatie van gepensioneerden. Dat is een verschil van 266 effectief gewerkte dagen of amper 3,3 %.
10.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Dat zijn heel veel cijfers. Ik zal dat nog eens bekijken alvorens daaruit conclusies te trekken. Hartelijk dank voor het opzoekwerk.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
11.01 Louis Mariage (Ecolo-Groen): Madame la ministre, le site MyPension.be dit permettre de voir la date la plus proche de prise de pension, l’âge légal de la pension de chacun ainsi que l'influence du moment d'arrêt de travail sur le montant et la date de prise en cours de la pension. Une fois la demande de pension introduite, l’individu reçoit un accusé de réception puis une décision sur l’octroi d’une pension ainsi que la date de prise en cours de la pension.
Une lettre de décision est donc reçue indiquant que "l’individu réunit les conditions légales d’octroi d’une pension de retraite". Dans un prochain courrier, l’individu devrait recevoir des renseignements sur le calcul et le paiement de sa pension. Cependant, cette décision peut être révoquée plusieurs mois plus tard. La décision et la confirmation par courriel ne sont donc ni certaines ni définitives. Par souci de rapidité, visiblement, le SFP préfère communiquer une décision qui peut être erronée et qu’il doit ensuite rectifier, au lieu de prendre le temps de se pencher sur les dossiers de manière efficace et juste.
De ce fait, quelqu’un peut être amené à s'organiser pour un départ à la retraite, potentiellement déménager, prendre en charge la garde de petits-enfants, engager des dépenses, pour ensuite voir la décision être révoquée et sa vie bouleversée. Ce genre de décision peut encore être infirmée et changée plusieurs fois avant d’être confirmée. La fiabilité et cohérence du service est ainsi très douteuse et peut impacter sévèrement les vies de futurs retraités et de leurs proches, l’organisation des employeurs ainsi que la confiance des citoyens envers le service.
De plus, quand une plainte est introduite, le délai légal de réponse du service semble ne pas toujours être respecté et ajoute à la sensation de mépris des concernés par le service, qui visiblement, manque de transparence et de cohérence dans sa communication.
Dès lors, madame la ministre, pourquoi le SFP Pensions rédige-t-il ces courriers pour annoncer l’octroi d’une pension avant d’être certain de ces faits et avant de potentiellement la retirer ou repousser? Pourquoi le SFP utilise-t-il le mot ʺdécisionʺ quand il s’agit réellement d’une annonce provisoire, dans l’attente d’une confirmation et décision finale? Quelles mesures seront prises pour assurer que les décisions du SFP soient cohérentes et finales, pour éviter les déceptions, confusions et complications au niveau des travailleurs du SFP et des futurs retraités? Enfin, comment allez-vous vous assurer que les plaintes soient bien prises en compte de manière efficace et fructueuse, dans les délais légaux?
11.02 Karine Lalieux, ministre: Monsieur le député, tout d'abord, je tiens à souligner que mon administration accomplit tous les jours un travail formidable, contrairement à ce que vous dites. De plus, ses membres paient à heure et à temps les pensions de 2,5 millions de retraités – au demeurant, ils n'étaient pas très contents du ton de vos questions – et répondent aux questions des retraités et futurs retraités dans les délais prévus. Ainsi, 2,7 millions de personnes ont déjà visité le site MyPension depuis le début de cette année.
Il est exact que certains dossiers doivent être revus. Parfois, cela prend du temps, compte tenu des données qui doivent être récoltées. Je tiens cependant à préciser que 99 % – 99 %! – des estimations de MyPension sont correctes et permettent un départ à la retraite à l'âge indiqué.
En ce qui concerne les demandes de pension, les données de MyPension sont des estimations. C'est clairement indiqué – je l'ai encore vérifié. Les raisons sont les suivantes. Une demande peut être introduite un an à l'avance. Il arrive que des différences apparaissent entre les montants au moment de la demande finale. L'explication est que les données doivent parfois être corrigées, par exemple si elles ont été incorrectement complétées par l'employeur. Parfois, elles sont manquantes. Pensons aux carrières à l'étranger ou à des lacunes dans les données communiquées par un organisme assureur tel qu'une mutuelle. Dans le cas de carrières mixtes, des règles de cumul s'appliquent, mais elles ne sont pas encore visibles avant la mise en route en tant que telle du dossier personnel.
Voici à présent les chiffres relatifs au délai des réponses aux plaintes: en 2022, on a dénombré 1 823 plaintes, dont 383 étaient fondées (19 %), à mettre en perspective avec les 120 000 nouveaux dossiers traités chaque année et avec le suivi des 2,5 millions de citoyens retraités. Le service de plaintes du SFP dispose d'un délai de 28 jours pour répondre. En moyenne, une réponse est cependant apportée dans les 4 jours. Je tiens donc à souligner les efforts déployés quotidiennement par mon administration.
Si des dossiers concrets nécessitent une intervention, je conseille de prendre contact avec l'administration pour les régler correctement. Ce matin, je tenais une conférence de presse pour montrer l'évolution de MyPension. Les médias dans leur ensemble ont posé des questions et émis des remarques extrêmement positives – et ce n'est pas souvent le cas!
Poser des questions, ce n'est pas un problème. Le ton a cependant été très mal reçu par toute l'équipe qui gère ce site. Même le Médiateur fédéral ne comprenait pas non plus, étant donné que les plaintes sont en constante diminution. Il importe aussi parfois de souligner le travail extrêmement bien fait par une administration, même si l'erreur est humaine, bien évidemment.
11.03 Louis Mariage (Ecolo-Groen): Madame la ministre, comme vous l'avez dit, l'erreur est humaine. Je conçois tout à fait que le ton de ma question n'était pas adéquat. Je vous présente mes excuses. Je tiens à souligner que le travail réalisé par les services est de qualité. Mon intention était de pointer certains éléments et de comprendre certaines choses. Le travail est en cours. Vous et l'administration portez une attention toute particulière pour assurer un travail de qualité et un service proche des citoyens. J'en suis ravi. Je tenais à remercier et à féliciter les services. Néanmoins, je serai attentif à la suite pour m'assurer que ce petit pour cent, même s'il est minime, se réduise encore et devienne 0,1 %. Ce serait formidable.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.20 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15 h 20.