Dialogue interparlementaire Climat

Interparlementaire Klimaatdialoog

 

du

 

Mercredi 8 novembre 2023

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 8 november 2023

 

Voormiddag

 

______

 

La réunion publique de commission est ouverte à 12 h 11 et présidée par M. Tristan Roberti.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 12.11 uur en voorgezeten door de heer Tristan Roberti.

 

01 Les enjeux de la COP28: audition de M. Peter Wittoeck, chef du service changements climatiques du SPF Santé publique, Sécurité de la chaîne alimentaire et Environnement.

01 De uitdagingen van de COP28: hoorzitting met de heer Peter Wittoeck, diensthoofd klimaatverandering van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu.

 

Le président: Chers collègues, je vous remercie de votre présence. Un collègue du Parlement germanophone nous suivra grâce à Zoom.

 

Vous le savez, chaque année, le Dialogue interparlementaire Climat organise un moment d'échange avec le SPF Changements climatiques. C'est M. Wittoeck, une nouvelle fois, qui le représente et que nous remercions de sa présence. Nous allons nous projeter dans les enjeux de la COP28, qui s'ouvre ce mois-ci. M. Wittoeck nous fera une présentation. Puis, nous organiserons un tour de parole des groupes politiques qui souhaitent intervenir et poser des questions. Ensuite, nous redonnerons la parole à M. Wittoeck, pour qu'il puisse réagir. Enfin, nous clôturerons la réunion à 14 h, au plus tard. J'espère que c'est clair pour tout le monde. 

 

01.01  Peter Wittoeck: Monsieur le président, mesdames et messieurs, je remercie le Dialogue interparlementaire de m'accueillir à nouveau. Il n'y a pas encore de SPF Climat. Le président du comité de direction de notre SPF ne serait pas content si je ne rappelais pas que nous faisons partie du SPF Santé publique.

 

Comme vous me l'avez demandé, je ne vais pas continuer à jouer le bureaucrate, avec trop de détails pénibles, mais je vais essayer de vous donner un aperçu des défis pour la prochaine COP, la 28e Conférence des Parties à la Convention-cadre des Nations Unies sur les changements climatiques.

 

Ik blik even terug op de vorige COP, eind vorig jaar in Sharm-el-Sheikh, Egypte. De belangrijkste uitkomsten waren heel zichtbaar, ook heel moeilijk. Nadat het in Glasgow onmogelijk was gebleken, werd de beslissing genomen om werk te maken van de kwestie van de financiering van loss and damage,. Men zou enerzijds werken aan een specifiek fonds binnen het kader van de Overeenkomst van Parijs en het VN-Klimaatverdrag, en anderzijds kijken naar het bredere veld in termen van klimaatfinanciering en de rol die dat bredere veld kan spelen in de financiering van schade en verlies. De COP heeft toen beslist om een Transitional Committee op te richten dat verder zou werken aan de concrete bepalingen in termen van de oprichting van het fonds en in termen van de funding arrangements om tijdens de COP28 daarover een beslissing te nemen.

 

Mitigation, emissiereductie, is uiteraard een centraal element van het internationale klimaatbeleid. Ook al heeft de COP in Sharm-el-Sheikh zich vooral gehouden aan de doorbraak die in Glasgow al was gerealiseerd, er is toch een aantal kleine stapjes gezet. Voor het eerst in de decennialange geschiedenis – meer dan dertig jaar ondertussen – van het internationale klimaatregime gaat een beslissing recht naar een van de voornaamste oorzaken van klimaatverandering, namelijk de emissies veroorzaakt door het verbranden van fossiele brandstoffen. In Glasgow en in Sharm-el-Sheikh bleef de beslissing vooralsnog beperkt tot steenkool. Ook werd de boodschap herhaald dat de subsidies aan de fossiele brandstoffen, een stuk beleid dat daar rechtstreeks op ingrijpt, zij het niet in positieve zin, moeten worden uitgefaseerd.

 

Terwijl de COP in Parijs nog openliet of de ruim onder 2°C-doelstelling voldoende was en de COP in Glasgow de 1,5°C-doelstelling scherp stelde, bevestigde de COP in Sharm El-Sheikh die doelstelling. Gelet op de kloof tussen enerzijds het traject dat ervoor zorgt dat de 1,5° boven het pre-industriële niveau binnen bereik blijft en anderzijds waar we volgens de projecties zouden uitkomen, op basis van het huidige beleid van de partijen en internationale instellingen, is er beslist over de modaliteiten van een mitigation work program, dat een jaar eerder in Glasgow overeengekomen werd.

 

Met betrekking tot adaptatie – aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering – was er al beslist om een dialoog te starten over de invulling van de global goal on adaption. Dat is een van de doelstellingen die ingeschreven staan in de Overeenkomst van Parijs, maar in vrij algemene termen. Er is dus nog veel ruimte om het global goal nader te bepalen en operationeler te maken.

 

In die context hebben we in Sharm El-Sheikh beslist om een specifiek framework, een specifiek kader te creëren en om daarover een beslissing te nemen tijdens de vijfde zitting van de conferentie onder de Overeenkomst van Parijs. Dat is de 28ste zitting van de COP in Dubai, over een kleine maand.

 

Het transversale, moeilijke thema van de financiering leidt vaak tot grote controverse tussen het historische noorden en het historische zuiden, of het globale noorden en het globale zuiden. Er zijn daar toch wel belangrijke boodschappen, die breder gaan dan het traditionele debat, het debat over wat men means of implementation noemt, het debat over de vraag hoe binnen het kader van de instrumenten van het UNFCC (United Nations Framework Convention on Climate Change) om te gaan met klimaatverandering. Hier wordt ook opnieuw het bredere veld ingeschakeld, met een oproep om de internationale financiële instellingen zoals het IMF, de Wereldbank en andere multilaterale ontwikkelingsbanken, in de hervormingen, die toen al gestart waren, beter af te stemmen op de nood aan een fundamentele shift in investeringsstromen wereldwijd.

 

Ter herinnering, artikel 2, 1a van de Overeenkomst van Parijs gaat over de doelstellingen van 1,5°C en 2°C. Artikel 2, 1c zegt dat alle globale financiële stromen moeten afgestemd worden op de andere doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, dus de 1,5 °C en de nood aan een klimaatweerbare ontwikkeling. Dat laatste staat in artikel 2, 1b.

 

Dat punt ligt heel moeilijk, ook politiek – in de onderhandelingen is er veel weerstand om daarover zelfs nog maar te praten –, maar we hebben daarmee toch een begin kunnen maken sinds de COP27.

 

La transition juste comme principe est reconnue par l'Accord de Paris dans un de ses paragraphes préambulaires mais n'a jamais été opérationnalisée dans le contexte de la Convention Climat, ni dans l'Accord de Paris. À Charm el-Cheikh, on a pu décider de lancer le développement de ce principe de transition juste ainsi qu'un programme de travail.

 

De COP27 was vanuit een zeker perspectief een succes te noemen. Als we bijvoorbeeld kijken vanuit het perspectief van nota bene de meest kwetsbare landen naar de heel oude frustratie over het niet operationaliseren van de financiële kant van de loss and damage, was de COP een succes. De keerzijde van die medaille is de vraag hoe geprobeerd kan worden om die schade en dat verlies zoveel mogelijk te beperken, met name dus door de emissies zoveel mogelijk te reduceren en binnen de 1,5°C te blijven. In die zin was de COP in Sharm-el-Sheikh een mislukking. Op de slide ziet u de manier waarop António Guterres, secretaris-generaal van de VN, zijn frustratie daarover uitte. Dat geldt ook voor Frans Timmermans, voormalig Klimaatcommissaris in de Europese Commissie.

 

Tussen twee COP's vindt telkens ook een intersessionele voorbereidende vergadering plaats van de zogenaamde subsidiary bodies. Dat was dit jaar ook het geval in juni in Bonn. Dat was een heel moeilijke vergadering, met name omdat het bijna de volledige twee weken van die vergadering heeft geduurd voor we het eens konden worden over de agenda. Ik blijf daar even bij stilstaan, omdat dat meteen ook de toon zet voor wat wij voor de COP in Dubai kunnen verwachten. Ik herneem de slide met de foto van Frans Timmermans, die zijn frustratie uit over het gebrek aan daadkracht in termen van mitigation. In Bonn had de Europese Unie sterk gefocust op de noodzaak van het mitigation work programme, dat gestart was in Glasgow. De Europese Unie stelde voor om dat work programme expliciet en apart op de agenda te zetten van de subsidiary bodies in Bonn, samen met de environmental integrity group, gevormd door Zwitserland, Mexico, Zuid-Korea, Liechtenstein en Monaco.

 

We werden zwaar gecounterd door de zogenaamde like-minded development countries. Ik zal u straks een slide tonen over hoe die groep is samengesteld. Het is een groep die vaak hard inzet op de oude Noord-Zuidtegenstelling en die een tactisch spel gespeeld heeft door tegenvoorstellen te doen op agendapunten waarvan algemeen geweten is dat zij voor de historische industrielanden heel moeilijk liggen.

 

Het is niet zover gekomen dat de agenda niet kon worden aangenomen. Als dat gebeurd was, had geen enkele vooruitgang geboekt kunnen worden tijdens die sessie. Dat zou betekenen dat de teksten, die daar wel verder werden voorbereid, van nul en generlei waarde zouden zijn geweest als voorbereiding van de COP. Dan zouden we twee weken verloren hebben. Uiteindelijk heeft de Europese Unie toegegeven en hebben we dat agendapunt over het mitigation grant program laten vallen om de voorbereidende sessie niet verloren te laten gaan.

 

Op de andere punten zal ik niet in detail ingaan. Die komen dadelijk nog aan bod, maar ik had u beloofd even kort te illustreren welke de like-minded development countries zijn. Het is een los-vaste groep. Er bestaat voor zover ik weet geen officiële lijst van de landen die er deel van uitmaken. Wat wel zeker is, is dat China, India en een aantal andere groei-economieën, grote uitstoters er een belangrijke rol in spelen, net als Saoedi-Arabië en een aantal ander lidstaten van de OPEC.

 

De groei-economieën zijn landen die, historisch gezien, wel tot het globale zuiden gerekend moeten worden, landen die gedeeltelijk nog als ontwikkelingsland beschouwd kunnen worden. Het gaat evenwel ook om landen die defensief zijn wanneer het gaat over druk zetten op hun uitstoot van broeikasgassen.

 

Die landen zitten samen in de groep met de echt kwetsbare, minst ontwikkelde landen zoals Bangladesh, Mali en Soedan en nog een aantal landen van de ALBA, de Bolivariaanse Alliantie voor Amerika – de linkse republieken, zoals ik ze noem – in Latijns-Amerika: Bolivia, Cuba, Nicaragua en Venezuela en dan nog een aantal andere landen. Opvallend hier is Egypte, de voorzitter van de COP27. Zo ziet u hoe breed die groep is en krijgt u een aanvoelen van de belangen en de posities in die groep.

 

De COP28 vindt plaats in de Verenigde Arabische Emiraten. Er is in de media al een hoop te doen geweest over het feit dat een petrol state gastheer van de COP28 is. U ziet hier de man die de COP28 zal voorzitten, Sultan Ahmed al-Jaber, die het hoofd is van de Abu Dhabi National Oil Company, maar die ook aan het hoofd staat van Masdar, een van de grootste financiële vehikels als het gaat om het investeren in hernieuwbare energiebronnen.

 

Het is opvallend dat een voorzitter, ongeacht of hij uit een land komt dat voor zijn ontwikkeling in ruime mate afhankelijk is geweest of nog steeds is van de productie en export van fossiele energiebronnen, zo hard op ambitie inzet. ik heb dat nog nooit gezien. Eind vorig jaar of begin van dit jaar stuurde hij al de boodschap dat we niet op het juiste spoor zitten. Hij legde de nadruk dat we, als we de 1,5°C, die in Glasgow zo scherp werd gesteld, wilden bereiken, sneller en verder moeten gaan. Dat was zijn boodschap in zijn hele campagne naar de COP28. COP28, way off track, staat op de slide.

 

La COP28 est cruciale. Vous m'avez sans doute déjà entendu dire que les autres COP étaient importantes aussi mais celle-ci est particulière dans le sens où c'est la première fois que ce mécanisme de l'Accord de Paris – que j'appelle parfois le mécanisme d'ambition –, le global stocktake, verra sa fin.

 

Le global stocktake est le mécanisme dans lequel on se met d'accord sur la question essentielle de savoir si on est on track ou s'il y a un écart entre les actions déjà entreprises et ce qu'on devrait faire pour réaliser l'Accord de Paris. Ceci vaut non seulement pour l'atténuation mais aussi pour l'adaptation, le financement et les pertes et préjudices.

 

Dat mechanisme, die global stocktake, vindt maar een keer om de vijf jaar plaats. Het is dus de laatste keer dit decennium. Herinnert u zich dat de jaren 2020, de jaren in aanloop naar 2030, heel vaak en terecht de critical decade worden genoemd. Die eerste global stocktake hier is niet alleen de eerste, maar ook de laatste die nog kan ingrijpen in dit decennium.

 

Ingrijpen betekent onder andere dat twee jaar na die stocktake, dus in 2025, de partijen bij de Overeenkomst van Parijs nieuwe nationally determined contributions zullen moeten voorleggen. Dat is een van de verplichtingen uit de Overeenkomst van Parijs. Die zullen verder moeten gaan dan de huidige. De beslissing die in Parijs werd genomen, zegt letterlijk dat die NDC's "de hoogst mogelijke ambitie moeten reflecteren". Het belang van die global stocktake is om een zo krachtig mogelijke boodschap te geven van de internationale gemeenschap aan de partijen bij de Overeenkomst van Parijs. Dat wordt echt verwacht in 2025.

 

Dat is een complex proces geweest, dat ik hier niet helemaal zal overlopen, want anders zijn we nog wel even bezig. We zijn al meer dan een jaar bezig met de voorbereiding van die global stocktake. In Bonn hebben we het einde gezien van de technische fase, van de technical assessment. De fase waarin we ons nu bevinden, is de vertaling van het syntheserapport dat de covoorzitters van die technische dialoog hebben opgesteld naar een beslissing van de COP.

 

De voorzitter van de COP – formeel gezien nog steeds de toekomstige voorzitter, want hij moet nog worden verkozen, maar dat is een formaliteit – voert al een jaar sterk campagne rond de prioriteiten die de Verenigde Arabische Emiraten zien voor die COP. Dat is onder andere vertaald in een aantal brieven aan de partijen. Ik gebruik een van die brieven om u een kort overzicht te geven van wat hun visie en doelstellingen precies zijn.

 

Het identificeren van gaps is de global stocktake, om de NDC’s (Nationally Determined Contributions) te informeren, zoals ik al aangaf. De stocktake gaat echter niet alleen over mitigatie, maar ook over adaptatie, met name om de nationale adaptatieplannen te informeren en ze coherent te maken met de Overeenkomst van Parijs en heel opnieuw expliciet de anderhalvegraaddoelstelling. Dat is de inhoud van de onderhandelde uitkomst die wordt verwacht inzake de global stocktake.

 

Ik zal mij hierop minder concentreren in de rest van mijn presentatie, maar het is van belang dat u dat opnieuw meekrijgt. Een COP gaat niet alleen over het onderhandelen over beslissingen door de conferentie van de partijen, een COP gaat veel breder en gaat ook heel specifiek over actie op het terrein in specifieke sectoren en specifieke thematieken. Dat is iets wat de Emiraten ook echt op de voorgrond plaatsen.

 

Ik sprak daarnet over het syntheserapport, dat het resultaat was van de technische dialoog in voorbereiding van de global stocktake. Ik zal de inhoud niet helemaal voorlezen, maar ik zal met u toch even door alle key findings scrollen, die volgens de twee covoorzitters van de technische dialoog uit de dialoog naar voren zijn gekomen.

 

Het gaat helaas niet over nieuwe zaken. Er is niks echt nieuws onder de zon. Ik trap misschien enigszins een open deur in. Niettemin is het belangrijk dat ze worden geacteerd in officiële documenten van de Verenigde Naties.

 

Er is veel meer nodig doorheen de economie en de samenleving, zoals systeemtransformaties, het belang van billijkheid in die context en de vaststelling, opnieuw officieel en officiëler dan wat we weten uit verschillende analyses door onderzoekscentra en universiteiten. Zij leren ons dat wij met de huidige NDC’s, die u ziet op de rode driehoek, nog ver verwijderd zijn van het anderhalvegraadtraject, dat u in het blauwgroen ziet onderaan de slide.

 

De huidige NDC’s zijn al goed opgeschoven in die richting in vergelijking met de initiële NDC’s, die u in het grijs ziet bovenaan de slide. De kloof is echter nog gigantisch groot.

 

Ik zal nu iets sneller gaan, maar u zult de presentatie ter beschikking hebben om ze achteraf te gebruiken voor uw verdere deliberaties. Het rapport zelf is uiteraard ook beschikbaar op de website van het Verdrag.

 

Er is dus niet alleen mitigatie, maar ook adaptatie, loss and damage en financiering nodig. Daarover zal ik nu kort iets zeggen.

 

De laatste fase voor deze COP was zoals altijd de pre-COP. Die vond vorige week plaats is Abu Dhabi. Daar is naar verluidt – ik was er immers zelf niet bij – vooruitgang geboekt. Er zijn echter ook zaken geïdentificeerd die een uitdaging vormen voor de global stocktake en de discussies in Dubai. De twee principes van het Verdrag en van de Overeenkomst van Parijs die altijd heel moeilijk zijn, namelijk billijkheid en hoe we omgaan met het principe van equity en de common but differentiated responsabilities and respective capabilities, zullen ook een uitdaging worden voor een akkoord over de global stocktake in Dubai. Het zal dus gaan over de centrale vraag in het globale verdelingsvraagstuk.

 

Vervolgens is er ook nog de financiering. Hoe gaan we om met de twee vormen van financiering, de klassieke internationale klimaatfinanciering, dus means of implementation, en de bredere doelstelling om alle financiële stromen doorheen de wereldwijde economie af te stemmen op de doelstellingen van het Verdrag. Dat lijkt evident, maar is ook een punt van discussie. Zoals altijd speelt hier ook het evenwicht tussen mitigation en adaptation. Er is ook een rol voor loss and damage. Er is ook een evenwicht nodig tussen adaptation en loss and damage waarin de funding arrangements en het fonds een rol spelen.

 

Mitigation heb ik reeds ruimschoots toegelicht. Hoe dichten we de kloof? Door onze NDC’s die we in 2025 moeten neerleggen ambitieuzer te maken.

 

Hoe zullen we na de afsluiting van die global stocktake omgaan met de resultaten in het UNFCCC-proces? Het is niet de bedoeling dat we twee jaar op onze handen blijven zitten tot de NDC’s er zullen zijn in 2025. We moeten hieraan blijven werken, ook in UNFCCC-verband.

 

Volgens de heer al-Jaber is de slogan van de COP gestructureerd op basis van vier paradigmashifts. De eerste betreft de energietransitie. De heer al-Jaber spreekt over slashing emissions, wat sterk taalgebruik is in de context van de internationale klimaatdiplomatie. Hij geeft dus een heel sterke boodschap.

 

Ik stond daarom ook stil bij wat in Sharm-el-Sheikh is beslist. De boodschap van de voorzitter van de COP is niet enkel een bevestiging van wat in Glasgow al was beslist rond, bijvoorbeeld, steenkool. Hij zet nu sterk in op de afbouw van alle fossiele brandstoffen. In Glasgow was het niet gelukt om de focus op steenkool te verbreden naar gas en aardolie en in Sharm-el-Sheikh is dat opnieuw geprobeerd, maar zonder succes.

 

De heer al-Jaber heeft ook expliciet ingezet op hernieuwbare energie en op de verhoging van de snelheid waarmee we energie-efficiëntie verbeteren. Er was wat het financiële aspect betreft sprake van het opschalen van investeringen in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.

 

Aan de andere kant van het plaatje is er de boodschap dat subsidies voor fossiele brandstoffen, die een tegenstrijdig economisch signaal geven, moeten worden afgebouwd.

 

Rationeel bekeken is het evident dat men onderzoekt hoe de emissies van alle fossiele brandstoffen kunnen worden afgebouwd. Op de slide ziet u hoeveel steenkool, olie en gas hebben bijgedragen aan het onevenwicht in termen van de koolstofbalans van onze atmosfeer. Zij zijn verantwoordelijk voor de overgrote meerderheid daarvan, naast het landgebruik. Het overgrote deel van de stijging van minder dan 300 ppm in pre-industriële tijden naar intussen meer dan 400 ppm is voornamelijk het gevolg van de verbranding van fossiele brandstoffen.

 

Depuis les années 1960, même avec deux crises pétrolières et avec la dissolution de l’Union soviétique qui ont eu des impacts sur les émissions de CO2 provenant de l’usage des énergies fossiles, même avec la crise financière qui, elle aussi, a réduit temporairement les émissions, même avec la pandémie de covid-19, on voit que les émissions de CO2 provenant de l’utilisation des énergies fossiles ont continué et continueront à évoluer si des actions immédiates ne sont pas prises.

 

Il y a pourtant un potentiel énorme pour ne pas poursuivre sur cette trajectoire qui consiste à alimenter encore notre économie et notre système énergétique avec le carburant et les énergies fossiles. Sur le graphique, on voit clairement où se trouvent les solutions primaires pour sortir des énergies fossiles avec le renouvelable au sommet. Ce sont les technologies qui ont le plus de capacités en termes techniques et qui sont meilleur marché. Tout cela est évident et a été reconfirmé, comme beaucoup de choses, par le GIEC dans son sixième rapport.

 

De heer al-Jaber gaat dus aan de slag met die eerste van zijn paradigmashifts, namelijk phasing down unabated fossil fuels, maar ook – aan de andere kant van het plaatje – met heel concrete doelstellingen als het verhogen van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en het vergroten van de snelheid waarmee we energie-efficiënter kunnen worden. De focus van de discussies in Dubai zal dus liggen op een doelstelling om wereldwijd de capaciteit van hernieuwbare energiebronnen te verdrievoudigen en om de snelheid waarmee we de energie-efficiëntie verbeteren, te verdubbelen tegen 2030, tegen het einde van deze critical decade.

 

Hij wordt daar heel breed in gevolgd. Ik zou u veel quotes kunnen tonen, maar ik ga er u een aantal tonen, bijvoorbeeld van Ursula von der Leyen, de voorzitter van de Europese Commissie, die in mei tijdens een conferentie in het Europees Parlement de visie uitte dat een groeimodel dat gebaseerd is op fossiele brandstoffen, zoals historisch het geval was, simply obsolete is. In de richting van wat verwacht wordt van de COP28 kwamen er ook boodschappen – zij het misschien wat minder sterk uitgedrukt – in de context van de G7 over energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen.

 

Ook in de G20, met dus ook de grote economieën die tot het historische Zuiden behoren, is er sprake van een verdrievoudiging van de capaciteit van hernieuwbare energiebronnen en het uitfaseren van fossielebrandstofsubsidies. Dat is eigenlijk maar een herhaling van wat diezelfde G20 in 2009 had beslist, maar het is niettemin toch een belangrijk signaal dat wordt herhaald nu het zo duidelijk wordt naar voren geschoven als een van de uitkomsten van de COP.

 

Het is de eerste keer dat de landen van het Afrikaanse continent zelf een klimaattop hebben georganiseerd, dus dat toont ook heel duidelijk de ambitie van Afrika om zijn enorme potentieel in termen van hernieuwbare energie te realiseren. De secretaris-generaal van de VN herhaalde tijdens de 78ste zitting van de algemene vergadering van de VN in september opnieuw zijn boodschap over het uitfaseren van fossiele brandstoffen en het bevorderen van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen.

 

Tijdens diezelfde algemene vergadering van de VN hebben ook de landen van de High Ambition Coalition gesproken, de coalitie die de laatste push heeft gegeven om in Parijs tot een akkoord te komen, geleid door vooral de kleine eilandstaten in de Stille Oceaan en de Cariben, samen met de Europese Unie. In de boodschap van de heer al-Jaber voor het globaal uitfaseren van fossiele brandstoffen komt het woord unabated vaak voor. Hij sluit dus niet uit dat een deel van de emissies afkomstig van fossiele energiebronnen kunnen worden afgevangen en gesequestreerd, geologisch of in producten. Het ontbreken van het woord unabated in wat de High Ambition Coalition gezegd heeft, is significant omdat het hun analyse is dat de rol van technologieën waarmee CO2 kan worden afgevangen door technische en economische beperkingen niet oneindig is en niet toelaat dat een energiesysteem op fossiele brandstoffen op hetzelfde businessmodel doorgaat. Niet al die emissies kunnen worden afgevangen. Niet al die emissies kunnen worden gecompenseerd. Dat is ook de analyse die gemaakt is in Europese context, waarop de Europese Unie haar positie heeft bepaald. Dat is dus een belangrijke boodschap van het niet te hebben over unabated fossiele brandstoffen. Die rol is er. Niemand ontkent dat, maar die rol is beperkt. Het is belangrijk om dat te erkennen. Ik toon u dit heel specifiek omdat de heer De Croo deze verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van de High Ambition Coalition mee heeft onderschreven.

 

De focus op hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, op het afbouwen of uitfaseren van fossiele energiebronnen heeft echt een beweging in gang gezet, ook bijvoorbeeld in de context van het Internationaal Energieagentschap dat al een tijdje mee de nadruk legt op wat nodig is om 1,5°C binnen bereik te houden.

 

Dat staat zo ook in zijn recentste rapport, de update van zijn net zero roadmap voor het energiesysteem. Daarin komt het agentschap opnieuw tot de conclusie dat we in ons energiesysteem helemaal geen kolen meer nodig hebben en dat geen nieuwe olie- en gasvelden meer ontwikkeld moeten worden. De beschikbaarheid van andere energiebronnen, uiteraard samen met de verbetering van energie-efficiëntie, volstaat om ons energiesysteem wereldwijd draaiende te houden, aldus het rapport. Dat komt dan inderdaad neer op de doelstellingen die ook de COP-voorzitter naar voren schuift, namelijk een verdrievoudiging van de capaciteit van hernieuwbare energie en een verdubbeling van de snelheid waarmee we energie-efficiëntie verbeteren.

 

Ook heel belangrijk in dezen zijn de methaanemissies, waarvoor de waardeketen van de fossiele brandstofindustrie grotendeels verantwoordelijk is. Die emissies kunnen gemakkelijk worden gereduceerd en dat heeft een heel snelle impact, omdat methaan een krachtig en kortlevend gas is.

 

Ik zal de slide verder niet geheel in detail overlopen. Het komt erop neer dat het Internationaal Energieagentschap in zijn analyses de haalbaarheid bevestigt van de doelstellingen die naar voren worden geschoven en tevens bevestigt dat die doelstellingen coherent zijn met het centraal motto keeping 1.5 alive.

 

Je vous avais aussi annoncé que j’allais vous expliquer la position européenne. Je vous avais déjà communiqué une citation de la présidente de la Commission européenne, qui parlait en son nom et au nom de la Commission.

 

Au niveau du positionnement de l’Union européenne dans ces négociations, c’est le Conseil qui le définit à chaque fois. Le Conseil, dans sa formation Environnement, comme toujours, a pris quelques décisions – pas toujours faciles – et a établi la position européenne pour la COP28. Parfois, les discussions furent compliquées. Je vais vous montrer les éléments pertinents de cette position dans le contexte de la transition énergétique – de ce paradigm shift.

 

Comme vous pouvez le lire dans les conclusions du Conseil, l’Union européenne valide aussi les objectifs quantifiés en termes d’énergies renouvelables et d’efficacité énergétique, tel que proposé par le président de la COP28, ainsi que le phasing out de la production et de la consommation d’énergies fossiles. L’Union européenne dit clairement qu’elle veut que cet objectif soit adopté dans une décision de la COP28.

 

Concernant le mot unabated dont je vous ai parlé, le rôle de ce qu’on appelle les removal technologies ou abatement technologies est bien reconnu par l’Union européenne dans sa position. Comme le dit le président de la COP28, l’Union parle aussi d’un global phaseout of unabated fossil fuels. Mais il y a des nuances. C’est autour de ces nuances, très importantes, que le débat au sein de l’Union a eu lieu. On parle généralement d’un global phaseout of unabated fossil fuels, mais pour le secteur de l’énergie particulièrement – le système énergétique –, le message est plus fort. Comme vous pouvez le lire, on ne parle pas d’un secteur de l’énergie qui soit exempt de unabated fossil fuels, mais qui soit exempt de fossil fuels. Il y a aussi la nuance de l’adjectif predominantly, évidemment.

 

En le simplifiant un peu, au-delà de ses nuances, l'Union européenne délivre un message très fort en reconnaissant que nous allons devoir recourir à des abated technologies, mais pas pour la production d'énergie. Nous devons les conserver pour les secteurs hard-to-abate, parce qu'on n'a pas encore trouvé de solutions technologiques pour ceux-ci. Certains processus sont en effet difficiles à électrifier et devront donc continuer à émettre du CO2. C'est pour ces émissions que nous devons réserver la capacité limitée de technologies carbon capture and storage and usage, avec l'idée sous-jacente – reconnue explicitement par l'Union européenne – que leur existence ou émergence ne peut constituer un prétexte pour ne pas agir dans le secteur de la production d'énergies fossiles.

 

Tout aussi explicite est le message que, dans le financement de ce système énergétique, on doit éliminer le plus vite possible les subsides aux énergies fossiles qui ne visent pas à répondre à la précarité énergétique ou à permettre une transition énergétique juste.

 

Ik zal u kort een paar slides over de fossielebrandstofsubsidies tonen. U ziet hier een grafiek die u hopelijk duidelijk maakt hoe belangrijk de subsidies voor fossiele brandstoffen in de wereldwijde economie zijn. De cijfers zijn gepubliceerd door het Internationaal Monetair Fonds, zonder dat men in details treedt over welke subsidies het precies gaat, direct of indirect.

 

De verticale as aan de linkerkant gaat over triljoenen, duizenden miljarden dollars per jaar. Dan zitten we dus in de grootteorde van 7.000 miljard dollar, dat in onze wereldeconomie aan fossiele brandstoffen wordt gegeven. Dat is meer dan 7 % van bbp wereldwijd, om u een idee te geven van de schaalgrootte van de financiële stromen waarover het hier gaat.

 

Relevant is ook wat de nieuwe Europese Klimaatcommissaris, de heer Wopke Hoekstra, aan het Europees Parlement heeft verteld in de hoorzittingen daar. In zijn schriftelijke antwoorden op een aantal vragen zegt hij duidelijk dat hij mikt op het versneld uitfaseren van fossielebrandstofsubsidies in de Europese Unie. Hij zal voorstellen formuleren om dat in het Europese beleid te versnellen. De Commissie gaat ook, wanneer ze de onze geactualiseerde energie- en klimaatplannen zal beoordelen, tussen nu en midden volgend jaar, heel expliciet controleren hoe de lidstaten daarmee omgaan.

 

Dan kom ik bij de global stocktake. Ik wil er even kort bij stilstaan hoe we daar als Europese Unie mee omgaan, want in 2025 zal ook de EU een nieuwe NDC moeten voorleggen.

 

Cela ne dépendra pas du résultat du global stocktake parce que la loi Climat européenne a déjà mandaté la Commission européenne pour faire des propositions pour un objectif à l'horizon 2040. Notre objectif de réduction actuel est d'au moins 55 % d'ici à 2030. Endéans les six mois après le global stocktake, la Commission est obligée par ce règlement de faire des propositions pour un objectif 2040, objectif qui sera la base pour la CDN (contribution déterminée au niveau national) européenne à soumettre en 2025.

 

De voorbereiding daarvan is al gestart, met name op het niveau van de werkzaamheden van de nieuw opgerichte European Scientific Advisory Board on Climate Change – ook in diezelfde context –, die in juni ondertussen al een advies heeft gegeven over de grootte van die toekomstige 2040-doelstelling. Op basis van de analyse van initieel meer dan 1.000 scenario’s, kwam de board tot de conclusie dat een faire bijdrage van de Europese Unie wereldwijd zou neerkomen op een emissiereductie van 90 tot 95 % in vergelijking met 1990 – op weg dus naar de nettonulemissie in 2050 –, zowel op basis van de haalbaarheid als van verschillende noties van fairness of equity, verschillende invullingen van dat grote, wereldwijde verdelingsvraagstuk.

 

Ook daarover heeft de heer Hoekstra uitspraken gedaan en beloftes gemaakt tijdens de hoorzittingen in het Europees Parlement. Hij heeft gezegd dat hij een minimumdoelstelling van 90 % netto industriële reductie in 2040 zal verdedigen binnen het college van Europese Commissarissen. Volgens wat wij horen van de collega's binnen de Commissie is de kans zeer groot dat het college hem daarin zal volgen.

 

Dat komt er allemaal heel vroeg in 2024 aan. Ik hoef u niet te wijzen op de bijzondere rol van België, dat op dat moment het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie zal overnemen. België zal dan de discussies over het voorstel van de Commissie moeten faciliteren.

 

Just transition, een rechtvaardige transitie, is vandaag en morgen het voorwerp van de conferentie die wordt georganiseerd door minister Khattabi. Een rechtvaardige transitie is ook de focus van de gesprekken in de aanloop van de COP28. Ik heb het u al in het begin gezegd: in Sharm-el-Sheik is beslist een werkprogramma inzake just transition in werking te zetten. Daarover moet een beslissing genomen worden in Dubai.

 

De centrale discussies, die helaas weer tussen het globale noorden en het globale zuiden verlopen, verlopen ongeveer volgens de lijnen die ik u hier toon. Focussen we vooral op mitigation of focussen we vooral op adaptation, en op hoe de gevolgen van de klimaatverandering wel of niet rechtvaardig verdeeld zijn?

 

Zullen we in termen van scope op wat in de preambule bij de Overeenkomst van Parijs staat, de focus op de werkgelegenheid, op de rechten van de arbeiders, op kwaliteitsjobs enzovoort leggen, of zullen we het breder opentrekken en focussen op het hele spectrum van duurzame ontwikkeling? Focussen we vooral op armoedebestrijding? Ook daar is men nog niet helemaal uit.

 

Een derde punt waarover discussie zou zijn, is of we zullen focussen op wanneer we op nationaal niveau de klimaattransitie organiseren, hoe we ervoor zullen zorgen dat die transitie rechtvaardig is, of daar ook alweer een internationale dimensie aan zit, een dimensie van alweer internationale solidariteit, alweer een spoor voor klimaatfinanciering, alweer een spanningsveld tussen de klassieke donorlanden en de klassieke ontvangende landen voor ontwikkelingshulp en internationale klimaatfinanciering.

 

De Europese Unie staat daarin ongeveer als volgt. Wij focussen meer op de nationale dimensie. Hoe zorgt men ervoor in zijn nationaal beleid, in zijn NDC's en wat daarrond hangt, dat die transitie rechtvaardig gebeurt? Met name waar het gaat over werknemers en hun rechten, maar niet uitsluitend. We voegen daar een notie aan toe die wat verder gaat dan wat in de Overeenkomst van Parijs staat. Sociale bescherming en focus op de meest kwetsbare mensen en huishoudens horen daar zeker ook bij.

 

Aan de andere kant is er de visie van veel ontwikkelingslanden die ook in deze context alweer de moeilijke kwestie bevat van hoe we de inspanningen zullen verdelen, de equity. Het is intellectueel een moeilijke kwestie, maar politiek is het een nog moeilijker kwestie. Plaatsen we ook dat element hier weer centraal? Ze focussen al in zeer ruime mate op het internationale niveau, veel breder dan die specifieke focus die de Europese Unie wil leggen, niet alleen in termen van werknemers, maar ook in termen van willen kijken naar adaptatie, veerkracht en financiering in die context. Dat zijn allemaal elementen die de discussies niet zullen vergemakkelijken.

 

Wat adaptatie betreft, heel concreet, moeten we in Dubai een beslissing nemen over dat nieuwe kader dat werd gecreëerd om de Global Goal on Adaptation verder te definiëren. Daar gaat het over zaken als hoe we die doelstelling zien. Kijken we naar een algemene doelstelling? Kijken we naar specifieke doelstellingen per sector? Kijken we naar nationale doelstellingen? Bekijken we dat op een mondiaal niveau? Hoe zullen we dat meten? Welke metrics en indicators worden gebruikt? Ook hier speelt de rol van means of implementation financiering. Het wordt misschien een beetje duidelijk als ik u opnieuw de EU-visie even illustreer om dan misschien te kijken hoe die verschilt van de visie van veel ontwikkelingslanden.

Als we focussen op bijvoorbeeld doelstellingen, zien we dat de Europese Unie tot nu toe niet zozeer voorstander is van bijvoorbeeld sectoriële doelstellingen rond de thema’s die u onderaan deze slide ziet, met betrekking tot gezondheid, water, voedsel en landbouw bijvoorbeeld. De Europese Unie wil meer focussen op doelstellingen op het blauwe blokje hier. Dat zijn doelstellingen in termen van de governance, van adaptatie, vaak op nationaal niveau. We stellen daarbij onder andere voor dat landen tegen een bepaald jaar allemaal climate risk assessments moeten hebben gedaan als basis voor hun nationale adaptatieplannen. Alle landen moeten tegen een bepaalde datum ook nationale adaptatieplannen hebben. Ze moeten die uitgevoerd hebben, ze moeten systemen hebben om op te volgen of die plannen uitgevoerd worden enzovoort. Dit is een procesgerichte aanpak als benadering van de notie van doelstellingen.

 

Ontwikkelingslanden willen vaak eerder focussen op doelstellingen die gericht zijn op de uitkomst. Tegen een bepaalde datum moeten bijvoorbeeld een bepaald aantal mensen beschermd zijn door hun toegang te geven tot early warning systems. Er zijn heel veel van dat soort doelstellingen te verzinnen. Het is altijd moeilijk geweest om te aanvaarden dat de stap naar opnieuw specifieke vragen naar financiering snel gezet is. Vandaar komt de aarzeling van de klassieke donorlanden om heel snel mee te gaan in verhalen over dat soort outcome-based targets.

 

De global goal en het framework om die global goal te realiseren, worden belangrijke items voor COP28. Ik herinner eraan dat de donorlanden in Glasgow hebben beloofd om het aandeel van adaptatie in de klimaatfinanciering te verdubbelen tussen 2019 en 2025. Die belofte is vorig jaar in Sharm-el-Sheikh herhaald. De like-minded developing countries vragen nu om daarover een specifiek agendapunt toe te voegen. De meeste donorlanden zijn daar evenwel geen voorstander van. De belofte is immers gemaakt en dankzij de rapporteringsverplichtingen kan worden geverifieerd of die doelstelling in 2025 wordt gehaald.

 

Een van de meest centrale thema's van de COP28, althans in de voorbereiding ervan, is de verdere vormgeving van de financiering van loss and damage. Het hele jaar door is het Transitional Committee ermee aan de slag geweest. Dat comité moest normaliter een aantal weken geleden, tijdens zijn vierde zitting, al tot overeenstemming komen over aanbevelingen, maar dat is toen niet gelukt en deed wat stof opwaaien in de internationale pers. Toen heeft het voorzitterschap van de COP beslist om het mandaat van het comité te verlengen. Een paar dagen geleden is het Transitional Committee tijdens zijn vijfde vergadering uiteindelijk toch tot overeenstemming gekomen. Dat comité is geen onderhandelingsorgaan in de zin van een COP, waarbij 196 landen rond de tafel zitten, maar alle belangen worden er wel degelijk verdedigd. Bijvoorbeeld de Europese Unie zit er niet als partij aan de tafel, maar wel vier EU-lidstaten. De wrijvingen en tegenstellingen in de onderhandelingen deden zich ook voor in dat comité.

 

Daarom kon men het tijdens de vierde sessie niet eens worden over vragen als wie het fonds zou hosten? Al dan niet de Wereldbank? Of de Wereldbank ad interim? Over de focus van het fonds, met name het gebruik van de middelen, is nu beslist om zich vooral te richten op de gaps in de financiering van loss and damage.

 

Een belangrijke kwestie is ook welke landen in aanmerking komen voor het fonds. Voor de EU moeten dat alleen de meest kwetsbare landen zijn: de kleine eilandstaten en de minst ontwikkelde landen. Veel ontwikkelingslanden spreken dat natuurlijk tegen. Er is dan een compromis uit de bus gekomen, waarbij in principe alle ontwikkelingslanden in aanmerking komen. De notie ‘kwetsbaarheid’ zal dan verder moeten vertaald worden door de board van het fonds zelf, maar er zal alleszins een minimumbedrag worden toegewezen, via een allocation system, aan die meest kwetsbare landen.

 

Een andere punt van discussie is hoe het fonds zal gespijsd worden. Er zijn de klassieke pledges van de donorlanden, maar moet er een bredere donor base komen met andere landen? Zijn er andere bronnen dan de publieke middelen? Daar is de uitkomst zeker positief en wordt er gekeken naar een brede waaier van financieringsbronnen.

 

Voilà pour le fonds. Or, comme je l'ai dit, il importe de voir au-delà. Si l'on compare un volume à l'échelle du Fonds vert pour le climat – à peu près 10 milliards de dollars tous les quatre ou cinq ans – avec, par exemple, les dommages qui ont été constatés au Pakistan lors des inondations de l'année dernière – 30 milliards –, ce fonds seul ne peut jouer que dans une certaine niche. C'est pourquoi l'Union européenne voulait un focus très spécifique sur des pays particuliers, les gaps, etc.

 

Par ailleurs, il importe que le reste du système financier international – que l'Union européenne appelle la "mosaïque" – soit aussi mobilisé en fonction des besoins et des dommages endurés par les pays en développement. Vous voyez les résultats. Cela aurait pu être plus fort, mais il y aura une coordination entre le fonds et les acteurs principaux dans le système financier international (le FMI, la Banque mondiale, etc.). Il faudra voir ce que cette plateforme et ce dialogue placé à un haut niveau vont pouvoir faire pour coordonner les actions du tra et des autres acteurs de cette mosaïque qui sont actifs sur le terrain.

 

Wat finance en old promises betreft, ontwikkelingslanden slaagden er niet in om tegen 2020 tegemoet te komen aan de vraag om een bedrag van 100 miljard dollar te mobiliseren. Daarnaast is er het bredere kader waarbij internationale investeringen moeten worden verschoven naar klimaattransitie. De verwachting is evenwel – we hebben daarover nog geen officiële cijfers voor 2023; we verwachten ze wel in het jaarlijkse rapport dat de OESO daarover maakt – dat in 2023 de vastgelegde 100 miljard euro zal gerealiseerd zijn. Hopelijk kan dat een geruststellende boodschap zijn. We zijn immers een jaar voor de datum, namelijk eind 2024, waarop we moeten beslissen over de opvolger van de 100-miljarddoelstelling. Dat is de New Collective Quantified Goal. Daarover zal het zeker gaan tijdens de COP in Dubai. Hoewel in Dubai geen beslissing moet worden genomen, zal het er niettemin druk zijn om al zoveel mogelijk vast te leggen in COP-beslissingen.

 

Ook is er de kwestie van het afstemmen en consistent maken van alle investeringsstromen en financiële stromen, opgenomen in artikel 2.1.c. Dat wordt een moeilijk punt, omdat sommigen het narratief naar voren schuiven dat de donorlanden, de industrielanden, hun verantwoordelijkheid proberen van zich af te schuiven in de richting van de privésector. Mij lijkt dat een valse beschuldiging te zijn, maar over dergelijke zaken vindt de discussie plaats.

 

Mijnheer de voorzitter, ik zal wat sneller vooruit moeten gaan. Neem mij niet kwalijk dat ik zoveel tijd inneem.

 

Ik wil heel kort nog even het volgende meegeven. De president van de Franse Republiek organiseerde in het begin van de zomer een specifieke top in een breder kader dan de klimaatverandering. Het ging over de manier waarop de internationale financiële architectuur in al haar componenten beter kan worden afgestemd op de noden van de klimaattransitie maar ook, breder, van de duurzame ontwikkeling.

 

Dat heeft al wat resultaten opgeleverd, maar dat moet meer worden gezien als een soort impuls voor processen die nog lopen.

 

Ik haal toch even kort het Green Climate Fund aan. Dat moet dit jaar worden gereplenished of opnieuw opgevuld. Er is een replenishment conference geweest hierover begin oktober en die heeft voorlopig bijna de 10 miljard dollar opgeleverd die ook tijdens de vorige kapitaliseringen van het fonds werd verwezenlijkt. Het grootste deel daarvan of toch bijna komt van de Europese Unie alleen. Een heel klein deeltje komt ook van landen die geen traditionele donors zijn. Dat zijn de Non-Annex I Parties.

 

We zijn er echter nog niet. U ziet een dalende tendens sinds de eerste kapitalisering tot nu. Ook op het niveau van de Europese Unie hebben alle landen van de EU die al gepledged hebben, nu minder gepledged dan de vorige keer. We verwachten echter nog beloftes van twee landen die de vorige keer grote bijdragers waren, met name Zweden en Italië. Als zij in dezelfde grootteorde bijdragen als tijdens de eerste replenishment, dan zitten we wel degelijk een stuk hoger dan vorige keer. Hetzelfde geldt voor de andere industrielanden. Het grote gat tussen de initiële kapitalisering in het blauw en de eerste replenishment heeft natuurlijk alles te maken met het feit dat die eerste replenishment heeft plaatsgevonden toen Donald Trump president van de Verenigde Staten was. De VS hebben beloofd dat ze voor de tweede replenishment opnieuw zullen bijdragen, maar hebben nog niet gezegd voor welk bedrag. Als men ervan uitgaat dat dat bedrag van dezelfde grootteorde zal zijn als tijdens de initiële kapitalisering, dan is dat opnieuw een pak erbij.

 

België heeft het niet slecht gedaan in die context. Ik geef u de verschillende pledges die België heeft gedaan: we gaan van 100 miljoen euro voor de eerste replenishment naar 150 miljoen euro voor de tweede replenishment nu.

 

Opnieuw kom ik tot een wat breder beeld. Ik heb al veel gesproken over het belang van de hervorming van de internationale financiële architectuur, het artikel 2.1.c, ook in de context van loss and damage en de top die president Macron heeft georganiseerd. De internationale financiële instellingen zoals de Wereldbank en het IMF, en de ontwikkelingslanden zijn daarmee wel degelijk bezig. Ze hebben hun annual meetings, midden oktober, achter de rug. Ik kan nog niet veel details geven, maar inzake de Wereldbank heeft dat toch aanleiding gegeven tot aanpassingen aan haar visie en missie. Sommigen hadden voorgesteld om die specifiek af te stemmen op de klimaattransitie, maar het is een compromis moeten worden, omdat anderen breder wilden kijken en ook andere duurzaamheidsdoelstellingen voor ogen hebben. Aan de oorspronkelijke visie en missie, het oorspronkelijk mandaat, is expliciet de notie van een liveable planet toegevoegd. Verschillende beslissingen moeten toelaten om sneller middelen te genereren en om de samenwerking met andere  belangrijke actoren op het terrein, andere multilaterale ontwikkelingslanden en banken te verbeteren. Tevens moet de leencapaciteit van de bank worden verhoogd, maar daar staat tegenover dat ook het kapitaal van de bank verhoogd zal moeten worden. Tot slot wordt harder gewerkt aan het mobiliseren van private investeringsstromen, die het gros zullen moeten dragen van de nodige shift naar klimaatneutraliteit.

 

Over artikel 6 ga ik snel heen. In essentie gaat het om dezelfde kwestie als altijd. De regels zijn nog altijd niet helemaal rond. Het is nog steeds belangrijk om aandachtig te blijven voor goede regels, die ervoor kunnen zorgen dat niet alleen de milieu-integriteit, maar ook de marktintegriteit van de internationale koolstofmarkt wordt bewaakt.

 

Ik kom tot een laatste, maar toch nog belangrijk punt, waarvoor ik enkele minuten extra spreektijd vraag.

 

Je vous avais signalé un problème avec les agendas des organes subsidiaires en juin; cela risque non seulement de se reproduire à la COP28, mais cela risque d'être encore plus compliqué. Je vous montre ici toutes les propositions de points à l'ordre du jour qui ont été faites ces dernières semaines, notamment par les like-minded developing countries. Doubling adaptation finance, cela devrait encore aller. Mais opérationnaliser les principes d'équité, etc., est une impossibilité. On a essayé dans le passé et cela ne passera pas. La contre-proposition qu'ils avaient faite à Bonn contenant le financement de l'atténuation dans les pays en développement est à nouveau à l'ordre du jour. Il y a les propositions classiques de l'Afrique et des pays montagneux qui souhaitent que leurs particularités soient à l'ordre du jour aussi. On a toujours pu gérer cela.

 

Ce qui pourrait probablement aussi poser problème, ce sont deux propositions faites par le Brésil, il y a quelques jours seulement. L'une s'appelle Mission 1.5 et pourrait viser à créer à nouveau une avenue pour demander plus de soutien, plus de financement Nord-Sud d'un côté, et contient, de l'autre côté, une avenue pour rendre la vie difficile aux pays ou aux autorités comme l'Union européenne qui, à travers d'instruments comme  le CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism) par exemple, essayent de mettre la pression sur les pays importateurs de produits au sein de l'Union européenne, qu'on appelle des unilateral majors. C'est quelque chose qui est très difficile à négocier. Il est très difficile de trouver un consensus autour de cela.

 

Puis, grande surprise, car plus personne ne parlait du protocole de Kyoto comme d'un élément du régime de l'avenir, depuis Paris, il serait question d'ajouter une troisième période d'engagement au protocole de Kyoto. Il convient de voir si c'est effectivement ce que le Brésil propose. S'il s'agit bien de cela, ce serait quelque chose d'invraisemblable et d'impossible en termes réels.

 

Ten slotte, ik wees al op die januskop – als ik het respectloos zo mag noemen – van de voorzitter van de COP. Hij is oliebaas en tegelijk leider van een van de grootste investeringsvehikels voor hernieuwbare energiebronnen. Dat wordt gepolariseerd. Daarom eindig ik mijn presentatie met volgende slide. Dit is een ingezonden stuk, in onder andere de Washington Post, maar het verscheen ook in de Times of India en op Bloomberg. Het is van de hand van de kleindochter van Nelson Mandela, een sociale activiste in Zuid-Afrika. Zij is gevoelig voor dat soort debatten.

 

"Calmons le jeu". C'est la première fois qu'un national oil producer propose lui-même un phase down of fossil fuels. N'oublions pas que si on ne se concentre que là-dessus, si on cherche la confrontation autour de cet aspect du pays qui accueille la COP, on rate aussi les possibilités pour aider les pays en développement, les pays les plus vulnérables. Indirectement, on se réfère à la décision nécessaire sur les pertes et préjudices.

 

Mes excuses d'avoir pris beaucoup trop de temps. Il y a toujours trop et toujours plus à vous raconter.

 

Le président: Merci beaucoup monsieur Wittoeck. Nous allons ouvrir les échanges. Je propose de suivre l'ordre des groupes de la séance plénière de la Chambre. M. Gryffroy, qui était le parlementaire N-VA présent, a dû nous quitter. On passe donc immédiatement au groupe Ecolo-Groen.

 

01.02  Jean-Philippe Florent (ECOLO): Monsieur le président, comme M. Wittoeck l'a très bien dit, je pense également que le boycott de la COP serait une erreur fondamentale, notamment pour les pays du Sud. Je ne peux donc que regretter ceux qui ont décidé encore une fois de ne pas aller à la COP pour assumer leurs responsabilités. Je trouve que c'est déplorable.

 

J'aurais une première question qui concerne une clarification sur l'échéance de 2025. Vous avez expliqué que des nouvelles CDN seraient attendues pour la période allant jusqu'à 2040, si j'ai bien compris. On sait bien qu'au niveau de l'Union européenne, c'est l'Union qui fixe les CDN pour l'ensemble des États membres. Si j'ai bien entendu les chiffres qui seraient sur la table, on tournerait autour de -90 ou -95 % déjà pour 2040.

 

Vous opinez du chef, donc c'est intéressant de le noter pour nous rendre compte collectivement que ceux qui ne souhaitent pas aller plus loin que -40 d'ici 2030 en dehors du système ETS se mettent aussi en énorme difficulté par rapport aux objectifs qui vont suivre et qui seront déjà établis en 2025. Rendons-nous compte que la prochaine échéance sera d'autant plus importante: -90, -95 %. Il faut vraiment intégrer cela et se dire que la pause n'est non seulement pas possible au niveau climatique, mais même au niveau réglementaire, au niveau de ce que l'Union européenne va nous demander comme effort et qui sera contraignant, on est en train de prendre un retard considérable qui va nous mettre dans une situation inextricable.

 

Vous avez longuement parlé, et je trouve que c’était vraiment intéressant, du contenu de la déclaration finale de cette COP concernant le phasing out des énergies fossiles. J’étais à Glasgow et nous avons tous été déçus que ce petit mot ʺunabatedʺ intervienne au dernier moment. Il concernait d’abord uniquement le charbon et spécifiquement le charbon qui ne serait pas compensé par des technologies de capture ou de stockage de carbone. Vous avez montré ce slide concernant la page 27 du sixième rapport du GIEC. J’invite tout le monde à lire cette page 27 et à bien intégrer ce qu’elle propose. Les scientifiques nous envoient aussi leurs modèles parmi les solutions qui sont les plus pertinentes pour mener des politiques climatiques – ce que nous devons faire.

 

Dans ces politiques climatiques, il y a le triplement des énergies renouvelables qui est vraiment le grand leader dans les solutions que nous pouvons mettre en place, ainsi que l’efficacité énergétique. Les scientifiques indiquent également, et vous l’avez dit de manière très diplomatique, que le stockage et la capture de carbone peuvent être une solution mais excessivement limitée. Je pense qu’il faut l’intégrer et j’espère que nos négociateurs européens mais aussi internationaux en sont bien conscients parce que dans cette future déclaration, nous devrons pointer ce fameux éléphant au milieu de la pièce des COP depuis trente ans, à savoir les énergies fossiles. Nous ne pourrons pas continuer si nous ne programmons pas, si nous ne planifions pas une sortie des énergies fossiles, de toutes les énergies fossiles, en ce qui concerne la production d’énergie, vous l’avez très bien dit. Les énergies fossiles compensées par de la capture carbone doivent être circonscrites au maximum parce que c’est la porte ouverte à ne pas suffisamment se passer d’elles.

 

La Belgique a-t-elle arrêté une position officielle sur une sortie des combustibles fossiles? Notre pays a-t-il officiellement indiqué qu’il s’alignait – je suppose que c’est le cas – sur la demande l’Union européenne que je trouve trop prudente, vous l’avez dit de manière diplomatique, sur ce phasing out?

 

A-t-on une position de la Belgique concernant les subsides aux combustibles fossiles? Cela aussi, c'est un éléphant dans la pièce. Nous devons cesser de subsidier nous-mêmes, tous les pays européens, l'ensemble de la planète, les énergies fossiles. Et le graphe que vous avez indiqué et qui vient de l'étude du FMI est vraiment éclairant par rapport à l'effort qui est attendu.

 

Il faut se réjouir que la contribution belge passe au financement international, que la contribution belge soit à la hauteur – si je vous suis bien – de ce qui est nécessaire pour une contribution au financement international. C'est aussi un élément qui rendra possibles les négociations avec les pays émergents et les pays en développement.

 

Je passe maintenant à une question qui concerne la position de la Belgique par rapport au global stocktake. On sait qu'après un certain temps d'hésitation, la Belgique a finalement décidé de cosigner la déclaration High Ambition Coalition. Cependant, il me revient qu'elle n'aurait pas cosigné une déclaration concernant ce global stocktake. Est-ce confirmé? Y aurait-il un blocage au niveau belge concernant ce mécanisme qui sera finalisé à la prochaine COP?

 

Enfin, ma dernière question est liée au phasing out des énergies fossiles. Y a-t-il, au sein de la délégation belge, des personnes qui seraient identifiées par rapport au secteur fossile? Cela existe-t-il? Dans nos valises, avons-nous des personnes qui seraient impliquées dans les énergies fossiles?

 

Je vous remercie pour cet exposé excessivement clair même si le manque de temps nous frustre tous.

 

01.03  Mélissa Hanus (PS): Monsieur le président, j’ai le plaisir de pouvoir prendre la parole depuis Arlon pour participer à ce DIPC qui me tient particulièrement à cœur. Pour commencer cette intervention pour le groupe du Parti socialiste, nous voulions remercier notre intervenant pour sa présence à ce DIPC aujourd’hui – un rendez-vous annuel pour discuter des préparations des COP et semi-annuel si on tient compte des auditions bilans.

 

La COP débutant dans à peu près trois semaines, donc bientôt, nous arrivons à la fin d’une période particulière, du moins pour les observateurs de cet événement: la période des déclarations et des prises d’engagement public, politique ou de la société civile sur l’objet des négociations à venir. C’est également la période durant laquelle les rapports préparatoires à l’événement sont publiés, qu’il s’agisse de ceux du GIEC ou, comme cette année, – j’y reviendrai – des rapports de l’ONU.

 

En somme, certains enjeux et rapports de force se dessinent. C’est lors de la COP – c’est déjà arrivé souvent, aux dernières heures de celle-ci – que les décisions ou l’absence de décisions tombent. Avant d’aborder les différents points majeurs qui devraient être négociés, je souhaiterais revenir sur le contexte de cette COP.

 

Nous le savons, son pays-hôte, les Émirats arabes unis et son président pour l’événement, le ministre de l’Industrie émirien Sultan al-Jaber, font l’objet de nombreuses controverses. En cause, le non-respect des droits humains, le fait qu’il s’agisse d’un pays dont 30 % du PIB dépend de la production de pétrole et de gaz ou encore, le fait que la présidence de l’événement sera assurée par le directeur exécutif d’Abu Dhabi National Oil Company – la compagnie pétrolière nationale des Émirats arabes unis et l’un des plus gros producteurs de gaz et de pétrole au monde.

 

Donc, si le pays organisateur peut définir les priorités qu'il souhaite réserver à l'événement et à son groupe de pays, son poids dans les négociations reste sensiblement le même – heureusement! – que celui des autres délégations. De plus, il ne peut refuser que des acteurs de la société civile de l'étranger soient accrédités pour assister à cet événement. Néanmoins, nous ne pouvons concevoir que le contexte que je viens d'évoquer n'exercera pas d'influence sur le déroulement de l'événement ni, évidemment, sur le cours des négociations. Par conséquent, j'aurais souhaité connaître votre avis détaillé sur ce point, qui semble aux yeux de mon groupe un élément fondamental.

 

Pour vous donner un exemple concret, l'année dernière, à Charm-el-Cheikh, la société civile a été confrontée à d'importantes contraintes qui en ont fortement limité la participation aux discussions dans un pays qui connaissait aussi une crise des droits humains. Bien entendu, c'est éminemment important.

 

De plus, dès 2022, le nombre de lobbyistes de l'industrie fossile présents avait augmenté de quelque 25 %. Nous ne pouvons manquer de penser évidemment que, dans ce contexte a priori favorable, ils seront présents une nouvelle fois en grand nombre et que les tentatives d'influence seront multiples. Nous ne sommes pas dupes. Si j'en viens aux enjeux de l'événement, dont la préparation a déjà commencé, avant de passer la parole à mon cher collègue Martin Casier, les 30 et 31 octobre derniers s'était tenue la pré-COP – un événement qui réunit une cinquantaine de ministres en vue de préparer le terrain des négociations. Disposez-vous d'informations plus détaillées sur les points d'attention qui auraient été évoqués à cette occasion? Je vous remercie et cède à présent la parole à mon collègue Martin Casier.

 

01.04  Martin Casier (PS): Merci, Mélissa; merci, monsieur le président.

 

Mijnheer de voorzitter, mijnheer Wittoeck, ik dank u voor uw presentatie die heel uitgebreid en duidelijk was, met heel veel details, wat ook nodig was. U hebt steeds heel mooie en gedetailleerde presentaties.

 

Si l'on revient aux enjeux, il est vrai que nous avons déjà évoqué beaucoup de choses et, sans trop revenir sur les événements que vous avez déjà évoqués, sur la question des énergies renouvelables rappelées par mon collègue Florent, sachez que je partage entièrement son intervention, ses remarques et ses questions sur le rôle de la Belgique dans ces débats-là. Je n'y reviendrai donc plus.

 

Un des sujets moins abordés de cette COP est celui du bilan des engagements depuis l'Accord de Paris (2015). Il doit avoir lieu tous les cinq ans et permettre d'éclairer les parties en vue de la réalisation des contributions nationales (les CDN) attendues pour 2025. On vient d'évoquer l'enjeu des CDN et de leur impact probable sur les politiques nationales ainsi que sur la Belgique et toutes les Régions qui doivent prendre la mesure des étapes suivantes. Mais pour en revenir à la COP et à cette fin, nous disposons d'un outil rédigé, le global stocktake (le bilan mondial), rapport de synthèse publié recensant les positions des 197 parties.

 

Ce document est complémentaire au bilan. Les conclusions de ces deux rapports sont indiscutables puisque "le monde n'est pas sur la trajectoire pour atteindre les objectifs de long terme de l'Accord de Paris". La fenêtre se rétrécit rapidement pour limiter le réchauffement et il y a des vues divergentes sur les moyens d'atteindre les objectifs de Paris" qui sont eux-mêmes un enjeu.

 

Du côté positif, l'Accord de Paris a véritablement fixé un cadre nécessaire, sans lequel les décisions seraient inarticulables. Complémentairement, je voudrais vous demander si en Belgique, des discussions ont déjà eu lieu avec des parties extra-européennes? Avez-vous un ressenti sur la façon dont cela va se passer dans d'autres pays européens? Vous évoquiez des coalitions existantes qui auraient été présentes lors des réunions préparatoires? Avez-vous des informations relatives au bilan de la COP de Paris?

 

Je saute la partie énergies renouvelables comme je l'ai précisé plus haut.

 

Le troisième aspect que vous vouliez aborder est la question des losses and damages.

 

On a beaucoup parlé de la création du Fonds et des enjeux techniques qui y sont liés. Il y a un an, vous déclariez que d'importants travaux devaient être engagés avant que ce fonds puisse être mis en place pour la COP28. Vous nous avez expliqué les avancées, et les questions qui subsistent. Sans vouloir être négatif, il semble qu'on a reporté une partie des problèmes à plus tard. Quel est votre avis à ce sujet?

 

Ensuite, les Nations Unies (ONU) ont proposé de mobiliser entre 200 et 400 milliards de dollars pour le financement par an des pertes et dommages d'ici à 2030. En parallèle de cela, le Centre basque pour le changement climatique, par exemple, a estimé les coûts entre 290 et 580 milliards d'euros par an jusqu'en 2030. Quel regard portez-vous sur ces montants, au-delà de l'organisation du Fonds? Quelles en seraient les conséquences pour la Belgique? Notre pays a déjà augmenté sa contribution à la transition climatique internationale.

 

01.05  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, ik heb een aantal zeer korte beschouwingen, want u bent zeer volledig geweest in uw uiteenzetting.

 

U had het over het voorzitterschap van de COP28. Mevrouw Hanus heeft daarop ook gealludeerd. U had het over een januskop toen u over de voorzitter sprak. U haalde ook de Zuid-Afrikaanse activiste aan. U gebruikte het beeld dat zij ook heeft onderstreept. Het is iemand die volledig voor de face down van de fossiele brandstoffen gaat, zegt u. Ja en neen, want ook hier is het een januskopverhaal. Ik ga uit de Franstalige pers citeren. Er was ook een week van het klimaat voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika, een conferentie georganiseerd door de Verenigde Naties in Riyad, begin oktober. De voorzitter van de COP is natuurlijk een politicus. Politici hebben vaak een januskop. Ik lees in het Frans voor wat hij daar heeft gezegd.

 

"Le président de la prochaine conférence de l'ONU sur le climat, la COP 28, a appelé dimanche les gouvernements à renoncer à leur fantasmes, comme l'abandon précipité des infrastructures énergétiques existantes pour atteindre les objectifs en matière de climat. Nous ne pouvons pas débrancher le système énergétique d'aujourd'hui avant de construire le système de demain. Ce n'est tout simplement ni pratique, ni possible."

 

Ne pas débrancher. Hij zegt dat waarschijnlijk voor de galerij, want hij spreekt voor landen waarvoor fossiele brandstoffen een belangrijk economisch winstgevend model zijn. Voor de COP28-voorzitter is dat echter ook het geval. Hij is tegelijk wel een belangrijke pleitbezorger van CO2-afvang.

 

Daarbij aansluitend wil ik het hebben over de tussentijdse klimaatonderhandelingen in Bonn in juni 2023. U was daar aanwezig en bent er aan het begin van uw betoog ook op teruggekomen. In juni had het u het echter over een perfide schaakspel en een zorgwekkende prelude. U hebt die omschrijvingen hier niet herhaald, maar wel gewezen op de agendaproblemen en de moeilijke discussie over mitigatie.

 

U bent wel vrij uitgebreid ingegaan op de groep die wordt gevormd met China, India, Saoedi-Arabië en nog een heel aantal andere Aziatische groeilanden. Bent u niet ongerust dat er op de komende top alweer niet te veel vooruitgang zal kunnen worden geboekt rond mitigatie? Hier zitten namelijk weer verschrikkelijk veel optimisten en voluntaristen en ik begrijp dat. De realisten zijn al uit de zaal verdwenen, op mij na. Denkt u niet dat er een soort tweestromenlanden ontstaat? Ik verwijs ook naar de Verenigde Staten.

 

Ik breng daarmee ook de kredietverlening voor grote oliebedrijven en andere bedrijven die werken met fossiele energiebronnen naar voren. Hebt u het interview gelezen met de topman van de Belgische gasrederij EXMAR? Hij zei namelijk letterlijk: "Wie beweert dat fossiele energie geen toekomst meer heeft, denkt verkeerd." Hij zegt dat het in Europa inderdaad steeds moeilijker wordt om financiering te vinden, maar dat ze dan gewoon buiten Europa op zoek gaan. President Trump staat dan voor enkele duizenden Texanen in Houston "Dig baby, dig!" te brullen als het gaat over olie in de Golf van Mexico.

 

Trump heeft de race voor de komende Amerikaanse presidentsverkiezingen nog niet gewonnen, maar is zeker niet kansloos. Dat is ook de realiteit op wereldvlak. Denkt u dat China met betrekking tot mitigatie bereid zal zijn om van min 60 % naar min 50 % te gaan? Ik betwijfel dat ten zeerste.

 

Ik hoef de Vlaamse regering hier niet te verdedigen. Ecolo heeft daar enkele bedekte toespelingen op gemaakt. Voor sommigen hier in de zaal is het misschien vreemd dat er zoiets bestaat als een Vlaamse democratie. In Vlaanderen spreekt men over min 40 %. U blaast al, maar u zal nog veel meer blazen na juni 2024.

 

De Vlaamse regering zegt dat ze wat non-ETS betreft naar min 40 % en niet min 47 % streeft. Een Limburgse minister reageert daar op en zegt dat we nog moeten afwachten welke Europese sancties er zouden volgen. Heel veel landen zullen immers ook hun doelstellingen voor 2030 niet bereiken, laat staan de min 90 % waarover Hoekstra het heeft. Ik wil nog wel eens zien wat er met die sancties zal gebeuren.

 

Ik wil er voor de believers nog iets aan toevoegen, want bepaalde dingen in de wereldpers worden gelezen, maar andere niet. Canada zal zijn doelstellingen voor 2030 ook niet bereiken. De Canadezen geven dat ook toe. Ik denk niet dat we de Canadese regering als rechts-populistisch kunnen bestempelen. Dit alles om te zeggen dat over de volgende top heel veel onweerswolken zullen hangen. Ik stel u geen vragen, ik geef u louter enkele beschouwingen ter overweging mee.

 

01.06  Aurélie Czekalski (MR): Monsieur le président, la nécessité de s'engager pour un environnement de qualité est une évidence et les objectifs de réduction des émissions de C02 doivent être respectés. Il faut rendre nos politiques plus efficaces, plus durables, tout en prenant en compte les libertés individuelles, la prospérité et un environnement toujours meilleur. Une neutralité carbone réussie nécessite un pôle industriel fort dans une économie européenne robuste, et cela ne concerne pas seulement les filières de l'énergie, comme le nucléaire, le renouvelable, l'hydrogène et tous les autres vecteurs. Il faut soutenir plus intensément la recherche et le développement. Les investissements, aides et subventions doivent être orientés en faveur du financement de projets de recherche, de développement et d'innovation dans le secteur de l'efficacité énergétique et des énergies renouvelables.

 

Il y a quelques semaines a été soutenue par voie de presse l'idée d'une délégation réduite. Il serait question pour le moment de 150 membres dans la délégation, dont 7 ministres, 16 membres de cabinets, des fonctionnaires, des membres de la société civile etc. L'an dernier, lors de la COP27 plus de 120 personnes étaient sur la liste officielle de la délégation belge, ce qui avait fait sortir quelques articles sur le rôle de chacun lors des discussions. Dès lors, on peut s'interroger quant à la composition de la délégation belge, quant à sa coordination et au rôle de chacun. En tout cas, ce qui doit prôner, c'est l'efficacité.

 

J'avais trois courtes questions. Le temps passe très vite ce midi. Comment la Belgique se prépare-t-elle au premier bilan mondial de l'action climatique? Quelles sont les priorités de la Belgique pour la COP28? Quelle est votre analyse des discussions relatives au burden sharing?

 

01.07  Kris Verduyckt (Vooruit): Mijnheer Wittoeck, ik dank u voor de informatie.

 

Er is veel verteld. Ik ben ten eerste vooral blij te horen dat mitigatie ook een centraal element zal zijn. Voor mij blijft dat immers nog altijd ontzettend belangrijk. Alles wat we met mitigatie kunnen winnen, besparen we nadien immers op adaptatie.

 

Ik weet dat in Sharm-el-Sheikh vooral heel veel werd gesproken over de centen, over een eerlijke financiering en over rechtvaardigheid, maar de prioriteit in uw uiteenzetting was de uitfasering van fossiele brandstoffen. Die is absoluut noodzakelijk.

 

Ik wil het even hebben over de subsidies voor fossiele brandstoffen die moeten worden uitgefaseerd. Die boodschap is vandaag gebracht. Het is een belangrijk thema. Dat wordt ook allang aangegeven. Wanneer ik even naar onze noorderburen kijk, is het cynisch dat er een blokkade van een autostrade gedurende een maand nodig is vooraleer politiek Den Haag reageert met de boodschap dat daar werk van wordt gemaakt. Nu is er op politiek vlak enige beweging.

 

Ik hoor het parlementslid van Ecolo vragen wat het plan is in België. Ik vrees dat er vandaag niet echt een plan is op dat punt. Ik heb bij de vorige begrotingsbesprekingen gezien dat de regering 25 miljoen euro van de professionele diesel heeft weggehaald. Dat is bijzonder weinig, omdat we meer dan een half miljard euro in dat waanzinnig systeem pompen. Ik zou het bijzonder jammer vinden, mocht ons land wachten tot Hoekstra ons in Europa dwingt. Er ligt net een enorm budget te wachten, dat we veel beter kunnen inzetten. Het wordt dus hoog tijd voor een plan in ons land.

 

Ik wil het nu even hebben over de inventarisatie van de subsidies. Toen aan de Nederlandse minister van Klimaat werd gevraagd hoeveel subsidies het land aan fossiele brandstoffen geeft, antwoordde hij dat hij dat bedrag op 4 miljard euro schatte. Vervolgens werden er berekeningen gemaakt en nu komt het bedrag op het tienvoudige, namelijk 40 miljard euro.

 

Dat geeft aan dat er vaak nog blind wordt gevaren. U liet hier cijfers zien van het Internationaal Monetair Fonds. De indicaties zijn goed, maar hoe goed is dat overzicht? België heeft sinds een aantal jaar immers een inventarisatie, wat een heel goede zaak is. Het is ook een belangrijk politiek instrument en staat vandaag nog altijd als een doelstelling in het NEKP. Voor mij moet wettelijk worden verplicht dat het altijd op die manier zou moeten zijn, zodat we echt weten waar we contraproductieve centen uitdelen.

 

Is het op lidstaatniveau te bepalen waar de subsidies zitten of gaat het meer om een indicatie die het Internationaal Monetair Fonds maakt? Meten is immers weten. Als we de bedragen kennen, kunnen we ook bekijken hoeveel subsidies we kunnen weghalen en vooral waar.

 

We kennen immers de investeringen in fossiele industrie die vandaag nog steeds gebeuren. Dat werd goed in kaart gebracht en kwam recent ook onder de aandacht. Het gaat dan over de zogenaamde koolstofbommen, over projecten waarvan men weet dat ze tijdens hun levensduur meer dan 1 gigaton aan CO2 zullen uitstoten. Men heeft dat in kaart gebracht en in heel de wereld zijn er meer dan 400 dergelijke projecten. Die alleen al zullen ervoor zorgen dat we onmogelijk nog de doelstellingen van Parijs kunnen halen. Het gaat dan onder andere over olievelden in Qatar en over bruinkoolmijnen.

 

We weten dat we drastisch moeten snoeien. De boodschap van de voorzitter lijkt mij terecht. We hebben in Glasgow vooral over steenkool gesproken, maar we weten dat gas en stookolie absoluut nodig zijn. We weten dat we fossiele brandstoffen moeten afbouwen. Het lijkt mij dan niet meer dan logisch dat die investeringen in dergelijke massale fossiele projecten worden tegengehouden. Zijn er instrumenten daartoe? Zullen we dat straks ook horen op de COP of absoluut niet?

 

Mijnheer Ravyts, het is heel gemakkelijk om hier wat olie- en gasboeren te citeren.

 

01.08  Kurt Ravyts (VB): (…)

 

01.09  Kris Verduyckt (Vooruit): U haalde er een aantal olie- en gasboeren bij die zeggen dat fossiele industrie belangrijk zal blijven. Uiteraard zeggen zij dat. Het cynische aan heel het verhaal is dat BP en Shell soms beter weten wat er met ons klimaat aan de hand is dan onze klimaatwetenschappers zelf. Zij hebben daar rapporten over.

 

Op dat moment kan men twee dingen doen. Ofwel kan men iets doen aan de winst van de aandeelhouders, ofwel kan men echt een omslag maken in het bedrijf en echt iets anders gaan doen. Ik vind het heel jammer dat zij vandaag kiezen voor het eerste.

 

En eigenlijk doet u dat ook. U begint zelfs pleitbezorger van hen te worden. U spreekt over de Vlaamse democratie. Wat doet de Vlaamse democratie vandaag? Zij beschermt vooral de energie-intensieve bedrijven in de haven van Antwerpen. Dat is misschien een logische reflex, maar als we zo verder doen, mijnheer Ravyts, gaan we de transitie missen. Binnen 10 à 20 jaar zullen we dan in Vlaanderen zeggen dat het een dwaze beslissing was, vermits het rondom ons wel gebeurt.

 

Het gaat niet alleen over Europa. U verwijst heel graag naar China. De Chinezen nemen inderdaad vreemde beslissingen, maar ze nemen ook andere beslissingen. U kunt best kijken naar het volledige plaatje, want dat is de les die we daaruit kunnen trekken. Stap daarvan af en ga mee in de boot van de doelstellingen die nodig zijn.

 

Ik wil afsluiten met de banken. Als we het hebben over fossiele subsidies, hebben we het vooral over overheidsgeld. Ik vind het echter ook heel belangrijk wat bij de banken gebeurt. Ook daar vraag ik mij af of dit een thema is waarbij we meer zicht kunnen krijgen op de geldstromen van de banken, op de financiering van fossiele projecten, zodat overheden eventueel kunnen ingrijpen.

 

Straks hebben we de COP in Dubai. Daar is al heel veel over geschreven. Na Sharm-el-Sheikh is dit opnieuw een bijzondere locatie voor een klimaattop met, zoals sommigen al hebben gezegd, een voorzitter die uit de fossiele industrie komt. U zegt dat hij tot nog toe al meer ijver en ambitie heeft getoond dan de voorzitter van de vorige COP gedurende die hele COP. Dat is alvast hoopgevend.

 

Ik wil de hoopvolle boodschap van de kleindochter van Nelson Mandela delen. Misschien luisteren de aandeelhouders van de fossiele industrie beter als de boodschap en de druk komt van een vertegenwoordiger van diezelfde industrie. Dat helpt misschien. Ik hoor de kritiek van mijn socialistische collega uit Aarlen en hoor het Vlaams Belang vandaag ook het proces maken van die voorzitter. We hebben daar volgens mij te weinig tijd voor. Het tijdframe om de opwarming van de planeet tegen te houden is te klein om ons met dat soort discussies bezig te houden, dus ik zal alleen kijken naar de resultaten van deze COP. Dat is het allerbelangrijkste en ik hoop dat we daar straks toch met een positief gevoel op kunnen terugkijken.

 

01.10  Jean-Luc Crucke (Les Engagés): Monsieur le président, permettez-moi aussi de remercier M. Peter Wittoeck pour son exposé.

 

On ne peut évidemment pas faire abstraction du lieu où va se passer cette COP28 ni de la personnalité qui est à la tête, madame Hanus, d'un mouvement parallèle. Vous avez rappelé quelques déclarations qui vous semblaient, contrairement à toutes ces apparences, celles d'un pays "fossile", avec quelqu'un qui préside un des plus grands groupes mondiaux d'exploitation du pétrole. J'entends ce qu'il a fait comme déclarations aussi. Je reste sceptique.

 

Cela dit, y a-t-il, selon vous, autour de lui des scientifiques, des personnalités qui permettraient d'inverser tout ce qu'on a comme apparences? Si c'est le cas, est-ce que vous pourriez nous indiquer ce qui mitige un peu le pessimisme ambiant?

 

En ce qui concerne la délégation belge, il y a eu une déclaration de la ministre Demir qui réclamait qu'elle soit plus réduite. J'ai entendu ma collègue du MR l'évoquer également. Qui occupera le siège belge et comment se passeront, en termes de gouvernance, les relations en sachant que tout le monde ne sera pas présent et que le contexte est un contexte difficile? On n'a pas été capable pour la deuxième fois de remettre un PNEC à la Commission européenne. On n'est pas le seul pays mais c'est quand même dramatique de ne pas être dans ceux qui ont remis. Comment se passera cette gouvernance intra-belge?

 

Il est difficile de ne pas penser au contexte géopolitique actuel. Il y a ce qui se passe en Ukraine et en Russie, il y a ce qui se passe au Moyen-Orient. Selon vous, est-ce que ce contexte aura une influence sur les négociations, sur les discussions, sur la manière dont les choses pourraient évoluer? Je crois qu'on a rarement été dans une COP qui se retrouve dans un contexte géopolitique aussi difficile, aussi divisé et violemment divisé. Est-ce que ça a une influence?

 

Face à ce que j'appellerais le fait d'être dos au mur, vous avez sans doute vu ce que 40 scientifiques anglais viennent encore de remettre sur la table comme bilan, comme rapport. Si dans six ans, nous n'avons pas inversé les choses – six ans, ce n'est rien! –, on sera au degré et demi que Paris indiquait comme étant cette limite à ne pas dépasser – sauf à espérer qu'en dessous de deux, cela puisse encore passer.

 

J’entends toujours des personnes qui considèrent qu’il ne faut pas faire d’efforts parce que d’autres n’en font pas. J’entends aussi des personnes qui demandent: ʺPourquoi nous?ʺ. Si nous ne le faisons pas, qui le fera? Si nous ne sommes pas offensifs, qui le sera? Si l’Europe n’est pas offensive, qui d’autre, historiquement, peut porter cette responsabilité-là?

 

Ma quatrième question porte sur le loss and damage. Vous avez bien décrit la situation. Il y a cet accord ou plutôt pseudo-accord, puisque c’est l’accord qui dira s’il y a accord ou pas. Je dis pseudo-accord parce qu’on voit bien que toute ligne est pesée, que toute virgule est soupesée et que cela ne satisfait vraiment personne finalement. Tout le monde est insatisfait quand on sort d’un accord comme celui-là mais, sauf erreur de ma part, je ne vous ai pas entendu sur la manière dont les fonds seraient distribués. Parle-t-on bien de fonds qui seront alloués pour dédommager ou s’agit-il de prêts? En effet, j’ai entendu que c’était un élément qui s’est dessiné dans le préaccord.

 

Cinquièmement, c’est périphérique mais la Belgique, avec l’Égypte, l’UNIDO (United Nations Industrial Development Organization) et l’Agence internationale des énergies renouvelables avait lancé, en marge de la COP 27, un forum sur l’hydrogène vert. Je n’en ai pas entendu parler. Sera-t-il également présent dans le cadre de la COP 28? Peut-on avoir une feuille de route et éventuellement un calendrier?

 

Enfin, dernière question sur laquelle je serai très bref parce qu’elle a déjà été évoquée par d’autres collègues, c’est le phasing out des énergies fossiles. Là aussi, on en parle depuis longtemps. On a aujourd’hui pu identifier, il faut reconnaître là au ministre de l’avoir fait, que cela représente 14 milliards pour la Belgique. Ce phasing out constitue-t-il clairement un enjeu de la COP ou s’agira-t-il une fois de plus, selon vous, d’une simple discussion avant de rentrer chez soi et de décider, chacun pour soi, ce qui en sera fait? Avez-vous à ce niveau des éléments clairs pouvant nous indiquer que, malgré le contexte, malgré la personnalité du président et malgré tout ce qu’on peut en penser, on pourra un jour avoir une ligne clairement tracée et ensuite respectée, que ce soit en Belgique ou ailleurs, dans le cadre de la COP?

 

01.11  Marie Nagy (DéFI): Monsieur Wittoeck, merci beaucoup. Vous êtes toujours extrêmement clair, précis et c'est toujours très intéressant de vous entendre.

 

J'avais plutôt l'impression que vous définissiez plutôt positivement une COP aux enjeux assez ouverts, face à une situation qui devient clairement dramatique, avec une courbe d'augmentation de la température qui nous mène très loin du 1,5 degré, voire 2 degrés annoncés par le groupe d'experts du GIEC dans son sixième rapport. J'avais l'impression que c'était ouvert et que vous étiez plutôt en train nous dire que c'était une COP certes pleine d'enjeux mais qu'on pourrait y arriver. En écoutant mes collègues toutefois, je me suis dit que j'avais peut-être eu une mauvaise impression. Est-ce que je me trompe? Avez-vous vraiment voulu dire que les enjeux sont là, mais que les possibilités d'arriver à un accord sont là également?

 

Comme l'a souligné mon collègue Crucke, le contexte géopolitique est des plus mauvais et des plus dramatiques. Ses conséquence sont sans doute encore à venir. Dans ce contexte, je pense par exemple à la décision de la Grande-Bretagne de relancer ses recherches en mer du Nord pour de nouveaux gisements. C'est une puissance mondiale qui peut aujourd'hui s'exprimer séparément de l'Union européenne. Comment va-t-elle jouer dans ce grand accord entre différents pays? Je crois qu'il s'agit d'un message assez négatif.

 

On sait également – et j'en ai pris conscience moi aussi – que la guerre en Ukraine a jeté une lumière très crue sur la dépendance de l'Europe au gaz russe et sur l'impréparation générale des divers gouvernements à une souveraineté énergétique comme on souhaiterait en avoir. On a essayé d'en avoir une pour l'agriculture. On est bien du loin du compte pour l'énergie et honnêtement, malgré les efforts des uns et des autres, je ne vois pas de "super grand plan européen" réel pour sortir de cette dépendance aux énergies fossiles. Sortir de cette dépendance s'inscrit pourtant dans les objectifs qui seront définis et défendus par l'Europe.

 

En effet, on nous annonce qu’on devra quitter les énergies fossiles dans un délai relativement proche. Selon vous, cela vous parait-il constituer une trajectoire faisable? Le cas échéant, est-ce important au niveau des négociations? Comment cela se passe-t-il, sachant que la Belgique aura la présidence et qu’elle n’est pas l’élève la plus remarquable en la matière? Nous n’avons pas d’accord au niveau du burden sharing, nous n’avons pas déposé le PNEC, nous avons un problème d’évaluation concrète de ces plans. Vous avez parlé de l’obligation d’avoir une vue sur les résultats en 2025. La Belgique est-elle prête pour cette évaluation de 2025?

 

J’ai des doutes, mais vous allez nous éclairer sur cette question. D’après ce que j’entends de votre exposé, je retiens qu’il y a là une opportunité, que celle-ci est réelle mais pleine de difficultés à un moment clé des trajectoires des émissions de CO2 et que vous êtes dans un volontarisme qui semble pouvoir réussir à concrétiser les engagements des Accords de Paris. C’est juste?

 

Le président: Ceci clôture le tour de parole. Monsieur Wittoeck, je vous repasse la parole pour apporter des éléments de réponse.

 

01.12  Peter Wittoeck: Merci pour toutes ces questions. Je ne pourrai pas répondre à tout.

 

Concernant la première intervention qui portait sur le positionnement de la Belgique dans le contexte des discussions européennes en préparation des conclusions du Conseil du 16 octobre, malheureusement, je dois vous communiquer que la Belgique n’a pas pu intervenir proactivement dans ce débat au Conseil faute de consensus entre l’État fédéral et les entités fédérées autour de la table. Voici ma réponse par rapport à ce point.

 

Vous vous êtes aussi référé à l'une des déclarations de la High Ambition Coalition sur le global stocktake. Il faut que je vérifie, mais une récente déclaration indiquait que la deadline était trop courte pour pouvoir se consulter à l'échelle belgo-belge. Je ne puis donc vous informer de l'existence éventuelle d'un consensus.

 

Je profiterai de votre question sur la composition de la délégation belge et la présence de représentants de l'industrie fossile. Cela ne me pose aucun problème d'être transparent à ce sujet, mais il m'est difficile de répondre très concrètement. Qu'est-ce que quelqu'un qui contribue à l'industrie fossile? Est-ce Fluxys, qui vise aussi à développer le réseau de transport d'hydrogène? La question reste ouverte… Est-ce le Port d'Anvers, qui accueille des acteurs du système énergétique basé sur l'énergie fossile, mais qui vise depuis de longues années un développement durable de ses activités? Est-ce une entreprise comme DEME, qui poursuit encore des activités qu'on peut associer à la continuation du système fossile, mais qui est également un acteur majeur du développement de l'offshore? Est-ce une entreprise telle que John Cockerill, qui est très active dans le domaine de la production de l'hydrogène vert? Ce sont des questions que je dois poser en guise de réponse à la vôtre. Il n'y a pas de définition très claire. En tout cas, je suis de bonne volonté et je vous ai donné quelques exemples sans vouloir être exhaustif. Par ailleurs, on ne trouve pas de représentants de la "Big Oil" dans notre délégation. C'est clair.

 

J'en viens à la question du groupe MR sur la taille. Oui, la Belgique a à nouveau une grande délégation. Il ne s'agit pas de calculer, mais elle est plus grande que la fois passée. Si on considère toutefois le nombre de participants attendus – entre 70 000 et 80 000, soit la plus grande COP jamais organisée – la taille de la délégation belge n'est pas disproportionnée. Maintenant, je n'ai pas le temps de vous éclairer sur tous les rôles que les différents participants à la délégation belge vont jouer. Un descriptif sera prochainement sur le site web du SPF Santé publique. Je pourrai vous transférer le lien par après si vous voulez. Je vous invite à regarder cela et j'espère que cela peut déjà vous éclairer sur les rôles de chacun.

 

J'en viens à la question de M. Crucke: qui siège pour la Belgique? C'est à nouveau une question de collaboration entre les différents ministres compétents. C'est le premier ministre qui sera chef de délégation pour le sommet du premier jour. Pendant le segment ministériel, la deuxième semaine, c'est Mme Khattabi qui sera cheffe de délégation. Au niveau de la coordination européenne, c'est M. Maron qui tient le siège belge pendant le Conseil de l'Union européenne. Dans ce rôle, il représentera la Belgique dans la coordination européenne sur place. Voilà pour ce qui est de la taille, de la composition et des différents rôles de la délégation belge.

 

La Belgique a-t-elle aussi des contacts extra-Union européenne? À l'occasion, oui. Je ne peux pas vous donner un aperçu très global; les démarches qui sont coordonnées par la diplomatie européenne, le European External Action Service – j'ai oublié le terme exact en français – se font toujours dans un esprit de "team EU". Ce ne sont pas seulement les délégations européennes dans les pays tiers qui font les démarches, mais cela se fait toujours en collaboration avec les ambassades des États membres. Ces démarches viennent de commencer, juste avant la COP. On reçoit des retours et des rapports de nos ambassades sur place. Cela vient de commencer donc je n'ai pas encore beaucoup d'informations à vous communiquer dans ce sens.

 

Vous m'avez interrogé sur le Fonds et plus généralement sur le financement, les arrangements financiers par rapport aux pertes et préjudices. Vous avez mentionné des chiffres, des ordres de grandeur, et vous avez demandé quelles seraient les conséquences pour la Belgique. C'est vraiment encore impossible à dire. C'est une question de volonté, parce que les contributions à ce fonds ne sont pas juridiquement contraignantes. Ce ne sont pas des clés de répartition obligatoires mais des pledges, comme c'était le cas pour le Fonds vert et pour le Fonds d'environnement mondial, qui existe encore. Donc c'est une question de volonté politique et de possibilités budgétaires.

 

M. Ravyts ayant émis des remarques plutôt que des questions, il n'y a pas besoin de répondre.

 

Il y avait aussi des questions sur le burden sharing belgo-belge. Je ne suis pas bien placé ici pour commenter cet état des lieux, que vous connaissez peut-être mieux que moi. Mais la question a aussi été posée de savoir si le fait de ne pas encore avoir soumis un Plan national Énergie-Climat (PNEC) va influencer notre crédibilité en tant que président du Conseil de l'Union européenne. Dans les contacts que j'ai eus jusqu'à présent, à quelques mois de la présidence belge, je n'ai pas eu l'impression que cela empêchera la bonne collaboration entre la Belgique comme présidente et la Commission européenne. Il ne s'agit pas ici de crédibilité politique mais de bonne entente pour collaborer autour de certains sujets.

 

À chaque fois que nous avons des contacts avec la Commission européenne, nous recevons cependant comme message de ne pas oublier le PNEC. Nous avons déjà reçu des courriers officiels de la Commission européenne, pas encore de mise en demeure, mais les procédures ont été lancées. Nous n'allons pas pouvoir nous cacher derrière le fait qu'on n'est pas le seul État membre qui n'a pas encore soumis son plan national. Il y a des procédures européennes de compliance, toute cette machinerie institutionnelle commence à être mise en route.

 

Il y a quand même une pression considérable pour qu'un document soit soumis dans un délai raisonnable. Il s'agit aussi de permettre aux collègues de la Commission européenne de tenir compte de la contribution de la Belgique et de tous les États membres dans les réductions d’émissions, pour pouvoir effectuer les calculs nécessaires pour proposer concrètement un objectif 2040 ou post-2030. Ma réponse est un peu longue mais la question était importante.

 

Er was ook een vraag over de uitfasering van fossielebrandstofsubsidies van de Vooruitfractie. U hebt daarop eigenlijk al zelf het antwoord gegeven. Iemand anders had ook een vraag in die richting. Een en ander staat inderdaad in het Nationaal Energie- en Klimaatplan en is deels uitgevoerd. Het is belangrijk om te noteren – ik probeerde u dat ook tijdens mijn presentatie mee te geven – dat de Europese Commissie in haar evaluatie van het ontwerp van het geactualiseerd Nationaal Energie- en Klimaatplan specifiek aan die aspecten aandacht zal besteden.

 

Er is niet alleen de rol van de overheid – daar spreken we over als we het hebben over subsidies voor fossiele brandstoffen –, maar ook die van privé-investeerders. U noemde de banken, als ik het goed heb genoteerd. Dat is zonder meer een feit. Ik heb er ook op gealludeerd in de context van de internationale klimaatfinanciering dat het gros van de investeringen vanuit privéhoek zal moeten komen. De particuliere actoren op de financiële markten spelen al langer een centrale rol, ook op Europees niveau sinds de uitvaardiging van Europese wetgeving die de Europese strategie voor duurzame financiering concretiseert. Ik verwijs naar de EU-taxonomie en naar de rapporteringsverplichtingen voor bedrijven, waarbij ze transparant moeten toelichten hoe hun investeringen rekening houden met klimaattransitie. Ook op Belgisch niveau zijn er zaken in beweging. We werken samen met de collega's van Financiën al een hele tijd aan de voorbereiding van een Belgische federale strategie voor duurzame financiering. Die is nog niet rond. We hebben de zaken vanuit beide administraties voorbereid, met alle actoren in het veld trouwens, ook de financiële. Dat is een heel open proces geweest en we hopen dat hier nog gevolg aan wordt gegeven.

 

Ik haal ook het voorbeeld aan van Credendo. Die overheidsactor heeft zijn beleid aangepast en houdt rekening met de manier waarop privé-investeringen in het buitenland worden gestuurd. Dat heeft er vanaf 2023 toe geleid dat het niet langer projecten van fossiele brandstof financiert. Dat is ook de algemene richtlijn voor de Belgische vertegenwoordigers in de multilaterale ontwikkelingsbanken. Er gebeurt dus wel wat in die zin.

 

Monsieur Crucke m'avait demandé de rassurer en ce qui concerne la crédibilité de l'équipe de la présidence de la COP 28. Je ne connais pas tous les membres de cette équipe. Je connais quelques collègues d'États membres de l'UE ou d'ex-États membres de l'UE qui sont des gens de très bonne qualité, incorruptibles.

 

Je ne les nommerai pas. Par contre, je peux nommer l'ancien directeur général de l'Agence internationale pour les énergies renouvelables (IRENA), M. Adnan Amin, qui est désormais le CEO de l'équipe du sultan al‑Jaber. Ce sont des indications que je peux partager avec vous et qui nuancent l'image parfois un peu trop caricaturale qui circule, sans être pour autant naïf. Il est le contraire d'une personne à deux visages.

 

La situation géopolitique actuelle n'est pas nouvelle dans le sens où elle était déjà présente à la dernière COP et à la COP précédente. La "polycrise" n'a pas fait dérailler le processus et n'a pas complètement poussé les objectifs sur le côté. La COP de Glasgow pendant la pandémie a été la COP la plus importante depuis Paris et la plus ambitieuse aussi. La guerre en Ukraine et la crise énergétique n'ont pas fait dérailler les objectifs européens en matière de transition climatique et énergétique. Elles les ont plutôt renforcés.

 

Il était devenu absolument clair d'un point de vue rationnel que l'indépendance énergétique et l'autonomie stratégique (et plus largement aussi, celle de l'UE) ainsi que la transition énergétique et climatique sont indissociables. On peut critiquer les incohérences du terrain. Quelqu'un a parlé de la politique aux États-Unis. L'Inflation Reduction Act, qui est la loi climat des États-Unis, est aussi le résultat d'un compromis, avec des éléments qui continuent à financer certaines activités dans le secteur de l'énergie fossile. Ce n'est pas parfait, mais on n'a pas dévié de la direction générale.

 

Il faut rester vigilant, continuer à donner des signaux comme quoi, du point de vue social et économique, on veut poursuivre sur cette piste. Car ce n'est pas parfait, nous n'avons pas encore atteint le but.

 

Mme Nagy m'a demandé si on pouvait y arriver. La réponse est oui, et cela fait très longtemps que nous le savons. Toutes les analyses le démontrent. Je viens de vous montrer la vision de l'Agence internationale pour les énergies renouvelables et son affirmation qu'on peut y arriver. Il n'y a pas longtemps, cette agence était plutôt conservatrice. Je ne sais pas si vous aviez vu ses analyses, qui datent d'il y a des années maintenant, du potentiel des énergies renouvelables. Ces analyses étaient chaque année largement dépassées par la réalité.

 

Messieurs et mesdames, j'oserais dire que cela dépend de vous, en tant que responsables politiques. Les possibilités et les pistes ont été identifiées. Non, ce ne sera pas facile. Oui, on va devoir investir. Mais, ultimement, c'est aux représentants démocratiques de prendre les décisions. Je remets la balle dans votre camp.

 

Je reviens brièvement sur cette notion de "polycrise", d'indépendance énergétique, d'autonomie stratégique. On est désormais vraiment dans ce genre de logique aussi au niveau européen. Le maintien de la compétitivité de notre industrie est maintenant clairement vu comme allant de pair avec la transition énergétique et avec la transition climatique.

 

Que s'est-il passé après l'adoption de l'Inflation Reduction Act par le gouvernement américain, lequel donne énormément d'incitants à l'industrie américaine, notamment pour des investissements verts? La Commission européenne a proposé une sorte d'équivalent qui manquait encore dans le paquet et la vision, le Net-Zero Industry Act et le Critical Raw Materials Act, tous deux absolument nécessaires pour réaliser la transition verte et, en même temps, protéger contre la concurrence déloyale provenant d'autres parties du monde les industries émergentes ou déjà présentes au sein de l'Union européenne et qui s'activent et s'orientent dans cette direction.

 

La logique où la transition climatique et les intérêts économiques de nos entreprises étaient présentés comme étant en compétition – logique que, personnellement, je n'ai jamais suivie – n'est désormais clairement plus d'application. Les deux enjeux vont clairement dans le même sens.

 

Est-ce que je fais preuve de volontarisme? Oui, absolument!

 

Je vous remercie. J'espère avoir répondu aux questions les plus importantes.

 

(…): …

 

01.13  Peter Wittoeck, : Je n'ai pas de commentaire par rapport à cela.

 

Le président: Chers collègues, nous en resterons à cette conclusion de M. Wittoeck. Je remercie M. Wittoeck du service changement climatique de la direction générale environnement du SPF Santé publique, Sécurité de la chaîne alimentaire et Environnement. Je remercie également les services de la Chambre et des différents parlements partenaires.

 

La réunion publique de commission est levée à 14 h 37.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 14.37 uur.