Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 16 janvier
2024 Après-midi ______ |
van Dinsdag 16 januari 2024 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.00 uur en voorgezeten door de heer Bert Wollants.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 00 et présidée par M. Bert Wollants.
01.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, de interessante resolutie nr. 1220 over het capaciteitsremuneratiemechanisme (CRM) dringt erop aan dat de totale aan het federale beleid verbonden meerkosten op de elektriciteitsfactuur zouden dalen ten opzichte van het referentiejaar 2021. Het lijkt me dan ook goed om vandaag eens na te gaan in welke mate die doelstelling is verwezenlijkt. In het kader van een eerdere discussie vond u het immers een goed idee om dat eens grondig te evalueren en een stand van zaken op te maken. Om die reden kom ik daarop terug.
We stellen vast dat de federale componenten voor een standaardverbruik van 3.500 kWh, dus de btw, de heffingen, de transmissietarieven voor het netgebruik, de transmissietarieven voor ODV (openbaredienstverplichtingen) en de toeslagen, met ongeveer 18 % zijn gestegen. In januari 2021 betaalde men daar 251,26 euro voor, in december 2023 was dat volgens de databank van de VREG 296,48 euro De hogere accijnzen hebben dus duidelijk de gederfde inkomsten door de gedaalde btw meer dan gecompenseerd ten opzichte van 2021. Het lijkt er dus op dat u niet voldoet aan de voorwaarden van die bewuste resolutie.
Hoe evalueert u die cijfers?
Welke maatregelen zult u nemen om de federale meerkosten opnieuw te doen dalen naar het niveau van 2021?
01.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, vooreerst bied ik mijn beste wensen aan voor het komende jaar, ook aan de afwezigen die de antwoorden op de vragen in het verslag grondig zullen nalezen.
Mijnheer Wollants, ik heb inderdaad al eerder in het Parlement onderstreept dat we best de meerkosten onder de loep nemen. U vraagt in uw schriftelijke voorbereiding om die oefening grondig te maken, maar wanneer u gewoon wat cijfers van de website van de VREG plukt, dan beantwoordt dat niet aan de definitie van grondige oefening. Ik zal zo dadelijk ook uitleggen waarom.
Resolutie nr. 1220, die werd goedgekeurd met het oog op de deblokkering van het volledig verzande dossier van het CRM, vraagt in punt 2 om ervoor te zorgen dat de totale aan het federale beleid verbonden meerkosten ten opzichte van het referentiejaar 2021 zouden dalen. Wij hebben die doelstelling in een kortere versie ook in het regeerakkoord overgenomen.
Hoe zijn we daarmee aan de slag gegaan? Samen met de minister van Financiën heb ik eind 2021 de financiering van de openbaredienstverplichtingen hervormd. Resolutie nr. 1220 en het regeerakkoord viseren ook uitdrukkelijk de componenten die gevoelig zijn voor het beleid dat wordt gevoerd, de financiering die wordt gezocht en de vraag of dat één op één op de factuur wordt gezet.
Dat was zeker ook het geval voor de financiering van het CRM. Het was voor degenen die de resolutie geschreven en goedgekeurd hebben en over het regeerakkoord mee hebben onderhandeld niet aan de orde om dat een-op-een op de factuur te zetten. Bovendien was het basisgevoel dat die een-op-een weg moest. Dat was de aanleiding om die financiering aan te pakken.
Sinds 1 januari 2022 gebeurt de financiering van die openbaredienstverplichtingen niet langer via een toeslag op de tarieven van Elia, maar via de inkomsten uit de accijnzen. Die hervorming is eind 2021 door het Parlement goedgekeurd. Met die hervorming werd het federale aandeel in de elektriciteitsfactuur bevroren op het niveau van de toeslagen van 1 januari 2021, zoals bepaald in de resolutie.
Ik verwijs ook naar de besprekingen ter zake in deze commissie. Ook hebben we in dit Parlement slechts enkele maanden geleden de nodige teksten goedgekeurd die de concrete vertaling zijn om al die onderliggende teksten waarin dat geregeld was verder aan te passen. Dat was een cruciale hervorming op een kritiek moment, namelijk bij het begin van de energiecrisis.
Dat is een mooi voorbeeld van een maatregel waarvan niemand het echte effect heeft beseft, simpelweg omdat de toen stijgende kosten voor de ODV’s niet werden doorgerekend op het moment waarop de elektriciteit- en de gasprijzen historisch piekten. Stel u voor dat we dat niet hadden gedaan en dat het klassiek sociaal tarief, dat ook een enorme kostenstijging betekende, een-op-een op de factuur was overgenomen. Dat was immers het mechanisme. Stel u voor dat wij dat niet hadden gedaan.
Mevrouw Daems, u hebt straks een vraag over de nucleaire passiva, omdat NIRAS mij een brief heeft gestuurd dat die tot 200 miljoen euro per jaar zouden oplopen. Een-op-een op de factuur, dat was een onderdeel van de federale bijdrage. Het omvormen van die componenten naar de vaste accijns op het niveau van 2021 heeft dat aandeel dus beperkt.
Wat is de tweede stap die er gekomen is? De hervorming van de btw en de accijnzen is, via de wet van 19 maart 2023 houdende de hervorming van de fiscaliteit, doorgevoerd naar aanleiding van de uitfasering van de crisismaatregelen van 2022. Dit kwam erop neer dat een deel van de btw-inkomsten, namelijk het deel tussen 21 % en 6 %, toegevoegd werd aan de accijnzen, terwijl het btw-tarief van 6 % behouden bleef. De berekening van dat deel gebeurde op basis van de gemiddelde btw-inkomsten, dus op de prijzen van heel 2021, en niet op basis van de prijzen op 1 januari 2021.
Op dat moment hebben wij geageerd tegen het feit dat de btw eigenlijk een katalysator was voor de hoogte van de factuur, wat zorgde voor een verarming van de bevolking en een verrijking van de Belgische Staat. Dat mechanisme is platgelegd door het structureel naar beneden brengen van het btw-tarief tot 6 % en het toevoegen van het verschil aan de accijnzen. Dat is er gekomen doordat men zich na de crisis realiseerde dat de btw geen sturend instrument is.
Wij konden enkel de btw van 21 % tot 6 % verlagen. We konden die btw niet verder targeten. We hebben het btw-tarief dus omgevormd naar een beleidsinstrument, via de accijnzen. Als in de toekomst opnieuw de noodzaak rijst om in te grijpen op de factuur, kunnen we dat via de accijnzen veel gerichter doen.
We kunnen de accijnzen ook gebruiken om het energieverbruik weg van fossiele brandstoffen te sturen, met minder accijnzen op elektriciteit en meer accijnzen op gas. Dat kan ook.
Grosso modo staan we er vandaag dus beter voor.
In de resolutie van 2021 gaat het voor mij over de componenten verbonden aan het beleid, met name de ODV's, of dat nu in de federale bijdrage zit of in de toeslagen van Elia. U neemt er in uw redenering altijd de federale transmissietarieven én de btw bij. Voor mij klopt dat niet. Ik vind dat dit los van mekaar bekeken moet worden.
Zelfs mochten we uw redenering volgen, dan nog kloppen uw cijfers niet. We hebben de cijfers die u in de tekst van uw ingediende vraag hebt opgenomen voorgelegd aan de CREG, maar die komt tot andere conclusies. In uw redenering klopt die 18 % niet, maar gaat het over 11,34 %. Zelfs als we dus zouden rekenen op de manier zoals u rekent – al is uw berekening niet zoals bedoeld in de resolutie –, dan nog kloppen die cijfers niet.
Een tweede gegeven is dat de consument op de federale componenten, namelijk de btw en accijnzen samen, nog steeds een voordeel van 31,36 euro heeft. De stelling dat de accijnshervorming de btw-daling meer dan heeft gecompenseerd, klopt dus niet. De consumenten zijn beter af dan in januari 2021, toen het btw-tarief nog 21 % bedroeg, en het voordeel bedraagt 31,36 euro.
We kunnen aan cijferfetisjisme blijven doen. Laten we nu even afstand nemen van de cijfers. Toen de resolutie werd opgesteld en het regeerakkoord werd geschreven, had niemand de crisis verwacht. Een btw-verlaging stond niet in het regeerakkoord en er was op dat moment zeker ook geen animo voor in het Parlement, of althans geen meerderheid voor. Het beleid dat wij vormgegeven hebben, werd geïnduceerd door de crisis, waardoor enkele zaken zijn bijgesteld en reflecties mogelijk werden. De crisis heeft een en ander omgevormd tot een beleidsvoerend instrument. Dat is voor mij een goede zaak.
We staan er dus beter voor dan aan het begin van deze legislatuur. Het laat alleszins een beleidsinstrument na waar de volgende regering mee kan werken.
We hebben twee instrumenten om de federale meerkosten opnieuw te laten dalen en onder controle te houden. Ten eerste hebben we de energienorm die het geheel van de factuur monitort, waaronder ook de koopkracht van de gezinnen en de competitiviteit van de bedrijven, en dus niet alleen de federale componenten. Het is ook een instrument voor beleidsondersteuning en om de balans tussen België en de buurlanden in evenwicht te houden. Ten tweede heeft de regering met de accijnshervorming een eerste bescheiden stap gezet. De volgende regering kan daarmee verder aan de slag om het beleid te sturen. Deze regering heeft effectief instrumenten ingevoerd om de factuur structureel onder controle te houden.
01.03 Bert Wollants (N-VA): We moeten wel grondig naar een aantal zaken kijken. Ten eerste had de resolutie het over de totale federale meerkosten. Ook btw is gelinkt aan het federale beleid. Ook de initiatieven die u neemt en die vervolgens worden vertaald in transmissienettarieven zijn gelinkt aan het federale beleid. Die zitten hier eigenlijk zelfs nog niet in. Die extra transmissienettarieven moeten nog komen. Ik begrijp dus niet goed dat u dit enkel en alleen wil bekijken na de ODV’s en dat u het niet wil hebben over de totale federale meerkosten zoals het in de resolutie is opgenomen.
Ik merk dat u de cijfers zelf in vraag stelt. Het zijn cijfers van de VREG. In het verleden zijn de cijfers van de VREG en van de CREG niet altijd identiek geweest. Ik kan natuurlijk niet anders dan de detailcijfers die de VREG wel ter beschikking stelt ook te gebruiken en daar het verschil te maken zoals het is gedaan. U vindt ook dat ik de transmissienettarieven niet mag gebruiken in het geheel. Als ik de transmissienettarieven in deze oefening niet had gebruikt, zou u ook de daling van de ODV niet hebben kunnen meerekenen en was het verschil nog een heel stuk groter. U bent zeer selectief in welke cijfers u absoluut in dat plaatje ziet. Daar moeten we toch eens grondig naar kijken.
Als we de prijzen van januari 2021 zouden toepassen op het huidige systeem, zou men tot de vaststelling komen dat men meer betaalt aan accijnzen, aan btw en dergelijke dan het geval was in de vorige situatie, met lagere prijzen dan vandaag. Als men de prijzen van januari zou toepassen, zou de overheid nog altijd met meer gaan lopen dan vroeger het geval was. Daarom ben ik er nog altijd rotsvast van overtuigd dat u zich niet houdt aan wat er afgesproken is in de resolutie. U hebt daar een stukje uitgehaald om op die manier uw verhaal te doen kloppen, maar het is niet wat we hebben afgesproken.
Voorzitster: Séverine de Laveleye.
Présidente:
Séverine de Laveleye.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, op 19 december werd een lijst bekendgemaakt met de zogenaamde pledge van elke lidstaat op vlak van windenergie in het kader van het European Wind Power Action Plan. Enigszins tot mijn verbazing engageerde u zich tot volgende doelstelling voor het jaar 2028: ʺIn 2028, we plan to double our installed wind capacity offshoreʺ, wat ongeveer overeenstemt met 6.000 MW.
Dat is opvallend, want volgens uw eigen communicatie zou het om veel meer dan een verdubbeling gaan, zou er tegen 2028 slechts 700 MW worden geïnstalleerd en zouden de andere windmolens pas in 2030 worden geïnstalleerd. De vraag is hoe die pledge daarin past. Zowel de verdubbeling, als u het geheel bekijkt aan het eind van de rit, als het jaar 2028 waarin u slechts 700 MW operationeel zou hebben, lijken niet in overeenstemming te zijn met wat u hebt ingediend.
Welke pledge hebt u vanuit het federale niveau exact gemaakt en hoe verhoudt die zich tot de timing en de vermogens zoals u die eerder hebt gecommuniceerd?
Zal u desgevallend uw pledge corrigeren tot wat u effectief plant te realiseren tegen die bewuste datum?
Het was de bedoeling om in kavel 1 de eerste windturbines tegen het vierde kwartaal van 2028 en de overige turbines tegen 2030 operationeel te hebben. Is die timing nog steeds actueel?
02.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Madame la présidente, je
vous présente également mes meilleurs vœux.
Mijnheer Wollants, de pledge is inderdaad, zoals u aangeeft, ondertekend in de marge van de Energieraad van 19 december 2023, als ik het mij goed herinner. Het windcharter is er gekomen nadat de Europese Commissie op 24 oktober 2023 een Europees actieplan voor windenergie had aangenomen, met verschillende acties om de Europese windenergiesector te helpen om de uitdagingen te overwinnen en om zijn concurrentievermogen te verbeteren. De bedoeling hiervan is om de Europese windenergie-industrie een sleutelrol te laten blijven spelen in de groene transitie.
In het kader van haar actieplan kondigde de Europese Commissie aan dat zij een windcharter zou ondertekenen met de verschillende actoren, namelijk de Europese Commissie, de Raad en ook de vertegenwoordigers van de industrie zelf.
De cijfers die daarin staan voor België, zijn niet correct. Ik verwijs naar de NSEC-tenderplanning die we in november 2023 hebben aangenomen in het kader van de NSEC-meeting, waarover we het hier trouwens hebben gehad en waarin de hele planning staat, zoals u ze aangeeft: 700 megawatt tegen eind 2028 en dan de resterende capaciteit – 1.225 en 1.400 megawatt – volledig operationeel tegen 2030. De Europese Commissie had een format ter beschikking gesteld voor de jaren 2024, 2025 en 2026 waarop de totalen per jaar ingevuld moesten worden. In dat format was het ook mogelijk om aan te geven wat er in de jaren daarna zou gebeuren, maar de omschrijving die daarin zit, is gewoon fout en klopt niet, zoals u zegt. Ik zal dat dus laten rechtzetten. Het enige wat juist is, is wat wij daar altijd over communiceren, zoals wij het ook hebben gezegd in de Esbjergverklaring die werd bevestigd door de North Sea Summit en in de NSEC-tenderplanning. Het is dus een materiële vergissing.
02.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, dat verheldert al een en ander. We kijken verder uit naar het aanhouden van de timing die u het meest recent hebt voorgesteld.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
La présidente: La question n° 55040695C de M. Ben Achour est reportée.
03.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, nu ook de volgende fase van de deal met ENGIE Electrabel is afgerond, rijst de vraag hoe het volledige traject eruitziet. Het is immers altijd de bedoeling geweest om de overeenkomst volledig openbaar te maken. Aangezien de deal is gesloten, lijkt die fase nu te zijn bereikt.
Wanneer zullen alle teksten publiek worden gemaakt?
Krijgen ook de reguliere adviesinstanties in de energiesector de kans om over de deal nog advies te verstrekken, vooraleer die in een wetgevend kader wordt gegoten?
Wanneer zult u de teksten in het Parlement indienen?
03.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, we hebben altijd aangegeven dat we transparantie zouden bieden zodra de deal finaal was. Dat is dus nu.
Dat betekent dat we op dit moment door de echt vertrouwelijke elementen gaan. Ik denk bijvoorbeeld aan – dit is een strikte interpretatie – de afvalaspecten waarvoor een veiligheidsmachtiging nodig is, omdat ze een proliferatierisico inhouden, en aan de werkelijk commercieel gevoelige gegevens. Begrijp me goed: dat betekent niet dat ik documenten zal publiceren waarvan driekwart van de inhoud zwart is gemaakt, integendeel. Kortom, het is de bedoeling om – in overeenstemming met wat ik altijd heb gesteld en omwille van volledige transparantie – alles te publiceren, dus niet alleen de documenten met betrekking tot de finale transactie, waarmee het finaal akkoord vorm heeft gekregen, maar ook de voorafgaande documenten, namelijk de letter of intent van 21 juli 2022, de head of terms van 9 januari 2023, de updated head of terms van 29 juni 2023 en de joint development agreement. Ik verwacht de documenten nog deze maand te kunnen publiceren.
Wat het verdere traject betreft, komen we nu in de fase van pre-closing and closing. Pre-closing is wanneer het wetgevende geheel wordt goedgekeurd in het Parlement, wat uiterlijk voor 8 mei 2024 moet gebeuren, omdat op die datum het Parlement ontbonden wordt. Aansluitend is er nog de closing wanneer de Europese Commissie haar goedkeuring geeft over de staatssteunaspecten.
Inzake de timing van het traject kregen de eerste minister en ikzelf op 13 december vorig jaar van de regering het mandaat om de finale transactiedocumenten te ondertekenen. We hebben die in het kernkabinet en aan de regering voorgesteld samen met de voorontwerpen van wet die die documenten in wetgeving vertalen. Het gaat over het voorontwerp van de zogenaamde Phoenixwet, die heel wat aspecten covert, en het voorontwerp van de Hederawet, die het beheer van het betaalde bedrag en het toezicht daarop regelt. Het gaat natuurlijk ook over de aanpassing van de kalender in de wet op de kernuitstap, omdat ondertussen ook het MER is afgerond.
Bij de opmaak was er intensief overleg met verschillende instanties, waaronder het Federaal Agentschap van de Schuld, NIRAS, de Commissie voor nucleaire voorzieningen en de CREG. Die instellingen zullen ook betrokken blijven bij de verdere implementatie van de verschillende aspecten. Eens de Hederawet is goedgekeurd bijvoorbeeld, moeten er koninklijke besluiten worden uitgevaardigd. Er is dus een continu proces van adviesverlening.
Wat de timing van de voorontwerpen betreft, moet er nog een tweede lezing komen in de ministerraad. We zijn de opmerkingen in het advies van de Raad van State aan het bestuderen en verwerken. Het is moeilijk om een timing te geven, des te meer omdat u mij daar achteraf altijd op aanspreekt, maar ik verwacht dat we de teksten in het Parlement zullen kunnen indienen in de tweede helft van februari, waarna we nog de gelegenheid zullen hebben om die in detail te bespreken. Er rest ons nog maart en april, zodat we het dossier hier niet in twee weken af te hoeven haspelen.
03.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. De volledige teksten moeten inderdaad zo snel mogelijk worden bezorgd, aangezien de fundamentele discussie alleen maar op een goede manier kan worden gevoerd, als iedereen over alle teksten beschikt en gerichte vragen kan stellen.
Uit uw antwoord leid ik af dat u enkel een beroep op de adviesinstanties zult doen voor het wetgevend werk zoals het op tafel ligt, en niet meer voor de transaction documents zelf. De vraag rijst of de CREG en de andere instanties een advies hebben kunnen uitbrengen, voor de transactions effectief afgerond werden, en of we in de toekomst niet in de problemen zullen komen, mocht dat niet gebeurd zijn.
Ik verneem graag welke stappen er zijn ondernomen. Misschien moeten we het met de CREG ook hebben over de wetgevende teksten, zodra we die behandelen. U zult zich ongetwijfeld herinneren dat we destijds naar aanleiding van de verlenging van de levensduur van Doel 1 en 2 de nodige tijd hebben genomen en daarrond hoorzittingen hebben georganiseerd. Ik vermoed dat dat hiervoor ook zal gebeuren, dat we hierover ernstig zullen kunnen debatteren en dat het verkrijgen van een ja-stem in commissie niet louter een formaliteit wordt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, de Gezinsbond heeft een nieuw onderzoek gepubliceerd. Daaruit blijkt dat veel gezinnen tot honderden euro's te veel betalen omdat hun energieleveranciers een hoger tarief aanrekenen, hoewel er een lager tarief beschikbaar is. Het is niet de eerste keer dat een onderzoek daarop wijst. De energiewaakhond CREG publiceert jaarlijks een gelijkaardige studie. Uit de jongste studie blijkt dat ongeveer 2 miljoen huishoudens jaarlijks tot 300 euro kunnen besparen op hun elektriciteitsfactuur. Uit dezelfde studie blijkt ook dat bijna 1,12 miljoen huishoudens jaarlijks tot 250 euro zouden kunnen besparen op hun gasfactuur. Samen is dat een verschil van meer dan 500 euro per jaar.
Het antwoord van de politiek daarop luidt steeds dat mensen hun energiefactuur moeten vergelijken en dat het hun eigen schuld is als ze zelden of nooit van energiecontract veranderen. Ik ben het daar niet mee eens. Ik begrijp dat mensen verloren lopen in de jungle van de energiemarkt, in alle opties, tarieven, promoties, groepsaankopen en dies meer. Dat is gewoon superingewikkeld. Laten we ook eerlijk zijn: veel leveranciers proberen hun klanten ook te misleiden. Ze mikken erop om het beste tarief aan te bieden in de prijsvergelijkers, maar vervolgens maken ze het zeer moeilijk om dat specifieke tarief terug te vinden op hun website, waar ze andere en hogere tarieven aanprijzen. Zelfs gezinnen die actief hun energiefactuur vergelijken, kiezen zonder het te weten vaak voor een hoger tarief.
Wat gaat u daaraan doen? Gaat u opnieuw herhalen dat mensen maar moeten vergelijken en dat het hun eigen verantwoordelijkheid is als ze te veel betalen voor energie of gaat u eindelijk paal en perk stellen aan de praktijken van de energieleveranciers en ingrijpen? Gaat u bijvoorbeeld een vast tarief per leverancier opleggen en gaat u ervoor zorgen dat leveranciers standaardparameters en een standaardcontract gebruiken? Gaat u ervoor zorgen dat iedereen eindelijk automatisch recht heeft op het laagste tarief?
04.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mevrouw Daems, de gezinsbarometer heeft dit jaar inderdaad voor het eerst ook op energie gefocust, met vragen over verbruik, verandering van leverancier, kosten en facturen, maar ook vragen over de digitale meter en het capaciteitstarief voor de distributienetten in Vlaanderen. De conclusie was dat gezinnen met kinderen niet wegwijs raken in de complexe markt en dat keuzestress hen verhindert om de beste keuze qua leveringscontract te maken. Uit de gezinsbarometer blijkt ook dat gezinnen het moeilijk hebben om de prijzen te vergelijken en hun energiefactuur te begrijpen. De barometer bevat ook enkele berekeningen met betrekking tot het duurste en het goedkoopste contract op de markt, waaruit een verschil van 300 à 400 euro blijkt. Gezinnen kunnen dus besparen door te kiezen voor het goedkoopste contract.
De boodschap van de Gezinsbond is misschien iets genuanceerder dan u ze hier voorstelt. De boodschap is trouwens niet nieuw, want de CREG brengt die boodschap al verschillende jaren, onder meer in de rapporten van januari 2022 en 2023. Daarin vergeleek de CREG de verschillende producten op de markt en ze kwam tot dezelfde vaststellingen. Soms kwam er een omgekeerde boodschap. Tijdens de crisis heeft de CREG bijvoorbeeld opgeroepen om zeker niet van contract te veranderen en bij dezelfde energieleverancier te blijven.
In het kader van die onderzoeken heeft de
CREG vaak aanbevelingen geformuleerd die we in wetgeving hebben omgezet, bijvoorbeeld
de wet van 4 juni 2021 waarin leveranciers de verplichting wordt
opgelegd om vóór het
verstrijken van een contract een nieuw contract aan te bieden. Als de klant
daar niet op ingaat, moeten de leveranciers het minst dure equivalente product
toepassen. Die regeling vermijdt dat de consument automatisch bij de duurste
contracten uitkomt. Daarnaast heeft het koninklijk besluit van
9 december 2021 ook de facturen voor de consumenten vereenvoudigd. Op
mijn vraag is daarop controle uitgevoerd door de CREG en de Economische
Inspectie. De resultaten van dat onderzoek worden momenteel verwerkt.
Ik ben het er wel mee eens dat het onvoldoende is om tools aan te bieden om informatie te vinden en te zeggen dat de consument die tools gewoon moet gebruiken. Uit onderzoek en uit de praktijk blijkt dat er heel wat drempels bestaan.
Mensen met een lager inkomen, zeker mensen met een inkomen onder de armoedegrens, hebben vaak ook niet de tijd en de ruimte om op een juiste manier gebruik te maken van de tools. Door onze experts in het veld worden wel allerlei tools ontwikkeld, en omdat wij die goed begrijpen gaan wij er soms te gemakkelijk van uit dat de andere mensen die ook goed begrijpen.
Een voorbeeld daarvan is de CREG-scan. Op zich is de CREG-scan heel gebruiksvriendelijk. Die laat toe het lopende contract op een eenvoudige manier te vergelijken met het huidige marktaanbod. De CREG-scan kan dus een instrument zijn dat gebruikt kan worden om te switchen naar een goedkoper contract. Uit de onderzoeken van de CREG en van de Gezinsbond blijkt dat men aan de hand van de CREG-scan die switch kan omzetten in de praktijk.
De conclusie is dat er heel wat info beschikbaar is, maar zoals u zei, is het niet eenvoudig die te gebruiken. Integendeel, het is eigenlijk niet gemakkelijk. In de feiten zijn die tools zelfs bijna niet beschikbaar. Vandaar dat wij nu met de CREG in gesprek zijn om ervoor te zorgen dat de CREG-scan meer bekendheid krijgt, waardoor de mensen die ermee kunnen en willen werken, er zelf van kunnen gebruikmaken. De CREG-scan meer bekendheid geven, wil vooral ook zeggen dat bijvoorbeeld OCMW's, die veel mensen over de vloer krijgen voor budgetbegeleiding en dergelijke, meer actief met dat instrument kunnen werken.
Mijn antwoord is dus altijd hetzelfde. Er moet echt gewerkt worden aan meer toegankelijkheid, aan meer actieve betrokkenheid, niet alleen meer betrokkenheid van de consumenten zelf, maar ook meer betrokkenheid van de dienstverleners, de CREG en de andere, om ervoor te zorgen dat de instrumenten die er zijn effectief beter benut worden.
04.03 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. U bevestigt eigenlijk wat ik daarnet zei, namelijk dat die problemen al lang bestaan. De CREG zegt dat eveneens. Ik vraag mij daarom af waarom u nog niet ingegrepen hebt. U verwijst nu wel naar een aantal maatregelen, maar het is duidelijk dat die geen effect hebben, het is gerommel in de marge. Verwijzen naar de prijsvergelijkers volstaat niet, zo zegt u, maar u vervolgt uw betoog met het aanprijzen van de prijsvergelijkers. Ik begrijp niet waarom u weigert in te grijpen.
Ik denk dan ook dat de tijd rijp is om kant te kiezen, niet de kant van de leveranciers en de vrije markt, maar wel die van de gezinnen en kleine zelfstandigen. Consumenten zouden niet constant bezig hoeven te zijn met de vraag of ze al dan niet het voordeligste contract hebben. Ze zouden erop moeten kunnen vertrouwen dat het goedkoopste tarief hun automatisch aangeboden wordt.
Wij zullen dat punt op de agenda blijven zetten tot deze regering bereid is om in te grijpen en de wanpraktijken van de leveranciers aan banden te leggen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw minister, NIRAS stuurde eind vorig jaar een hulpkreet uit naar alle Kempense volksvertegenwoordigers en ook naar de federale regering. NIRAS waarschuwt dat ze te weinig geld van de regering krijgt om het kernafval op een veilige manier te beheren en vreest dat er veiligheidsproblemen zullen ontstaan. Het zegt ook dat het vermoedelijk 140 van de meer dan 750 werknemers bij NIRAS en dochteronderneming Belgoprocess zal moeten ontslaan.
Ik klaagde eerder al aan dat NIRAS veel te vaak een beroep doet op interimcontracten en contracten van beperkte duur. Dat komt de veiligheidscultuur van NIRAS zeker niet ten goede. Maar NIRAS wijst er nu ook op dat ze geplande projecten voor de sanering en ontmanteling van het kernafval on hold zal moeten zetten. Ook een studie voor een nieuwe behandelingsinstallatie voor het afvalwater van het kernafval zal stopgezet worden. Nochtans is het noodzakelijk om op korte termijn het resterende kernafval te verwerken, volgens NIRAS.
Zoals u weet, bestaan er twee grote nucleaire stortplaatsen in de Kempen, de zogenaamde BP1 en BP2. De regering beloofde om werk te maken van de sanering van die stortplaatsen. NIRAS stelde hiervoor een vijfjarenplan op, maar nu weigert de regering blijkbaar de nodige middelen daarvoor te voorzien.
Waarom weigert deze regering voldoende middelen te geven aan NIRAS?
Wat moet er volgens u dan met de nucleaire stortplaatsen gebeuren?
Vindt u het een goede praktijk dat NIRAS, onze beheerder van het kernafval, en Belgoprocess, de uitvoerende dochteronderneming, veelvuldig gebruikt maken van interimcontracten en contracten van beperkte duur?
Tegen wanneer wil deze regering de nucleaire stortplaatsen gesaneerd hebben?
05.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Daems, de nucleaire passiva – dat zijn er drie, namelijk Belgoprocess, het SCK-CEN en het IRE – vallen onder de verantwoordelijkheid van de Staat. Dat is zo omdat het gaat over sites waarvoor men nooit de nodige financiële voorzieningen heeft aangelegd. Dat is niet gebeurd voor de onderzoeksinstellingen: het SCK-CEN en het IRE. Bij Belgoprocess, en dan vooral de fabriek Eurochemic, zijn de betrokken landen en bedrijven gewoon weggewandeld en hebben dat zo achtergelaten. Dan valt het onder de verantwoordelijkheid van de Staat.
De sanering is gestart in het begin van de jaren 90. Volgens de huidige voorspellingen van NIRAS zouden die over enkele decennia volledig moeten zijn gesaneerd. De kosten worden door de begroting en dus door de belastingbetaler gedragen.
NIRAS heeft bij de regering een dossier ingediend, waarbij de kosten zouden stijgen van 69 miljoen euro per jaar naar 227 miljoen euro per jaar, exclusief btw, voor de passiva van Belgoprocess. De voltallige regering was verrast door een dergelijke grote stijging van de kosten. Ik heb dat alleen per brief vernomen, mevrouw Daems. Ik heb niet voorafgaand een telefoontje gekregen om dat te melden.
Uiteraard is de nucleaire veiligheid belangrijk. We hebben begin 2024 aan Belgoprocess en NIRAS hetzelfde bedrag toegewezen als in het vorige vijfjarenplan 2019-2023. In 2023 werd al uitzonderlijk een extra budget van 45 miljoen euro toegewezen. Het is dus pertinent fout dat de regering weigert om middelen te geven voor de sanering van die passiva. Het is een uitermate belangrijke problematiek. Na ontvangst van de brief van NIRAS hebben we dat besproken met de directeur-generaal van BP en NIRAS besproken.
Het dossier kwam ook ter sprake in het kernkabinet van 12 december 2023, waar we over ENGIE spraken. Ik heb ook telkens aangegeven aan Belgoprocess en NIRAS dat ik bereid ben om tot bedragen te komen die meer aanvaardbaar zijn en ook om dat in de regering te bespreken.
De passiva moeten inderdaad snel en veilig worden opgeruimd, maar ik kan u wel zeggen dat ik verbijsterd was door de kosten en de manier waarop mij dat werd meegedeeld. De regering heeft bij het begin van deze formatie een spending review laten uitvoeren, waarvan het verslag op de BOSA-website beschikbaar is, om het programma voor de sanering van de nucleaire passiva te beoordelen. Dat bevat aanbevelingen, suggesties en opmerkingen. Die zaken hebben we ter harte genomen, toen we de Hederawet hebben aangenomen.
Wat de Belgoprocessverplichtingen betreft, wordt de ontmanteling gefinancierd op basis van vijfjarenplannen die door NIRAS worden opgesteld. Het personeelsbeheer op de ontmantelingssites is het resultaat van een evenwicht tussen het behoud van de kennis en de knowhow die belangrijk zijn om binnen het bedrijf te handhaven en het occasioneel inschakelen van externe expertise, namelijk een studiebureau en gespecialiseerd technisch personeel voor een aantal specifieke taken die het voorwerp uitmaken van langdurige, voorbereidende werkzaamheden.
Het is ook belangrijk om Belgoprocess en NIRAS de nodige flexibiliteit te geven in de organisatie van hun personeel. Volgens de jongste planning van NIRAS zal de sanering van de oude installaties van Belgoprocess zeker duren tot 2055-2060. Het is dus heel belangrijk dat we de bestaande passiva goed, veilig en snel kunnen saneren, maar ook dat we in de toekomst vermijden dat dergelijke passiva er komen. Er moet dus een correct toezicht gebeuren, dus geen communicatie via briefjes aan de regering twee weken voordat de begrotingsbesprekingen starten. Er moet inzicht, toezicht en monitoring zijn, exact wat er ook gekomen is uit de spending review. Dat is heel belangrijk.
De veiligheid van de mensen in de Kempen staat hier voorop en ligt mij en de voltallige regering na aan het hart. Daarom brengen we de toekomstige financiering van de bestaande passiva integraal onder in de Hederawet, met name het toezicht, het inzicht en de monitoring van de kosten. Er moet een prudentieel toezicht zijn, met name door de Commissie voor nucleaire voorzieningen (CNV). Zoals de Commissie voor nucleaire voorzieningen een prudentieel toezicht uitoefent op alles wat te maken heeft met Electrabel, ENGIE – niet alleen voor het verleden, maar ook voor de toekomst, ook voor de 15 miljard – zal dat ook het geval zijn voor de bestaande nucleaire passiva, zodat de euro’s die de belastingplichtige moet betalen voor de nucleaire folies uit het verleden, voor fabrieken die maar een paar jaar hebben gewerkt, dienen om de veiligheid te garanderen, het juiste genoeg. Daarvoor hebben we een controleorgaan nodig, de CNV.
Bij NIRAS zit er enorm veel expertise – vooral ook bij Belgoprocess – om dat industrieel op een goede manier aan te pakken. Vandaar moeten het prudentieel toezicht en de initiële implementatie daarbij hand in hand gaan. We zullen dit debat zeker voort kunnen zetten, aangezien er tussentijds nog parlementaire vragen worden ingediend, maar ook ten gronde, structureel, fundamenteel op het moment dat we de Hederawet hier bespreken.
05.03 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, NIRAS is heel duidelijk: de vermelde investeringen uitstellen, kost op lange termijn meer. Ik roep de regering dus op om NIRAS voldoende middelen te geven. Ik vraag u ook om NIRAS en Belgoprocess strenge arbeidsvoorwaarden op te leggen, want op dat punt bent u niet ingegaan. Er moet zo weinig mogelijk met uitzendkrachten en tijdelijke arbeidsovereenkomsten worden gewerkt, zowel voor de arbeidsomstandigheden van de werknemers, als voor de veiligheid. Met kernafval mag er gewoon geen enkel risico worden genomen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, volgens het Rekenhof boekten onze offshore windmolenparken tot eind 2021 in totaal 710 miljoen euro winst. Bij sommige windparken loopt het rendement op eigen vermogen, de winst die de investeerders maken, op tot 72 %. Dat is bijvoorbeeld zo bij het windpark Nobelwind, dat vaste subsidies krijgt. De conclusie van het Rekenhof is dan ook duidelijk: hier worden overwinsten geboekt. Het Rekenhof benadrukt ook dat die mogelijke overwinsten waarschijnlijk nog zullen toenemen, naarmate de windparken hun leningen hebben afgelost. Dat roept belangrijke vragen op.
Al sinds het begin van de energiecrisis vragen wij aan u en de CREG of er ook bij de offshore windparken, met name de windparken met vaste subsidies, sprake is van overwinsten. Telkens was het antwoord dat dat niet zo is. Ik heb het nog opgezocht. In mei 2022 hebben wij in het Parlement expliciet de vraag gesteld aan de CREG of de windparken met vaste subsidies overwinsten boeken. De CREG antwoordde toen van niet. Mijn ex-collega Thierry Warmoes heeft u hier ook meermaals over ondervraagd. Telkens was het antwoord dat er bij de windparken met vaste subsidies geen overwinsten zijn, omdat al hun stroom al verkocht is in langetermijncontracten. Nu blijken die overwinsten er toch te zijn. Ik heb dan ook de volgende vragen voor u.
Hoe komt het dat zowel u als de CREG keer op keer het Parlement voorhielden dat er geen overwinsten zijn en dat die er nu wel blijken te zijn? Wat is er veranderd? Er zijn twee opties. Ofwel wist u dat en hield u het stil, ofwel wist u het niet en hebt u geweigerd om dat na te gaan, ook al hebben wij het meermaals expliciet gevraagd, en hebt u ons dus gewoon geantwoord zonder kennis van de feiten. Eerlijk gezegd, ik weet niet welke van de twee ik erger vind.
Tot slot, wat gaat u doen aan deze overwinsten? Gaat u ze afromen, ja of nee?
06.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mevrouw de voorzitster, mevrouw Daems, ik weet wel wat ik het ergste vind, namelijk dat informatie uit verschillende documenten op zodanige manier gecombineerd wordt dat de conclusies pertinent fout zijn.
U verwijst naar wat de CREG en wat ik hebben gezegd. Vooreerst komt het u toe om de CREG te ondervragen, want het Parlement houdt toezicht op de CREG. De CREG en ik hebben echter geen verschillende dingen gezegd. Voor alles wat met overwinsten te maken heeft, zijn wij namelijk voortgegaan op wat de CREG telkens in kaart heeft gebracht. Het gaat hier over twee soorten windturbines en ook twee verschillende soorten analyses. De parken op de Noordzee ontvangen een vaste vergoeding, terwijl de andere parken een LCOE-vergoeding ontvangen. Over de parken die een vaste vergoeding ontvangen, heeft de CREG altijd gezegd dat zij geen overwinsten geboekt hebben, omdat zij langetermijncontracten gesloten hebben voor de verkoop van hun elektriciteit, bovendien ook tegen een vaste prijs. Met andere woorden, zij hebben geen upside gehad van de hoge elektriciteitsprijzen.
De hele discussie in het Parlement over de overwinsten – dus de tweede paragraaf van uw vraag – waarover u zegt dat u mij al zo dikwijls hebt ondervraagd, is eigenlijk een gevolg van de grote energiecrisis met enorm hoge prijzen op de markt. In dat verband heeft de regering en ook Europa altijd gezegd dat niemand zich mocht verrijken. We kunnen nog altijd fundamenteel van mening verschillen over de vraag of wij daarin al dan niet ver genoeg zijn gegaan, maar dat is niet de kern. In de studies werd geanalyseerd aan welke prijs de elektriciteit werd verkocht toen de elektriciteitsprijzen hoog waren en of daarbij woekerwinsten of oorlogswinsten werden gemaakt, aangezien de elektriciteitsprijzen boven verwachting hoog waren. Daarover heeft de CREG gezegd dat de leveranciers in de contracten met een vaste prijs, waardoor de elektriciteit niet werd verkocht aan die hoge Belpexprijzen of hoge day-aheadprijzen, geen extra winsten hebben gemaakt. Voor die parken zijn er dus geen overwinsten. Tegelijk heeft de CREG gezegd dat die er wel zijn voor de LCOE-parken. Er wordt gekeken naar hun totale inkomen, waar de energieprijzen en de LCOE samen deel van uitmaken. Die parken hebben wel degelijk een upside door de hoge energieprijzen.
Dat hebben wij niet op zijn beloop gelaten. We hebben die LCOE-ondersteuning hervormd tot een two-sided contract for difference, waarbij we de winsten hebben afgetopt en hebben laten terugvloeien naar de Belgische Staat.
Dat gaat over 190 miljoen euro. Ik respecteer uw mening dat die 190 miljoen euro niet volstaat en ben bereid daarover met u in debat te gaan, maar het is misleidend om op basis van het rapport van het Rekenhof te beweren dat we niets zouden hebben gedaan. Het rapport van het Rekenhof gaat immers over de uitkering van de dividenden, over de globale winst. In uw vraag hebt u ook bepaalde informatie uit het rapport van het Rekenhof weggelaten. Het rapport geeft niet alleen het winstcijfer van alle parken samen in 2021, maar het geeft ook aan dat door de afhankelijkheid van de hoeveelheid wind er voorzichtigheid geboden is bij het interpreteren van de winst en overwinst. Ook het aantal jaren tussen de financial close en de looptijd van de bankleningen hebben uiteraard een belangrijke invloed op de tussentijdse overwinstcijfers.
Het Rekenhof verwees ook naar het aan mij gerichte rapport van de Nationale Bank van 10 juni 2022. Daarin gaf de Nationale Bank aan dat de overwinsten die het resultaat zijn van innovatie of goed beheer, vanuit efficiëntieoogpunt niet onmiddellijk afgeroomd mogen worden om zo het ondernemerschap niet te ontmoedigen. Op 1 februari 2022 publiceerde de CREG een studie die bevestigde dat er op dat moment geen sprake was van overwinst voor wind op zee. De CREG waarschuwde wel dat men die kon verwachten in 2023 en daarop hebben we gereageerd.
Mevrouw Daems, u mag dus geen appelen met peren vergelijken. Het rapport van het Rekenhof gaat over de uitgekeerde winsten, waarvan u vindt dat de bedragen te hoog zijn en dat ze moeten worden verboden. Ik heb gezegd dat men dat jaar per jaar bekijkt, terwijl men dat globaal zou moeten bekijken. Ik wil geen beleid voeren om algemene winsten af te romen. Dan zou die maatregel immers niet alleen op de sector van windenergie op zee moeten worden toegepast, maar ook op andere sectoren. In ieder geval hebben we wel de extra, onvoorziene winsten ten gevolge van de energieprijzen die door het dak gingen, afgeroomd.
Mevrouw Daems, u knipt en plakt selectief wat informatie bijeen tot misleidende info om een probleem te creëren, zoals uw partij dat afgelopen weekend ook heeft gedaan, toen zij Colruyt aan de schandpaal nagelde, waardoor klanten misschien naar de Carrefour trekken om hun boodschappen te doen.
U doet hetzelfde met onze sector van de windenergie op de Noordzee. Belgische bedrijven hebben daarin geïnvesteerd, waardoor zij wereldfaam hebben bereikt en heel veel mensen tewerkstellen. Kunnen we die nu allemaal aan de schandpaal nagelen? Wat zal daarvan dan het resultaat zijn? Het resultaat zal zijn dat Chinese bedrijven hier dan windturbines mogen komen installeren. Ik vind dat niet leuk, u misschien wel, mevrouw Daems. Ik weet niet wat ik dan het ergste vind.
06.03 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het Rekenhof komt voor een windpark met vaste subsidies op een winstmarge tot 72 %. Dat is gigantisch. Als ik het goed begrijp, zegt u nu dat de berekeningen van het Rekenhof niet kloppen. Is er dan geen sprake van een winstmarge van Nobelwind van 72 %? Kunt u bevestigen dat u dat betwist?
06.04 Minister Tinne Van der Straeten: Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat u knipt en plakt uit het rapport van het Rekenhof en dat het beleid van de regering dat te maken heeft met de overwinst, niet gebaseerd is op de redenering hoeveel dividenden er worden uitgekeerd, maar wel op de verkoop van elektriciteit. Dát heb ik gezegd. U vindt dat Belgische bedrijven geen winst mogen maken. Dat is dan voor uw rekening. Als u liever hebt dat Chinese bedrijven winst maken, fair enough, maar zeg dat dan ook zo.
06.05 Greet Daems (PVDA-PTB): U zegt dat u hebt geageerd op basis van het rapport van het Rekenhof, maar dat werd vorige maand gepubliceerd. Wat hebt u dan de afgelopen 30 dagen gedaan aan de overwinsten van de offshore windmolens?
06.06 Minister Tinne Van der Straeten: Ik heb u gezegd wat we hebben gedaan, De sector heeft 190 miljoen euro betaald, omdat het elektriciteit heeft verkocht aan prijzen die hij nooit had ingecalculeerd in zijn business cases. Dat hebben wij opgelegd. Ik weet dat dat voor u onvoldoende is en dat respecteer ik. Dat is alleszins de maatregel die wij hebben genomen en het is nooit de intentie van de regering geweest om een algemene winstenbelasting in te voeren. U moet de twee niet met mekaar vergelijken. Als u mij vraagt of het klopt dat bedrijven voor mij nog altijd winst mogen maken, dan antwoord ik ja.
06.07 Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, voor alle duidelijkheid, ik vergelijk geen appelen met peren. We vragen al twee jaar lang of windparken geen overwinsten boeken. Het leek ons onwaarschijnlijk dat ze dat niet zouden doen. Nu wijst het rapport van het Rekenhof daarop. Daarover gaat het hier. Uw insinuaties zijn onaanvaardbaar. Wij baseren ons op het rapport van het Rekenhof.
La présidente: Ceci clôt les échanges un peu plus directs que d’habitude.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07.01 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, het gaat hier om twee verschillende vragen, maar de aanleiding is wel dezelfde, namelijk de studie van de CREG, die heel interessant is en waarin we echte cijfers te zien krijgen over de evolutie van het elektriciteitsverbruik in ons land.
In mijn eerste vraag wil ik die cijfers afzetten tegenover de voorspellingen van Elia, de beheerder die ons telkenmale komt voorspellen dat er steeds meer stroom zal worden verbruikt, wat op zich niet onlogisch klinkt. We zullen straks immers met een elektrische wagen rijden en ons elektrisch verwarmen. Als ik echter zie dat het elektriciteitsverbruik volgens de CREG jaar na jaar afneemt, dan maak ik mij een beetje zorgen. We weten immers allemaal dat de studie van Elia geen vrijblijvende studie is. Dat is een studie die dient om ons voor te bereiden op wat komt. We moeten daarvoor stevig investeren en belangrijke beslissingen nemen.
Mevrouw de minister, hoe kijkt u naar de tegenstelling die in de studie zichtbaar is? Welke noodremmen zijn in het huidige systeem ingebouwd, zodat we overinvesteringen vermijden?
Ten tweede heb ik in de studie van de CREG ook gelezen dat men vaststelt dat het aantal momenten met negatieve prijzen jaar na jaar stijgt. Vandaag was er ook nog een artikel over de winsten van ENGIE, die behoorlijk vast lijken te liggen in het LTO-akkoord, waaruit blijkt dat het grootste risico bij de Staat ligt. Als ik lees dat er steeds meer momenten met negatieve prijzen zijn, vraag ik mij af hoe u daarnaar kijkt. Ik herhaal dat de strike price van 81 euro een belangrijk bedrag is, volgens de ene te hoog en volgens de andere niet. We weten dat daar mogelijk belangrijke kosten voor de Staat aan vasthangen. Mevrouw de minister, kunt u ons uw visie daarop geven?
07.02 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb mijn vraag ingediend om een andere kant van de medaille te belichten dan de heer Verduyckt.
Het verbruik dat in 2023 werd vastgesteld, kunnen we namelijk niet zomaar classificeren alsof we gewoon minder stroom nodig zouden hebben, waarmee de kous af zou zijn. Dat houdt ook in dat er in het bedrijfsleven op het vlak van energiegebruik evoluties plaatshebben die niet noodzakelijk positief zijn.
We hebben zowel in ons land als in een aantal omliggende landen gezien dat bepaalde bedrijfstakken nu een lager gebruik van hun productiecapaciteit hebben en dus minder producten maken. Voor mij wil dat zeggen dat de elektrificatie, die gewenst is, absoluut nog niet op volle snelheid is. Het lijkt me een gevaarlijke zaak om ons te baseren op de cijfers van 2022 en 2023, jaren waarin de energieprijzen gigantisch hoog waren, iets waaraan een aantal bedrijven zich toen uit zelfbescherming heeft aangepast. Als we onze bevoorradingszekerheid daar rechtstreeks aan gaan linken, dan lijkt me dat een gevaarlijke zaak.
Energie-efficiëntie is volgens mij nog altijd een belangrijk aspect dat ook wel een rol zal spelen, maar ik vraag me toch af of het niet te kort door de bocht gaat om te zeggen dat dat het enige aspect is. Het lijkt me goed om na te gaan welke inschattingen inzake energie-efficiëntie er bestaan binnen die cijfers en welke rol die energie-efficiëntie gespeeld heeft.
Mijn vragen zijn dus enigszins anders dan die van de heer Verduyckt, al zijn sommige ook dezelfde.
Mevrouw de minister, welke lessen trekt u uit het lagere stroomverbruik?
Zijn er al soortgelijke analyses gemaakt in de omliggende landen? Wat kunnen we daaruit leren?
Is de elektrificatie van belangrijke delen van de industrie nog altijd een belangrijke piste voor de decarbonisering? Bent u van mening dat er net veel meer geëlektrificeerd moet worden dan vandaag?
07.03 Minister Tinne Van der Straeten: Deze vragen geven aan hoe pertinent het onderwerp is en hoe essentieel het thema natuurlijk is, met de gevoeligheid die het met zich meebrengt. Daarom vind ik het wel interessant om die twee perspectieven hier te hebben. Het zijn ook die verschillende perspectieven waarmee ik als minister geconfronteerd wordt vanuit de institutionele actoren, de netbeheerder, de regulator en mijn administratie.
Het CREG-rapport bevestigt op zich wat mijn administratie ook al had waargenomen in de permanente monitoring. De monitoring is sinds juli 2022 een onderdeel van het winterplan en staat ook publiek op de website van de AD Energie, als onderdeel van de continue monitoring van de bevoorradingszekerheid.
De Elia-studie heeft uiteraard het voordeel dat ze verschillende scenario’s bestudeert en ons informeert over de gevolgen van die verschillende scenario’s. Sommige gaan uit van een hoog niveau van elektrificatie in de komende jaren, terwijl de andere gematigd zijn. Ik heb hier al eerder gezegd dat dat voor mij de meerwaarde is van de adequacy and flexibility-studie, namelijk de verschillende scenario’s die naast elkaar gelegd worden.
Als onderdeel van de CRM-veilingen wordt voor elke veiling, de t-4, de t-2 of de t-1, telkens één scenario gedefinieerd. Wanneer we een scenario definiëren, is dat gebaseerd op een aanbeveling van Elia, een voorstel van de CREG en een advies van de AD Energie. Het is dan ook gebaseerd op de meest recente informatie om zo het risico van overinvestering, waarover u het hebt, te vermijden. Als we gewoon de ad & flex zouden nemen en daar eentje zouden uitnemen, kan men ernaast zitten. Dat zijn allemaal probabiliteiten. Het is nooit de meest recente inschatting. Dat leidt dan tot een over- of onderinvestering. Daarom wordt voor elke veiling telkens voorafgaand de berekening gemaakt. Dan wordt er telkens rekening gehouden met de meest recente informatie.
Dat werd ook toegepast voor de veiling van 2024, bijvoorbeeld het verwachte verbruik voor de winter 2025-2026. Dat zal worden gebruikt voor de y-2- en y-1-veiling van dit jaar en werd naar beneden bijgesteld. De t-2-veiling heeft in eerste instantie absoluut niet de bedoeling om bijkomende capaciteit aan te trekken, maar wel om de technologieneutraliteit van het CRM te bevestigen. Ik denk vooral aan technologieën zoals batterijen, die langer dan een jaar nodig hebben om gebouwd te worden. We bouwen tegelijkertijd ook wel de mogelijkheid en de veiligheid in dat als er meer recente verbruiksvoorspellingen zijn, we daarvoor ook de nodige capaciteit en technologie tijdig kunnen aantrekken. Ook voor de t-2-veiling zal er dus steeds gewerkt worden met de meest recente gegevens.
Een extra veiling moet er juist voor zorgen dat we vermijden te veel of te weinig te investeren, zodat we telkens juist kunnen kalibreren.
In antwoord op de vragen van de heer Wollants zijn de dalingen van het verbruik vermoedelijk ook gelinkt aan de reactie van de industrie en de particulieren op de hoge elektriciteitsprijzen. De neerwaartse trend moet nauwlettend in de gaten worden gehouden. Daarbij is het belangrijk om te begrijpen in welke mate het om een trend gaat dan wel om een vernietiging van de vraag die een impact zal hebben op lange termijn. Dat moet continu worden gemonitord. De ad and flex en het rapport van de CREG moeten telkens in die context, in het geheel en als voortschrijdend inzicht worden bekeken. Men kan niet op basis van een bepaald gegeven de komende periode voorspellen. De fundamentals, vraag en aanbod, variëren, zoals we ook na de covidcrisis hebben vastgesteld. Een lagere vraag ging toch sterker aantrekken. In die zin is het telkens belangrijk om dat in de context van de buurlanden te plaatsen. Dat gebeurt ook in het kader van onze monitoring en die van Elia.
De afgelopen drie jaar heeft zowel de covidcrisis als de energieprijzencrisis een aanzienlijke impact gehad op de vraag in heel Europa. Uit de laatste ENTSO-E-studie, namelijk de winteroutlook 2023-2024, op basis van een enquête die in juli 2023 werd gehouden, bleek dat de elektriciteitsvraag in heel Europa varieert. Het grootste deel van Europa verwacht een soortgelijke vraag als in de statistieken van de voorbije vijf jaar, wat wijst op een opleving na beide crisissen, terwijl andere TSO's zoals Frankrijk een lagere vraag verwachten na de inspanningen om de vraag tijdens de voorbije winter te doen dalen. Volgens het Electricity Market Report van het Internationaal Energieagentschap van 2023 zal de vraag in de EU gemiddeld met ongeveer 1,4 % dalen in 2023-2025. Het is altijd belangrijk om al die verschillende elementen samen te nemen om dan de juiste afweging te kunnen maken.
Met betrekking tot de industrie blijven de elektrificatie en de energie-efficiëntie, die ook vaak hand in hand gaan, prioritair. De energietransitie moet ons hele energiesysteem klimaatneutraal maken tegen 2050, wat een totaalaanpak vereist, waarbij het gebruik van fossiele brandstoffen afgebouwd wordt door een efficiënter energieverbruik en door een elektrificatie van verwarming, transport en industriële processen. Daar waar elektrificatie niet haalbaar is, kan waterstof als energiedrager worden ingezet.
Mijnheer Wollants, wat de negatieve energieprijzen betreft, ben ik geneigd te zeggen dat de inschatting van de prijzen op langere termijn hetzelfde is als de inschatting van de energievraag. De gehanteerde modellen worden bepaald door de hoeveelheid hernieuwbare energie die erin wordt gestoken. Soms gebeurt dat louter op basis van wat is aangekondigd en niet op basis van wat er wordt gerealiseerd. Dat is dus eveneens koffiedik kijken.
De negatieve prijzen ontstaan door die mismatch tussen vraag en aanbod op een bepaald moment van de dag of het seizoen en vooral door onvoldoende flexibiliteit van het systeem om vraag en aanbod te matchen op hetzelfde moment en eveneens op een later moment. Het is opvallend dat ondanks het verdwijnen van 2 GW aan kernenergie in 2022 en 2023 in België het aantal uren met negatieve prijzen in 2023 nog is gestegen. Het ontstaan en het tijdstip van de negatieve prijzen blijven het onderwerp van monitoring en waakzaamheid. De vraag vereist ook beleidsinstrumenten die flexibiliteit mogelijk maken.
Ik keer terug naar uw vraag naar de impact van de negatieve prijzen in het kader van de onderhandelingen met ENGIE waarbij bepaalde elementen wel in aanmerking worden genomen. In concreto betekent dat bijvoorbeeld dat kerncentrales hun vermogen zullen afregelen als de prijzen langer dan 6 uur onder de 20 euro per MWh vallen. Windparken op zee hebben een soortgelijke regeling, waarbij ze geen groenestroomcertificaten meer kunnen ontvangen voor de afgeregelde productie. De partij die de elektriciteit vermarkt, zal het gemoduleerde vermogen terugkoppelen aan de negatieve prijzen.
Het CFD (contract for difference) voorziet enkel in een strike price-garantie voor de geproduceerde volumes, maar Nuclear Sub zal op dat moment dankzij de negatieve prijzen inkomsten hebben van het deel dat niet werd geproduceerd. Zo ontstaat een incentive om zoveel mogelijk te moduleren.
Een andere wijziging ten opzichte van de uitbating vandaag is de overstap naar cyclussen van 12 maanden in plaats van 15 maanden. Het onderhoud wordt vooral in de zomer gepland. Dat is natuurlijk nog de periode waarin het aantal uren met negatieve prijzen het hoogst is.
Onderhandelingen hebben ertoe geleid dat de uiteindelijke strike price is gebaseerd op de kosten van de levensduurverlenging en een marktconform rendement. Op basis van het scenario dat het FANC de goedkeuring geeft voor de Flex LTO, zal ENGIE offertes vragen. De initiële strike price wordt in 2025 vastgesteld op basis van de offertes die ENGIE zal hebben ontvangen. Als de werken uitgevoerd zijn in 2028, zal de strike price worden herzien op basis van de werkelijke kosten.
De huidige simulaties met de verwachte marktprijzen tonen aan dat ENGIE Electrabel een soort rendement wordt gegarandeerd, maar als de marktprijs zeer hoog zou worden – wat wij uiteraard niet hopen – zal de Belgische Staat meer geld verdienen aan de deal dan ENGIE. Dat toont aan dat het een evenwichtige deal is, maar, nogmaals, het gaat over een kristallen bol. Niemand weet hoe de elektriciteitsprijzen zullen evolueren, daarom wordt er gewerkt met een two sided contract for difference, dat eigenlijk een soort prijsgarantie is dat ertoe moet leiden dat de gedane investering wordt terugbetaald. Dat is zo voor de levensduurverlenging die we in België hebben gedaan voor de 2 gigawatt aan nucleaire capaciteit, maar dat is ook zo voor nieuwe capaciteit die wordt gebouwd, zoals de windmolens op zee. Het is ook door Europa naar voren geschoven als een voorkeurssysteem als er wordt gewerkt met een ondersteuningsmechanisme.
07.04 Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, eerst en vooral verwijst de heer Wollants naar de cijfers van 2022 en 2023 en besluit daaruit dat de elektrificatie zich nog niet echt doorzet. Wat mij opvalt, is dat het niet de eerste keer is dat Elia zo'n voorspelling doet en dat die uiteindelijk niet uitkomt. Dat zorgt bij mij voor een bepaalde vorm van waakzaamheid.
Ongetwijfeld zullen economische beslissingen hebben gezorgd voor een daling van het energieverbruik, maar die daling heeft natuurlijk vooral te maken met wat de energie-intensieve bedrijven hebben gedaan. Gisteren kondigde in mijn regio, net over de grens in Budel, een zinkfabriek aan dat zij haar productie tijdelijk stopzet wegens de nog altijd vrij hoge prijzen voor hun zinksmelterij. Dat heeft natuurlijk een enorme impact. Ik ken het energieverbruik van Budel niet, wel dat van Balen-Wezel en dat is gigantisch. Als zulke bedrijven een beslissing in de ene of de andere richting nemen, heeft dat ongetwijfeld een impact op het energieverbruik in ons land. Voor mij zit daar ook voor een stuk de oplossing, wat de negatieve prijzen betreft. We moeten zulke bedrijven net stimuleren om volle bak te produceren op momenten dat de maatschappij minder stroom verbruikt. Zij werken vandaag al voor een stuk flexibel en hebben ook plannen om verder te gaan in die richting. We moeten hen daarin stimuleren en ze niet straffen voor de piek die zij dan veroorzaken.
Of het teruglopen van de economie een tijdelijk fenomeen is van een jaar of twee of langer, is moeilijk te zeggen, maar het is belangrijk dat de overheid op goede schattingen kan rekenen, vandaar mijn bezorgdheid en mijn vragen van vandaag.
07.05 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, dit verhaal heeft inderdaad verschillende kanten. Ik maak me echter zorgen als het energieverbruik op structurele basis zou blijven dalen. Volgens mij betekent dat immers dat we een stuk van onze industrie aan het verliezen zijn, een industrie die mogelijk niet meer terug zal komen in Europa.
Ik vind het op zich geen probleem dat er energie-intensieve bedrijven zijn. Energie is meer en meer een grondstof aan het worden op bepaalde vlakken. Het gebruik van energie is heel vaak gecorreleerd aan de welvaart die wordt gecreëerd. Het binnenhalen van bepaalde producten uit andere continenten, waar die dan wel met veel energie en misschien zelfs met veel meer vervuiling worden gemaakt, lijkt mij niet noodzakelijk een positieve evolutie.
Ik wil vooral waarschuwen dat we ervoor moeten zorgen dat de economie blijft draaien. Daarin spelen energie-intensieve bedrijven absoluut een belangrijke rol en die moeten ook in Europa een plaats kunnen vinden. Het idee dat we ons dergelijke bedrijven nog alleen buiten de grenzen van Europa moeten voorstellen, lijkt me zeer gevaarlijk. Dat is een richting die we absoluut niet mogen uitgaan.
De vraag is dan of men die negatieve prijzen helemaal zal kunnen vermijden met voldoende flexibiliteit. Men kan niet zomaar stellen dat de negatieve elektriciteitsprijzen zijn gelinkt aan de aanwezigheid van kerncentrales op ons grondgebied. Dat is in het verleden telkens naar voren geschoven op die manier, maar we zien die negatieve prijzen ondertussen over heel Europa, ook in landen zonder kencentrales. We moeten bekijken op welke manier we met die flexibiliteit kunnen omgaan.
Ik merk wel dat energiespecialisten daar heel dubbel naar kijken. Er was een gigantische piek in de elektriciteitsprijs in Finland, naar 2.000 euro per MWh. Een energie-expert zei dat het verbruik onmiddellijk met 10 % daalde en dat flexibiliteit dus werkt. Een andere energie-expert zei dat, als de elektriciteitsprijs vertwintigvoudigt en er slechts een reactie van 10 % is, die flexibiliteit dan niet werkt. We moeten ons daarover eens goed bezinnen en bekijken op welke manier we daarmee verder gaan. Mogelijk kan een batterijpark daarin een rol spelen, maar dat zal ook vereisen dat de industrie wordt herdacht.
Het incident
is gesloten.
L'incident est
clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.15 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15 h 15.