Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
du Mercredi 17 janvier
2024 Après-midi ______ |
van Woensdag 17 januari 2024 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 15.11 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 15 h 11 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De voorzitter: Welkom in de commissie voor een aantal vragen gericht aan de minister van Binnenlandse Zaken. Ik overloop even het lijstje. Er zijn blijkbaar zeer veel collega's ondergesneeuwd geraakt onderweg naar het Parlement. Vragen nrs. 55040254C en 55040260C van mevrouw Marghem, 55040281C van mevrouw Platteau en samengevoegde vragen nrs. 55040280C van mevrouw Platteau en 55040684C van mevrouw Marghem vervallen, aangezien zij niet aanwezig zijn.
01.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik excuseer mij voor de laattijdigheid van het stellen van mijn vraag. Zij werd ingediend midden december, met als concrete aanleiding het vonnis van de rechtbank in Brussel, waarin een aantal politieagenten werden veroordeeld omdat zij tijdens een achtervolging betrokken waren geraakt bij een dodelijk ongeval.
U zult wellicht evengoed als ik begrijpen dat dat voor politieagenten moeilijk te vatten is. Zij vragen zich af of het nog haalbaar is om achtervolgingen in te zetten als men het risico kan lopen om daardoor een veroordeling op te lopen als er iets fout loopt. Vandaar mijn vraag, die niet over dit specifieke geval gaat, maar eerder in het algemeen en beleidsmatig is bedoeld.
Welke conclusies trekt u als beleidsmaker uit het vonnis? Mogen agenten in stedelijke centra nog achtervolgingen inzetten, zonder het risico op vervolging te vrezen? Zijn hier specifieke omstandigheden voor?
Bent u het eens met enkele honderden politieagenten die vinden dat men hierdoor de politie vleugellam maakt en dat zij noodgedwongen misdadigers zullen moeten laten vluchten?
Overweegt u een ander wettelijk kader om achtervolgingen juridisch meer sluitend te maken? In mijn ogen zou de wetgeving de bescherming van onze politiediensten moeten dienen en niet het omgekeerde, namelijk dat zij het risico lopen om te worden veroordeeld.
Er bestaan uiteraard verschillende methodes om achtervolgingen in te zetten. In het buitenland gebruikt men meer en meer andere technische middelen. Het inboxen is een bekend systeem hiervoor. Onlangs heb ik ook YouTubefilmpjes gezien waarin de politie gebruikmaakt van dekens die zij afschiet naar de wielen van auto's die zij achtervolgen, zodat zij worden afgeremd. Er zijn ook spijkerbedden enzovoort. Bestaat daarvoor een afdoend wettelijk kader of bent u van plan om in dat verband in meer wettelijke middelen te voorzien voor onze politiediensten?
01.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, het vonnis van eind vorig jaar waarnaar u verwijst, is een vonnis in eerste aanleg. De mogelijkheid van beroep staat dus nog open. Het is vandaag dus moeilijk een definitieve conclusie te trekken uit die niet-definitieve gerechtelijke beslissing. Wij zullen zien hoe het verder loopt.
Ik zeg niets nieuws als ik zeg dat de politieleden onderworpen zijn aan de wet sensu lato, en dat zij telkens er dwang of geweld moet worden overwogen, moeten inschatten wat het risico is van de handeling die zij zullen stellen. Artikel 37 van de wet op het politieambt is ter zake duidelijk: "Bij het vervullen van zijn opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie kan elk lid van het operationeel kader, rekening houdend met de risico's die zulks meebrengt, geweld gebruiken om een wettig doel na te streven dat niet op een andere wijze kan worden bereikt." Er is bijgevolg geen nood aan een nieuwe wettelijke bepaling ter zake. Het is ook moeilijk om met elke precieze omstandigheid en context rekening te houden. Het zou in de praktijk niet wenselijk zijn om de zeer specifieke feiten exact te regelen. De mensen moeten op het terrein de situatie inschatten en hun handelingen erop afstellen.
De federale wegpolitie werkt op autosnelwegen en is opgeleid om te werken tegen hogere snelheden. Zij heeft daar ook gepaste interventiemethodes voor, die uiteraard veelvuldig worden getraind. Daarvoor bestaan specifieke opleidingen inzake voertuigbeheersing, maar er is ook een specifieke praktijkopleiding 'Achtervolging en Intercepties' voor de leden van de federale wegpolitie.
Elke achtervolging die plaatsvindt en waarbij de federale wegpolitie betrokken is, wordt ook geanalyseerd. Ook wordt telkens een debriefing georganiseerd, zodat men kan leren uit de concrete situatie. De bedoeling is inderdaad telkens lessen te leren, deze te communiceren, en er dan in de toekomst naar te handelen.
De federale wegpolitie heeft een interne richtlijn opgesteld met het wettelijk kader, de interventiefilosofie en de verschillende methodes van handelingen die kunnen worden gebruikt. Naar aanleiding van verschillende achtervolgingen en van de debriefing waarover ik het daarnet had, is nu een derde versie van deze interne nota in opmaak.
Elk land heeft een ander interventiekader en andere richtlijnen voor het gebruik van verschillende technieken. In België kunnen trouwens verschillende methodes gebruikt worden door verschillende politiediensten, die rekening houden met de specifieke context. De speciale eenheden zouden in bepaalde omstandigheden meer drastische methodes kunnen gebruiken. Zij worden daar uiteraard specifiek voor getraind en opgeleid. Deze methodes worden niet standaard toegepast door de federale wegpolitie. Dit wordt ook niet beoogd in de toekomst, gelet op de specificiteit van hun interventies.
Verschillende van de technieken die in België worden gebruikt, worden ook in het buitenland gebruikt. Weliswaar zijn de voorwaarden om deze te mogen gebruiken anders in elk land, waardoor het vaak niet mogelijk is om de eigen technieken in het buitenland zomaar over te nemen. Omgekeerd zijn ook methodes uit het buitenland niet zomaar te kopiëren naar ons land.
De methode van het insluiten wordt wel degelijk gebruikt door de federale wegpolitie om een vluchtend voertuig tot stilstand te brengen door gebruik te maken van verschillende politievoertuigen. Vervolgens wordt geleidelijk aan de snelheid verminderd. Daarbij is uiteraard de veiligheid, in de eerste plaats van de politiemensen, de belangrijkste factor, waardoor het gebruik van die methode onderworpen is aan een aantal strikte voorwaarden.
Met het nieuwe Benelux-politiesamenwerkingsverdrag heeft de federale politie de kans om tijdens het highwayoverleg, maar ook tijdens de gemeenschappelijke opleiding van de politiemensen op het terrein, betere afspraken te maken. In de praktijk werpt dit bij grensoverschrijdende achtervolgingen, onder meer van Nederland naar België, al zijn vruchten af. Er is ook steeds een debriefing na grensoverschrijdende achtervolgingen. Zo blijven we onze bestaande procedures steeds verbeteren. Dat zit heel vaak in operationele procedures en afspraken. Daar is niet telkens een nieuwe aanpassing van het wettelijk kader voor nodig.
01.03 Ortwin Depoortere (VB): Bedankt voor uw uitgebreid en wellicht ook volledig antwoord, mevrouw de minister.
De interne nota is alleszins een goede zaak. Het is ook zeer goed dat men die aanpast aan de realiteit, dat men ook een debriefing organiseert met de politieagenten die het dan toch maar moeten waarmaken op het terrein. Ik wacht uiteraard net als u het beroep af, dat blijkbaar wel werd ingespannen.
De uitleg over de verschillende methodes die in het buitenland worden gebruikt, was teleurstellender. Ik kan ergens begrijpen dat men niet alle methodes kan implementeren in ons land, maar het kan geen kwaad om lessen te trekken uit goede voorbeelden uit het buitenland. U verwijst naar een Benelux-protocol, dan mag men dat wel ruimer bekijken. Zelfs op Europees vlak kunnen een aantal good practices worden overgenomen. Ik ben het er wel mee eens dat de verschillende methoden uiteraard opgesplitst moeten worden onder de verschillende politie-eenheden. Het spreekt nogal voor zich dat de federale wegpolitie andere taken en bevoegdheden moet krijgen dan de lokale politie bijvoorbeeld. Ik wacht net als u het beroep af. Ik hoop alvast dat dat in het voordeel zal uitvallen van onze politiediensten.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
02.01 Tania De Jonge (Open Vld): Mevrouw de minister, in 2022 hebben verschillende bedrijven in onze regio problemen gehad met hun omgevingsvergunning door tegenstrijdige adviezen van de waterleverancier en van de hulpverleningszone. De betrokken bedrijven zouden in bluswater op eigen terrein moeten voorzien. Voor sommige bedrijven komt dat op basis van hun oppervlakte neer op een investering van 200.000 tot 300.000 euro.
De kwestie geraakt maar niet opgelost en blijft voor discussie zorgen. De omzendbrieven die duidelijkheid zouden moeten verschaffen, onder andere die van 14 oktober, bevatten namelijk geen juridisch afdwingbare normen. De Watergroep weigert in bluswater via de drinkwaterleidingen te voorzien, argumenterend dat hij enkel voor drinkwater moet instaan.
Ik heb de problematiek al op verschillende niveaus aangekaart, want ik begrijp zeer goed dat dit niet alleen via een omzendbief in orde kan worden gebracht. Gelet op de zware verantwoordelijkheid in geval van brand heb ik de volgende vragen.
Mevrouw de minister, als er bij brand geen waterdruk is of als het debiet te laag is, waardoor de waterbevoorrading niet gegarandeerd is, wie is daarvoor dan verantwoordelijk?
Is de waterleverancier ook verantwoordelijk voor de levering van bluswater en hydranten? De waterleverancier beweert van niet. De omzendbrief stelt dat gemeenten daarin moeten voorzien, maar de gemeente is ook aangewezen op de waterbevoorradingsinstanties. Is de verplichting juridisch afdwingbaar?
Kunnen daarover gesprekken opgestart worden? Dat heb ik ook al aan onze gouverneur gevraagd. In onze gemeente hebben intussen al drie bedrijven bedragen tussen 100.000 en 300.000 euro geïnvesteerd in bluswatervoorziening voor het eigen bedrijf.
02.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw De Jonge, volgens artikel 7/1 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid moeten in de eerste plaats de gemeenten, dus niet de watermaatschappijen, zorgen voor voldoende bluswatervoorraden. De watermaatschappijen laten toe dat de brandweer het openbare waterleidingnet gebruikt en voorzien op vraag van de betrokken gemeenten op regelmatige afstanden in aftakpunten, zodat desgevallend ook drinkwater kan worden gebruikt in geval van een brand.
Bij het ontwerp – en dan gaat het over de diameter van de leiding, de vertakkingen en verbindingen en de uitrusting van het openbare waterleidingnet, en zowel de ondergrondse als de bovengrondse hydranten – zullen de watermaatschappijen zich in de eerste plaats laten leiden door de noden inzake drinkwater en niet door de noden inzake bluswater. Het is dus mogelijk dat het openbare waterleidingnet niet is aangepast aan de hoeveelheid bluswater die nodig zou zijn om een specifiek brandrisico te blussen. Dat is niet ongebruikelijk, zeker in industriegebieden, waar bij een grote industriebrand zeer veel bluswater nodig is, terwijl de infrastructuur daar niet op voorhand op berekend was. In dergelijke gevallen wordt het openbare waterleidingnet door de brandweer meestal als de primaire bluswatervoorziening beschouwd. Dat is de bluswatervoorziening die snel en onmiddellijk door de eerste brandweerploegen kan worden ingezet en die alleen volstaat om een kleine brand te blussen.
In geval van een grotere brand zal de brandweer ook secundaire en/of tertiaire bluswatervoorzieningen nodig hebben en moeten gebruiken. Die secundaire en soms tertiaire bluswatervoorzieningen zijn vaak grote voorraden met stromend of stilstaand water die gemakkelijk bereikbaar zijn voor de brandweervoertuigen. Bij stromend water gaat het dan over rivieren of kanalen. Bij stilstaand water gaat het over vijvers, spaarbekkens of regenwaterputten. Het gebruik van die voorzieningen vereist meer tijd en meer manschappen, omdat het bluswater dan doorgaans van verder moet worden aangevoerd.
Gemeenten kunnen het voorzien van een voldoende grote bluswatervoorraad, bijvoorbeeld een vijver of ondergrondse regenwaterputten, ook opleggen bij het verlenen van een verkavelings- of omgevingsvergunning. Zo is men verzekerd van een snellere secundaire bluswatervoorziening, die bovendien vlakbij gelegen is en dus desgevallend snel kan worden ingezet door de brandweer.
In tegenstelling tot u lezen wij de omzendbrief van 14 oktober 1975 niet als zou er altijd in het bluswater moeten worden voorzien door middel van het openbare waterleidingnet. Indien er geen openbaar waterleidingnet is of indien het openbare waterleidingnet ontoereikend is, moet dat volgens de omzendbrief worden verholpen door een bevoorrading met stromend of stilstaand water, de secundaire of tertiaire bronnen.
Artikel 7/1 van de wet betreffende de civiele veiligheid over de rol van de gemeenten en de watermaatschappijen moet worden uitgevoerd bij koninklijk besluit. De diensten van de FOD Binnenlandse Zaken werken daaraan en zullen de watermaatschappijen te gepasten tijde horen.
02.03 Tania De Jonge (Open Vld): Het is wel opvallend dat men pas sinds drie jaar met dat probleem geconfronteerd wordt. Vroeger kon men blijkbaar de bedrijventerreinen bij de aanleg uitrusten met hydranten om bij ernstige incidenten te kunnen blussen.
Natuurlijk kunnen we de wetgeving op die manier lezen. Alleszins stellen we een verschil vast tussen de hulpverleningszones die in dat kader advies geven. Ik maak mij echt zorgen over de ongelijke behandeling van bedrijven: in sommige zones bereikt men compromissen met de betrokken waterleverancier en komt men tot constructieve oplossingen, in andere niet. We zullen onderzoeken hoe we daarmee moeten omgaan. Het feit is dat bedrijven die zich in onze zone vestigen, af te rekenen hebben met hoge kosten. We zouden het dossier breder moeten bekijken.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
03.01 Tania De Jonge (Open Vld): Mevrouw de minister, momenteel kunnen leden van de federale overheidsinstanties bij de geïntegreerde politie een anonieme klacht indienen bij integriteitsschendingen. Dat is een heel goede zaak om de drempel voor het indienen van een klacht te verlagen.
Bij de brandweer zien wij dat dit soms problemen oplevert. Hoewel er een goede opvolging van de klachten is door het parket, er weinig seponeringen zijn en er een erg goed signaal aan de brandweer is, staan velen toch nog weigerachtig tegenover een klacht uit angst voor represailles, zeker indien de anonimiteit in het dossier zelf er niet is. Brandweerlieden en hulpverleners zijn namelijk goed gekend in de samenleving. Daders weten dus meestal ook waar ze wonen. Daardoor is er echt wel angst om een klacht in te dienen.
Mocht een klacht voor bepaalde feiten anoniem kunnen, dan zou dat een enorme vooruitgang betekenen voor de aanpak van daders van geweld tegen hulpverleners, zodat zij daarvoor grondig kunnen worden gestraft.
Wij hebben allemaal wel al een gesprekje gehad met leden van de Brandweerraad. Voor die raad is het voorgaande ook een aandachtspuntje. Is het mogelijk om de anonimiteit uit te breiden naar klachten van brandweerlieden en alle hulpverleners?
03.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw De Jonge, het Wetboek van strafvordering bevat bepalingen die gericht zijn op de bescherming van de identiteit van politiemedewerkers. Een van die bepalingen stelt dat wanneer een politiemedewerker een klacht indient of wanneer een klacht tegen een politiemedewerker wordt ingediend, er in het dossier geen melding wordt gemaakt van het eigen adres van het personeelslid. Dat is overeenkomstig artikel 75quater van het Wetboek van strafvordering.
Een eventuele uitbreiding van die mogelijkheid naar brandweerlieden en andere eerstelijnshulpverleners en een eventuele wijziging van het Wetboek van strafvordering ondersteun ik. Die wijziging behoort echter tot de bevoegdheden van de minister van Justitie. Naar aanleiding van mijn vraag daarover aan de minister van Justitie begreep ik dat het Wetboek van strafvordering tijdens de huidige legislatuur op dat punt niet meer zal worden gewijzigd.
In de mate waarin u doelt op het volledig anoniem indienen van een klacht, licht ik graag nog toe dat wanneer een slachtoffer een klacht indient, in beginsel alle relevante informatie in het dossier moet worden opgenomen. De rechten van de verdediging vereisen immers dat de verdachte toegang heeft tot alle elementen waaruit de aanklacht tegen hem of haar bestaat en dat hij dus toegang heeft tot het volledige dossier. Dat is het startpunt vandaag. Verder zal dit echter moeten worden opgenomen met de minister van Justitie.
03.03 Tania De Jonge (Open Vld): Ik meen dat wij dezelfde bezorgdheid delen, mevrouw de minister. Ik zal dit zeker ook met de minister van Justitie opnemen, want het staat letterlijk in de vijf speerpunten voor een moderne brandweer. Ik zie de collega instemmend knikken. Ik meen dat het belangrijk is dat dit systeem verder doorgetrokken wordt naar brandweerlieden en hulpverleners. Ik zal het dus ook op dat niveau nog eens aankaarten.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
04.01 Tania De Jonge (Open Vld): Mevrouw de minister, ik ga niet de volledige vraag voorlezen, maar van een aantal politie-inspecteurs hoorde ik de opmerking dat zij heel graag zouden toetreden tot de vrijwillige brandweer, maar dat er blijkbaar een onverenigbaarheid bestaat tussen het politieambt en het ambt als vrijwillig brandweerman of -vrouw op basis van artikel 22 van het KB tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones.
Wat is de reden voor die onverenigbaarheid? De vrijwillige brandweer staat enorm onder druk. Er is een enorme schreeuw naar vrijwilligers en het zou goed zijn mochten mensen uit min of meer dezelfde sector de vrijwillige brandweer kunnen vervoegen. Wat is daarover uw standpunt en om welke reden is dat cumulverbod van toepassing?
04.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw De Jonge, uw vraag over de onverenigbaarheid van het ambt van politieambtenaar met een bijbetrekking als vrijwillig brandweerman of ambulancier komt geregeld terug. Altijd werd in antwoord op die vraag het standpunt bevestigd dat het inderdaad om een onverenigbaarheid gaat.
U verwijst daarbij terecht naar het KB van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, maar er zijn ook andere rechtsgronden. Er is advies nr. 63093/2 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State, waarin wordt opgemerkt dat eerdere onverenigbaarheden opnieuw dienen te worden ingevoerd door de wetgever.
De eerste absolute onverenigbaarheid, bedoeld in artikel 134 van de wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, betreft de onverenigbaarheid tussen de hoedanigheid van personeelslid van het operationeel kader van de politiediensten en die van operationeel lid van een hulpdienst. Ik geef u de redenen mee die in het verleden hebben geleid tot die bepaling. Voor de brandweerlieden en ambulanciers is dat de volgende: een brandweerman of ambulancier die in zijn hoedanigheid van hulpverlener op een bepaalde plaats komt, is op dat moment gebonden aan zijn functie van hulpverlener en het is dus moeilijk als hij op dat moment ook behoort tot het operationeel personeel van de politie. Wat de politie betreft, zou het betrokken operationeel personeelslid van de politie via twee verschillende functies tegenover eventuele misdrijven komen te staan, wat in het verleden heeft geleid tot het besluit dat dat zou kunnen leiden tot deontologische problemen op het vlak van het beroepsgeheim.
Daarnaast zou er operationeel een beschikbaarheidsprobleem kunnen rijzen indien de betrokkene voor beide betrekkingen op eenzelfde moment wordt opgeroepen voor een dringende interventie. Het uitoefenen van een van deze bijbetrekkingen kan dus leiden tot tekortkomingen in de afspraken en de verantwoordelijkheden verbonden aan het beroep.
De wetgever heeft in het verleden geacht dat de beroepsonverenigbaarheden noodzakelijk zijn om een goede werking van beide diensten te kunnen garanderen. Op basis van die redenering heb ik vandaag niet de intentie om de wetgeving te wijzigen of om proefprojecten te lanceren of toe te laten. We kunnen het debat daarover voortzetten op basis van voorstellen van het Parlement, maar ik houd ook rekening met de overwegingen die hieromtrent in het verleden werden gemaakt.
04.03 Tania De Jonge (Open Vld): Mevrouw de minister, ik begrijp het deontologische aspect in mijn vraag en in uw antwoord. De wetgeving daaromtrent is waterdicht, maar er zijn nog andere beroepen waar zoiets zich kan voordoen. Als bijvoorbeeld een maatschappelijk assistent brandweervrijwilliger is en iemand bezoekt die in een dossier voorkomt, dan kan men dat ook als deontologisch onaanvaardbaar beschouwen.
We moeten ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen die zich willen engageren als vrijwilliger bij de brandweer daartoe de toegang krijgen. Men kan daarvoor een specifieke deontologische code uitwerken. Het is ook niet noodzakelijk dat men beide functies op hetzelfde moment uitoefent. Als men dat strikt gescheiden kan houden, ook bij oproepen, dan moet het in de toekomst mogelijk en de moeite waard zijn om dat te onderzoeken en daarover een debat te voeren.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
05.01 Tania De Jonge (Open Vld): Mevrouw de minister, het is van de zomer geleden dat de politiezone van Ninove geconfronteerd werd met een capaciteitsprobleem door ziekte-uitval als gevolg van een te hoge werkdruk voor het resterend personeel en door de overplaatsing op eigen verzoek van heel wat inspecteurs. Wij hoopten het probleem te kunnen oplossen, zeker bij grotere evenementen, door een beroep te doen op gedetacheerde federale inspecteurs. Aangezien er alleen Franstalige inspecteurs beschikbaar waren, zo meldde men aan onze korpschef, konden we op dat aanbod niet ingaan.
Wat is de reden voor het opmerkelijke verschil tussen het aantal Nederlandstalige en Franstalige laureaten? De kwestie van de aantallen werd reeds meermaals aangekaart. Hoe kan men zorgen voor meer Nederlandstalige laureaten? Hoe plant u de lokale politiezones bij te staan in geval van een personeelstekort in momenten van nood?
We moeten roeien met de riemen die we hebben. Onze politiemensen hebben schitterend werk geleverd op het terrein; het was jammer dat we geen beroep konden doen op federale ondersteuning.
05.02 Minister Annelies Verlinden: Ik herinner eraan dat de nieuwe rekruteringsprocedure ook een invloed heeft op de manier waarop aspiranten worden ingelijfd. In de oude rekruteringsprocedure kan een aspirant aan het einde van een succesvolle selectie de opleiding aanvatten volgens de geplande startdata van de opleidingen. In de nieuwe procedure worden de laureaten in de wervingsreserve geplaatst. Men vraagt dan aan de laureaat om te solliciteren voor jobaanbiedingen in het hele land van zowel de lokale als federale politie. De wervingsreserve is continu onderhevig aan de fluctuatie van de in- en de uitstroom naar de zones of de federale diensten. De aantallen stijgen door het instromen van laureaten van de selectieprocedure en dalen bijgevolg door het uitstromen van laureaten die aan een zone of entiteit worden toegewezen en die de opleidingen zullen aanvatten.
De cijfers die u aanhaalt, betreffen de verdeling van de laureaten in de wervingsreserve op een bepaald ogenblik, wat verschilt in de tijd. Er zijn inderdaad meer Franstaligen dan Nederlandstaligen in de wervingsreserve. Op 1 januari van dit jaar waren er 587 Frans- en Duitstaligen en 316 Nederlandstaligen. Dat komt omdat er aan Franstalige zijde vandaag minder plaatsen worden opengesteld, dus minder personen worden aangeworven door de lokale politiezones en de federale eenheden, en daar beslis ik niet over. Die beslissing komt toe aan de lokale zones zelf. Voor Nederlandstaligen is de vraag vandaag groter. Dat vertaalt zich dus logischerwijs naar een kleiner aandeel in de wervingsreserve. Dat is op zich een goed teken: wie geselecteerd wordt, kan onmiddellijk aan een zone of een entiteit worden toegewezen, zoals dat de bedoeling was.
Er wordt al enkele jaren op ingezet om zoveel mogelijk Nederlandstalige kandidaten aan te trekken door middel van gerichte rekruteringsinitiatieven, waaronder campagnes en samenwerkingen. We blijven die inspanningen ook in 2024 voortzetten. De publiciteitscampagnes zullen zich nog meer dan de vorige jaren richten op potentiële Nederlandstalige kandidaten. Ook de doorlooptijd aan Nederlandstalige zijde werd al aangepakt door het versterken van de diensten met Nederlandstalige assessoren met tien extra personen, waarvan er negen al gestart zijn, om zo de selectie- en rekruteringsprocedure sneller te kunnen laten verlopen en de aspiranten sneller te kunnen koppelen aan de zones. Nadien moet men natuurlijk nog de opleiding volgen.
In elk geval blijft de federale politie beschikbaar voor een punctuele versterking, bijvoorbeeld naar aanleiding van specifieke evenementen. Ook de naburige politiezones kan in overleg met de DirCo om bijstand worden verzocht. Ik heb alvast de indruk dat de regeling waarbij men in bepaalde omstandigheden of naar aanleiding van evenementen een beroep kan doen op HYCAP-teams en de federale reserve, zeer goed werkt.
05.03 Tania De Jonge (Open Vld): Bedankt voor de inspanningen en de doorgedreven inzet met heel wat initiatieven voor meer instroom van onder andere Nederlandstalige inspecteurs.
Voor ons was er afgelopen zomer geen enkele capaciteit beschikbaar waarop we een beroep konden doen. We waren aangewezen op integrale veiligheid en hebben dat goed kunnen oplossen. In eerste instantie moet men dat als lokale zone ook zelf proberen op te lossen. Bij de naburige gemeenten waren er echter ook capaciteitsproblemen en dan speelt uiteraard het sneeuwbaleffect.
Ik waardeer alleszins uw inspanningen. We zullen goed opvolgen of we tijdens momenten van nood en bij capaciteitsproblemen een beroep kunnen doen op de Nederlandstalige gedetacheerden.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
06.01 Tania De Jonge (Open Vld): Mevrouw de minister, ondertussen hebben we een iets uitgebreider verslag gekregen, dat veel duidelijkheid heeft gebracht. Die elementen zullen waarschijnlijk ook in uw antwoord zitten.
Toen wij geconfronteerd werden met een enorm capaciteitsprobleem, vooral aan het onthaal, hebben we een bewakingsfirma ingehuurd om die taak op te nemen. Dat kan echter juridisch niet. We zullen dat dus afbouwen. Ik vroeg mij echter af hoe de minister daarnaar kijkt.
Ik weet immers dat er nog politiezones samenwerkingen aangaan met de privésector. Zeker voor het onthaal is er echter geen wettelijk kader en dat moet dus duidelijk afgebouwd worden. Wat is echter uw toekomstvisie in dat verband?
Men zegt vaak dat men CALog-medewerkers kan inzetten, maar deze situatie heeft ook te maken met budgetten. Wij willen namelijk zoveel mogelijk agenten op het terrein inzetten en zo weinig mogelijk aan het onthaal en de telefoon.
Hoe staat u daar tegenover? In het Controleorgaan op de politionele informatie (COC) is al gebleken dat het niet toegelaten is om privébewakers in te zetten aan het onthaal. We zullen die inzet dan ook afbouwen.
Ik vroeg mij echter gewoon af wat uw plannen en visie ter zake zijn.
06.02 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, om een en ander niet ingewikkelder te maken en omdat ik exact dezelfde vraag heb als mevrouw De Jonge, verwijs ik naar mijn schriftelijk ingediende vraag.
Geachte mevrouw de minister,
In het raam van haar toezichthoudende
bevoegdheden heeft het Controleorgaan op de politionele informatie (COC)
beslist een thematisch toezichtonderzoek te verrichten bij een politiezone met
betrekking tot het gebruik van diensten van een bewakingsonderneming voor
functies aan het onthaal, het behandelen van niet-dringende telefonische
oproepen (calltaking) en het in real time bekijken van camerabeelden op de
dispatching van de politiezone.
Het COC oordeelt o.b.v. het KB minimale
dienstverlening dat het onthaal moet worden verzorgd door een politieambtenaar.
Calltaking is juridisch een onderdeel van het onthaal. De verwerking van
politionele gegevens door bewakingsagenten bij deze functies vormt volgens het
COC een inbreuk op de Wet Gegevensbescherming. Als corrigerende maatregel legt
het COC de politiezone een verwerkingsverbod op. De politiezone vraagt uitstel
van de inwerkingtreding ervan om zich in regel te stellen met de vigerende
regelgeving.
Het COC is verder van oordeel dat het in
real time bekijken van de camerabeelden door bewakingsagenten op de dispatching
van de politiezone niet onder het toepassingsgebied van de Camerawet en de Wet
private veiligheid valt, maar onder de WVG en WPA. Opnieuw legt het COC de
politiezone een verwerkingsverbod op en vraagt de politiezone uitstel van
inwerkingtreding.
Hierover heb ik de volgende vragen:
Deelt u het oordeel van het COC dat het
uitoefenen van de functie van onthaal, met inbegrip van calltaking, en het
onderzochte cameragebruik niet conform de vigerende wetgeving is? Kunt u uw
antwoord motiveren?
Acht u een verbod noodzakelijk en
proportioneel?
Op welke manier kan de politiezone zich
conformeren aan de wetgeving?
Welke aanpassingen aan de wetgeving zijn
noodzakelijk om deze taken door private bewakingsagenten te kunnen laten
uitvoeren? Zal u daarvoor het nodige doen? Binnen welke termijn?
Hartelijk dank voor uw antwoorden.
06.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, collega's, het is goed om de zaken niet ingewikkeld te maken, waarvoor dank.
Er is inderdaad een thematisch onderzoek geweest bij een lokale politiezone, waarbij corrigerende maatregelen zijn opgelegd door het COC met betrekking tot de inzet van bewakingsagenten aan het onthaal. Het COC heeft vastgesteld dat die inzet onwettelijk was en om die reden moest worden stopgezet.
Het rapport stelt nu dat de politie moet voorzien in een onthaalfunctie voor de bevolking die behalve een fysiek onthaal ook het behandelen van telefonische oproepen van de burger inhoudt. Een dergelijke onthaalfunctie, die trouwens werd gedefinieerd als een van de basisfunctionaliteiten van de lokale politie, houdt immers ontegensprekelijk ook de verwerking van politionele persoons- of andere gegevens in.
Het toezichtrapport stelt dat de kennisname en verwerking van dergelijke gegevens en de navolgende beoordeling daarvan een exclusieve politiebevoegdheid betreffen. Er is geen algemeen verbod op de verwerking uitgesproken. Momenteel kunnen echter alleen de in de wet aangeduide leden van de geïntegreerde politie dergelijke bevoegdheden uitoefenen. Externe actoren, zoals privébewakingsagenten, kunnen dergelijke bevoegdheden vandaag niet uitvoeren binnen het bestaande wettelijk kader. Dat stelt het COC.
Het COC stelt in zijn rapport evenwel dat de uitbesteding van die taken door de politie principieel mogelijk zou kunnen zijn, mits de regelgeving ter zake wordt aangepast. De diensten analyseren momenteel het rapport grondig en zullen ook nagaan of eventuele beleids- of wetsingrepen mogelijk en wenselijk zijn.
Onder meer de vraag of een functie die als basisfunctionaliteit van de lokale politie wordt beschouwd en die de verwerking van politionele informatie behelst, al dan niet in aanmerking moet kunnen komen voor uitbesteding aan de privésector, zal daarbij in ogenschouw worden genomen.
Indien de vraag positief wordt beantwoord, zal moeten worden onderzocht welke aanpassingen aan de geldende regelgeving, waaronder de wet op het politieambt en desgevallend ook de wet tot regeling van de private en de bijzondere veiligheid, noodzakelijk zijn.
06.04 Tania De Jonge (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn antwoord is heel kort.
Ik hoop dat het advies vrij snel binnenkomt, zodat we kunnen nagaan op welke manier we daarmee kunnen omgaan. Het moet immers mogelijk zijn dat bepaalde taken via een privaat-publieke samenwerking kunnen worden uitgevoerd.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
07.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, net zoals in 2021, in
2022 en vele voorgaande jaren loopt het steeds vaker uit de hand op
Oudejaarsavond. In verschillende steden werden agenten, ambulanciers en
brandweermannen bekogeld met stenen of bestookt met vuurwerkpijlen. In
Antwerpen werd een MUG-team in een hinderlaag gelokt, in Gent zagen ze
opvallend meer bivakmutsen.
De
cijfers ogen ook dit jaar weer niet fraai. Een niet-limitatief overzicht uit
wat we konden vernemen in de media:
In
Brussel moest de politie 226 keer uitrukken, werden er 206 personen
aangehouden, werden 32 auto's, 14 steps of fietsen en 7 brommers in brand
gestoken, en raakten 8 agenten gewond.
In
Antwerpen werden 57 mensen aangehouden, werd een MUG-team in een hinderlaag
gelokt en bestookt met vuurwerkpijlen, plunderden 'jongeren' een politiecombi
waarbij kogelwerende vesten, wapenstokken, bodycams en handboeien werden
gestolen.
In
Gent werden 25 personen aangehouden, er werd horizontaal vuurwerk afgeschoten,
vier bushokjes vernield, en 1 auto in brand gestoken.
In
Oostende moest de politie 88 keer uitrukken en werden er 7 mensen aangehouden.
Kunt u
de cijfers over het aantal interventies en gearresteerde personen bevestigen of
werden ze nog geactualiseerd?
Hoeveel
pv's werden opgesteld en voor welke strafrechtelijke feiten? Was er sprake van
geweld tegen hulp- en ordediensten? Zo ja, hoeveel?
Is er
al een inschatting van de kostprijs van de vernielingen gebeurd? Wie draait op
voor de kosten?
Hoe
werd de openbare handhaving geëvalueerd in de grotsteden op oudejaarsavond?
Zijn
er bijkomende maatregelen die kunnen worden genomen, gezien het nieuwe
Strafwetboek (waar daders van geweld tegen politie- en hulpdiensten zwaarder
worden bestraft) nog lang niet in voege is?
07.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, het is voor mij zeer duidelijk dat de vernielingen en gewelddaden gepleegd bij de overgang van oud naar nieuw onacceptabel zijn en dat wij ze ten strengste moeten veroordelen. Het is helaas een terugkerend fenomeen, zoals wij dat ook zien in grootsteden in andere Europese landen. Jongeren trekken bewust de straat op om vernielingen aan te richten en zijn daarbij ook vaak uit op kat-en-muisspelletjes met de ordediensten.
De aanpak, de voorbereiding en de koelbloedigheid van de ordediensten verdienen daarbij uiteraard ons grootste respect. Jaar na jaar zetten zij alles op alles om de nieuwjaarsnacht in de best mogelijke omstandigheden te laten verlopen. Zij beveiligen ook de tussenkomst van de brandweer en ambulanciers. Dat wordt ook aangestuurd vanuit de gecoördineerde diensten.
Hoewel het mijn overtuiging is dat repressie nooit de enige oplossing kan en mag zijn voor zo'n maatschappelijk fenomeen en wij dus ook moeten blijven inzetten op preventie, moeten dergelijke daden van agressie en blind geweld wel streng worden bestraft, liefst zo snel mogelijk. Dat signaal moeten wij als maatschappij geven. Wij hebben daarom in het nieuwe Strafwetboek werk gemaakt van, onder meer, strengere straffen voor daders van dergelijke feiten ten aanzien van de hulp- en ordediensten.
Het is belangrijk dat de relschoppers ook snel kunnen worden geïdentificeerd. Dat is niet altijd eenvoudig, omdat beelden linken aan handelingen soms moeilijk is. Zeker wanneer het gaat over minderjarigen moeten ook de ouders worden gehoord. Justitie moet snel en krachtdadig met de resultaten van het speurwerk van de politiediensten aan de slag gaan om in gepaste straffen te voorzien. Om die reden hebben wij ook werk gemaakt van een robuust wettelijk kader inzake het gebruik van bodycams, waardoor de beelden die door de politie worden gemaakt ook kunnen worden gebruikt als bewijsmateriaal voor de rechtbank.
Ik zou ook graag even terugkomen op het incident waarbij een mugvoertuig werd gehinderd en belaagd met vuurwerk in Antwerpen. Het is duidelijk dat wij dat krachtdadig moeten veroordelen. Het is goed dat men de stap heeft gezet om een klacht in te dienen, zoals wij dat ook voor de leden van de federale politie systematisch doen. Wanneer zij het slachtoffer worden van feiten van agressie, stellen wij ons burgerlijke partij.
Dat onze politie wel degelijk krachtdadig heeft opgetreden tijdens de overgang van oud naar nieuw blijkt ook uit de cijfers. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden 178 bestuurlijke aanhoudingen verricht. Daarbij werden 111 meerderjarigen en 67 minderjarigen van hun vrijheid beroofd. Er werden tevens 44 gerechtelijke arrestaties uitgevoerd, 26 meerderjarigen en 18 minderjarigen. In Brussel werden daarnaast verschillende processen-verbaal opgesteld voor brandstichting, vernieling en weerspannigheid.
In Antwerpen werden 42 bestuurlijke arrestaties verricht. Daarbij werden 21 meerderjarigen en 21 minderjarigen van hun vrijheid beroofd. Er werden tevens 15 gerechtelijke arrestaties uitgevoerd. Daar ging het om 5 meerderjarigen en 10 minderjarigen.
De politiezone Antwerpen specificeert verder dat er 814 meldingen werden geregistreerd, waarop in 462 gevallen een interventie werd uitgestuurd. Er werden ook 118 ambtshalve tussenkomsten uitgevoerd. In Antwerpen werden 166 processen-verbaal opgesteld voor vuurwerk, vandalisme, ordeverstoring, slagen of verwondingen, brandstichting, hinderen van politie- en hulpdiensten, maar ook weerspannigheid. Daarbij werd één politievoertuig zwaar beschadigd.
De hulpdiensten zijn tweemaal geviseerd. Een mug en een brandweerwagen werden gehinderd onderweg naar een interventie en werden bekogeld met afval en eieren. De exacte kostprijs van al die vernielingen is moeilijk te berekenen. Het opmeten en evalueren van de schade door de lokale overheden, maar ook door de verzekeraars en de private partners, loopt nog. Uiteraard zullen deze kosten maximaal worden verhaald op de betrokkenen, in opvolging van het lopende gerechtelijk onderzoek en de procedures die daarop volgen.
07.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, dank voor uw antwoorden, die spijtig genoeg elk jaar herhaald moeten worden, net als mijn vragen. Soms ook nog in de zomer, als er overlast is in de recreatiedomeinen.
Ik sluit me aan bij uw woorden van lof voor alle politie- en hulpdiensten. Zij moesten in zeer moeilijke omstandigheden werken in onze grootsteden.
U zegt opnieuw dat u een mooi evenwicht probeert te zoeken tussen preventie en repressie. Ik blijf erbij dat de slinger te ver is doorgeslagen naar preventie en te weinig naar repressie. Ik ben al vier jaar op dezelfde spijker aan het kloppen en eindelijk wordt er werk gemaakt van verzwarende omstandigheden bij geweld en agressie tegen politie- en hulpdiensten. Dat is te laat, veel te laat. Deze maatregelen zijn overigens ook nog niet in voege. We moeten nog afwachten wanneer dat in de praktijk zal gebeuren.
Door de traditionele partijen wordt één element nooit vermeld, namelijk de link die er wel degelijk is tussen de multiculturele samenleving en deze vorm van vandalisme en criminaliteit. Het is een triest maatschappelijk fenomeen, mevrouw de minister, maar men kan daar gewoonweg niet omheen. Het is een triest fenomeen waarbij iedereen die een zekere vorm van gezag uitstraalt op de korrel wordt genomen, verbaal en fysiek met geweld wordt belaagd.
Dat kan zo niet verder. Zolang de politiek niet wil inzien dat er daar een link is, zal men nog heel veel water naar de zee moeten dragen zonder dat er oplossingen uit de bus komen. Dat is alleszins de mening van mij en van mijn partij.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De samengevoegde vragen nrs. 55040562C, 55040563C, 55040564C, 55040602C, 55040753C en 55040817C van de heren Boukili, Colebunders, Hedebouw, Demon, Senesael en Rigot vervallen, aangezien geen enkele vraagsteller momenteel aanwezig is. Het gaat nochtans over de Civiele Bescherming, die de laatste weken toch een paar keer in de actualiteit is gekomen.
07.04 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, het betekent voor mijn diensten en de administratie heel veel werk om exacte cijfers en informatie van het terrein aan te leveren. Zij doen hun uiterste best om mij dat te bezorgen, tussen hun vele werkzaamheden door, met operationele bevragingen op het terrein. Als een vraag vervalt en die dan later geactualiseerd moet worden, dan betekent dat opnieuw veel werk voor mijn diensten. Ik neem aan dat de vraagstellers zich dat ook realiseren, maar het zou gepast zijn om de mensen die zorgen voor de informatie te bedanken voor hun volgehouden inspanningen.
De voorzitter: Mevrouw de minister, ik ben het daar volledig mee eens en ik zal niet nalaten om dat ook aan de betrokkenen en hun fractieleiders te laten weten.
De vragen nrs. 55040596C en 55040598C van mevrouw Chanson worden op haar verzoek uitgesteld. De vragen nrs. 55040638C en 55040640C van de heer Ducarme worden op zijn verzoek omgezet in schriftelijke vragen. Mevrouw Marghem is afwezig, dus haar vragen nrs. 55040677C en 55040680C vervallen.
08.01 Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw de minister, Vlaanderen voorziet met zorgwonen in de mogelijkheid om een kleinere woongelegenheid in, bij of vlak bij een bestaande woning te creëren, zodat maximaal twee oudere of hulpbehoevende personen, zijnde meestal een persoon met een beperking, kunnen inwonen. Ik ontvang echter signalen dat de voorbije jaren verschillende vragen voor zorgwonen worden afgewezen op basis van een bepaalde interpretatie van de federale wetgeving, hoewel wel degelijk wordt voldaan aan de voorwaarden die in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening worden vooropgesteld. Het betreft meestal gevallen van personen met een beperking die niet van adres veranderen, maar wel hun woning aanpassen aan de zorgnoden door de bouw van een woonunit of aanleunwoning in de tuin, wat gepaard gaat met gigantische investeringen. De inschrijving in het bevolkingsregister van de zorgwoning wordt geweigerd, omdat er geen sprake zou zijn van een fysieke verhuis. Men verandert dan wel niet van adres, maar er is uiteraard wel degelijk sprake van een verhuis van de hoofdwoning naar de zorgunit of zorgwoning. Dat is uiteindelijk de essentie van wat zorgwonen inhoudt.
De interpretatie van de federale wetgeving die de Vlaamse overheid hanteert, is dus voor discussie vatbaar. Wanneer wij de algemene onderrichtingen betreffende het houden van de bevolkingsregisters erop naslaan, blijkt dat er ook daarin nergens sprake is van de vereiste van een fysieke verhuis van adres A naar B, maar enkel van een fysieke verhuis van een hoofdwoning of hoofdeenheid naar de zorgwoning.
Die onduidelijkheid leidt tot verwarring op het terrein, meer bepaald bij de gemeentebesturen, waardoor ongelijke behandelingen ontstaan. De ene gemeente staat het toe en de andere gemeente niet, waardoor personen met een beperking of ouderen merken dat zij niet krijgen waarop zij recht hebben. Indien zij immers niet naar de zorgwoning verhuizen, krijgen ze evenmin de daaraan gekoppelde tegemoetkomingen of uitkeringen. De weigering heeft dus bijzonder grote financiële en sociaal-psychische gevolgen voor de betrokkenen.
Bestaat er een wettelijke basis voor de weigering tot inschrijving in het bevolkingsregister voor de geschetste situaties? Zo ja, waar vinden wij de basis voor zo'n weigering terug? Over welke basis gaat het?
Bent u bereid om desgevallend en indien nodig de wetgeving te verduidelijken via richtlijnen of om die aan te passen? Zo ja, op welke manier? Zo neen, waarom niet?
Indien het louter om een interpretatieprobleem gaat, is het misschien nuttig om met de Vlaamse minister van Welzijn te overleggen.
08.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Lanjri, ter herinnering, het concept zorgwonen, dat Vlaanderen in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening heeft uitgewerkt, gaat in de eerste plaats over vergunnings- en/of meldingsplichtige bouwtechnische aanpassingen. De essentie van het concept zorgwonen is dat er een ondergeschikte wooneenheid kan worden gecreëerd, zonder dat een apart huisnummer wordt toegekend.
Bij de invoering van het concept heeft het Rijksregister in de mogelijkheid voorzien om op het adres twee aparte gezinnen te registreren. In de omzendbrief van 21 januari 2011 werden de technische aanpassingen inzake de gezinssamenstelling toegelicht. Indien er wegens zorgwonen twee gezinnen worden geregistreerd op hetzelfde adres, krijgt het gezin van de zorgbehoevende de logementscode 01 en het gezin van de zorgverlener de logementscode 00.
Sindsdien zijn de juridische inzichten gewijzigd, zoals ook blijkt uit bepaalde gerechtelijke uitspraken. Zo heeft het Hof van Cassatie gespecificeerd in zijn arresten van 9 oktober 2017 en 22 januari 2018 dat het begrip samenwonen moet worden beoordeeld aan de hand van de toepasselijke wetgeving, omdat het bijvoorbeeld noodzakelijk is om een onderscheid te maken tussen het begrip samenwonen in het kader van de wetgeving betreffende het bijhouden van bevolkingsregisters en het begrip samenwonen in de sociale wetgeving, zoals samenwonen onder hetzelfde dak in een gezamenlijke organisatie van huishoudelijke zaken.
Meer algemeen kunnen wij uit de arresten van het Hof van Cassatie afleiden dat het begrip huishouden of alleenstaande telkenmale wordt gedefinieerd vanuit het toepasselijke federale, regionale of lokale regelgevend kader.
Op federaal niveau en minstens wat het Rijksregister betreft, wordt het begrip huishouden gedefinieerd in artikel 3 van de wet van 19 juli 1991, met de doelstelling vast te kunnen stellen welke mensen daadwerkelijk in dezelfde woning verblijven. De rol van de bevolkingsregisters bestaat met andere woorden uitsluitend in het identificeren en lokaliseren van de burger.
Ik wil zeker met u onderzoeken hoe we aan veranderde concepten in de samenleving tegemoetkomen, zodat zorgbehoevenden ook juridisch over de juiste registratie kunnen beschikken.
08.03 Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord en voor uw bereidheid om naar een oplossing voor het probleem te zoeken. Noch Vlaanderen noch de federale overheid wil personen de inschrijving in het bevolkingsregister ontzeggen. Er bestaan kennelijk al specifieke codes voor wie op hetzelfde adres maar in een verschillende woonunit woont. In de praktijk weigeren gemeentebesturen de inschrijving; de voorbeelden zijn legio. Ik denk echt dat de zaak moet worden uitgeklaard. Een overleg tussen beide beleidsniveaus lijkt mij echt aangewezen. Niemand is bij de weigering gebaat en al helemaal niet personen met een handicap of zorgbehoevenden die, nadat ze enorme investeringen hebben gedaan, te horen krijgen dat zij niet op hetzelfde adres kunnen worden ingeschreven, terwijl dat wel mogelijk blijkt in een andere gemeente. Dank u alvast voor uw inzet, mevrouw de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
09.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik had een vraag ingediend over de FlixBus die werd tegengehouden langs de autostrade, maar ik heb intussen begrepen, tenzij u bijkomende elementen hebt, dat dit dossier eigenlijk afgehandeld is en dat er geen sprake was van enige terreur, maar wel van een groot misverstand in de bus tussen enkele passagiers. Ik weet niet of het veel nut heeft dat ik mijn vraag laat beantwoorden. Ik zou ze eigenlijk beter intrekken.
09.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, dat laat ik helemaal aan u over, maar ik wil ze wel beantwoorden.
Het ging om een situatie waarin een passagier een gesprek tussen andere passagiers meende te hebben gehoord. De politiediensten hebben geen risico genomen, gelet op die informatie, en hebben onmiddellijk de bus afgeleid naar een veilige plaats in Wetteren. Alle passagiers en hun bagage werden vervolgens van de bus gehaald en gecontroleerd. Ook de Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen (DOVO) en een explosievenhond werden ingezet om de bus te screenen.
Drie passagiers werden overgebracht naar de lokalen van de federale gerechtelijke politie van Oost-Vlaanderen. Zij werden verhoord en een en ander werd geverifieerd door de gerechtelijke politie. Verder is het echter niet gegaan. Het bleek effectief dat er geen onmiddellijke dreiging van hen uitging.
De andere vragen die u stelt, zijn in de eerste plaats voor de minister van Justitie. Ik heb u de informatie gegeven waarover ik thans beschik.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Ik wou even melden dat mevrouw Marghem enige tijd verhinderd was, omdat zij de commissie voor Financiën en Begroting diende voor te zitten, maar zij zou nog proberen naar hier te komen om haar vragen te stellen. Wij zullen zien of dat lukt. Nu hebben wij echter eerst een veertiental vragen van de heer Metsu te behandelen.
09.03 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal enkel mijn eerste vraag mondeling stellen, voor de overige zal ik verwijzen naar de schriftelijke neerslag ervan. Zij dienen namelijk om in de nasleep van de bespreking van de beleidsnota nog enige duiding te krijgen. Ik wil niet dat het een voorleessessie wordt voor de minister, dus mocht ik de antwoorden gewoon kunnen krijgen, dan is dat natuurlijk ook een optie.
10.01 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, in de beleidsnota 2024 lezen we dat er in de volgende legislatuur koers moet worden gehouden. U beweert dat u voor een kentering hebt gezorgd in de structurele onderinvestering van de federale politie. Eerder verwees u er al naar dat u bij uw aantreden een kapot bespaarde politie heeft aangetroffen.
Volgens cijfers van de Nationale Bank gaat het om een stijging van 3,9 naar 5,1 miljard euro. Dat is een stijging van 1,2 miljard euro, of 30 %. Een deeltje daarvan komt op het conto van deze regering, dat is zeker zo. We mogen ook stellen dat de Zweedse coalitie, waarvan uw partij ook deel uitmaakte, die kentering heeft ingezet. De mensen en de middelen van de federale politie gingen de hoogte in. Uw partijgenoot, Koen Geens, heeft verklaard dat de Zweedse regering een indrukwekkende cultuuromslag maakte op het vlak van veiligheid.
In Trends van 30 november 2023 lazen we dat de federale politie in 2022 een budget had van 1.255.687.590 euro. In 2021 was de som van alle gemeentelijke dotaties 2.039.673.428 euro. De federale dotaties waren goed voor 1.131.863.989 euro. Samen is dat 3.171.537.417 euro. Laat ons dat afronden op 3,2 miljard euro. Dat is 1,9 miljard euro minder dan de cijfers van de Nationale Bank.
Bevestigt de minister de stijging van 1,2 miljard euro federale uitgaven voor de politie van 2011 tot 2021? Kan dat bedrag uitgesplitst worden per legislatuur? Hoe evolueren deze cijfers in 2022-2023?
Bevestigt de minister de cijfers in Trends? Hoe evolueerden de gemeentelijke en federale dotaties voor de periode 2011-2021 en voor de periode 2022-2023? Hoe verklaart de minister het verschil van 1,9 miljard euro voor 2021? Hoe evolueerde dat verschil in de periode 2022-2023? Kan de minister cijfermatig aantonen wat ze bedoelt met de "structurele onderinvestering"?
Op welke manier moet de volgende legislatuur koers worden gehouden? Over welke bedragen gaat het dan? Vanwaar zouden die centen moeten komen?
10.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, bij wijze van inleiding wil ik u iets zeggen. U hebt ons gisteren om 10.00 uur nog 13 lange, gedetailleerde vragen bezorgd. Daarmee past u het Kamerreglement uiteraard strikt toe. Ik vraag mij echter af of er een specifieke reden is waarom u dat op die manier gedaan hebt. Voor mij is dat niet zozeer een probleem, maar u begrijpt dat het voor leden van mijn administratie en voor de verschillende diensten niet evident is om zoveel details in een kort tijdsbestek bijeen te brengen. Bovendien is deze vraag heel gedetailleerd en gaat ze over een thema dat we tijdens de bespreking van de beleidsnota hebben opgenomen. De parlementsleden die de debatten rond mijn beleidsnota tot op het einde hebben gevolgd, zullen dan ook allicht een aantal zaken herkennen.
Wat uw vraag over de cijfers betreft, gaat het totale budget van de federale uitgaven voor de politie voor de periode 2011-2021 van 1.712.000.000 naar 2.258.000.000 euro. Dat is een stijging van 546.000.000 euro. Voor de jaren 2022 en 2023 gaat het over respectievelijk 2.495.000.000 en 2.794.000.000 euro. Het gedeelte van de federale dotaties gaat van 676.000.000 in 2011 naar 917.000.000 in 2021. Voor 2022 en 2023 gaat het over respectievelijk 1.017.000.000 euro en 1.024.000.000 euro. Daarin is onder meer de dotatie voor het Europese toppenfonds nog niet inbegrepen. Het hoeft dan ook geen uitgebreid betoog dat deze regering fors en meer investeert in politie, maar ook in veiligheid in het algemeen.
Deze regering heeft er ook voor gekozen om in eerste instantie te investeren in een versterking van het personeelsbestand. Doorheen de legislatuur is het immers steeds mijn uitgangspunt geweest om de politie, en zeker de federale politie, beter achter te laten dan we ze hebben aangetroffen, vooral op vlak van capaciteit.
Er is heel veel concurrentie op de arbeidsmarkt, waardoor de federale politie nog meer moet inzetten op employer branding en de aantrekkelijkheid van de federale politie als werkgever. Daaraan wordt elke dag hard gewerkt, mét resultaat.
Na de middelen die werden vrijgemaakt voor de extra mensen bij de federale politie, en meer bepaald de federale gerechtelijke politie over het hele land, zal nu worden geïnvesteerd in de werkingsmiddelen die deze mensen nodig hebben bij de federale politie. Om slagkracht te blijven behouden in de toekomst moet de politie vandaag al kunnen terugvallen op de technologie van morgen. Wij zullen ook het luchtsteundetachement vernieuwen. Er wordt fors geïnvesteerd in het onderhouden en verder uitbouwen en sluitend maken van het ANPR-cameranetwerk.
De regering heeft op vraag van mij ook beslist om daarvoor middelen vrij te maken. Ook voor de werkingsmiddelen voorzien wij in een structurele en een eenmalige verhoging in 2024 van respectievelijk 2 miljoen en 5 miljoen euro, voor meer slagkracht voor onze politie.
Met betrekking tot de evolutie van de federale politie naar een efficiëntere organisatie wil ik u nog meegeven dat ik samen met mijn collega van Justitie en de commissaris-generaal ad interim heb afgesproken om te werken met twee delen. Enerzijds zijn er verschillende initiatieven van de federale politie om de werking van de federale politie efficiënter te maken. Deze omvatten het opzetten van een project management office, het beter integreren van intelligenceactiviteiten en het verder uitrollen van partnerschappen met andere organisaties, zoals Defensie. Die aanpak wordt aangevuld met andere maatregelen gericht op een rationeler gebruik van de beschikbare middelen, waardoor de financiële middelen geheroriënteerd kunnen worden.
Die maatregelen worden op drie niveaus onderzocht, voor heel de federale politie, dus transversaal, maar ook binnen elke component van de federale politie, in functie van de eigen corebusiness, en ten slotte ook op arrondissementeel niveau.
De commissaris-generaal ad interim heeft ook een budgettaire cel geïnstalleerd, om een nauwe opvolging van het beschikbare budget te verzekeren en om het directiecomité tijdig in staat te stellen om de juiste strategische keuzes te maken voor de toekomst van de federale politie.
Anderzijds werd aan de commissaris-generaal ad interim gevraagd om voorstellen te formuleren om de federale politie in de toekomst efficiënter en effectiever te kunnen maken, eventueel door de organisatie aan te passen. Dat was ook een duidelijke opdracht in de opdrachtbrief die wij aan de commissaris-generaal ad interim hebben meegegeven. Daarover zal binnenkort in deze commissie een hoorzitting worden georganiseerd. Op dat moment kunnen wij het debat daarover voortzetten.
10.03 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, deze vragen werden conform het Reglement ingediend. Het ligt aan mij dat ik weinig tijd heb gehad om alles waarover ik nog iets te weinig informatie had, nog eens grondig na te lezen en uit te pluizen. U hoeft er zeker niets achter te zoeken. Ik weet dat de diensten het druk genoeg hebben. Mocht u van hen de reactie hebben gekregen dat ik ze beter omzet in schriftelijke vragen, zodat men meer tijd heeft om te antwoorden, ben ik daartoe zeker bereid. Ook hier werden enkele vragen niet echt beantwoord. Ik moet de cijfers nogmaals verifiëren.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
Voor mijn volgende vragen wil ik graag weten hoe we te werk gaan: stel ik ze mondeling of zet ik ze om in schriftelijke vragen?
10.04 Minister Annelies Verlinden: Wij hebben ons zo goed mogelijk voorbereid. U zei zelf dat, als het geen voorleessessie moet worden, we ze beter in schriftelijke vragen kunnen omzetten. U beslist. Voor mij is het allemaal goed. Ik heb de tijd vrijgemaakt.
De voorzitter: Mijnheer Metsu, welke vragen wilt u omzetten in schriftelijke vragen?
10.05 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de voorzitter, het gaat om de vragen nrs. 55040790C, 55040794C00, 55040798C en 55040800C.
De voorzitter: Dan gaan we over tot de vragen die u wel wilt stellen, mijnheer Metsu.
11.01 Koen Metsu (N-VA): Geachte mevrouw de minister, in uw beleidsnota lazen we dat er een rol
voor is de private sector. De Adviesraad Private Veiligheid brengt de betrokken
actoren van de sector samen om kwesties te bespreken die vanuit een integrale
veiligheidsbenadering betrekking hebben op de private veiligheidssector.
In de
schoot van de Adviesraad werd vorig jaar een wetenschappelijk onderzoek
opgestart over de uitdagingen op het vlak van private veiligheid, waarbij een
vergelijking zal worden gemaakt met andere landen van de Europese Unie. Deze
studie, met een looptijd van één jaar, dient een reeks concrete
beleidsvoorstellen te formuleren en zal bijdragen tot de verdere
ontwikkeling van het beleid inzake
private veiligheid.
In
2024 zal specifieke aandacht uitgaan naar de herziening van de regelgeving
inzake private opsporing. U heeft de ambitie om snel een wetsontwerp in te
dienen in het Parlement (DOC 55 3649/013, pag. 16).
Hierover
heb ik de volgende vragen:
Hoe
evalueert u de werking van die raad?
Welke
rol zal die raad in de toekomst vervullen?
Hoeveel
adviezen heeft die raad al afgeleverd? Waarover? Wat zeiden die adviezen?
Werden die ook uitgevoerd?
Wat
zijn de uitdagingen op het vlak van private veiligheid?
Hoe
ziet de vergelijking met andere landen van de Europese Unie er uit?
Welke
concrete beleidsvoorstellen zullen bijdragen tot de verdere ontwikkeling van
het beleid inzake private veiligheid?
Wanneer
komt u met het wetsontwerp private veiligheid naar het parlement? Op welke
punten wordt de regelgeving herzien?
11.02 Minister Annelies Verlinden: De Adviesraad inzake Private veiligheid biedt de mogelijkheid om vanuit een breder kader te discussiëren over zaken die vanuit een integrale veiligheidsbenadering betrekking hebben op de private veiligheidssector. De sterkte van dat adviesorgaan, dat ondertussen zes keer is samengekomen, ligt onder meer in de samenstelling. Zowel individuen, instellingen als organisaties uit de publieke sector, maar ook de private sector en de academische wereld zitten immers samen rond de tafel. De opdracht van die adviesraad is wettelijk bepaald. Ik verwacht dan ook dat die in de komende periode als dusdanig zal worden ingevuld en uitgevoerd.
In november 2022 heeft de raad een eerste formeel advies uitgebracht over het voorontwerp van wet tot wijziging van het artikel 106 van de wet, dat betrekking heeft op het verifiëren van de identiteit van personen in het kader van de controle van de toegang tot voetbalstadions. Een advies over het gebruik van bodycams door de private veiligheidssector is momenteel in voorbereiding.
In de schoot van de adviesraad werden een aantal werkgroepen opgericht die enkele uitdagingen omvatten waar de private veiligheidssector voor staat. Het gaat om de werkgroepen Technologie en innovatie, Kwaliteit van de dienstverlening door de sector en Bescherming en omkadering van de private veiligheidssector.
Daarnaast zal een wetenschappelijk onderzoek dat eind november 2023 werd gelanceerd de uitdagingen op het vlak van de private veiligheid in kaart brengen en een vergelijking maken met andere landen van de Europese Unie. De beleidsvoorstellen die uit dat onderzoek komen, zullen op die manier bijdragen tot de verdere ontwikkeling inzake private veiligheid.
Wat uw vraag met betrekking tot het wetsontwerp over de private opsporing betreft, ligt er momenteel een tekst voor advies voor bij de Raad van State. Zoals eerder geduid, is de doelstelling van dat initiatief te komen tot een nieuwe wet op de private opsporing, ter vervanging van het vigerende, maar verouderde kader uit 1991. Die nieuwe wet zal aan de huidige tijdgeest aangepast zijn en rekening houden met het gebruik van moderne technologische middelen en methodes. Ook de plaats en de rol van private opsporing in het globale veiligheidsgebeuren en de actuele beginselen en rechtsprincipes inzake de bescherming van de privacy en de individuele grondrechten in een democratische rechtsstaat maken het voorwerp uit van dat ontwerp.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
12.01 Koen Metsu (N-VA): In uw beleidsnota lazen we dat u een Ethische Raad wil oprichten. De
samenstelling en de werkingsmodaliteiten werden voorbereid zodat die in 2024
van start kan gaan. U kondigt ook een wettelijk kader nieuwe technologieën aan.
In het operationele plan van de federale politie worden wetswijzigingen
voorbereid ter ondersteuning van een vernieuwd politioneel informatiebeheer
(DOC 55 3649/013, pag. 18 & 90).
Bij de
bespreking van uw beleidsnota voor 2024 verduidelijkte u dat de ethische raad
Veiligheid wordt opgezet als een multidisciplinaire raad die op een
strategische manier advies kan geven. Die moet een sterke academische component
kennen met juridische kennis alsook expertise inzake data-analyse,
computerwetenschappen en nieuwe technologieën. De ethische raad moet zich ook
buigen over toekomstige tendensen, opdat publieke en private veiligheidsactoren
in de uitwerking van hun strategisch beleid rekening kunnen houden met de
snelle technologische evoluties. De raad dient complementair te werken aan
bestaande adviesorganen, zoals het COC en de GBA. (DOC 55 3647/019, pag. 105).
Hierover
heb ik de volgende vragen:
Kunt u
de samenstelling en de werkingsmodaliteiten van de Ethische Raad toelichten?
Welke
wetswijzigingen worden voorbereid ter ondersteuning van een vernieuwd
politioneel informatiebeheer?
Wat
zijn de toekomstige tendensen en technologische evoluties waarmee de publieke
en private veiligheidsactoren rekening kunnen houden in de uitwerking van hun
strategisch beleid?
Op
welke manier moet de raad complementair werken aan bestaande adviesorganen?
Wanneer
komt u met het wettelijke kader nieuwe technologieën? Welke technologieën
zullen worden toegelaten voor welke doeleinden?
12.02 Minister Annelies Verlinden: Ik ben voorstander van een multidisciplinaire samenstelling voor de ethische raad, het liefst met voornamelijk academici uit verschillende richtingen. Daarbij kan worden gedacht aan de richting rechten of criminologie, maar evenzeer wetenschapsfilosofie of exacte wetenschappen, aangevuld door kennis en kunde uit andere relevante expertisedomeinen. Mijn diensten werken momenteel een concreet voorstel uit, waarbij wordt gedacht aan een vaste samenstelling van leden die enkele keren per jaar samenkomen, aangevuld met subcomités die ad hoc kunnen worden samengesteld, rekening houdend met het specifieke ontwerp dat voorligt. Op die manier kan men zo optimaal mogelijk expertise betrekken bij een complexe waaier aan onderwerpen. De administratie zal een coördinerende, maar ook een ondersteunende rol opnemen binnen die raad.
Wat uw vraag naar het vernieuwde politioneel informatiebeheer betreft, verwijs ik graag naar een wijziging van de wet op het politieambt (WPA), die momenteel wordt voorbereid. Er is eerder ook al een gemeenschappelijke ministeriële richtlijn uitgevaardigd inzake de koppeling van gegevensbanken. Die richtlijn staat al toe om veel uitgebreider gegevens uit te wisselen dan in het verleden. De toekomstige wetswijzigingen in de WPA zullen ervoor zorgen dat de principes van de politionele gegevensuitwisseling uit de EU-richtlijn 2016/680 worden verankerd in de wet. Enkele maanden geleden werd in het kader van de evaluatie van de privacywet ook voorgesteld om het testen van nieuwe technologische ontwikkelingen met operationele politionele gegevens mogelijk te maken. De op stapel staande EU-wetgeving inzake artificiële intelligentie zal ons in de nabije toekomst verder oriënteren.
Toekomstige tendensen en technologische evoluties met een mogelijk grote impact op veiligheid omvatten de opkomst van geavanceerde hardware, zoals bodycams, internet of things, drones en robotica, maar ook het gebruik van large language models, zoals ChatGPT, met daarnaast de mogelijkheden van kwantumcomputing in onder meer het domein van encryptie en decryptie, alsook het gebruik door criminelen van AI voor het genereren van deepfakes en het verspreiden van mis- en desinformatie. Aangezien verschillende van deze technologieën de datavolumes aanzienlijk kunnen vergroten, zijn een efficiënt beheer, opslag en analyse van de toenemende datahoeveelheden aan de orde, alsook het blijvend waarborgen van de privacy.
De uitdaging zal er dus in bestaan om af te wegen of de door de overheid in te zetten middelen en de gegevens die men daarvoor zal moeten exploiteren, opwegen tegen het beoogde doel. De ethische toets die we voor ogen hebben, moet complementair werken aan bestaande adviesorganen, zoals de GBA, maar ook het COC en de Raad van State. Die laatste adviesorganen focussen voornamelijk op de legaliteit van de beslissingen, terwijl de ethische raad zich vooral zal kunnen inlaten met de legitimiteitsvraag. Zo zou de raad kunnen afwegen of een bepaald doel wel kan verantwoorden om bepaalde middelen in te zetten. Precies omdat voor nieuwe technologieën geen unieke recepten bestaan, maar de inzet daarvan tijds-, plaats- en contextafhankelijk is, zal de ethische toetsing fundamenteel bijdragen tot het beleid dat desbetreffend kan worden ontwikkeld, met aandacht voor een gepast evenwicht tussen veiligheid, technologische verbetering, het recht op een privéleven en de beginselen van noodzakelijkheid, evenredigheid en doelmatigheid.
Overigens is het aanbevolen om op het vlak van de thema’s een dieper en wijder inzicht te verkrijgen in verwachte tendensen en evoluties van nieuwe technologieën, in het bijzonder in en voor de veiligheid. Het opstellen van een cartografie zou daarbij een eerste oefening voor de ethische raad kunnen zijn.
12.03 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik vind dit zelf ook bijzonder interessant. Hoe die zal werken, zal sterk afhangen van de samenstelling van die raad.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
12.04 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijn volgende vraag nr. 55040794C over de KUL-norm werd in een schriftelijke vraag omgezet. Mocht daar een spoedig antwoord op komen, zou ik dat weten te waarderen.
13.01 Koen Metsu (N-VA): Ik verwijs naar de schriftelijke voorbereiding van mijn vraag.
Geachte
mevrouw de minister,
Bij de
bespreking van uw beleidsnota voor 2024 stelde u dat de diensten werden
verzocht de aanbevelingen te onderzoeken en na te gaan welke maatregelen ze al
in de praktijk zijn beginnen te brengen. U benadrukte dat tal van maatregelen
worden onderzocht of uitgevoerd zoals schaalvoordelen, politieopleiding en
financiering (DOC 55 3647/019, pag. 102).
In uw
beleidsnota sprak u van 200 geformuleerde aanbevelingen.
Bij
toekomstige beleidsontwikkelingen inzake de
politieorganisatie moet bijzondere aandacht worden besteed aan de
aanbevelingen die werden gegeven. Op basis van deze aanbevelingen zal de Wet op
de Geïntegreerde politie worden geëvalueerd
(DOC 55 3649/013, pag. 14-15).
Tijdens
uw openingsspeech zei u dat er 20 jaar geleden al kinderziektes opdoken. Er
kwamen snel een paar uitdagingen in beeld.
Uitdagingen die nooit grondig zijn aangepakt. Die uitdagingen zijn we
dan 'evergreens' gaan noemen. Er was werk aan de winkel.
Hierover
heb ik de volgende vragen:
Kunt u
een overzicht geven van de 200 geformuleerde aanbevelingen?
Welke
diensten werden verzocht de aanbevelingen te onderzoeken? Welke maatregelen
zijn ze al in de praktijk beginnen te brengen?
Wat is
de huidige stand van zaken van de evaluatie van de Wet op de Geïntegreerde
politie?
Werd
die evaluatie in het verleden al eerder gemaakt? Wat waren de resultaten? Kunt
u die evaluatie(s) te beschikking stellen van het parlement?
Kunt u
de kinderziektes toelichten die 20 jaar geleden al opdoken? Hoe kunnen die
volgens u worden genezen?
13.02 Minister Annelies Verlinden: We hebben allemaal kunnen vaststellen dat het resultaat van de Staten-Generaal van de politie (SEGPOL) omvangrijk is. Het rapport telt meer dan 700 pagina's met meer dan 200 aanbevelingen. Een grondige bespreking van al die aanbevelingen zou ons vandaag te ver leiden. Al wie de politieorganisatie een warm hart toedraagt, raad ik aan de publicatie, die ook digitaal via de FOD beschikbaar is, door te nemen.
In hoofdzaak kunnen de aanbevelingen worden ondergebracht in bredere thema's, waaronder human resources; het politionele optreden; de legitimiteit, integriteit en controle van de politie; de communicatie; de aantrekkelijkheid van het beroep; de digitalisering; de organisatie en financiering en de internationale politiesamenwerking. Men heeft de commissaris-generaal ad interim van de politie gevraagd om in zijn voorstellen voor de verbetering van de werking en de structuren van de federale politie rekening te houden met de aanbevelingen van de Staten-Generaal. Dat stond ook in de opdrachtbrief. Wetswijzingen moeten gekaderd worden in een gedragen toekomstvisie voor de geïntegreerde politie, die een duurzame oplossing biedt voor de welbekende evergreens, zoals de financiering van de lokale politie en allicht ook de federale politie, de optimale schaalgrootte van de lokale politiezones en een geoptimaliseerde geïntegreerde werking.
We zijn ook al aan de slag gegaan met een aantal aanbevelingen. Ze kunnen inderdaad niet zomaar gecopy-pastet worden en omgezet worden in wetgeving en regelgeving. Zo hebben we studies gelanceerd over de financiering en de optimale schaalgrootte en het is de bedoeling dat de resultaten in de volgende legislatuur omgezet worden in een plan. Daarin past ook de discussie over de basisfunctionaliteiten en de vraag wat men vandaag van de politie verwacht. Voorts maken we werk van de herziening van het politieonderwijs. Er wordt een evaluatie gemaakt van het rekruterings- en selectieconcept. Voorts is de besluitvormingsstructuur bij de geïntegreerde politie met het coördinatiecomité onderwerp van de opdrachtbrief van de commissaris-generaal ad interim en uiteraard van de volgende commissaris-generaal. Kortom, de aanbevelingen blijven geenszins liggen en worden in verschillende werkstromen omgezet.
In het laatste hoofdstuk van de publicatie van de Staten-Generaal heb ik een stukje van mijn visie neergeschreven. Ook die kan niet zomaar worden vertaald in wetgeving. De omzetting in wetgeving vergt inderdaad complexe wetgevende processen, des te meer omdat die ook betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens. Hopelijk zullen we dankzij de opdrachtbrief aan de commissaris-generaal ad interim en de werkzaamheden op het vlak van de financiering de komende maanden toch al belangrijke voorbereidingsstappen zetten.
13.03 Koen Metsu (N-VA): Ik heb de Staten-Generaal zelf ook van dichtbij mogen volgen. De SEGPOL was een heel interessante oefening. Tweehonderd aanbevelingen is gigantisch. Ik ben blij te horen dat er al enkele in de stroming zitten. Ik hoop alleen, met de verkiezingen in aantocht, dat de turf van 700 bladzijden niet teloorgaat, want die werd door objectieve personen mee samengesteld. Ik hoop dat daaraan continu kan worden voortgewerkt.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
14.01 Koen Metsu (N-VA): Geachte mevrouw de minister,
In uw
beleidsnota lazen we dat u met de minister van Justitie werkt aan een
Kruispuntbank veiligheid. Niet als nieuwe, afzonderlijke databank maar als een
efficiënt systeem voor veilige interconnectiviteit tussen de verschillende
bestaande databanken van de veiligheidsdiensten (DOC 55 3649/013, pag. 85).
Op 18
mei 2019 kwam het overlegcomité betreffende het inrichten van een Kruispuntbank
Veiligheid tot een besluit. De oprichting van een Kruispuntbank Veiligheid kon
niet worden beperkt tot de fenomenen aangehaald in het verslag van de POC 223.
Er moest worden gekozen tussen twee belangrijke opties: een restrictief project
volgens een beperkt hit/no hit-systeem of een evolutief project, dat op korte
termijn resulteert in een uitgebreid hit/no hit-toegang en op langere termijn
in andere functionaliteiten. Het comité was niet overtuigd dat de eerste optie
zinvol was. De meerwaarde ervan ten opzichte van de kosten was twijfelachtig.
Het zou eveneens een gemiste kans betekenen om een grotere hervorming aan te
gaan. Het comité was van oordeel dat de tweede optie de voorkeur genoot. Het
comité was verder van oordeel dat een Kruispuntbank Veiligheid nauwelijks zin
heeft indien dit niet eveneens een aanzienlijk deel van de toegang tot de
informatie en de informatiestromen van de strafketen omvat.
Hierover
heb ik de volgende vragen:
Tussen
welke bestaande databanken van welke veiligheidsdiensten wordt
interconnectiviteit voorzien?
Welke
specifieke budgetten worden vrijgemaakt voor het project?
Wanneer
komt een beperkt “hit/no hit"-systeem er?
Wanneer
zal dat systeem worden uitgebreid tot een uitgebreid hit/no hit-toegang en met
welke andere functionaliteiten in de toekomst? Met welke governancestructuur?
Op
welke manier worden de gerechtelijke autoriteiten betrokken voor de toegang tot
de informatie en de informatiestromen van de strafketen?
Hartelijk
dank voor uw antwoorden.
14.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, zoals u weet wordt het concept van de zogenaamde kruispuntbank Veiligheid al uitgerold als een geïntegreerd project, op basis van een moderne digitaliseringsvisie die vooral gebaseerd is op interconnectiviteit in plaats van de creatie van één grote veiligheidsdatabank. Wij hebben het er al over gehad naar aanleiding van de aanslagen. Misschien is het label af en toe verwarrend.
De initiële partners die gegevens uitwisselen zijn de FOD Justitie, het OCAD, de ADIV en de Veiligheid van de Staat, BelPIU, en uiteraard de geïntegreerde politie zelf. Ook de reeds bestaande en de toekomstige gegevensuitwisseling met andere diensten, zoals die van de FOD Mobiliteit en de FOD Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie, moet bijdragen tot een integrale veiligheidsketen. Dat laatste hebben wij trouwens ook bekeken naar aanleiding van de aanslagen: de wenselijkheid en de haalbaarheid van het delen van databanken met Asiel en Migratie.
In het nieuwe concept is het vooral belangrijk te onthouden dat elke partner verantwoordelijk blijft voor zijn eigen authentieke databanken, conform alle wettelijke voorwaarden inzake beheer en toegang. Dit betekent onder meer dat er niet één specifiek budget werd vrijgemaakt voor dit geïntegreerd ICT-project, maar dat daarvoor de financiering van de verschillende partners nodig en ook voorzien is.
Wat het systeem hit/no hit betreft, moet een aantal vragen nog worden opgelost. Het OCAD, de ADIV, de Veiligheid van de Staat en BelPIU werken immers in een gesloten omgeving die een rechtstreekse externe verbinding met, maar ook vanuit, de gegevensbanken in principe verbiedt.
Of het concept hit/no hit zal kunnen werken met een rechtstreekse bevraging van elkaars gegevensbanken of middels volledige toegang, of door het vragen of bepaalde personen of voorwerpen bekend zijn bij de partnerdiensten, moet geval per geval worden uitgeklaard. Bepaalde gegevens kunnen ook min of meer worden afgeschermd, maar als dit standaard zou worden, heeft het systeem hit/no hit uiteraard weinig toegevoegde waarde. Dit vormt dan ook nog een belangrijk aandachtspunt.
Een verruiming van het systeem hit/no hit en de ontwikkeling van andere functionaliteiten worden verder onderzocht. Men zou later bijvoorbeeld de toegang nog kunnen verfijnen op basis van meer afgelijnde behoeften, waarbij in sommige gevallen door bijvoorbeeld specifieke criminaliteits- of dreigingssectoren toch toegang verkregen kan worden tot meer gedetailleerde informatie, zoals analysedocumenten, inlichtingenrapporten of processen-verbaal. Ook ander functies kunnen in deze uitgebreide versie worden ontwikkeld, zoals een pushsysteem, procesbeheer of gegevensintegratie. Het is echter nog niet mogelijk om te bepalen wanneer het systeem zal worden uitgebreid.
Wat Justitie betreft, is de samenwerking met de politie uiteraard permanent. Er zijn al talloze projecten van gegevensuitwisseling die op een moderne leest geschoeid zijn. Ik geef als voorbeelden de uitwisseling met Crossborder wat betreft verkeersinbreukenn het ANPR-systeem en JustSignal inzake personen die vrij zijn onder voorwaarden. Een ander voorbeeld is dat van het openbaar ministerie, dat vandaag de mogelijkheid heeft om de gemeenschappelijke gegevensbank terrorist fighters van het OCAD rechtstreeks te bevragen. In die zin is er dus al uitvoering gegeven aan de implementatie van het concept van de kruispuntbank Veiligheid.
14.03 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, ik ben persoonlijk wel voorstander van één grote veiligheidsdatabank, waarbij alle instanties en autoriteiten hun data ownership mogen blijven claimen. Bij Lassoued hebben we immers gezien dat 16 instanties informatie hadden. Gaan we verder terug in de tijd, naar 9/11, dan waren er dat in de Verenigde Staten 17. Op basis daarvan heeft men ook een veiligheidsdatabank opgericht, het National Counterterrorism Center, dat men kan beschouwen als een fusiecentrum waar alle informatie samenkomt, de puzzel wordt gelegd en de data owner die volledige puzzel terugkrijgt, net als andere kernspelers als dat nodig zou blijken.
Ik vind nog steeds dat er te veel informatie versnipperd zit bij onze experts. Die weten allemaal wel iets over iemand, maar niemand weet alles. Ik ben dus absoluut voorstander van die grote veiligheidsdatabank, zoals dat destijds ook de bedoeling was.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: De vragen nrs. 55040798C en 55040800C van de heer Metsu worden omgezet in schriftelijke vragen.
15.01 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar de schriftelijke voorbereiding van mijn vraag.
Geachte
mevrouw de minister,
Bij de
bespreking van uw beleidsnota voor 2024 stelde u dat uit een wetenschappelijke studie
en gesprekken met experts en mensen uit het veld blijkt dat er nood is aan
grotere lokale politiezones met minstens 500 operationele medewerkers. Vanaf
dan is er voldoende capaciteit voor operationele continuïteit, specialisering
en professionalisering.
Na de
vrijwillige fusies kan daarna een (financiële) incentive worden gegeven. Het
nieuwe financieringsmodel kan worden beschouwd als zo een impuls, aangezien de
parameters ervan fusies zullen faciliteren.
Het
consultancyteam bij de FOD Binnenlandse zaken werkt een traject uit om lokale
politiezones te adviseren op basis van de best practices en wetenschappelijke
studies. Dat team licht ook de voordelen toe van samenwerkingsverbanden die
kunnen resulteren in een volwaardig fusietraject.
Recentelijk
is er werk gemaakt van een uitgebreid draaiboek dat iedere stap van een fusie
in detail uitlegt.
De
beperkingen op de wetgeving betreffende fusies over de grenzen van provincies
of van gerechtelijke arrondissementen heen, worden geïnventariseerd. Indien mogelijk
zal deze legislatuur een initiatief worden genomen om een oplossing aan te
reiken (DOC 55 3647/019, pag. 100-101).
Hierover
heb ik de volgende vragen:
Kunt u
toelichten waarom minstens 500 operationele medewerkers nodig zijn?
Op
welke manier zal het nieuwe financieringsmodel een impuls geven aan fusies en
zullen de parameters ervan fusies faciliteren?
Welke
zijn de best practices, de wetenschappelijke studies en de voordelen van
fusies?
Kunt u
het draaiboek, dat iedere stap van een fusie in detail uitlegt, nader
toelichten?
Wat
zijn de beperkingen in de wetgeving met betrekking tot fusies over de grenzen
van provincies of van gerechtelijke arrondissementen heen? Wanneer wordt een
initiatief genomen om hiervoor een oplossing aan te reiken? Wat is de
oplossing?
Hartelijk dank voor uw antwoorden.
15.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, zoals ik er zopas nog op hintte en ook in mijn visietekst in de publicatie van de Staten-Generaal met aanbevelingen onderstreepte, moeten we ambitieus streven naar een schaal die voldoende groot is om tegemoet te komen aan de toekomstige uitdagingen. Zo voorkomen we dat we over afzienbare tijd opnieuw moeten vaststellen dat de grenzen van de organisatie van de politie met het oog op een performante dienstverlening, bereikt zijn.
Op basis van de studie van de Universiteit van Gent en IDEA Consult, kwantitatieve en kwalitatieve evaluaties, en op basis van mijn gesprekken met experten en medewerkers uit het veld, ben ik ervan overtuigd dat we idealiter naar lokale zones van minstens 500 operationele medewerkers moeten evolueren. Vanaf een dergelijke schaal is er in principe voldoende capaciteit voor continuïteit, specialisering en professionalisering.
Een nieuw financieringsmodel kan op verschillende manieren een impuls geven aan die schaalvergroting. Een directe manier zou bijvoorbeeld kunnen bestaan uit een een dotatie tot stimulering van bepaalde initiatieven, waardoor zones die fuseren, een hogere financiële stimulans ontvangen. Politiezones kunnen ook worden gestimuleerd om kwaliteitsverbeteringen uit te voeren op basis van kwalitatieve normen. Er loopt momenteel nog een studie met betrekking tot de parameters voor zo'n nieuw financieringsmodel. De resultaten van die studie zullen ons ongetwijfeld nieuwe inzichten verschaffen.
Het draaiboek waarnaar u vermoedelijk verwijst, is een initiatief van een verbindingsambtenaar bij de provincie Vlaams-Brabant, waarvan de inhoud recent werd geactualiseerd in samenspraak met de vertegenwoordigers van de provincies en de FOD Binnenlandse Zaken. Het draaiboek, dat elektronisch aan de politiezones ter beschikking wordt gesteld, geeft een schematisch overzicht van een fusieproces weer. Daarnaast wordt dieper ingegaan op de randvoorwaarden van een fusietraject, zoals de opstart en een haalbaarheidsstudie, alsook de voorbereidingsfase en het eigenlijke fusietraject en de implementatie- en integratiefase.
In het verleden heeft de federale overheid al geoordeeld dat het niet opportuun was om af te wijken van samenvallende bestuurlijke en gerechtelijke grenzen. Dat was ingegeven door de visie van de wetgever, die in de memorie van toelichting bij artikel 9 van de wet op de geïntegreerde politie (WGP) aangeeft dat het ressorteren van gemeenten onder verschillende gerechtelijke arrondissementen moet worden vermeden, vooral wegens praktische bezwaren. Zo zijn ICT-systemen niet op mekaar afgestemd en worden tussenkomsten op het terrein onnodig complex. Artikel 9 van de WGP bepaalt ook dat het grondgebied per provincie en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt ingedeeld in politiezones.
We stellen vast dat de limieten van de regelgeving in bepaalde gevallen zijn bereikt en dat er geen pasklaar antwoord voor lokale vragen voorhanden is. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan bewegingen op gemeentelijk vlak in Vlaanderen, waarbij gemeentelijke fusies over de provinciegrenzen heen mogelijk zijn en vervolgens een impact hebben op de politiezones.
In die zin lijkt het opportuun de regelgeving doordacht te evalueren, in samenspraak met de verschillende bestuursniveaus. Die evaluatie gebeurt ook op basis van de studies die momenteel nog lopen.
15.03 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de politie heeft de voorbije decennia al heel veel hervormingen moeten ondergaan.
Een en ander doet mij denken aan de hervorming van de hulpverleningszones, die in 2015 een eigen rechtspersoonlijkheid kregen, maar waarbij de band met de gemeenten er nog altijd is. De zoneraad wordt namelijk gevormd door de burgemeesters. Alles is echter enigszins onpersoonlijker geworden of zit alleszins minder dicht bij de politieke besturen. Ik vermoed dat het hier niet zover zal komen, hoewel 500 operationele medewerkers zeker niet niks is.
Ik ben wel blij dat de klemtoon op ‘vrijwillig’ blijft liggen. We hebben dat ook gezien bij de gemeentelijke fusies, die tot op heden ook nog steeds vrijwillig zijn. Ik weet niet hoelang dat vrijwillige karakter zal blijven bestaan. Tussen de huidige vorm van de politiezones en een fusie liggen natuurlijk nog heel veel andere mogelijkheden, zoals allerhande samenwerkingsverbanden, die in het Antwerpse en mogelijk ook in andere provincies, waarvan ik echter minder weet heb, bijzonder goed werken.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
16.01 Koen Metsu (N-VA): Geachte mevrouw de minister,
In uw
beleidsnota lezen we dat de politiepost zou worden opgericht i.s.m. de lokale
politiezone Brussel-Zuid (DOC 55 3649/013, pag. 100). Bij de bespreking van uw
beleidsnota voor 2024 stelde u dat er voor die politiepost in het station
Brussel-Zuid voortdurend overleg gaande is tussen de politiediensten en de
NMBS. De Politiezone Zuid heeft aangegeven de politiepost in het station niet
te zullen bemannen. De federale politie kijkt met de NMBS wat de mogelijkheden
zijn om op korte termijn een politieaanwezigheid te verzekeren, maar heeft
vooropgesteld dat de aanwezigheid van andere partners, zoals Securail, eveneens
belangrijk is (DOC 55 3647/019, pag. 103).
Tijdens
de gedachtewisseling over de veiligheidsproblemen in en rond het station van
Brussel-Zuid op 18 september 2023 stelde u dat de verantwoordelijkheid voor de
veiligheid in en rond het station in de eerste plaats bij de lokale overheden
lag. Dit was volgens u overeenkomstig de huidige afspraken en structuren in de
regelgeving. Het internationaal station Brussel-Zuid was een ressort van de
lokale politie. Volgens Servais Verherstraeten vergde de specifieke
taakverdeling wellicht een herzieningsoefening van de omzendbrief. (CRIV 55 COM
1165, pag. 8 en 44).
Hierover
heb ik de volgende vragen:
Waarom
stelde u dat de politiepost zou worden opgericht i.s.m. de lokale politiezone
Brussel-Zuid?
Waarom
heeft de politiezone Zuid aangegeven dat ze de politiepost niet zal bemannen?
Kunt u
de afspraken en structuren in de regelgeving over de organisatie van de
politiediensten toelichten waar u naar verwees in september?
Waarom
vergde de specifieke taakverdeling volgens dhr. Verherstraeten een
herzieningsoefening van de omzendbrief?
Hoe en
door wie zal op korte termijn een politieaanwezigheid worden verzekerd? Met
welke reglementaire basis?
16.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Metsu, de vraag tot oprichting van een politiepost in het Zuidstation komt voort uit de verschillende overlegfora die de laatste maanden hebben plaatsgevonden, onder regie van het Nationaal Crisiscentrum en vanaf eind december onder de coördinatie van Safe Brussels. Aangezien de stationsbuurt een doorgedreven samenwerking tussen de federale en de lokale politie vergt – indachtig de geest van het geïntegreerde karakter van onze politiediensten – is het een evidentie dat de politiepost het voorwerp uitmaakt van een dialoog tussen de verschillende partners.
U wijst de NMBS terecht aan als zijnde de verantwoordelijke voor de plaats an sich. De veiligheid in en rond het station dient zich in eerste instantie te voltrekken vanuit een partnership. Dat betekent dat de burgemeester die verantwoordelijk is voor de openbare orde op zijn grondgebied, de verantwoordelijkheid draagt voor de uitoefening van de basispolitiezorg door de lokale politie. De federale politie daarentegen dient het supralokale belang te verzekeren en is dan ook belast met opdrachten van gesubsidieerde en gespecialiseerde aard.
Het huidige regelgevend kader, dat werd omgezet in een omzendbrief-Duquesne, bepaalt over het algemeen dat de spoorwegpolitie in eerste instantie moet voorzien in een gespecialiseerde politiedienst, specifiek voor het actieterrein van de spoorwegen, dus op treinen, sporen en perrons. Wat de stations betreft, moet de lokale politie dus in principe instaan voor de niet-gespecialiseerde eerstelijnspolitieopdrachten.
De omzendbrief bepaalt eveneens dat de spoorwegpolitie op subsidiaire wijze kan optreden door de lokale politie meer ondersteuning te bieden, die kan worden aangepast op grond van strafrechtelijke analyses en de evolutie van risicofactoren en waaraan vorm kan worden gegeven op een gerichte of een meer gestructureerde wijze.
De organisatie van een politiepost in het Zuidstation, alsook de aanwezigheid van interventieteams van de spoorwegpolitie in het station, passen in de bijzondere context, en dat in aanvulling op andere maatregelen die zijn uitgewerkt in het kader van de speerpunten van het actieplan voor het Zuidstation, dat nu door Safe Brussels en de hoge ambtenaar wordt gecoördineerd. De organisatie van die politiepost wordt momenteel nog nader uitgewerkt.
De politiebijstand die in deze politiepost zal worden geboden, is evenwel niet bedoeld om in de plaats te treden van het onthaal in de ruime zin van alle stationsgebruikers, wat onder de verantwoordelijkheid van de NBMS valt. Dat onthaal bestaat met name uit het doorverwijzen van personen die bijstand nodig hebben. Soms gaat het ook over bewegwijzering naar de juiste dienst, hetgeen in sommige gevallen een politiedienst kan zijn. Ook daarbij is Securail een belangrijke partner voor de politiediensten en een belangrijke schakel in de veiligheidsketen op het spoorwegnet. Zij zullen dus zeker ook een rol spelen in die onthaalfunctie.
Om concrete invulling te geven aan de versterkte ondersteuning van de federale politie in het station, is het personeelsbestand van de spoorwegpolitie sinds oktober uitgebreid. Naast de interventieteams die dagelijks in het station worden ingezet, zet de spoorwegpolitie regelmatig 10 tot 24 bijkomende FTE's in voor de geïntegreerde acties vervat in het actieplan voor het Zuidstation. Die acties worden dus voortgezet.
Ik verwijs ook naar de gecoördineerde acties die worden uitgevoerd in samenwerking met de politiezone Zuid, de federale politie en de andere partnerdiensten. Die acties lopen sinds september en hebben een zichtbaar positief effect op de situatie in en rond het Zuidstation.
16.03 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, dat laatste is juist. Ik heb de politie daar eens mogen volgen. Ik heb Brussel-Midi ook eens mogen bezoeken de dag na zo'n actie. Het is natuurlijk een beetje dweilen met de kraan open, als dat niet structureel gebeurt. Er is daar een blijvende inzet nodig.
De spoorwegpolitie en Securail doen uiteraard hun uiterste best, maar er is wel een potentieel gevaar voor de lokale politie, voor Brussel-Zuid. Brussel-Midi is voor hen eigenlijk een soort van blinde vlek. Daar komen dagelijks duizenden personen aan, daar vertrekken duizenden personen. Zij hebben wel toegang maar niet de absolute bevoegdheid. Dat is voor hen niet altijd even eenvoudig. Dat is een persoonlijke kanttekening.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Vraag nr. 55040805C van de heer Metsu wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
17.01 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik verwijs naar de tekst van mijn vraag zoals ingediend.
Geachte
mevrouw de minister, in uw beleidsnota lezen we dat eind september 2023 de
totale personeelscapaciteit van de federale politie 12.616 effectieven bedroeg,
een verhoging van 427 effectieven ten opzichte van het begin van de
legislatuur. Het meerjarenplan voorziet een effectief van 13.109 medewerkers
tegen eind 2024, zijnde een versterking van quasi 1.000 personeelsleden versus
het begin van de legislatuur. U houdt vast aan deze ambitie. U voorziet ook een
operationele versterking voor DGJ, DGA en het niveau CG (DOC 55 3649/013, pag.
61-62).
Hierover
heb ik de volgende vragen:
Kunt u
de huidige totale personeelscapaciteit van de federale politie meedelen? Hoe is
die verdeeld over de verschillende componenten?
Welke
operationele versterking wordt voorzien voor DGJ, DGA en het niveau CG
(aantallen en functies)?
Op
welke manier denkt u het totaal van 1.000 extra personeelsleden tegen het einde
van de legislatuur te realiseren?
17.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Metsu, voor de exacte cijfers wil ik u vragen, gelet op de toegemeten antwoordtijd, om een schriftelijke vraag in te dienen. Wel kan ik u meegeven dat de ministerraad van 16 juni 2022 beslist heeft om de bijkomende middelen voor de politie in de eerste plaats in te zetten voor een versterking van het personeelskader, waarmee ook uitvoering wordt gegeven aan een beslissing van het directiecomité. Het gaat over 45 personeelsleden voor het niveau commissaris-generaal, 150 voor de algemene directie van de bestuurlijke politie en 195 voor de algemene directie van de gerechtelijke politie.
Daarnaast werd nog beslist om de federale politie te versterken met een Havenbeveiligingskorps, waarvoor momenteel al 71 laureaten met de opleiding zijn gestart. Naar aanleiding van de recente aanslag van oktober werd ook beslist om de spoorwegpolitie en de FGP Brussel te versterken met respectievelijk 25 en 50 extra medewerkers.
De federale politie maakt gebruik van verschillende aanwervingsmethoden om die doelstellingen te halen. Enerzijds kunnen vanuit intermobiliteit ervaren politiemensen uit de lokale zones gerekruteerd worden, anderzijds kunnen via externe weg aspirant-inspecteurs, al dan niet gespecialiseerde hoofdinspecteurs of commissarissen, worden aangeworven. Uiteraard wordt daarnaast verder ook volop ingezet op het aantrekken van gespecialiseerde CALog-profielen, zodat we in de komende maanden nog meer mensen bij de federale politie tewerkgesteld kunnen zien.
17.03 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Het overige deel van mijn vraag zal ik schriftelijk indienen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
17.04 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de voorzitter, aangezien mijn laatste geagendeerde vraag nogal omvangrijk is – ze gaat over tien projecten voor het politieonderwijs – zet ik die vraag om in een schriftelijke vraag.
De voorzitter: Vraag nr. 55040807C van de heer Metsu wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
18.01 Ortwin Depoortere (VB): Mijn vraag handelt over een persoon die recentelijk in Antwerpen opgepakt werd door de afdeling terrorisme van de FGP. De verdachte zou sympathiseren met de Palestijnse terreurorganisatie Hamas. Volgens de media – we moeten altijd voorzichtig zijn met berichten in de media – zou hij een aanslag plannen tegen een Joodse instelling. Ik had daarover graag een stand van zaken gekregen.
18.02 Minister Annelies Verlinden: U zal niet verrast zijn dat het dossier nog steeds het voorwerp uitmaakt van een gerechtelijk onderzoek. Het is dus in de eerste plaats aan het parket of de onderzoeksrechter om daarover te communiceren. Ik kan u alleen meedelen dat, op basis van de informatie waarover ik nu beschik, de betrokkene niet gekend was bij het OCAD. De andere details in antwoord op uw parlementaire vraag behoren tot de bevoegdheid van de minister van Justitie. Ik stel voor dat u hem de vraag ook stelt, zodat hij eventueel, voor zover hij dat kan, meer details kan geven.
18.03 Ortwin Depoortere (VB): Dat zal ik zeker doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De voorzitter: Het spijt me voor mevrouw Marghem, maar ik kan niemand gijzelen om hier te blijven en moet de vergadering hier dus besluiten. Ik vermoed dat mevrouw Marghem haar vragen nog kan uitstellen.
Dank u, mevrouw de minister, voor uw antwoorden van vandaag.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.43 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 43.