Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du Climat

Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat

 

du

 

Mardi 6 février 2024

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 6 februari 2024

 

Namiddag

 

______

 

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.05 uur en voorgezeten door de heer Christian Leysen.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 05 et présidée par M. Christian Leysen.

 

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.

 

01 Vraag van Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De Elia-tarieven" (55040882C)

01 Question de Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les tarifs pratiqués par Elia" (55040882C)

 

01.01  Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, bij mij is de rode draad vandaag de VREG, die het regelmatig nodig vindt om naar buiten te komen met een aantal standpunten. Ik zal het er straks nogmaals over hebben, want dat verrast mij nog meer. Deze vraag gaat echter over de tarieven van Elia, waarover de VREG zich een aantal vragen stelde, met name over de kredietrating, temeer omdat de Eliagroep ter zake als één geheel wordt bekeken.

 

Mevrouw de minister, het is een vrij technische aangelegenheid. Ik zal daarom gewoon verwijzen naar mijn vragen, om uw opinie daarover te kennen en te vragen of u erover zal waken dat de nettarieven eerlijk worden doorgerekend.

 

Geachte mevrouw de minister, in de pers verschenen bedenkingen van de Vlaamse regulator VREG over de stijgende transmissienettarieven. Ten eerste wordt gesteld dat kredietagentschappen de solvabiliteit van Elia Group als geheel bekijken, er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen de Duitse activiteiten van 50Hertz en de Belgische activiteiten van ETB. Die kredietscore komt bovendien onder druk te staan door grote investeringen in Duitsland. Dat zorgt ervoor dat ook de Belgische poot met hogere financieringskosten geconfronteerd wordt, wat tot hogere nettarieven leidt voor de Belgische consumenten.

 

Ten tweede wordt gesteld dat deze nettarieven ongelijk worden verdeeld over de verschillende spanningsniveaus en dat deze ongelijkheid met deze nieuwe tarieven nog zou toenemen. De tarieven voor de grootindustrie die rechtstreeks op het transmissienet is aangesloten zouden namelijk minder sterk stijgen dan voor de verbruikers op het distributienet van onder meer Fluvius.

 

Mijn vragen aan u:

Denkt u dat de kredietrating van Elia hoger zou liggen, en dus de financieringskosten lager zouden zijn, indien 50Hertz apart beoordeeld zou worden?

Denkt u dat Elia stappen moet ondernemen om de Belgische activiteiten af te zonderen van de buitenlandse activiteiten?

Weet u of de VREG gelijk heeft en de bijkomende netkosten in sterkere mate worden doorgerekend aan de laagspanningsgebruiker? Wat is daarvoor de verklaring en hoe kijkt u daarnaar?

Hoe zal u erover waken dat de nettarieven eerlijk worden doorgerekend (zowel tussen verschillende landen/bedrijfstakken, alsook tussen verschillende netgebruikers)?

 

01.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Verduyckt, ik dank u voor uw vraag, die deze materie naar voren brengt. Het onderwerp van uw vraag is met name de nota die de VREG heeft ingediend in de consultatie. De mededeling die ze daarover heeft verspreid, heeft ook aanleiding gegeven tot briefwisseling tussen de VREG en de CREG.

 

De CREG heeft daarover een aantal elementen op papier gezet. De CREG heeft ook rechtstreeks gereageerd bij de VREG. De CREG heeft mij tevens medegedeeld dat ik die communicatie namens haar met u kan delen.

 

Ik heb een punctueel antwoord op de concrete vragen die u stelt. U hebt aangegeven dat de vragen heel technisch zijn, maar dat plaatst mij nu in een situatie waarin ik moet antwoorden op een heel technische vraag die niet is gesteld en die de toeschouwers niet hebben gehoord.

 

Het eerste aspect gaat over de kredietrating, de beoordeling daarvan en de vraag of de Belgische en de Duitse activiteiten samen of apart worden bekeken.


Op de vraag of de kredietrating van Elia hoger zou liggen als 50Hertz apart zou worden beoordeeld, wil ik enkele correcties aanbrengen. Vandaag is immers veeleer het omgekeerde waar. De kredietrating voor ETB zou lager liggen als 50Hertz apart zou worden beoordeeld, omdat 50Hertz een hogere return on equity mag toepassen van de Duitse regulator. Door die samen te leggen met de lagere Belgische return on equity komt het gemiddelde iets hoger uit, wat een hogere kredietrating oplevert.

 

Als u dus op dit moment mijn beoordeling vraagt, dan moet ik antwoorden dat het scheiden van 50Hertz geen goed idee zou zijn. In dat geval zou immers een aantal belangrijke synergieën, zowel operationeel als qua financiering, verloren gaan. De CREG geeft aan de VREG ook een aantal meer technische elementen.

 

Uw tweede vraag gaat over wat de VREG heeft aangekaart ten aanzien van de CREG. De VREG heeft in het kader van de consultatie aangegeven dat de hogere transmissietarieven zouden worden afgewenteld op de hoge gebruikers en dat de laagspanningsklanten meer zouden betalen. Dat is wat de VREG zegt. Daarover zegt de CREG in niet mis te verstane bewoordingen dat dit feitelijk onjuist is: "Wij betreuren voornamelijk dat deze vaststelling feitelijk niet klopt." De CREG brengt daarenboven een argumentatie aan die aangeeft waarom het feitelijk niet klopt.

 

Uw laatste vraag is hoe ik erover waak dat de nettarieven eerlijk worden doorgerekend. Hier is het van belang om stil te staan bij de bevoegdheidsverdeling. Het was de keuze van het Europese niveau in de verschillende richtlijnen en verordeningen om de tariefbevoegdheid expliciet bij de regulatoren te leggen, daarvan een kernbevoegdheid te maken en de regulatoren daarin onafhankelijkheid te geven. De uitgangspunten voor de tarieven zijn dat ze non-discriminatoir en kostenreflectief moeten zijn. Dat wordt ook in de verordening en de richtlijn meegeven. Het komt de regulator toe om dat te beoordelen en de wetgever om beleids­richtsnoeren te geven.

 

Ik ben persoonlijk van mening dat het wenselijk is dat dit bij een onafhankelijke regulator wordt gelegd. Die heeft immers geen andere belangen dan te kijken naar de samenleving als geheel. We weten immers allemaal, ongeacht welke hoedanigheid we hebben, dat er ook andere overwegingen zouden kunnen meespelen. Het feit dat de tariefbevoegdheid autonoom en onafhankelijk bij de onafhankelijke regulator zit, is de beste garantie om ervoor te zorgen dat de tarieven niet-discriminatoir en kostenreflectief zijn.

 

Voor de kwestie in het algemeen merk ik dat er iets verspreid werd door de VREG wat geleid heeft tot een zeer scherpe reactie van de CREG. Die zei dat het opzettelijk misplaatst, feitelijk onjuist en onnodig alarmerend was. Ik wens vooral beide regulatoren op te roepen om de overlegorganen die ze hebben te gebruiken om dergelijke zaken onder elkaar te bespreken en verder uit te klaren.

 

01.03  Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, misschien had ik mijn technische vragen toch beter voorgelezen, voor de collega's. Ik zal het antwoord van de CREG echter nog even rustig nalezen.

 

Ik ben het met u eens dat de manier waarop onze energiemarkt georganiseerd is goed is, met een onafhankelijke regulator die toeziet op de tarieven, maar het blijft wel vreemd om te moeten vaststellen dat die onafhankelijke regulatoren daarover met elkaar in de clinch moeten gaan. Maar goed, dat ligt ook aan de manier waarop ons land georganiseerd is.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de Benoît Piedboeuf à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L’application de la taxation sur les surprofits dans le secteur de la biométhanisation" (55041066C)

02 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De toepassing van de overwinstbelasting in de sector van de biomethaanproductie" (55041066C)

 

02.01  Benoît Piedboeuf (MR): Madame la ministre, j’ai déjà eu l’occasion de vous interroger sur la taxation des surprofits dans le secteur de la biométhanisation, vous aviez souligné que votre administration n'enverra pas d'avis d'imposition dans le secteur de la biométhanisation. Cependant, il me revient que des producteurs de cette filière, des PME familiales ont reçu des avis de taxation de la part de l’administration, avec des montant pouvant dépasser le million d’euros. Ce qui rend la situation intenable pour ces entreprises familiales qui risquent malheureusement la faillite. Pour les producteurs d'électricité à partir de biomasse, la production d'électricité à partir de biométhane est exonérée. Le biométhane visé par loi est produit par les sites de biométhanisation qui produisent toujours du biogaz au départ (biométhane +CO2).

 

Peu importe le degré d'enrichissement en biométhane du gaz, un moteur de cogénération, qui utilise du biogaz pour produire de l'électricité, le fait toujours à partir du biométhane, qui est le combustible, et pas du CO2. Quelle que soit la situation, c'est toujours le biométhane contenu dans le biogaz qui est converti en électricité, il devrait donc y avoir une exonération.

 

L’objectif de la taxation des surprofits, décision européenne, qui s'inscrit dans le cadre de la stratégie RePowerEU, avait notamment vocation à favoriser l'autonomie énergétique de l’Union Européenne, qui passe par la production d'énergie de manière locale. Ce texte n'a en revanche pas vocation à de mettre en péril des entreprises, ce qui est le cas aujourd’hui avec la lecture faite par l’administration.

 

Madame la ministre, avez-vous eu des contacts avec les représentants de ce secteur? Quelles réponses pouvez-vous apporter aux entreprises concernées? Est-ce qu'au niveau de votre administration, une clarification afin de répondre à cette situation est en réflexion?

 

Je vous remercie de vos réponses.

 

02.02  Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur le président, monsieur Piedboeuf, comme vous le savez, le règlement européen 2022/1854 énumère les technologies sur lesquelles nous devons appliquer le plafond sur les prix de l'électricité. Il s'agit des capacités inframarginales qui ont engendré des recettes extraordinaires pendant la crise énergétique.

 

Ce règlement explicite dans le point e) de l'article 7.1 que "le plafond s'applique sur la vente d'électricité produite à partir de combustibles solides ou gazeux issus de la biomasse, à l'exclusion du biométhane". Il existe en effet une différence substantielle entre le biogaz et le biométhane, comme vous le soulignez également.

 

Le biométhane est un produit purifié qui peut être utilisé de manière interchangeable avec le méthane d'origine fossile. Ce produit est distribué aux utilisateurs par le biais des réseaux de distribution. Le biogaz est un produit intermédiaire non purifié du processus visant à brûler la biomasse et à la transformer en énergie. Il peut parfaitement être utilisé pour brûler et produire de l'électricité mais il ne peut pas être injecté tel quel, de manière brute, dans le réseau gazier.

 

Dans notre loi électricité, on se réfère directement au champ d'application du règlement mais si l'entreprise estime qu'une erreur a été commise, elle peut toujours saisir le tribunal pour qu'un juge se prononce sur l'application concrète de la législation par mon administration. Je répète toutefois que mon administration est bien tenue d'appliquer le plafond sur les ventes d'électricité produite à partir de biomasse.

 

Par contre, je vous prie de noter que, pour la biomasse gazeuse ou solide, le plafond a été fixé à 180 euros/MWh au lieu de 130 euros/MWh, ceci en reconnaissance des augmentations de prix des carburants en question.

 

Enfin, j'ajoute que, lors de la rédaction de la loi sur les surprofits, il y a eu une concertation élargie avec le secteur sur l'aspect spécifique de la biométhanisation.

 

02.03  Benoît Piedboeuf (MR): À mon avis, il y a une erreur d'interprétation de l'administration. En 2023, tous les ministres ont été féliciter, notamment la ferme du Faascht, dont je vais vous donner le dossier, pour leur organisation et leur mise en œuvre de l'utilisation de la biomasse. La biomasse a produit effectivement du gaz qui a permis de produire de l'électricité. Cette entreprise de quinze personnes est un cas particulier mais elle a réalisé tous les investissements nécessaires. Elle vient de recevoir une facture de 1,5 million d'euros, autrement dit, du jour au lendemain, l'entreprise peut fermer ses portes. Je pense franchement qu'il y a une erreur d'interprétation sur ce dossier précis. Je vous demande, madame la ministre, de bien vouloir le réexaminer avec votre administration. Merci.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- Nahima Lanjri aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De hervorming van het sociaal tarief energie" (55041185C)

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het sociaal tarief" (55041246C)

03 Questions jointes de

- Nahima Lanjri à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La réforme du tarif social énergie" (55041185C)

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le tarif social" (55041246C)

 

03.01  Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw de minister, opdat het sneller zou gaan, verwijs naar mijn schriftelijke vraag.

 

Sinds 1 juli 2023 werd het uitgebreide sociaal tarief voor energie als tijdelijke maatregel stopgezet. U had de opdracht gekregen om een hervorming van het sociaal tarief voor energie uit te werken en die hervorming zou dan op 1 januari 2024 in werking treden. Jammer genoeg is dit niet gelukt. Zoals u weet heeft het huidige sociaal tarief verschillende tekortkomingen. Het is gebaseerd op het “alles of niets" principe ofwel heeft iemand er recht op ofwel niet. Er is geen tussenweg. Daarnaast is de toekenning uitsluitend gekoppeld aan een bepaald statuut. Hierdoor vallen mensen die een beperkt inkomen hebben, maar geen bijzonder statuut uit de boot. Ten slotte kan het sociaal tarief ook zorgen voor inactiviteitsvallen en zal een huishoudelijke afnemer die een tegemoetkoming krijgt bijvoorbeeld een leefloon en die aan het werk gaat, het sociaal tarief voor energie verliezen.

 

Onze fractie pleit al geruime tijd voor een hervorming. In maart vorig jaar heb ik een resolutie ingediend met voorstellen om het sociaal tarief te hervormen. Zo willen wij het sociaal tarief openstellen op basis van een inkomenscriterium met een degressief systeem. Vorige week heb ik deze resolutie ook toegelicht in de commissie.

 

Mijn vragen aan de minister:

U heeft voor de zomer 2023 aangekondigd dat u werkt aan een voorstel om het sociaal tarief te hervormen. Wat is de stand van zaken van dit voorstel? Kan u nog eens de grote lijnen toelichten?

Heeft u over uw voorstel al adviezen ingewonnen bij verschillende stakeholders en instanties en zo ja, welke? Heeft u uw voorstel sinds uw aankondiging nog aangepast? Zo ja, in welke zin?

Jammer genoeg heeft u ook al gezegd dat er voorlopig nog geen akkoord is in de regering. Ik vind het belangrijk dat we de komende maanden, nog stappen kunnen zetten om de hervorming zo goed mogelijk voor te bereiden. Welke stappen moeten nog gezet worden? In welke mate kan het parlement hierin een rol spelen volgens u?

 

Ik dank u voor uw antwoord.

 

03.02  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ook ik verwijs naar mijn schriftelijk ingediende vraag.

 

Mevrouw de minister, zoals u eerder al stelde heeft u een concreet voorstel om de hervorming van het sociaal tarief aan te pakken. Dit voorstel ligt echter al een zekere tijd op de regeringstafel zonder dat er een duidelijke timing is wanneer er een doorbraak te verwachten is. Tegelijk liggen er voorstellen in onze commissie om deze en de volgende regering richting te geven in dit dossier. De vraag is alleen of het parlement en meer bepaald de meerderheid voldoende openingen ziet om het parlement op dit thema te laten werken.

 

We zien immers ook andere dossiers waar de regering niet uitgeraakt, maar waar ook het parlement van de regeringspartijen niet de ruimte krijgt om hier knopen door te hakken. Dit zou het zoveelste dossier in dat rijtje kunnen zijn.

 

De vragen zijn dan ook eenvoudig:

Wat is ondertussen de stand van zaken van de hervorming van het sociaal tarief?

Bent u van mening dat het parlementair initiatief onder de vorm van resoluties hier een kans verdient?

Uw eigen fractie diende een wetsvoorstel om het sociaal tarief te hervormen op basis van een ander voorstel dan datgene dat u in de regering neerlegde. Hoe staat u tegenover dit initiatief?

 

03.03 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, uiteraard heb ik begrip voor de drukke agenda.

 

Nog maar vorige week wees de Koning Boudewijnstichting er opnieuw op dat 1 miljoen mensen een probleem hebben om hun energiefacturen te betalen en dus gevoelig zijn voor energiearmoede. Dat is 20 % van de Belgen. En dus dacht ik dat het aangewezen kon zijn om 20 % van onze tijd in de commissie daaraan te spenderen.

 

03.04  Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw de minister, wij hebben hierover vorige week ook een uitgebreid debat gehad. Wij willen dat absoluut. Maar ik wil vooral dat er oplossingen komen. Ik wil mijn tijd aan u afstaan zodat u uitgebreid kunt antwoorden.

 

03.05 Minister Tinne Van der Straeten: Tijdens de begrotingsbesprekingen van oktober 2023 hebben wij een voorstel voorgelegd voor een hervorming van het sociaal tarief voor elektriciteit, gas en warmte. Dat bestaat uit twee elementen. Enerzijds is er een standaard sociaal energietarief. Anderzijds is er een bijkomende component.

 

Deze twee elementen zouden dan worden toegekend afhankelijk van de categorie waartoe men behoort. Wij hebben voorzien in drie categorieën, namelijk, ten eerste, de huidige rechthebbenden, op basis van de huidige bestaande sociale statuten, ten tweede, de huidige niet-rechthebbenden met een inkomen beperkt tot 17.500 euro en, ten derde, de huidige niet-rechthebbenden met een inkomen tussen 17.500 en 25.200 euro.

 

Het voorstel werd echter niet weerhouden tijdens de begrotingsgesprekken, vanwege verschillende redenen, met als belangrijkste reden dat de voorgestelde hervorming aanzienlijk meer budget zou hebben gevraagd. De andere leden van de regering wilden dat budget niet vrijmaken voor deze hervorming.

 

Gezien de korte tijd die er mij nog rest in deze legislatuur heb ik mijn administratie en mijn eigen team de opdracht gegeven om zich te concentreren op die dossiers die nog wel een kans van slagen hebben en die ook bijdragen aan een hervorming van het sociaal tarief, al is het dan op een minder doorgedreven manier.

 

Momenteel is namelijk het wetgevend proces van het voorontwerp van wet tot invoering van een sociaaltariefpremie lopende, alsook een functionele analyse van de databank betreffende het sociaal tarief bij de FOD Economie. De bedoeling van de analyse is de huidige databank volledig in kaart te brengen en mogelijke pistes tot verbetering te verkennen, zodat de databank gemakkelijk aanpasbaar zou zijn wanneer een doorgedreven hervorming wel groen licht krijgt.

 

Als de volgende regering wél een akkoord zou vinden over de invoering van een getrapt systeem op basis van inkomen, dan staat de IT erachter al klaar. Dan moet er niet meer zes maanden of een jaar gewacht worden op de implementatie.

 

Ik heb mijn voorstel tot hervorming bezorgd aan verschillende partners die werken rond het thema energiearmoede. Alleen van la Fédération des Services Sociaux heb ik tot op heden enige feedback mogen ontvangen.

 

Zoals verduidelijkt in het antwoord op uw eerste vraag is het voorstel niet meer gewijzigd sinds oktober 2023.

 

De stap die eerst en vooral moet worden gezet, is dat iedereen tot het besef komt dat we in dit land in de eerste plaats meer zullen moeten samenwerken en in de tweede plaats daarvoor ook de nodige budgetten zullen moeten vrijmaken, als we de keuze leave no one behind van de Europese Unie met betrekking tot de klimaat- en energietransitie willen waarmaken.

 

Iedereen kan hieraan actief bijdragen door bij zijn eigen achterban de ideeën van meer constructieve en complementaire samenwerking, al dan niet binnen een samenwerkingsakkoord tussen de verschillende entiteiten, en het vrijmaken van de nodige budgetten te verdedigen. Die ideeën zouden dan na de verkiezingen in de verschillende regeerakkoorden kunnen worden opgenomen.

 

Twee weken geleden ben ik langsgegaan bij de experts van SAAMO om daar federale beleidsvoorstellen met betrekking tot een sociaal energiebeleid in ontvangst te nemen. Wat mij vooral is bijgebleven van dat bezoek, waarbij ook verschillende personen die leven in armoede aanwezig waren, is dat die mensen zich in de steek gelaten voelen. Ze hebben het gevoel dat er boven hun hoofden voor hen wordt beslist wat wel of niet werkt en wat wel of niet nodig is. Het lijkt mij daarom een goede zaak mocht er in deze commissie een hoorzitting worden georganiseerd waarbij mensen die in armoede leven zelf aan het woord worden gelaten. Ik meen mij trouwens te herinneren, mijnheer de voorzitter, dat we dit ook al hebben gedaan aan het begin van de legislatuur, toen het ging over de sociale fondsen gas en elektriciteit, ten tijde van de covidcrisis.

 

Ten slotte vermeld ik nog graag dat het voorstel dat de ronde doet over de invoering van een beperking van de verbruikte volumes energie voor mensen in energiearmoede voor mij onaanvaardbaar is. Ik zal u zeggen waarom dat voor mij zo is. Ik verwijs naar het advies nr. 2530 van de CREG van 16 maart 2022, waarin staat dat de meeste huishoudens die van dat sociaal tarief genieten een verbruik hebben dat lager ligt dan 3.500 kilowattuur voor elektriciteit en 17.000 kilowattuur voor aardgas.

 

Mensen die in energiearmoede leven, zijn al noodgedwongen spaarzaam en hebben al een lagere CO2-afdruk en zien daar niets tegenover staan, want in de winter lijden ze kou en in de zomer kunnen ze geen verkoeling vinden. Hen een beperking opleggen qua volumes is hen simpelweg een extra mes op de keel zetten.

 

Ook in het kader van de energietransitie denk ik dat een reflectie over de evolutie van onze standaardvolumes nodig is. Als er meer elektriciteit wordt verbruikt, zal er een hoger elektriciteitsverbruik zijn, maar misschien ook wel een lager verbruik van andere vormen van energie.

 

Mijnheer Wollants, u verwijst naar de parlementaire initiatieven. Er zijn inderdaad resoluties en er is een wetsvoorstel van mevrouw Buyst. Uiteraard verdienen die een kans. Een breed gedragen en een gedetailleerd uitgewerkt voorstel om inactiviteitsvallen te voorkomen en een uitgewerkte manier om op snelle wijze het inkomen van mensen te kunnen controleren, bijvoorbeeld in de vorm van een vermogenskadaster, zijn meer dan welkom.

 

Uit een studie die door het PWC werd uitgevoerd in opdracht van de vier energieregulatoren in België, is duidelijk gebleken dat we met de uitbreiding van het sociaal tarief naar de categorie verhoogde tegemoetkoming de Belgische bevolking veel beter hebben kunnen beschermen tegen de explosief gestegen energieprijzen dan onze buurlanden. Het is inderdaad geen doorgedreven hervorming, maar het recht op een verhoogde tegemoetkoming is wel een aan een inkomen gerelateerd statuut.

 

Aan de leden van de commissie wil ik nog twee zaken meegeven. Ten eerste, een hervorming is noodzakelijk, maar zou op een zeer structurele en interfederale manier moeten plaatsvinden en de nodige budgetten moeten hiervoor worden vrijgemaakt. Het probleem van energiearmoede is een gelaagd en complex probleem, dat een zeer grondig debat verdient. Ten tweede, neem de ervaringen van de mensen die in energiearmoede leven mee in de voorstellen die hier op tafel liggen. Het zijn die praktijkervaringen die het wetgevend werk kunnen voeden en verbeteren.

 

03.06  Nahima Lanjri (cd&v): Mijnheer de voorzitter, vorige week, toen wij onze resolutie hebben uiteengezet, hebt u in de commissie gezegd dat het goed was aan de minister te vragen of zij nu nog iets kan doen. Ik heb toen gezegd dat ik had gehoopt dat we op 1 januari een nieuwe hervorming van het sociaal tarief zouden hebben en dat ook mensen met een beperkt inkomen daarvan gebruik zouden kunnen maken. Dat is om verschillende redenen echter niet gelukt, waaronder ook budgettaire redenen.

 

Ik besef dat het voor de verkiezingen niet meer zal lukken om de hervorming door te voeren. Met de resolutie wil ik wel dat de pistes die we kunnen bewandelen en die kunnen worden voorbereid met het oog op die hervorming nu al worden voorbereid, zoals de minister zelf heeft aangegeven. Ze is ook al bezig met databanken. Zowel in de piste die de minister heeft voorgelegd als in de piste die wij met cd&v hebben voorgelegd, zitten een aantal goede elementen die we nu moeten laten onderzoeken.

 

Aangezien er op het niveau van de regering niets meer kan gebeuren, stel ik voor dat we de resolutie met de commissie verder bespreken en adviezen vragen, mijnheer de voorzitter.

 

Mijn bedoeling is dat wij het werk al doen, zodat de nieuwe regering, zodra ze van start gaat, onmiddellijk die pistes heeft, bijvoorbeeld inzake het degressieve karakter van de regeling. De vorige regeling, die u hebt voorgesteld, was er één waarbij op een aantal facetten wel enkele opmerkingen te geven zijn. Ik vond het bijvoorbeeld niet fair dat twee mensen met hetzelfde inkomen, waarbij de ene een bepaald statuut heeft en de andere niet omdat zij bijvoorbeeld halftijds werkt als kassierster, toch een ander tarief betalen.

 

Ik neem aan dat u wel bereid zult zijn om tot een verfijndere oplossing te komen. Dat zijn echter zaken die wij nu al kunnen doen onderzoeken, om de verschillende pistes voor te bereiden. Met uw goedkeuring wil ik voorstellen de resolutie verder in deze commissie te behandelen, adviezen te vragen en eventueel zelf hoorzittingen te organiseren, en dan de resolutie aan te passen aan de hand van de elementen die van overal komen. Groen en Ecolo hebben bijvoorbeeld al een voorstel. Ik stel voor dat wij de resolutie nog met deze commissie goedkeuren, zodat de minister minstens tegen de administratie kan zeggen dat dit de pistes zijn die onderzocht moeten worden. De volgende regering zal dan, op basis van alles wat onderzocht is door de administratie, de knoop hopelijk snel kunnen doorhakken. Daar moeten wij nu echter wel het nodige werk voor doen.

 

Ik zie u knikken. Daar ben ik blij om. Wij moeten elkaar echt versterken. Wij moeten elkaar vinden in dezen om geen tijd te verliezen. Ik ben niet naïef, wij zullen nu niet alles kunnen realiseren, maar wij kunnen wel nog veel doen en het nu voorbereiden.

 

Ik heb twee weken geleden met Samenlevings­opbouw (SAAMO) samengezeten. SAAMO helpt mensen bij het invullen van formulieren en paperassen. Die mensen krijgen vaak hun rechten niet, omdat ze niet weten dat ze die hebben.

 

Vandaar mijn oproep aan u, voorzitter, om dit zoals afgesproken opnieuw te agenderen, zodat wij adviezen kunnen vragen en eventueel hoorzittingen kunnen houden.

 

03.07  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ten eerste weten we al jaren dat de databank van slechte kwaliteit is. U hebt me in 2021 de cijfers gegeven, met de bedenking dat veel van die cijfers van slechte kwaliteit zijn. Papieren aangiftes zijn niet in die cijfers opgenomen. De koppelings­graden verschillen sterk in verschillende regio's, ook tussen producten. Er wordt immers aangegeven dat er bij gas meer koppelingen zijn dan bij elektriciteit, dat er in Vlaanderen meer automatische koppelingen zijn dan in Brussel. Met andere woorden, we zijn niet veel met die cijfers. U had op dat vlak al een aantal stappen kunnen zetten.

 

Ten tweede moet ik u voor de beperking van de volumes ook verwijzen naar het antwoord dat u mij hebt gegeven over het voorkomen van sociale tarieven in de hogere inkomensdecielen. Die bestaan natuurlijk ook nog. Er zijn verbruikers met hogere inkomens daarin terechtgekomen wegens het statuut. De verbruikscijfers spelen daar wel, tenzij daarvoor een oplossing wordt gevonden door het statuut te koppelen aan een inkomensgrens. Dan komen we in een andere situatie terecht.

 

Ten derde kan ik me voorstellen dat u hebt geprobeerd om een voorstel van Ecolo-Groen op tafel te leggen dat enigszins betaalbaar of betaalbaarder was dan wat vroeger het geval was. Als u dan gewoon verhoogt naar de verhoogde tegemoetkoming en die verbruikers er allemaal bijneemt, kan ik me voorstellen dat dat meer zal kosten dan uw voorstel in de regering. Hoe u tot een samenhangend voorstel moet komen, is me niet zo duidelijk. Ik begrijp evenwel dat u het werk aan het Parlement laat en dat wij een aantal stappen kunnen zetten. Ik ben er altijd voorstander van om stappen te zetten, zolang ze in deze zaal blijven.

 

03.08 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, ik aanvaard niet dat u beweert dat ik stappen had kunnen zetten met betrekking tot de databank. Ten eerste hebben we dat gedaan. Er is daarvoor wel in de nodige budgetten voorzien. Het is de bedoeling dat de databank zal worden aangepast. Voel u absoluut vrij mijn administratie om toelichting te vragen in het kader van het werk dat u in het Parlement wilt doen. Het is enerzijds wat opschonen, maar anderzijds zorgen we ervoor dat er een tool klaar is. Iedereen voelt aan dat het meer inkomensgerelateerd zou moeten zijn. Dat idee is hier breed gedragen. De discussie gaat dan over waar de trappen liggen enzovoort. Er is wel een common sense dat het meer inkomens­gerelateerd zou moeten zijn. Dat betekent dat die databanken met elkaar moeten kunnen 'babbelen'. Dat kunnen we klaarmaken, dat zal klaar zijn. Die functionele analyse is bezig, maar is een werk van lange adem. Het is heel technisch, maar als men de tijd wil benutten die voorhanden is, is het wel absoluut interessant om de administratie te horen.

 

Daarnaast wordt nog gewerkt aan het KB energiearmoede. De Armoedebarometer van de Koning Boudewijnstichting zal nog maar om de twee jaar worden gepubliceerd. Ondertussen is er een Europese verplichting om de armoede-indicatoren op te stellen en jaarlijks te publiceren. Mijn administratie zal zich daarmee bezighouden. We zullen dus een onderliggende tool hebben die beleidssturend kan zijn.

 

We kunnen een aantal zaken identificeren. We moeten grondig nadenken over hoe we daarmee omgaan. Wat zijn inkomensgrenzen? Hoe zit het met het verbruik? In wat u zegt, mijnheer Wollants, is het ook belangrijk aan te geven dat zaken veranderen, zoals we hebben vastgesteld door uitgebreid te werken met dat sociale tarief. Zaken evolueren en dat zal zo blijven bij de energietransitie. Welke flexibiliteit, welke bijsturingen moeten er al dan niet nog mogelijk zijn?

 

Ik ben zeker bereid waar wel stappen kunnen worden gezet, waar wel voorbereidend werk kan worden uitgevoerd, dat te doen. Alles waarover al wordt nagedacht, is gewonnen. Vergeet niet dat met de uitbreiding van het sociale tarief de implementatie een half jaar heeft geduurd. Alles wat al is voorbereid, is gewonnen.

 

De voorzitter: We zullen hier in een volgende commissie waarin een resolutie wordt besproken, dieper op ingaan.

 

Vermits u mij hebt aangesproken, mevrouw de minister, wil ik twee zaken even aanvullen. Het is positief dat men voorbereidend werk blijft doen en men niet gehandicapt is door de aflopende termijn. Zaken die men te snel wil doen, kosten meestal te veel, omdat men het publiek niet altijd juist kan cibleren. Het is eveneens goed dat de administratie er werk van maakt om over voldoende materiaal te beschikken. Ik sta volledig achter het idee om het parlementaire werk voort te zetten, zoals de twee collega’s opperden, en een basis voor de wetgeving te creëren. Dat mag voor dit, maar ook voor andere onderwerpen gebeuren.

 

Ik stel voor dat wij overgaan naar de heer Ravyts met zijn vraag over de plannen van Cronos. Kronos is een figuur uit de Griekse mythologie. Hij was de zoon van Uranus en heeft zijn vader gecastreerd. Kronos werd op zijn beurt door zijn zoon Zeus van de macht verbannen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De plannen van Cronos Energy voor een interconnector tussen het VK en België" (55041174C)

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De bijkomende onderzeese kabel tussen België en het VK" (55041245C)

04 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le projet de Cronos Energy pour la création d'un interconnecteur entre le Royaume-Uni et la Belgique" (55041174C)

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le câble sous-marin supplémentaire entre la Belgique et le Royaume-Uni" (55041245C)

 

04.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik heb al eerder een vraag gesteld over Cronos Energy en de plannen voor een interconnector tussen het Verenigd Koninkrijk en België.

 

We weten dat het project op de Europese PCI-lijst staat. Dat betekent onder andere snellere vergunningsprocedures en de kans op Europese financiering. Ook Nautilus staat trouwens op die lijst. We weten dat een Deense investeringsgroep rond pensioenfondsen tekent voor de private financiering en dat het project niet in het Federaal Ontwikkelingsplan staat. Cronos zegt in gesprek te zijn met regelgevende instanties. De finale investeringsbeslissing zou pas voor 2026 zijn. We kennen ook het kader waarbinnen Elia werkt. Elia heeft als beheerder van het Belgische transmissienet voor elektriciteit een wettelijk monopolie dankzij een licentie voor 20 jaar, die vrij recent in alle stilte opnieuw werd verstrekt.

 

Het zou nuttig zijn om in deze commissie te vernemen wat het bestaande Belgische wettelijke kader voor dergelijke projecten en initiatieven is. Hoe zit dat in elkaar? Wat betekent dit voor de doorrekening van investeringskosten, de netinvesteringen? Wat zijn hier de vergunnings­procedures? Ik ben al vijf jaar Kamerlid, maar ik weet niet hoe het Belgische wettelijke kader in elkaar zit wat betreft de komst van dergelijke initiatieven, dus ik kreeg graag wat meer uitleg.

 

04.02  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, gedurende geruime tijd lopen er twee mogelijke investeringsprojecten om een bijkomende hoogspanningsverbinding te maken tussen dit land en het Verenigd Koninkrijk. Het ene is het gekende Nautilusproject, het andere werd voorgesteld door Cronos Energy. Elia gaf eerder al aan dat zij vinden dat dit geen concurrentie is voor hun project, omdat het over een heel andere techniek gaat, bijvoorbeeld omdat het niet gaat om een hybride interconnector. Aan de andere kant moet het aansluiten van capaciteit ook door het achterliggende net worden opgevangen. Alles tegelijk lijkt mij niet te kunnen. Die interconnectie is momenteel ook niet voorzien in de verschillende plannen. Dan is natuurlijk de vraag hoe het verder moet met de verschillende projecten.

 

Welke inschatting maakt u van het project van Cronos Energy? Bent u van mening dat er meer inlandse aantakcapaciteit noodzakelijk is, zowel voor Cronos Energy als voor de eventuele Tritonlink? Welke beslissingen moeten er op dat vlak nog worden genomen? Welke uitdagingen of opportuniteiten ziet u in het aangehaalde project?​

 

04.03 Minister Tinne Van der Straeten: Heren, het Belgische wetgevende kader bestaat sinds 2014 en kan u terugvinden in artikel 9bis, § 1, tweede lid, van de elektriciteitswet. Die bepaling vereist dat de netbeheerder ten minste de helft van het kapitaal en de stemrechten bezit van de onderneming die een interconnector opricht en uitbaat. Verder moeten we kijken naar de gedragscode van 20 oktober 2022, die werd opgesteld door de CREG in uitvoering van artikel 11, § 2, van de elektriciteitswet. Die gedragscode zegt dat een project zoals Cronos zich tot de netbeheerder moet richten om in de eerste plaats de aansluitings­procedure te doorlopen, waarbij een reeks studies moet worden uitgevoerd.

 

U vroeg naar mijn persoonlijke inschatting van de uitdagingen of opportuniteiten. Het Cronosproject is een idee van een private partij die een extra interconnectie tussen België en het Verenigd Koninkrijk wil uitbaten. België heeft er steeds naar gestreefd om een zo goed mogelijke interconnectie met andere landen te hebben. Ik sta dan ook achter het principe van interconnectie. Interconnectoren geven een bredere toegang tot de Europese markt, wat van cruciaal belang is voor de energietransitie en voor de betaalbaarheid van energie. Daarin zit dus duidelijk een opportuniteit.

 

Over dit concrete projectvoorstel kan ik me op dit moment niet uitspreken. De projectbeheerder moet momenteel nog zelf de procedures en stappen volgen om de robuustheid van het project te testen en aan te tonen. Het is ook aan de betrokken partijen om verder te onderzoeken of dit een levensvatbaar project kan worden. Het is aan de uitvoerders om aan te tonen dat de voordelen opwegen tegen de gemaakte kosten en dat het project financierbaar is. Het Cronosproject bevindt zich op dit ogenblik nog niet in die fase, wat ook de reden is waarom het niet is opgenomen in het Ontwikkelingsplan.

 

Wat de noodzaak aan extra inlandse aansluitings­capaciteit betreft, is het aan de netbeheerder om hiervoor de noodzakelijke analyses en studies uit te voeren op een moment waarop de nood aan een project voldoende duidelijk is en de mogelijke projecten voldoende maturiteit bezitten.

 

Mijnheer Ravyts, tot op heden is er dus absoluut nog geen sprake van het doorrekenen van welke kosten dan ook in de nettarieven. De kosten van de studies die de netbeheerder moet uitvoeren op vraag van Cronos worden vergoed door Cronos zelf. De kosten voor de interconnectoren komen net als andere infrastructuurinvesteringen slechts in aanmerking om opgenomen te worden in de nettarieven wanneer en indien dit project uitgroeit tot een concreet plan, met de nodige goedkeuringen en na validatie door de regulator, volgens de daarvoor geldende algemene regels en procedures.

 

Ook voor de vergunningen is het te vroeg om er iets over te kunnen zeggen. Die zullen afhangen van de concrete vormgeving van het project. Allicht zullen voor een dergelijk project een zeekabel- en milieuvergunning nodig zijn voor het gedeelte op zee. Voor het gedeelte op land is er eventueel een wegvergunning en een verklaring van openbaar nut nodig, afhankelijk van hoe het project concreet vormgegeven zal worden. Nogmaals, op dit ogenblik zitten we niet in een fase van maturiteit.

 

04.04  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, wat dat laatste betreft, ik was me daar zeker van bewust. Ik heb enkel het doorrekenen van investerings­kosten als voorbeeld gegeven van een van de mogelijke – momenteel theoretische – bespiegelingen rond dit dossier.

 

Wat u zei over het wettelijke kader is heel belangrijk. Ik heb begrepen dat de huidige netbeheerder hier in een spreekwoordelijke zetel zit, of op zijn minst een doorslaggevende rol speelt in dit verhaal. Dat brengt me via die elektriciteitswet al een stap verder naar het beter kunnen beoordelen van dit dossier. Ongetwijfeld zal zich dat de volgende jaren veraanschouwelijken en ontvouwen.

 

04.05  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord, maar we zullen moeten kijken welke stappen er in de toekomst zullen worden gezet binnen alle geciteerde projecten. We moeten het dossier zeker in het oog houden, want het heeft mogelijk wel wat impact op de rentabiliteit van het eigen project van Elia.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Christian Leysen aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De verlenging van de levensduur van de kerncentrales" (55041193C)

05 Question de Christian Leysen à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La prolongation de la durée de vie des centrales nucléaires" (55041193C)

 

05.01  Christian Leysen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u hebt samen met de eerste minister de onderhandelingen met ENGIE tot een goed einde gebracht. Dat heeft veel werk vereist, niet alleen van de kabinetten en de externe adviseurs. Ik heb mij ook laten vertellen dat de AD Energie, zeker de heer Fernandez-Fernandez, daarin een belangrijke rol heeft gespeeld.

 

Het werk is echter niet af zolang een en ander niet ook wettelijk is vertaald. Ik heb begrepen dat een wetsontwerp van u in eerste lezing al is gepasseerd, dat u ondertussen ook het advies van de Raad van State hebt ontvangen en dat u vandaag op het punt staat – of dit al hebt gedaan – een definitief ontwerp voor te leggen aan de ministerraad.


Dat is mijn eerste vraag. Ik had daaraan de volgende vraag toegevoegd. U weet natuurlijk dat de regering heeft beslist de ontwikkeling van SMR’s te ondersteunen door de financiering van verschillende onderzoeksprojecten. Sommigen hadden ook begrepen dat ook het wettelijke kader daarvoor zou worden geschapen. Is dat in uw wetsontwerp opgenomen? Wordt daaraan gerefereerd?

 

Last but not least is er in maart 2024 een energietop in het kader van het Europese voorzitterschap. Welke positie zal u daarop verdedigen in verband met de rol van de SMR’s in de toekomst van onze energiebevoorrading?

 

Ik luister met aandacht naar uw antwoorden.

 

05.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor uw vraag.

 

Het is altijd een risico om mensen te vernoemen. Er zijn dan immers altijd mensen die niet worden vernoemd. U hebt verwezen naar de kabinetten, de externe adviseurs en Alberto Fernandez-Fernandez. Zij waren uiteraard niet de enigen. Er waren ook de experten van NIRAS en de experten van de Commissie voor Nucleaire Voorzieningen. Ook de CREG heeft op diverse punten mee adviezen en ondersteuning gegeven over de diverse aspecten die te maken hebben met het akkoord rond ENGIE.

 

Over de tijdlijn die wordt aangehouden, kan ik u meegeven dat de voorontwerpen van wet deze week worden besproken binnen de regering in tweede lezing. De eerste lezing was immers al gebeurd. De adviezen van de Raad van State zijn binnengekomen. De teksten zijn ook aan die adviezen aangepast. De teksten voor de tweede lezing worden op dit moment besproken.

 

Het gaat over vier ontwerpen. Het gaat over de zogenaamde Fenixwet, die de contractuele aspecten verankert. Het gaat over de twee wetten die de financiële afhandeling moeten regelen, dus enerzijds het beheer van het bedrag van 15 miljard euro, zijnde Hedera, maar anderzijds de CFD-counterparty, die voor de verschillende betalingen tussen de verschillende instanties moet zorgen, zijnde de algemene dienst met begrotings­autonomie, die daarvoor wordt opgericht. Ten slotte is er uiteraard ook de wijziging van de wet op de kernuitstap, waarin ook alles van het MER is afgerond. Die verklaring moet het Parlement zich dan eigen maken.

 

Ik schat op dit moment in dat we eind februari met alle ontwerpen naar de regering zullen gaan voor een goedkeuring in tweede lezing. In maart zullen we hier in het Parlement bezig zijn met de bespreking van die vier verschillende ontwerpen.

 

Wat de SMR's betreft, hebben we in de memorie van toelichting van de wet van 2003 een passage opgenomen over de inzet van SMR's. Daarbij wordt aangegeven dat het aan de orde kan zijn om SMR's als elektriciteitsproductie-eenheden op te nemen in het productiepark indien die technologie matuur is en beantwoordt aan de eisen die de regering heeft gesteld, onder meer inzake passieve veiligheid, de minimalisering van langlevend afval en non-proliferatie.

 

De nucleaire top waarnaar u verwijst, werd georganiseerd door het Internationaal Atoom­energieagentschap en staat dus los van het Europese voorzitterschap. Het is dus geen activiteit van het Europese voorzitterschap.

 

U vraagt mij wat het standpunt daar is over de SMR's. Dat is het standpunt dat de regering al op verschillende momenten besloten heeft, namelijk dat wij een budget vrijmaken voor het onderzoek. Wij richten dat op de designs die beantwoorden aan de verschillende criteria die daarvoor belangrijk zijn en die opgenomen zijn in de wet van 2003.

 

05.03  Christian Leysen (Open Vld): Bedankt voor uw antwoord en om de timing toe te lichten. Er was wat bezorgdheid of de openstelling deze legislatuur nog zou kunnen worden goedgekeurd. U zegt nu zeer voorzichtig dat het kan gebeuren. In dit Parlement hebben natuurlijk een aantal fracties daarover liever sneller duidelijkheid, maar dat maakt deel uit van een volgende vergadering van deze commissie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De opzegvergoedingen in het kader van de overstap naar goedkopere vaste energiecontracten" (55041173C)

- Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het standpunt van de VREG over de verbrekingsvergoeding" (55041239C)

- Kris Verduyckt aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De verbrekingsvergoeding" (55041256C)

06 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les indemnités de rupture en cas de transition vers des contrats énergétiques fixes moins coûteux" (55041173C)

- Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La position de la VREG concernant l'indemnité de rupture" (55041239C)

- Kris Verduyckt à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'indemnité de rupture" (55041256C)

 

06.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, FEBEG, de sectorfederatie van energieleveranciers, maar nu ook blijkbaar een van de regulatoren, pleit de jongste tijd voor het opnieuw invoeren van verbrekingsvergoedingen. Hoewel het een leverancierswissel bemoeilijkt, zou het wel de kloof tussen vaste en variabele prijzen aanzienlijk moeten kunnen verkleinen. De verbrekings­vergoeding is in september 2012 afgeschaft voor gezinnen, zelfstandigen en kmo's. Elke consument kan zijn energiecontract dus op elk moment inruilen voor dat van een mogelijk goedkopere speler of een ander contracttype, waarbij een korte opzegtermijn volstaat. Hieraan is deze legislatuur intensief gewerkt.

 

De leveranciers dringen echter al een jaar of vijf aan op een beter evenwicht tussen de belangen van de klant en de risico's, dus de ingekochte energie, voor de leveranciers. De VREG zegt dat het erg grote prijsverschil tussen vaste en variabele contracten moet worden aangepakt. Het risico op vroegtijdige opzeggingen beperken, zou tot lagere prijzen moeten leiden voor vaste contracten, is de redenering. Er wordt verwezen naar Nederland, dat weliswaar een andere energiemarkt heeft.

 

Wat is uw reactie? Staat u open voor een gradueel te verlagen opzegvergoeding naargelang de vordering van het contract? Het is immers niet altijd zwart-wit, maar soms ook grijs in het leven.

 

Ziet u een verband met de vaste vergoeding, de kostenvergoeding per contract, die vandaag door de leveranciers wel nog wordt aangerekend?

 

Vindt u een opzegvergoeding überhaupt bespreek­baar als dan lagere prijzen voor vaste tarieven worden gegarandeerd? Ook Testaankoop is vrij voorzichtig, maar doet toch de deur niet geheel op slot.

 

06.02  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, sinds het afschaffen van de verbrekingsvergoeding in september 2012 zijn er marktspelers die deze afschaffing in vraag stellen, zeker voor de vaste contracten. Wij kennen het standpunt van FEBEG. Nu heeft ook de VREG daaromtrent een standpunt ingenomen.

 

De aanleiding zijn de grote prijsverschillen tussen variabele en vaste contracten. In één beweging lijkt de VREG echter ook aan te geven dat de herintroductie van een beperkte opzegvergoeding tot lagere prijzen voor de vaste contracten zou leiden. Momenteel zijn er in Vlaanderen ongeveer 21 % vaste contracten, wat een stuk minder is dan een aantal jaren geleden, om verschillende redenen, toen nog ongeveer 70 % van de contracten vast was.

 

Wil dit zeggen dat de vaste contracten in dit land structureel duurder zijn dan de vaste contracten in landen waar er geen verbod bestaat op een dergelijke opzegvergoeding?

 

Welke flankerende maatregelen zijn er nodig als een terugkeer naar die opzegvergoeding zou worden overwogen? Wij willen immers niet in een situatie terechtkomen dat er én een opzeg­vergoeding komt én dat de vaste contracten duur blijven in vergelijking met de variabele contracten. Dat is natuurlijk een van de redenen waarom ik momenteel terughoudend ben op het vlak van het wijzigen van de regels.

 

Hoe evalueert u het standpunt van de VREG en FEBEG over de opzegvergoedingen voor vaste contracten?

 

Kunt u bevestigen dat vaste contracten in dit land structureel duurder zijn dan in de ons omliggende landen? In welke mate is het afschaffen van de opzegvergoeding voor deze contracten geheel, gedeeltelijk of meer dan gecompenseerd in de tariefzetting van de vaste contracten?

 

Indien u voorstander zou zijn van een herinvoering, welke flankerende maatregelen zijn wat u betreft dan aan de orde?

 

Welk studiewerk is er aan de orde om hierover een degelijk standpunt in te nemen?

 

06.03  Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, het is duidelijk dat de verbrekingsvergoeding alle in deze commissie aanwezige fracties beroert.

 

Ik vond het een opmerkelijk pleidooi van de VREG. Het lijkt mij toch niet de bevoegdheid van Vlaanderen te zijn om hierover te spreken, dus dat vond ik al bijzonder. Op zich is het misschien een interessante discussie, maar wat mij het meest stoorde, is de stellingname dat dit er ongetwijfeld voor zou zorgen dat de vaste en variabele prijzen dichter bij elkaar zouden komen. Ik ben er niet van overtuigd dat dit het geval zou zijn en ik vind dat de regulator daar zijn boekje te buiten ging en aan politiek doet.

 

Dit heeft het debat alleszins opnieuw op de agenda geplaatst en dus is het niet meer dan logisch dat we de minister van Energie van het juiste niveau vragen wat haar standpunt is over de verbrekingsvergoeding. Denkt u dat daar stappen nodig zijn? Hoe kijkt u daarnaar?

 

06.04 Minister Tinne Van der Straeten: Geachte leden, dit beroert niet alleen de fracties in deze commissie, maar evenzeer ons team dat al verschillende jaren samen met de CREG bekijkt of er effectief een mogelijkheid bestaat om het aanbod van vaste prijscontracten opnieuw te verbeteren. Dat is iets dat ons al voor de crisis bezighield en uw vragen gaan daar onrechtstreeks over, mijnheer Wollants. Hebben we een standaardcontract nodig? Kan een standaard­contract met standaardvoorwaarden een vast prijscontract zijn? Ook tijdens de crisis is dat heel pertinent naar voren gekomen toen we zagen dat het aanbod vaste contracten volledig verdween.

 

Tijdens de crisis heeft de CREG een rapport opgesteld waarin ze pleitte voor een tijdelijke herinvoering van de verbrekingsvergoeding, om het mogelijk te maken dat mensen opnieuw vaste prijscontracten zouden kunnen sluiten vanuit een achterliggende overweging dat ze liever weten wat de prijs is, ook al is hij wat hoger, dan overgeleverd te zijn aan de volatiliteit en de bokkensprongen die de energieprijzen toen maakten.

 

Dat zou dan ook tot gevolg hebben dat die vaste prijscontracten opnieuw op de markt zouden komen. We hebben dat toen niet gedaan omdat de verbrekingsvergoeding die toen aan de orde zou zijn gigantisch zou zijn. Herinner u de regeling die de toen bevoegde minister Vande Lanotte invoerde om zonder opzeg binnen de maand van leverancier te kunnen veranderen. De verbrekings­vergoedingen die toen in de wet waren ingeschreven, bedroegen 50 en 100 euro.

 

De verbrekingsvergoedingen die aan de orde waren naar aanleiding van de energiecrisis waren echter een veelvoud. De remedie kostte op den duur meer dan de kwaal.

 

Op dit moment, waarop de crisis nog niet voorbij is, maar wij ons in een periode van dalende prijzen bevinden, vinden wij het ook niet opportuun die opnieuw in te voeren. Met "wij" bedoel ik mijzelf en de CREG. De prijzen zijn stabiel. Ze dalen ook. Zelfs als een deel van Europa door een koudegolf getroffen wordt en niet kan rekenen op Russisch pijplijngas, zien wij dat de prijzen stabiel blijven. Het prijsplafond werkt. De Europese opslagstrategie voor gas werkt ook.

 

We zien dat daardoor het aanbod aan vasteprijscontracten hersteld wordt. Producten met een vaste prijs zijn doorgaans iets duurder dan producten met een variabele prijs. Waarom? De leveranciers rekenen het risico van de vaste prijsgarantie immers door. De consument is dan wel beschermd tegen plotse en/of sterke prijsstijgingen op de energiemarkten.

 

Dit herstel nu verstoren door het toelaten van verbrekingsvergoedingen of lange opzegtermijnen zou enkel extra drempels voor de consument betekenen.

 

Toen de CREG schreef dat wij de verbrekings­vergoeding toch moesten bekijken, tijdens de crisis van 2022, ging het over een tijdelijke verbrekings­vergoeding, niet over het opnieuw structureel invoeren van de verbrekings­vergoeding.

 

Op de vraag welk studiewerk er moet gebeuren, vind ik dat de adviezen van de CREG ruim toereikend zijn om ons erop te baseren of wij het wel doen of niet. De CREG zit er kort op. De CREG heeft dit al van verschillende kanten bekeken. De input die de regulator geeft, is voor mij zeker voldoende.

 

De Vlaamse regulator heeft er vandaag ook iets over te zeggen. Elk goed idee is uiteraard welkom. Het kan altijd bekeken worden, maar dit blijft natuurlijk een federale materie waarover de Vlaamse regulator zich uitspreekt. Mijn overwegingen heb ik zonet gegeven.

 

Dit neemt niet weg dat er andere dingen zijn om de werking van de energiemarkt te verbeteren. Die zitten vooral in het versterken van de interne Europese energiemarkt, met de toegang tot PPA's en tot de interconnectiecapaciteit, waar wij het eerder over gehad hebben.

 

Het gaat dan over het mogelijk maken dat kmo's en burgers toegang hebben tot PPA's, bijvoorbeeld tot wind-op-zeeprojecten in de Prinses Elisabethzone, zodat men de facto een ontkoppeling van de gasprijzen krijgt. Dit is eigenlijk een structureel element om stabiele prijzen mee te kunnen garanderen.

 

06.05  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik denk dat uw antwoord vrij duidelijk is, naar aanleiding van de uitlatingen van de VREG, die uiteraard ook bekommerd is over het bereiken van meer stabiliteit in de prijzen. Ik heb vastgesteld dat de consumentenorganisatie daarover genuanceerd oordeelde. Het is echter onmiskenbaar zo dat het energielandschap op dit moment qua prijzen vrij goed zit, onder meer – ik ben niet te beroerd om dit toe te geven – door een aantal maatregelen die diverse overheden op federaal en Europees niveau hebben genomen in de voorbije jaren.

 

De CREG pleitte destijds voor een tijdelijke herinvoering van de verbrekingsvergoeding. Ik denk dat het nuttig is dat deze en volgende regeringen te allen tijde rekening blijven houden met de bekommernis van de energieleveranciers.

 

06.06  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik denk dat uw standpunt duidelijk is. Ik vraag mij nog af of er ook werd onderzocht of die vaste contracten in het buitenland structureel goedkoper zijn. Zijn er op dat punt algemene vaststellingen gedaan? Dat zou kunnen aantonen dat het verhaal van de VREG niet in de cijfers wordt gesteund. Misschien moeten we daar in een latere fase eens op terugkomen, maar ik begrijp absoluut de redenering.

 

06.07  Kris Verduyckt (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Los van de bevoegdheid was ook de timing een beetje vreemd. In de energiecrisis werden daarover ideeën opgeworpen. Het was ook een bijzondere situatie. Nu lijkt alles zich te stabiliseren. Dat is dus bijzonder vreemd.

 

Waarom is deze discussie zo belangrijk? Als we één ding over energieleveranciers weten, dan is het dat ze het liefst zo weinig mogelijk klanten naar een andere leveranciers zien overgaan. Als ik in de afgelopen jaren één ding heb gezien, dan is het dat er vandaag al heel wat drempels zijn. U hebt daar ook aan gewerkt. De vaste vergoeding is een drempel die men ingebouwd heeft om klanten bij te houden. De korting werden pas toegekend nadat men een jaar lid was. Ik ben van mening dat kortingen altijd toegekend zouden moeten worden, zij het partieel als iemand vertrekt. Ik zou zelfs stouter durven te zijn door te zeggen dat de complexiteit van de facturen een strategisch-commercieel model is waarbij men probeert om de klanten zo weinig mogelijk te laten switchen.

 

Dat hebben we trouwens ook vastgesteld. In de coronacrisis waren de prijzen historisch laag. Toch heeft maar 10 % van de gezinnen actie ondernomen, terwijl dat misschien 90 % had moeten zijn. Vandaag een extra drempel inbouwen, lijkt me absoluut niet noodzakelijk. Ik ben dus zeer tevreden met uw antwoord. We zitten op dezelfde golflengte: we hebben die verbrekings­vergoedingen absoluut niet nodig.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De procedure bij het Grondwettelijk Hof tegen het Vlaams decreet van 14 juli 2023" (55041244C)

07 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La procédure devant la Cour constitutionnelle contre le décret flamand du 14 juillet 2023" (55041244C)

 

07.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, de regering besliste om naar het Grondwettelijk Hof te trekken tegen de bepalingen van het decreet van 14 juli 2023. Dit wordt gemotiveerd op basis van de inschatting dat dit de federale bevoegdheden ​schendt met betrekking tot het transmissienet en het vervoersnet.

 

Aan de andere kant motiveren de indieners van het toenmalige voorstel van decreet net dat de vaststelling van de taken met betrekking tot de nieuwe energiebronnen, met uitzondering van kernenergie, en het rationeel energiegebruik op land een exclusieve gewestbevoegdheid is. Voor die specifieke materies komt het dus het gewest toe om de bepaling die in de hogere wetgeving zit om te zetten. Het zou qua bevoegdheden natuurlijk niet zo fraai zijn als de federale overheid of de federale regulator voor dat soort bepalingen een vetorecht zou kunnen uitoefenen op de implementatie van gewestelijke bevoegdheden met betrekking tot nieuwe energiebronnen en rationeel energiegebruik. Het verleden heeft trouwens aangetoond dat dit ook al een gangbare praktijk is. Zowel het Vlaams Gewest als het Waals Gewest hebben namelijk al openbaredienst­verplichtingen opgelegd aan Elia, iets waartegen u nu in beroep gaat.

 

Het Grondwettelijk Hof heeft zich ook al eerder uitgesproken over deze materie. In een arrest van 9 juli 2013 werd letterlijk gesteld: "Het komt derhalve de gewesten toe in de hen toegewezen aangelegenheden verplichtingen op te leggen aan alle betrokken actoren op de energiemarkt, niet alleen wat hun activiteiten op het distributienet betreft, maar ook wat hun activiteiten op het vervoers- of transmissienet betreft." De vraag is dus of het enigszins zinnig is om een voorstel van decreet dat gebaseerd is op deze uitspraak van het Grondwettelijk Hof aan te vechten voor datzelfde Grondwettelijk Hof.

 

Hoe evalueert u de uitspraak van het Grondwettelijk Hof van 9 juli 2013, meer bepaald de passage B 20.3, in het licht van ​uw beroep tot vernietiging?

 

Hoeveel rechtszaken zijn er momenteel hangende bij het Grondwettelijk Hof op basis van de bevoegdheidsverdeling op het vlak van energie? Hoeveel zijn er reeds afgewerkt deze bestuurs­periode en wat was daarvan de finaliteit?

 

Bent u van oordeel dat de huidige bevoegdheids­verdeling op het vlak van energie een voorbeeld is van homogene bevoegdheids­pakketten?​

 

07.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, er is weloverwogen beslist om een verzoekschrift in te dienen bij het Grondwettelijk Hof, uiteraard rekening houdend met bestaande rechtspraak, ook met het arrest van het Grondwettelijk Hof van 9 juli 2013 met het rolnummer 98/2013. Dat arrest laat voldoende ruimte voor interpretatie om een vernietigings­beroep in te dienen bij het Grondwettelijk Hof. Bovendien is het ook beperkt tot de regeling die destijds werd voorgelegd. Onze evaluatie van het arrest is uiteengezet in het verzoekschrift dat bij het Grondwettelijk Hof wordt ingediend en het zal dan ook aan het Grondwettelijk Hof zijn om hierover te oordelen.

 

Als het decreet zo robuust zou zijn als hier wordt beweerd, waarom heeft het Vlaams Parlement er dan bewust voor gekozen om dit decreet niet voor advies voor te leggen aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State? Laat mij citeren uit de parlementaire voorbereiding van het decreet dat wij bestrijden. Men wilde namelijk niet "het risico nemen dat de Raad van State op bepaalde punten een negatief advies geeft in deze aangelegenheid waar het aan de politiek is om te beslissen. Dan zou de CEO" - van de VREG - "argumenten hebben om zijn raad van bestuur te overtuigen naar het Grondwettelijk Hof te stappen."

 

Met andere woorden, het Vlaams Parlement doet wat het doet om te vermijden dat er een procedure zou komen voor het Grondwettelijk Hof om dan vervolgens hier te vragen waarom we op basis van een assessment onderzoeken hoe het zit met de bevoegdheden en of er al of niet wordt geraakt aan federale bevoegdheden als het Vlaams Parlement daarover heeft beslist. Het Vlaams Parlement heeft in de overwegingen zelf aangegeven dat het dat toch maar niet ging doen.

 

Ten gronde, bijkomend weerhoudt die uitspraak van het Grondwettelijk Hof het Vlaams Gewest ook niet om naar het Grondwettelijk Hof te stappen omtrent de implementatie van exclusief federale bevoegdheden. In verschillende vernietigings­beroepen van het Vlaams Gewest wordt er immers geen bevoegdheidsconforme lezing gegeven van de bestreden federale wettelijke bepalingen.

 

Op dit moment is de Staat betrokken in drie hangende zaken bij het Grondwettelijk Hof op basis van de bevoegdheidsverdeling op het vlak van energie. Dat zijn zaken waarin binnen het domein van energie een vermeende schending centraal staat van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten in de zin van artikel 1, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989.

 

Het gaat hier over drie door de Vlaamse regering ingestelde zaken, namelijk tegen de EMD-wet van 23 oktober 2022, die een omzetting van de Europese elektriciteitsrichtlijn is; tegen de wet diverse bepalingen van 21 mei 2023, waarmee onder andere de definitie van aardgas in de wet werd bijgestuurd; en tegen de waterstofwet van 11 juli 2023.

 

Tijdens deze legislatuur werden er twee zaken met betrekking tot de bevoegdheidsverdeling aanhangig gemaakt bij het Grondwettelijk Hof waarbij de federale Staat betrokken partij was. Eén keer leidde dit tot een arrest.

 

De eerste zaak betrof de opslag. De Vlaamse regering had een beroep tot vernietiging van de artikelen 2 tot 6 van de wet van 14 februari 2022 ingediend, de wijziging van de elektriciteitswet en de gaswet. In deze zaak ging het over de opslaginstallaties en de discussie over wat een grote opslaginstallatie is. Daar is geen uitspraak over gedaan, aangezien er afstand werd gedaan van het geding nadat de verschillende entiteiten op het Overlegcomité een akkoord hadden gesloten over wat er al dan niet onder grote opslag valt.

 

We hebben eerst de bestreden wet en daarna de aangepaste wet besproken in deze commissie. De bestreden wet had de toets van de Raad van State doorstaan. De Raad van State merkte het akkoord in het Overlegcomité voor die nieuwe wet echter als niet echt grondwettelijk aan. Mijnheer Wollants, het Parlement zegt dat sommige zaken politiek en niet juridisch moeten worden beslist.

 

De andere zaak, die wel tot een uitspraak leidde, betrof een zaak die werd ingesteld door de nv APK Infra West tegen een ordonnantie van 17 maart 2022. Die zaak ging over sancties die door die ordonnantie werden ingesteld. APK Infra West voerde aan dat die sancties een schending zouden inhouden van de federale bevoegdheid rond transmissie of elektriciteit en gas. Het Hof oordeelde dat dit niet het geval was.

 

Over uw vraag over de homogene bevoegdheids­pakketten kan ik het volgende zeggen. Een overheid die bevoegd is voor een bepaald regelgevend gebied is ook bevoegd voor alle regelgeving die wegens de maatschappelijke samenhang met dat domein verband houdt.

 

Energie is een gedeeld exclusieve bevoegdheid. Het is dus geen voorbeeld van een homogeen bevoegdheidspakket dat integraal aan slechts één overheid werd toegewezen. Zowel de federale overheid als de gewesten beschikken namelijk over bevoegdheden inzake Energie. Volledig homogene bevoegdheidspakketten zijn in dit land eigenlijk een illusie. In een federale staat worden de bevoegdheden immers altijd verdeeld. Ze zijn dus per definitie niet homogeen.

 

Waar het hier in essentie over gaat – en dat is ook de vaststelling die ik zelf maak – is dat de zaken die voorgelegd worden aan het Grondwettelijk Hof ten gronde gaan over verschillende politieke visies. Er zijn vandaag vooral procedures hangende vanuit één gewest tegen de energiewetgeving binnen de federale bevoegdheden. De geviseerde artikelen lijken mij ook zodanig gekozen om vooral problemen te creëren zonder dat hiervoor enige verantwoordelijkheid moet worden genomen, zodat er uiteindelijk enkel advocatenkantoren baat bij hebben en niet de burger. Deze juridische procedures dragen uiteraard ook niet bij tot een homogeen energiebeleid.

 

07.03  Bert Wollants (N-VA): Bedankt, mevrouw de minister, of moet ik zeggen mevrouw de minister-advocaat? Die rol kunt u op dat vlak immers niet altijd wegsteken.

 

In dit geval gaat het over een voorstel van decreet, dus een initiatief van een aantal parlementsleden. In dit Huis worden wel meerdere wetsvoorstellen ingediend waarvoor geen actie van de Raad van State wordt gevraagd. Er is zelfs een wetsvoorstel waarvoor al drie of vier keer geprobeerd werd om een advies van de Raad van State te vragen, maar waarbij dat niet lukt omdat de meerderheid het niet nodig vindt. Het is dus de vraag of dat ergens zal toe leiden.

 

Ik kan enkel vaststellen dat wat u hier aanhaalt en de reden waarom u naar het Grondwettelijk Hof stapt de gangbare praktijk is gedurende vele jaren. We hoeven enkel op de website van Elia te kijken om te zien dat zij op basis van Vlaamse decreten en Waalse reglementering zeggen dat hen dat opgelegd werd en dat zij dat ook nauwkeurig uitvoeren. Daar is nooit iemand een procedure tegen gestart. De vraag is natuurlijk of u hiermee iets wilt binnenhalen of niet en of dat ergens toe moet leiden, buiten het feit dat het de balans misschien wat meer in evenwicht brengt tussen de poging om de bevoegdheden strenger af te lijnen in Vlaanderen en wat u hier wilt doen om dat tegen te werken.

 

Ik kijk uit naar wat er zal gebeuren, maar in het verleden was het meestal zo dat u tot een compromis bent gekomen. Misschien komt dat er in dezen ook nog, maar als men zich kan baseren op een uitspraak van het Grondwettelijk Hof, die vrij letterlijk aangeeft dat er inderdaad openbare dienstverplichtingen kunnen worden gelegd op de beheerder van het vervoers- en het transmissienet, dan staat men toch vrij sterk in zijn schoenen. Ik ben dus zeer benieuwd wat hier nog van komt.

 

Tot slot, homogene bevoegdheidspakketten zijn in België bijna onmogelijk. Men heeft zijn uiterste best gedaan om ze zo onsamenhangend mogelijk te maken. Het helpt natuurlijk ook niet dat wij met een bevoegdheidsverdeling van de jaren 80 kijken naar bevoegdheden die moeten worden uitgeoefend in de 21ste eeuw. Wellicht was waterstof niet top of mind toen de regels zijn geschreven die nu moeten worden toegepast.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De energieprioriteiten in het kader van het voorzitterschap van de Raad van de EU" (55041247C)

08 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les priorités en matière d'énergie dans le cadre de la présidence du Conseil de l'UE" (55041247C)

 

08.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik stelde u al eerder de vraag welke energie­prioriteiten u in het kader van het voorzitterschap naar voren schuift. U hebt toen verschillende dossiers aangehaald die ook al door het Spaanse voorzitterschap werden aangepakt. Het lijkt ons de moeite om een nieuwe stand van zaken van u te krijgen, alsook een toelichting over uw concrete aanpak van deze punten.

 

Tegelijkertijd gaf uw collega Khattabi al aan dat er tijdens het voorzitterschap geen nationale standpunten zullen worden ingenomen. Dat maakt dat u wellicht uw eigen insteek in deze debatten achteruit zult moeten schuiven. Hoe moeten we dat concreet zien?

 

Kunt u een stand van zaken geven van de verschillende energieprioriteiten in het kader van het voorzitterschap?

 

Hoe gaat u om met wat uw collega Khattabi de traditie noemt om geen nationale standpunten meer in te nemen? In welke mate verandert dat de aanpak in deze dossiers ten opzichte van de aanpak tijdens het Spaanse voorzitterschap?

 

08.02 Minister Tinne Van der Straeten: We hebben hier in een niet zo ver verleden, evenals tijdens de bespreking van de beleidsnota, al eens over gesproken. Wat de prioriteiten binnen de afronding van de wetgevende agenda betreft, zijn alle dossiers inzake energie op politiek niveau gefinaliseerd door Spanje. Dat betekent dat het resterende werk voor die wetgevende dossiers gaat om de verfijning en de afronding van de teksten en om het in goede banen leiden van de formele goedkeuringsprocedure, wat door België zal worden uitgevoerd. Voor het overige zijn er geen wijzigingen in de prioriteiten.

 

Een van de grote prioriteiten tijdens het voorzitterschap is de ontwikkeling van energie-infrastructuur en het toegankelijk maken van hernieuwbare energie op zee voor iedereen. De informele Raad zal daar volledig aan gewijd zijn.

 

De energieministers hebben elkaar na de inval van Rusland in Oekraïne vaak ontmoet om noodmaatregelen te treffen. We hebben altijd gezegd dat na de noodmaatregelen structurele wijzigingen moeten worden doorgevoerd. De grote uitdaging daar bestaat erin de energie­onafhankelijkheid op te krikken en de ontwikkeling mogelijk te maken van een aangepast en geïntegreerd Europees elektriciteitsnet. Om daartoe te komen moeten we veel hordes nemen. Het is onze opzet om die barrières en mogelijke oplossingen te identificeren en vanuit de Raad die informatie als input aan de Europese Commissie bij ingang van haar nieuwe mandaat over te maken.

 

Een andere prioriteit is het faciliteren van de internationale handel in waterstof. Niet alle energie die we in de EU nodig hebben, zullen we immers ook hier kunnen produceren. Voor waterstof is er nood aan internationaal erkende standaarden. Dat zullen we faciliteren via een technische workshop over de certificatie van waterstof die in februari 2024 in Luik plaatsvindt.

 

Vervolgens is er de renovatiegolf. Die track wordt getrokken door de gewesten. De gebouwensector, in het bijzonder in België, is een zeer kapitaalsintensieve uitdaging in de klimaat- en energietransitie: van financiering tot geschoolde arbeidskrachten en van de brede en uniforme toepassing van energiescans tot het verzekeren van de toevoerlijnen van de nodige materialen. Er zijn heel wat uitdagingen die moeten worden aangepakt en waarbij de lidstaten van elkaar kunnen leren. De gewesten hebben hun schouders onder dit thema gezet. Deze activiteit is ondertussen al achter de rug.

 

Een ander punt is het verzekeren van de bevoorrading van medische radio-isotopen en radiofarmaca. Naast het gebruik voor diagnose kunnen medische radio-isotopen ook worden gebruikt voor curatieve toepassingen. Het vorige Belgische voorzitterschap stond aan de wieg van het medische radio-isotopenobservatorium om tekorten voor diagnostische radio-isotopen zo goed mogelijk op te vangen en ziekenhuizen en patiënten op de hoogte te houden van de tekorten om zo de behandeling zo goed mogelijk te programmeren.

 

De inzet van radio-isotopen voor curatieve behandelingen, dus voor de radiofarmaca, kent een snelle ontwikkeling, maar er zijn ook een aantal uitdagingen, onder meer op het gebied van regelgeving, die moeten worden aangepakt, zoals bij andere medische toepassingen op Europees niveau, om te vermijden dat tekorten leiden tot wachttijden voor patiënten.

 

Met betrekking tot de nationale standpunten heeft de voorzitter – wie dat ook is, om de zes maanden is er een andere voorzitter – altijd de rol om een eerlijke bemiddelaar te zijn, een honest broker, in het debat in de Raad. Het is dus aan de voorzitter om vast te stellen welke standpunten consensus, unanimiteit of een meerderheid kunnen wegdragen. Dat is ook de reden waarom een land dat het voorzitterschap waarneemt traditiegetrouw geen nationaal standpunt inneemt. Daarom is een Belgisch standpunt niet aan de orde. Mevrouw Khattabi heeft daarnaar verwezen.

 

U herinnert zich misschien dat over de hervorming van de elektriciteitsmarkt, een van de laatste dossiers waarover de Spanjaarden een akkoord hebben beklonken, een zeer verwoed debat plaatsvond tussen twee grote lidstaten, Frankrijk en Duitsland, met een aantal like-minded lidstaten. Ik herinner mij dat Teresa Ribera zei dat ze voorzitter was en dus een honest broker en dat we daar blij mee moesten zijn, want dat zij anders heel hard zou hebben gevochten.

 

Het innemen van een positie als voorzitter betekent dat men naar de 26 andere collega's kijkt en probeert te zoeken naar een standpunt dat tot een compromis kan leiden en maakt dat men een honest broker is. België is daar traditioneel redelijk goed in, wellicht vanwege onze staatsstructuur, en wordt daarvoor enorm gerespecteerd. Dat is ook niet zo ongewoon. Zelfs in de discussie over het plafond op de gasprijzen zijn wij, alhoewel we een sterk nationaal standpunt hadden, ook honest broker geweest tussen de groep van gas-caplanden en bijvoorbeeld Duitsland. Ik denk dat we alles in huis hebben om in bepaalde dossiers die voorliggen te komen tot goede resultaten.

 

08.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De aanpak van de overslag van Russisch aardgas in Zeebrugge (of niet)" (55041248C)

09 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Les mesures envisagées (ou non) contre le transbordement de gaz naturel russe à Zeebrugge" (55041248C)

 

09.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, in het verleden maakte u duidelijk dat u komaf wilt maken met de overslag van Russisch aardgas in Zeebrugge, maar u gaf aan dat u daartoe geen instrumenten hebt. Ondertussen maakte Europa wel een opening daartoe, waarbij elk land hier zelf beslissingen over kan nemen. De koppeling van verschillende contracten aan onder andere de contracten voor hervergassing maakt dat echter op zich ook niet eenvoudig. Een beslissing nemen waarbij de overslag naar één haven verder verhuist, lijkt al helemaal geen zinnige oplossing.

 

De vraag is dus waar we vandaag dan staan met uw standpunt en de acties die u op dit vlak nog wilt nemen. Welke hordes moeten Europees genomen worden om dat te doen? Wat is de wenselijkheid van een dergelijke stap en hoe is dit verwerkt in de prioriteiten van het Belgische voorzitterschap? Naar aanleiding van de vorige vraag, is dat enigszins gerelateerd? Wat is op dit moment uw standpunt en hoe wenst u dat aan te pakken?

 

09.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, alvorens uw vragen te beantwoorden, wil ik twee voorafgaande opmerkingen maken. In het kader van de REPowerEU-communicatie heeft de Commissie, met de steun van de lidstaten, aangekondigd tegen 2027 komaf te willen maken met alle invoer van Russische fossiele brandstoffen. Die doelstelling blijft behouden en we moeten deze verbintenis effectief waarmaken met de Europese instellingen, aangezien dit het structureelste antwoord is.

 

Ten tweede is er een documentaire van de regisseur Sergio Ghizzardi, Gaz russe, la dernière route des Nenets, die ik zelf ook heb bekeken. Die documentaire gaat specifiek over de langetermijncontracten, destijds goedgekeurd door de regulator, voor de gasleveringen vanuit het Jamal-schiereiland aan België. De insteek is dat die contracten Poetins oorlogskas verder spijzen. Die documentaire vertelt ook dat er een nomadenvolk leeft op het Jamal-schiereiland en dat er ook nog andere consequenties verbonden zijn aan het massaal importeren van energiebronnen vanuit één aanvoerroute.

 

U vraagt wat wij concreet zullen doen en wat de conclusie is. Ondertussen is in het kader van het gaspakket een herziening van de gasverordening en de richtlijn aan de orde. Een nieuwe verordening voorziet ook in een mogelijkheid voor de lidstaten om proportionele maatregelen te nemen om de aanvoer van lng vanuit Rusland en Wit-Rusland tijdelijk te beperken onder bepaalde voorwaarden, zoals het niet in gevaar brengen van de bevoorradingszekerheid van andere landen. Dat staat in artikel 7 van de herziene verordening.

 

Ik heb aan mijn administratie gevraagd om een analyse te maken om de mogelijkheden in kaart te brengen om op basis van dat artikel 7 te kunnen handelen. Dat betekent dat wij hierover in overleg zullen moeten gaan met de Europese Commissie en de andere lidstaten, maar het laat ook toe om op Europees niveau te handelen om andere neveneffecten, zoals een verschuiving van de flows, voor te zijn. Ik heb die analyse gevraagd op korte termijn, zodat wij onze positie verder kunnen bepalen om te bekijken hoe wij voor de effectieve uitfasering kunnen zorgen tegen 2027 en welke instrumenten de verordening biedt om er al vroeger mee te kunnen starten.

 

09.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, het is mij niet echt duidelijk of er nu echte actie komt of eerder een overweging om te bekijken tot welke actie u zou kunnen komen. Het is in ieder geval een dossier dat wij verder opvolgen, zeker omdat uw overwegingen ervoor zorgen dat een oplossing die enkel bij ons werkt, wellicht geen oplossing is waar wij veel mee zijn. Dat is natuurlijk de grote uitdaging. Wij zullen zien hoe dat in de komende jaren zal verlopen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de Malik Ben Achour à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "La souscription de contrats à tarif fixe par les bénéficiaires du tarif social" (55040695C)

10 Vraag van Malik Ben Achour aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het sluiten van een contract met een vast tarief door begunstigden van het sociaal tarief" (55040695C)

 

10.01  Malik Ben Achour (PS): Merci collègue Wollants. Madame la ministre, récemment un citoyen m'a contacté pour évoquer une situation particulière mais peut-être révélatrice, relative au tarif social. Cette personne, nouvellement bénéficiaire du tarif social étendu en tant que BIM, a vu son contrat de fourniture de gaz et d'électricité à tarif fixe arriver à échéance au mois d'octobre 2021. La personne décide alors de souscrire un nouveau contrat fixe auprès d'un autre fournisseur et cinq mois plus tard, en raison de la reprise de son activité professionnelle, et donc de la perte de son statut BIM, elle perd le tarif social dont elle bénéficiait jusqu'alors. Tandis qu'elle s'attendait à ce que son contrat fixe signé précédemment soit toujours valable, elle a dû constater que le fournisseur l'avait automatiquement redirigée vers un tarif cette fois variable. Sur la base de cette situation, j'ai quatre questions à vous poser.

 

On le sait, la loi du 28 février 2022 prévoit que "le produit équivalent le moins cher du produit qui était applicable pendant la période où le client résidentiel a bénéficié des prix maximum" – je cite la loi – "peut être appliqué automatiquement par le fournisseur". Le fournisseur, semble-t-il, ne proposait plus de contrat fixe au moment de la perte du tarif social, ce qui explique le fait qu'un contrat variable ait été appliqué. Néanmoins, on peut se demander pourquoi le contrat fixe signé quelques mois plus tôt pouvait ne plus valoir. Comment peut-on expliquer cette situation?

 

Deuxièmement, à considérer que les bénéficiaires du tarif social ne puissent effectivement souscrire à des contrats fixes, ou du moins en bénéficier, comment expliquer que le fournisseur ait pu proposer un tel contrat à une personne ayant effectivement le tarif social, et sans informer son client de cette possible incompatibilité?

 

Troisièmement, contacté, le fournisseur a évoqué le droit de rétractation du client. En somme, le client aurait pu choisir de ne pas bénéficier de son tarif social, au profit du contrat fixe nouvellement signé. Néanmoins, une nouvelle fois, il n'y a pas eu d'information fournie au client. Pourriez-vous nous dire les dispositions en vigueur quant aux informations que doivent fournir les fournisseurs dans de telles circonstances?

 

Enfin, de manière générale, des initiatives peuvent-elles être ou sont-elles envisagées pour éviter ce type de situation?

 

10.02  Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur Ben Achour, le tarif social a pour but de protéger les personnes en situation de pauvreté énergétique contre les prix élevés de l'énergie, comme ce fut le cas pendant la crise énergétique. Durant cette période, il a protégé un grand nombre de personnes. Du reste, nous sommes un exemple international en la matière.

 

De plus, la législation donnant droit au tarif social avait tenu compte de la situation dans laquelle le client se trouverait lorsqu'il perdrait ce droit. À cet égard, il est pratiquement impossible de prendre en compte les contrats de fourniture que le client avait conclus avant d'avoir droit au tarif social. Comme vous l'indiquez vous-même, la loi prévoit pour le moment qu'après expiration de ce droit, le fournisseur d'énergie doit appliquer le produit équivalent le moins cher à celui qui était applicable pendant la période durant laquelle le client résidentiel bénéficiait du tarif social. En effet, en tant que tel, celui-ci n'était pas fixe, mais déterminé trimestriellement par la CREG. Ce mode de fonctionnement vise précisément à garantir que les bénéficiaires puissent jouir d'un tarif énergétique plus favorable. Si l'on déterminait le tarif social sur une base annuelle, on risquerait que des bénéficiaires paient un prix plus élevé que le plus avantageux du moment. Cela ne signifie nullement que le bénéficiaire du tarif social ne pourrait pas souscrire un contrat fixe, mais qu'il devrait renoncer à son droit au tarif social, comme l'a correctement communiqué le fournisseur.

 

Je voudrais souligner qu'à l'époque, il y avait une crise de l'énergie et que pratiquement aucun fournisseur ne proposait encore de contrat fixe. L'histoire de ce citoyen que vous avez relatée est une coïncidence malheureuse. Il est impossible à un fournisseur de vérifier par avance si un client est éligible ou non au tarif social et donc de le conseiller préalablement. Malheureusement, la base de données du SPF Économie ne le permet pas pour l'instant. Toutefois, une étude est en cours en vue d'en optimiser le fonctionnement. Le citoyen en question aurait pu trouver lui-même des informations sur les sites internet du SPF Économie et de la CREG.

 

Les différents CPAS et mutuelles de notre pays peuvent également fournir des informations complémentaires relatives au tarif social. Tout est une question d'obtenir la bonne information au bon moment. Si cet accès est amélioré, l'application du droit à un tarif social peut l'être également.

 

L'étude de faisabilité de l'organisation d'un tel flux d'informations entre le gouvernement et les fournisseurs est en cours. Nous attendons les résultats pour voir comment nous pouvons améliorer le système.

 

10.03  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Vous parlez de coïncidence malheureuse mais je considère quand même que c'est révélateur non pas d'un dysfonctionnement du système – car il fonctionne – mais de certaines situations où le manque d'informations piège le bénéficiaire. Ce n'est pas idéal.

 

J'entends votre volonté d'améliorer le système. J'imagine que vous ferez des propositions. Vous avez évoqué l'optimisation de la base de données, ce qui me paraît être une bonne base pour commencer le travail.

 

Je resterai attentif à ce genre de situation parce que le but est d'améliorer le fonctionnement général du système au bénéfice du plus grand nombre.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "Het gebruik van R33 en de brief van BRAFCO" (55041251C)

11 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "L'utilisation du R33 et le courrier de la BRAFCO" (55041251C)

 

11.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, in het kader van de verlaging van de uitstoot van stookolieketels onderzoeken een aantal landen alternatieven zoals R33. Dat is een brandstof die voor een derde bestaat uit een hernieuwbare component, zoals 26 % HVO en 7 % FAME. Deze brandstof zou op de Belgische markt nog niet toegelaten zijn. De Federatie der Brandstoffenhandelaars stelde u daarover al meermaals vragen, maar voor zover bekend hebt u deze nog niet schriftelijk beantwoord. De sector geeft aan dat gebruik van deze brandstof de uitstoot van een stookolieketel zou kunnen verminderen tot de uitstoot van een gasketel. Zij stellen dat er 2,4 miljoen ton CO2 zou kunnen worden bespaard per jaar.

 

Dat leidt mij tot een aantal vragen.

 

Kunt u een evaluatie maken van het gebruik van R33 en de effecten die het gebruik van die brandstof met zich meebrengt? Klopt het dat BRAFCO u hierover aanschreef, maar dat u tot op heden nog niet reageerde? Welk standpunt neemt u in ten aanzien van het schrijven van BRAFCO?

 

11.02 Minister Tinne Van der Straeten: BRAFCO heeft inderdaad een brief geschreven, net als bij elk dossier dat ook maar iets te maken heeft met petroleum. De finaliteit van de brieven is altijd hoe hun sector kan overleven en of we toch niet wat duurzamer kunnen worden door toch nog wat petroleum toe te laten. Dat werkt niet alleen op mijn zenuwen, maar ook op die van mijn Vlaamse collega, mevrouw Demir, die zich al in niet mis te verstane bewoordingen heeft uitgelaten over de lobby van die sector.

 

Iedereen mag echter uiteraard brieven sturen en iedereen die een brief stuurt, zal een antwoord krijgen. Wat BRAFCO hier echter voorstelt, met name de R33, vereist toch wel enige reflectie en enig onderzoek voordat wij daarop ja of nee kunnen zeggen.

 

De vraag van BRAFCO, maar ook het beleid ter zake, kan namelijk niet los gezien worden van de omzetting van de RED III waarvoor we momenteel voorbereidend studiewerk verrichten. We moeten daar op meer macro-economische basis rekening houden met een aantal parameters, zoals de verwachte beschikbaarheid van biomassa en de bredere duurzaamheidsoverwegingen doorheen de hele waardeketen, zowel op milieu- als socio-economisch vlak. Dat is trouwens een punt waar wij binnen de RED III-onderhandelingen op Europees niveau een zeer strikt standpunt hadden met België. Dat werd ook zeer sterk aangedreven door de verschillende gewesten in dit land.

 

Ten derde kom ik tot de concurrerende vraag van andere sectoren, in het bijzonder de hard-to-abatesectoren zoals de industrie, maar ook de luchtvaart- en de scheepvaartsector. BRAFCO vraagt wat we kunnen doen om minder CO2 in de lucht te brengen. De luchtvaart en scheepvaart hebben ook doelstellingen waaraan moet worden voldaan. Daar moet men ook vergroenen. Wat zal men voor wat inzetten? Woningen kan men gemakkelijk verwarmen op elektriciteit, maar in de luchtvaart en de scheepvaart kan men niet hetzelfde doen. Als er maar een beperkte aanvoer van grondstoffen is, waar kan men die dan het best inzetten? Beschikbare alternatieve technologieën in de verwarmingssector vereisen toch wel een afweging van belangen. BRAFCO heeft daarom nog geen briefje van mij teruggekregen. Wij zijn de verschillende elementen nog aan het bekijken.

 

Los van deze overwegingen die nog verder studiewerk behoeven, hebben we in deze commissie ook beslist om de eerste generatie biobrandstoffen af te bouwen en biodiesel op basis van palmolie en sojaolie uit te faseren. In de wet van 31 juli 2023 werd de omzetting van RED II geregeld. Natuurlijk is beleidscoherentie belangrijk. Het kan niet de bedoeling zijn dat de afbouw van het gebruik van de eerste generatie biobrandstoffen en de uitfasering van palmolie en sojaolie in onze tank, een duidelijk signaal van deze regering, gepaard gaat met een infasering van deze producten in de mazouttank. Dat is net hetzelfde als de verschuiving waarover u het net had. Men neemt ergens iets weg, maar men voegt elders iets toe. Ik pas daarvoor.

 

Ik heb van de verschillende regionale ministers in dit land en ook van de Vlaamse minister begrepen dat ze geen toekomst zien in stookolie en net mikken op de uitfasering van de mazoutketels.

 

In die zin ben ik blij voor BRAFCO, dat zij hun vraag hier in het Parlement verder ter sprake kunnen brengen. Dat zal misschien leiden tot verdere overwegingen die wij dan ook weer kunnen meenemen in onze verschillende afwegingen ter zake. We gaan daar niet over een nacht ijs. Ik wil er echt zeker van zijn dat de remedie niet erger is dan de kwaal.

 

11.03  Bert Wollants (N-VA): Het is duidelijk dat BRAFCO op uw systeem werkt, zowel verbaal als non-verbaal was die boodschap wel heel duidelijk. Zelfs als u het er niet mee eens bent, verdienen ze inderdaad een antwoord, in welke richting dat ook gaat. De grote vraag is natuurlijk wel waar we naartoe gaan met ons biobrandstoffenverhaal. We hebben de discussie en uitwisseling ook gehad naar aanleiding van uw aangepaste biobrandstoffenwet.

 

Zitten we daar helemaal op het juiste spoor? U pleit voor 100 % elektrificatie en dit dan allemaal behouden voor lucht- en scheepvaart. Dat kan een mogelijke piste zijn. Ik heb echter niet de indruk dat we voor lucht- en scheepvaart ondertussen erg fel op die piste zitten. Het is duidelijk dat er ook HVO en FAME mogelijk zijn die niet gebaseerd zijn op soja en palm. Er zijn vandaag al brandstoffen op de markt volgens die procedés die geen soja en palm bevatten. Het is dus niet echt nuttig om die vergelijking of die link te maken.

 

We kijken hoe dit verhaal zal verder lopen, of BRAFCO deze legislatuur een antwoord zal krijgen op hun vraag of niet. Desnoods kan ik de vraag nog eens stellen, al heb ik altijd het risico dat ook dat op uw systeem zal werken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van Bert Wollants aan Tinne Van der Straeten (Energie) over "De vervanging van de regeringscommissaris bij het SCK" (55041270C)

12 Question de Bert Wollants à Tinne Van der Straeten (Énergie) sur "Le remplacement du commissaire du gouvernement au CEN" (55041270C)

 

12.01  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, er waren hier in de commissie voor Energie heel veel vragen over uw regerings­commissaris bij het SCK, meer bepaald in het kader van de MoU en de SMR’s. U herinnert zich dat u daarop heel fel hebt gereageerd. Er zijn op dat moment een aantal vragen gesteld over de rol van die regerings­commissaris en hoe het komt dat u pas helemaal op het einde hebt gereageerd, lang nadat eerste minister De Croo stond te pronken bij de ondertekening.

 

Nu zien wij een nieuw manoeuvre, de regerings­commissaris wordt namelijk vervangen. De vraag is dan ook of die vervanging ergens toe leidt. Ik zie immers dat de nieuw aangestelde regerings­commissaris, die daarstraks al is vernoemd, namelijk de heer Alberto Fernandez-Fernandez, iemand is die in heel wat nucleaire projecten actief is en dus mogelijk meerdere petjes op heeft. Hij zou onder andere al actief zijn in verschillende comités waarin ook het SCK een rol te spelen heeft. De vraag is dan ook of dat alles combineerbaar is met de positie van een regerings­commissaris bij datzelfde SCK. Een dergelijke functie uitoefenen met een hele reeks belangen­conflicten lijkt ons immers niet onmiddellijk een goede zaak.

 

Ik heb daarover een aantal vragen.

 

Ten eerste, waarom hebt u uw regerings­commissaris bij het SCK vervangen? Ik heb een vermoeden, maar u mag dat bevestigen.

 

Ten tweede, welke andere functies oefent de nieuwe regeringscommissaris uit waarbij ook het SCK is betrokken? In welke mate oefent de betrokkene een controlefunctie uit ten opzichte van de raad van bestuur van het SCK, die op zijn beurt controle moet hebben over verschillende projecten en comités waarin de heer Fernandez-Fernandez ook actief is?

 

Ten derde, welke stappen wenst u te zetten om dat weg te werken?

 

Ik kijk uit naar het antwoord.

 

12.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, u zult ongetwijfeld teleurgesteld zijn in mijn antwoord. Het is immers minder complot­gericht dan u meent.

 

Ten eerste, de regeringscommissaris bij het IRE is ook vervangen. Dat is u wellicht ontgaan. De regerings­commissaris bij het IRE heeft namelijk andere professionele uitdagingen aanvaard, waardoor zij niet kon aanblijven als regerings­commissaris bij het IRE. Dus moesten wij een nieuwe regerings­commissaris bij het IRE aanduiden.

 

Daarvoor hebben wij de dame gekozen die regeringscommissaris was bij het SCK, de dame in kwestie is in België immers een van de experts inzake medische radio-isotopen. Zij lag aan de basis van de oprichting van het observatorium voor de medische radio-isotopen dertien jaar geleden, toen België voorzitter was van de Raad van de Europese Unie. Het is ook de persoon die vandaag het hele traject rond medische radiofarmaca trekt.

 

We hebben haar dus benoemd tot regeringscommissaris bij het IRE, wat tot gevolg heeft dat we ook bij het SCK een andere regerings­commissaris moeten aanwijzen. Daarvoor heb ik ook iemand benoemd met een enorme expertise. Het gaat inderdaad om een ambtenaar. Kenmerkend voor een ambtenaar is dat hij in het algemeen belang werkt.

 

Uw vraag verdient enige reflectie en kunnen we van twee kanten bekijken.

 

Laten we uitgaan van de vraag wat de rol is van de regeringscommissaris. U stelt vragen over het SCK, dus ik heb de bepaling genomen die van toepassing is op het SCK. De rol van de regeringscommissaris is, op basis van artikel 5 van het KB van 16 oktober 1991, de volgende: "Hij of zij waakt over de naleving van de wet, de statuten van het SCK en het algemeen belang." Ook bij andere instellingen geldt een soortgelijke bepaling voor de regeringscommissaris, of het nu gaat over Synatom, NIRAS, het SCK, het IRE of, nog, het sociaal stookoliefonds. Dus niet alleen bij instellingen binnen mijn domein, maar ook instellingen binnen andere domeinen, geldt voor de regeringscommissaris dezelfde generieke bepaling. De heer Fernandez-Fernandez, waarnaar u verwijst, is een ambtenaar die zich al jaren inzet in het algemeen belang.

 

In essentie vraagt u ook of het aangewezen is om veeleer mensen van een kabinet dan wel ambtenaren aan te stellen als regerings­commissaris. Die vraag verdient ook enige reflectie.

 

Als we kijken naar de verschillende regerings­commissarissen in deze legislatuur, maar ook in andere legislaturen, zijn van beiden voorbeelden te geven. Bijvoorbeeld bij het sociaal stookoliefonds oefent iemand van de AD Energie al zeer lange tijd de functie van regeringscommissaris uit. Ik heb daar recent een nieuwe regeringscommissaris aangesteld en ik heb hiervoor opnieuw iemand uit de administratie genomen. NIRAS, bijvoorbeeld, heeft ook lange tijd een regerings­commissaris gehad die uit de administratie kwam. Er zijn uiteraard ook een pak regerings­commissarissen die niet uit de administratie komen, maar uit de kabinetten.

 

Wat de nucleaire instellingen betreft, wil ik graag even het rapport van het Rekenhof van oktober 2020 erbij nemen, Instellingen van de nucleaire sector van de Staat: beheersing van de bestuurlijke risico's. Het Rekenhof zei daarin dat de FOD's de ministers en de regerings­commissarissen meer zouden kunnen ondersteunen bij hun opdrachten, meer bepaald om toegang te kunnen krijgen tot de strategische informatie van de entiteiten en om tussen te komen in de mechanismen voor evaluatie en controle op boekhoudkundig, financieel en thematisch vlak voor de verwezenlijking van de doelstellingen. Het lijkt mij dat de benoeming van iemand van de FOD als regerings­commissaris daaraan tegemoetkomt.

 

Bovendien ontvangt de regeringscommissaris bij zijn aanstelling van mij een opdrachtbrief – ook dat is een aanbeveling van het rapport van het Rekenhof – waarin de taken en rapportering worden omschreven. Daarnaast verwijst de opdrachtbrief ook naar de deontologische code voor de openbare mandatarissen, die sinds 2008 ook van toepassing is op de regerings­commissarissen.

 

Ik wil formeel zijn: op geen enkel vlak is er ook maar sprake van enig belangenconflict in hoofde van de regerings­commissaris die is aangesteld. Een regeringscommissaris handelt altijd in het algemeen belang, en een ambtenaar zeker. Als een regeringscommissaris in de uitoefening van zijn opdracht vindt dat er een beslissing wordt genomen die een schending zou kunnen zijn van de wet inzake de statuten of het algemeen belang, dan moet hij de minister daarop immers attenderen. Bij uitstek de administratie kent die regels.

 

Ik sta echter open voor beide. Wij hebben het hier nu over de nucleaire instellingen, maar er is ook een apart rapport van het Rekenhof over hoe het beheer daarvan kan worden verbeterd. Wij kunnen het dus van twee kanten bekijken.

 

Voor zover uw bedoeling zou zijn om insinuaties te maken bij het functioneren van de vorige of de huidige, kan ik u met klem zeggen dat het twee personen zijn die uitstekende experten zijn in hun vak en dat ik bij de aanstelling van de regerings­commissaris steeds de juiste persoon op de juiste plaats zet. Dat was voor de vorige benoemingen zo en dat is voor de huidige benoemingen zo.

 

12.03  Bert Wollants (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister.

 

In deze sector is nooit iets toevallig. Ik blijf mij toch vragen stellen bij de manier waarop dit is gelopen. Tegelijkertijd had u wel de kans om duidelijk te maken dat er inderdaad geen belangenconflicten kunnen zijn in hoofde van de nieuwe regerings­commissaris, door aan te geven welke andere functies in die diverse comités de heer Fernandez-Fernandez uitoefent. Dat hebt u niet gedaan of niet willen doen. Dan maak ik mij inderdaad zorgen. Wij moeten het houden op uw inschatting dat er absoluut geen belangenconflict is, zonder de details te krijgen over waar de man in kwestie overal actief is. Dat baart mij zorgen. Dan zullen we wel verder bekijken hoe dit verhaal zich ontrolt.

 

U kunt echter niet zeggen dat het een ambtenaar is, die in het algemeen belang werkt, en dat hij dus per definitie in het algemeen belang regerings­commissaris zal zijn. Dat is volgens mij niet altijd zo eenvoudig te stellen, zeker niet als men ook bepaalde activiteiten uitoefent die in concurrentie komen met wat het SCK op een aantal vlakken zou kunnen doen.

 

12.04 Minister Tinne Van der Straeten: Daar ben ik het fundamenteel mee oneens. Er wordt een dichotomie opgezocht die er niet is. Alle functies die worden uitgeoefend of alle zaken die worden gedaan in de hoedanigheid als ambtenaar zijn altijd met het algemeen belang voor ogen.

 

Wat is een belangenconflict? Dat is een tegenstrijdig belang. Als iemand afgevaardigd is van zijn administratie, wat ook de afvaardiging in welk comité ook is, is het alleen het belang, in dit geval het algemeen belang, dat telt.

 

De voorzitter: Dit is een belangrijk en complex project, waarin belangenconflicten moet worden vermeden. Potentieel bestaan die altijd. Het belangrijkste is hoe men daarmee omgaat. Hoe communiceert men daarover? Dat is natuurlijk een ander thema. Ik heb in raden van bestuur regerings­commissarissen gezien die verschillende accenten leggen. Men moet daar uitgaan van de goede trouw, van de openheid, van de transparantie. Ook de persoonlijke ethiek speelt een rol. Ik denk dat we ook vertrouwen moeten hebben in de mensen van de administratie dat ze daarmee om kunnen gaan. Ik wil de discussie hier niet voortzetten. De opmerking is gemaakt.

 

12.05  Bert Wollants (N-VA): Ik wil nog iets zeggen over de laatste opmerking van de minister.

 

Ik denk dat we toch zeer grondig moeten bekijken hoe we in elk geval elke schijn van belangen­vermenging kunnen vermijden. Ik zie daar toch wel een aantal zaken die elkaar kunnen doorkruisen.

 

12.06 Minister Tinne Van der Straeten: Dat geldt dan toch voor iedereen en altijd? U moet dan die redenering doortrekken. Geldt dat dan ook voor de regeringscommissaris van de administratie die naar NIRAS of het sociaal stookoliefonds gaat? In de raad van bestuur van het sociaal stookoliefonds zitten zelfs mensen van mijn administratie, maar wij hebben er wel over gewaakt dat het niet dezelfde personen zijn.

 

Door de manier waarop u uw vraag hebt ingeleid, gaf ik u nog het voordeel van de twijfel. Daarom zei ik: ik denk niet dat u insinuaties maakt tegenover het functioneren van de ene of de andere. Ik vind het absoluut een reflectie waard, maar ze moet dan in beide richtingen gebeuren.

 

Mijnheer de voorzitter, ik denk dat dit inderdaad nog meer aan de orde is als men mensen afvaardigt als regerings­commissaris die niet uit de administratie komen.

 

De voorzitter: Het probleem is zelfs groter voor bestuurders dan voor regeringscommissarissen. Bestuurders moeten beslissingen nemen, regerings­commissarissen kunnen aan de noodrem trekken, bij wijze van spreken. Hoe gaat men om met belangenconflicten? Dat is nog iets anders dan belangenvermenging. Dat is een zaak die transparantie vereist, dat is het belangrijkste, en een beroep doet op persoonlijke ethiek. Punt. Daarover moeten wij waken. Het Parlement heeft daarin zeker ook een rol te spelen.

 

12.07  Bert Wollants (N-VA): Ik zal mogelijk een bepaald deel van de vraag nog schriftelijk opnieuw indienen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.54 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15 h 54.