Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mardi 12 mars 2024 Matin ______ |
van Dinsdag 12 maart 2024 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 9.06 uur en voorgezeten door de heer Bert Wollants.
La réunion publique de commission est ouverte à 9 h 06 et présidée par M. Bert Wollants.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
01.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik zal kort zijn, want mijn stem is niet zo best.
Kunt u verslag uitbrengen over uw deelname aan de bijeenkomst van het Internationaal Energieagentschap van midden februari? Wat waren de Belgische positiebepalingen? Kwam de mogelijkheid om de import van Russisch lng in Europa geleidelijk af te schaffen al dan niet aan bod? In hoeverre kwam de formele vraag van India om volwaardig lid te worden van het IEA ter sprake? India is sinds 2017 immers geassocieerd lid en zal een enorme sprong maken qua energievraag. Wereldwijd is dat dan ook niet onbelangrijk.
01.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, ik wil u allereerst graag bedanken om consequent vragen te stellen over de internationale vergaderingen waaraan ons land deelneemt. Dit soort terugkoppeling daarover helpt het debat ook vooruit.
Op 13 en 14 februari vond de tweejaarlijkse ministeriële meeting van het IEA plaats. De ministers van de landen die lid zijn van het IEA vergaderen elke twee jaar en het voorzitterschap wisselt elk jaar. Dit jaar werd het voorzitterschap waargenomen door Frankrijk en Ierland.
Het was ook een bijzondere vergadering die in het teken stond van het 50-jarige bestaan van het IEA. Er was dan ook een kritische terug- en vooruitblik over de rol van de organisatie. Het IEA is immers een organisatie die geboren werd uit een crisis, namelijk de oliecrisis van de jaren 70. Het staat nu ook midden in de nieuwe energiecrisis. Ik kom daarop straks terug, wanneer ik zal antwoorden op uw vraag over India.
Het was een erg interactief evenement. Het IEA heeft volgens mij ook gespiekt hoe wij de North Sea Summit hebben opgevat door zeer interactief te zijn in de panels en door werkelijk een government-industry dialogue op te zetten.
Ik heb aan twee sessies deelgenomen. De eerste sessie betrof de energietransitie in Afrika, een zeer belangrijk topic van doctor Fatih Birol, dat erg gesteund wordt door het voorzitterschap en met name door Ierland. Afrika is rijk aan grondstoffen, zowel op het vlak van de exploitatie van wind en zon voor de productie van waterstof voor de export naar andere werelddelen, als op het vlak van ruwe materialen en kritieke mineralen. Toch heeft slechts 43 % van de Afrikanen toegang tot elektriciteit. De sessie ging over een inclusieve transitie, waarbij het potentieel aan hernieuwbare energie in de regio in eerste instantie wordt gebruikt om ervoor te zorgen dat de Afrikanen zelf toegang hebben tot energie.
In elke ministeriële meeting wordt een mandaat voor de komende twee jaar opgesteld. Een specifiek programma dat in dit mandaat werd opgenomen is het Clean Cooking program met clean cooking technologies. In Afrika koken vrouwen nog zeer veel op een open houtvuur, wat een gezondheidsrisico inhoudt voor hen en hun gezinsleden. Het IEA zal de komende twee jaar erg inzetten op het toegankelijk maken van propere kooktechnologieën in Afrika.
Het tweede panel heb ik zelf gemodereerd omwille van het voorzitterschap van de Raad van de EU dat België momenteel waarneemt en de centrale rol die het thema van dat panel daarin vervult. De titel was The future is electric: the role of grids as a key enabler of the clean energy transition. Dat panel was samengesteld uit leden van het IAE en uit de vertegenwoordigers van de industrie daar. Men besprak de risico's en de manieren om die te vermijden.
Een van de conclusies was dat het debat over de netwerken en de gigantische noodzakelijke investeringen waarover we het in de vorige commissie al hebben gehad, niet enkel onder energieministers gevoerd mag worden. Ook de financiële kant van de zaak moet op het niveau van de ministers en van de multilaterale banken worden besproken.
De import van Russisch vloeibaar aardgas is niet aan bod gekomen tijdens de meeting.
U hebt ook een vraag gesteld over India. In oktober 2023 heeft India aangegeven dat het volwaardig lid wil worden van het IEA. Op dit moment voldoet India niet aan de technische vereisten om lid te kunnen worden van het IEA. Die technische vereisten zijn onder andere de voorraadplicht en de informatiedeling. Bovendien wil India geen lid worden van de OESO, wat een juridische voorwaarde is voor het IEA-lidmaatschap. Een land wordt eerst lid van de OESO en van daaruit kan het lid worden van het IEA.
[NL]Voorzitter: Christian Leysen.
[FR]Président: Christian Leysen.
Daar staat tegenover dat in de huidige mondiale context India een van de grootste landen en een van de grootste democratieën is, en dus een motor kan en moet zijn voor de energietransitie. Als India niet mee is, kunnen we onze wereldwijde doelstellingen misschien niet halen. Gezien het geopolitieke belang van India in de regio van de Pacific en het belang van dat land in de energietransitie, hebben bijna alle IEA-leden toch toegejuicht dat India lid wil worden. Er zullen constructieve gesprekken worden opgestart naar aanleiding van hun vraag naar lidmaatschap. De Governing Board van het IEA is gevraagd een mandaat uit te werken om het verdere verloop van de gesprekken te kaderen en hiertoe samen te werken met het secretariaat van het IEA.
Mijnheer Ravyts, mijn en onze positie ten opzichte van de houding van India – dat zegt dat het geen lid wil worden van de OESO, maar wel van het IEA, en dat aangeeft nu niet aan bepaalde vereisten te willen voldoen, maar in de toekomst wel – is dat we moeten uitdiepen wat die like-mindedness betekent. Wat betekent like-mindedness op geopolitiek vlak of op het vlak van de energietransitie? We moeten niet naar het puur formele aspect kijken, maar naar hoe dat wordt ingevuld en hoe dat op een andere manier wordt gekaderd. Het is een topic dat de komende jaren de nodige aandacht verdient en opvolging zal vergen. Dat topic zal cruciaal zijn voor de verdere positionering van het IEA in het managen van de hele energietransitie.
01.03 Kurt Ravyts (VB): Dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Er zijn twee belangrijke punten. Allereerst, de hernieuwbare energietoepassingen op het Afrikaanse continent waarvoor de Europese technologie heel belangrijk kan zijn. Het debat rond ontwikkelingssamenwerking heeft daarin zijn plaats. Het tweede punt betreft India. Ik ben blij dat u het cruciale belang van de rol van India in de wereldwijde energietransitie inziet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, in het kader van mijn beperkt stemvermogen, zal ik mij beperken tot het stellen van de vragen.
Mevrouw de minister, werd er een politiek akkoord bereikt rond een nieuwe verlenging van de noodverordening (EU) 2022/1369?
Kunt u verslag uitbrengen over de gedachtewisseling over flexibiliteit? Kwamen tijdens die gedachtewisseling rond flexibiliteit de resultaten van de studie van het Pentalateraal Energieforum aan bod? Die studie laat immers zien dat regionale integratie de totale flexibiliteitsbehoefte in de regio kan verminderen.
Kunt u verslag uitbrengen over het verslag van de Europese Commissie over de door de lidstaten geboekte vooruitgang met het oog op het behalen van de klimaat- en energiedoelstellingen die tegen 2030 behaald zouden moeten worden?
Die drie thema's stonden volgens mijn info op de agenda van de Europese Energieraad die u hebt voorgezeten in Brussel.
02.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, dit was inderdaad de eerste formele raad. We organiseren er twee: een eerste op 4 maart – die dus nu achter de rug is – en een tweede op 30 mei. Ondertussen is er op 15 en 16 april ook nog een informele raad.
In de ochtend van 4 maart was er een gedachtewisseling over bevoorradingszekerheid en de voorbereiding voor de winter van 2024-2025. Nadien volgde een lunch met de zonne-industriesector. In de namiddag ging het over flexibiliteit.
In het debat over de bevoorradingszekerheid en de voorbereiding voor de winter van 2024-2025 ging het ook over de noodverordening met betrekking tot de vermindering van de gasvraag. De juridische diensten van de Commissie en de Raad waren tijdens de voorbereiding van de Raad al van mening dat de urgentie op zich juridisch gezien verdwenen is. De noodverordening is immers aangenomen op basis van artikel 122 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De Raad kan dus enkel optreden op voorstel van de Commissie en zonder dat het Europees Parlement betrokken is. Die verordening werd al verlengd. Vanuit juridisch oogpunt waren er dus formeel gezien geen elementen meer aanwezig om ze een tweede keer te verlengen. Het is echter ook niet het moment om de inspanningen te versoepelen. De vermindering van 15 %, die trouwens in heel Europa gehaald wordt, is namelijk noodzakelijk om klaar te zijn voor de winter. De vermindering is nu zelfs groter, namelijk 18 %.
Dat is de reden waarom de Commissie een aanbeveling heeft gedaan aan de Raad om die gecoördineerde maatregelen ter beperking van de vraag voort te zetten. Het is dus een niet-bindend instrument geworden dat de lidstaten aanmoedigt om hun inspanningen voort te zetten en hun vraag naar gas met 15 % te verminderen. Dat moet wel steeds gebeuren met inachtneming van de specifieke omstandigheden. Herinner u de eerste discussie die we over de verordening hadden, waarin de specifieke situatie van België ook aan bod kwam. Er was toen veel invoer, en het was niet de bedoeling dat er tankers zouden worden weggestuurd om de 15 % te halen.
Die aanbeveling kon rekenen op een zeer ruime instemming, met uitzondering van Hongarije dat zich daartegen altijd verzet heeft. Er was zeer veel eensgezindheid rond de tafel dat met het oog op de bevoorradingszekerheid de vermindering van de vraag bijdraagt aan het vermijden van prijsschokken.
De discussie werd voortgezet tijdens de lunch. Een vermindering van het gasgebruik kan immers ook verkregen worden door elektriciteit in te zetten. In de zonnestrategie van de Europese Commissie wordt er bijvoorbeeld op gewezen dat er 9 bcm (billion cubic meter) residentieel gas bespaard kan worden door elektriciteit te gebruiken die door de zon wordt opgewekt.
In de namiddag ging het over flexibiliteit. Als er minder gas, maar meer elektriciteit en meer hernieuwbare energiebronnen zijn, moeten we het ook hebben over wat de mate van flexibiliteit is. Dat debat is er gekomen omdat ACER (het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators) tijdens de vorige Raad aanwezig was tijdens de lunch met hun paper over flexibiliteit. Dat heeft ons ertoe gebracht om het als een beleidsdebat te programmeren om te luisteren bij de verschillende landen hoe ze ertegenover staan en wat de best practices zijn. Het bleek dat dat ook in heel veel verschillende richtingen ging. Iedereen had in zijn eigen context al beleid ontwikkeld of was aan het nadenken over beleid. Dat debat staat dus eigenlijk nog in zijn kinderschoenen. We hebben een verplichting, die in de EMD (Electricity Market Design) staat, een target voor flexibiliteit, en iedereen is aan het nadenken hoe die kan worden geïmplementeerd.
Ik kon als voorzitster natuurlijk niet zelf het woord nemen, maar ons land staat wel al vrij ver, bijvoorbeeld omdat wij die 200-uurregeling in het CRM (capaciteitsremuneratiemechanisme) hebben staan. We hebben ook al de DSM (Demand Side Management) en we trekken heel veel batterijprojecten aan.
Er is dus ook afgesproken in de conclusie dat de volgende voorzitter, Hongarije, dat topic opnieuw op de agenda zal plaatsen om de voortgang te bespreken.
De discussie van het Pentalateraal Energieforum is niet echt aan bod gekomen. We zullen die discussie wel voeren met de Pentalanden. Ik ben ook een grote voorstander geworden, nog meer dan ik vroeger al was, van regionale samenwerking binnen Europa. Door gelijkaardige regio's versterkt te laten samenwerken, zal ook de energiemarkt worden geholpen.
Wat de 2030-doelstellingen betreft, heeft de Europese Commissie een verslag uitgebracht over de vooruitgang op dat gebied. Ze deden dat op basis van de ontwerpen van de geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen. Uit dat verslag kwam het volgende naar voren. Er bestaat een ambitiekloof van maximaal 5,9 procentpunten ten opzichte van het energie-efficiëntiestreefcijfer van de Unie voor 2030. Er bestaat ook een ambitiekloof van maximaal 3,2 tot 3,9 procentpunten ten opzichte van het streefcijfer van de Unie voor 2030 voor hernieuwbare energie. De Commissie heeft de lidstaten ook opgeroepen om die informatie samen met de landenspecifieke aanbevelingen mee te nemen bij de finalisering van de geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen tegen 30 juni.
02.03 Kurt Ravyts (VB): Over de landenspecifieke aanbevelingen heb ik straks nog een andere vraag.
Bedankt voor uw toelichting rond het flexibiliteitsdebat. Ik erken natuurlijk dat we in België daarvoor al wat stappen genomen hebben. Dat is zeker ook voor de regionale samenwerking van zeer groot belang.
Ik wil u ook bedanken voor uw toelichting rond de noodverordening rond de vermindering van de gasvraag.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03.01 Kurt Ravyts (VB): We hebben de voorbije weken en maanden regelmatig gesproken over de hervorming van het sociaal tarief. Er is echter ook de sociaaltariefpremie voor gezinnen die zich verwarmen via een collectieve verwarmingsinstallatie, die wat naar de achtergrond is verdwenen. U herinnert zich de begrotingsnotificaties inzake die sociaaltariefpremie, waarover principiële beslissingen genomen zijn.
Wat is de stand van zaken rond dit voorontwerp van wet? Kwam dat aan bod op het Overlegcomité van 28 februari 2024? Is er een advies van de Raad van State? Zo ja, wat zegt dat advies? Wordt er ingevolge de vraag van het Waalse Gewest op het niveau van de technische Market Design CONCERE een gesprek hierover georganiseerd, alvorens dat opnieuw in ENOVER wordt besproken? Is dat ondertussen gebeurd en is er ook al een nieuw overleg geweest over die materie binnen ENOVER?
Mevrouw de minister, dat zijn allemaal procedurele vragen, maar het is belangrijk te weten onder welke voorwaarden men recht heeft op de sociaaltariefpremie voor die collectieve verwarmingsinstallaties op aardgas of elektriciteit, die in werking zal treden op 1 juli 2024.
03.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, de sociaaltariefpremie is een voorstel van de CREG dat al lang meegaat. De premie beoogt mensen die zich verwarmen via een collectieve verwarmingsinstallatie, waardoor zij om juridisch-technische redenen niet in aanmerking komen voor het sociaal tarief. De CREG heeft sinds de energiecrisis in verschillende adviezen aangegeven dat die mensen recht zouden hebben op het sociaal tarief indien zij een individueel aansluitingspunt zouden hebben. De sociaaltariefpremie biedt een oplossing voor hen.
We zijn daar al een hele tijd mee aan de slag en dat bleek technisch gezien wat moeilijker dan verwacht. Ondertussen ligt daar een wetsontwerp voor klaar. Op 8 februari 2024 werd daarvoor een EOCC, een elektronisch Overlegcomité, georganiseerd, zodat we op dezelfde dag een advies daarover konden vragen aan de Raad van State. Dat was slechts mogelijk indien we dit eerst op het Overlegcomité hadden besproken. Na het overleg met de verschillende entiteiten was iedereen het erover eens dat Overlegcomité elektronisch te houden.
Momenteel hebben we het advies van de Raad van State nog niet ontvangen. De termijn van 30 dagen om een advies af te leveren, verstrijkt vandaag. Dat is een termijn van orde en de Raad van State is enorm overbevraagd, waardoor het me onwaarschijnlijk lijkt dat dat advies er vandaag zal komen.
Het wetsontwerp is belangrijk en we hebben er ook middelen voor uitgetrokken in de begroting. Indien we dat niet rondkrijgen, zullen veel mensen die premie bijgevolg niet krijgen. In uw vraag zei u dat het Vlaamse Gewest vermoedt dat de federale overheid niet bevoegd is om de voorgestelde premie in te voeren. Voor al mijn initiatieven suggereert het Vlaamse Gewest dat ik niet bevoegd zou zijn. Het is voor mij moeilijk te begrijpen waarom ik niet bevoegd zou zijn voor het geven van een premie, aangezien ik ook bevoegd ben voor het sociaal tarief. Het zou dus bijzonder frappant en onbegrijpelijk zijn dat die mensen, die recht hebben op het sociaal tarief, geen premie zouden krijgen door die bevoegdheidsspelletjes.
Zodra we het advies van de Raad van State ontvangen hebben, zullen we dit delen binnen het Overlegcomité. We zullen dan bekijken hoever we daarmee geraken.
Mijnheer Ravyts, het is mijn bedoeling en mijn firm commitment om met dat ontwerp naar de Kamer te komen voor de ontbinding van het Parlement, zodat de vrijgemaakte middelen in de begroting ook effectief naar de mensen zullen gaan.
03.03 Kurt Ravyts (VB): Ik stelde de vraag omdat mensen mij hierover aanspreken. Ik antwoord hun altijd dat men daaraan iets wil doen met dit voorontwerp van wet, maar dat er een discussie is over de bevoegdheden, zoals dat natuurlijk gaat in dit land. Ik ben noch jurist, noch grondwetspecialist en daarom zal ik me daar ook niet over uitspreken. Het is voor mij wel belangrijk dat die mensen zullen worden geholpen en dat ze krijgen waar ze recht op hebben.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04.01 Kurt
Ravyts (VB): We stellen niet vaak meer vragen
over het CRM en de CO²-emissiegrenswaarden.
Dat aspect geraakte een beetje ondergesneeuwd. In een bevraging waarschuwden
bepaalde markspelers alvast dat een snelle vermindering van de specifieke CO²-emissiedrempel
een negatief effect op de bevoorradingszekerheid in België zal hebben,
aangezien met de voorgestelde trajecten een bepaald hoeveelheid GWh aan
gascapaciteit van het CRM vanaf de periode 2028-2030 of 2032-2034 zal worden
uitgesloten en het CRM daardoor zijn technologieneutraliteit zal verliezen.
Op
1 december 2023 keurde de ministerraad een voorontwerp van wet inzake
sanctioneringsbepalingen voor elektriciteitsbedrijven in het kader van het CRM
goed. Kunt u meer toelichting geven bij het voorontwerp? Uw administratie, de
AD Energie, zou een aanbesteding uitschrijven om het meest efficiënte traject
voor de verlaging van de CO²-drempels vast te stellen en daarbij rekening
houden met de antwoorden op de raadpleging die al van 2022 dateert, dus van al
bijna twee jaar geleden.
Welk
traject dat het best aan de verwachtingen van de belanghebbenden beantwoordt,
terwijl ermee ook de doelstelling van koolstofneutraliteit tegen 2050 kan
worden bereikt, werd uiteindelijk vastgesteld in de uitgeschreven openbare
aanbesteding?
Wat was
overigens de reactie van de gewesten ter zake, aangezien daarover inderdaad ook
overleg met hen noodzakelijk bleek?
04.02 Minister Tinne Van der Straeten: Het wetsontwerp beoogt de wijziging van het capaciteitsremuneratiemechanisme om de CO²-emissiegrenswaarden bij te sturen en zo de netto-emissies in 2050 terug te brengen naar nul of zelfs onder nul. Zo kunnen we CO2-reductietrajecten uitstippelen over de looptijd van het CRM. Dat is eigenlijk een verbetering ten opzichte van de huidige CO2-plannen in het CRM. Ik heb altijd gezegd dat het CRM een stuurwiel is voor de bevoorradingszekerheid enerzijds en voor de energietransitie anderzijds. Het CRM moet dus als instrument niet-fossiele capaciteit weghalen en meesturen naar minder emissies. Dat is het kader van dat ontwerp.
De wijzigingen betreffen de aanwijzing van de Algemene Directie Energie als de nationale autoriteit bevoegd voor de CO2-emissiedrempels. Daarnaast wordt ook een machtiging aan de Koning ingevoerd voor de opstelling van een koninklijk besluit dat de CO2-emissiedrempels, de bepalingen met betrekking tot de energietransitie en de nadere regels voor de controle en het opleggen van sancties bij niet-naleving vastlegt. Alle wijzigingen die we aan het CRM doorvoeren, worden voorbereid in het opvolgingscomité CRM en de marktspelers worden daarover in openbare raadplegingen of tijdens de door Elia georganiseerde Adequacy Working Groups bevraagd.
Op zich gebeurt er niets nieuws. De mogelijkheid om een traject vast te leggen voor de emissiedrempels, stond al in de functioneringsregels. Het wetsontwerp moet vooral het rechtskader versterken door enerzijds de essentiële bepalingen te verankeren in de elektriciteitswet door te voorzien in een machtiging aan de Koning om ze te specificeren en anderzijds door te verduidelijken dat de door de Koning vastgestelde waarden van toepassing blijven tijdens de hele CRM-procedure. Dat wil zeggen dat wanneer de capaciteitshouder deelneemt aan een veiling, hij een vergoeding ontvangt en zijn rechten en plichten overdraagt op de secundaire markt. Dat is voor mij belangrijk. De functioneringsregels vormen een heel lijvig document en het CRM is als dusdanig al zeer technisch. Daarom moeten we er steeds over blijven waken dat het kader heel duidelijk in de wet omschreven is. Dan vermijden we ook dat soft law die dan in ingewikkelde reglementen vervat zit, ingang vindt.
Tot slot geeft het wetsontwerp de ambtenaren van de FOD Economie ook controle- en sanctiebevoegdheden.
Na de openbare raadpleging van 2022 werden de emissiereductietrajecten bestudeerd door het consultancybureau Compass Lexecon. Die studie werd in december 2022 opgeleverd en het resultaat werd gepubliceerd op de website van de FOD Economie. Uit de studie bleek dat een plateautraject te verkiezen valt boven een lineair traject en dat de emissiereductie geleidelijk moet verlopen om de dispatch te vrijwaren. Een plateautraject moet u zich voorstellen als een rijstveld en daarbij gaat men per plateau naar omhoog. Dat komt helemaal tot uiting in traject 5, dat een oplossing biedt voor de verschillende problemen om zich aan te passen aan elk toekomstig plateau. Dat vindt u dus allemaal op de website van de FOD.
De marktspelers hebben in hun reactie op de raadpleging zelf aangegeven dat een snellere overgang tegen 2030 mogelijk is. Het eerste plateau loopt van 2022 tot 2032. Dat betekent dat met overgangsmogelijkheden vanaf 2030 de marktspelers kunnen wennen aan strengere drempelwaarden vanaf 2032. De verlaging van de emissiedrempel is wel degelijk technologieneutraal. Voor een marktspeler blijft het mogelijk om zijn infrastructuur of brandstofmix aan te passen aan de verwachte emissiedrempels, ongeacht de gebruikte technologie.
De Europese Commissie heeft in september 2023 de wijzigingen aan het ontwerp goedgekeurd. Bijgevolg werd op de daaropvolgende veiling het eerste plateau van de drempelwaarde al toegepast. Het wetsontwerp werd op 15 december 2023 via ENOVER aan de gewestelijke overheden voorgesteld. Op 14 februari 2024 werd er een interfederale IKW georganiseerd en op 28 februari werd het ontwerp goedgekeurd op het Overlegcomité. Het ontwerp is nu overgezonden aan de Raad van State. De gewesten hebben geen opmerkingen meer geformuleerd. We wachten nu dus op het advies van de Raad van State om het ontwerp alsnog in het Parlement vóór de ontbinding van het Parlement te kunnen indienen. Het is evenwel niet zeker of het nog zal lukken, ook gezien de frequente bevraging van de Raad van State.
04.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik wist al dat de resultaten van de opgeleverde studie op de webstek staan. Het CRM is supertechnisch, zoals u zelf ook zei, maar ik wilde graag uw uitleg eens horen over het plateaumodel, dat vooral in traject 5 vorm krijgt en dat bij de recentste veiling al werd toegepast.
In populistische uitspraken, waaraan onze samenleving onderhevig is, wordt met haast geen woord gerept over de CO2-emissies in het kader van het CRM. Er zou nochtans eens mogen worden gezegd dat er in het CRM ook nog regels zijn over CO2-emissiegrenswaarden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, in oktober 2023 pakte de Europese Commissie uit met een Europees actieplan voor windenergie. Dat beoogt onder meer een snellere vergunningverlening, wat heel belangrijk is, en een uitbreiding van de netten.
Kunt u mij een stand van zaken geven over het aspect snellere vergunningverlening – Accele-RES – en de vervroegde omzetting en uitvoering van de herziene richtlijn hernieuwbare energie, alsook een stand van zaken over de tijdelijke noodregeling die van kracht is? Kunt u mij wat toelichting geven bij de eerste Offshore Network Development Plans (ONDP) die het European Network of Transmission System Operators for Electricity (ENTSO-E) op 23 januari publiceerde als onderdeel van het proces rond het Ten-Year Network Development Plan? Wat is het belang van de publicatie van de eerste ONDP's door ENTSO-E en wat is het belang ervan voor de Belgische context?
05.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, de Europese Commissie heeft in haar aanbeveling nr. 2022/3219 een traject geschetst om vergunningen voor projecten op het vlak van hernieuwbare energie versneld toe te kennen. Ondertussen heeft de Commissie ook al enkele monitoringrondes uitgevoerd. De resultaten daarvan werden voorgesteld aan de experts van verschillende lidstaten.
Er zijn verschillende best practices en positieve ervaringen. Zo laat bijvoorbeeld Duitsland niet na om op elke vergadering te wijzen op het feit dat versnelde vergunningen effectief zorgen voor een veel snellere uitrol van hernieuwbare energie. Zij waren daarvoor immers heel sterk vragende partij. Dat was een van de zaken die voor hen noodzakelijk waren om te kunnen instemmen met de plafonnering van de gasprijzen.
Dat is een positief voorbeeld, maar er werden ook een aantal hordes geïdentificeerd door verschillende lidstaten. Er wordt inderdaad gekeken naar de specifieke toepasbaarheid in België. Uiteraard is dat niet een uitsluitend federale bevoegdheid. Integendeel, veel vergunningen worden uitgereikt door de gewesten. Het federale niveau heeft na advies van de Raad van State wel de wet gewijzigd en een specifieke kamer opgericht voor projecten van openbaar belang die te maken hebben met hernieuwbare energie en met de netwerken die daarmee gepaard gaan, zodat die projecten in de beroepsprocedure versneld kunnen worden afgehandeld. We hadden dat al gedaan nog voor het plan van de Commissie werd voorgesteld.
Wat de ONDP's betreft, heeft ENTSO-E haar netontwikkelingsplannen voor wind op zee voorgesteld. Dat is op verschillende vlakken van groot belang voor België. Ten eerste is het energie-eiland dat we aan het bouwen zijn, een hybride infrastructuur die het mogelijk maakt om te connecteren met andere landen, zoals Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Er is ook nog een plaats vrij voor een ander land, bijvoorbeeld Noorwegen of Nederland. Dankzij die hybride infrastructuur zijn we klaar om te koppelen aan andere parken en hybride infrastructuren in andere zeeën.
Ten tweede is dat in de eerste plaats een heel goede zaak voor onze huishoudens en onze industrie. Dat betekent immers dat wij meer elektriciteit die in de Noordzee wordt opgewekt, naar onze gezinnen en onze bedrijven kunnen brengen. Ik zie aan de bestaande interesse voor de Prinses Elisabeth-zone dat de bedrijven vandaag heel sterk vragende partij zijn daarvoor.
De verschillende plannen die België heeft, zijn ook opgenomen in het ONDP, dus zowel het Tritonproject met Denemarken als het Nautilusproject met het Verenigd Koninkrijk. Beide projecten zijn ook opgenomen in ons federaal ontwikkelingsplan. Het gepubliceerde ONDP schuift wel een aantal belangrijke punten naar voren die we zullen opnemen in het kader van het Belgisch voorzitterschap, maar die ook binnen ENSEK zullen worden opgenomen. Uit het ONDP blijkt dat slechts 1 op 7 gigawatt wordt aangesloten door middel van een hybrideproject. Hoewel hybrideprojecten door netbeheerders en met de steun van ministers vaak naar voren worden geschoven, zijn er nog niet zo veel hybrideprojecten. Nochtans blijf ik ervan overtuigd dat hybrideprojecten noodzakelijk zijn voor de efficiëntie.
Natuurlijk staat België vandaag al heel ver. We hebben bijna ons potentieel op de Noordzee uitgeput. We moeten dus connecteren met gebieden buiten onze eigen territoriale wateren, terwijl heel veel andere landen rond de verschillende zeeën, dus niet alleen de Noordzee, nog veel potentieel hebben om radiaal te kunnen aansluiten. Het ontwikkelen van een mesh grid is dus een grote uitdaging.
Ten derde komt uit het ONDP ook naar voren dat de plannen de ambitie niet helemaal volgen. Er zal dus veel financieringsbehoefte zijn. Er zal dus ook moeten worden nagedacht over de manier waarop de financiering zal plaatsvinden. Dat was ook een onderwerp tijdens onze vorige commissies en het is ook iets wat we zullen opnemen tijdens onze informele Europese Raad, waarin we zullen bekijken, onder andere met de Europese Investeringsbank, op welke manier netwerken kunnen worden gefinancierd zonder automatisch te moeten terugvallen op de tarieven. De netbeheerders hebben nu aangegeven dat zij hun werk hebben gedaan en dat het nu aan de anderen is. Zij merken ook op dat het nu aan de Europese Commissie is om met nieuwe methodologieën te komen, om kosten en voordelen met elkaar te kunnen delen.
Ik was aanwezig bij de voorstelling van het ONDP bij de ENTSO-E. Ik heb gezegd dat de uitdaging zo groot is dat het geen zin heeft om de hete aardappel altijd maar door te schuiven en dat dialoog nodig is. Ik heb dat daarna ook herhaald op de governing board van ACER. De regulatoren, de netbeheerders en ministers moeten samen nadenken over de manier waarop ze die ambities zullen realiseren, uiteraard elk vanuit de eigen rol, mijnheer Ravyts. Er zal wel een collectieve intelligentie nodig zijn om het ONDP op een zo kort mogelijke tijd te kunnen realiseren.
05.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik ben blij dat mijn vraag zo ad rem was. De netbeheerders hebben hun huiswerk klaar. Het is zaak om nu niet volledig terug te vallen op de tarieven. Daar kom ik ook op terug in mijn volgende vraag. Er is ook de kwestie van de financiering met de Europese Investeringsbank. De volgende maanden moeten er dus door het beleid, ieder vanuit zijn eigen rol, nog belangrijke beslissingen worden genomen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, eind november 2023 gaf u in de commissie aan dat u een aanbesteding zou uitschrijven voor een onderzoek naar de maximale strike price voor de tender met betrekking tot de Prinses Elisabethzone en dat u daarom op dat moment liever nog geen cijfer verstrekte. Heel belangrijk in dat verband is de actualisering van de LCOE (levelized cost of electricity).
Er was ook het verslag van het Rekenhof dat in de commissie jammer genoeg niet op heel veel belangstelling kon rekenen, waarin het heel belangrijke item van het ramingsmodel van de productiekosten van offshore energie, de LCOE dus, aan bod kwam. Ook de kwestie van de transmissiecapaciteit – hiermee maak ik de koppeling met uw vorig antwoord – tussen het MOG2 en de kust inzake het bepalen van de strike price kwam daarin aan bod. Dat heeft er eigenlijk ook voor een stuk mee te maken, gelet op het hybride karakter en wat de Europese wetgeving ter zake zegt over de beschikbaarheid.
Ook de rol van de CREG moet volgens het Rekenhof zeer sterk blijven en misschien nog groter worden bij het vastleggen van de cap voor de strike price. Daarnaast is er natuurlijk nog de kwestie van de indexaties die natuurlijk ook een impact heeft.
Wat is de stand van zaken rond de studie en in welke zin komen alle elementen – ik heb er een aantal geselecteerd, de rest hebt u in de schriftelijke neerslag van mijn vraag gelezen – in de studie aan bod?
06.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Ravyts, de studie met betrekking tot de strike price, uitgevoerd door 3E, is inderdaad afgerond. Deze zal gepubliceerd worden, maar bevat nog een aantal vertrouwelijke elementen. 3E heeft voor deze studie zeer uitgebreid de sector moeten bevragen en die vertrouwelijke elementen moeten er nog uitgehaald worden. Het gaat dan om marktgevoelige informatie.
Dat neemt niet weg dat ik uiteraard wel kan antwoorden op uw vragen.
De eerste fase, zoals steeds was gepland, betreft een update van de LCOE. De LCOE waarmee we tot nog toe werkten, was niet verfijnd genoeg, onder andere wat de aansluitingsinfrastructuur betreft. In de aanvankelijke LCOE zat die er nog in en die moest eruit gehaald worden. Uiteraard is de marktcontext heel erg gewijzigd. De LCOE ligt dus hoger dan twee jaar geleden, wat te wijten is aan inflatie in het algemeen en meer specifiek aan de uitzonderlijke stijging van materiaalkosten. We zien vergelijkbare kostenstijgingen bij alle vormen van elektriciteitsproductie. Het lag dus in de lijn der verwachtingen dat dit ook bij wind op zee het geval zou zijn.
Die studie werd uitgevoerd in het kader van de specifieke kenmerken van de Prinses Elisabethzone (PEZ) en van de marktsituatie. Het tendermechanisme zoals het werd opgemaakt, was het vertrekpunt voor de studie. Er werd dus rekening gehouden met de minimumcriteria voor de toelating voor de tender, bijvoorbeeld met de criteria voor de toewijzing van de winnaar en met de voorziene timing en bouwtijd.
Het was onze politieke voorkeur om te werken met een maximum en om dat maximum in te schrijven in het koninklijk besluit betreffende de tender. Heel wat landen rondom ons doen dat ook. Alhoewel het niet helemaal vergelijkbaar is, werken we ook in het kader van het CRM met een maximum voor de meerjarige en eenjarige contracten.
Het koninklijk besluit betreffende de tender zal een maximale strike price hebben van 95 euro per MWh. Dit wil zeggen dat er geen hoger bod wordt toegelaten.
Wil dat zeggen dat we een strike price verwachten van 95 euro per MWh? Nee, integendeel. Uit de studie is gebleken dat er best wat concurrentie zal zijn. We zien dat aan de vragen van mensen die interesse hebben in de PEZ, maar ook aan de mate waarin de turbinefabrikanten zich aligneren op de timing van de PEZ. Het is de concurrentie die de uiteindelijke strike price zal bepalen. De concurrentie zal ervoor zorgen dat die prijs naar beneden geduwd wordt.
Ter vergelijking: in het CRM hadden we 75 euro per kW ingeschreven als plafond. Op de eerste veiling draaiden de prijzen rond 49 euro. Waarom? Door de competitie. Competitie is het meest bepalende aspect dat de hoogte van de strike price zal bepalen. We zien dat ook in het buitenland, bijvoorbeeld in Ierland, waar de maximumprijs was vastgelegd op 150 euro per MWh, maar waar het gemiddelde bod ongeveer 86 euro per MWh bedroeg.
Tot slot heeft de ministerraad inderdaad beslist tot de indexatie van de maximale strike price. Dat zal vooral relevant zijn voor het tweede en het derde lot, waarvoor de veiling enkele jaren later georganiseerd zal worden. De strike price zal geïndexeerd worden zes maanden voor het sluiten van de biedingen. Ik lees op de facebookaccount van de staatssecretaris van Begroting dat men verwacht dat de rente zal dalen. 1 % rente maakt 5 euro verschil voor de strike price. Als de marktcontext dus wijzigt in de ene of de andere richting, moet de strike price mee evolueren.
Ik wil nog twee meer fundamentele opmerkingen maken.
Ten eerste, mijnheer Ravyts, is de studie van het Rekenhof inderdaad belangrijk. Een flink aantal elementen dat daarin voorkomt, heeft te maken met de eerste zone. Die zaken hebben we al meegenomen in de tender die we willen organiseren inzake de Prinses Elizabethzone.
Ten tweede, de uitvoering van de tender, maar ook de evaluatie achteraf van de betalingen voor het two-sided contract for difference, vergt natuurlijk een continue opvolging. Straks zullen we de wetsontwerpen ter zake bespreken. Het eerste ontwerp gaat over de bekrachtiging van de koninklijke besluiten, maar het tweede gaat over de oprichting van Be-Watt, een autonome dienst, met boekhoudkundige autonomie, die voor het CFD de tegenpartij wordt. Die dienst zal de betalingen beheren en wordt eigenlijk een tegenpartij van het CFD. Voor de CREG zal een rol weggelegd zijn om risico's en voordelen betreffende de CFD's en PPA's (Power Purchase Agreements) mee te managen, waardoor de vermarkting van elektriciteit in het ondersteuningsmechanisme meer structureel en strategisch wordt opgevolgd. Zodoende kunnen we dat mee sturen vanuit de overheid.
Het rapport van het Rekenhof kan ter zake zeker nog voor inspiratie dienen.
06.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, op de publicatie van die studie is het dus nog even wachten. In die studie zullen we zien hoe rekening gehouden wordt met de discussie over het aspect densiteit, de transmissiecapaciteit tussen de kust en het MOG 2 energie-eiland en dergelijke. Ik dank u voor het meedelen van die cap van 95 euro. Ik ben uiteraard hoopvol dat concurrentie zal zorgen voor lagere biedingen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07.01 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de vraag is in hoofdzaak voor mevrouw Khattabi, maar u kan vanuit uw bevoegdheden ook een reactie geven op de verschillende kritieken en aanbevelingen van de Europese Commissie op het ontwerp van Belgisch NEKP (Nationaal Energie- en Klimaatplan). De Europese Commissie heeft die aanbevelingen op 24 februari gepubliceerd. De Belgische regering moet tegen 30 juni aanstaande een definitief plan indienen.
U hebt de verschillende percentages kunnen lezen en weet dus waar er een tandje zou moeten worden bijgestoken om bij te dragen aan het bereiken van de doelstellingen. Heel belangrijk is dat de Europese Commissie zegt, ondanks de bedrijvigheid van mevrouw Khattabi daaromtrent, dat er inzake energiearmoede een diepgaande analyse van de sociale impact ontbreekt en dat het plan momenteel niet in detail treedt over de middelen die zullen worden vrijgemaakt om een rechtvaardige transitie te ondersteunen. Dat is niet zo onbelangrijk.
07.02 Minister Tinne Van der Straeten: De Europese Commissie heeft inderdaad haar aanbevelingen over ons geactualiseerd Nationaal Energie- en Klimaatplan bezorgd. Zowel de federale als de gewestelijke ministers, bevoegd voor zowel klimaat als energie, zijn verantwoordelijk voor de opmaak van het plan.
De vertegenwoordigers van de verschillende ministers en administraties zetelen in een stuurgroep, die onder de gezamenlijke bevoegdheid van ENOVER en de Nationale Klimaatcommissie werd opgezet. In die setting zal de analyse van de aanbevelingen moeten gebeuren, waarna aanbevelingen voor de aanpassing van het NEKP aan het politieke niveau zullen worden voorgelegd.
Specifiek voor het federale niveau werd een taskforce voor de federale maatregelen opgezet met vertegenwoordigers van alle betrokken federale administraties. Zij maken parallel een gelijkaardige oefening voor de aanbevelingen die van toepassing zijn op de federale bevoegdheid.
Ons geactualiseerd plan moet voor 30 juni bij de Europese Commissie worden ingediend. Dat moet ook eerst nog op het Overlegcomité passeren, maar kwam nog niet aan bod in het Overlegcomité op 28 februari.
Met betrekking tot het dichten van de kloof in de sectoren die niet vallen onder het systeem van de emissiehandel, herinner ik eraan dat die kloof er kwam omdat een gewest, met name het Vlaams Gewest, het emissiereductiepercentage niet in overeenstemming met de Europese verplichtingen wist te brengen en zich beperkt tot een emissiereductie in de niet-ETS-sectoren van 40 % tegen 2030. Dat is de reden van de kloof.
Met betrekking tot het aandeel hernieuwbare energie in het finaal energieverbruik draagt de federale overheid in de eerste plaats bij via de ontwikkeling van wind op zee. U weet dat we de geïnstalleerde capaciteit verdrievoudigen tussen nu en 2030 als gevolg van het beleid van deze regering. Het eiland vormt daarin een belangrijk aandeel.
Daarnaast dragen we ook bij aan de gewestelijke productiecijfers inzake hernieuwbare energie via de ontwikkeling van import- en transportinfrastructuur voor waterstof, de verlaagde btw op sloop en heropbouw, de hervorming van de investeringsaftrek en de productnormering van het aandeel hernieuwbare brandstof in de transportsector. Dat mogen we niet vergeten. De oefening die we doen met betrekking tot de technische barrières in de luchtvaart, bijvoorbeeld bij Defensie, kan ervoor zorgen dat nog meer gigawatt kan worden ontwikkeld op terreinen die vandaag niet voor onshore wind ter beschikking zijn.
We bekijken dus of en hoe aanpassingen van die maatregelen kunnen helpen in het opkrikken van de gewestelijke bijdrage, maar uiteraard komt het de gewesten zelf toe om een aanzienlijke inspanning te doen om de uitrol van hernieuwbare energie waar nodig te versnellen.
Inzake energie-efficiëntie werden de maatregelen die de federale overheid neemt en die nog niet vervat zijn in de gewestelijke energiecijfers afzonderlijk aangemeld. Enkele van de zaken die we doen, worden al geteld. We nemen enkel mee wat nog niet geteld is. Het gros van die bevoegdheden bevindt zich bij de gewesten, waardoor de maatregelen om bijkomende energiebesparingen te realiseren tegen 2030 ook in de eerste plaats van de gewesten dienen te komen.
In de context van REPowerEU, een plan opgesteld naar aanleiding van de invasie van Oekraïne door Rusland, werd een doelstelling naar voren geschoven om de import van fossiele brandstoffen in de EU, meer bepaald Russische fossiele brandstoffen, uit te faseren tegen 2027. Naast een diversificatie van de invoer dient wat mij betreft in de eerste plaats gefocust te worden op een vermindering van de vraag via een versnelling van de elektrificatie. De zonnestrategie van de Europese Unie is 9 bcm minder gas. Uiteraard ligt de focus ook op de uitrol van windenergie.
Ik ben het met u eens dat een rechtvaardige transitie en de energiearmoede nog meer bijzondere aandacht vergen dan vandaag. Het principe leave no one behind moet nog meer doorgerekend worden. We hebben daarin op zich als land een goed trackrecord doordat we tijdens de crisis gewerkt hebben met de steunpakketten en ook de doelgroep van het sociaal tarief uitgebreid hebben. We werken ook met een set van energiearmoede-indicatoren, waarvoor een koninklijk besluit is opgesteld, dat voor advies aan de Raad van State wordt bezorgd, om een betere monitoring te kunnen doen, want meten is weten. De Koning Boudewijnstichting zal de publicatie van haar eigen rapporten beëindigen en tegen dan willen we de eigen rapportering over die indicatoren klaar hebben.
Een dergelijke screening is noodzakelijk om te weten waar de problemen zitten waar beleid tegenover moet staan. Hetzelfde geldt voor de energienorm, waarbij ook wordt gekeken naar de koopkracht van gezinnen. Bij de goedkeuring van het geactualiseerde Nationaal Energie- en Klimaatplan door het Overlegcomité op 22 november werd ook beslist, met name op aandringen van mevrouw Khattabi en mezelf, dat de inkomsten van het nieuwe ETS voor gebouwen en transport prioritair moeten worden gebruikt voor de ondersteuning van de meest kwetsbare gezinnen en kmo’s in de klimaattransitie, ongeacht de interne Belgische verdeling.
Voor verdere toelichting over een eerlijke en rechtvaardige transitie verwijs ik naar de bevoegde minister. Zeker wat de aspecten van energie betreft, zijn we daar heel erg mee bezig. Kijk bijvoorbeeld naar de premie sociaal tarief van enkele vragen geleden, die ook daarvan een voorbeeld is, door het sociaal tarief uit te breiden naar warmte, door het sociaal tarief ook van toepassing te maken voor mensen die geen fossiel gas maar warmte van andere oorsprong gebruiken. Zo worden die mensen ook geholpen. Anders hadden zij gewoon geen recht op het sociaal tarief. Als ze achter een collectieve warmte-installatie zitten, zouden zij die premie ook moeten krijgen. Op die manier werken we in ons eigen beleid aan een eerlijke transitie, bijvoorbeeld in het kader van de Prinses Elisabethzone. Er komt niet enkel een PPS voor industrie, maar ook voor burgers. Zo wordt dat aspect telkens op dezelfde manier meegenomen.
07.03 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw uitgebreide antwoord. We concluderen de afhankelijkheid in het complexe België van de resultaten die de gewesten boeken, of een bepaald gewest in het bijzonder. Dat is gewoon de realiteit, ik zal daar verder geen commentaar op geven.
De Europese Commissie wees op het aspect de energie-armoede en de nood aan een analyse van de sociale impact. Ik heb hiernaar verwezen en heb hiermee enkel aangegeven wat in de Europese aanbevelingen staat. Het is natuurlijk uw rol om nog eens de sociale verwezenlijkingen in het energiebeleid van de voorbije maanden en jaren tegen het licht te houden.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
08.01 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, depuis le début de la guerre en Ukraine, 10 000 civils ukrainiens sont morts, 20 000 ont été blessés et l'année 2024 s'annonce cruciale pour l'Ukraine. Or, pour le moment, les nouvelles ne sont pas particulièrement bonnes avec – par exemple – la perte récente de la ville d'Avdiïvka. Dans le même temps, le port de Zeebrugge continue de servir de plaque tournante pour le gaz liquéfié russe. Rien qu'entre janvier et septembre 2023, ce sont 5,73 milliards de m3 de GNL russe qui ont été traités. Qui plus est, ce gaz est – pour la très grande majorité – réexporté en dehors de l'Europe, preuve que ce n'est pas pour assurer la sécurité d'approvisionnement des pays européens que ce gaz transite par Zeebrugge.
Vous avez déclaré être contre la présence de gaz russe à Zeebrugge et il est regrettable qu'aucune mesure d'ampleur n'ait été prise pour lutter contre cette situation qui finance indirectement l'effort de guerre russe. Depuis le 30 novembre, l'Agence nationale ukrainienne pour la prévention de la corruption classe d'ailleurs Fluxys, le gestionnaire de réseau gazier belge à l'origine du contrat signé avec la société russe Yamal LNG, sur la liste des sponsors internationaux de la guerre en Ukraine.
Mes questions sont les suivantes: quel est votre retour sur la situation actuelle ainsi que la position adoptée par la Belgique vis-à-vis du transit de GNL russe à Zeebrugge?
Notre pays est-il prêt à s'y opposer? Dans la négative, qu'est-ce qui l'en empêcherait? Si oui, la Belgique, au travers de sa présidence de l'Union européenne, peut-elle plaider pour intégrer le transit du gaz russe dans son paquet de sanctions de l'Union?
Des alternatives pour assurer l'approvisionnement en gaz sont-elles étudiées?
En décembre, le Parlement et le Conseil européens ont trouvé un accord sur un projet de réforme du marché du gaz, lequel faciliterait la résiliation des contrats avec des acteurs russes par des pays importateurs; contrats a priori du type de celui qui engage Fluxys. Pourrions-nous obtenir de plus amples informations sur cet accord? Quelles perspectives offre-t-il à notre pays pour se défaire du gaz russe?
Enfin, la conclusion d'accords multilatéraux avec des pays tels la France et l'Espagne qui interdiraient le transit de gaz russe est-elle une piste envisageable? Si les partenaires refusaient un tel accord, la Belgique serait-elle prête à interdire ce transit de manière unilatérale, à l'instar des décisions prises par le Royaume-Uni et les Pays-Bas?
08.02 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, de EU heeft begin december 2023 een voorlopig akkoord bereikt waardoor lidstaten de gasimport vanuit Rusland tijdelijk met de mogelijkheid om de maatregel te verlengen, droog zouden kunnen leggen, met dien verstande dat de gasmarkt in de EU niet mag worden verstoord en de bevoorradingszekerheid niet ondermijnd. Op de achtergrond speelt wel een belangrijk gascontract tussen gasnetbeheerder Fluxys en een Russische producent, zoals collega Ben Achour al vermeldde.
U nam de voorbije maanden wel een principiële, maar in de feiten voorzichtige positie in. Enkele weken geleden liet u naar aanleiding van de nieuwe cijfers weten dat u de mogelijkheden ter zake zou onderzoeken. Kunt u aan de commissie toelichten welke stappen u sinds begin december 2023 ter zake nog hebt ondernomen en hoe ver het staat met de lopende besprekingen op Europees vlak?
08.03 Samuel
Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, après 2 ans de guerre en Ukraine, quelle est la
quantité totale (en mètres cubes) et le montant total (en euros) de gaz russe
en général, et de GNL russe en particulier, importé en Belgique? Quelle est
l’évolution, en chiffres, de ces importations entre l’avant-guerre et
maintenant? Quels sont les chiffres pour l’année 2023, et les prévisions pour
2024?
Quelle
est la part globale de GNL russe transitant via le terminal de Zeebrugge, sur
la totalité du GNL russe exporté vers l’étranger? Quel pourcentage des
importations totales de GNL de la Belgique avant et depuis 2022 provient
spécifiquement de Russie et comment cette part a-t-elle fluctué au fil du
temps?
Parmi le
GNL russe transitant par le terminal gazier de Zeebrugge, quelle proportion
reste en Belgique, est réexporté ailleurs dans l’Union européenne, est
réexporté ailleurs dans le monde? Qui sont, par ordre croissant, les
bénéficiaires principaux de ces réexportations?
Connait-on
l’impact environnemental précis de l’entreprise russe exportatrice Yamal LNG
sur l’océan Arctique, notamment à travers l'usage de ses 16 méthaniers
brise-glaces? Si oui, quel est-il?
Afin
d’être en cohérence avec le plan REPowerEU de la Commission européenne, quel
est l’agenda et la feuille de route établie par la Belgique, et par l’Union
européenne, afin d’interdire à terme toute importation de gaz russe (GNL
inclus) sur le territoire belge et européen?
Qu’en
est-il du contrat sur 20 ans signé en 2015 entre le gestionnaire du terminal
gazier de Zeebrugge Fluxys et l’entreprise russe Yamal LNG? Pourriez-vous
détailler les investissements et les initiatives prévues ou en cours visant à
diversifier les sources d'approvisionnement en GNL de la Belgique, en réduisant
sa dépendance à l'égard des importations russes?
08.04 Tinne Van der Straeten, ministre: Merci, monsieur le président. Je voudrais commencer par souhaiter un bon anniversaire à Samuel Cogolati. (Rires)
Concernant vos questions, ma réponse est composée de différentes parties. Je commencerai par des chiffres, pour enchaîner sur ce qui est envisageable, inenvisageable et quel est le way forward. Ma réponse sera donc assez longue, mais vous en avez la structure.
En 2022, Zeebrugge a vu transiter 77,6 térawattheures (TWh) de GNL en provenance de Russie. De ces 77,6 TWh, 47,6 TWh ont été transbordés dans d'autres cargos GNL à destination d'autres marchés et 22,7 TWh ont été regazifiés et exportés par gazoduc vers d'autres pays européens. Le reste du GNL en provenance de Russie – à savoir 7,4 TWh – a été consommé en Belgique. Environ 5,6 % de la consommation belge en 2022 a été couverte par du gaz en provenance de Russie importé par gazoduc – 1,2 % – ou sous forme de GNL – 4,4 %.
En 2021 – avant l'invasion de l'Ukraine par la Russie –, le gaz en provenance de Russie couvrait environ 8,5 % de la consommation belge. L'essentiel du gaz en provenance de Russie consommé en Belgique était alors importé par gazoduc et représentait 13,85 TWh, soit 6,3 % de la consommation belge. Les volume de GNL transbordés étaient sensiblement similaires alors que les volumes de GNL regazifié et réexporté étaient plus faibles. Pour 2023, je ne dispose pas encore de chiffres précis, sauf en ce qui concerne les exportations. En 2023, l'Allemagne et les Pays-Bas ont respectivement importé 199 TWh et 84 TWh de gaz naturel en provenance de Belgique pour un total de 283 TWh.
S'il est facile de prendre en compte le marché du gaz à l'intérieur d'un pays il est aussi important – quoique plus difficile – d'envisager l'impact de cette décision sur l'approvisionnement des autres pays ou de l'Union en général. Il est donc aujourd'hui encore difficile de faire des prévisions pour 2024, car cela dépend fortement de ce qui se passe sur les marchés de nos pays voisins.
En ce qui concerne le transbordement à Zeebrugge, tous les accords contractuels sont entièrement remplis jusqu'en 2039.
Les terminaux de Zeebrugge sont limités à une capacité de 6,6 milliards de m3/an et le terminal dispose actuellement d'une capacité de stockage de GNL de 566 000 m3 répartis sur cinq réservoirs. La construction du cinquième réservoir, d'une capacité de 180 000 m3, est liée au contrat que Fluxys a signé avec Yamal LNG en 2015. Ce contrat, que Fluxys a conclu avec Yamal LNG pour le transport de GNL, aurait une valeur d'environ 1 milliard d'euros et une durée de vingt ans et n'expirerait donc pas avant 2035. Cela veut donc dire que ce contrat a été conclu en 2015 et approuvé par le régulateur après l'occupation de la Crimée. Le contrat avec Yamal prévoyait le transport d'environ 7,6 milliards de m3 de GNL russe vers le terminal de Zeebrugge en 2023. Le seul autre acteur russe était Novatek, avec 0,61 milliards de m3.
En ce qui concerne l'essentiel, nous sommes d'accord, nous ne voulons pas soutenir l'économie de guerre de la Russie. Maintenant, que faire? Pouvons-nous agir de manière unilatérale? C’est-à-dire qu'en tant que pays, nous romprions le contrat et en suspendrions l'exécution par la promulgation d'une loi belge. Certaines parties prenantes disent que cette voie est possible et que la situation peut constituer un cas de force majeure. Cela peut être un cas de force majeure en soi, mais cela signifie aussi que la Belgique s'expose à des poursuites judiciaires et risque de devoir payer une indemnisation. C'est un des risques qui m'ont été signalés par mon administration en référence aux règles de l'OMC mais aussi à de possibles recours invoquant les dispositions du traité sur la Charte de l'Énergie (TCE).
Quand bien même la Russie n'a pas ratifié le TCE, il est possible que le siège social des entreprises parties au contrat soit situé dans des pays membres du TCE. Si la Belgique agissait unilatéralement par voie d'une loi belge – je sais que cela constitue un empilement d'hypothèses, mais c'est un trade-off que nous devons faire –, cela aurait pour conséquence que notre pays devrait indemniser la Russie. Nous n'aurions alors rien gagné car ce que nous ne payons plus d'un côté, nous le payerons de l'autre.
Il est important de mentionner, dans cette même analyse, que d'après des informations qui nous parviennent, les Pays-Bas sont en train de revoir leur position. En effet, ils ne concluent plus de nouveaux contrats, mais ils éprouvent des difficultés à rompre des contrats existants parce que ce sont des contrats à long terme. Les contextes belge et néerlandais semblent à cet égard similaires. C'est un point à creuser avec les collègues des Pays-Bas.
Quelles sont donc les autres options? Vous avez fait référence à l'ordonnance gaz. Dans sa dernière version, l'article 8.7 de ce règlement modifie et régule la possibilité de la prise de mesures au niveau national. Ce texte doit encore être voté au Parlement européen mais étant donné qu'il fait l'objet d'un accord politique, on peut raisonnablement considérer le contenu de cet article 8.7 comme hypothèse de travail.
Er zijn een aantal voorwaarden van toepassing als men die verordening wil gebruiken. Men mag slechts tijdelijk en proportioneel de toegang tot lng-capaciteit beperken. De maatregel moet gerechtvaardigd worden. We moeten aantonen dat het noodzakelijk is voor de eigen essentiële beveiliging en die van de Unie. We mogen de interne gasmarkt en de bevoorradingszekerheid van de lidstaten of de Unie niet verstoren. Het principe van energiesolidariteit moet gerespecteerd blijven. De EU-lidstaten en de EU moeten hun rechten en plichten ten opzichte van derde landen kunnen blijven respecteren. De Europese Commissie en andere betrokken EU-lidstaten en EER-lidstaten, dus het Verenigd Koninkrijk en Noord-Ierland, moeten geconsulteerd worden. Aan de slag gaan met het gaspakket lijkt mij nu absoluut de weg vooruit.
We hebben dat ook besproken op de recentste Energieraad toen de collega's van Litouwen vroegen om hun oproep aan de Europese Commissie te agenderen om de nodige wettelijke initiatieven te nemen ter verwezenlijking van de doelstelling van de Europese Unie om tegen 2027 geen Russisch gas meer te importeren. De Europese Commissaris wees erop dat een sanctie de beste weg vooruit is, maar dat daartoe unaniem moet worden besloten en Hongarije het niet eens was met die maatregel, wat het land ook bevestigde. De eurocommissaris voegde er wel aan toe dat lidstaten die iets willen doen, het gaspakket kunnen inzetten en dat de Commissie klaarstaat om die lidstaten te helpen waar nodig. Ik concludeer uit het debat dat de Commissie niet alleen ter beschikking moet zijn van de verschillende lidstaten, maar ook een coördinerende rol moet spelen.
Het is immers onzinnig om te denken dat een land dat alleen kan doen. Als wij een nationale maatregel nemen waarbij de regelgeving ons verplicht om het af te toetsen met de verschillende landen, dan moeten we die ook samen met die verschillende landen uitvoeren. Immers, als wij de toegang tot Zeebrugge beperken, kunnen tankers het roer wenden naar Montoir-de-Bretagne, Barcelona of Cartagena en dan hebben die goede bedoelingen geen enkele impact.
Daarom zullen we inderdaad via de geschetste weg werken. We wachten de stemming niet af en starten het werk op basis van artikel 8.7 van de verordening op. We zullen daartoe in overleg gaan met de omringende landen. We hebben uiteraard al gesproken met de ons omringende landen, maar zullen nu bekijken of we daarrond een groep kunnen creëren. De posities van de landen zijn Immers ook verschillend. Spanje geeft bijvoorbeeld net als wij aan dat zij het niet alleen kunnen. Duitsland en Oostenrijk vragen ook aan hun bevoorradingszekerheid te denken. Met die zaken moeten we samen rekening houden.
Dat betekent ook een flankerend beleid. Wanneer ik de werkzaamheden opstart, betekent dat ook dat ik in overleg zal moeten gaan met de gewesten. Heel veel gas dat vandaag in de distributienetten zit, is immers bedoeld om huizen te verwarmen. Dat zal dus ook duidelijk moeten zijn. Er zal moeten worden bekeken hoe de gewesten zich tot die maatregel verhouden.
Ik vat samen. Ten eerste, Russische import blijft aanwezig. Ook al is het voor een kleine hoeveelheid, het blijft aanwezig. Het is grotendeels bestemd voor doorvoer. Het transshipment of le transbordement wordt deels omgezet naar import. Het wordt voor een klein deel verbruikt in België. De rest wordt verder doorgevoerd. Dat zal blijven bestaan zolang ook de contracten blijven bestaan.
Ten tweede, de contracten waren op zich een historische fout; daar zijn we het ongetwijfeld allemaal over eens. Het is echter niet erg gemakkelijk om van die contracten af te geraken, onder andere door het Energiehandvest. Hoe geraken wij daar dan wel vanaf? Dat is door de bepalingen van het gaspakket maximaal te gebruiken. Dat zullen wij ook in gang brengen in overleg met onze buurlanden.
Ten derde, intern moeten we in eigen land in overleg gaan met de gewesten om te onderzoeken hoe zij hun steentje kunnen bijdragen.
08.05 Malik Ben Achour (PS): Merci pour vos réponses, madame la ministre. Je ne serai pas très long et il n'est nul besoin de faire un dessin: l'année 2024 sera cruciale pour l'Ukraine, tant sur le plan militaire que politique et électoral. En effet, les élections américaines à l'autre bout du monde pourraient constituer un tournant pour cette guerre d'agression russe contre l'Ukraine. En tout cas, ce dossier démontre une fois de plus l'impuissance – ou la quasi-incapacité – de l'Union européenne à se protéger et à construire une vraie politique de puissance. Ce dossier, au même titre que ce qui se passe avec Israël ou la Chine, donne l'impression que nous subissons, c'est tout de même édifiant. Nous avons du mal à construire une vraie politique de puissance et la conclusion est qu'à ce stade-ci, l'Union européenne est un pur marché, soumis à toutes les pressions et dépendances internationales. Cette situation – dont vous ne portez évidemment pas la responsabilité – a un côté désespérant, pathétique. Je pense qu'il est nécessaire de tirer les bonnes leçons et, surtout, trouver les bons chemins afin de peser efficacement dans des politiques de sanctions efficaces. On a tout de même l'impression que les paquets de sanctions mis en place contre la Russie n'ont pas vraiment eu d'effet sur la politique menée par Vladimir Poutine en Ukraine.
08.06 Kurt Ravyts (VB): Ik was nooit een morele kruisvaarder met de fanfare op kop. Uit uw antwoord blijkt dat u dat in dit dossier ook niet bent. Ik vind dat u een correcte koers vaart. In de stand van zaken vandaag hebt u de mogelijkheid om conform artikel 8 van de verordening in de komende weken of maanden initiatieven te nemen, waarbij u wel verplicht bent om die met de andere landen af te toetsen.
U wijst er terecht op dat het verbruik van
Russisch gas in België beperkt is en dat de zaken veel complexer zijn dan
sommigen doen uitschijnen. Er zijn mijn partij veel morele verwijten gemaakt
wegens de aanwezigheid van bepaalde mensen in Rusland in 2014. Tegelijk bewaart
men het stilzwijgen over het feit dat in 2015 nog een fenomenaal contract werd
gesloten. Van hypocrisie
gesproken!
08.07 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, merci pour vos bons vœux, mais aussi pour votre longue réponse.
Je vous avoue qu’il est difficile d’entendre qu’après deux ans de guerre injuste et terrible, d’agression russe contre l’Ukraine, nous devons constater que les importations de gaz naturel liquéfié de la Russie continuent en Belgique.
Nous avons l’impression que c’est un peu le serpent qui se mord la queue. D’un côté, on entend partout des discours politiques, aux quatre coins de l’Europe, insister sur les 2 % de dépenses dans la défense, insister sur la militarisation de l’Union européenne, pour une Europe de la défense, etc. Or après, quand on dit que ce serait peut-être bien de couper simplement et d’assécher la machine de guerre de Poutine, et cela seulement financièrement, là on retrouve tous les autres aux abonnés absents. C’est quand même très compliqué.
C’est insupportable. C’est ridicule, parce que c’est mauvais pour la paix, mais en plus, c’est aussi mauvais pour le climat. Comme pour Rosatom et les importations d’uranium qui continuent au cœur de l’Union européenne, je plaide ici vraiment pour un embargo, y compris sur le gaz naturel liquéfié russe.
08.08 Christian Leysen (Open Vld): Verschillende collega's hebben hier terecht de complexiteit van het dossier geschetst. Enerzijds is er verontwaardiging en de wens om zo snel mogelijk het conflict te beëindigen, anderzijds moeten sancties tot resultaten leiden en intussen zijn we al bij het elfde sanctiepakket aanbeland. We zitten niet alleen met de verplichtingen, maar ook met de bezorgdheid dat we voor de bevoorrading niet méér in het eigen vlees snijden dan nodig is om impact te hebben.
We moeten er ons ook van bewust zijn dat de handelsstromen zich verplaatsen en dat fossiele grondstoffen uit Rusland nu naar Azië gaan en daar al dan niet worden omgeleid. Er komen ook nieuwe handelsstromen, zoals vanuit Saoedi-Arabië, naar Europa. We moeten de effectiviteit van de sancties dus altijd met een gezonde kritische geest bekijken.
Het incident is
gesloten.
L'incident est clos.
09.01 Samuel
Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, au cours des 15 dernières années, de nouvelles
infractions ont-elles été constatées concernant l'application de la loi du
9 février 1981? Autrement dit, des entreprises belges ont-elles, comme en
2008, de nouveau contourné la procédure en vigueur lorsqu'il s'agit d'exporter
du matériel nucléaire susceptible d'être utilisé à des fins militaires vers un
pays "sensible"?
Si oui,
de quelles entreprises s'agit-il? Si oui, de quels pays s'agit-il? L'Iran comme
en 2008? Si oui, des plaintes ont-elles été déposées devant la Justice belge?
Depuis 15 ans, combien d'autorisations d'exportation de
matériel/équipement/technologie nucléaire ont-elles été acceptées par le
ministre fédéral de l'Énergie (en fonction de la décision de la CANPAN) pour
l'Iran, Israël, le Pakistan, la Corée du Nord, la Chine, la Russie et la
Biélorussie? De même, combien d'autorisations vers ces pays ont-elles été
refusées?
09.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur le président, monsieur Cogolati, au cours des quinze dernières années, deux nouvelles infractions à l'application de la loi du 9 février 1981 ont été constatées concernant l'exportation de matériel nucléaire.
L'une concernait la réexportation de containers contenant de l'uranium appauvri vers son propriétaire en Afrique du Sud. L'autre concernait l'exportation de métaux en vue de recyclage vers les États-Unis qui contenaient de très faibles quantités d'uranium. Les deux infractions ont été constatées et traitées par la douane. Pour plus d'informations sur cette procédure basée sur le Code des douanes, je vous propose de prendre contact avec le ministre des Finances.
Au cours des quinze dernières années, le nombre d'autorisations et de refus d'exportation vers les différents pays cités s'établit comme suit: Chine (18 autorisations, pas de refus), Israël (2 autorisations, pas de refus), Iran (pas d'autorisation, 3 refus), Pakistan (pas d'autorisation, 2 refus), Corée du Nord (pas d'autorisation, pas de refus), Russie (14 autorisations, pas de refus), Belarus (pas d'autorisation, pas de refus).
09.03 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
10.01 Samuel
Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, nous savons qu'une quantité significative de
plutonium est entreposée sur le site du SCK CEN. Ce plutonium fait en effet
partie du combustible de réacteurs de recherche, de programme de retraitement
antérieurs et de programmes de recherche et de développement concernant la
filière controversée du combustible MOX.
Le SCK
CEN est proporiétaire de 80% du plutonium entreposé sur son site. Mais qui est
donc le propriétaire des 20% restants?
En 2005,
la destination finale du plutonium était toujours à l'étude. Qu'en est-il
aujourd'hui?
Aujourd'hui,
que va coûter la gestion du plutonium du SCK CEN? Comment seront financés ces
coûts? Le SCK CEN va-t-il lui-même financer ces coûts?
10.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur Cogolati, je vous remercie pour cette question relative au passif technique et au plutonium du SCK CEN. Le ratio 80 % - 2 % n'est plus d'actualité. Aujourd'hui, le SCK CEN possède plus de 99 % du plutonium présent sur son site. Le solde est constitué de recherches et de projets en cours pour ou avec des tiers, dans lesquels des petites quantités de plutonium nécessaires sont temporairement disponibles, mais en restant sous la responsabilité financière du propriétaire.
La destination finale du plutonium est à l'étude et dépend de son origine, de ses caractéristiques et des futures solutions techniques et financières. Le plutonium qui n'est plus utilisable est évacué selon les options d'élimination actuelles par l'ONDRAF.
Une fraction du plutonium dont le SCK CEN est responsable fait partie des passifs techniques financés par l'État belge sur la base de l'arrêté royal du 16 octobre 1991 fixant les règles relatives à la surveillance et au subventionnement du Centre d'études sur l'énergie nucléaire et en modifiant les statuts. Ces coûts ont été examinés dans le spending review concernant les passifs nucléaires. Le solde fait partie du passif néo-technique dont le SCK CEN est lui-même financièrement responsable. Les provisions nécessaires ont été constituées par le SCK CEN pour ce dernier volet. Elles existent déjà et sont revues chaque année pour tenir compte des circonstances. Une marge de sécurité est également prévue. Ces provisions sont régulièrement contrôlées par des organismes extérieurs, parmi lesquels l'ONDRAF, conformément à la législation relative à l'inventaire des installations et sites nucléaires. S'agissant des substances radioactives, l'ONDRAF est régulièrement tenu informé des provisions nécessaires.
Een van de wetsontwerpen die straks voorliggen, is de hederawet, die een publieke instelling zal oprichten om de passiva te beheren. De 15 miljard euro die door ENGIE betaald wordt, is immers slechts één deel. Ook de toekomstige inkanteling van de passiva is een van de punten die het komende jaar zullen moeten worden behandeld door hedera. We willen daarover immers structureler debatteren en niet enkel tussen het SEK en het NIRAS. We willen dat debat organiseren met een volkomen prudentieel toezicht van de Commissie voor nucleaire voorzieningen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11.01 Bert
Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, reeds geruime tijd spreekt u van het installeren
van 8 GW productiecapaciteit op de Noordzee. Naast de Prinses Elisabethzone die
3,15-3,5 GW geïnstalleerd vermogen zou krijgen, zou er ook een repowering
plaatsvinden van de bestaande zone. Voor een derde zone werd al uitgeklaard dat
daarvoor geen plaats meer is. De studie uitgevoerd door 3E wijst er nu op dat
het potentieel voor repowering beperkt zou blijven tot 2,8 GW capaciteit in
scenario 3. Dat brengt het totaal aan offshore wind op 5,95-6,3 GW. Dat ligt
uiteraard een stuk onder de ambitie van 8 GW uit de verklaring van Oostende
voor wind op zee.
Uw
collega minister van de Noordzee gaf eerder aan dat het niet noodzakelijk om
een doelstelling voor 'wind' gaat, maar dat ook drijvende PV-panelen een optie
zijn.
Dit
leidt tot volgende vragen:
1) welke
conclusies trekt u uit deze studie?
2) Zal
de regering haar doelstelling voor wind op zee ook bijstellen op dit vlak?
3)
Denkt u dat de 8 GW nog steeds haalbaar is door ook PV mee te rekenen en is het
realistisch om naar 1,7-2,05 GW te gaan op de Noordzee?
11.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, uw vraag gaat over de capaciteit van 8 gigawatt op de Noordzee. Ik zal beginnen met dat even te kaderen. Op 18 maart 2022 besliste de regering om de capaciteit op de Noordzee tegen 2040 uit te breiden tot een geïnstalleerd vermogen tot 8 gigawatt.
Ter voorbereiding daarvan zijn er verschillende studies en acties opgestart, zoals een studie naar de repowering van de eerste zone voor wind op zee. In die studie wordt dus niet alleen de mogelijke output van een repowering berekend. De studie maakt namelijk eveneens een technische, economische en juridische analyse van de verschillende mogelijke manieren om te repoweren en bekijkt ook voor elke manier wat de output daarvan zou zijn, wat de LCOE (levelized cost of electricity) is, hoe groot of klein de verminderde energieproductie is tijdens de fase van de repowering en wat de juridische belemmeringen zijn binnen het Europese en Belgische regelgevende kader. Het gaat dus niet alleen over wat de output is, maar ook over hoe we het zullen realiseren. De studie geeft dus een eerste analyse van die elementen, die daarna kan dienen om de strategie voor repowering uit te werken.
Mijn conclusie is niet dat de 8 gigawatt niet zou kunnen worden gehaald. Mijn conclusie is wel dat repowering voor een belangrijk deel zal kunnen bijdragen om de geïnstalleerde capaciteit van wind op de Noordzee te verhogen. Het zal niet voldoende zijn, maar wel een noodzakelijke schakel.
Ik zal nu iets zeggen over wat er nog verder kan worden gedaan. Ik heb gevraagd om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor de uitbreiding van de eerste zone. Een uitbreiding van de eerste zone zou immers voor een bijkomende 0,5 gigawatt aan geïnstalleerde capaciteit kunnen zorgen, die nog niet inbegrepen zit in de 2,8 gigawatt, die er na de repowering zal zijn, waarnaar de studie verwijst. Wanneer die uitbreiding gelijktijdig kan gebeuren met de repowering van de eerste zone kan dat bovendien op een heel kostenefficiënte manier gebeuren.
Het is ook belangrijk om de mogelijkheden van floating solar te blijven onderzoeken. Die technologie is op dit moment nog niet rijp voor gebruik, maar het onderzoek en de ontwikkeling lopen volop. Het voordeel daarvan is dat er een sterk verschillend productieprofiel is in vergelijking met wind op zee, waardoor de twee technologieën elkaar zouden kunnen aanvullen.
Er is potentieel indien verdere technologische vooruitgang wordt geboekt en indien uit grondig onderzoek blijkt dat de milieueffecten daarvan beperkt kunnen worden. Die verschillende opties samen kunnen leiden tot een groene energiezone van 8 gigawatt in de Noordzee tegen 2040. De regering zal haar ambitie dus niet bijsturen. Zij heeft die visie aangenomen op 18 maart 2022 en bevestigd in de Esbjerg Declaration en tijdens de North Sea Summit. We doen dat om investeringszekerheid te bieden. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan onze ambitie en om onze doelen bij te stellen. Dat zou enkel tot verwarring leiden.
De route is duidelijk: we moeten ten volle het potentieel van onze Noordzee gebruiken. Dat creëert werkgelegenheid in eigen land. We hebben een industrie die daarin een pioniersrol vervult. De industrie en gezinnen hebben ook nood aan die elektriciteit.
11.03 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, zelfs met die uitbreiding van 0,5 gigawatt komen we aan een totaal van 6,8 gigawatt, op voorwaarde dat de tweede zone maximaal ingevuld wordt. De Verklaring van Oostende ging wel degelijk over 8 gigawatt aan wind op zee en niet over floating solar en dies meer. Ik heb de indruk dat u zich vastgrijpt aan die 8 gigawatt, uw laatste strohalm, zonder dat u weet hoe dat gerealiseerd moet worden. Een volgende regering zal zich daar wellicht over moeten buigen. Volgens u zal het bijstellen van de doelstellingen voor verwarring zorgen, maar het vasthouden aan doelstellingen waarvan studies aangeven dat die niet haalbaar zijn, zal voor meer verwarring zorgen bij investeerders.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12.01 Bert
Wollants (N-VA): De belasting op de overwinsten van de elektriciteitsproducenten hebben
in totaal 1,262 miljard euro opgeleverd. Aan het begin van het traject, toen u
ook natuurlijk onmogelijk zicht kon hebben op de elektriciteitsprijzen van de
betrokken periode, raamde u op 3,5 miljard euro. De lagere energieprijzen
hebben uiteraard gemaakt dat er minder inkomsten werden binnengehaald, maar ook
minder werd uitgegeven aan energie door de eindklanten. Dat maakt dat voor de
financiering van de energiecrisis wellicht een stuk meer naar de begroting
diende te worden gekeken dan naar deze belasting.
Tegelijkertijd
zijn er in heel europa sectoren die aangeven dat de voor hun technologie de
overwinstbelasting onrechtvaardig was en niet als dusdanig in de praktijk de
grote overwinsten hebben opgeleverd. Het is dus de vraag hoeveel dat soort
sectoren hebben bijgedragen aan de totale opbrengst.
Mijn
vragen zijn dan ook:
Kan u
een opsplitsing maken tussen de verschillende hernieuwbare en niet-hernieuwbare
technologieën die hebben bijgedragen tot het bedrag van 1,262 miljard?
Hoeveel
werd er uiteindelijk uitgegeven aan de maatregelen voor de energiefactuur die
niet werden gecompenseerd door de overwinstbelasting of de repartitiebijdrage?
Blijven
er tot op heden nog producenten in gebreke bij het aangeven van de
overwinstbelasting en voor welke bedragen is dit (geschat) het geval? Welke
technologieën zijn daarbij meer dan gemiddeld in gebreke gebleven?
12.02 Minister Tinne Van der Straeten: Mijnheer Wollants, in uw schriftelijk ingediende vraag lijkt u te suggereren dat we een bedrag van 3,5 miljard euro voor ogen hadden, maar dat we daarvan slechts een fractie zouden hebben geïnd.
Niets is minder waar. De 3,5 miljard waarover we telkens hebben gecommuniceerd en die werd ingeschreven na het conclaaf waar we hebben beslist over de verschillende maatregelen om dat bedrag te innen, is de initieel geschatte opbrengst van die verschillende heffingen samen. Het gaat dan over de overwinstenbelasting, de repartitiebijdrage, de bijdragen van de olie- en gassector en het mechanisme dat we ondertussen hebben opgezet voor de bestaande windmolens in de Noordzee, het two-sided contract for difference, dat structureel overwinsten afrondt.
Inzake het bedrag van de overwinsten in dat geheel zijn hernieuwbare energiebronnen goed voor ongeveer 400 miljoen van de totaal verschuldigde bijdrage. Dat komt overeen met 32,2 % van het totaal.
Het antwoord op uw tweede vraag wordt heel duidelijk samengevat op pagina 21 van het verslag van het Rekenhof over de begrotingscontrole 2023. Dat verslag werd in deze commissie besproken in het kader van die begrotingscontrole. Op basis van die berekening bedragen de totale kosten van de maatregelen, met aftrek van de inkomsten van de overwinsten voor 2023 en de repartitiebijdrage, 1,27 miljard euro voor 2023.
In zijn verslag over de initiële begroting 2023 heeft het Rekenhof dezelfde berekening gemaakt voor 2022. Als we de berekening actualiseren met de definitieve cijfers voor de overwinsten in de elektriciteitsproductiesector, bedraagt het nettosaldo van de maatregelen met betrekking tot de energiecrisis 5,19 miljard euro voor 2022. Dat omvat alle energiegerelateerde maatregelen. Zo is bijvoorbeeld de btw-verlaging voor de installatie van zonnepanelen inbegrepen in dat totaal.
Het is een heel bewuste keuze van de federale regering geweest om de factuur voor de burgers te verlichten en dat rechtstreeks op de energiefactuur en om mensen die het echt moeilijk hadden, te ondersteunen via het uitgebreid sociaal tarief. Het was een even bewuste keuze om die maatregel mee te laten financieren door al de bedrijven die die oorlogswinsten geboekt hebben. Hadden dat niet gedaan, dan hadden we de mensen in de steek gelaten en dat was niet de keuze van de federale regering. Het totaal dat geïnd werd voor al die facetten samen bedroeg 3,6 miljard euro. Dat staat tegenover het bedrag van 3,5 miljard dat we hadden voorzien.
Aangezien de wet voorziet in vermoedens, zijn alle bedragen ingevorderd, zelfs als de aangifte niet is ingediend. Het totaal van de bedragen die zijn vastgesteld zonder aangifte vertegenwoordigt 2 % van de bedragen. Voor productie op basis van hernieuwbare energie is dat totaal 6 %.
12.03 Bert Wollants (N-VA): Ik vrees dat u mijn eerste vraag fout hebt begrepen, of ik heb ze slecht geformuleerd. Eigenlijk was het de bedoeling om een overzicht te krijgen van de verschillende hernieuwbare en niet-hernieuwbare technologieën. Ik was dus eigenlijk op zoek naar cijfers voor wind, zon, biomassa en dergelijke. Ik stel voor dat ik die vraag opnieuw stel op schriftelijke wijze om tot dat antwoord te komen. U hebt eigenlijk enkel antwoord gegeven op hoeveel er bij hernieuwbaar zat en hoeveel er bij niet-hernieuwbaar zat, terwijl het in mijn vraag ging over de verschillende hernieuwbare technologieën. We komen daarop terug. We bekijken op welke manier we daar verder mee kunnen omgaan.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
13.01 Samuel
Cogolati (Ecolo-Groen):
Madame la ministre, si le retrait de l'UE du Traité
de la Charte de l'Energie se confirme après approbation du Parlement européen
de cette décision, à quelle date l’Union européenne sortirait effectivement du
Traité? Et quid de la sortie de la Belgique?
Quelles
seraient les conséquences concrètes pour les politiques énergétiques de la
Belgique, et de l’Union européenne, à court et moyen terme après la sortie
effective du Traité?
L’article 47-3
du Traité prévoit une "clause de survie" garantissant les
dispositions protégeant les investissements sur une durée de 20 ans. Cela
est-il malgré tout compatible avec les engagements européens pris en matière de
lutte contre le changement climatique? Existe-t-il des possibilités légales de
réduire cette période de transition? Qu’est-ce que cette clause implique
concrètement durant cette période pour les parties décidant de se retirer?
Bien que
l’Union européenne souhaite sortir de ce traité, les Etats membres conservent
la possibilité de contribuer, à titre individuels, à la modernisation de ce
traité afin de rester partie prenante à celui-ci. Quelle est la position et
l’engagement officiel de la Belgique en la matière? Cette décision est-elle à
l’ordre du jour de cette législature, ou est-elle reportée à la prochaine?
13.02 Malik Ben Achour (PS):
Madame la ministre, jeudi 7 mars, il
nous est parvenu que le Conseil européen avait approuvé une proposition sur le
retrait de l'Union européenne du traité sur la Charte de l'énergie – un
traité qui pour rappel offre une protection aux activités liées aux énergies
fossiles et fait peser un risque certain sur les politiques climatiques
engagées par les États.
Concrètement,
la proposition s'articulerait autour de deux volets: le retrait des
institutions européennes d'une part, et d'autre part une modernisation du
traité actuel pour les États membres qui souhaiteraient se maintenir
signataires. Le premier volet aurait fait l'objet d'un accord la semaine
dernière, tandis que le second aurait été soumis aux États sous forme de
proposition.
Madame la
ministre, mes questions sont les suivantes:
1. Pouvons-nous
avoir votre retour sur cet accord?
2. Pouvons-nous
obtenir des précisions sur le retrait des institutions européennes tel
qu'adopté par le Conseil? Dans quelle mesure un retrait des institutions – et
de l'UE – pourrait-il être distinct d'un retrait de ses États membres?
Voici un peu plus d'une année, un non-paper de la Commission européenne
soulignait que si un "retrait de l'UE (...) avec autorisation préalable
pour certains États membres de rester partie à un TCE modernisé (...) pourrait
faciliter des discussions constructives qui pourraient permettre un compromis
au sein du Conseil", cette approche ne serait pas optimale dans la mesure
où elle impliquerait une complexité et une charge administrative
particulièrement importante. Il s'agirait pourtant de l'option retenue. Dans
quelle mesure ces difficultés ont-elles été prises en compte?
3. Quelles
sont les conséquences de cet accord pour la Belgique? Signifie-t-il que notre
pays quittera le TCE?
4. Enfin,
pouvez-vous nous indiquer si, et le cas échéant dans quelle mesure, les deux
volets de l'accord prévoient une neutralisation de la clause de survie du TCE – qui
pour rappel stipule qu'en cas de retrait d'une partie, les dispositions du
traité continuent de valoir pour une période de 20 ans pour cette même
partie?
13.03 Tinne Van der Straeten, ministre: Monsieur Cogolati, monsieur Ben Achour, pour revenir à ce que vous avez dit à propos des importations de gaz russe, nous sommes effectivement impuissants. Le traité sur la Charte de l'énergie (TCE) met également en place de telles dépendances.
S'agissant du TCE, la position du Parlement est claire: il faut que l'Union européenne sorte de ce traité. Cependant, depuis dix-huit mois, soit durant trois présidences avant celle de la Belgique, le dossier était bloqué au Conseil de l’Énergie. En fait, il y a trois groupes d’États membres: ceux qui ont déjà notifié leur sortie ou qui le feront très prochainement, ceux qui ont annoncé leur intention de sortir après la modernisation du TCE et ceux qui veulent rester dans un TCE modernisé comme, par exemple, Chypre.
Il est tout à fait à l’honneur de la présidence belge d’avoir réussi à débloquer cette situation figée. Le compromis que la présidence belge a proposé est connu dans les corridors sous le nom de feuille de route belge ou belgian roadmap. Elle comporte deux volets. D’une part, il y a le premier pilier, le retrait du TCE des institutions européennes, soit l’Union et EURATOM. D’autre part, une décision du Conseil est en cours d’élaboration pour permettre aux États membres de soutenir ou de ne pas s’opposer à la modernisation lors de la Conférence du TCE à l’automne.
Afin de déclencher la feuille de route belge, la Commission européenne a dû publier une proposition de décision du Conseil permettant aux États membres de soutenir la modernisation. Pour mémoire, la proposition de décision du Conseil pour le premier pilier (la sortie) est sur la table depuis l’année dernière. Le vendredi 1er mars, la Commission a publié la décision du Conseil pour le deuxième volet. Cela nous a permis d’approuver le premier volet. Ensuite, le document a été envoyé au Parlement européen pour examen et avis conforme. Parallèlement, les travaux se poursuivent au sein du groupe de travail du Conseil sur le volet 2.
Dans les prochaines semaines, le Parlement européen devra se prononcer sur la décision du Conseil régissant la sortie des institutions européennes (Union et EURATOM). Après une approbation en séance plénière avant la dissolution du Parlement européen, le premier volet pourrait retourner au Conseil où les deux volets seront à nouveau réunis pour un accord final à la fin du mois d’avril.
L’objectif est de notifier la sortie de l’Union européenne du TCE au secrétariat du TCE avant la fin de la présidence de l’Union européenne par la Belgique. La sortie effective des institutions de l’Union européenne aura lieu un an après la notification. Comme je l'ai déjà dit la semaine passée, je suis confiante sur le fait que les institutions européennes pourront sortir du TCE avant la dissolution du Parlement européen.
J’en viens aux conséquences, qui faisaient aussi l’objet de vos questions. La sortie effective des institutions européennes signifie que la clause de caducité (sunset clause) de 20 ans commence à courir. Pendant cette période, les institutions européennes resteront liées par la clause de protection des investissements pour les investissements déjà réalisés. Cependant, tous les nouveaux investissements ne pourront plus bénéficier de cette protection.
On pourrait faire valoir que la protection de 20 ans pour les investissements déjà réalisés est également incompatible avec la politique climatique européenne. Dans ce contexte, il est important d’établir que toutes les options alternatives ont été ou seront épuisées et que le meilleur effort possible a été fait.
Permettez-moi de quand même mentionner quelques éléments à cet égard. Si cette période de protection était ramenée à 10 ans dans le cadre d’un traité modernisé, il n’y aurait aucune certitude quant à la date d’entrée en vigueur de ce traité modernisé, en raison des périodes de ratification traditionnellement longues dans le cadre du TCE.
En néerlandais, on
dit: "Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht".
Dans certains pays, dont la Belgique, une application provisoire du traité modernisé est inconstitutionnelle et n'est donc pas envisageable. Un accord inter se est en cours d'élaboration au niveau européen supprimant l'application de la protection des investissements en vertu du TCE entre les États membres, de sorte que la législation de l'Union européenne puisse à nouveau s'appliquer. Toutefois, ces discussions sont actuellement enlisées en raison de l'absence d'unanimité sur l'application rétroactive ou non de cet accord intersectoriel. Là encore, il convient de trouver un moyen de débloquer la situation. J'ose espérer que l'avancée sur la sortie des institutions européennes et l'admission à la modernisation pourra donner un nouvel élan aux discussions sur l'accord intersectoriel.
En ce qui concerne la question de savoir si les États membres individuels peuvent rester tout de même membres du TCE, différentes interprétations juridiques existent. Le service juridique de la Commission estime que les États membres ne peuvent pas rester membres en cas de sortie des institutions européennes. En revanche, le service juridique du Conseil estime que les États membres devraient avoir le pouvoir souverain de décider de rester membres ou de sortir du traité. Qu'importe, ce qui est sûr, c'est qu'il faudra coordonner car il s'agit de compétences mixtes nationales et européennes. Une solution à cette situation pourrait être trouvée lors de la prochaine phase. En tout cas, ces pays qui seront toujours membres devront se concerter avec une Commission d'une Union dont ils ne sont plus membres. Je pense vraiment qu'avec cette décision, nous aurons une avancée dans un dossier bloqué depuis dix-huit mois.
En ce qui concerne la Belgique, une percée au niveau européen signifie aussi qu'une décision doit être prise en Belgique sur la manière dont nous allons gérer cette situation. Pas moins de douze États membres ont annoncé leur sortie du TCE, y compris tous nos pays voisins. Le Royaume-Uni a envoyé le même message. Je ne vois donc pas pourquoi la Belgique ne pourrait pas rejoindre ces pays. Mais, en Belgique, il faut l'unanimité des Régions et du gouvernement fédéral pour procéder à une telle notification de sortie du TCE.
Je regrette cette situation qui complique notre position dans d'autres dossiers, y compris en ce qui concerne l'abandon progressif du GNL russe.
Le président: Pas de réplique? (Non)
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
14.01 Malik
Ben Achour (PS): Madame la ministre, le rapport annuel du médiateur fédéral de l'énergie
révèle un nombre important de plaintes au cours de l'année écoulée. En 2022,
une augmentation importante des plaintes avait déjà été constatée: de 9.000 à
18.000 en un an. En 2023, il a été observé qu'une bonne partie des plaintes
– 1.700 – concernait un sujet spécifique: les primes énergie
(chauffage, mazout, propane, pellet et forfaits de base). Les raisons évoquées
sont notamment liées à une certaine complexité des mesures, ainsi qu'à la
clarté des informations disponibles. Sur base de ces constats, le service de
médiation a exprimé une série de recommandations.
Madame la ministre, mes questions sont les suivantes: Pouvons-nous avoir votre retour sur ce rapport? Dans quelle mesure a-t-il été tenu compte des recommandations formulées? En outre, il nous est revenu qu'un certain nombre de ménages devaient faire face à des factures de régularisation de gaz et d'électricité particulièrement importantes, et mettaient en cause des problèmes informatiques, d'information et de communication dans le chef des fournisseurs. C'est d'ailleurs ce que pointait le médiateur en novembre 2023. En cause également des modifications tarifaires et des retards de facturation. Avez-vous pris connaissance de ce rapport? Pouvons-nous avoir votre retour sur les suites qui ont été données à ces constats? Des contacts ont-ils été pris à ce sujet avec votre collègue en charge de la Protection des consommateurs?
14.02 Tinne Van der Straeten, ministre: Ma réponse à vos questions est très longue. Il s'agit des plaintes adressées au Médiateur fédéral.
14.03 Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous propose de me l'envoyer afin que nous puissions avancer sur le travail législatif.
14.04 Tinne Van der Straeten, ministre: Bien, faisons ainsi.
14.05 Malik Ben Achour (PS): Pourriez-vous également m'envoyer votre réponse écrite sur le TCE? Merci.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
Le développement des questions se termine à 10 h 54.
De behandeling van de vragen eindigt om 10.54 uur.