|
Commission
de la Santé et de l'Égalité des chances |
Commissie voor Gezondheid en Gelijke Kansen |
|
du Mardi 12 mars 2024 Après-midi ______ |
van Dinsdag 12 maart 2024 Namiddag ______ |
Le développement des questions commence à 14 h 38. La réunion est présidée par M. Roberto D'Amico.
De behandeling van de vragen vangt aan om 14.38 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Roberto D'Amico.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01.01 Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de minister, sinds midden september 2023 werden in verschillende landbouwbedrijven besmettingen met IBR vastgesteld. Elf getroffen bedrijven zijn gesitueerd in West-Vlaanderen, dat inmiddels ook als hoogrisicogebied wordt aangeduid.
Om erger te voorkomen, is Dierengezondheidszorg Vlaanderen volop aan de slag gegaan om bedrijven te contacteren die risico’s lopen. Vanzelfsprekend is DGZ een belangrijke partner voor het FAVV, dat de IBR-problematiek met argusogen opvolgt.
Van de getroffen bedrijven vang ik verontrustende signalen op over het ruimen van besmette dieren en over de aanpak van de IBR-crisis. Meer bepaald zouden die bedrijven tegenstrijdige berichten ontvangen. Door het FAVV zou een opruiming tegen het najaar van 2024 worden voorgesteld, terwijl DGZ beweert dat de wet die daarover handelt in oktober 2023 zou zijn vervallen. Een nieuwe regeling zou nog moeten worden uitgewerkt.
Bovendien is ook niet duidelijk wat de concrete vergoeding zou kunnen zijn die de getroffen boeren kunnen ontvangen van het Sanitair Fonds. Ook blijven een aantal uitvoeringsmodaliteiten onduidelijk, zoals het al dan niet mogen laten bevruchten van de dieren of hen buiten laten grazen. Vanuit de sector is er enige frustratie over het feit dat nergens duidelijk wordt opgelijst wat wel en wat niet is toegestaan.
Mijnheer de minister, onder welke concrete regelgeving vallen de getroffen en eventueel toekomstig getroffen bedrijven waar IBR wordt vastgesteld?
Welke regels en timing gelden er met betrekking tot de ruimingen? Welke vergoedingen zullen worden toegekend door het Sanitair Fonds?
Welke concrete modaliteiten zijn van kracht met betrekking tot embryo’s van drachtige koeien, tot het al dan niet toelaten van nieuwe inseminaties of natuurlijke bevruchtingen en tot de uitloop van koeien?
Wanneer en hoe zullen de getroffen bedrijven van eenduidige informatie worden voorzien? Welke rol zal DGZ daarin spelen?
Op welke manier wordt er overlegd tussen DGZ en het FAVV met het oog op eenduidige acties en informatiedoorstroming naar de getroffen bedrijven?
01.02 Séverine
de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, vous avez reçu il y a quelques semaines un
courrier d’un éleveur de Jalhay. Celui-ci a vu plusieurs de ses vaches contaminées
à l’IBR (rhinotrachéite infectieuse bovine) en 2019 à la foire de Battice.
Après plusieurs années de vaccination et des résultats négatifs, certaines
bêtes ont été à nouveau testées positivement récemment.
L’IBR est
une affection des voies respiratoires, souvent asymptomatique, qui peut
entraîner des complications et n’est pas transmissible à l’humain.
La loi de
Santé Animale, transposée du droit européen depuis 2021, vise à éradiquer
complètement cette maladie bovine en 2027. En l’état, l’arrêté royal du 6 février
2023 relatif à la lutte contre l’IBR impose l’abattage du troupeau, dans un
délai de 4 ans pour les troupeaux précédemment indemnes.
L’éradication,
et l’obtention d’un statut "indemne" doit permettre à la Belgique de
ne plus avoir à fournir de garanties en cas d’échanges intracommunautaires avec
d’autres pays de l’UE. L’objectif d’éradication est donc motivé par
l’augmentation du libre-échange entre pays européen...
Pour
respecter la législation, ce sont plus de 160 bêtes que cet éleveur de la
région de Liège devrait abattre.
Sa
situation pose la question des alternatives possibles à l’abattage non prévue
dans la législation, notamment la quarantaine. Cette solution serait à la fois
efficace en termes de protection, et serait bien sûr plus respectueuse du
bien-être animal et des investissements (financiers et émotionnels) de
l’agriculteur.
En ces
périodes où nos agriculteurs demandent avec force un soutien des autorités,
l’interrogation doit nous interpeller.
Mes
questions sont les suivantes:
- que
pensez-vous de cette situation et quelles sont selon vous les pistes possibles
pour remédier à ce qui pourrait sembler un contre-sens administratif et
éthique?
- pensez-vous que l’abattage d’un tel troupeau soit absolument nécessaire et puisse se justifier par un objectif de libre-échange européen?
01.03 Minister David Clarinval: Beste collega's, op Europees vlak valt dit onder de dierengezondheidsverordening 2016/429 en onder de gedelegeerde verordening 2020/689. In ons land is daarbij het koninklijk besluit van 6 februari 2023 betreffende de bestrijding van infectieuze bovine rhinotracheïtis van toepassing. In dit koninklijk besluit wordt aangegeven dat de beslagen die getroffen zijn door een IBR-virus vier jaar de tijd krijgen om hun gE-positieve dieren te verwijderen. Er wordt geen enkele vergoeding voorzien.
Een nieuw koninklijk besluit is in opmaak en doorloopt op dit moment de adviesprocedures. Sinds 2014 heeft België het Europees statuut van lidstaat met een goedgekeurd bestrijdingsprogramma voor IBR. De Europese regels bepalen dat de lidstaten met een goedgekeurd bestrijdingsprogramma dit statuut maximaal zes jaar na het van kracht worden van de dierengezondheidswet, dus vanaf 21 april 2021, kunnen behouden. De landbouworganisaties hebben in verschillende overlegorganen het voor België vooropgestelde doel om in 2026 het IBR-vrij statuut te behalen steeds bevestigd.
Ofwel moet men op het einde van deze termijn een vervolg van het bestrijdingsprogramma indienen, ofwel toont men dan aan dat het virus volledig uitgeroeid is in de lidstaat en kan het IBR-vrij statuut verworven worden. Om dit IBR-vrij statuut te verwerven, moet het programma een jaar op voorhand ingediend worden en mag er twee jaar voor de aanvraag niet meer gevaccineerd worden.
Ik bereid eveneens een ministerieel besluit voor om vaccinatie ultiem toe te laten tot 21 april 2025. Het IBR-vrij statuut heeft aanzienlijke voordelen voor de intracommunautaire handel. Bovendien is de aanwezigheid van IBR in een rundveebeslag een katalysator voor andere ziektes.
De bestrijding van IBR beoogt dus vooral ook een betere gezondheid van de rundveepopulatie, minder gebruik van antimicrobiële middelen en finaal betere bedrijfseconomische resultaten.
Les principales règles de l'arrêté royal en vigueur aujourd'hui sont les suivantes. L'arrêté royal prévoit l'élimination des animaux gE positifs au plus tard le 31 octobre 2023, sauf pour les exploitations qui ont d'abord été indemnes et qui ont ensuite connu une réintroduction. Pour celles-là, l'arrêté prévoit un délai de quatre ans.
Cependant, une centaine d'exploitations ont exprimé leur incapacité à respecter le délai du 31 octobre 2023 au cours de l'année 2023. J'ai accordé à ces exploitations une dérogation au titre de l'article n° 45 qui leur permet de disposer d'un délai jusqu'au 21 avril 2024 pour éliminer les animaux gE positifs.
Actuellement, aucun arrêté prévoyant des indemnisations n'est en vigueur.
La procédure de collecte d'avis pour le projet d'arrêté est en cours. Une fois que ce projet aura été soumis à la procédure consultative complète et qu'il sera prêt à être signé, il pourra faire l'objet d'une communication plus détaillée.
Les associations de santé animale, DGZ et Arsia, jouent un rôle crucial. Elles le font depuis un certain temps déjà en diffusant des informations générales par le biais des bulletins d'information et sur le site web mais les troupeaux sont également gérés et guidés individuellement. Pour ce faire, elles reçoivent un soutien financier du Fonds sanitaire.
De par la loi, les associations sont également chargées de la gestion des statuts et du suivi des troupeaux. L'AFSCA n'intervient qu'en cas d'épidémie ou en cas de violation de la législation en vigueur. Une concertation bihebdomadaire a lieu entre les associations, le SPF Santé publique et l'AFSCA.
Le nouveau projet prévoit l'interdiction d'accoupler ou d'inséminer des bovins s'ils appartiennent à un établissement infecté. C'est également une des conditions fixées lors de l'octroi des dérogations. Le pâturage est interdit pour les troupeaux infectés. Toutefois, si l'établissement compte moins de 10 % d'animaux gE positifs et fait l'objet d'une vaccination précise, une dérogation peut être demandée aux associations de santé animale. Dès que le projet entrera dans sa phase finale, il sera communiqué en détail.
Pour conclure, je voudrais dire qu'il s'agit d'un dossier très compliqué. La grande majorité des troupeaux sont exempts d'IBR, ce qui montre que tous les efforts et les coûts consentis jusqu'à présent portent leurs fruits.
Cependant, les autres entreprises se trouvent dans une situation très difficile. Je cherche la meilleure solution possible pour atteindre l'objectif du secteur visant à être exempt d'IBR, sans perdre de vue la situation individuelle de ces éleveurs. D'où les dérogations accordées, ainsi que les arrêtés ministériels et arrêtés royaux en cours d'élaboration.
De nombreuses concertations se déroulent au sein du Conseil du Fonds. Elles sont aussi très fréquentes entre mes collaborateurs et nos administrations, les organisations agricoles et les éleveurs individuels concernés.
01.04 Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de minister, ik had heel veel vragen gesteld en heb op alles een antwoord gekregen. Ik hoop dat de sector hiermee verder kan.
01.05 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre,
je vous remercie pour votre réponse.
On voit bien les difficultés auxquelles vous et vos services êtes confrontés pour garantir une lutte exemplaire contre des maladies et, en même temps, soutenir les éleveurs. Ce sont des personnes qui ont misé souvent plus que ce qu’elles ont pour le maintien de leur production. On peut comprendre le désarroi, voire le désespoir de certains éleveurs qui doivent mettre à mort des troupeaux avec lesquels ils ont travaillé pendant tellement longtemps.
Je suis assez rassurée d’entendre que vos services suivent quasi individuellement ces éleveurs. Ils ont effectivement besoin d’être soutenus. On ne peut pas juste les entendre crier dans la rue, dénoncer les problèmes auxquels ils font face et fermer ensuite les yeux sur les réalités individuelles.
Je vous remercie à nouveau pour votre réponse. Courage pour la suite!
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
02.01 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le
ministre, le 30 janvier dernier, une étude des médias français Le Monde et
Radio France révélait que près d’un tiers des marques d’eau en bouteilles
françaises, vendues comme minérales et naturelles, était soumises à des
traitements et à des techniques de purification.
Ces
traitements, effectués en raison de contaminations d’origine bactérienne ou
chimique, sont interdits pour préserver la pureté et la composition de ces eaux
souterraines. En plus de ces pratiques illégales, le rapport met également en
lumière un certain nombre de pratiques frauduleuses, comme l’ajout de gaz
carbonique industriel à des eaux dites « naturellement gazeuses », ou le
mélange d’eaux de source avec de l’eau du robinet.
Ces
traitements posent un risque sanitaire élevé et sont le signe que la planète ne
peut plus absorber tout ce qu’on envoie dans la terre, tout ceci deux mois
après qu’une étude de l’Université Columbia a mis en évidence une très forte
présence de nano plastiques dans les bouteilles en plastique. L’AFSCA doit
s’assurer que ces eaux sont conformes et non-polluées et participe à l’enquête
demandée par le SPF Économie, compétent pour les cas de fraude.
Mes questions sont donc les suivantes: pouvez-vous nous indiquer quelles procédures sont mises en place par l’AFSCA et le SPF Santé Publique pour s’assurer de la pureté des eaux en bouteilles et ainsi protéger les consommateurs belges de toute contamination biologique? Pouvez-vous nous donner des précisions sur l’avancement de l’enquête demandée par le SPF Économie? Merci pour votre réponse.
02.02 David Clarinval, ministre: Madame de Laveleye, je me permets tout d'abord de préciser qu'il existe trois types d'eaux en bouteille: l'eau minérale naturelle, l'eau de source et l'eau dite de table. Le concept et l'exigence de pureté que vous mentionnez dans votre question n'existe que pour l'eau minérale naturelle et figure dans l'arrêté royal du 8 février 1999 concernant les eaux minérales naturelles et les eaux de source. Il s'agit d'une législation qui est harmonisée au niveau européen. Le concept de pureté a deux significations: d'une part, l'absence de toute substance qui proviendrait d'une pollution liée à une activité humaine et d'autre part, le respect de la limite maximale très stricte pour des substances d'origine naturelle qui sont potentiellement dangereuses pour la santé. Cette caractéristique de pureté est possible grâce à l'origine souterraine de l'eau, aux mesures de protection qui doivent éviter tout risque de pollution et aux exigences de la législation en matière de maîtrise des risques depuis le captage de l'eau jusqu'à son embouteillage.
Un opérateur qui a le projet de commercialiser une eau minérale naturelle doit obtenir au préalable une reconnaissance de la source et une autorisation de commercialisation qui sont délivrées par le SPF Santé publique. L'opérateur doit soumettre un dossier technique complet qui contient toutes les informations sur les caractéristiques géologiques et hydrogéologiques.
S'agissant des mesures de protection et de pureté de la ressource souterraine en eau, après autorisation, il doit transmettre les résultats des contrôles qu'il a l'obligation d'effectuer chaque année et les changements dans les conditions d'exploitation qui sont susceptibles d'influencer la composition de l'eau. Le SPF Santé publique peut retirer cette autorisation si les conditions fixées par la législation, comme le critère de pureté, ne sont plus satisfaites.
L'AFSCA effectue des contrôles sur la sécurité alimentaire de l'eau en bouteille. Cela se fait, d'une part, au moyen d'un programme d'analyse avec échantillonnage aléatoire et, d'autre part, par le biais d'inspections chez des producteurs d'eau belges. En outre, l'agence intervient dans le cadre de plaintes et de notifications des consommateurs, des laboratoires et d'autres opérateurs. En cas de constatation, l'AFSCA prend les mesures appropriées pour assurer la sécurité des denrées alimentaires sur le marché. Les éventuelles infractions au concept de pureté originelle, auquel doivent par définition satisfaire les eaux minérales naturelles, sont communiquées par l'agence au SPF Santé qui est l'autorité compétente pour l'octroi de la dénomination "eau minérale naturelle".
Actuellement, le SPF Économie, l'AFSCA et le SPF Santé publique mènent ensemble une enquête sur les éventuelles infractions à l'utilisation de traitements non réglementaires des eaux minérales naturelles. On vérifiera en premier lieu si des filtres interdits ont été utilisés ou s'il y a eu des actes interdits en Belgique lors du pompage et/ou de l'embouteillage de l'eau minérale naturelle. Le deuxième aspect consistera à vérifier si des eaux minérales venant de France, ayant été légalement filtrées, sont ou ont été vendues sur le marché belge.
Eu égard au secret de l’enquête, aucune autre information ne peut actuellement être communiquée. Je pourrai vous en dire plus ultérieurement.
02.03 Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. J’entends que l’enquête est toujours en cours et qu’on n’a pas encore les résultats. Nous partageons tous les mêmes préoccupations quand on voit le scandale qui s’est déroulé en France.
Je pense que cela doit éveiller chez nous une vraie préoccupation. Il nous faut savoir pour combien de temps encore même les eaux souterraines seront exemptes de toute pollution parce qu’on sait que ce sera de moins en moins le cas.
On reviendra vers vous et peut-être vers votre collègue ministre de l’Économie pour connaître les résultats de l’enquête.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
03.01 Leslie Leoni (PS): Monsieur le ministre, la loque européenne et la sont des maladies infectieuses qui touchent les abeilles. Ma question porte sur la bonne approche en termes de politique sanitaire pour lutter contre ces maladies. Il me revient ainsi qu'il existe une tension entre plusieurs niveaux de normes.
À l'échelle belge, on trouve l'arrêté royal du 7 mars 2007 relatif à la lutte contre les maladies contagieuses des abeilles, lequel se fonde sur la loi belge du 24 mars 1987 relative à la santé animale. Cet arrêté prône une approche stricte. Les deux formes de loque sont en effet des maladies à déclaration obligatoire. L'AFSCA dispose du pouvoir de décider de mesures d'assainissement, y compris la destruction – y compris par le feu – d'une colonie d'abeilles.
Au plan européen, on trouve le règlement 2018/1882 relatif à la prévention et à la lutte contre les maladies répertoriées. En cas de suspicion de loque américaine, il impose une notification de la part des apiculteurs à l'autorité sanitaire, mais il ne permet pas à l'agence de détruire les colonies d'abeilles. En outre, ce règlement ne prévoit rien s'agissant de la loque européenne.
Monsieur le ministre, la Fédération apicole belge plaide en faveur d'une approche proportionnée, basée sur la science et l'expérience de terrain. Elle invoque aussi le principe de la hiérarchie des normes, de sorte que le règlement prime l'arrêté royal belge et rend ce dernier caduc. Confirmez-vous cette analyse juridique?
Ensuite, l'objectif doit être de préserver un cheptel apicole sain en Belgique, tout en veillant à la proportionnalité des mesures sanitaires et à la promotion des meilleures pratiques apicoles. Quelle est, de ce point de vue, la bonne approche en termes de politique sanitaire afin de lutter contre la loque européenne et la loque américaine?
Par ailleurs, des discussions ont-elles eu lieu entre le SPF Santé publique, l'AFSCA, les vétérinaires apicoles et les représentants du secteur apicole pour mettre en conformité les différents niveaux de normes? Si oui, quelles en ont été les conclusions?
Avez-vous connaissance de pratiques chez les pays voisins, différentes des nôtres et conformes au nouveau règlement de l'Union européenne?
Enfin, où en est la création d'un réseau de santé Abeilles et d'un fonds sanitaire Abeilles? Quelles informations pouvez-vous nous apporter quant à sa gestion, son coût et ses bénéficiaires?
03.02 David Clarinval, ministre: Madame Leoni, comme je l’ai récemment indiqué dans ma réponse à la Fédération apicole belge, je ne confirme pas cette analyse juridique. Le règlement 2016/429 prévoit que les États membres peuvent prendre sur leur territoire des mesures supplémentaires ou plus strictes comme la notification de certaines maladies du moment que celles-ci n’entravent pas les échanges entre les États membres. Pour la Belgique, ces mesures sont décrites dans l’arrêté royal du 7 mars 2007 relatif à la lutte contre les maladies des abeilles pris en exécution de la loi du 24 mars 1987. Cette loi dispose qu’en plus des maladies répertoriées figurant sur la liste de l’annexe II, le Roi peut désigner d’autres maladies des animaux.
Lors de la dernière réunion du groupe de travail Abeilles du 29 novembre 2023, auquel la Fédération apicole belge a participé, il a été rappelé que l’arrêté royal du 7 mars 2007 relatif à la lutte contre les maladies des abeilles prévoit une approche nuancée lorsque des mesures sont prises lors d'apparitions de loque américaine ou européenne. C’est ce que fait l’AFSCA lors de la mise en place d’une zone de protection en cas de contamination de loque américaine ou européenne. La présence de signes cliniques détermine également les instructions et les mesures d’assainissement à appliquer.
Les colonies d’abeilles touchées par la loque qui présentent des signes cliniques doivent être détruites. Lorsque les signes cliniques ne sont pas détectés sur une colonie au sein d’un foyer, l’agence peut décider de laisser l’apiculteur transvaser sa colonie en formant un essaim nu dans une nouvelle ruche nettoyée et désinfectée. Afin de fournir un avis scientifique sur l’infectiosité de la loque, il a été demandé à Sciensano de préparer une analyse documentée pour le prochain groupe de travail Abeilles. Sur la base de cet avis, ce groupe de travail sera consulté pour déterminer si une adaptation des mesures relatives à la loque est jugée nécessaire.
Des réunions du groupe de travail Abeilles sont régulièrement organisées par mon administration. Ces réunions rassemblent des représentants du SPF Santé publique, de l’AFSCA, des vétérinaires apicoles et du secteur apicole. À l’occasion de la dernière réunion du groupe de travail du 28 novembre 2023, il a été conclu que les mesures contre la loque européenne pouvaient être prises au niveau national pour protéger la santé des abeilles. La décision de rendre la loque européenne notifiable avait déjà été approuvée par le groupe de travail Abeilles le 8 juillet 2022. Lors de déplacements de colonies d’abeilles entre États membres, celles-ci doivent être accompagnées d’un certificat sanitaire délivré par l’autorité compétente qui garantit notamment l’absence de loque américaine dans les ruchers d’origine.
Concernant la loque européenne, il semble que le nombre de cas de loque européenne atypique soit en augmentation au niveau européen.
La loque européenne n’est pas une maladie à déclaration obligatoire en France. Cependant, la plateforme d'épidémiosurveillance en santé animale (plateforme ESA), constituée d’un groupe d’experts, dont l’Agence nationale de sécurité sanitaire de l'alimentation (Anses), conseille que le système de surveillance de la loque américaine mis en place en France soit également appliqué à la loque européenne, si cela est possible.
En Allemagne, la loque européenne n’est pas à déclaration obligatoire, et il y a peu de cas, contrairement à la Suisse, où cette maladie est problématique, malgré qu’elle y soit réglementée. La Suisse a pris des mesures très strictes, qui ont permis de réduire le nombre de cas, mais ce nombre reste néanmoins élevé.
Enfin, concernant ma volonté d’encadrer au mieux la santé des abeilles, j’ai la conviction qu’il faut pouvoir structurer ce thème au niveau national avec l’aide de professionnels de la santé animale. En effet, depuis plusieurs années, avec l’aide de l’AFSCA, Sciensano, du SPF et de la profession vétérinaire, nous avons conscientisé tant les facultés vétérinaires que les administrations de la nécessité de se former. Il est important que tous les interlocuteurs se comprennent.
En préparation d’une consultation structurée, il a été demandé au secteur de transmettre au SPF Santé publique ses questions concrètes concernant la mise en place d’un réseau de santé apicole. Le SPF Santé publique a reçu de nombreuses questions relatives à l’exercice de la médecine vétérinaire, qui doivent d’abord être clarifiées avec l’Ordre des médecins vétérinaires et des syndicats vétérinaires.
Une première concertation avec l’Ordre des médecins vétérinaires et les syndicats vétérinaires a eu lieu le 29 septembre 2023. Le SPF Santé publique a déjà expliqué les principes de base d’un fonds sanitaire lors de plusieurs réunions du groupe de travail Abeilles. La mise en place d’un fonds sanitaire Abeilles nécessite également une concertation approfondie avec le secteur, notamment à propos des interventions ou compensations qui peuvent être accordées et à propos des coûts qui sont impliqués.
Madame la députée, voilà la réponse aux cinq questions que vous me posiez.
03.03 Leslie Leoni (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse très complète, que je ne manquerai pas de relire à tête reposée.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
04.01 Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de minister, de problematiek van bushmeat is al langer gekend. Het is ook al van oktober 2018 geleden dat het VRT-programma Pano uitpakte met een verontrustende reportage over de illegale import van zogenaamd bushmeat. Het gaat over het vlees van in het wild levende dieren zoals apen, dat illegaal door reizigers vanuit Afrika wordt meegebracht, of dat op een meer georganiseerde manier illegaal in ons land wordt geïmporteerd.
In een reactie zei de woordvoerder van de FOD Volksgezondheid dat de overheid tegen het einde van het jaar – dat was in 2018 – over betrouwbare gegevens zou beschikken. Het ging om gegevens die door de douane en het FAVV zouden worden gedeeld, omdat op basis van deze informatie veel gerichtere controles op risicovluchten zouden kunnen worden georganiseerd. Ook het aantal inbeslagnames en vervolgingen zou de hoogte in gaan.
Bij de aanpak van de problematiek van bushmeat zijn inderdaad meerdere diensten betrokken. Het FAVV oefent zeker een bevoegdheid uit inzake de wettelijke import van bushmeat, maar de douane staat wel op de eerste rij als het gaat over de illegale import ervan. Daarnaast spelen ook de FOD Volksgezondheid en het FAGG een rol. Een goede samenwerking en een duidelijke taakomschrijving van alle betrokken diensten is dan ook van cruciaal belang.
We zijn inmiddels meer dan vijf jaar verder. Ik verneem dat de strijd tegen bushmeat nog altijd niet gestreden is. Aan de basis zouden praktische problemen liggen. In dit kader zou er ook een onderzoeksproject lopen met de naam Intercept.
Mijnheer de minister, beschikken de bevoegde diensten bijna vijf jaar na de reportage van Pano over bushmeat over betrouwbare gegevens om het probleem aan te pakken? Zo neen, waaraan is het uitblijven van deze gegevens te wijten? Wordt actief en gericht gezocht naar de illegale import van bushmeat? Hoe vertaalt dit zich in het aantal controles en in beslag genomen hoeveelheden bushmeat? Wat is de stand van zaken, de timing en het concrete doel van Intercept? Werd de samenwerking tussen de betrokken diensten versterkt? Zo ja, op welke manier?
Uit de reportage van Pano bleek destijds ook dat bushmeat onder de toonbank bij een aantal slagers of voedingswinkels in Brussel te koop zou worden aangeboden. Wordt dit opgevolgd door de controleurs van het FAVV? Met welke resultaten?
04.02 Minister David Clarinval: Mijnheer De Caluwé, de reguliere controle van de bagage van reizigers is een bevoegdheid van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen. Gegevens hierover kunt u verkrijgen bij die administratie.
Ter ondersteuning van de reguliere controles worden er op regelmatige basis versterkte controles georganiseerd door het FAVV, in samenwerking met de douane, het FAGG en de cellen CITES en Cosmetica van de FOD Volksgezondheid. Het FAVV houdt de resultaten van die controles bij. In de periode 2019-2023 werden er 79 BACON-acties uitgevoerd in Brussels Airport, waarbij er in totaal bij 733 passagiers vlees in beslag werd genomen met een gewicht van meer dan 3.000 kilogram.
In de distributiesector worden de operatoren gecontroleerd volgens de geplande inspectiefrequentie voor hun activiteit. Klachten worden ook behandeld binnen de vastgestelde termijnen. De lokale controle-eenheden werken nauw samen met de lokale politie in de buurt en voeren regelmatig gecoördineerde acties uit met andere diensten. De nauwe samenwerking met de lokale politie maakt een regelmatige uitwisseling van informatie en meer gerichte interventies mogelijk voor de veiligheid van de voedselketen in een wijk en elders in België.
Er zijn geen sancties voor passagiers die vlees, vleesbereidingen en vleesproducten invoeren via hun bagage. De goederen worden in beslag genomen. In geval van overtredingen op de CITES-wetgeving wordt er door de FOD Volksgezondheid wel een vervolg aan gegeven.
In de distributiesector worden de controles van het FAVV uitgevoerd aan de hand van checklists met verschillende items waaraan een operator dient te voldoen. Elk item wordt gewogen volgens het risico dat ermee gepaard gaat, gaande van 0 tot 1, 3, 10 enzovoort. Op basis van de resultaten van alle checklists die bij een bepaalde operator worden nagekeken, kunnen acties worden ondernomen.
Voor wat het Interceptproject betreft zou ik u graag doorverwijzen naar minister Khattabi, bevoegd voor Leefmilieu.
Ondanks de terugval van de gezamenlijke acties wegens de COVID-19-pandemie is er blijvend ingezet op het uitvoeren van gezamenlijke acties met de douane.
In 2023 werden er dubbel zoveel acties uitgevoerd als in 2018, 56 in vergelijking met 25. Daarbij werden er ook op bijkomende plaatsen controleacties uitgevoerd. De praktische coördinatie van deze acties binnen het FAVV is verschoven van het centrale naar het lokale niveau, wat een gunstige invloed heeft gehad op de lokale samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de douane en het FAVV.
Er worden eveneens centrale afspraken gemaakt tussen de douane en het FAVV. Jaarlijks vindt een overleg plaats met alle deelnemende diensten. Daarnaast wordt er op regelmatige basis overleg georganiseerd tussen de centrale douane en de diensten van het FAVV over specifieke elementen van de samenwerking tussen beide diensten. Zowel op lokaal als centraal niveau zijn er contacten naar aanleiding van concrete dossiers of specifieke vragen.
04.03 Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Dit is inderdaad een complexe problematiek, zoals ik al aangaf in mijn eerste vraag. Ik heb daar net als u mijn spreektijd overschreden, wat aantoont dat er wel wat te vertellen valt over bushmeat en dat het niet evident is om die problematiek aan te pakken.
U hebt mij vooruitgeholpen door mij door te verwijzen naar twee van uw collega's, onder wie minister Khattabi voor het Interceptproject. Ik zal de cijfers met betrekking tot de douane opvragen bij minister Van Peteghem, zodat ik daarop een iets completer zicht krijg.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
05.01 Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de minister, het Nederlandse consumentenprogramma Keuringsdienst van waarde wijdde enige tijd geleden een uitzending aan fraude met bijenhoning.
Uit een kwaliteitstest van 15 soorten honing, uitgevoerd door een erkend labo, bleek er geen vuiltje aan de lucht, maar op aangeven van honingexpert Wim Reybroeck over toevoegingen van substanties uit China die niet detecteerbaar zijn in officiële controles volgens de AOAC-methode, bleek dat 11 van de 15 onderzochte soorten honing toegevoegde C3-suikers bevatten. Het probleem is dat de officiële onderzoeksmethode test op de aanwezigheid van C4-suikers, die uit maïs of suikerriet komen. Inmiddels komen vanuit China siropen van C3-suikers, gemaakt uit suikerbiet, tarwe of rijst, die worden toegevoegd aan honing, dat ook een C3-product is. Zo’n siroop kost 500 tot 800 dollar per ton en door hem te mengen met echte honing kunnen grote winsten worden gemaakt. Dat aandeel kan oplopen tot 50 %. Die C3-siropen zijn via het internet te koop, met de garantie dat ze niet worden gedetecteerd bij controles.
Duitse labo’s hebben een methode ontwikkeld om toegevoegde C3-suikers te detecteren. Dat bleek in 11 van de 15 onderzochte honingsoorten het geval te zijn. Dat dit gebeurt zou op EU-niveau geweten zijn, maar fraudeurs kunnen niet beticht worden van oneerlijke handelspraktijken omdat de C3-suikers niet detecteerbaar zijn via de officieel erkende controlemethode. Een nieuwe methode op basis van C3-suikers introduceren zou drie jaar kosten.
Worden er ook in ons land controles uitgevoerd op de samenstelling van honing? Worden daarbij inbreuken vastgesteld? Indien ja, gaat het dan over de toevoeging van C3- of C4-suikers? Is het FAVV op de hoogte van de massale import van C3-siropen in de EU? Werd u daarover al gecontacteerd door de Imkersbond?
05.02 Minister David Clarinval: Mijnheer De Caluwé, beginnen doe ik met een precisering van uw vraag. De vervalsing van honing die er met name in bestaat om vrijwillig glucoseproducten toe te voegen aan de honing op het moment van de mengeling, is economische fraude. Voorafgaand aan de verkoop van de honing is het a priori niet nodig om die aan controles te onderwerpen, maar de economische actoren die deze producten op de markt brengen moeten zich houden aan de regels van het koninklijk besluit van 19 maart 2004 en van de Europese FIC-verordening EU 1169/2011. Die bepalingen worden trouwens gecontroleerd door de Economische Inspectie, een dienst die afhangt van de FOD Economie.
De vereisten op het vlak van volksgezondheid en voedselveiligheid vallen onder de bevoegdheid van het FAVV. In zijn missie voert het FAVV bemonsteringen uit om residuen op te sporen van geneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen of de aanwezigheid van lood. Dat gebeurt voor zowel de Belgische producenten als voor geïmporteerde honing.
Wat uw laatste vraag betreft, hoewel ik gevoelig ben voor het belang van de ondersteuning van onze Belgische imkers en van de rechtstreekse bevoorrading van consumenten, valt de promotie van landbouwproducten onder de bevoegdheid van de gewesten.
05.03 Robby De Caluwé (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Het klopt inderdaad dat een deel van de verantwoordelijkheid bij de regio's ligt. Mijn collega's in het Vlaams Parlement zullen uw Vlaamse collega daarover bevragen.
U hebt mij voor een stuk gecorrigeerd door te zeggen dat het om fraudeurs gaat, aangezien het om oneerlijke handelspraktijken gaat. Ik denk dat het goed is om te zoeken naar manieren om C3-suikers te detecteren, zodat we in de toekomst niet meer met fraude daaromtrent geconfronteerd worden.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
De behandeling van de vragen eindigt om 15.13 uur.
Le développement des questions se termine à 15 h 13.