Commission
des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions |
Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen |
du Mercredi 13 mars 2024 Après-midi ______ |
van Woensdag 13 maart 2024 Namiddag ______ |
Le développement des questions commence à 14 h 56. La réunion est présidée par Mme Cécile Cornet.
De behandeling van de vragen vangt aan om 14.56 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Cécile Cornet.
01.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, de federale regering stelt een hervorming voor van het ziektepensioen voor statutaire ambtenaren. Op zich is dat een goed idee, maar sta mij toch toe om daaromtrent een paar vragen te stellen.
Zo lees ik onder meer dat er via Medex een terug-naar-werktraject komt voor statutaire ambtenaren. Het lijkt min of meer op het traject dat van toepassing is voor niet-statutaire werknemers, via de ziekenfondsen. Ook hier wordt aangevangen met een vragenlijst. We weten dat het belangrijk is om zo spoedig mogelijk in te grijpen wat betreft de resterende tewerkstellingsmogelijkheden, om zo de wedertewerkstelling te doen slagen.
Bij ambtenaren is het echter vaak zo dat, vooraleer er sprake is van het overwegen van het ziektepensioen, ze gedurende een al dan niet lange tijd – dat is zo in de meeste gevallen – hun opgespaarde ziektedagen kunnen aanwenden. Zo worden zij gedurende een langere periode doorbetaald aan 100 % van hun loon, wat veel langer is dan voor werknemers in de privésector, die het met 30 dagen gewaarborgd loon moeten stellen.
Zal de terug-naar-werkcoördinator al ingrijpen, bijvoorbeeld via het opsturen van de vragenlijst, tijdens de periode waarin de betrokkene nog zijn opgespaarde ziektedagen aan het gebruiken is of zult u wachten tot die periode voorbij is?
Kunt u verduidelijken op welke manieren de publieke werkgever en de ambtenaren geresponsabiliseerd zullen worden om deel te nemen aan het traject naar werk?
Zal Medex ook actief kijken naar tewerkstellingsmogelijkheden bij andere publieke werkgevers? Met andere woorden, hoe zal men vermijden dat het statuut een gouden kooi wordt? Stel dat er geen publieke tewerkstelling meer mogelijk is, via welke mechanismen zal de ambtenaar dan worden aangemoedigd om een geschikte job in de privésector te overwegen?
01.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer Van der Donckt, elke overheid moet de opvolging van langdurig zieke statutaire ambtenaren regelen in de eigen personeelsstatuten. Voor de federale overheid is er een belangrijk koninklijk besluit van oktober 2022, waarmee de artsen van Medex de bevoegdheid hebben gekregen om de arbeidsgeschiktheid van langdurig zieke ambtenaren in te schatten, zoals de adviserend artsen van mutualiteiten dat doen voor loontrekkenden in de privésector of voor medewerkers met een arbeidsovereenkomst.
Medex stuurt momenteel alleen naar de federale statutaire ambtenaren een vragenlijst en dit vanaf de vijfenveertigste afwezigheidsdag. De inschatting van de arbeidsgeschiktheid moet gebeuren voor de zeventigste afwezigheidsdag. We maken daarbij geen onderscheid tussen ambtenaren naargelang ze hun ziektekapitaal al dan niet hebben uitgeput.
De adviezen die Medex kan geven naar aanleiding van de inschatting van de arbeidsgeschiktheid zijn gelijkaardig aan die van de adviserend artsen van de VI's. Dat kan bijvoorbeeld gaan om het advies om een re-integratietraject bij de arbeidsarts-preventieadviseur op te starten omdat men heeft geoordeeld dat een werkhervatting mogelijk is, mits aangepast of ander werk, of het kan gaan om een toelating van de arts van Medex om het werk te hervatten met verminderde prestaties. De hervorming zal niets aan dit systeem veranderen.
We voeren in de eerste plaats een vorm van responsabilisering in via het koninklijk besluit tot modernisering van de procedure voor de medische evaluatie van de arbeidsgeschiktheid van ambtenaren. Zodra dat besluit van kracht zal zijn, komt er een extra voorwaarde waaraan de werkgever moet voldoen vooraleer die een vraag kan indienen voor een werknemer die zijn kapitaal aan ziektedagen heeft uitgeput. Om een ontvankelijke aanvraag in te kunnen dienen, zal de werkgever moeten kunnen aantonen dat er voldoende concrete initiatieven genomen zijn om die ambtenaren te re-integreren. Dat kan bijvoorbeeld gaan om een onderzoek naar de redelijke aanpassingen wanneer de ambtenaar een handicap heeft, of naar de organisatie van een re-integratietraject zoals bedoeld in de codex over welzijn op het werk. Het kan gaan om een formeel of een informeel re-integratietraject.
Besturen waar het kapitaal aan ziektedagen niet in een toepasselijk statuut is voorzien, zullen pas na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van minstens negen maanden een ontvankelijke aanvraag kunnen indienen aan dezelfde voorwaarden. Die maatregel voeren we in om een mogelijke re-integratie alle kansen te geven.
De TAVA, om deze afkorting te gebruiken, is meer dan een naamsverandering. Er zijn drie belangrijke vernieuwingen: een periodieke re-evaluatie van de arbeidsongeschiktheid, de invoering van begeleiding en de aanpassing van de cumulregeling. De arts van Medex zal de arbeidsgeschiktheid altijd evalueren in het licht van de functie die de betrokken ambtenaar uitoefende alvorens ziek te worden. De focus ligt op wat wel nog kan, zodat de terug-naar-werkcoördinator de ambtenaar kan ondersteunen bij het vinden van een gepaste begeleiding naar werk. Dat is dan bij voorkeur een aangepaste job bij de eigen werkgever, maar als dat niet meer kan, wordt ook elders gekeken, waarbij eventueel de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding wordt ingeschakeld.
Een specifieke situatie ontstaat wanneer Medex naar aanleiding van een re-evaluatie oordeelt dat de ambtenaar opnieuw 100 % arbeidsgeschikt is. Dankzij de aanpassingen aan de pensioenwetgeving kan de werkgever dan gedurende de zogenaamde buffertermijn een passende functie voor de betrokkene zoeken – ofwel de oorspronkelijke functie, ofwel een functie die daarmee overeenkomt. De voorgestelde functie moet natuurlijk altijd verenigbaar zijn met de gezondheidstoestand van de ambtenaar en mag geen risico vormen voor een regelmatige terugkeer naar het werk.
Wanneer de ambtenaar een passende functie aangeboden heeft gekregen, maar het werk niet heeft hervat, wordt zijn tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering stopgezet. De betrokkene wordt in dat geval ambtshalve onderworpen aan de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering en de moederschapsverzekering. Indien de ambtenaar geen passende functie aangeboden krijgt, wordt de tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering voor ambtenaren stopgezet en bevindt hij zich in een bezoldigde administratieve stand, bepaald in de rechtspositieregeling die van toepassing is op de personeelscategorie waartoe hij behoort. Daardoor worden zowel de ambtenaren die opnieuw volledig arbeidsgeschikt bevonden worden als hun werkgevers geresponsabiliseerd om in te zetten op re-integratie.
De grote meerderheid zal tijdens de TAVA door de terug-naar-werkcoördinator begeleid worden naar aangepast werk. Dat kan zodra de arts restcapaciteiten vastgesteld heeft bij een periodieke re-evaluatie. De nieuwe cumulatieregels zullen bovendien ambtenaren die niet 100 % arbeidsongeschikt verklaard worden, stimuleren om het werk deeltijds te hervatten, ook op de private arbeidsmarkt of als zelfstandig ondernemer.
01.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, hartelijk dank voor uw antwoord, dat – met alle respect – lang was, maar ook volledig.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
02.01 Leslie Leoni (PS): Monsieur le ministre, vous savez comme le secteur de la culture m’est cher. Je vous ai d’ailleurs interrogé plusieurs fois sur le sujet. Vous savez également que la Commission du travail des arts a suscité beaucoup de questions. Il est très important de rassurer le secteur et de mettre en place tout ce que nous avions décidé lors de ces nombreuses discussions en commission.
Lors de nos derniers échanges, vous aviez évoqué un délai de trois ans pour l’évaluation de la commission. Ce délai me semble extrêmement long. Afin d’améliorer au plus vite le fonctionnement de cette commission naissante, ne serait-il pas pertinent d’effectuer cette évaluation en deux temps pour éviter que des difficultés, qu'on ne peut pas toujours anticiper, s’accumulent avec le temps?
Toujours dans un souci de rendre cette commission la plus efficace et efficiente possible, qu’en est-il des critères d’évaluation? Est-ce que les termes de références sont déjà rédigés, communiqués? Quelles données vont être récoltées durant les prochaines années pour s'assurer de disposer de toute la matière pour évaluer correctement?
Je vous avais également demandé il y a quelques semaines si vous aviez un listing exhaustif des personnes qui participeront à la Commission des arts. Vous m’avez donné un document reprenant la liste complète des fédérations. Pour ma part, je n’attendais ni le nom des fédérations – dont la liste est publique – ni l’identité de ces personnes, mais plutôt les fonctions de ces personnes. Si j’insiste sur ce point, c’est non seulement parce que c'est mon métier, mais aussi parce que c'est très important. Au sein d’une fédération, une personne peut être qualifiée pour une discipline, mais pas forcément pour une autre. Je donne simplement l'exemple d'un sculpteur qui ne connait pas forcément les techniques de gravure ou d'une chanteuse qui ne connait pas forcément les techniques d'un musicien guitariste. Comment fonctionneront les suppléances des personnes qui seront représentantes dans cette Commission des arts?
Monsieur le ministre, j’embraie sur ma deuxième question.
Je reçois de nombreux retours d'artistes qui ont introduit une demande via la plateforme Working in the Arts, qu’ils trouvent très bien faite. Néanmoins, ils restent, depuis parfois plus d'un mois, sans aucune réponse: ni accusé de réception, ni réponse positive ou négative, ni information sur le délai prévu pour le traitement de leur dossier.
Les travailleurs des arts étaient déjà très inquiets sur le fonctionnement de la commission et sa capacité à traiter toutes les demandes qui lui seraient faites dès sa mise en place, parce qu’elles sont nombreuses. Il me semble que ce silence radio n'est pas un bon signal pour ceux qui sont déjà inquiets pour leur avenir.
Monsieur le ministre, pourriez-vous rassurer ce secteur sur le bon fonctionnement de la commission et de la plateforme en ligne? Quel est le délai normal attendu pour obtenir une réponse quant au dossier introduit?
02.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Madame Leoni, il est vrai que la loi prévoit que le fonctionnement de la commission, de même que son cadre réglementaire, seront évalués trois ans après le début de ses activités. Cela ne constitue pas un obstacle à un suivi régulier des travaux de la commission et à des ajustements lorsque cela est nécessaire, tenant compte toutefois du fait que la période d'affaires courantes ne laissera pas beaucoup de marge de manœuvre en la matière.
Mes collaborateurs ainsi que l'équipe du SPF Sécurité sociale en charge du secrétariat de la commission sont en contact régulier avec les membres de cette commission et des représentants des fédérations ou des organisations syndicales afin de répondre aux multiples questions que la nouvelle réglementation peut susciter. Ils sont à l'écoute des préoccupations qui leur sont transmises.
Quant aux critères d'évaluation, il est important qu'ils soient déterminés par la commission elle-même tout en respectant notre cadre juridique en vigueur. Il est en effet nécessaire que la commission interprète de manière uniforme certaines notions issues des textes juridiques et qu'elle puisse déterminer les critères appliqués lors de l'évaluation des activités – et les activités qui répondent à ces critères – afin de garantir une égalité des traitements entre les usagers. Cette mission d'établir un cadastre fait d'ailleurs partie des missions légales de la commission.
La commission discute en interne, déjà depuis plusieurs semaines, de ces critères. Il s'agit également d'un processus évolutif. L'idée est d'avoir un cadre de référence transparent et régulièrement mis à jour. La commission sera également amenée à produire des statistiques anonymisées sur la base des données dont elle dispose dans le cadre des dossiers. Seules peuvent être récoltées les données nécessaires à l'évaluation du dossier.
Concernant les experts du travail des arts qui siègent dans la commission, je peux vous confirmer que dans le processus de composition de la commission, une répartition équilibrée entre les représentants des différents domaines des arts et des métiers artistiques et techniques a pu être trouvée, comme exigé par la réglementation. Je tiens à souligner l'importance du fait que les membres de la commission – contrairement à d'autres commissions – ne s'exprimeront jamais sur la qualité des activités artistiques, techniques ou sur le soutien des demandes. Ainsi, ils apportent leurs expertises dans l'analyse du professionnalisme et de la nature artistique des activités.
C'est pourquoi il est crucial que les membres de la commission aient en premier lieu une excellente connaissance de la pratique professionnelle artistique et de la protection sociale des travailleurs des arts. Ainsi, leur expertise dans tel ou tel domaine artistique est importante mais plutôt complémentaire par rapport à l'importance de leur connaissance du professionnalisme propre au secteur artistique.
De plus, la plupart d'entre eux ont une expérience très étendue dans différents domaines artistiques à la fois. C'est d'ailleurs une tendance que l'on observe de plus en plus dans le secteur artistique: les travailleurs des arts travaillent de manière multidisciplinaire. Nous pouvons donc donner une idée de l'expertise générale des experts du travail des arts en nous basant sur leur CV.
Quant aux membres effectifs et suppléants, les binômes constitués disposent généralement d'une expertise équivalente. Ils sont invités à s'organiser entre eux pour prendre part aux réunions. Il va de soi qu'ils peuvent se consulter de leur propre initiative et se concerter dans la phase préparatoire d'examen des dossiers si nécessaire.
S'agissant de votre question sur l'absence de réponse aux demandes, le 12 décembre 2023, les bénéficiaires des mesures transitoires ont reçu une lettre officielle les informant de l'octroi automatique d'une attestation du travail des arts. Cette lettre a été envoyée via eBox uniquement pour les personnes l'ayant activée. Le 21 décembre, ils ont reçu un message via notre service en ligne Working in the Arts Professional pour les informer de l'octroi automatique d'une attestation. Cette attestation apparaît automatiquement dans leur dossier en ligne sur la plateforme. Ils peuvent la télécharger à cet endroit.
Cette mesure concerne 9 299 travailleurs des arts qui bénéficiaient déjà du statut d'artiste auprès de l'ONEM, dont 1 336 avaient également un visa valable et ont donc reçu une attestation "plus" et 1 742 qui disposaient d'un visa en cours de validité et ont reçu une attestation ordinaire.
Les 9 299 travailleurs des arts qui bénéficiaient du statut d'artiste auprès de l'ONEM ont reçu une attestation "plus" sans aucun problème. La transition automatique était prévue par la réglementation, mais il est vrai que certains se sont heurtés à une difficulté technique sur la plateforme au mois de janvier. Les personnes qui disposaient d'un visa valable au 1er janvier 2024 ont reçu automatiquement une attestation ordinaire en application de la mesure transitoire. Cette étape s'est déroulée sans problème. Toutefois, les intéressés n'ont pas pu introduire de nouvelle demande, par exemple en vue d'obtenir une attestation "plus", à cause d'un problème technique. Celui-ci a été résolu par l'administration depuis le 1er février. Les personnes concernées en ont été informées et peuvent désormais introduire leur demande sans difficulté. Je comprends l'importance de leurs demandes. C'est pourquoi le secrétariat de la commission a tout mis en œuvre pour résoudre les problèmes techniques le plus rapidement possible. J'en profite pour remercier toutes les personnes concernées pour leur compréhension et leur patience.
En outre, je puis vous rassurer sur les points suivants. Au cours des premières semaines de l'année, la commission s'est réunie à plusieurs reprises en composition plénière. Elle a pu ainsi approuver son règlement d'ordre intérieur, réfléchir à son cadre d'évaluation afin d'aborder les dossiers de la même manière dans chaque rôle linguistique et dans chaque chambre, discuter de la façon de considérer certaines notions et certains revenus comme bourses et subsides et, enfin, définir ses attentes en termes de plans de carrière pour les conditions d'obtention de l'attestation Starter ou encore en ce qui concerne les preuves de revenus d'activité principale. Ce travail était indispensable pour pouvoir débuter sereinement les travaux et l'examen des dossiers en Chambre restreinte – ce qui est maintenant chose faite. Les premières décisions ont à présent été envoyées, et c'est une très bonne nouvelle.
Pour ce qui concerne le délai de traitement des demandes d'attestation, la réglementation prévoit que la commission dispose d'un délai indicatif de trois mois, à partir du moment où le dossier a été déclaré complet par le secrétariat de la commission. Tout le processus de la demande d'attestation est détaillé dans le manuel explicatif se trouvant dans l'onglet "support" du site workinginthearts.be. Je puis vous assurer que le secrétariat de la commission souhaite parvenir, sur le long terme, à des délais inférieurs à ces trois mois.
Pour les premières demandes, certains dossiers ne sont pas encore complets. Leurs auteurs vont être contactés par le secrétariat de la commission afin qu'ils puissent transmettre des informations ou pièces complémentaires. Je puis vous informer que, depuis la fin janvier, les demandeurs reçoivent un accusé de réception lors de la soumission de leur demande. Ils doivent également vérifier leurs spams à cet effet.
S'agissant des nouvelles attestations, les premières décisions pour 2024 ont été prises par la commission la semaine dernière. Au total, 61 d'entre elles ont été approuvées.
Je crois donc que la transition du statut d'artiste à l'attestation des arts est un grand projet. Il n'est pas illogique qu'il y ait des problèmes techniques mais, dans l'ensemble, la transition est bien gérée par les services du gouvernement fédéral que je remercie pour leur travail.
Les travailleurs des arts qui rencontrent encore des problèmes sur la plateforme sont invités à contacter l'équipe Working in the Arts via le formulaire de contact du site web que je peux vous communiquer par écrit.
02.03 Leslie Leoni (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Toutefois, en réplique à ma première question, je peux vous dire que le délai me semble assez long. La mise en place est tellement complexe que l'évaluation est difficilement accessible.
Je suis rassurée de vous entendre dire que le contact est régulier avec les fédérations et le secteur. C'est très positif. Là où je ne suis pas d'accord et j'en reviens à ma question, c'est que, bien qu'il y ait une répartition équilibrée des suppléances et des binômes, je reste convaincue qu'un plasticien, par exemple, ne pourra pas juger correctement un comédien, même si les artistes sont multidisciplinaires et polyvalents. J'en suis persuadée. Laissez-moi ma spécificité dans ces compétences fédérales qui sont celles-là. Je sais quand même depuis plus de vingt ans de quoi je parle.
Pour ce qui est de ma deuxième question, monsieur le ministre, je vous remercie de vos informations que je ne manquerai pas de communiquer aux artistes qui m'ont posé la question.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
03.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, dit is alweer een vraag over de terug-naar-werktrajecten. Dit is een dossier dat mij interesseert en waarvoor ik u in het verleden al bloemetjes heb gegeven. Ik zal dat nu opnieuw doen, hoewel er hier en daar nog wel wat mankementen zijn.
De Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (HZIV) en het ziekenfonds van HR Rail werden blijkbaar niet meegenomen in de globale doelstellingen wat betreft het doorsturen van zieken naar de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdiensten in het kader van trajecten naar werk.
Voor HR Rail is dat nog enigszins te begrijpen omdat de aangeslotenen statutair benoemd zijn, maar voor de HZIV vind ik dat toch eigenaardig. Deze verzekeringsinstelling is immers goed voor ongeveer 107.000 leden, wat niet weinig is. Daaronder zijn ook vaak mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Klopt het dat zieken die lid zijn van de HZIV niet meegenomen zijn in de doelstellingen voor doorverwijzing naar de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdiensten? Waarom werd deze keuze gemaakt? Worden er dan effectief ook nooit leden van de HZIV doorverwezen naar de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdiensten? Indien dat niet het geval is, om hoeveel personen gaat het dan? Wat zijn de laatst beschikbare cijfers?
03.02 Minister Frank Vandenbroucke: De Hulpkas verwijst iedereen die nood heeft aan een intensief traject, zoals deze die door de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdiensten worden aangeboden, ook daadwerkelijk door naar deze diensten. Deze trajecten vallen ook binnen het contingent van de raamakkoorden en worden op de afgesproken manier gefinancierd.
In tegenstelling tot de vrije verzekeringsinstellingen heeft de Hulpkas echter geen extra middelen ontvangen voor de inzet van terug-naar-werkcoördinatoren. De responsabilisering die we via de VARAK-parameters voor de andere VI's hebben ingevoerd, is ook niet van toepassing op de Hulpkas, omdat het om een openbare instelling van sociale zekerheid gaat, die op een andere manier wordt gefinancierd. Er is dus wel een verschil.
Voor het jaar 2023 werden 153 leden doorverwezen naar de regionale arbeidsbemiddelingsdiensten: 67 naar de VDAB, 53 naar FOREM, 32 naar Actiris en 1 naar het ADG. Als men kijkt naar de omvang en de aard van het ledenbestand van de Hulpkas, past dit resultaat binnen de normale verwachtingen.
03.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
Ik heb u toch goed horen zeggen dat de Hulpkas geen specifieke middelen heeft ontvangen? Is daar een reden voor? Is dat vergeten of zijn er geen middelen?
03.04 Minister Frank Vandenbroucke: Dat is een heel andere instelling, te vergelijken met een klassieke sociale parastatale. De Hulpkas heeft het financieel moeilijk. Dat is iets anders. Wij hebben in de voorbije periode al veel gesprekken met hen gevoerd. Wij hebben er ook voor proberen te zorgen dat zij financieel over de middelen kunnen beschikken die volgens ons noodzakelijk zijn voor het geheel van hun opdrachten, want ze hebben een globale werkings- en financiële problematiek aan mij voorgelegd. We bekijken dat voor de Hulpkas in het geheel. We hebben dus niet in een aparte financiering voorzien. Dat is de verklaring daarvoor.
03.05 Wim Van der Donckt (N-VA): Dat is een beetje vreemd. Mensen die aangesloten zijn bij de Hulpkas hebben toch dezelfde rechten op integratie als mensen die bij een verzekeringsinstelling zijn aangesloten?
03.06 Minister Frank Vandenbroucke: Ik kan u daarin volgen en ik wil daar ook over nadenken in een volgende fase. De cijfers die ik heb gegeven zijn echter niet zo slecht.
03.07 Wim Van der Donckt (N-VA): Als de Hulpkas het dan zo goed kan zonder middelen, waarom moeten de vrije instellingen dan wel nog zo veel centen krijgen?
03.08 Minister Frank Vandenbroucke: Die worden anders gefinancierd.
Het incident is gesloten.
L'incident est
clos.
04.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, ik kom nog even terug op deze problematiek, die al verschillende malen aan bod is gekomen.
Ik heb de cijfers opgevraagd over de opdeling van het aantal terug-naar-werktrajecten per gewest. Die cijfers verwonderden mij sterk. Ik heb ook gepeild naar de parameters die u daarbij gebruikt hebt. In uw laatste antwoord werd er verwezen naar een inschatting van de zuigkracht van de arbeidsmarkt die in Vlaanderen groter zou zijn. Ik was dus verwonderd over dat antwoord en bleef op mijn honger zitten. Kunt u toelichten hoe die 'zuigkracht' berekend werd en op welke manier dat resulteerde in die specifieke, ver uit elkaar liggende doelstellingen per gewest?
Daarnaast stond in het najaar van 2021 in de specifieke begrotingsnotificaties inzake arbeidsongeschiktheid te lezen dat er vanaf 2023 een jaarlijkse bijkomende dotatie, een enveloppe dus, bestaande uit het aantal bijkomend te realiseren trajecten ten opzichte van 2022 maal 4.000 euro per traject zou worden voorzien. Kunt u toelichten hoe deze middelen in 2023 werden verdeeld? Voor hoeveel trajecten per gewest werd 4.000 euro per traject toegekend?
Ten derde werd destijds gesteld dat dit bijkomende budget tot doel zou hebben om een sterkere proportionele inhaaloperatie te ondersteunen voor regio's waar vandaag de begeleidingsratio achterop ligt. Dat wekte bij ons de bezorgdheid op dat de regio's die in het verleden al meer inspanningen hadden geleverd financieel relatief benadeeld zouden worden. Dat lijkt ons niet rechtvaardig. Kunt u verduidelijken of deze extra budgetten al dan niet proportioneel de regio's hebben bevoordeeld met een achterstand inzake de doorverwijzing van langdurig zieken naar de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdiensten?
Tot slot stond in diezelfde notificaties ook het volgende te lezen: “Het niet behalen van de afgesproken objectieven – buiten een af te spreken tolerantiemarge, die gelijk is voor iedere regio – heeft een impact op de deelenveloppe voor de volgende periode." Hoe evalueert u deze bepaling, wetende dat het gebrek aan doorverwijzingen door de ziekenfondsen, en dus niet het gebrek aan inspanningen door de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdiensten zelf, een belangrijke reden is waarom de doelstellingen niet gehaald worden?
04.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer Van der Donckt, u kent het principe van de raamovereenkomsten die gemaakt zijn tussen het RIZIV en de deelentiteiten. In de afsprakennota hoort bij elke raamovereenkomst een ambitie inzake het aantal te starten trajecten. Die ambitie houdt rekening met de concrete situatie in de betrokken entiteit. Wat ik heb willen zeggen, is dat de toestand van de arbeidsmarkt verschilt per entiteit. De spanning op de arbeidsmarkt en de arbeidsparticipatie zijn niet dezelfde in de drie gewesten. Er werd ook rekening gehouden met de competenties die al verworven waren bij de regionale diensten inzake het begeleiden van arbeidsongeschikten die nog over voldoende restcapaciteit beschikken.
Voor de opvolging van de raamovereenkomsten is er een strategisch comité opgericht, met vertegenwoordigers van elk van de ondertekenende partijen. De doelstelling van dit comité is in het bijzonder de opvolging van de socio-professionele re-integratietrajecten, met de bedoeling samen vooruit te gaan en de ambities te verwezenlijken. Concreet voorzien de raamovereenkomsten in een basisfinanciering van 4.800 euro per traject. Het aantal gefinancierde trajecten binnen deze raamovereenkomsten wordt vastgelegd volgens de volgende verdeelsleutel: 5.000 in Vlaanderen, 300 in Brussel, 1.330 in Wallonië, en 25 in de Duitstalige Gemeenschap. Als men al die trajectgegevens vermenigvuldigt met 4.800 euro geeft dat bedrag de basisfinanciering aan. De totale financiering over de verschillende entiteiten bedraagt 31.944.000 euro. Ik kan u het tabelletje geven.
De trajecten die vanaf 1 januari 2023 door de regionale arbeidsbemiddelingsdiensten worden gerealiseerd boven op die waarin voorzien is in de raamovereenkomsten, worden ook gefinancierd aan de kostprijs van 4.800 euro per traject. Op het bedrag van deze eenheidsprijs wordt bovendien één indexering per jaar toegepast. Om die bijkomende financiering van de arbeidsbemiddelingsdiensten binnen de terug-naar-werktrajecten te bekostigen, wordt er ook in een bijkomend budget voorzien op het federale niveau. Voor het dienstjaar 2023 hebben alle regionale arbeidsbemiddelingsdiensten de vooropgestelde trajecten zoals voorzien in de basisfinanciering van de raamovereenkomsten gerealiseerd, met uitzondering van de Duitstalige Gemeenschap. De raamovereenkomst met de Duitstalige Gemeenschap werd pas begin 2024 ondertekend, waardoor de voorziene financiering voor het jaar 2023 niet zal worden toegekend.
De definitieve afrekening voor het aantal bijkomende trajecten dat per regionale instelling dient te worden gefinancierd, boven op de toegekende basisfinanciering, is op dit moment nog niet gekend voor 2023. Op basis van de definitieve resultaten met betrekking tot het totale aantal gerealiseerde trajecten kunnen de raamovereenkomsten mogelijk worden herzien. Gelet op het feit dat alle regio’s, abstractie makend van de Duitstaligen, de basisfinanciering hebben behaald in 2023, zal het aantal gefinancierde trajecten binnen de verschillende raamovereenkomsten alvast niet naar beneden worden herzien.
Rekening houdend met het definitieve aantal gerealiseerde trajecten voor 2023, kan er per regionale bemiddelingsdienst een analyse worden uitgevoerd, om na te gaan of de basisfinanciering in het kader van de raamovereenkomst naar boven moet worden herzien voor de komende jaren.
In antwoord op uw laatste vraag maak ik u er attent op dat de impact op de deelenveloppe wordt bepaald door twee elementen, zijnde het aantal trajecten, maar ook het tewerkstellingspercentage. De geambieerde doelstelling voor het aantal trajecten boven op de basisfinanciering werd in 2023 wel behaald door Forem en Actiris en niet door de VDAB. Dat heeft deels te maken met het doorwijspotentieel van de VI’s, maar deels ook met de problemen met wachtlijsten bij de VDAB, door een gebrek aan gespecialiseerde bemiddelaars in 2023. De VDAB bevestigde ons ondertussen dat de problemen opgelost zouden zijn. In januari 2024 zagen wij dan ook effectief een stijging met meer dan 40 % van het aantal aanmeldingen in vergelijking met januari 2023.
Voor de tewerkstelling weten wij dat Vlaanderen voor 2023 voldoet aan de doelstelling van het raamakkoord, namelijk een groei van 35 % naar 40 %. In de andere regio’s hebben wij daar op dit moment echter nog geen zicht op. In ieder geval zullen de behaalde resultaten deel uitmaken van de evaluatie van het beleid dat in de loop van 2024 zal worden uitgevoerd. De onderhandelingen over een volgende generatie raamakkoorden komen natuurlijk toe aan een volgende regering.
Dat waren mijn antwoorden.
04.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor dit uitvoerig antwoord. Ik zal dat grondig evalueren en eventueel een bijkomende vraag hierover stellen.
Het incident
is gesloten.
L'incident est
clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.33 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15 h 33.