Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
du Mercredi 27 mars 2024 Après-midi ______ |
van Woensdag 27 maart 2024 Namiddag ______ |
Le développement des questions commence à 15 h 31. La réunion est présidée par M. Ortwin Depoortere.
De behandeling van de vragen vangt aan om
15.31 uur. De
vergadering wordt voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
Les textes figurant en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes déposés par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
De voorzitter: Collega's, voor de mondelinge vragen hebben we tijd tot 17.15 uur, maar ik denk dat het wel lukt om al de vragen binnen die tijdspanne te behandelen.
Aangezien er een probleem is met de timer, reken ik op uw fair play. Ik zal de spreektijden alleszins zelf ook in de gaten houden.
01.01 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mevrouw de minister, ik ben uitzonderlijk aanwezig in de commissie voor Binnenlandse Zaken voor een heel specifieke vraag in verband met het professioneel handelingskader. De politiezone van Gent ontwikkelde samen met onder andere de politiezone van Antwerpen een stappenplan om zo objectief mogelijk te beslissen wie door de politie gecontroleerd dient te worden: een handelingskader. Wegens het succes wordt dat professioneel handelingskader nu ook nationaal uitgerold bij alle korpsen, wat betekent dat er ook een nationale opleiding voor zal komen.
Er kan bij de opleiding ter zake gebruik worden gemaakt van virtual reality, zodat de opleiding zo levensecht mogelijk is. De politie van Gent heeft daar heel goede ervaringen mee. Men vraagt van op het terrein om ook op nationaal niveau dergelijke VR-opleidingen te organiseren. Dergelijke opleidingen – zo bestaan er ook in Nederland - zijn nu eenmaal kwalitatief sterker.
Mevrouw de minister, hebt u weet van die vraag? Steunt u die en zult u de nodige stappen doen om eraan tegemoet te komen?
01.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Van Bossuyt, het thema ligt ook mij na aan het hart en daarom hebben we inderdaad werk gemaakt van het handelingskader.
Enkele lokale politiezones hebben het handelingskader professioneel profileren al overgenomen en ingebed in hun werking. Ze controleren ook de toepassing ervan en maken daarvoor gebruik van virtual reality.
Korpschefs mogen autonoom bepalen op welke manier ze het handelingskader in hun lokale zone willen introduceren. Er was mij nog niet formeel gevraagd om een virtualrealityopleiding te ontwikkelen en ter beschikking te stellen voor de volledige geïntegreerde politie.
Het Hanna Arendt Instituut ontwikkelt momenteel in samenwerking met vertegenwoordigers van de lokale en de federale politie en andere stakeholders een onlineopleiding rond het handelingskader. Die opleiding, die op de theorie van het handelingskader professioneel profileren focust, zal voor de volledige geïntegreerde politie beschikbaar zijn.
Ondanks de voordelen die virtual reality biedt, is de opleiding gestoeld op de principes van het zogenaamde blended learning, waarbij digitaal onderwijs wordt afgewisseld met onderwijs face to face op een individuele manier. Daarbij wordt de e-learningmodule met videomateriaal aangevuld met ruimtes voor interactie en actieve groepsdiscussies. Zo doen we een eerste stap, want niet elke politiezone heeft al virtual reality ter beschikking.
01.03 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik begrijp dat de vraag over de virtualrealityopleiding nog niet formeel aan u was gesteld. Bij deze is dat dus gebeurd.
U zegt dat er als eerste stap een onlineopleiding wordt aangeboden. Komt de VR-opleiding dan nadien aan bod? Op welke manier moet ik die eerste stap interpreteren?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02.01 Barbara
Pas (VB): Naar aanleiding van de blijvende en flagrante overtredingen van de
taalwetgeving voor wat betreft het wervingsbeleid van de Brusselse
politiezones, heb ik tegen elk van deze zones een klacht ingediend bij de Vaste
Commissie voor Taaltoezicht. De VCT achtte mijn klachten uiteraard ontvankelijk
en gegrond. Zij stelde verder dat luidens artikel 58 van de SWT alle
administratieve handelingen en verordeningen die strijdig zijn met de
Bestuurstaalwet nietig zijn, nietigheid die wordt vastgesteld door de overheid
van wie de handelingen uitgaan of door de toezichthoudende overheid.
Verder
stelde zij dat zij over de problematiek hoorzittingen zou houden, meer bepaald
met Werkenvoor.be en de verantwoordelijke diensten van de politie.
Hoeveel
onwettige handelingen werden door elk van de zes politiezones conform artikel
58 SWT nietig verklaard ingevolge deze adviezen van de VCT?
Hoeveel
ervan werden door de toezichthoudende overheid nietig verklaard?
Welke
besluiten trekt u hieruit en welke gebeurlijke maatregelen koppelt u aan deze
besluiten?
Kan u
preciseren wat er verder gekomen is van de hoorzittingen die de VCT in haar
adviezen aankondigde? Wanneer hebben die plaatsgegrepen, met welke diensten van
de politie, wat werd eruit besloten en wat hebben ze opgeleverd?
Hoe
gaat u verder beleidsmatig om met deze adviezen van de VCT en de erin
aangekaarte problematiek?
Uw
diensten bezorgden mij de meest recente cijfers (van 1 januari 2024)
over de taalkennis van de politieambtenaren in dienst bij de 6 Brusselse
politiezones. Daaruit blijkt dat het met de tweetaligheid, een wettelijke
verplichting, van kwaad naar erger gaat. Voor het eerst daalt het aantal
agenten dat het Nederlands beheerst onder de 50 %. Onder deze vivaldiregering
daalde het aantal tweetalige agenten van 51,6 % in 2021 naar 45,6 %
in 2024, een achteruitgang met 6 procentpunten op vier jaar tijd. Dat is niet
verwonderlijk als men kijkt naar de taalkennis van de nieuw aangeworven
agenten: slechts rond de 10 % ervan is tweetalig. Dit probleem treft, door
de gebrekkige talenkennis van de Franstalige kandidaten, enkel de
Nederlandstalige burgers. Daar waar minder dan 50 % van de Brusselse
agenten Nederlands kent, is 96 % van hen wel het Frans machtig.
De verantwoordelijkheden
voor deze onaanvaardbare toestand zijn gedeeld. Het Franstalig onderwijs in
Brussel faalt over de hele lijn om tweetaligen af te leveren, de Brusselse
politiezones vegen hun voeten aan de taalwet bij hun wervingsbeleid, en
controle, laat staan sanctionering op dit onwettig handelen bestaat er niet.
U
beschikt als minister van Binnenlandse Zaken nochtans over diverse
mogelijkheden en bevoegdheden om hierop in te grijpen. De
onderwijstaalbevoegdheid in Brussel is een federale residuaire bevoegdheid en
zou kunnen worden aangewend om in het Franstalig Brussels onderwijs behoorlijk
Nederlandstalig onderwijs te laten verstrekken. Het onderwijs of de kennis van
de twee talen zou bij de opleiding in de Brusselse politieschool (GIP)
verankerd en verplicht kunnen worden. Er kan een effectief toezicht en
vernietigingsbeleid worden ingesteld om taalwetovertredingen in deze
aangelegenheid tegen te gaan. En wellicht zijn er nog andere mogelijkheden.
Hoe
evalueert u de vernoemde evolutie van de cijfers?
Welke
maatregelen heeft u tijdens uw ministerschap genomen om deze situatie te doen
keren?
Welke
maatregelen neemt u nog in dat verband?
02.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Pas, de taalkennis van de lokale Brusselse politiediensten en het nemen van maatregelen hieromtrent zijn een bevoegdheid van de Brusselse gemeenten en politiezones en van de toezichthoudende overheid, met name het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is dan ook het beste om zich tot hen te richten voor deze vragen.
De Vaste Commissie voor Taaltoezicht heeft mij meegedeeld dat de hoorzittingen in het najaar zullen worden georganiseerd. De ondernomen acties situeren zich voornamelijk op het vlak van de rekrutering. De federale politie onderneemt in samenwerking met interne en externe partners initiatieven die gericht zijn op het aantrekken van Nederlandstalige kandidaten voor Brussel, onder meer door het organiseren van rekruteringscampagnes waarin specifiek wordt ingezet op de rekrutering van Nederlandstaligen in Brussel. Meermaals per maand worden online-infosessies georganiseerd voor potentiële Nederlandstalige kandidaten en er worden ook samenwerkingsverbanden opgezet met partners zoals Brusafe, Nederlandstalige Brusselse scholen en de vzw CAPITAL. De federale politie neemt verder ook actief deel aan jobbeurzen voor Nederlandstalige studenten en/of werkzoekenden in Brussel. De jobbeurs van de Vrije Universiteit Brussel, Jobvillage en Tracé Brussel zijn daar enkele voorbeelden van.
Vanuit de federale politie zetten wij dus in op selectie en rekrutering voor het geheel van de geïntegreerde politie en leveren wij extra inspanningen met het oog op de rekrutering van Nederlandstaligen in Brussel, maar het is en blijft de verantwoordelijkheid van de lokale Brusselse besturen en de lokale Brusselse politiezones om politiemedewerkers aan te nemen, de kaders op te vullen en daarbij ook zo goed mogelijk antwoorden te bieden inzake de taalkennis. Ik begrijp ook dat er door de lokale korpsen wel degelijk initiatieven worden genomen om Nederlandstalige kandidaten aan te trekken. Ook daar is men zich bewust van de problematiek waarnaar u verwijst.
02.03 Barbara Pas (VB): Mevrouw de minister, ik heb gevraagd naar cijfers. Hoeveel van die onwettige handelingen werden nietig verklaard op basis van de adviezen van de VCT? Hoeveel werden er nietig verklaard door de toezichthoudende overheid? Ik heb op die vragen geen antwoord gekregen. Hebt u daarop een zicht? Of moet ik die vraag nog eens schriftelijk indienen? Ik had immers wel graag die cijfers gekregen. Al is het niet zo dat ik verwacht dat u plots daadkrachtig gaat optreden, uit uw antwoord blijkt dat dit niet het geval is.
U verwijst, net als uw voorganger, steevast naar de Brusselse besturen. Wij stellen die vraag uiteraard ook aan hen. U weet dat wij daar al decennialang geen gehoor krijgen en ondertussen gaat het van kwaad naar erger. Ik weet ook wel dat de verantwoordelijkheden verspreid liggen. Er is natuurlijk het Franstalig onderwijs in Brussel, dat er maar niet in slaagt om minimaal tweetaligen af te leveren. Er zijn de Brusselse politiezones zelf, die bij hun wervingsbeleid de taalwet vierkant aan hun laars lappen. Ook u, als voogdijminister en als minister van Binnenlandse Zaken, en uw voorganger hebben steeds nagelaten om in te grijpen.
Nochtans zijn er opties genoeg om dat wel te doen. In plaats van u achter Brussel te verstoppen – waarvan u weet dat het ook nu niet zal reageren – had u bijvoorbeeld een federaal actieplan kunnen voorstellen, iets dat we dringend nodig hebben. Ik zal u daarbij drie krachtlijnen suggereren.
Ten eerste kunt u via de federaal voorbehouden onderwijstaalbevoegdheid het Franstalig onderwijs in Brussel dwingen om aan het einde van de middelbare school tweetaligen af te leveren.
Ten tweede kunt u de kennis van de tweede taal verankeren in de opleiding tot politieagent in de Brusselse politieschool.
Ten slotte kunt u het effectief toezicht en vernietigingsbeleid weghalen bij Brussel en ervoor zorgen dat dit gevolgd wordt met betrekking tot het taalaspect bij de aanstelling van agenten.
Ik heb echter begrepen, ondanks mijn herhaaldelijk aandringen, ondanks het feit dat de situatie van kwaad naar erger gaat, dat de Brusselse paraplu, net als bij uw voorganger, blijft openstaan.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 55041789C van mevrouw Matz wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 55041794C van mevrouw Chanson vervalt.
03.01 Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn vraag zoals ik ze schriftelijk heb ingediend.
Justitie
is een federale bevoegdheid. Enkel de federale wetgever burgerlijke, straf- en
administratieve rechtscolleges kan oprichten.
Ruimtelijke
ordening en leefmilieu zijn echter al sinds de 3e staatshervorming gewestelijke
bevoegdheden. Grondwetspecialisten zijn het erover eens dat deze
bevoegdheidsoverdracht óók betrekking heeft op de justitiële aspecten over deze
materies. Ze verwijzen hiervoor naar de zgn. leer van de 'impliciete
bevoegdheden'. Dus: wie bevoegd is om regels over leefmilieu en ruimtelijke
ordening op te maken, is ook bevoegd om rechtscolleges op te richten die
betwistingen over de naleving van die regels te beoordelen.
Op
grond van die impliciete bevoegdheden richtte Vlaanderen in 2008 het
Milieuhandhavingscollege en in 2009 de Raad voor Vergunningsbetwistingen op. De
oprichting van de Raad werd bij arrest nr. 8/2011 van 07/01/2011 door het
Grondwettelijk Hof uitdrukkelijk in overeenstemming bevonden met de
grondwettelijke bevoegdheidsverdelende regels. De oprichting van het college en
verschillende latere bevoegdheidsuitbreidingen van beide Vlaamse
bestuursrechtscolleges, werden nooit aangevochten voor het Grondwettelijk Hof.
Noch de federale regering noch de overige gemeenschaps- of gewestregeringen
verzetten zich tegen deze Vlaamse initiatieven.
Hier
kwam echter zeer recent verandering in. Op 14/07/2023 keurde het Vlaams
Parlement namelijk 2 decreten goed, waarin de bevoegdheden van voormelde
Vlaamse bestuursrechtscolleges andermaal werden uitgebreid. Tegen beide
decreten werden op de valreep verschillende beroepen ingediend bij het
Grondwettelijk Hof door de Waalse Regering, de Franse Gemeenschapsregering en
het College van de Franse Gemeenschapscommissie.
N.a.v.
deze beroepen besliste de Vlaamse Regering op 08/03 jl. om deze kwestie voor te
leggen aan het Overlegcomité federale regering-gemeenschaps- en
gewestregeringen, met de vraag aan de Franstalige regeringen om de ingediende
beroepen in te trekken.
Wat is
het standpunt van de federale regering over de overeenstemming van de recent
aangevochten Vlaamse decreten met de bevoegdheidsverdelende regels?
Wat is
het standpunt van de federale regering over de door de Waalse Regering, de
Franse Gemeenschapsregering en het College van de Franse Gemeenschapscommissie
ingediende beroepen?
Welk
standpunt zal de federale regering op het OC innemen over de vraag van de
Vlaamse Regering om de ingediende beroepen terug in te trekken?
Indien
de beroepen niet worden ingetrokken: zal de federale regering in deze en de
andere ingediende beroepsprocedures tussenkomen om de bevoegdheid van het
Vlaamse Gewest mee te ondersteunen?
03.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Pas, in de eerste plaats ben ik verbaasd dat u stelt dat de Vlaamse regering op 8 maart heeft beslist een nota in te dienen bij het Overlegcomité om te vragen aan de Franstalige regeringen om hun beroepen bij het Grondwettelijk Hof in te trekken tegen de Vlaamse decreten die de bevoegdheden van de Raad voor Vergunningsbetwistingen uitbreiden. Ik weet niet wie u die informatie heeft bezorgd, maar ik kan u wel meedelen dat op basis van de informatie waarover ik beschik de aan u verstrekte informatie niet juist is. Een dergelijke nota werd niet goedgekeurd door de Vlaamse regering, dus het heeft geen zin om in te gaan op uw vragen en suggesties daarover.
Verder kan ik u meedelen dat de ministerraad intussen besliste om niet tussenbeide te komen in de procedures bij het Grondwettelijk Hof ingesteld tegen het decreet van 14 juli 2023 tot wijziging van de Vlaamse Code.
03.03 Barbara Pas (VB): Mevrouw de minister, ik vroeg ook naar uw standpunt. U bent minister van Institutionele Aangelegenheden. U zegt dat u niet zal tussenbeide komen, maar er bestaat zoiets als impliciete bevoegdheden waarover het Grondwettelijk Hof zich in dezen ook heeft uitgesproken. Ik noteer dat u daarover geen enkele mening hebt en dat deze federale regering daarover ook geen enkele mening over heeft.
Een konijn en een lichtbak, dat is helaas de kortste samenvatting.
L'incident est clos.
Het incident
is gesloten.
04.01 Philippe Pivin (MR): Madame la ministre, ma question porte sur deux aspects. Le premier est en rapport avec une réponse à une question écrite que je vous avais adressée et qui concerne le recensement des armes et des saisies d'armes par année et par province. Il me semble que cette réponse comporte des "anomalies" et je souhaiterais avoir vos explications à cet égard, et ce à deux niveaux.
Au niveau national, vous indiquez qu'en 2019, 13 611 armes à feu auraient été saisies en Belgique mais seulement 5 751 en 2023. Je m'étonne que, quatre ans plus tard, cela soit moins de la moitié, alors qu'on semble constater partout que de plus en plus d'armes circulent sur le territoire.
Les chiffres par province sont plus étonnants encore. Je veux bien concevoir que la province d'Anvers soit bonne élève en matière de saisies d'armes. Toutefois, je lis qu'en 2023, on y aurait saisi 82 armes contre 1 019 dans le Hainaut.
Madame la ministre, confirmez-vous bien ces chiffres? Ne devraient-ils pas être revérifiés?
D’autre part, pour ce qui est des armes à feu 3D, je crois que j’ai déjà eu l’occasion d’en parler par ailleurs, mais je voudrais vous questionner sur la législation qui encadre – ou plutôt qui n’encadre pas – l’impression des armes à feu en 3D.
À ma connaissance, il n’y a à l’heure actuelle que l'article 23 de la loi sur les armes qui pourrait permettre de sanctionner la possession d'un logiciel de fabrication d'une telle arme. Actuellement, détenir un plan permettant d’imprimer des pièces d’une arme à feu 3D n’est pas interdit. La notion de logiciel semble importante à définir.
La question d’une modification de la législation en vigueur ne se pose-t-elle pas pour faire face à un phénomène qui, apparemment, se développe?
Madame la ministre, mes questions portent sur les chiffres que vous m’aviez transmis en réponse à une question écrite sur les saisies au niveau national et par province.
Comptez-vous adapter et améliorer la base de données pour assurer un état des lieux précis des saisies? Des actions sont-elles déjà planifiées?
Quelle est l'opérationnalité effective des patrouilles virtuelles des services de police et d'enquête concernant le trafic des armes 3D en vente sur les sites internet?
Enfin, envisagez-vous de modifier la loi sur les armes afin de mieux circonscrire les risques de fabrication d'armes à feu 3D? Une analyse juridique ou un benchmarking avec les pays voisins européens ont-ils été réalisés par le SPF Intérieur en collaboration éventuellement avec le SPF Justice afin de s'assurer qu'il n'est pas possible d'imprimer de telles armes sans logiciel spécifique?
04.02 Annelies Verlinden, ministre: Cher collègue Pivin, je peux vous confirmer les statistiques communiquées dans ma réponse à votre question parlementaire écrite n° 2201 concernant le recensement des faits de fusillades et le nombre d’armes à feu saisies. Les saisies effectuées par les policiers de terrain, tant au niveau local que fédéral, sont répertoriées dans l’application de gestion des saisies nommées PACOS dont le core business est la traçabilité. Ce registre n’est pas prévu à des fins statistiques. À ce jour, le module de statistiques permettant d’avoir une vue générale ou encore un état des lieux des saisies à différents niveaux, que ce soit national, de l’arrondissement ou encore local, n’est pas intégré à l’application ni au niveau d’un outil spécifique de statistiques.
Le recueil des besoins en termes de statistiques a débuté auprès de différents acteurs en vue de mettre en place un outil de statistiques intégré souple dépendant des besoins formulés et des priorités octroyées. Une mise en place effective sera planifiée.
Actuellement, il n’existe pas de service au sein de la police judiciaire fédérale qui mène spécifiquement des enquêtes proactives en vue de déceler les sites proposant la vente d’armes à feu 3D. Toutefois, des sites peuvent évidemment être surveillés et/ou fermés dans le cadre d’enquêtes judiciaires concrètes.
Enfin, je peux vous informer que les lois sur les armes à feu relèvent essentiellement de la compétence du ministre de la Justice.
04.03 Philippe Pivin (MR): Je vous remercie pour les précisions et intentions que vous avez manifestées dans vos réponses. Je me permettrai d’interroger également votre collègue le ministre de la Justice sur l’éventualité d’améliorer la législation sur les armes sur ce point.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 55041871C van mevrouw Matz wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 55042086C van mevrouw Matz wordt op haar verzoek uitgesteld, net als vraag nr. 55042090C van mevrouw Goethals.
05.01 Georges Dallemagne (Les Engagés): Madame la ministre, ma question fait suite à l'attentat terroriste massif qui a été perpétré à Moscou vendredi dernier. La France a relevé son niveau d'alerte en raison d'un risque d'attentat que les autorités françaises jugent en hausse. L'Organe de coordination pour l'analyse de la menace (OCAM) considère que le niveau de la menace en Belgique doit être maintenu à 3. Il avait été relevé après l'attentat d'octobre dernier qui avait coûté la vie à deux ressortissants suédois.
Madame la ministre, comment évaluez-vous à présent la menace terroriste islamiste en Belgique? Pourquoi le niveau 3 de la menace est-il maintenu?
Avez-vous des informations selon lesquelles la Belgique pourrait être une cible du groupe terroriste État islamique au Khorassan? Des individus résidant en Belgique se réclament-ils ou sont-ils en lien avec ce groupe terroriste? On se souvient notamment d'un ressortissant qui, sur les réseaux sociaux, faisait la publicité des talibans. Voici quelques mois, j'avais interrogé votre collègue en charge de l'Asile à ce sujet, puisque l'intéressé avait demandé l'asile chez nous. Je ne sais pas si cet individu est toujours en Belgique, mais il représentait déjà une menace.
Plus spécifiquement des vidéos – probablement anciennes – circulent sur les réseaux sociaux, désignant la Belgique comme une cible. Ces vidéos qui circulent à nouveau aujourd'hui indiquent-elles une menace particulière? Certains lieux en Belgique sont-ils particulièrement visés ou font-ils l'objet d'une vigilance supplémentaire depuis cet attentat à Moscou?
05.02 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, de feiten zijn gekend. Er vond een zeer gewelddadige terreuraanslag plaats in Moskou, met meer dan 130 doden en honderden gewonden. IS eiste de aanslag intussen al op. Dat wordt ook bevestigd door de Amerikaanse inlichtingendienst. In Frankrijk heeft men het dreigingsniveau onmiddellijk opgetrokken. Bij ons oordeelt het OCAD dat het dreigingsniveau 3 kan gehandhaafd.
Niettegenstaande de analyse van OCAD, waarvoor ik uiteraard begrip heb, wil ik toch een aantal vragen stellen over de maatregelen die u eventueel wel zou kunnen nemen om dit dreigingsniveau toch ernstig te nemen, mevrouw de minister.
Welke bijkomende maatregelen kunt u nemen voor de Belgische politie- en inlichtingendiensten om de aandacht voor het toegenomen dreigingsniveau te verscherpen en vooral ook om te focussen op de islamterreurdreiging?
Zijn er maatregelen genomen met het oog op extra bewaking van specifieke locaties die door potentiële islamterroristen kunnen worden geviseerd?
Er is een databank met potentieel gewelddadige moslimextremisten die in de gaten worden gehouden. Dat mag ik toch hopen. Wordt daar scherper toezicht op gehouden? Waarom wel of waarom niet?
Zal de zichtbare aanwezigheid van de politiediensten op straat worden verhoogd? Ik ben mij uiteraard bewust van de beschikbare personeelscapaciteit bij de federale en de lokale politie. Zult u bij een tekort aan personeel eventueel een beroep doen op bijstand van Defensie om extra ondersteuning te bieden?
Hebt u contact gehad met uw Franse ambtsgenoot naar aanleiding van hun beslissing om over te gaan naar het hoogste veiligheidsniveau? Zijn er specifieke aanwijzingen waarom zij dit wel hebben gedaan en waarom dat in ons land niet het geval zou moeten zijn?
05.03 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, le 22 mars dernier, alors même que nous commémorions les attentats de Bruxelles du 22 mars 2016, le groupe État islamique a perpétré un attentat dans une salle de concert de Moscou, fauchant ainsi les vies de 137 personnes innocentes. Dans la foulée, très vite, la France a rehaussé son niveau de menace terroriste au niveau 4, soit le niveau maximal, dit en France "urgence attentats". Le président français Emmanuel Macron l'a justifié en affirmant que l'État islamique avait conduit ces derniers mois plusieurs tentatives d'attentats, heureusement toutes déjouées.
Alors que notre pays avait pour habitude, jusqu'ici, de s'aligner à chaque fois sur le niveau de menace de nos voisins français, en particulier depuis les attentats du Bataclan, le porte-parole de l'OCAM a malgré tout confirmé que notre niveau de menace resterait à 3 sur une échelle de 4, soit une menace jugée "sérieuse et probable".
Ce maintien pose question quand on sait que le mois passé encore, un attentat a été déjoué à Bruxelles. Il visait, comme à Moscou d'ailleurs, une salle de concert, celle du Botanique. De plus, selon les informations communiquées par l'OCAM, il y a eu 332 signalements de menaces potentiellement en lien avec le terrorisme ou l'extrémisme dans notre pays rien qu'en 2023, autrement dit une augmentation non négligeable de 41 % par rapport aux 236 menaces reçues en 2022.
Plus d'un tiers de ces signalements concernaient la Région bruxelloise.
Madame la ministre, mes questions rejoignent celles de mes collègues. Sur quels critères l'OCAM se base-t-il pour décider qu'un passage au niveau 4 – qui implique que la menace serait alors très grave et imminente – n'est ici pas justifiée, en tout cas pour l'instant? Un passage au niveau maximal est-il envisagé par l'OCAM? Comment justifier le maintien du niveau de menace actuel au regard de l'augmentation des menaces en 2023 que je viens de rappeler? Le Conseil national de sécurité (CNS), qui se réunit ce vendredi à ce sujet, pourrait-il adopter des mesures de sécurité supplémentaires afin de protéger notre population? Plaidez-vous d'ores et déjà pour des mesures en particulier? Ces mesures pourraient-elles viser des lieux particulièrement sensibles? Enfin, nos services d'urgence sont-ils préparés et formés pour faire face à ce genre d'incidents?
05.04 Minister Annelies Verlinden: Collega's, het OCAD evalueert het dreigingsniveau in ons land. Dreigingsniveau 3, dat sinds 16 oktober 2023 van toepassing is, betekent dat de dreiging ernstig is en dat verhoogde waakzaamheid van de veiligheidsdiensten en van de hele bevolking geboden is.
Als er aanwijzingen zouden zijn dat een terreurdaad wordt voorbereid, kan het dreigingsniveau worden verhoogd naar niveau 4. Volgens het OCAD zijn er op dit moment, op basis van de beschikbare informatie, geen aanwijzingen in die zin.
L'extrémisme djihadiste reste la principale menace en Belgique. Même si le califat de l'État islamique a été défait, il existe encore des poches actives et la propagande de l'organisation terroriste est encore utilisée.
La situation géopolitique dans de nombreuses régions du monde amène d'autant plus à la prudence qu'elle peut constituer un élément déclencheur et est également utilisée dans cette propagande qui reste attrayante pour certains publics.
Dans ce contexte, le niveau de menace indique aussi qu'on ne peut pas exclure une action violente d'individus, seuls ou en petits groupes. Ce niveau de menace implique une grande attention des services de renseignement et de sécurité.
En ce qui concerne spécifiquement la branche ISKP, les services observent une intensification de l'activité depuis la prise de pouvoir des talibans en Afghanistan en août 2021. Des arrestations de personnes en lien présumé avec ce groupement ont par ailleurs eu lieu dans plusieurs pays occidentaux. Les services sont bien au courant de leurs intentions de commettre des attentats en dehors de la région. Pour des raisons de sécurité, je ne suis pas en mesure de donner plus de détails sur des individus qui adhèreront ou non à l'ISKP.
Quant aux échanges avec nos voisins français, les services concernés sont en contact étroit avec leurs homologues français.
05.05 Georges Dallemagne (Les Engagés): Madame la ministre, je vous remercie.
Le niveau 3 est déjà un niveau sérieux.
C’est une menace grave. Comme vous l'avez dit, c’est une menace qui concerne
une très large partie des individus qui font l’objet de la banque de données de
l’OCAM. Cela mérite toute notre vigilance. En effet, on sait aujourd’hui que ce
sont des gens très jeunes qui se radicalisent très vite en contact avec les
réseaux sociaux et qui sont souvent en connexion les uns avec les autres. Nous
resterons extrêmement attentifs aux moyens que le gouvernement mettra dans la détection
de cette menace et dans la prévention d’attentats. Nous sommes régulièrement
visés et je me réjouis que la plupart du temps mais malheureusement pas tout le
temps, nos services de renseignement ont pu déjouer certains attentats. Ils méritent toute notre attention et tout
notre soutien.
05.06 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, we moeten ons bewust zijn van een bijkomend gevaar, met name de gewenning die misschien zou kunnen ontstaan. U zegt zeer terecht dat we al onder dreigingsniveau 3 staan, wat betekent dat men extra waakzaam moet zijn. Dat wordt niet enkel van de politie en de veiligheidsdiensten verwacht, maar ook van de bevolking. Ik vrees dat die boodschap een beetje aan het verwateren is. Dat kan in enkele buurlanden een reden zijn om net wel het dreigingsniveau te verhogen en zo iedereen weer alerter te maken. Het moslimextremisme en de moslimterreur zijn immers jammer genoeg niet verdwenen.
Dat was ook de insteek van mijn vragen aan u, toen ik vroeg naar extra bewaking van terreurgevoelige locaties en extra opvolging van potentiële moslimextremisten en toen ik vroeg naar extra aanwezigheid van de politie op straat. Eigenlijk heb ik daarop vandaag niet echt een antwoord gekregen, of toch geen zeer gedetailleerd antwoord. Voor onze bevolking zou het nochtans een bijkomende geruststelling zijn als de overheid het signaal zou geven dat ze de situatie zeer ernstig neemt en het niet blauwblauw laat. De gewenning, die toch een risico inhoudt, mag men zeker geen kans geven.
05.07 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse, certes concise, mais je peux tout à fait comprendre que la discrétion s'impose dans de tels cas de figure en vue de garantir justement notre sécurité.
Le niveau de menace maintenu à 3 reste très élevé. Je suis quand même rassurée de savoir que la vigilance est de mise et que l'on ne ferme pas la porte à un rehaussement au niveau 4, en raison du danger qui pourrait nous guetter. Si nous avons à faire face à des attentats commis par des individus isolés, ils n'en restent pas moins graves ou tout aussi graves. Il faut aussi se rappeler que l'attentat du 16 octobre dernier a bel et bien été revendiqué par l'État islamique. Par conséquent, nous restons dans son collimateur par le biais d'attentats qui seraient organisés.
Dès lors, j'ose espérer que le Conseil national de sécurité va se pencher sérieusement sur cette question et réfléchir à une sécurité renforcée de certains lieux: écoles, lieux de culte, rassemblements festifs, transports. Pour ce faire, nous devons pouvoir poursuivre notre collaboration avec les services d'autres États, en particulier français, tant en raison de notre vulnérabilité que des liens potentiels entre les protagonistes de ces attentats commis en France et en Belgique.
05.08 Minister Annelies Verlinden: Het is een heel vreemde redenering dat we naar niveau 4 zouden moeten gaan om de gewenning te doorbreken. Als dat zo zou zijn, dan zouden we van veel politiemensen bijzondere, bovenmenselijke inspanningen vragen qua aanwezigheid en het leveren van prestaties in hun diensten en organisaties, alleen maar om de gewenning te doorbreken. We moeten blijven inzetten op communicatie. Dat is trouwens een opdracht voor iedereen. Het is een vreemde redenering dat het de taak van onze veiligheidsdiensten is om extra inspanningen te leveren omdat er enige gewenning is bij de bevolking.
In Frankrijk bijvoorbeeld was het een aantal maanden geleden niveau 4. Dat is terug afgebouwd. Dat is een andere manier van inschalen dan bij ons. Dat gaat niet over het dreigingsniveau, maar over hoeveel mensen we vandaag zeer alert en waakzaam op het terrein willen zetten. Dat is na een tijdje afgeschaald, ook omwille van het feit dat die capaciteit geen weken of maanden kan worden volgehouden. Nu wordt het opnieuw gedaan. Ik zou er dus toch voor willen waarschuwen als men alleen maar omwille van de perceptie naar niveau 4 wil gaan, met alle gevolgen van dien voor onze politiemensen en hun dagelijkse activiteiten.
05.09 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw bijkomende uitleg en toelichting.
Het was absoluut niet mijn bedoeling om te laten opschalen naar niveau 4, enkel en alleen maar om de gewenning te doorbreken. Ik verwijs echter wel naar de Franse situatie, waar na een heel concrete gebeurtenis, zoals nu de terreuraanslag in Moskou, het signaal wordt gegeven dat op een bepaald moment tot opschaling kan worden overgegaan, uiteraard niet alleen om de gewenning te doorbreken, maar effectief ook om terreurgevoelige locaties extra te bewaken, de potentiële moslimextremisten die hier op de OCAD-lijst staan extra op te volgen en de aanwezigheid van extra politie te verzekeren. Ik snap uiteraard dat de personeelstekorten bij de lokale en federale politie dat niet eenvoudig maken. Dat was mijn insteek.
05.10 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, u zegt nu dat we niet naar niveau 4 gaan omdat er tekorten zijn. Dat heeft er nu eens niets mee te maken. U hebt mij ook niet goed begrepen, want ik heb gezegd dat er in Frankrijk een ander systeem is waarin men niet vertrekt vanuit de bedreigingen, maar… Trouwens, het is niet uitgesloten dat voor heel het land niveau 3 geldt, maar dat voor bepaalde activiteiten wel niveau 4 zou gelden. Dat kan in ons land ook, maar het OCAD beslist vandaag dat die aanleiding voor bepaalde doelwitten er niet is. Dat heeft dus niets te maken met tekorten of politieke beslissingen. Het is het OCAD dat daarover beslissingen neemt, op basis van de informatie waarover het beschikt.
05.11 Ortwin Depoortere (VB): Juist. U hebt mijn vraag misschien niet helemaal goed beluisterd, want ik begon mijn vraag door te zeggen dat ik begrip heb voor de beslissing die het OCAD in dezen neemt. Dat is nu eenmaal de situatie in België. Ik weet zeer goed dat die verschilt van de situatie in ons buurland Frankrijk. Ik heb ook gezegd dat het inderdaad moeilijk is voor onze politie- en veiligheidsdiensten om die permanente aanwezigheid te verzekeren. Ik begrijp ook dat dat niet gemakkelijk is, maar mijn pleidooi vandaag was om na zeer concrete terreuraanslagen extra aanwezig te zijn om potentiële moslimextremisten nog meer op te volgen en terrorismegevoelige locaties extra te beschermen. Dat was mijn pleidooi.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06.01 Michael Freilich (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag heb ik ingediend ter attentie van verschillende ministers om beter te begrijpen wat al dan niet geweten is op het niveau van de regering.
Gisteren heeft minister Lahbib mij geantwoord dat zij voor het eerst kennisgenomen heeft van dat nieuws door het in de krant te lezen. Zij antwoordde dat zij verantwoordelijk noch bevoegd was, want volgens haar komt dat de FOD Financiën met de douane, en ook de gewesten, Justitie en Binnenlandse Zaken toe, waardoor iedereen verantwoordelijk lijkt behalve zijzelf. Om die reden heb ik de vraag ter attentie van de andere excellenties ingediend.
Mevrouw de minister, vooreerst verneem ik graag wat u daarvan op Binnenlandse Zaken wist.
Ten tweede wil ik weten of informatie daaromtrent werd gedeeld. Ik heb begrepen dat Vlaanderen op een bepaald niveau informatie gekregen heeft van het federaal niveau over een mogelijke dreiging met Iraanse wapens voor Hezbollah via ons land. Ik wil weten of dat op een of andere manier via Binnenlandse Zaken gepasseerd is en of de politie daarover al dan niet geïnformeerd was.
06.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Freilich, in dit stadium kan de federale politie die informatie niet bevestigen. Als er informatie beschikbaar is bij de inlichtingendiensten, komt het toe aan de ministers van Justitie en Defensie toe om daarop te antwoorden aangezien de inlichtingendiensten onder hun bevoegdheid vallen. Als er naar aanleiding van die informatie een gerechtelijk onderzoek moet worden opgestart, is het uiteraard aan het parket om dat te doen en daarover te communiceren. Dat betekent dat ik hierover vandaag geen bijkomende informatie kan geven.
06.03 Michael Freilich (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07.01 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb een aantal meldingen ontvangen van inwoners van Ronse, die bij het bellen naar het noodnummer 101/112 terechtkwamen bij de Franstalige centrale in Doornik in de plaats van bij de Nederlandstalige centrale in Gent. Dat heeft in een specifiek geval tot aanzienlijke vertraging bij een medische interventie geleid. Hoewel het tegenwoordig de bedoeling is dat bellers via de mast met de dichtstbijzijnde centrale worden verbonden, lijkt het erop dat die procedure hier niet naar behoren is verlopen.
Bent u op de hoogte van het probleem dat zich voordeed op 19 maart 2024? Zo ja, hoeveel oproepen van Ronse zijn er naar Doornik omgeleid? Hoe zou u kunnen voorkomen dat er in de toekomst gelijkaardige incidenten plaatsvinden?
07.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, collega Depoorter, mijn diensten zijn niet op de hoogte van het specifieke incident waarnaar u verwijst. Bij nazicht konden op 19 maart van dit jaar twee oproepen vanuit Vlaanderen worden teruggevonden die toekwamen in de 112-centrale van Henegouwen, één uit West-Vlaanderen en één uit Vlaams-Brabant.
Algemeen gezien is het inderdaad mogelijk dat oproepen in grensgebieden tussen provincies kunnen toekomen in een centrale van een andere provincie dan die van waaruit wordt gebeld. Dat kan gebeuren vanwege diverse technische redenen. Zo kan het gsm-signaal worden opgepikt door een mast net over de provinciegrens. Soms is een gsm-mast in onderhoud of overbelast. Het kan ook zijn dat wordt gebeld met een vaste telefoon via een telefooncentrale die is geïnstalleerd in een andere provincie. Om de burgers in alle omstandigheden zo snel en kwalitatief mogelijk te helpen, bestaan er verschillende operationele procedures in en tussen de noodcentrales om die situaties maximaal op te vangen.
Zoals u wellicht weet, zijn alle noodcentrales 112 ondertussen overgestapt op een bovenprovinciale werking. Die werking opent perspectief om het probleem dat u aanhaalt, te ondervangen. In de nabije toekomst zal het mogelijk zijn om de burger, waar hij zich ook in België bevindt, door te schakelen naar een noodcentrale 112 die hem of haar in de eigen moedertaal, Nederlands, Frans of Duits, kan verder helpen.
07.03 Kathleen Depoorter (N-VA): Mevrouw de minister, het is echt hoog tijd dat er wordt voorzien in die omschakeling. Er was het incident met het kindje in Vlaams-Brabant, dat uiteindelijk jammer genoeg overleden is. Dit is nu opnieuw een melding van burgers die heel bezorgd zijn.
U spreekt over de nabije toekomst. Kunt u iets preciezere informatie geven? Hoe nabij is die toekomst? Dat is immers een signaal dat we absoluut moeten kunnen geven aan de burgers.
L'incident est clos.
Het incident is
gesloten.
08.01 Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, en juin 2022, la Chambre a adopté une résolution de mon groupe que je portais et qui visait à améliorer le recrutement et le statut des pompiers volontaires. Il s’agit en effet d’un enjeu majeur pour nos zones de secours et vous décriviez dans votre note de politique générale pour 2024 une série d'initiatives en suivi de cette résolution.
Sur le terrain, force est de constater que des difficultés demeurent. Par exemple, il est difficile pour les écoles du feu de suivre la demande de formations, notamment d'organiser les formations le week-end.
Madame la ministre, pourriez-vous me faire un état des lieux des initiatives déjà prises ou qui le seront prochainement en suivi de cette résolution? Quels efforts sont faits afin de soutenir nos écoles du feu, notamment afin d'assurer une plus grande flexibilité des formations en vue de répondre aux réalités des candidats pompiers volontaires?
08.02 Annelies Verlinden, ministre: Merci, collègue Thiébaut. Nous avons pris différentes initiatives pour améliorer le recrutement et le statut de nos pompiers. Dans ce cadre, nous avons accordé une attention particulière aux volontaires. Je vous dresse un bref aperçu des mesures concernées.
En juin 2022, nous avons amélioré la situation statutaire des pompiers volontaires grâce à l’arrêté royal Quick win. Parmi ces mesures, je citerai l’introduction d’une meilleure réglementation des stages, l’assouplissement de la prolongation du certificat d’aptitude fédéral, une réglementation plus favorable sur la démission honorable et davantage de droits pour les volontaires dans la procédure visant à mettre fin à leur nomination.
Le coronavirus est heureusement derrière nous mais, pendant la pandémie, nous avons pris plusieurs mesures en faveur des volontaires qui se poursuivent aujourd’hui. Citons par exemple l’introduction accélérée de l’e-learning. Les différents changements concernant la formation et le certificat d’aptitude fédéral entré en vigueur le 1er janvier ont déjà été discutés précédemment dans cette commission. L’accent a été mis sur la suppression des obstacles inutiles et sur l’amélioration de la flexibilité du processus de recrutement.
La formation de base a également été remaniée de sorte que les stagiaires puissent être mobilisés plus rapidement sans compromettre la qualité et la sécurité. Concrètement, le nombre d’heures a été réduit. Un stagiaire peut donc être déployé et nommé plus rapidement en fonction des formations reçues.
Nous pouvons également mentionner la formation de l’Organe national représentatif des zones de secours, au sein duquel est prévu un bureau national de volontaires avec une représentation des volontaires dans des zones de secours. Cette structure doit veiller à ce que les préoccupations de cette catégorie spécifique de personnel soient suffisamment prises en compte.
Votre deuxième question concernait les écoles du feu. Il s'agit en effet de partenaires importants que nous soutenons de diverses manières. Les adaptations de la formation que je viens de citer offrent une grande flexibilité aux écoles. Un module obligatoire sur le bien-être doit être dispensé au début de la formation pour des raisons évidentes, à savoir la sécurité des stagiaires. Les écoles disposent ensuite d'une grande liberté en ce qui concerne l'organisation et la planification des modules.
En outre, nous soutenons les écoles en leur accordant des subventions pour l'organisation de formations. Là encore, un ajustement a été opéré au cours de cette législature pour doter les écoles d'un préfinancement. Du matériel pédagogique est également fourni pour les formations actualisées. Des investissements sont consentis dans la formation des instructeurs des écoles et plusieurs moments de concertation sont organisés entre les écoles du feu et mon administration afin de garantir un bon échange d'information.
08.03 Éric Thiébaut (PS): Merci, madame la ministre. Clairement, les choses avancent dans le bon sens. Beaucoup de choses ont été réalisées depuis deux ans, il faut bien le reconnaître.
Le problème qui est soulevé par les volontaires dans ma zone de secours est essentiellement la difficulté pour les écoles du feu d'organiser les formations le samedi. Finalement, ce qui se passe pour les volontaires qui ont généralement un travail, c'est qu'ils se voient obligés, pour se mettre en règle avec les exigences de formation, de prendre congé pour suivre des formations. Il y a donc une forte demande pour davantage de possibilités d'organiser des formations le samedi.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09.01 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik verwijs naar de schriftelijke voorbereiding van mijn vraag.
Uit de
Brusselse pers blijkt dat in 2023 de veiligheidsdienst van de MIVB meer dan
4.000 incidenten met drugsverslaafden in Brusselse metrostations heeft geregistreerd.
Daarnaast zijn er zo'n 7.000 incidenten geregistreerd met dakloze mensen en/of
drugsverslaafden. In totaal gaat het dus om 11.000 incidenten met
drugsverslaafde en/of dakloze mensen in 2023 of gemiddeld 30 incidenten per
dag! Er is een toename met 66 % van het aantal klachten bij MIVB over
aanwezigheid van daklozen en drugsverslaafden: van 583 in 2022 naar 969 in
2023. Die cijfers vormen slechts het topje van de ijsberg, gezien niet iedereen
klacht indient. De Brusselse regering lanceerde het project 'SubLINK', dat alle
actoren moest samenbrengen die bij de problematiek betrokken zijn, zowel MIVB
als verschillende sociale actoren (vzw's).
Zijn
de Federale en Lokale Politie betrokken bij SubLINK?
Merkt
de Federale Politie (Spoorwegpolitie) eveneens een toename in de geregistreerde
incidenten via een stijging van het aantal processen-verbaal?
Heeft
in 2023 de spoorwegpolitie eveneens 66 % meer tussenkomsten gehad?
Was
die stijging in lijn met de cijfers van de MIVB-veiligheidsdiensten? Indien niet,
waarom niet?
Kan u
de grootteorde van die stijging preciseren?
Past
de Spoorwegpolitie nultolerantie toe indien ze tussenkomt, m.a.w. wordt
consequent proces-verbaal opgemaakt voor alle vastgestelde misdrijven, zoals
druggebruik, drugshandel of andere druggerelateerde criminaliteit en overlast?
Zo ja, hoe ervaart de politie de opvolging door justitie? Zo neen, waarom
gebeurt dat niet?
Voor
welke types fenomenen worden het meest processen-verbaal opgemaakt? Kan u de
top 10 van misdaadfenomenen toelichten in de metrostations?
Vonden
er misdrijven plaats tegen de lichamelijke integriteit?
Vonden
er misdrijven tegen de seksuele integriteit plaats?
Welke
andere misdrijven zijn nog vastgesteld?
Klopt
het dat in bepaalde zones in de metro druggebruik(ers) gedoogd worden? Zo ja,
waarom?
Klopt
het dat de verdachten in veel gevallen illegaal zijn?
Klopt
het dat de verdachten in veel gevallen niet de Belgische nationaliteit hebben
en/of van buitenlandse origine zijn?
Wordt
consequent DVZ gecontacteerd door de politie? Zo ja, leidt dit altijd tot
verwijdering van het grondgebied? Zo neen, waarom niet?
09.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Depoortere, ik laat u vooreerst opmerken dat het voor mijn diensten onmogelijk is om binnen de gestelde termijn een antwoord te geven op uw talrijke cijfermatige vragen. Ik verzoek u dan ook om hiervoor een schriftelijke vraag in te dienen.
Ik verzeker u dat de spoorwegpolitie systematisch een proces-verbaal opstelt, wanneer zij met drugsmisdrijven wordt geconfronteerd. Wat de opvolging van de dossiers door het parket betreft, krijgt de spoorwegpolitie niet systematisch feedback van de betrokken parketten.
U vraagt of er een gedoogbeleid in de Brusselse metro van toepassing is. Er is momenteel ingevolge een besluit van de burgemeester alleen in metrostation Merode een in twee verdeelde ruime afgebakende zone, enerzijds voor daklozen en anderzijds voor druggebruikers, die zich op voldoende afstand van de sporen bevindt, waardoor er geen hinder is voor de reizigers. De gemeentediensten werken daarvoor samen met de MIVB en de politie. Ook zijn er speciale vuilnisbakken geïnstalleerd. Daklozen en druggebruikers die elders in het station worden aangetroffen, worden door de politie naar de afgebakende zone geleid. Er zijn dagelijks patrouilles van de MIVB, de lokale politie en de spoorwegpolitie volgens een beurtrol. Er wordt eveneens samengewerkt met sociale diensten en preventiediensten.
Een maand na de start van het project vond er op 22 maart 2023 een evaluatievergadering plaats. Het project werd door alle partners als positief geëvalueerd en de door daklozen en druggebruikers gecreëerde overlast was afgenomen.
Ten slotte neemt de politie systematisch contact op met de DVZ, als ze bij een controle personen zonder wettige verblijfsvergunning, die dus illegaal op ons grondgebied verblijven, aantreft.
09.03 Ortwin Depoortere (VB): Ik neem uw suggestie op en zal voor de cijfermatige aspecten een schriftelijke vraag indienen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09.04 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, de heer Cogolati heeft opnieuw drie vragen ingediend. Onze administratie heeft hard gewerkt om die te beantwoorden. Als ik goed ben geïnformeerd, is het sinds 8 maart 2023 geleden dat hij nog heeft deelgenomen aan een vergadering van deze commissie. Ondertussen heeft hij wel talrijke vragen ingediend, waarvoor onze administratie antwoorden had voorbereid. Zoals ik al eerder heb gezegd, is dat voor mij niet erg, maar het getuigt van een gebrek aan respect voor het harde werk van de diensten, die in hun pen en dossiers kruipen om zo goed mogelijk te antwoorden en waarvan wordt verwacht dat ze ook andere taken vervullen.
De voorzitter: Ik sluit me volledig aan bij uw opmerking, mevrouw de minister.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.19 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 19.