Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du Climat

Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat

 

du

 

Mercredi 15 avril 2020

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 15 april 2020

 

Voormiddag

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 10 h 10. La réunion est présidée par M. Vincent Van Quickenborne.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.10 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Vincent Van Quickenborne.

 

Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

De voorzitter: Ik zou willen herinneren aan de spreektijden. In een actualiteitsdebat hebben wij twee minuten per vraagsteller en vijf minuten voor de minister. Indien er veel vragen zijn, stel ik evenwel voor dat de minister wat meer tijd neemt, maar liefst geen twintig minuten, mevrouw de minister. Voor de gewone vragen is er een spreektijd van tweeënhalve minuut voor de vraagsteller, tweeënhalve minuut voor de minister en één minuut voor de repliek. Mag ik u vragen om u aan de spreektijd te houden? Ik heb ondertussen geleerd dat men via het onlinesysteem Zoom of Teams de neiging heeft nog langer te spreken dan in de commissiezaal. Dat belooft niet veel goeds. U weet ook dat u niet verplicht bent om uw vraag voor te lezen. U kunt ook verwijzen naar de tekst die u heeft ingediend.

 

01 Actualiteitsdebat over Doel 1 & 2 en toegevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof i.v.m. de levensduurverlenging van kerncentrales" (55003874C)

- Bert Wollants aan (Pieter De Crem) (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De uitspraak van het Grondwettelijk Hof over Doel 1 & 2" (55003885C)

- Bert Wollants aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De uitspraak van het Grondwettelijk Hof over Doel 1 & 2" (55003887C)

- Tinne Van der Straeten aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof over de levensduurverlenging van Doel 1 & 2" (55003899C)

- Tinne Van der Straeten aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De conventie tussen de Belgische Staat en ENGIE" (55003900C)

- Tinne Van der Straeten aan (Pieter De Crem) (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof over de levensduurverlenging van Doel 1 & 2 en de MER" (55003901C)

- Kris Verduyckt aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof over de verlenging van Doel 1 & 2" (55003910C)

- Kurt Ravyts aan (Pieter De Crem) (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof i.v.m. de noodzaak van een milieueffectenbeoordeling" (55003934C)

- Kris Verduyckt aan (Pieter De Crem) (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof over de verlenging van Doel 1 en 2" (55004037C)

- Samuel Cogolati aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De illegale verlenging van de levensduur van Doel 1 en 2" (55004046C)

- Malik Ben Achour aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof over Doel 1 en 2" (55004077C)

- Thierry Warmoes aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De vernietiging door het Grondwettelijk Hof van de verlenging van de levensduur van Doel 1 en 2" (55004089C)

- Leen Dierick aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De uitspraak van het Grondwettelijk Hof over Doel 1 en Doel 2" (55004440C)

- Vincent Van Quickenborne aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof over Doel 1 en 2" (55004833C)

- Michel De Maegd aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof over de verlenging van de levensduur van Doel 1 en 2" (55004888C)

01 Débat d'actualité sur Doel 1 & 2 et questions jointes de

- Kurt Ravyts à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle relatif à la prolongation des centrales nucléaires" (55003874C)

- Bert Wollants à (Pieter De Crem) (Sécurité et Intérieur) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle concernant Doel 1 & 2" (55003885C)

- Bert Wollants à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle concernant Doel 1 & 2" (55003887C)

- Tinne Van der Straeten à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle relatif à la prolongation de Doel 1 & 2" (55003899C)

- Tinne Van der Straeten à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La convention entre l'État belge et ENGIE" (55003900C)

- Tinne Van der Straeten à (Pieter De Crem) (Sécurité et Intérieur) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle relatif à la prolongation de Doel 1 & 2 et l'EIE" (55003901C)

- Kris Verduyckt à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle relatif à la prolongation de Doel 1 & 2" (55003910C)

- Kurt Ravyts à (Pieter De Crem) (Sécurité et Intérieur) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle relatif à la nécessité d'une évaluation environnementale" (55003934C)

- Kris Verduyckt à (Pieter De Crem) (Sécurité et Intérieur) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle relatif à la prolongation de Doel 1 et 2" (55004037C)

- Samuel Cogolati à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La prolongation illégale de Doel 1 et 2" (55004046C)

- Malik Ben Achour à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L’arrêt de la Cour constitutionnelle sur Doel 1 et Doel 2" (55004077C)

- Thierry Warmoes à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'annulation de la prolongation de Doel 1 et 2 par la Cour constitutionnelle" (55004089C)

- Leen Dierick à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle concernant Doel 1 et Doel 2" (55004440C)

- Vincent Van Quickenborne à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle sur Doel 1 et Doel 2" (55004833C)

- Michel De Maegd à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle relatif à la prolongation de Doel 1 et 2" (55004888C)

 

01.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het Grondwettelijk Hof vernietigde met het arrest van 5 maart 2020 de wet van 28 juni 2015 tot wijziging van de wet van 2003 houdende de geleidelijke uitstap uit kernenergie. Deze wet had vooral betrekking op de verlenging van de levensduur van de kernreactoren Doel 1 en Doel 2 tot 2025.

 

Dit arrest was vorige zomer reeds aangekondigd na een prejudiciële vraag van het Grondwettelijk Hof aan het Europees Hof van Justitie. De gevolgen van de bestreden wet kunnen, gelukkig zou ik zeggen, gehandhaafd blijven tot uiterlijk 31 december 2022. Dat moet de regering in staat stellen om een en ander te remediëren. Het betreft dan vooral het opstellen van een voorafgaandelijke milieueffectrapportage. Het betreft een grensoverschrijdende procedure en de mogelijkheid van inspraak voor het publiek. Het gaat met andere woorden over de interpretatie van de MEB-richtlijn op Europees niveau.

 

Mijn vragen zijn duidelijk.

 

U reageerde vorige maand heel laconiek in de pers omtrent de uitspraak van het Grondwettelijk Hof. U zei: "Het feit dat de regering 34 maanden de tijd krijgt, bevestigt dat die procedures in 2015 nooit doorlopen hadden kunnen zijn voor de regering de beslissing tot verlenging moest nemen." Een heel laconieke reactie dus, maar mij interesseert vooral hoe het zit met de opvolging, de remediëring, de milieueffectbeoordeling door de regering? Vorig jaar heeft u gezegd dat u daarop anticipeerde. U zei dat de voorbereiding reeds bezig was.

 

Ik vraag mij ook het volgende af. In deze tijd van volmachten staat de continuïteit van energiebevoorrading centraal. In hoeverre bent u hiermee bezig?

 

01.02  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik had twee vragen ingediend, namelijk een vraag aan u en een vraag aan minister De Crem, aangezien het om verschillende bevoegdheden gaat. Ik heb gemerkt dat de commissie voor Binnenlandse Zaken mijn vraag aan minister De Crem ook naar deze commissie heeft doorgestuurd, waardoor ik ervan uitga dat u ook die tweede vraag zult beantwoorden.

 

Mijn vraag is eigenlijk al ingeleid door de heer Ravyts.

 

Het lijkt mij van belang om na te gaan welke stappen er moeten worden gezet om ook na 2022 die centrales toe te laten om stroom te leveren en om voor bevoorradingszekerheid te zorgen. Als wij de verschillende elementen in rekening brengen, zowel op vlak van nucleaire veiligheid als op vlak van bevoorradingszekerheid, dan luidt de vraag op welke manier u die uitspraak en de effecten ervan beoordeelt. Welke stappen acht u noodzakelijk om in het wetgevend en regelgevend kader in te grijpen?

 

Ook moeten wij weten op welke manier de verantwoordelijkheden zijn verdeeld. Hoe zal de samenwerking verlopen tussen de minister van Energie, de minister van Binnenlandse Zaken, het FANC, de exploitant, het overleg met de buurlanden en dergelijke. Wie zal de coördinatie daarvan op zich nemen?

 

Wat is de planning en de specifieke timing voor al die tussenstappen? Wanneer wordt gepland dat dit traject volledig doorlopen zal zijn?

 

De voorzitter: Mijnheer Wollants, ik dank u om u aan de spreektijd te houden.

 

01.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, net als collega Wollants had ik ook vragen ingediend aan u en aan de minister van Binnenlandse Zaken, gelet op zijn bevoegdheden aangaande de MER. Ook ik hoop om op beide vragen een antwoord te krijgen.

 

Mevrouw de minister, welke stappen dienen te worden gezet om tegemoet te komen aan het arrest nr. 34/2020 van het Grondwettelijk Hof?

 

Welke wetgevende of andere initiatieven bereidt de regering voor?

 

Welke wetgevende en uitvoerende initiatieven zijn er nodig opdat de MER uitgevoerd kan worden, met name betreffende de wet van 6 december 2018, die de omzetting was van richtlijn 2014/52? Bij de goedkeuring van de wet van 6 december 2018 werd er geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat de levensduurverlening een project uitmaakt onder de MER-richtlijn, aangezien het zelfs expliciet de bedoeling was om de levensduurverlenging buiten het toepassingsgebied te houden. Het lijkt mij daarom dat er aanpassingen nodig zijn.

 

Ik heb nog een vraag van een andere orde, die eveneens aan de agenda is toegevoegd.

 

In het kader van de levensduurverlenging is er ook een overeenkomst gesloten tussen de Belgische Staat, Electrabel en ENGIE, met als onderwerp de economische parameters met betrekking tot de levensduurverlenging van Doel 1 en Doel 2. Wat is de impact van het arrest van het Grondwettelijk Hof op die overeenkomst, met name wanneer de periode van de handhaving van de rechtsgevolgen verstrijkt zonder dat er een nieuwe wet wordt aangenomen?

 

01.04  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, ik ben blij u allen nog eens te mogen zien, al hoop ik dat dat binnenkort opnieuw in een iets andere setting kan gebeuren.

 

De eerste spreker, de heer Ravyts, heeft de situatie bondig toegelicht. Hij zei daarbij ook dat de centrales "gelukkig" nog mogen openblijven tot 2022. MER-procedures zijn natuurlijk geen lichtzinnige procedures. De wetgever heeft die ooit in het leven geroepen, omdat ze een bepaald belang hebben. We spreken hier ook niet over een tuinhuisje, maar over een kerncentrale. Het maakt mij dus niet zo gelukkig te moeten vaststellen dat er zich op ons grondgebied kerninstallaties bevinden waarmee een en ander niet in orde is.

 

Wat zal er nu gebeuren? Hoe zult u het aanpakken? De deadline is december 2022. Is die deadline haalbaar? Zo niet, is het dan nog de moeite om al die stappen te zetten, gelet op de kernuitstap in 2025? Is er geen andere optie? Kan er dan niet gewoon worden overgegaan tot de sluiting?

 

Voor ons is dit nogmaals een bewijs dat kernenergie gewoon een heel moeilijk verhaal is en blijft. Wat is uw standpunt daarover?

 

01.05  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, chers collègues, madame la ministre, le 29 juillet dernier, nous étions déjà au courant de cet arrêt rendu par la Cour de justice de l'Union européenne qui estimait que le gouvernement fédéral ne pouvait pas prolonger Doel 1 et 2 sans réaliser d'étude d'incidence ni de consultation transfrontalière.

 

Nous avons déjà interpellé à de nombreuses reprises, même bien avant cet arrêt rendu par la Cour de justice de l'Union européenne. Le 4 septembre dernier, vous nous affirmiez encore que vous ne pouviez pas mettre en place les procédures requises par le droit européen. Le 5 mars, l'arrêt de la Cour constitutionnelle tombe et annule la loi de prolongation des réacteurs de Doel 1 et Doel 2. Je pense que cet arrêt est la chronique d'un échec annoncé depuis belle lurette, mais en même temps, il peut aussi représenter une opportunité pour accélérer la transition énergétique.

 

Mes questions seront très courtes et to the point.

 

Comptez-vous vraiment perdre tout ce temps en procédures de consultation transfrontalières avec des études d'incidence environnementale – en étudiant aussi le périmètre, le rayon, le timing précis de consultation à l'étranger – ou souhaitez-vous avancer plus rapidement et entreprendre à très court terme des initiatives pour justement accélérer la transition énergétique.

 

Enfin, une question concernant les redevances payées par Electrabel en contrepartie de la prolongation de Doel 1 et de Doel 2 – soit 20 millions par an, qui ont été majorées à 30 millions l'année passée. Quel est l'impact de l'arrêt de la Cour constitutionnelle sur le fonds sur la transition énergétique?

 

01.06  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, madame la ministre, les collègues ont rappelé les faits, je ne reviendrai pas là-dessus.

 

Avant de vous poser mes questions, je souhaiterais faire un lien avec le retard que nous prenons manifestement et qui s'aggrave sur le dossier du CRM. Si le CRM était essentiel à la sécurité d'approvisionnement, et si le mécanisme de rémunération des capacités ne voyait finalement pas le jour dans les temps, il y a alors des leçons très fortes à tirer du cas Doel 1 et Doel 2.

 

Prolonger une ou des centrales nucléaires – ce qui devrait peut-être être le cas si on ne s'en sortait pas avec ce CRM – cela ne se fait pas à la va-vite, ce n'est pas une lampe de salon qu'on allume ou éteint le soir. Il existe en effet des procédures – la Cour constitutionnelle l'a rappelé –, il existe des procédures très strictes à respecter.

 

Je voudrais savoir quelle est votre analyse du prononcé de la Cour constitutionnelle.

 

Quels sont le calendrier et la méthode précise de mise en conformité? Des devoirs préalables ont-ils déjà débuté? Si ce n'est pas le cas, quand pourront-ils être entrepris? Avez-vous déjà contacté vos homologues afin de lancer la consultation transfrontalière qui est demandée?

 

Enfin, madame la ministre, devons-nous craindre pour la sécurité d'approvisionnement de notre pays en 2025 et, déjà, en 2022?

 

01.07  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, j'espère que vous vous portez tous bien ainsi que vos familles et vos proches.

 

La thématique ayant déjà été esquissée, je vais passer directement à mes questions.

 

Les réacteurs de Doel 1 et 2 ont été construits en 1975 pour fonctionner pendant 40 ans - et non les 50 qu'ils atteindront si on les laisse en activité jusqu'en 2025. Comme l'a rappelé mon collègue Ben Achour, il ne s'agit pas de petites entreprises, mais bien de sites Seveso au carré.

 

Vu la dangerosité du nucléaire, quelles sont les raisons d'une absence d'évaluation des incidences sur l'environnement dans le cadre de cette prolongation? Ensuite, la Cour constitutionnelle a accepté d'accorder un délai au gouvernement et n'a pas imposé l'arrêt immédiat des centrales, tout en reconnaissant l'existence d'un risque. Elle ne se prononce pas non plus sur le bien-fondé de la prolongation en tant que telle. Cependant, pourriez-vous nous en dire plus sur ce risque? Quelle en est la nature? Par ailleurs, quid du réacteur de Tihange 1, qui fut construit à la même époque et qui a été prolongé avant Doel 1 et 2? Une étude d'incidence a-t-elle été réalisée? Dans le cas contraire, pourquoi?

 

01.08  Leen Dierick (CD&V): Het Grondwettelijk Hof heeft op 5 maart de wet die de elektriciteitsproductie door de kerncentrales Doel 1 en Doel 2 te verlengen tot in 2025 vernietigd. Volgens het Grondwettelijk Hof had deze wet moeten worden voorafgegaan door een milieueffectbeoordeling en een raadpleging van het publiek.

Aangezien er een ernstig risico bestaat van onderbreking van de elektriciteitsbevoorrading, handhaaft het Hof wel de gevolgen van de vernietigde wet tot het aannemen van een nieuwe wet, uiterlijk op 31 december 2022. Die nieuwe wet moet dus voorafgaan door de vereiste milieueffectbeoordeling en passende beoordeling, met inspraak van het publiek en grensoverschrijdende raadpleging.

Mijn vragen aan de minister zijn:

Wat is de reactie van de Minister op dit arrest van het Grondwettelijk Hof?

Wat zijn de gevolgen van dit arrest op de bevoorradingszekerheid?

Welke stappen zal de Minister nu zetten? Zal de Minister de nodige voorbereidingen treffen om een milieueffectbeoordeling, een raadpleging van het publiek en grensoverschrijdende raadpleging mogelijk te maken? Waarom wel/niet?

Hoe lang schat de Minister in dat een milieueffectbeoordeling en een raadpleging zou kunnen duren? Tot ten laatste welke datum zou men hieraan moeten beginnen?

Wat is de timing?

 

01.09  Michel De Maegd (MR): Madame la ministre, au début du mois de mars, la Cour constitutionnelle a décidé d'annuler cette loi du 28 juin 2015 permettant la prolongation de dix ans des réacteurs de Doel 1 et Doel 2. Avant de rendre son arrêt, la Cour constitutionnelle a interrogé la Cour de justice européenne à Luxembourg. Selon la juridiction européenne, la prolongation des centrales est une opération d'une ampleur comparable à leur mise en service. Elle devait donc être soumise à une évaluation des incidences, ce qui n'a pas été réalisé.

 

Les réacteurs ne seront pas arrêtés immédiatement puisqu'un délai de 34 mois, jusqu'au 31 décembre 2022, est laissé pour réaliser une étude d'incidence environnementale incluant la participation du public et une consultation transfrontalière sur la prolongation des réacteurs. Si la Cour accepte d'accorder un tel délai au gouvernement, qu'elle n'impose pas l'arrêt immédiat des réacteurs, c'est également dans une logique de garantie de la sécurité d'approvisionnement en électricité. Pour rappel, ces deux réacteurs doivent fermer dans le cadre de la sortie du nucléaire en 2025, le 15 février pour Doel 1 et le 1er décembre pour Doel 2.

 

Madame la ministre, quelles dispositions avez-vous prises pour effectuer ces études dans les délais? Comment seront-elles organisées? Dans quel délai?

 

01.10  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, ik heb ook enkele vragen.

 

De uitspraak van het Grondwettelijk Hof werd verwacht. Zij was ook helder en realistisch, in die zin dat het Hof niet heeft beslist om de centrales te sluiten, wat een ramp zou betekenen voor de bevoorradingszekerheid van ons land. Wij moeten er nu echter in slagen om op tweeënhalf jaar tijd een milieueffectrapport te maken voor twee kerncentrales. Dat is absoluut geen gemakkelijke zaak. Iedereen die weet wat een milieueffectrapport betekent, zelfs op lokaal vlak, weet dat dit vaak een jaar of twee jaar duurt. Hier gaat het ook gepaard met een publieke consultatie, ook van het buitenland. Wij moeten ons dus allemaal bewust zijn van de zwaarte van de opdracht om dat tijdig rond te krijgen.

 

Ik wil dus graag een aantal vragen stellen die de collega's nog niet hebben gesteld, mevrouw de minister.

 

Hebt u sinds het arrest al stappen gezet om het proces zo snel mogelijk te starten? Wat als wij niet op tijd klaar zijn met het milieueffectrapport voor Doel 1 en 2? Hebt u al contacten gehad met de exploitant van de centrales en wat was de uitkomst daarvan? Wat zijn de eventuele gevolgen voor de exploitant, indien de centrales toch begin 2023 zouden moeten sluiten?

 

01.11  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, je vous remercie de me donner la parole. Je constate que vous êtes tous en bonne santé, ce dont je me réjouis en espérant qu'il en est de même pour vos familles et pour vos proches.

 

Je vais faire un peu de rétroactes dans ce débat qui est relativement compliqué pour rappeler que, le 28 juin 2015, le législateur fédéral a adopté une loi qui modifiait la loi du 31 janvier 2003 sur la sortie progressive de l'énergie nucléaire à des fins de production industrielle d'électricité, afin de garantir la sécurité d'approvisionnement sur le plan énergétique. Je rappelle l'intitulé de la loi dont la dernière partie est fondamentale puisque c'était "l'urgence et la garantie de notre sécurité d'approvisionnement énergétique".

 

Cette loi a reporté la désactivation de la centrale nucléaire de Doel 1 pour dix années supplémentaires jusqu'au 15 février 2025, et a également reporté de près de dix ans la date de fin de production industrielle d'électricité de la centrale de Doel 2, jusqu'au 1er décembre 2025.

 

Les ASBL Inter-Environnement Wallonie et Bond Beter Leefmilieu Vlanderen ont saisi la Cour constitutionnelle belge d'un recours en annulation contre cette loi et, à l'appui de ces recours, ces deux ASBL invoquaient le non-respect de plusieurs directives européennes à savoir la directive dite "EIE", la directive dite "Habitats", la directive dite "Oiseaux" et les conventions Aarhus et Espoo.

 

En ce qui concerne la suite, vous la connaissez. Le 22 juin 2017, la Cour constitutionnelle a demandé à la Cour de justice de l'Union européenne d'interpréter ces conventions et directives aux fins de savoir, en substance, si l'adoption d'une loi reportant ainsi la désactivation des centrales nucléaires requérait ou non une évaluation des incidences sur l'environnement et une consultation du public.

 

La Cour de justice de l'Union européenne a répondu, plus de deux ans plus tard, par un arrêt du 29 juillet 2019 en décidant les items suivants que je vais rapidement passer en revue.

1. Le redémarrage et le report de désactivation de ces réacteurs ensemble avec les travaux dont ils sont indissociables constituent un projet au sens des directives EIE et Habitats.

2. La loi attaquée constitue une autorisation au sens de l'article 1er de la directive EIE ou à tout le moins, la première étape du processus d'autorisation du projet en cause.

3. Le projet en cause est présumé avoir des incidences notables sur l'environnement, au sens de la directive.

4. Ce projet est susceptible de porter atteinte à un site protégé par la directive Habitats;

5. Aucune des causes d'exception invoquées par les parties permettant, le cas échéant, de se dispenser de réaliser les évaluations n'est a priori rencontrée.

 

Par un arrêt rendu un peu moins d'un an plus tard, le 5 mars 2020, la Cour constitutionnelle a conclu à l'annulation de la loi du 28 juin 2015 en apportant des précisions à l'arrêt de la Cour de justice européenne. Elle a cependant décidé de maintenir les effets de la loi jusqu'à "l'adoption d'une nouvelle loi précédée d'une évaluation de ses incidences sur l'environnement et d'une évaluation appropriée requise, comprenant une participation du public et une consultation transfrontalière, au plus tard jusqu'au 31 décembre 2022 inclus".

 

Je passe maintenant à mes conclusions et aux actions que j'ai entamées en conséquence, après cet arrêt. La Cour annule la loi du 28 juin, mais elle maintient les effets de cette loi jusqu'au 31 décembre 2022. Elle autorise l'État belge à régulariser l'illégalité en effectuant a posteriori une évaluation des incidences sur l'environnement et une évaluation appropriée dans le cadre de la directive Habitats. L'ensemble des incidences environnementales survenues depuis la réalisation du projet devra être pris en compte. Cela signifie qu'il y a déjà eu des évaluations antérieures, et que celles-ci seront utilisées.

 

Afin de couvrir cette illégalité, l'État belge va adopter une nouvelle loi qui reporte la désactivation de ses centrales nucléaires de Doel 1 et de Doel 2 au 31 décembre 2022 et il va effectuer préalablement à l'adoption de cette nouvelle loi une évaluation des incidences sur l'environnement et une évaluation appropriée comprenant une participation du public et une consultation transfrontalière. Ceci répond déjà à certaines de vos questions.

 

Pour mettre en oeuvre l'arrêt de la Cour constitutionnelle ou ses conséquences, il y a lieu de définir l'objet de l'évaluation tel qu'exigé par la Cour, et de distinguer le processus d'évaluation requis par la directive EIE du processus d'évaluation requis par la directive Habitats.

 

En ce qui concerne l'évaluation des incidences sur l'environnement, il convient de rappeler que la loi du 28 juin 2015 qui a reporté la désactivation de Doel 1 et de Doel 2 et les mesures qui ont été adoptées par cette loi, se basent sur la compétence de l'État belge, telle qu'issue de l'article 194 du Traité de fonctionnement de l'Union européenne qui permet à chaque État de déterminer les conditions d'exploitation de ses ressources énergétiques, de faire le choix de son mix énergétique. Rappelons aussi l'obligation qui est faite à chaque État d'assurer la sécurité d'approvisionnement de son territoire.

 

Les risques qui pesaient sur la sécurité d'approvisionnement en 2015 et qui se sont également marqués durant la législature passée, ont été attestés par de nombreuses études réalisées par des organismes indépendants. L'hiver 2015-2016, postérieur à l'adoption de la loi du 28 juin 2015, a démontré, vous le savez aussi, qu'il y avait des risques concrets relatifs à la sécurité d'approvisionnement. Ces risques étaient loin d'être théoriques et le black-out n'a d'ailleurs été évité de justesse que grâce à la capacité supplémentaire des centrales prolongées de Doel 1 et de Doel 2. Les mesures prises par la Belgique ont été saluées par de nombreuses instances internationales et vous retrouverez ces points positifs dans une étude publiée par l'Agence internationale de l'énergie.

 

La Cour constitutionnelle a également dit que "la réalité et la gravité d’une menace structurelle de rupture de l’approvisionnement en électricité du pays, à laquelle il ne peut pas être fait face par d’autres moyens et alternatives, notamment dans le cadre du marché intérieur, sont établies". L'arrêt reconnaît donc le bien-fondé de la décision prise par l'État belge du report de la désactivation de Doel 1 et de Doel 2 pour faire face à une menace à court terme et structurelle relative à l'approvisionnement en électricité du pays.

 

L'analyse des incidences environnementales relatives au report de désactivation des centrales nucléaires doit être distinguée de l'analyse propre à faire par l'exploitant des travaux y afférents, même si l'État belge doit tenir compte de la réalité de ces travaux, puisque la Cour constitutionnelle considère qu'ils font partie de l'élément essentiel du début de l'autorisation ou du projet du report de la désactivation de Doel 1 et de Doel 2.

 

La Cour constate que l'étude sur les perspectives d'approvisionnement à l'horizon 2030 analyse la sécurité d'approvisionnement dans le cas d'une prolongation de la durée d'exploitation des unités nucléaires de Doel 1 et de Doel 2 et de la fermeture de Doel 3 et de Tihange 2. Ce scénario, dénommé Nuc-2000 (que certains d'entre vous connaissent fort bien puisque nous en avons abondamment parlé dans la précédente législature) a, comme les autres, fait l’objet d’une analyse sur les incidences environnementales.

 

Des analyses sur les incidences environnementales avaient déjà été effectuées au travers de cette étude. La Cour poursuit en disant: "Si plusieurs études ou auditions d'experts ont certes permis d'évaluer les risques pour la sécurité d'approvisionnement, en l’absence de cette prolongation, ainsi que la nécessité de réaliser des travaux de modernisation des centrales nucléaires, indispensables en raison de cette prolongation, il leur a toutefois été uniquement demandé de s’exprimer sur le principe même de la prolongation de la durée de la production d’électricité (…). Leur vote n’a pas porté, en tant que tel, sur les travaux de modernisation des centrales nucléaires."

 

Une analyse préliminaire des incidences environnementales, du report de la désactivation des centrales, selon la Cour constitutionnelle, a donc bien été faite dans le contexte de l'étude environnementale stratégique et dans le contexte de l'étude sur les perspectives d'approvisionnement à l'horizon 2030.

 

Je résumerai simplement – pour éviter d'être trop complexe – que nous allons tenir compte des études antérieures qui ont été effectuées, nous allons les mettre à jour et nous allons faire ces études au regard non seulement du principe du report de la désactivation des centrales de Doel 1 et Doel 2, mais également – pour la partie qui concerne l'État fédéral et non pas l'exploitant – des travaux y afférents. L'État s'occupera donc de l'aspect strict du cadre légal du report de désactivation et mettra à jour les documents liés à ce report.

 

Concernant le processus d'évaluation requis par la directive, spécifiquement qui doit être distingué de la directive "Habitats", il faut savoir que et tenir compte du fait qu'au sein de l'État belge, il y a une répartition des compétences – vous le savez. Tout ce qui concerne les rayonnements ionisants est de la capacité et de la compétence de l'État fédéral alors que tout ce qui concerne l'environnement est de la capacité et des compétences des Régions, et en l'espèce – puisqu'il s'agit de Doel 1 et Doel 2 – de la Région flamande.

 

La qualification – je m'arrête un instant sur cet élément important – donnée par la Cour constitutionnelle de la loi du 28 juin 2015 est de dire que le législateur fédéral a pris une décision-cadre qui pose le principe d’une prolongation de dix ans et dont la mise en œuvre et les conséquences en matière de travaux de modernisation et de sécurisation étaient identifiées au moment de l’adoption de la loi.

 

Dans ce contexte, pour la Cour constitutionnelle belge, la loi du 28 juin est la première étape d'un processus d'autorisation de projet, le projet étant la prolongation de ces centrales. La loi du 28 juin 2015 doit donc être considérée comme une décision de principe. La Cour utilise donc la notion de décision-cadre et considère que le seul objet de cette décision est la confirmation du principe de report des désactivations.

 

En ce qui concerne les travaux, c'est à l'exploitant qu'il convient de demander les permis requis. C'est également à l'exploitant, qui exécute les travaux de modernisation des centrales et les finances, de se charger préalablement à l'adoption de la nouvelle loi, de faire réaliser l'évaluation des incidences ainsi que l'évaluation appropriée en lien avec les travaux dont il a la charge. L'État fédéral doit se préoccuper d'une évaluation des incidences de la décision-cadre telle que qualifiée par la Cour de la loi du 28 juin 2015, ne peut pas empiéter sur les compétences environnementales de la Région flamande et va travailler en lien avec celle-ci; tandis que l'exploitant va se charger, pour sa part, des évaluations liées aux travaux de modernisation des centrales.

 

Pour répondre à certaines de vos questions, la force de coordination de tout cet ensemble est mon administration, la DG Énergie. Celle-ci travaille depuis plusieurs mois à l'élaboration d'un cahier des charges qui sera finalisé prochainement et qui permettra de lancer un marché public pour pouvoir identifier un consultant qui accomplira le travail qui revient à l'État fédéral dans les limites que je viens d'exposer. Parallèlement, Electrabel, avec qui la DG Énergie et mon cabinet ont évidemment des contacts, identifiera aussi un consultant qui lui permettra de faire les études d'incidences relatives à sa prise en charge spécifique dans le cadre des travaux de modernisation et de l'évaluation des incidences dans ce cadre strict.

 

L'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN) est également impliquée. C'est la raison pour laquelle j'ai été chargée de répondre aux questions que certains d'entre vous posaient au ministre de l'Intérieur, puisque l'AFCN ne relève pas de mes compétences mais bien de celles du ministre de l'Intérieur, quoique dans ce processus-ci nous allons travailler de manière très étroite avec l'AFCN, tout en lui gardant sa pleine et entière indépendance. Sachez que des démarches ont été entreprises par mon administration et également par l'exploitant auprès de l'AFCN, chacun pour ce qui le concerne afin évidemment d'avoir le regard de cette agence sur le report de la désactivation et sur la réalisation des travaux.

 

En aucun cas – j'aborde maintenant la question des responsabilités –, l'État n'assumera une quelconque prise en charge ni dans le cadre des travaux réalisés ou à réaliser par Electrabel, ni dans le cadre de leur exécution. L'État fédéral se charge – je le répète – du volet sécurité d'approvisionnement. Il fera réaliser la mise à jour de l'évaluation des incidences ainsi qu'une évaluation appropriée ayant trait au principe légal strict ressortant à la décision-cadre de la loi du 28 juin 2015 relative au report de la désactivation des deux centrales. L'État et l'exploitant assumeront seuls, chacun pour ce qui le concerne, la responsabilité des évaluations réalisées pour leur compte respectif tant en termes de complétude que de ponctualité et de qualité.

 

Pour ce qui concerne la directive "Habitats" et le processus d'évaluation requis par ladite directive, le projet nécessite également une évaluation au sens de l'article 6, point 3 de la directive en question. C'est une évaluation spécifique et tout à fait appropriée. Elle est spécifique dans le sens où elle doit porter uniquement sur les conséquences du projet sur le site protégé et non sur l'ensemble des composantes de l'environnement et du milieu de vie. Elle est appropriée dans la mesure où l'étude d'incidence environnementale doit être appréhendée au regard des objectifs de conservation du site. Cependant, la directive "Habitats" ne contient aucune description du processus permettant de réaliser l'évaluation spécifique et appropriée. Elle ne doit pas être confondue – je le répète – avec l'étude d'incidences requise par la directive EIE.

 

Il existe une possibilité de joindre ces deux procédures. En effet, la directive EIE prévoit que les projets pour lesquels une évaluation est requise à la fois par ses dispositions et par celles de la directive "Habitats" puissent faire l'objet de procédures coordonnées ou communes. Nous analyserons évidemment cet aspect des choses pour que le travail puisse être effectué correctement. Mais nous en sommes au début de l'évaluation. Je reviendrai ultérieurement vers vous puisque ce processus sera assez long.

 

Concernant la consultation transfrontalière, à ma connaissance, nous n'avons pas encore pris – cela se fera par le biais de la Direction générale de l'Énergie et du Climat –  de contact avec les administrations des pays qui nous entourent, à savoir les Pays-Bas, l'Allemagne, la France. Nous préparons évidemment ce travail pour voir quel est le scope qui devra être utilisé dans le cadre de l'évaluation des incidences transfrontalières qui doivent être prises en charge par l'État fédéral.

 

Je rappelle que, dans son arrêt du 29 juillet 2019, la Cour de justice européenne a jugé que les centrales de Doel 1 et de Doel 2, étant situées à proximité de la frontière du Royaume de Belgique avec le Royaume des Pays-Bas, il ne saurait être contesté qu'un tel projet est également susceptible d'avoir des incidences notables sur l'environnement de ce dernier État membre, au sens de l'article 7 de la directive.

 

Nous sommes donc en train d'analyser ce volet de la consultation pour qu'il puisse être mené de manière appropriée et pour que la phase de consultation publique soit menée de la façon la plus large possible pour les pays voisins.

 

Monsieur Warmoes, vous avez posé des questions relatives au passé et à la précédente législature. Je vais faire une petite parenthèse pour vous car je ne peux répondre à vos questions spécifiques par le biais de la note que j'ai préparée. Vous dites que les réacteurs sont construits pour un fonctionnement de 40 ans et non de 50 ans. Vous visez la dangerosité nucléaire en demandant les raisons pour lesquelles il n'y a pas eu d'évaluation d'incidence sur l'environnement. Tout d'abord, il n'y a pas, à notre connaissance, de danger particulier qui aurait été mentionné par l'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN). Ce qui concerne la sûreté nucléaire dépend de l'AFCN et relève des compétences du ministre de l'Intérieur, que vous pouvez interroger à ce sujet.

 

Deuxièmement, les réacteurs nucléaires n'ont pas reçu une autorisation pour 40 ans ou pour 50 ans mais ont reçu une autorisation individuelle à durée illimitée dans le temps accompagnée d'un processus – gouverné en toute indépendance par l'AFCN – de révision périodique tous les dix ans au niveau de la sûreté. Cette dernière s'est évidemment penchée sur la prolongation de Tihange 1 et de Doel 1 et Doel 2. Pour des raisons de sécurité d'approvisionnement, ces centrales ont été prolongées et la Cour constitutionnelle le confirme en l'indiquant dans ses attendus.

 

Vous dites ensuite que la Cour accepte d'accorder un délai au gouvernement et n'impose pas d'arrêt immédiat mais reconnaît l'existence d'un risque. En outre, vous dites qu'elle ne se prononce pas sur le bien-fondé de la prolongation en tant que telle. Vous demandez quel est ce risque.

 

Je vous dirai que je ne comprends pas votre question. Parlez-vous du risque en termes d'approvisionnement en électricité ou, à nouveau, d'un problème de sûreté? Si c'est le cas, je vous renvoie à ma première réponse: la Cour constitutionnelle rappelle qu'"il ne peut être contesté que la menace de rupture d'approvisionnement en électricité du pays est grave" (considérant B.30.5).

 

Vous m'interrogez sur Tihange 1 en me demandant si une étude d'incidence environnementale a été menée au sujet de sa prolongation, qui relève de la loi votée sous l'antépénultième législature en 2013. Je dois vous dire que le report de la désactivation de Tihange 1 a, comme je viens de le dire, été décidé par le gouvernement Di Rupo, à l'initiative de Melchior Wathelet, alors secrétaire d'État qui détenait une partie de mes compétences actuelles. Je n'étais pas présente à cette époque et ne peux donc pas me prononcer catégoriquement à ce sujet.

 

Comme il vous en est loisible, j'ai lu les documents parlementaires relatifs à ce projet de loi qui se trouvent dans le rapport de la commission ad hoc. À cette époque, le secrétaire d'État Melchior Wathelet, qui répondait à Mme Gerkens, indiquait: "L'évaluation d'incidences sur le développement durable a été réalisée. Les documents sont tenus à la disposition des membres de la commission." Je dois vous avouer que je n'ai jamais retrouvé trace de ces documents. À ce moment, la législation n'imposait pas ce que nous appelons aujourd'hui un AIR. Toutefois, ce même texte, qui consistait en une évaluation des impacts environnementaux de la loi en projet, portait un autre nom. J'imagine qu'il a alors été joint au débat parlementaire. M. Wollants, par exemple, qui était présent, pourrait certainement nous en parler.

 

S'agissant à présent du suivi, celui-ci sera assuré par mon administration et mon cabinet. Quant au calendrier, il a déjà fait l'objet d'un début d'évaluation qui se poursuivra jusqu'au 31 décembre 2022. Pour être tout à fait franche et précise avec vous, je dois vous indiquer que nous ne pouvons définir nettement que les premières étapes que nous avons franchies pour l'instant, c'est-à-dire la mise en place de toute la coordination dont je viens de vous parler, le cadre juridique dans lequel nous nous inscrivons et toutes les précisions liées.

 

Je réponds ponctuellement à Mme Van der Straeten: le support de la loi du 6 décembre 2018, qui implémente la directive et/ou qui modifie une législation belge en la matière, n'est peut-être pas suffisant et devra sans doute faire l'objet de compléments, mais nous n'avons pas encore abouti dans cette réflexion juridique. Là aussi, nous devrons continuer à y réfléchir. Je reviendrai vers vous au moment opportun. Nous savons que c'est une base, mais une base qui n'est pas tout à fait suffisante.

 

Nous n'avons même pas encore de vue sur la date à laquelle nous sortirons le cahier des charges qui va lancer l'appel à contreparties pour trouver le bureau d'études ou l'institution qui réalisera ces études pour le compte du fédéral. Tout cela va suivre son cours. Je vous invite à me poser régulièrement des questions par rapport à cela. Moi-même, je reviendrai spontanément vers vous dès que certains éléments se précisent. Quand nous aurons passé le cap du cahier des charges, je crois que j'aurai un timing plus précis à moyen terme, alors qu'aujourd'hui, je n'ai même pas encore tout à fait le timing à court terme.

 

Y a-t-il des impacts sur la convention passée entre l'État fédéral et Electrabel? Pour parler précisément, et aller dans le sens de vos questions, cette convention prévoit des dédommagements de part et d'autre si l'une des parties à la convention ne respecte pas les obligations qui lui sont faites.

 

Quelles sont les obligations mutuelles et réciproques? Pour schématiser, l'exploitant exploite jusqu'en 2025 et l'État, qui a besoin de cette sécurité d'approvisionnement jusqu'en 2025, reçoit l'électricité produite par l'exploitant jusqu'en 2025.

 

Si l'État ne fait pas tout ce qu'il convient de faire pour que cette exploitation se maintienne jusqu'en 2025, il y aura lieu à dédommagement et à cessation du paiement de la redevance qui est la contrepartie de la prolongation de Doel 1 et Doel 2 jusqu'en 2025. Cette redevance, qui est de 20 millions d'euros par an pendant dix ans jusqu'en 2025, a été "majorée" à 30 millions d'euros pendant quelques exercices pour rattraper le retard dû à la mise en œuvre de l'arrêté royal instituant le Fonds de transition énergétique. Pour ne pas perdre 1 euro, nous avons donc, pendant quelques années, majoré le montant de 20 millions versé annuellement par Electrabel des montants versés en 2016 et 2017, si je me souviens bien. Je cite ces chiffres de mémoire. Si vous voulez des précisions, monsieur Cogolati, je vous les transmettrai par le biais de mon collaborateur.

 

Une fois que nous aurons fait ce rattrapage, nous reviendrons à 20 millions d'euros par an. Il n'y a aucun danger de cessation de paiement, sauf si nous ne parvenons pas à réaliser l'ensemble des opérations voulues dans le temps imparti. Mais je tiens à vous rassurer sur cet élément-là pour la bonne et simple raison que le délai qui nous est octroyé par la Cour constitutionnelle de Belgique est un délai très long qui répond à ce que nous avions plaidé devant elle et que nous avions évalué, de manière large, comme étant le temps nécessaire pour réaliser ces études environnementales spécifiques, d'autant plus qu'elles ont lieu pour la première fois en Belgique et qu'elles constituent même, à ma connaissance, une première sur le plan européen.

 

Ces études nous servent aussi de "laboratoires", de "pilotes" au cas où un gouvernement ultérieur de plein exercice, au regard des exigences de sécurité d'approvisionnement ou même au regard d'une décision d'opportunité concernant son mix énergétique, venait à se prononcer – ce qui est tout à fait de son ressort puisque c'est un pouvoir régalien – sur la prolongation de certaines centrales nucléaires. Dans ce cas, il y aurait évidemment lieu de tenir compte de cette expérience et de cette obligation pour calculer le délai nécessaire aux études environnementales préalables.

 

Il n'est pas certain que ces études environnementales préalables prendraient autant de temps que celles que nous allons effectuer maintenant, d'autant plus qu'il est possible que nous ayons terminé avant le 31 décembre 2022. Tant que nous n'avons pas une vue précise sur un calendrier à moyen et à long terme, je ne peux pas répondre à cette question. Cependant, j'ai vraiment le sentiment que nous avons suffisamment de temps, et qu'il est même possible, dans ce temps, de réduire le délai. Donc, à notre sens, il n'y a pas de problème. Je parle évidemment  pour le compte de l'État fédéral, et sur la base des informations que je reçois de mon administration.  Il n'y a pas de problème de sécurité d'approvisionnement à l'horizon de la fin décembre 2022. Ces études seront réalisées. Il n'y a pas non plus de problèmes à l'horizon intermédiaire, entre 2022 et 2025, par rapport à Doel 1 et à Doel 2.

 

Si la question se pose par rapport à Doel 3 et à Tihange 2, je suis obligée de vous demander de poser une nouvelle question spécifique à un moment ou à un autre. En effet, on sort alors du champ de l'arrêt de la Cour constitutionnelle qui se consacre uniquement au report de la désactivation de Doel 1 et de Doel 2. Il ne traite pas de Tihange 1, évoqué dans la demande de M. Warmoes, ni de l'éventuelle cessation d'activités prévue dans la loi quand Doel 3 et Tihange 2 atteindront l'âge de 40 ans, c'est-à-dire, à législation inchangée, respectivement en 2022 et en 2023.

 

J'ai été relativement longue et je vous prie de m'en excuser, mais il s'agit d'une matière très compliquée, fantastique et palpitante, qui nous plongera dans les moindres recoins de la législation. Pour bien faire les choses, c'est ce qu'il faut faire. Nous sommes, depuis un certain nombre de semaines et même de mois, plongés dans ces matières, pour essayer de réussir le mieux possible à nous conformer aux obligations qui découlent de l'arrêt de la Cour constitutionnelle.

 

Je vous remercie pour votre attention. Monsieur le président, j'en ai terminé pour l'instant.

 

Le président: Merci, madame la ministre, pour votre réponse.

 

01.12  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw zeer lang, maar ook zeer belangrijk antwoord.

 

Ik ben blij dat u nogmaals heeft omschreven hoe de beslissing van 2015 tot stand gekomen is. De risico's rond de bevoorradingszekerheid waren er toen wel degelijk en werden door een aantal studies ook erkend. De gegrondheid van deze historische beslissingen is er dus wel degelijk.

 

Natuurlijk was er een andere juridische interpretatie door niet alleen het Europees Hof maar ook door het Grondwettelijk Hof, in tegenstelling tot wat het FANC in 2015 beweerde. Maar dat is het verleden. Wat de toekomst betreft, ben ik tevreden dat u de verschillen heeft aangeduid in de rollen die de federale overheid en de exploitant moeten spelen, en dat u gesproken heeft over de actualisering van de MER-studies, inzake de bevoorradingszekerheid en de kaderbeslissing.

 

Ik ben uiteraard ook benieuwd naar het verdere verloop. Over de timing heeft u heel weinig kunnen zeggen. Daar maak ik me nog niet meteen ongerust over. We zullen het dossier van zeer nabij opvolgen. Het lastenboek is er. Er komt binnenkort een aanbesteding. Ik vind het ook zeer belangrijk dat u tussen de lijnen door heeft gezegd dat wat de volgende maanden en jaren zal worden gerealiseerd op het vlak van studies, ook voor de toekomst zijn belang zal hebben.

 

Dit jaar zal er een beslissing moeten komen over de nucleaire exit, en ik vraag me af door welke regering die beslissing zal worden genomen. Maar dan zitten we helemaal in het CRM-verhaal van collega Ben Achour en dat is niet de scope van vandaag.

 

01.13  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, voor ons is het vooral belangrijk om te weten dat de zaken op snelheid blijven en dat alle stappen worden gezet om ervoor te zorgen dat het MER er ook ligt. Dat lijkt mij geen onoverkomelijke zaak. We weten immers allemaal dat er voor de kerncentrale van Doel in 2010 nog een volledig en omstandig MER gemaakt is. Dat wil zeggen dat een heel aantal van die onderdelen perfect herbruikbaar zijn voor deze procedure, voor de verlenging van Doel 1 en 2, maar ook voor andere beslissingen met betrekking tot die kerncentrale.

 

Daarom is het volgens mij absoluut belangrijk dat wij vanuit het Parlement van nabij zullen blijven opvolgen hoe dit dossier verder evolueert.

 

Ik ben ook even gaan kijken naar mijn dossier uit de periode waarin de levensduur van Tihange 1 werd verlengd. De heer Wathelet heeft toen effectief een document over duurzame ontwikkeling voorgelegd, maar dat ging in de praktijk over de duurzame-ontwikkelingseffectenbeoordeling (DOEB). Daarbij hoorde ook de quick scan waarmee de heer Wathelet heeft aangetoond – of trachtte aan te tonen, afhankelijk van wie het verhaal vertelt – dat een verregaande screening niet nodig was. Men kon daarvan worden vrijgesteld. Het is een document van zes pagina's en ik veronderstel dus dat dit niet is wat we onder een milieueffectrapport begrijpen. Ik kan alleen vaststellen dat men in die legislatuur blijkbaar heel anders dacht over de noodzaak van een milieueffectrapport.

 

Het is van belang dat we hier in ieder geval verder mee gaan, zodat we kunnen verzekeren dat Doel 1 en 2 ook na 2022 blijven draaien. Ik reken erop de regeringsleden die daarmee bezig zijn er alles aan zullen doen.

 

01.14  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord dat vooral ging over de analyse van het arrest. De concrete stappen werden eerder op theoretisch niveau behandeld. Ik maak mij zorgen als ik hoor dat het juridisch kader betreffende de MER-aspecten zeker niet zal volstaan. Er is dus een wijziging nodig, maar daarvoor zijn nog geen stappen gezet. Ik zie niet in hoe men een MER kan opstarten als er geen sluitend juridisch kader is.

 

Daarnaast zijn er ook nog geen contacten opgestart met de administraties van onze buurlanden en vrees ik dus dat er een probleem kan ontstaan qua timing. Ik ben er niet gerust in dat we de timing zullen kunnen aanhouden, maar ik geef u het voordeel van de twijfel. Er zal gestaag doorgewerkt moeten worden en eerst en vooral moet uiteraard het wetgevend kader op punt worden gesteld. Anders zijn we daar nog verder van huis.

 

01.15  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.

 

U bent vrij optimistisch over de procedurele vooruitgang in het dossier. Ondanks uw uitvoerige uitleg betreft het natuurlijk geen dossier om fier over te zijn. De sp.a heeft altijd opgemerkt dat ter zake de wet wordt omzeild. Wij hebben nu gelijk gekregen. Er zou kunnen worden opgeworpen dat het om onmogelijk bestuur gaat. Of ik daar nu al dan niet blij ben, de situatie is wat ze is. Wij zitten op dit moment met een aantal oude kerncentrales met een illegale status.

 

Veel erger is een kwestie die ook uit uw antwoord blijkt. U antwoordt dat uw administratie al maanden aan het dossier werkt en dat er dus alweer een hoop tijd, geld en moeite in die oude centrales zal moeten worden gestoken. Dat is heel jammer. Ik zou samen met de commissieleden veel liever bezig zijn met vragen, zoals op welke manier wij de offshore-energie aan land brengen, op welke manier wij de opslag verhogen en op welke manier wij voor meer vraagsturing kunnen zorgen. Wij zouden dus veel liever met de toekomst van de energiesector bezig zijn.

 

Voor mij staan die centrales symbool voor een oude energiepolitiek. Al twee leden hebben verwezen naar de discussie of wij nog twee of drie centrales langer moeten openhouden. Iedereen weet – ook Electrabel – dat de toekomst in dit land een toekomst zonder kerncentrales zal zijn. Wij moeten dan ook vooral die toekomst voorbereiden. Op een moment als vandaag moeten wij vooral daarmee bezig zijn.

 

Daarom gaat het hier om een heel spijtig dossier. Daar kan ik niet aan voorbij, ondanks uw lange antwoord.

 

01.16  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, merci pour vos longues explications.

 

Je vous avoue que j'admire votre optimisme. Vous arrivez à rester très positive sur cet arrêt qui pourtant décide de l'annulation. Je vous ai même entendue parler d'un arrêt reconnaissant le bien-fondé de la loi de prolongation.

 

Moi ce que je retiens de cet arrêt, c'est surtout qu'aussi bien la Cour de justice de l'Union européenne que notre Cour constitutionnelle disent très clairement qu'on ne prolonge pas une centrale nucléaire comme on prolonge une usine de manches à balai ou de pinces à linge. C'est un sujet ultra-sérieux, ultra-complexe, qui nécessite des études d'incidence environnementale et des études transfrontalières.

 

Permettez-moi donc d'être étonné. Vous nous dites qu'il n'y a pas encore de calendrier précis à moyen et à long terme mais vous avez le 'sentiment' qu'il n'y aurait pas de problème.

 

Un deuxième point, et c'est une condition essentielle imposée par la jurisprudence européenne, concerne la consultation transfrontalière de nos pays limitrophes. Si je vous ai bien entendue, aucun contact n'a encore été pris avec ces pays voisins.

 

Donc, madame la ministre, permettez-moi de m'étonner. Cette consultation démocratique et citoyenne devrait, depuis très longtemps, être prise beaucoup plus au sérieux.

 

01.17  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, merci pour votre réponse.

 

Je souligne moi aussi votre optimisme. Je voudrais néanmoins vous dire que cet optimisme ne doit pas confiner au déni. Vous dites qu'il n'y a pas de problème de sécurité d'approvisionnement en 2022. Je voudrais vous rappeler l'étude d'adéquation et de flexibilité réalisée par Elia. Cette étude indique que la sortie accélérée du charbon implique également un besoin en capacité supplémentaire qui pourra dépasser un gigawatt au cours de la période 2022-2025 et nécessitera des mesures supplémentaires. Le problème se posera donc potentiellement avec plus d'acuité en 2022.

 

Vous dites qu'il n'y a pas de timing précis, pas de méthodologie concrète, pas de contacts avec nos voisins. Vous parlez de l'étude d'incidence comme d'un laboratoire; on va fonctionner par 'essais, erreurs'. Moi ce que je retiens de l'état du dossier énergétique en Belgique à ce stade-ci, c'est que premièrement, le CRM traîne. Ce dossier s'embourbe de manière inquiétante. Deuxièmement, on constate qu'il faut beaucoup de temps et de travail pour prolonger éventuellement une centrale nucléaire.

 

J'en conclus que nous fonçons à toute vitesse vers un risque très sérieux en termes de sécurité d'approvisionnement du pays. Il va vous falloir une majorité parlementaire pour prolonger Doel 1 et 2, même si le travail administratif est réalisé. Que se passera-t-il si l'étude d'incidence n'est pas prête au 31 décembre 2022? Que dira la Cour constitutionnelle? Accordera-t-elle un délai d'activité aux deux centrales?

 

La question qui vient en conclusion de ce débat, selon moi, est: allez-vous pouvoir mettre en œuvre le CRM, tout en régularisant la situation de Doel 1 et 2 sans menacer la sécurité d'approvisionnement? Si ce n'est pas le cas, et je vous l'avais dit lors de notre dernière rencontre en commission, il faudra être très clair quant à l'éventuelle nécessité de revoir notre calendrier de sortie du nucléaire. À un certain moment, il faudra arrêter de se cacher derrière son petit doigt et dire les choses telles qu'elles sont.

 

01.18  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, collega Wollants, in de eerste plaats wil ik u bedanken voor het antwoord op een van mijn vragen.

 

Madame Marghem, je savais bien que cette décision avait été prise par votre prédécesseur, M. Wathelet, mais je pensais, ou je supposais, qu'il y avait quand même un suivi des dossiers au niveau des cabinets, ou au moins de l'administration, pour que vous puissiez répondre à la question.

 

Tout d'abord, je ne pense pas avoir entendu de réponse de votre part quant à la raison de l'absence d'étude d'incidence environnementale à l'époque. Je trouve cela quand même assez fou. Le collègue Cogolati l'a déjà dit. Il est quand même question de centrales nucléaires. Dans l'intérêt général, il me semble évident qu'il y aurait dû y avoir une étude d'incidence environnementale. C'est mon premier point.

 

Mon deuxième point concerne le risque. Je constate que quand il est question de risque, dans cette commission, vous-même, mais aussi d'autres collègues, parlez toujours de risque pour la sécurité d'approvisionnement. C'est une préoccupation bien légitime, mais qui, en ce qui nous concerne, n'est pas la seule.

 

Quand je parle de risque, je parle bien entendu aussi de risques environnementaux et même plus largement, de risques pour l'humain. N'oublions pas que nous parlons de Doel 1 et 2, qui sont tout proches de la ville d'Anvers. Je trouve un peu facile de renvoyer vers l'Agence fédérale de contrôle nucléaire.

 

Je rappelle quand même que la commission d'enquête en matière de sécurité nucléaire après l'accident de Tchernobyl avait conclu que les centrales de Doel 1 et 2 et de Tihange 1 n'étaient pas prévues pour résister aux chutes d'avions lourds ou aux accidents d'origine externe. Il y a aussi eu tout le feuilleton sur les fissures dans ces centrales.

 

En ce qui concerne la sécurité d'approvisionnement, je trouve que, de nouveau, c'est un peu facile. La loi sur la sortie du nucléaire date de 2003. Je l'ai déjà dit ici, je continuerai à le répéter, parce que je trouve que la sécurité d'approvisionnement relève de votre responsabilité, et bien entendu de celle de vos prédécesseurs, qui depuis 2003 savaient qu'il fallait préparer la sortie du nucléaire. Il est évident qu'un changement tellement important du mix énergétique de notre pays ne se fait pas du jour au lendemain.

 

Nous sommes cinq ans après cette loi de juin 2015. Le problème se repose. On parle de CRM. De nouveau, la possibilité de prolonger encore une fois les centrales nucléaires parce que, de nouveau, on n'a rien fait pour avoir la capacité nécessaire.

 

D'ailleurs, par rapport à cette sécurité d'approvisionnement, elle est discutée. Les avis de la CREG et d'Elia ne sont pas concordants. La CREG, à l'époque, était d'avis qu'il était envisageable de fermer les trois premiers réacteurs nucléaires sans risque de black-out, dès 2016-2017.

 

Finalement, il faudrait que vous m'expliquiez, je ne comprends pas très bien, par rapport à la période des 40 ans, vous parlez d'autorisation individuelle illimitée dans le temps pour les centrales. Je ne vois pas pourquoi il fallait alors faire une loi pour les prolonger. Je veux quand même souligner qu'une durée de vie dépassant 40 ans, dans le monde, c'est exceptionnel. Sur les 440 réacteurs nucléaires en fonctionnement, il y en a à peine deux qui ont plus de 40 ans d'âge. La durée moyenne de fonctionnement est de 25 ans.

 

Nous avons donc très peu de connaissances ou de garanties concernant des réacteurs commerciaux de grande taille approchant les 50 ans par exemple.

 

01.19  Michel De Maegd (MR): Merci madame la ministre pour cette réponse très étayée.

 

Il était en effet nécessaire de rappeler le contexte qui a incité le législateur à finaliser la loi du 28 juin 2015 destinée à faire face à des risques avérés et attestés par différentes études indépendantes portant sur l'hiver 2015-2016, dont madame la ministre nous a rappelé les tenants et aboutissants.

 

Il était important de rappeler que l'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN) est en charge de la sûreté nucléaire, sous l'égide du ministère de l'Intérieur. Selon cette agence, il n'y a pas de risque nucléaire avéré. C'est important pour rassurer les citoyens dans ce débat et pour rappeler que l'autorisation est individuelle, à durée limitée, accompagnée d'un processus de révision, tous les dix ans et là encore, sous le contrôle de l'AFCN.

 

Nous serons attentifs en tant que parlementaires à la suite de la gestion de ce dossier, notamment à la réalisation d'études d'incidence environnementale en veillant bien sûr, comme ma collègue Van der Straeten l'a dit, à ce que le cadre juridique soit mis à jour et, c'est plus que nécessaire, à la sécurité d'approvisionnement de notre pays. J'entends chez certains collègues le débat sur le calendrier de sortie du nucléaire. Même si ce n'est pas la question du jour, nous serons évidemment prêts à participer à ce débat avec toujours en tête cette question, fondamentale aux yeux de mon groupe, qu'est la sécurité d'approvisionnement et le bien-être de nos citoyens.

 

01.20  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, u hebt duidelijk gemaakt dat er in dit Parlement een nieuwe wet moet worden goedgekeurd vóór het einde van 2022. Dat betekent dus dat wij een parlementaire meerderheid nodig zullen hebben om die wet in het Parlement goedgekeurd te krijgen.

 

Na de consultaties werd al heel wat voorafgaand werk geleverd. U bent voluntaristisch. Ik denk dat wij allemaal beseffen dat dit moet lukken, zo niet zullen we in de problemen geraken. U hebt verwezen naar het voorafgaande werk, maar wij mogen niet onderschatten dat er moet worden gewerkt met de Vlaamse regering, dat er uiteraard ook consultaties in het buitenland zullen zijn en dat er dus met andere woorden nog heel wat stappen moeten worden gezet.

 

U hebt nog geen precieze kalender. U hebt gezegd dat u die kalender op een later tijdstip zult bekendmaken. U hebt ook verwezen naar het aanstellen van consultants door de exploitant en door de federale regering, maar ik denk toch dat wij ons ervan bewust moeten zijn dat dit alles niet op een eenvoudige manier zal kunnen gebeuren.

 

U kunt in elk geval rekenen op de steun van onze fractie om dit tot een goed einde te brengen.

 

De voorzitter: Collega's, tot zover ons actualiteitsdebat via digitale weg. Ik dank alle participanten en de minister voor haar antwoorden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Ik stel voor dat wij nu overgaan tot het stellen van de vragen. De lijst is lang. Daarom wil ik u verzoeken om u aan de spreektijd te houden: tweeënhalve minuut voor de vraagsteller, tweeënhalve minuut voor de minister en één minuut voor de repliek.

 

02 Vraag van Bert Wollants aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De langetermijnopslag van gas te Loenhout" (55003171C)

02 Question de Bert Wollants à Marie-Christine Marghem (Energie, Environnement et Développement durable) sur "Le stockage de gaz à long terme à Loenhout" (55003171C)

 

02.01  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, in 2011 werd de gaswet gewijzigd om langetermijnopslag mogelijk te maken in de ondergrondse gasopslag in Loenhout. De aanleiding was toen de ambitie van Statoil en Gazprom, zoals ze toen nog heetten, om Noors en Russisch gas daar op te slaan. Dat werd toen door Fluxys als een win-winsituatie beschouwd op het vlak van bevoorrading. Nadien volgden er nog heel wat evoluties op de gasmarkt, zoals een verdere verkleining van de zomer-winterspread en de beperkte contractering van die opslagcapaciteit. De vraag is op welke manier ondertussen die maatregelen werden geëvalueerd en wat de vooruitzichten voor deze gasopslag in de toekomst zijn.

 

Ten eerste, heeft er al een evaluatie plaatsgevonden van de aangepaste regels voor de gasopslag?

 

Ten tweede, welke langetermijnopslag vindt er momenteel plaats te Loenhout?

 

Ten derde, welke uitdagingen zijn er momenteel voor deze gasopslag? Hoe evolueert de vullingsgraad? Welke opportuniteiten kunnen we de komende tijd verwachten?

 

02.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer Wollants, ten eerste, dankzij de gewijzigde gaswet werden in 2012 langetermijncontracten getekend voor een duur van maximaal tien jaar, tot april 2022. Die boekingen hebben ervoor gezorgd dat Loenhout altijd ten minste voor de helft werd gevuld, zelfs wanneer de markt voor opslag niet gunstig was ten gevolge van kleine zomer-winterspreads. Een gasopslag kan immers haar rol slechts vervullen als zij een voldoende hoge vullingsgraad heeft tijdens de wintermaanden. Ik denk aan incidentbeheer, flexibiliteit of een optimaal beheer van het netwerk. In 2014 werd reeds een aanpassing van het opslagmodel goedgekeurd door de CREG, na een marktraadpleging en intensief overleg met Fluxys. Eind oktober 2018 vond opnieuw een marktconsultatie plaats met betrekking tot de opslagtarieven, waaruit bleek dat een herziening van het opslagmodel aangewezen is. Naar aanleiding hiervan heeft de CREG, in samenspraak met de AD Energie, aan Fluxys gevraagd een projectnota te maken, die als basis zal dienen voor de ontwikkeling van een nieuw opslagmodel voor Loenhout.

 

Ten tweede, er zijn momenteel vier klanten met langetermijncontracten in Loenhout. Dit zijn de twee historische klanten, die in 2012 tienjaarcontracten hebben getekend, en twee nieuwe klanten, die dankzij de gunstige zomer-winterspread opslagcontracten van twee jaar hebben getekend in januari 2020. De gasopslag te Loenhout is daardoor volledig geboekt tot april 2022.

 

Ten derde, naast de langetermijncontracten heeft Fluxys Belgium in de meeste jaren ook contracten kunnen afsluiten voor kortetermijnproducten, die voor een goede vulling van de gasopslag te Loenhout in de laatste jaren hebben gezorgd, hoewel volatiele zomer-winterspreads hebben geresulteerd in onvoorspelbare verkopen voor Loenhout. Daarbij komt ook het feit dat de markt eerder neigt capaciteiten te kopen op kortetermijnbasis en dat langetermijncontracten eerder uitzonderlijk worden.

 

Naast deze volatiliteit in prijs ondervindt de gasopslag van Loenhout bovendien een sterk concurrentieel nadeel ten gevolge van andere gasopslagreguleringen in naburige landen. Daar worden gasopslagproducten typisch via veilingen verkocht, met een lage reserveprijs, waarna het tekort aan inkomsten wordt gedekt via een vergoeding op de transmissiediensten. Gasopslagfaciliteiten, en voor België meer specifiek de opslag te Loenhout, brengen meer sociale voordelen – flexibiliteit voor de markt, optimaal beheer van het gasnetwerk, incidentbeheer – voor een energiesysteem dan enkel deze die gedekt worden door de marktwaarde. Om op lange termijn alle voordelen die een lokale gasopslagplaats biedt, niet het minst in het kader van de energietransitie, te kunnen garanderen, dient ervoor gezorgd te worden dat de toekomst van Loenhout verzekerd wordt. Dit gebeurt door een model te ontwikkelen dat deze voordelen kan blijven aanbieden, zelfs met spreads die een hogere volatiliteit vertonen.

 

De FOD Economie, de CREG en Fluxys Belgium zijn bezig met het bestuderen van de bewerkingen van het huidig model. Het huidig model laat onder meer Fluxys Belgium niet toe om haar dienstenaanbod af te stemmen op marktgebaseerde prijzen. Deze studie zal waarschijnlijk leiden tot aanpassingen van het commerciële model voor gasopslag in Loenhout in de komende jaren.

 

02.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik denk dat het goed is dat wij er grondig naar kijken. Ik kijk vooral uit naar wat die projectnota en de gesprekken zullen opleveren. Ik denk dat u gelijk hebt als u zegt dat de aansluiting van Loenhout op het gasnet een aantal voordelen oplevert die we niet zomaar uit onze handen mogen laten glippen. Ik kijk bijzonder uit naar de manier waarop dat zal gebeuren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Bert Wollants aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De normen voor verwarmingstoestellen op vaste brandstoffen" (55003172C)

03 Question de Bert Wollants à Marie-Christine Marghem (Energie, Environnement et Développement durable) sur "Les normes applicables aux appareils de chauffage alimentés en combustible solide" (55003172C)

 

03.01  Bert Wollants (N-VA): De normen voor verwarmingsapparaten op vaste brandstoffen werden in oktober 2010 bij koninklijk besluit vastgelegd en die voorzag in een stelselmatige verstrenging van de normen in 3 fasen, waarvan de laatste 6 jaar na de publicatie van het KB van kracht werd. In 2015 werd de EU-verordening 2015/1189 goedgekeurd met bijbehorende normen die van kracht zouden worden voor ketels vanaf 1 januari 2020 en voor kachels vanaf 2022. Deze normen lijken alvast wel strenger te zijn dan hetgene is vastgelegd in de laatste fase van het KB.

Het KB voorziet wel de publicatie van de verwarmingstoestellen die voldoen aan het KB, maar die niet noodzakelijk voldoen aan de normen van de verordening. Er zijn tevens ook landen die de normen ook sneller in werking laten treden voor kachels dan 2022. De vraag is of dit een opportuniteit oplevert in functie van uitstoot.

 

Dit leidt tot volgende vragen:

 

In welke mate dient het KB te worden aangepast om onduidelijkheid tussen de verordening enerzijds en de eigen normen anderzijds weg te nemen?

2) Op welke manier wordt de lijst van toestellen samengesteld, is dat enkel op basis van het KB of ook op basis van de mogelijk strengere verordening?

3) Welke timing hanteert de minister om deze stappen te zetten?

4) Werd een opportuniteitsafweging gemaakt om delen van de verordening al dan niet sneller in werking te laten treden zoals bijvoorbeeld in Nederland?

 

03.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer Wollants, mijn administratie werkt aan een wijziging van het koninklijk besluit om rekening te houden met de inwerkingtreding van de nieuwe Europese normen met betrekking tot verwarmingsketels en op die manier de bepalingen van het koninklijk besluit die blijven gelden, te verduidelijken.

 

De lijst van toestellen is gebaseerd op het koninklijk besluit. Mijn administratie bekijkt in hoeverre die lijsten behouden kunnen worden om het toezicht op de markten te organiseren. De amendementen op het koninklijk besluit worden tegen het einde van het semester op mijn kabinet verwacht.

 

Mijn administratie heeft een studie over de evolutie van de verwarmingstechnieken gelanceerd om de doelstellingen op het vlak van decarbonisatie en de vermindering van de uitstoot van luchtvervuilende stoffen tegen 2050 te halen. Daarbij zal de bijdrage van de sector van de verwarming en de biomassa worden geëvalueerd wat de uitstoot van NOx en deeltjes betreft. Het zou gerechtvaardigd kunnen zijn om bepaalde delen van de verordening sneller in werking te laten treden. De resultaten zouden in september 2020 worden voorgesteld.

 

03.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, het zou een goede zaak zijn om het KB eens grondig te bekijken. Er waren vroeger immers ook al wat problemen om dat operationeel te krijgen en goed te houden. Die lijst is volgens mij een verhaal uit het verleden.

 

Ondertussen worden er op Europees niveau heel andere normen naar voren geschoven en ik denk dat wij ons daarop moeten aligneren. Als wij stappen kunnen zetten die positief zijn voor de luchtkwaliteit, en wij op die manier bijvoorbeeld ook de klimaatinspanningen van de Gewesten kunnen versterken, dan lijkt mij dat geen dom idee, vandaar dat ik zeker uitkijk naar de stappen die hierin de komende maanden worden gezet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Malik Ben Achour à Marie-Christine Marghem (Energie, Environnement et Développement durable) sur "La présence de plomb dans le P.V.C." (55003236C)

04 Vraag van Malik Ben Achour aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Lood in pvc" (55003236C)

 

04.01  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, le 21 janvier, la commission de l’environnement du Parlement européen a adopté une résolution s’opposant à la proposition de la Commission européenne qui vise à restreindre l’utilisation et la présence de plomb et de ses composants dans des articles produits à partir de PVC – un plastique synthétique produit à grande échelle – fixant une concentration maximale de plomb à 0,1 % du poids du matériau PVC.

 

Nos collègues eurodéputés ont estimé à la majorité que "les changements proposés ne protégeaient pas suffisamment la santé humaine et l’environnement, soit le principal objectif du règlement REACH", dans la mesure où la Commission européenne veut introduire deux dérogations pour les matériaux PVC recyclés, pour une durée de 15 ans. L’une de ces dérogations autorisant la concentration de plomb jusqu’à 2 % du poids du PVC rigide et l’autre 1 % du poids du PVC flexible/souple.

 

Or, on sait en effet que le plomb est bien une substance toxique qui peut avoir de graves conséquences sur la santé, et notamment provoquer des dommages neurologiques irréversibles, même à petites doses, comme l’a d’ailleurs rappelé ladite commission de l’environnement par communiqué de presse. Cette dernière ayant estimé que – et je cite – "les niveaux proposés par la Commission européenne ne correspondaient pas à des niveaux sûrs", tout en soulignant qu’il existait des alternatives au PVC.

 

Madame la ministre, soutenez-vous la proposition de la Commission européenne dans son intégralité, y compris les deux dérogations dont il est question? Pourriez-vous nous partager votre analyse sur le sujet? Pensez-vous que le recyclage puisse justifier l’utilisation continue de substances dangereuses et que celui-ci ait la priorité sur la prévention en termes de santé publique?

 

04.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, dans cette commission – et c'est le lot habituel –, il y a des réponses très techniques qui sont délivrées par mon administration et auxquelles je souscris évidemment. Si vous estimez que le temps est largement dépassé, je transmettrais – avec l'accord du député qui pose la question – le texte écrit. Mais en l'occurrence, je vois une réponse qui est relativement importante et que je vais commencer à délivrer.

 

La Belgique s'est abstenue de voter ce texte en Comité REACH. Le texte législatif ne nous semblait pas abouti, il comportait des lacunes pouvant le rendre non contrôlable et potentiellement créer la contamination de produits par des dérogations non traitées en circuit fermé.

 

Alors que la Belgique soutient une concentration limite stricte du contenu en plomb dans le PVC et les articles en PVC, par une restriction sous le règlement REACH, elle ne peut adhérer aux modalités prévues dans la proposition pour l'exemption de certains articles, bien que ceux-ci soient définis de manière claire dans la proposition.

 

La déclaration belge faite au vote en comité présente notre argumentaire détaillé et indique les manquements suivants de la proposition de la commission: "Nous considérons que des dérogations autorisant les concentrations supérieures à celles des matériaux vierges, dans des substances, mélanges ou articles recyclés, ne peuvent être octroyées que si les quatre conditions suivantes sont strictement remplies pour atteindre un closed loop, c'est-à-dire un circuit fermé:

1. pas d'émissions supplémentaires;

2. obligations d'étiquetage des matériaux contaminés;

3. schéma de recyclage des matériaux contaminés qui doit s'organiser sur base de systèmes fermés;

4. la mesure doit être limitée dans le temps pour reconsidérer les effets de l'entrée en vigueur de l'exemption et réajuster si nécessaire."

 

Les éléments ci-dessus ne sont pas atteints dans la proposition de la commission. En effet, des émissions pourraient apparaître pendant le retraitement des articles des matériaux recyclés, et ce dans le long terme, vu qu'il n'existe pas de mesure d'étiquetage des systèmes fermés, etc.

 

Par ailleurs, certains acteurs industriels, y compris des acteurs belges, se sont engagés dans des certifications pour assurer une circularité des matériaux PVC utilisés. Nous estimons que ces acteurs vont être impactés négativement si les conditions contraignantes et nécessaires ne s'appliquent pas. Il nous apparaît que ces engagements des secteurs sont clés pour assurer les objectifs de material efficiency.

 

Des émissions sont également probables pour des articles composés de matériau PVC souple qui vont bénéficier d'une exception pendant cinq ans par rapport à l'obligation d'une couche de protection contre l'émission du plomb contenu dans le PVC qui sera obligatoire pour les autres articles sous dérogation.

 

Par ailleurs, concernant cette obligation de couche de protection et malgré le fait que la Belgique ait obtenu qu'elle soit assurée dans le principe de durée de vie des produits, nous pensons que les contrôles ne pourront être effectifs, étant donné l'absence de contraintes techniques ou standard pour les différents articles et les différents usages.

 

De plus, l'absence de possibilités de collecte et traitement séparés du flux des articles avec une haute teneur en plomb risque d'entraîner une dilution des déchets dangereux dans le flux des autres déchets, ce qui contrevient au principe de la bonne gestion des déchets.

 

En outre, contrairement au postulat de l'ECHA dans son dossier d'analyse, annexe 15, pour cette restriction, nous pensons que la proposition risque de générer à terme plus d'incinérations, si le flux de matériaux reste contaminé vu que les producteurs préféreront l'usage de matériaux vierges. Je vous remercie pour votre attention.

 

04.03  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, je me contente de remercier la ministre pour sa réponse qui est convergente avec nos inquiétudes. Nous suivrons ce dossier avec attention.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: J'ai vu la main de Mme Hanus se lever. Madame Hanus, exceptionnellement, vous avez la parole pour une question sur notre manière de travailler.

 

04.04  Mélissa Hanus (PS): J'espère que vous m'entendez.

 

J'ai écrit un mot dans la conversation de groupe pour que chacun puisse prendre connaissance de la proposition que je voulais faire. Je vous remercie, monsieur le président, de me donner l'occasion de parler en cours de question. Je propose un mode de fonctionnement pour les questions de la séance d'aujourd'hui vu les nombreuses questions. Hier en commission Mobilité, chaque député, lorsqu'il a eu la parole, a regroupé l'ensemble de ses questions, pour pouvoir avancer de manière plus efficace. Serait-il possible d'adopter le même fonctionnement aujourd'hui? La ministre répondrait après.

 

Le président: Certains collègues veulent-il faire des remarques à ce sujet?

 

Het voorstel is om alle vragen opeenvolgend te laten stellen door het Parlementslid. Daarna geeft de minister alle antwoorden op die vragen. Hebben de collega's daarover opmerkingen?

 

04.05  Kurt Ravyts (VB): Op zich sta ik onbevangen tegenover het voorstel. Maar wat als er onderwerpen zijn waarover meerdere Parlementsleden vragen hebben? Stel dat ik een onderwerp ten berde breng en mevrouw Van der Straeten doet hetzelfde op een ander moment, wanneer antwoordt de minister dan? Hoe gaan we dit organiseren?

 

04.06  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Monsieur le président, cela peut être une bonne méthode mais nous n'y sommes pas préparés. J'ai des questions sur des sujets différents et je ne suis pas préparé pour procéder de la sorte. Si on n'arrive pas au bout de la liste, nous prévoirons un autre moment pour continuer. Je ne sais pas jusqu'à quelle heure nous pouvons aller aujourd'hui. Je peux éventuellement parler moins longtemps mais je voudrais poser mes questions une par une.

 

04.07  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, pour bien comprendre la proposition de ma collègue, on regroupe toutes nos questions et la ministre répond à toutes nos questions et nous sommes ensuite libérés. C'est bien cela?

 

Le président: C'est la proposition de Mme Hanus.

 

04.08  Mélissa Hanus (PS): Hier en commission, chaque député a présenté l'ensemble de ses questions en une fois et le ministre a répondu à toutes les questions à la fin. C'est pour la fluidité des prises de parole de chacun.

 

04.09  Malik Ben Achour (PS): Il faut alors attendre la fin de la commission pour être libéré et c'est problématique.

 

04.10  Mélissa Hanus (PS): Ou alors, on peut procéder comme M. Ben Achour le propose. Je n'y vois pas d'inconvénient.

 

04.11  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, pour être concret, chacun a beaucoup d'activités. Si on transforme les questions orales en questions  écrites, peut-on avoir la réponse très rapidement?

 

04.12  Marie-Christine Marghem, ministre: Oui.

 

04.13  Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, je propose de transformer mes questions n° 55003742C et n° 55004858C en questions écrites pour faire avancer le débat.

 

04.14  Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le président, si on pose toutes nos questions et que Mme la ministre répond en fin de réunion, cela signifie que nous sommes bloqués pendant toute la session. Peut-être que Mme la ministre devra partir avant de pouvoir répondre.

 

J'ai transformé ma question n° 55003351C en question écrite pour gagner du temps.

 

De voorzitter: Mevrouw Hanus, ik dank u voor uw voorstel.

 

Ik zie toch wel dat enkele collega's hier problemen mee hebben. Dan is er nog het probleem van de samengevoegde vragen over hetzelfde onderwerp. Hoe gaan we dat dan oplossen? De diensten merken ook op dat het in de commissie voor Mobiliteit vaak over hetzelfde onderwerp ging. Hier gaat het over heel veel verschillende onderwerpen.

 

Vandaag zijn we er ook niet op voorbereid. Voor een volgende vergadering kunnen we dit voorstel eventueel bekijken, als we dan nog digitaal moeten vergaderen. Nu zou ik het niet doen. We gaan de zaak te complex maken op deze manier. Ik verwijs ook naar collega's die er nu van uitgaan dat ze hun vraag pas op het einde van de vergadering zullen moeten stellen en nu plotseling sneller beschikbaar zouden moeten zijn.

 

Madame Hanus, merci pour votre proposition. Je propose de continuer à travailler comme prévu aujourd'hui. Pour une autre session, nous pourrons éventuellement travailler comme vous l'avez proposé.

 

05 Question de Malik Ben Achour à Marie-Christine Marghem (Energie, Environnement et Développement durable) sur "Le rapport 2019 de la Ligue des Droits Humains sur l’état des droits fondamentaux en Belgique" (55003237C)

05 Vraag van Malik Ben Achour aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het jaarverslag 2019 van de Ligue des Droits Humains over de grondrechten in België" (55003237C)

 

05.01  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, ce début d’année 2020 est propice à la publication des bilans de l’année 2019. Dans cette optique, la Ligue des Droits Humains a publié ce 31 janvier dernier son rapport annuel sur l’état des droits fondamentaux en Belgique. Ce document met en évidence des constats que les auteurs appellent "injustices environnementales" et pointe du doigt certaines mesures climatiques, affirmant que celles-ci creusent les inégalités au sein de notre société.

 

Parmi les politiques publiques visées se retrouvent "les déductions fiscales, primes et aides accordées pour l’achat de panneaux solaires, voitures électriques, et pour l’amélioration de la performance énergétique de logement". Ces mesures bénéficieraient surtout aux personnes dont les revenus et le capital sont élevés et, par conséquent, peu aux personnes dans la précarité. L’analyse mentionne également la fiscalité sur le carburant, et précise que la taxe carbone représenterait entre trois et cinq fois moins dans les revenus des classes dites favorisées que dans ceux des classes populaires.

 

À la suite de ces constats accablants, la Ligue des Droits Humains propose deux hypothétiques solutions afin de réduire les inégalités engendrées. L’une consisterait en un investissement public dans l’isolation des logements sociaux permettant ainsi de réduire leur impact énergétique et de renforcer le droit à un logement décent des classes défavorisées. L’autre solution impliquerait une taxe sur le kérosène. C’est une évidence en effet: la transition vers une société durable et les solutions pour lutter contre le réchauffement climatique ont un coût. Celui-ci ne peut pas peser sur les seules épaules du citoyen et surtout pas sur les ménages les moins favorisés.

 

Ainsi, outre des politiques d’isolation des logements publics, mon groupe soutient le développement d’une taxe kérosène au niveau européen, mais dans le but de financer in fine des mesures de lutte contre le réchauffement climatique.

 

Madame la ministre, quelle est votre analyse des constats que fait la Ligue des Droits Humains dans son dernier rapport? Soutenez-vous les solutions proposées par celle-ci? Sinon, que proposez-vous de mettre en place pour pallier ces inégalités?

 

05.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Cher collègue, le rapport annuel sur l’état des droits fondamentaux en Belgique, publié le 31 janvier dernier par la Ligue des Droits Humains, identifie différentes formes d'injustices environnementales parmi lesquelles figurent les inégalités engendrées par les mesures prises et mises en œuvre pour atténuer les changements climatiques. Il est vrai que, si elles sont mal conçues, certaines politiques visant à l'atténuation des changements climatiques sont susceptibles de renforcer les inégalités sociales existantes voire de créer de nouvelles formes d'inégalités.

 

Afin d'assurer une transition juste, il est essentiel de veiller à ce que les politiques mises en œuvre ne menacent pas les droits fondamentaux et ne creusent pas davantage les inégalités sociales et contribuent, au contraire, à les réduire.

 

Dans cette optique, il est nécessaire d'appréhender l'impact social des politiques climatiques via des évaluations et, le cas échéant, de prévoir des mesures de compensation pour les ménages vulnérables.

 

Mon administration a déjà mené ce type d'analyse, notamment lors du débat national sur la tarification du carbone que, vous vous en rappellerez, j'ai initié en 2017. Il est cependant évident que des efforts additionnels d'analyse conjointe des enjeux climatiques et sociaux sont nécessaires, notamment dans le cadre de la transition vers une neutralité climatique à l'horizon 2050.

 

Dans ce contexte, il paraît donc opportun d'entamer, le plus rapidement possible, le dialogue national sur la transition juste vers une société neutre pour le climat qui est prévu dans le Plan national Énergie-Climat (PNEC). Ce dialogue mené avec tous les acteurs de la politique (autorités et parties prenantes) sera soutenu par une analyse des effets positifs et négatifs de la transition vers une société neutre pour le climat. Il sera notamment axé sur l'identification de pistes politiques.

 

Je tiens à souligner que le paquet "Une énergie propre pour tous les Européens" prévoit un rôle actif et important, dans la transition, pour les communautés énergétiques citoyennes. Cela devrait contribuer à la démocratisation de notre système énergétique et permettre à tous les citoyens de participer à la transition, mais aussi d'en bénéficier.

 

En d'autres termes, la transition énergétique entraîne, certes, le risque de renforcer les inégalités, mais elle offre aussi des opportunités de démocratisation. Le PNEC belge prévoit plusieurs projets et initiatives afin d'implémenter ce principe au niveau belge.

 

Le rapport de la Ligue des Droits Humains pointe également du doigt certaines mesures spécifiques dont les subsides et autres avantages octroyés pour encourager le comportement durable - vous en avez parlé -, affirmant que ceux-ci ne bénéficient que rarement aux personnes issues des classes sociales défavorisées. Actuellement, ce sont principalement les Régions qui élaborent et mettent en œuvre ce type de mesures.

 

Au niveau fédéral, le PNEC prévoit des réformes de la fiscalité, d'une part, pour favoriser la mobilité durable et l'intermodalité et, d'autre part, pour stimuler la rénovation et améliorer l'efficacité énergétique des bâtiments. Les aspects sociaux devront bien entendu être pris en considération lors du développement de ces réformes.

 

Le rapport critique aussi la taxe carbone sur le carburant, arguant que cette mesure a tendance à peser sur les ménages pauvres de façon disproportionnée. Je tiens à nuancer ce propos.

 

Dans le cadre du débat national sur la tarification carbone évoqué précédemment, nous avons analysé les impacts sociaux d'une tarification carbone et identifié une série de mesures compensatoires à mettre en œuvre lors de l'introduction d'un tel système. Nous avons aussi montré que, si le revenu intégral d'une tarification carbone était redistribué via un versement forfaitaire, l'impact sur les revenus des ménages les plus pauvres serait globalement positif.

 

Ces travaux se poursuivent afin d'instaurer au plus vite une tarification carbone qui soit socialement juste.

 

Finalement, dans son rapport, la Ligue se positionne en faveur de deux politiques d'atténuation des changements climatiques, à savoir un investissement public dans l'isolation des logements sociaux et une taxe sur le kérosène. La première mesure est très certainement nécessaire à cette fin, mais aussi en vue de combattre la précarité énergétique. Selon la Fondation Roi Baudouin, ce dernier problème touche tout particulièrement les locataires sociaux. Par ailleurs, la mise en œuvre européenne d'une taxe kérosène représente une piste intéressante qu'il conviendra d'explorer de manière plus approfondie, notamment dans le cadre du débat national sur la transition juste, mentionné précédemment.

 

En outre, lors du Conseil Environnement de l'Union européenne du 5 mars 2019, la Belgique a lancé un appel à la nouvelle Commission européenne en vue promouvoir une proposition législative en ce sens. Cet appel a été réitéré en novembre dernier, à travers la signature par mon collègue De Croo d'une déclaration commune des ministres des Finances de huit autres États membres de l'Union: la Bulgarie, le Danemark, la France, l'Allemagne, l'Italie, le Luxembourg, les Pays-Bas et la Suède. Le PNEC belge prévoit aussi l'introduction de mesures fiscales afin d'intégrer les externalités environnementales du secteur aérien.

 

Pour conclure, bien qu'elles constituent des pistes intéressantes, les deux politiques proposées par la Ligue et soutenues par votre groupe ne seront pas suffisantes pour assurer la transition vers une neutralité climatique en 2050. Elles devront être considérées dans le cadre d'un mix beaucoup plus large d'instruments d'actions publiques.

 

05.03  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie.

 

Il est un fait établi – tant en Belgique qu'à l'échelle internationale – que les familles les plus fragiles sont les premières victimes des changements climatiques. Ce sont aussi celles qui sont le moins en mesure de s'en protéger. J'ai entendu votre souci. Vous avez souligné que nos mesures vous semblaient insuffisantes. En tout cas, nous nous réjouissons que d'autres soient exprimées. De plus, nous en proposerons aussi de nouvelles.

 

Cela dit, il faut s'assurer que le coût de la transition ne soit pas majoritairement supporté par ces personnes. Justice climatique et justice sociale vont de pair.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Mélissa Hanus à Marie-Christine Marghem (Energie, Environnement et Développement durable) sur "Les émissions de gaz à effet de serre en Belgique" (55003238C)

06 Vraag van Mélissa Hanus aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De uitstoot van broeikasgassen in België" (55003238C)

 

06.01  Mélissa Hanus (PS): Monsieur le président, madame la ministre, j'ai dû adapter la mise en contexte de ma première question, car depuis qu'elle a été rédigée, le COVID-19 et l'ensemble des mesures de confinement nous ont montré une chute drastique des émissions de gaz à effet de serre. Nous devrions d'ailleurs, sans doute, saisir cette opportunité pour adopter des modes de consommation plus "slow" et soutenir de nouvelles organisations du travail, comme le télétravail que nous adoptons nous-mêmes aujourd'hui.

 

Ma crainte, madame la ministre, est qu'après le COVID, nous repartions vers la même rengaine néolibérale hyperproductiviste, néfaste pour notre environnement et le climat. En effet, le site climat.be indique que nos émissions de gaz à effet de serre ont augmenté en 2018, c'est-à-dire lorsque notre modèle tournait à plein régime hors période de confinement, pour atteindre 118,3 mégatonnes d’équivalents CO², soit une augmentation de 0,28 % par rapport à 2017, les émissions de CO², étroitement liées à la consommation d'énergie, ayant augmenté de 0,63 %.

 

Dès lors, madame la ministre, permettez-moi de vous poser les questions suivantes.

 

Quelle est votre analyse quant à cette augmentation des émissions de gaz à effet de serre dans notre pays en 2018? Quelles sont les raisons de cette hausse mentionnée? 

 

Envisagez-vous de mettre en place des politiques en vue de limiter les émissions dues au transport, notamment au fret et à l'accroissement des SUV sur nos routes?

 

Êtes-vous par ailleurs consciente qu’avec un taux de seulement 9 % d’énergies renouvelables en 2018, l’ambition en termes d’efficacité énergétique de la Belgique est « trop faible », comme l’a rappelé la Commission européenne? Que répondez-vous à cela, alors que nous sommes censés atteindre 13 % d’énergie verte cette année-ci, en 2020? Je vous remercie.

 

06.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Madame la députée, bien que nous disposions des dernières données, le rapport national d'inventaire, qui analyse les tendances, n'est pas encore disponible.  Il est attendu pour le 15 mars et sa version définitive sera disponible le 15 avril, donc aujourd'hui.

 

Il y aura peut-être lieu que vous reveniez vers moi à ce sujet, car la réponse à votre question du 10 février a évidemment été rédigée avant le 15 mars. Je vous la lis. 

 

Les seules informations dont nous disposons concernent les ajustements méthodologiques qui ont entraîné des réestimations à la hausse de nos émissions, entre autres pour les gaz fluorés du secteur industriel essentiellement, ainsi que des révisions liées aux bilans énergétiques. Les mesures additionnelles du PNEC devraient, en principe, nous permettre d'infléchir cette tendance et d'atteindre nos objectifs dans les secteurs des transports, des bâtiments et de l'agriculture, c'est-à-dire les secteurs non-ETS pour lesquels un objectif national existe. Néanmoins, ces mesures doivent être traduites de manière opérationnelle.

 

En outre, dans le cadre du relèvement de l'ambition climatique au niveau européen à l'horizon 2030, tel que prévu dans le Pacte vert européen, nous devons prévoir de renforcer encore ces mesures voire d'en adopter d'autres.

 

En ce qui concerne le transport, le PNEC prévoit qu'un accord interfédéral sur la mobilité sera conclu d'ici le 1er janvier 2021 sur la base d'une consultation entre l'État fédéral et les Régions sur des sujets spécifiques tels que les transports publics, la taxation des transports, etc., sur lesquels un accord interfédéral est absolument nécessaire afin de pouvoir mettre en œuvre les mesures incluses dans le plan sur l'ensemble du territoire.

 

Du côté fédéral, nous voyons cet accord comme devant être basé sur une vision de la mobilité interfédérale à développer au préalable mais, pour l'instant, cette vision n'a pas reçu le soutien de la Région flamande. Par ailleurs, le gouvernement fédéral utilisera les leviers à sa disposition et sa contribution aux transports dans le cadre du PNEC par des mesures très importantes comme une nouvelle évaluation et un éventuel ajustement du cadre pour les voitures de société, des mesures parafiscales ou fiscales pour promouvoir la mobilité durable, des investissements substantiels dans le transport ferroviaire et les autres mesures que vous avez pu lire dans le PNEC par lesquelles nous envisageons de rendre nos transports plus durables et de les décarboner toujours plus, en dialogue avec les Régions.

 

En ce qui concerne l'énergie renouvelable, l'objectif, tel qu'exprimé par rapport à la consommation finale brute d'énergie par la Belgique, est de 13 % en 2020. Vous le savez. En 2018, nous étions à 9,4 %. Une trajectoire prévue tenait compte d'une forte augmentation entre 2018 et 2020, pour la raison que vous connaissez qui est la mise en œuvre des trois derniers parcs offshore qui sont le fait de ce gouvernement et qui seront opérationnels en 2020. Au niveau fédéral, ce sera donc la contribution du fédéral à l'objectif global belge de 13 % dont je viens de parler.

 

Pour ce qui est de l'efficacité énergétique, le gouvernement fédéral dispose d'un certain nombre de leviers, par exemple fiscaux, qui peuvent accompagner d'autres politiques régionales. Et, bien entendu, je continue à examiner les éventuelles propositions faites par mes collègues régionaux et à envisager toutes les options disponibles pour que chacun remplisse ses responsabilités dans ce cadre afin d'atteindre l'objectif.

 

Il y a d'ailleurs encore en discussion au Parlement – et je ne sais pas si vous avez décidé de vous ressaisir de ces questions – des propositions de loi qui traitent de l'économie circulaire et de la réparabilité qui poursuivent cet objectif.

 

Pour l'année 2019, les premières estimations provisoires ne seront disponibles que pour le 31 juillet 2020. En ce qui concerne les inventaires régionaux relatifs à l'année 2018, ils devaient être publiés à partir du 15 mars. Je n'ai pas vérifié. Je vous demande de le faire et de revenir vers moi avec des questions supplémentaires liées à l'examen de ces documents.

 

Concernant la compilation nationale entre les inventaires régionaux et l'inventaire fédéral, je ne suis pas en mesure d'établir si ces trois inventaires connaissent ou non des tendances similaires dans les différents secteurs. C'est la raison pour laquelle je vous invite à revenir vers moi pour que de votre côté et du mien, nous examinions ces documents fraîchement publiés.

 

06.03  Mélissa Hanus (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour ces différents éléments de réponse.

 

Vous pourrez bien sûr compter sur moi pour continuer à vous interroger sur le sujet. De notre côté, vous pouvez compter sur nous pour faire des propositions qui continueront à tendre vers une diminution des émissions des gaz à effet de serre.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 55003351C de M. Vicaire est transformée en question écrite.

 

07 Samengevoegde vragen van

- Steven De Vuyst aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De Green Deal" (55003421C)

- Greet Daems aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De Green Deal" (55003423C)

- Kurt Ravyts aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het advies van de Europese Commissie m.b.t. de intra-Belgische verdeling van de JTF-steun" (55003627C)

- Tinne Van der Straeten aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De verdeling van de middelen van het JTF" (55003707C)

07 Questions jointes de

- Steven De Vuyst à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le Green Deal" (55003421C)

- Greet Daems à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le Green Deal" (55003423C)

- Kurt Ravyts à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'avis de la Commission européenne sur la répartition intra-belge du soutien accordé par le FTJ" (55003627C)

- Tinne Van der Straeten à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La répartition des moyens du JTF" (55003707C)

 

De heer De Vuyst is er niet.

 

07.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, een deel van mijn vragen dateert van twee maanden geleden, dus voor de coronacrisis, toen de Green Deal en de Europese klimaatwet in de volle belangstelling stonden. Een aantal hoofdlijnen van de Green Deal waren toen al voorgesteld. De details bereiken ons echter maar met mondjesmaat. Gelet op de huidige crisissituatie wil ik u in mijn eerste vraag over de Geen Deal vooral bevragen over de huidige stand van zaken en over de impact van de coronacrisis. Op welke manier beïnvloedt de coronacrisis de Green Deal? Wat is de formele positie van België tegenover de Green Deal?

 

Sta mij toe dat ik mijn twijfels heb. Vorige week nog riep een groep lidstaten de Europese Commissie op om de Europese Green Deal centraal te stellen in de herstelplannen na de coronacrisis. België heeft zich bij die oproep onthouden omdat de N-VA en Vlaams minister van Klimaat Zuhal Demir hun veto stelden.

 

Welk ambitieniveau verdedigt België in het kader van de Europese Green Deal? Ondersteunt België al dan niet de ambitie van een reductie met 55 % tegen 2030?

 

07.02  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ook ik heb een vraag over de Green Deal, die ik eigenlijk al begin maart 2020 wilde stellen. Wegens tijdgebrek is de vraag toen uitgesteld. Ze blijft echter actueel, ze gaat namelijk over de intra-Belgische verdeling van het Just Transition Fund (JTF).

 

U stelde op 11 februari 2020 in de commissie dat met betrekking tot de verdeling van de potentiële 68 miljoen euro uit het JTF er nog geen intra-Belgische afspraken werden gemaakt. Het voorstel van de Europese Commissie werd toen nog geanalyseerd. Het voorstel zag nochtans al in januari 2020 het licht rond de kwestie van het Europees semester.

 

Op 26 februari 2020 heeft de Europese Commissie echter formeel voorlopig geadviseerd. De analyse van de Europese Commissie leert ons dat de regio's van Doornik, u welbekend, Bergen en Charleroi de meeste baat bij de steun zouden hebben. Daar zou immers de meest intensieve industriële uitstoot van broeikasgassen worden geregistreerd. Henegouwen blijft bovendien een regio in industriële transitie, met een relatief hoge werkloosheid. Het advies van de Europese Commissie zegt: "Op basis van deze voorlopige evaluatie lijkt het gewettigd om de fondsen te concentreren op deze regio."

 

Mevrouw de minister, ongeveer twee maanden geleden heeft er een vergadering van het Overlegcomité plaatsgevonden die onder andere over klimaatgerelateerde onderwerpen ging. Hebt u verder nog contacten gehad op Belgisch niveau?

 

Ik had graag nog wat inhoudelijke toelichting gekregen bij de cijfers waaruit blijkt dat in Henegouwen de meest intensieve industriële uitstoot van broeikasgassen wordt geregistreerd.

 

Tevens wil ik u ook vragen wat nu juist de verdere procedure inzake dat Just Transition Fund is voor de volgende maanden op intra-Belgisch niveau.

 

07.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, dit dossier is niet nieuw en hierover zijn intussen ook al vragen gesteld aan de eerste minister. Onze vragen kunnen dus enigszins gedateerd zijn. Op 11 februari hebt u al uitvoerig antwoord gegeven op vragen over het Just Transition Fund. U pleitte er toen voor dat alle regio's hun krachten consistent zouden bundelen. Verder stelde u dat er overleg nodig was voor de besteding van de middelen van het Just Transition Fund.

 

Vindt er nog verder overleg plaats tussen de Europese Commissie en België? Wat is nu precies het Belgisch standpunt? Is er soms nog geen Belgisch standpunt?

 

Het Just Transition Fund is slechts een onderdeel van het Just Transition Mechanism dat op zijn beurt ook weer een onderdeel is van de Green Deal. Er zijn ook andere financieringsmiddelen en fondsen, bijvoorbeeld het innovatiefonds. Op welke wijze kunnen de regio's hun krachten consistent bundelen, zodat elk Gewest en de federale overheid de opportuniteiten optimaal kunnen benutten? Welke overlegorganen worden hiervoor gebruikt?

 

In het ontwerp van MFK 2021-2027 worden de middelen van het Just Transition Fund gekoppeld aan het hebben van een nationale doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050. België heeft die doelstelling momenteel niet. Zal België zo'n doelstelling opstellen als de financiële middelen van het Just Transition Fund hiervan afhankelijk worden?

 

07.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Mesdames, messieurs les parlementaires, j'ai une question et une réponse qui datent. Tout remonte à la mi-février. Je vois que j'ai deux réponses pour Mme Van der Straeten. Ma réponse est relativement longue, je veux bien vous en délivrer la totalité, mais je propose que pour la deuxième partie de la réponse qui concerne exclusivement Mme Van der Straeten et les subdivisions dans le fonds de transition juste, je lui adresse la réponse par écrit.

 

07.05  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Il n'y a aucun souci si ça peut se faire aujourd'hui.

 

07.06  Marie-Christine Marghem, ministre: Aucun problème.

 

Wat de Belgische standpuntbepaling betreft, vond op 21 februari een ad-hocoverleg van DGE plaats tussen de kabinetten en de administraties om enkele algemene boodschappen vast te leggen, zodat men zich in de vier verschillende filières en Raadsformaties aan een coherente boodschap kan houden.

 

België steunt de Green Deal en erkent dat een geïntegreerde, transversale en coherente aanpak de sleutel vormt om van de Green Deal een succesverhaal te maken. Beleidscoherentie garanderen door het op elkaar afstemmen van onze klimaat-, biodiversiteits- en milieudoelstellingen in alle beleidsdomeinen en -strategieën is essentieel voor een geslaagde transitie.

 

Inzake de opvolging van de verschillende dossiers onder de Green Deal werd tijdens het DGE-overleg een coördinatietabel overlopen die identificeerde welke filières en overlegorganen betrokken moeten worden bij de respectieve dossiers. De posities met betrekking tot specifieke dossiers zullen dan nader worden uitgewerkt volgens de werkzaamheden op het Europese niveau.

 

Wat het ambitieniveau voor klimaatactie tegen 2030 betreft, hebben wij al in oktober 2014 op het Europese niveau afgesproken om ten minste 40 % minder broeikasgassen uit te stoten tegen 2030, in vergelijking met het niveau van 1990. Het is belangrijk op te merken dat die doelstelling nog dateert van vóór de overeenkomst van Parijs. Voor België is het altijd duidelijk geweest dat de Europese Nationally Determined Contributions (NDC), verbintenissen in het kader van de overeenkomst van Parijs, herzien konden worden.

 

De nieuwe Europese richtlijnen inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie hebben reeds de facto het Europese ambitieniveau verhoogd en de scenario's die de Commissie uittekende richting klimaatneutraliteit tegen 2040 overschrijden in 2030 de huidige doelstellingen. De Commissie-von der Leyen geeft aan de doelstellingen te willen verhogen tot minstens 50 % en tot 55 % op een verantwoorde wijze.

 

De federale regering verdedigt alvast iets waarover het Parlement zich al uitsprak in zijn resolutie over de herpositionering van België in het klimaatdebat van 20 december 2018, met name de Europese doelstelling inzake de vermindering van de broeikasgasuitstoot van minstens 55 % tegen 2030 ten opzichte van 1990.

 

De Brusselse en Waalse regeringen bevinden zich op dezelfde lijn en namen die doelstelling op in hun regeerakkoorden. Ik wijs er nogmaals op dat acht lidstaten, namelijk Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje, Zweden, Denemarken en Letland, recentelijk een expliciete oproep hebben gedaan aan Europees commissaris Frans Timmermans de doelstelling voor 2030 te verhogen naar ten minste 55 %. Het is namelijk van essentieel belang spoedig een akkoord te vinden over onze Europese doelstelling voor 2030.

 

België heeft er steeds op gehamerd dat de vijfjaarlijkse ambitiecyclus een essentieel element is in de architectuur van de overeenkomst van Parijs en dat de EU zich ten volle moet inschrijven in het proces om zo een positieve bijdrage te kunnen leveren aan de internationale dynamiek.

 

Het lijkt mij dan ook noodzakelijk dat de Europese Commissie snel met haar voorstel op de proppen komt. De Benelux riep reeds in november 2018 in haar Talanoaverklaring de Europese Commissie op zo snel mogelijk opties voor de verhoging van de Europese klimaatdoelstellingen tegen 2030 te onderzoeken. Dat werd nogmaals door België aangehaald tijdens de Milieuraad in juli 2019. Echter, de Commissie plant pas ten vroegste tegen september haar voorstel te publiceren, wat de kans op een intra-Europees akkoord sterk zou hypothekeren.

 

Voor de financiering van het Just Transition Fund stelt de Europese Commissie een budget van 7,5 miljard euro voor. De onderhandelingen over het meerjarig financieel kader waarbinnen de financiering van het Just Transmission Fund geregeld zal worden, lopen op het moment moeizaam. In België is het de bevoegdheid van de financiële filière om de tweede en derde pijler van het Just Transition Mechanism te coördineren, terwijl de eerste pijler, het Just Transition Fund, gelinkt wordt aan het cohesiebeleid en daarvoor de Gewesten in de cockpit zitten.

 

Uiteraard zal ik erop toezien dat de milieuministers en -administraties op een adequate manier betrokken worden bij de standpuntbepaling.

 

Belangrijk voor de financiering is inderdaad de voorgestelde link tussen de nationale doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 en de vrijgave van de volledig toegewezen financiële middelen uit het Just Transition Fund. Ik kan u alvast meegeven dat het Overlegcomité, toen het de langetermijnstrategie heeft goedgekeurd, zich er ook toe verbonden heeft om "de nationale langetermijnstrategie, die een minimale verbintenis is, op geregelde tijdstippen te actualiseren" en zodoende bevestigt het "de gemeenschappelijke wil om naar koolstofneutraliteit te streven". De discussies op Europees niveau over de verschillende elementen van de Europese Green Deal, waaronder de climate law, en de verhoging van de 2030-doelstellingen zullen bovendien de context van onze strategie veranderen en wellicht een actualisering van de nationale strategie vereisen.

 

07.07  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik moet eerlijk toegeven dat de technologie het bij deze enigszins rare vergaderomstandigheden wat heeft laten afweten, waardoor ik uw antwoord niet heel goed gehoord heb, meer bepaald wanneer u antwoordde op de vraag of België al dan niet de ambitie ondersteunt van een reductie met 55 % tegen 2030. Kunt u dat deel van uw antwoord nog eens herhalen?

 

07.08  Marie-Christine Marghem, ministre: Je vais attendre les répliques et je ferai les réponses ad hoc ensuite.

 

De voorzitter: De minister zal straks antwoorden. Hebt u nog andere elementen van repliek, mevrouw Daems?

 

07.09  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, als ik het goed heb begrepen, hebt u met betrekking tot de coronacrisis niets gezegd?

 

07.10  Marie-Christine Marghem, ministre: Non, le problème est le suivant.

 

Comme je l'ai dit d'emblée, la question que vous avez posée et ensuite adaptée vu les circonstances, ce que je comprends très bien, a été répondue quatre jours après que vous l'ayez posée. Et je n'ai pas d'adaptation, sauf pour Mme Van der Straeten qui a posé sa deuxième question plus tard. Pour elle, j'ai une réponse particulière; elle demande des précisions quant aux différentes subdivisions du fonds de transition. J'ai une réponse spécifique par rapport à cela. Je me suis mise d'accord avec elle pour la lui transmettre par écrit cette après-midi.

 

07.11  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, ik begrijp dat u hierop nu niet kunt antwoorden. Ik wil alleen zeggen dat de herstelplannen voor de coronacrisis sociaal en ecologisch moeten zijn. Het is nu het moment om de Green Deal te versterken en te versnellen. We mogen onze ambities zeker niet afzwakken. Dat is echt geen optie.

 

Voor ons moeten de sociale Green Deal het hart van de herstelplannen vormen. Dat wou ik nog even meegeven.

 

07.12  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, excuseert u mij, maar ik ben ook een klein beetje in verwarring omdat ik op een aantal heel specifieke vragen geen antwoord heb gekregen. Misschien kunt u mij die schriftelijk bezorgen?

 

Als ik het goed begrijp is op het Overlegcomité van 19 februari het Just Transition Fund besproken. Men heeft daar vastgesteld dat dit zich situeert binnen het Europese cohesiebeleid, waarbij de Gewesten een zeer belangrijke rol spelen. Er is door het Vlaamse niveau akte genomen van het advies van de Europese Commissie over de intra-Belgische verdeling. Er was dus veel show van de Vlaamse regering in de pers, maar men legt zich daar uiteindelijk bij neer, hoewel er heel zware kritiek kwam op onder andere de gehanteerde methodologie in Europees verband.

 

Kunt u toch nog iets meer zeggen over de te volgen procedure in de volgende maanden met betrekking tot het JTF?

 

07.13  Marie-Christine Marghem, ministre: Madame Daems, les discussions au niveau européen portant sur les différents éléments du Green Deal européen, parmi lesquels se trouve loi climat et la hausse des ambitions 2030, changeront, en plus du contexte de notre stratégie, et exigeront une actualisation de notre stratégie nationale. J'ai dit ceci plus tôt en néerlandais, à la fin de ma réponse. Je le traduis pour que ce soit clair pour tout le monde.

 

Monsieur Ravyts, vous avez totalement raison, les réponses que j'ai ici ne prennent pas en compte votre demande spécifique relativement au comité de concertation du 19 février. Je dois y apporter un complément de réponse que je vous communiquerai au début de la semaine prochaine, par écrit, si vous le permettez.

 

07.14  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik kijk uit naar het schriftelijk antwoord deze namiddag.

 

Wat voor mij in dit verhaal heel belangrijk is, is dat wij in dit land moeten beseffen dat we Gewesten en een federale overheid hebben en dat wij elk eigen noden en bezorgdheden hebben die op een verschillende manier kunnen worden geadresseerd. Het heeft weinig zin om mekaar vliegen af te vangen over wie nu wat krijgt, maar het is belangrijk om mekaar te versterken. Waar er in Wallonië gebieden zijn waar er nog een industriële transitie moet gebeuren omdat ze nog zwaar koolstofintensief zijn, heeft Vlaanderen, met name in de Antwerpse haven, een petrochemie die ook een zware transitie moet doorgaan, maar die meer gesteund zal zijn op innovatie.

 

Er zijn binnen Europa en binnen het kader van de Green Deal diverse instrumenten om ook op de diverse noden een antwoord te bieden. Als wij in dit land niet samenwerken, zullen wij die gezamenlijke opportuniteiten missen. Ik denk dat naar elkaar loeren en kijken wie wat zegt en wie wat wel of niet krijgt een enorm tijdverlies is. Het is belangrijker dat wij meer tijd zouden kunnen winnen, dat we er als land sterker zouden kunnen uitkomen en dat wij zouden kunnen inventariseren wat elkaars noden en vragen zijn en daarvoor dan de juiste oplossingen vinden. Dan zouden wij wel kunnen komen tot een gemeenschappelijk standpunt, wat ook zou vermijden dat wij naar Europese vergaderingen moeten gaan zonder een gemeenschappelijk standpunt.

 

Volgens mij heeft zeker de coronacrisis aangetoond dat we kunnen samenwerken. Kijk maar naar de initiatieven die er nu zijn voor de plaatselijke productie van mondmaskers, waar de regio's en de federale overheid mekaar wel degelijk vinden. Dat is ook mogelijk voor de Green Deal, als ons vizier tenminste voldoende openstaat.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Questions jointes de

- Thierry Warmoes à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La stratégie à long terme" (55003425C)

- Greet Daems à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La stratégie à long terme" (55003426C)

- Kurt Ravyts à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La stratégie climatique (à long terme) de la Belgique pour 2050" (55003534C)

- Tinne Van der Straeten à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La stratégie à long terme et le PNEC" (55003709C)

08 Samengevoegde vragen van

- Thierry Warmoes aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De langetermijnstrategie" (55003425C)

- Greet Daems aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De langetermijnstrategie" (55003426C)

- Kurt Ravyts aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De Belgische (langetermijn)klimaatstrategie voor 2050" (55003534C)

- Tinne Van der Straeten aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De langetermijnstrategie en het NEKP" (55003709C)

 

08.01  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag werd twee keer ingediend, een keer door mij en een keer door mevrouw Daems. Mevrouw Daems zal de vraag stellen.

 

08.02  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op 31 december 2019 had België een eerste draft van de langetermijnstrategie voor een klimaatneutraal België tegen 2050 moeten indienen bij de Europese Commissie. Deze indiening liep echter vertraging op. Op 11 februari publiceerde De Standaard nog een artikel waarin staat dat België van plan is een strategie in te dienen zonder becijferde klimaatdoelstellingen. De eerste versie van het NEKP werd reeds zwaar bekritiseerd door de Europese Commissie, bij gebrek aan integratie en coherentie. Het ziet ernaar uit dat de langetermijnstrategie dezelfde gebreken zal vertonen.

 

Wat is de status van de langetermijnstrategie? Zal de langetermijnstrategie becijferde klimaatdoelstellingen hebben en zo ja, dewelke? Zal de federale overheid een eigen strategie indienen, als onderdeel van de nationale strategie?

 

08.03  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag gaat opnieuw over de vergadering van het Overlegcomité van 19 februari 2020. Daar werd een akkoord bereikt met betrekking tot de langetermijnklimaatstrategie. Eigenlijk, en ik moet mevrouw Daems daar voor een deel gelijk geven, komt het neer op een samenvoeging van federale en regionale plannen, waarin weinig coherentie zit. Voor heel het land komt het neer op een daling met 85 % à 87 %.

 

Mijn heel korte vraag gaat specifiek over het regelmatig updaten en het minimaal engagement. U hebt er eigenlijk reeds een beetje op geantwoord in uw vorig antwoord, op een vraag van mevrouw Daems. Wat wordt er eigenlijk bedoeld met minimaal engagement en updaten van de langetermijnstrategie?

 

08.04  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag staat reeds lang op de agenda en gaat over een vergadering van het Overlegcomité die reeds lang geleden heeft plaatsgevonden. Wij hebben in deze commissie reeds een aantal keren gesproken over dit onderwerp, onder andere op 11 februari.

 

Ten eerste, werd op de vergadering van het Overlegcomité van 19 februari de link gemaakt tussen het MFF en de langetermijnstrategie en de noodzaak om de doelstelling te herevalueren in het licht van eventuele middelen die hiervan afhankelijk zijn, bijvoorbeeld wat betreft het Just Transition Fund? Ik meen dat u hierop daarnet geantwoord hebt en dat u zei dat effectief de link tussen doelstellingen en middelen voor België wel belangrijk is.

 

Ten tweede, wat zijn de volgende stappen in het uitrollen en implementeren van de langetermijnstrategie?

 

Ten derde, is er een overleg geweest tussen België en de Europese Commissie over het definitieve Nationale Energie- en Klimaatplan, dus niet over de langetermijnstrategie maar over het plan voor 2030? Wat is hiervan de stand van zaken?

 

Ten vierde, op welke wijze wordt het Nationale Energie- en Klimaatplan uitgerold en opgevolgd?

 

08.05 Minister Marie-Christine Marghem: Collega's, ik kan u bevestigen dat de Belgische langetermijnstrategie wel degelijk werd goedgekeurd op de vergadering van het Overlegcomité van 19 februari jongstleden. Het document wordt eerstdaags aan de Europese Commissie bezorgd.

 

De Belgische langetermijnstrategie bevat wel een doelstelling voor wat betreft de sectoren die geen deel uitmaken van het Europese emissiehandelssysteem, de niet-ETS-sectoren. Deze komt overeen met een vermindering met 85 % tot 87 % in 2050 ten opzichte van 2005, wat zich vertaalt in een uitstootniveau van tussen 10 en 12 megaton CO2-equivalent in 2050. Deze cijfers zijn het resultaat van de optelsom van de doelstellingen die werden opgenomen in de door de drie Gewesten ontwikkelde strategieën, rekening houdend met het feit dat het Vlaams Gewest geen reductiedoelstelling heeft aangenomen voor de sectoren die deel uitmaken van het ETS. Voor de ETS-sectoren schrijft België zich, binnen de context die Europa bepaalt, in met een dalende emissieruimte onder het EU ETS. Het federale niveau heeft geen eigen procentuele reductiedoelstelling, aangezien de volledige Belgische broeikasgasemissies gevat zijn door de gewestelijke emissies.

 

In de langetermijnstrategie wordt verwezen naar het visiedocument dat door de federale administratie werd opgesteld als input voor de Belgische langetermijnstrategie.

 

Dans ma réponse aux questions parlementaires n° 55003041C et n° 55003057C, j'ai déjà eu l'occasion de vous détailler les mesures et chantiers inspirés de cette étude et qui engagent le gouvernement fédéral puisqu'elles font partie de la stratégie nationale désormais approuvée par le Comité de concertation et préalablement, par le Conseil des ministres du gouvernement fédéral.

 

De Belgische strategie geeft ook aan dat dit niet moet gezien worden als een eindpunt. Het engagement is genomen om in trajecten te voorzien en de strategie in de loop van de komende maanden en jaren verder te bespreken met het publiek, verschillende betrokken stakeholders en experten en dit waar nodig verder te onderbouwen en uit te werken. Het is dus vanuit dit perspectief dat de uitkomst van het Overlegcomité moet worden gezien. De in de strategie opgenomen doelstellingen zijn minimumdoelstellingen die naar boven toe zullen moeten worden bijgesteld. Het Overlegcomité heeft de link tussen het multiannual financial framework (MFF) en de langetermijnstrategie besproken. Het feit dat we meer middelen zouden kunnen krijgen als we onze ambitie verhogen, is zeker een stimulans.

 

Daarom verbindt het Overlegcomité zich ertoe deze nationale langetermijnstrategie, die een minimale verbintenis is, op geregelde tijdstippen te actualiseren en bevestigt zo de gemeenschappelijke wil om naar koolstofneutraliteit te streven.

 

De discussies op Europees niveau over de verschillende elementen van de Green Deal, waaronder de climate law en de verhoging van de doelstellingen voor 2030, leiden ons ertoe om deze richting verder te bewandelen.

 

08.06  Greet Daems (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, u zegt dat het federale niveau niet in eigen procentuele reductiedoelen heeft voorzien in de langetermijnstrategie. Dat vind ik toch heel bijzonder. De federale overheid heeft immers belangrijke hefbomen in handen in de transitie naar een koolstofarme maatschappij, in het bijzonder op het vlak van energie, mobiliteit, fiscaliteit en publieke investeringen. U kunt toch niet alle verantwoordelijkheid afschuiven op de Gewesten. U heeft ook de bevoegdheid om actie te ondernemen. Dat vind ik heel frappant en jammer.

 

08.07  Kurt Ravyts (VB): Dank u, mevrouw de minister, voor uw verduidelijking rond de notie minimaal engagement. Dat vond ik een beetje sibillijns opgesteld. Als ik het goed begrijp, gaat het over minimumdoelstellingen die in uw visie verhoogd moeten worden om een heel aantal redenen die u heeft opgesomd.

 

Ik stel in ieder geval vast dat zelfs voor de uitvoering van het NEKP al een interfederaal akkoord nodig zal zijn rond mobiliteit. Dat heeft u daarnet bevestigd in uw antwoord op een vraag van een andere collega. Ik ben dus benieuwd naar het verdere verloop en zal een en ander opvolgen.

 

08.08  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, dat de federale overheid geen eigen doelstellingen heeft omdat de broeikasemissies onder de gewestelijke bevoegdheid vallen, is natuurlijk niet nieuw. Volgens mij is het al voor de derde keer dat dit in deze commissie aan bod komt.

 

Ik blijf wel wat op mijn honger met mijn vragen naar de stand van zaken van het Nationaal Energie- en Klimaatplan. Normaal gesproken wordt tegen september de analyse van de Europese Commissie verwacht over de vraag of dat plan alsnog voldoet aan de voorwaarden en de eisen van de klimaatverordening. Het is gangbaar dat er daaraan gesprekken voorafgaan. Ik stel daarom voor dat wij daarop op een later moment terugkomen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 55003450C de Mme Leroy est transformée en question écrite.

 

08.09  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, la question n° 55004881C de M. Verduyckt traitait du même sujet. Je transmettrai à Mme Leroy la version écrite de ma réponse et, si M. Verduyckt veut poser sa question, je suis évidemment à sa disposition pour y répondre.

 

De voorzitter: Als die twee vragen inderdaad aan elkaar gekoppeld zijn, stel ik voor dat collega Verduyckt nu zijn vraag stelt.

 

09 Vraag van Kris Verduyckt aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De wet betreffende de bekrachtiging van KB’s inzake de elektriciteitsmarkt en gasachtige producten" (55004881C)

09 Question de Kris Verduyckt à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La loi sur la ratification d'arrêtés royaux concernant le marché de l'énergie et les produits gazeux" (55004881C)

 

09.01  Kris Verduyckt (sp.a): Ik zal de vraag kort stellen, maar eigenlijk is ze al gesteld. Ik had graag een stand van zaken. De betreffende wet werd, op voorstel van collega Van der Straeten, kamerbreed goedgekeurd in de plenaire vergadering. De minister moet daar nu gevolg aan geven en dat is, volgens mijn informatie, nog niet gebeurd. Wat houdt u tegen en welke timing mogen wij verwachten?

 

09.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Notre commission traite actuellement une proposition de loi concernant le financement des fonds sociaux gaz et électricité. Voilà la réponse à votre question. Un accord est nécessaire à ce sujet pour pouvoir libérer des fonds disponibles, comme le veut la méthode de travail décrite dans cette proposition. Je crois que Mme van der Straeten est particulièrement au fait de la question.

 

Voilà où en sont les choses de mon point de vue. Peut-être que votre collège Mme Van der Straeten peut en dire plus.

 

09.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Wij hebben ondertussen op het wetsvoorstel, zoals ingediend, het advies gekregen van de CREG en van het Rekenhof. We zullen enkele aanpassingen moeten doen, conform die adviezen. We zullen dit dan hier kunnen bespreken, mijnheer de voorzitter, tijdens onze wetgevende werkzaamheden, gezien het toch een voorstel is dat de hoogdringendheid gekregen heeft.

 

De voorzitter: Dat is inderdaad zo. We zullen volgende week afspreken wanneer we dat zullen behandelen. Mijnheer Verduyckt, wenst u een repliek te geven ten aanzien van beide dames?

 

09.04  Kris Verduyckt (sp.a): Ik kijk uit naar het vervolg.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- Frieda Gijbels aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Bushmeat" (55003622C)

- Kris Verduyckt aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De strijd tegen de handel en consumptie van bushmeat" (55003986C)

10 Questions jointes de

- Frieda Gijbels à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La viande de brousse" (55003622C)

- Kris Verduyckt à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La lutte contre le commerce et la consommation de viande de brousse" (55003986C)

 

10.01  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in het kader van COVID-19 komt de problematiek van illegale bushmeat weer stilaan boven water. Het nieuwe coronavirus wordt gelinkt aan een zoönotische infectie, die dus wordt overgedragen van dier op mens. In het geval van COVID-19 denkt men aan vleermuizen met mogelijk schubdieren als tussengastheer om zo uit te komen bij de mens. Waarschijnlijk heeft dat te maken met een markt waar die wilde diersoorten uit tropische wouden worden verkocht. Dat er geregeld ziektekiemen worden overgedragen van wilde dieren naar de mens is niet zo verwonderlijk. In vele landen is het gebruikelijk om dergelijke exotische diersoorten op het menu te zetten of daar bepaalde geneeskrachtige eigenschappen aan toe te kennen. Dat is een probleem in China, maar ook in Afrika, waar er handel in bedreigde diersoorten bestaat.

 

Ook ons land speelt daar nu een rol in. Uit een recent rapport, gepresenteerd op de conferentie Dead or Alive: Towards a Sustainable Wildlife Trade, blijkt dat er jaarlijks zo'n 44 ton bushmeat langs de luchthaven van Zaventem passeert. Dat broussevlees is afkomstig uit West- en Centraal Afrika. 44 ton is niet min. Daarvan zou slechts 480 kilo in beslag zijn genomen; 17 kilo werd geanalyseerd en 12 kilo bleek bushmeat te zijn.

 

Het rapport toonde aan dat er ziektekiemen werden aangetroffen in dat vlees, waaronder ook de Afrikaanse varkenspest. Het probleem is niet zozeer dat ziektekiemen kunnen meereizen, wel dat er bij het behandelen of slachten van deze dieren in de landen van herkomst overdrachten kunnen zijn van dier naar mens, wat tot epidemieën kan leiden zoals we nu hebben gezien bij het coronavirus, maar ook al eerder bij het SARS-virus en het ebolavirus.

 

Mevrouw de minister, welke maatregelen gelden er om de import van bushmeat te ontmoedigen? Hebt u, naar aanleiding van het rapport van december vorig jaar, bijkomende maatregelen afgekondigd? Op welke manier verloopt de samenwerking met betrekking tot bushmeat met de douane en het FAVV? Is er wat dat betreft een structureel overleg?

 

10.02  Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, toen ik deze vraag indiende, was het coronavirus inderdaad nog een exotisch virus. Vandaag is de situatie spijtig genoeg helemaal anders. Zoals collega Gijbels zegt, komt er heel wat bushmeat ons land binnen.

 

Mevrouw de minister, u was in december aanwezig op een conferentie over dit thema. Ik overloop even de vier belangrijkste aanbevelingen van de sector op dat moment.

 

Ten eerste, er werd gezegd dat we meer gegevens moeten hebben over dat fenomeen, alsook over de handel en consumptie in ons land. Ten tweede, wij moeten de kennis beter coördineren en op verschillende niveaus samenwerken. Dat is een absolute noodzaak. Het derde punt dat werd aangehaald, was dat wij de handhavingscapaciteit van onze grenscontroles moeten versterken. Dat gaat niet alleen over het aantal mensen maar ook over bijvoorbeeld het uitwerken van voldoende ruimte voor die mensen. Tot slot, het bewustzijn bij het grote publiek en bij de politiek moet echt worden versterkt. Die versterking van het bewustzijn moet er zelfs komen bij de diensten die erop moeten toezien, zijnde douane, politie en justitie.

 

Daarom heb ik daarover de hiernavolgende vragen.

 

Mijn eerste vraag is dezelfde vraag als de vorige spreker heeft gesteld. Welke acties worden vandaag al ondernomen?

 

Wat is vooral uw mening over de aanbevelingen? Doet u er iets mee? Wat is ter zake mogelijk?

 

Ten slotte, bent u van mening dat de huidige wetgeving ons voldoende instrumenten in handen geeft om daadkrachtig tegen die vorm van handel te kunnen optreden?

 

10.03 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer de voorzitter, collega's, zoals besproken tijdens de conferentie in december 2019 moet illegaal ingevoerd bushmeat op juridisch vlak op basis van twee wetgevingen, waarbij de ene de basis vormt en de andere aanvullend is, worden aangepakt.

 

De Europese wetgeving voor dierengezondheid is op dit moment de referentiewetgeving om het invoeren van tam of wild vlees te verbieden en te controleren. Het FAVV is samen met de douane bevoegd om die controle uit te voeren. Het is het FAVV dat desgevallend een proces-verbaal van overtreding moet opstellen en een administratieve sanctie opleggen voor illegaal ingevoerd vlees, dus ook voor bushmeat. Daarom stel ik voor dat u voor meer informatie met mijn collega-minister van Landbouw contact opneemt.

 

Boven op die basiswetgeving komt de CITES-milieuwetgeving over bedreigde diersoorten. Daarop kan een beroep worden gedaan om elke bijkomende inbreuk te sanctioneren, zoals de invoer van bushmeat van een volgens CITES bedreigde diersoort.

 

De illegale invoer van bushmeat afkomstig van een volgens CITES niet-bedreigde diersoort valt momenteel niet onder het federale milieurecht. Het is op dit moment dus niet mogelijk op milieuvlak juridisch op te treden voor dat type bushmeat. Ik heb in dat verband aan mijn administratie gevraagd om op basis van de wet op het natuurbehoud de mogelijkheid te onderzoeken om de invoer van alle soorten bushmeat juridisch strafbaar te kunnen stellen en niet enkel het vlees van een volgens CITES bedreigde diersoort.

 

Wat de controleurs betreft, mijn administratie neemt deel aan bepaalde BACON-acties die het FAVV organiseert om onder meer bushmeat onder het ingevoerd vlees te detecteren, met name van de volgens CITES bedreigde diersoorten.

 

Uit de conferentie die ik heb georganiseerd in december 2019 is duidelijk de dringende noodzaak gebleken om het probleem van de invoer van bushmeat in de Europese Unie op een transversale manier aan te pakken. We stellen inderdaad vast dat de verschillende uitdagingen die bushmeat met zich meebrengt verdergaan dan zuivere milieu-uitdagingen.

 

Bovendien zitten de middelen en de juridische hefbomen niet alleen bij de milieuwetgeving en -administratie, maar ook bij andere sectoren. Een globale strategie voor de illegale vleesinvoer, waarbij de link wordt gelegd tussen menselijke gezondheid, diergezondheid en milieugezondheid dringt zich dus op.

 

Een effectief controlesysteem voor de illegale invoer van bushmeat is alleen mogelijk door deze banden in beeld te brengen. Eerst dienen we meer gegevens te verkrijgen om een beter begrip te krijgen van eventuele banden tussen de verschillende trafieken op Europees niveau. De nationale initiatieven moeten dus onverbiddelijk worden aangevuld met een Europees perspectief, des te meer omdat het wetgeving over diergezondheid betreft.

 

10.04  Frieda Gijbels (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

U bent niet de eerste aan wie ik deze vraag stel. Ik heb vóór het coronavirus de vraag ook al gesteld aan minister De Croo en minister Ducarme. Zij verwijzen naar u of de andere minister. Het is duidelijk dat deze materie verschillende aspecten heeft, maar het is wel belangrijk dat hier actie wordt ondernomen. We zitten nu met een gedoogbeleid. We laten veel te weinig zien dat wij het niet accepteren dat er zo veel bushmeat ongehinderd ons land kan binnenkomen.

 

Ik hoor u graag zeggen dat dit een Europese aanpak vereist. Ik hoop dat u uw collega's van de andere EU-landen kunt overtuigen om hier samen de schouders onder te zetten. Iemand zal dit moeten trekken. Ik stel voor dat u, met het oog op de biodiversiteit en het behoud van de ecosystemen in de landen van herkomst, hieraan de nodige aandacht geeft. Ik hoop dat er heel snel niet alleen een bewustwording komt, maar dat men ook een heel duidelijk signaal geeft aan de landen van herkomst dat wij bij een betrapping op bushmeat zeer streng zullen optreden.

 

10.05  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, dit probleem heeft inderdaad meerdere aspecten. Vandaag is het gezondheidsaspect natuurlijk heel belangrijk, terwijl ook de biodiversiteit bedreigd wordt door deze handel. Ik kan mij voorstellen dat meerdere ministers, evenals het Europese niveau hierbij betrokken zijn.

 

Het is wel belangrijk dat er nu een initiatief wordt genomen. Er wordt immers vaak gezegd: never waste a good crisis. Ik ben er echt van overtuigd dat mensen vanaf nu aandachtiger zullen zijn. Na de coronacrisis zal ons leven niet helemaal hetzelfde zijn als voorheen, in de toekomst zullen we met bepaalde zaken anders omgaan. Als mensen de risico's van deze producten beseffen, zal daar een grotere weerstand tegen ontstaan.

 

Er zal dus een draagvlak komen voor maatregelen. Onze fractie zal die steunen en ik hoor dat hier ook bij andere fracties bezorgdheid over bestaat. We moeten deze crisis dus absoluut gebruiken om die illegale handel tegen te gaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- Greet Daems aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Geluidsoverlast in Sambreville" (55003736C)

- Thierry Warmoes aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Geluidsoverlast in Sambreville" (55004884C)

11 Questions jointes de

- Greet Daems à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Les nuisances sonores à Sambreville" (55003736C)

- Thierry Warmoes à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Les nuisances sonores à Sambreville" (55004884C)

 

11.01  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Monsieur le président, comme cette question avait été inscrite à l'agenda d'une réunion à laquelle je ne pouvais être présent, elle a été introduite par la suite au nom de ma collègue, Mme Greet Daems. Mais en tant que député de la province de Namur, je suis concerné par ce qui se passe à Sambreville, raison pour laquelle je vous poserai ma question en m'exprimant en français.

 

Je tiens à souligner que cette question date également du mois de janvier. Je ne sais donc pas ce qu'il en est aujourd'hui. Par ailleurs, je tiens à ce que vous sachiez, madame la ministre, que je suis tout à fait conscient du fait que le problème des pollutions sonores relève de la compétence des Régions.

 

11.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur Warmoes, telle sera, malheureusement, ma réponse et rien que ma réponse.

 

11.03  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Permettez-moi, cependant, de poser ma question.

 

11.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Je vous en prie.

 

11.05  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Le but de ma question est de savoir qui est effectivement compétent.

 

Il s'agit donc de plaintes d'habitants de Sambreville concernant le survol d'avions militaires en provenance de la base militaire de Florennes. Les habitants se plaignent du fait que le bruit émis par ces avions en traversant le mur du son est devenu insupportable.

 

Madame la ministre, pourriez-vous me faire savoir quelles sont les réglementations existantes quant aux nuisances sonores de l'armée de l'air? Cette dernière est-elle soumise aux mêmes règles que l'aviation civile? Je sais qu'en matière de permis d'environnement notamment, les règles sont différentes pour l'armée. Comment la nuisance sonore des aérodromes militaires est-elle contrôlée? Où les habitants peuvent-ils se plaindre, le cas échéant? Quelles sont les mesures mises en place pour limiter les nuisances sonores à proximité des aérodromes militaires? Êtes-vous au courant des plaintes des habitants de la région de Sambreville?

 

Madame la ministre, comme il est ici question de l'armée de l'air, pourriez-vous me dire s'il existe des législations ou des règles spécifiques auxquelles l'armée de l'air, qui relève de la compétence fédérale, est soumise? En la matière, sont-ce les Régions qui sont seules compétentes?

 

11.06  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, monsieur Warmoes, comme je vous l'ai dit, cette question relève de la compétence de l'administration de la Mobilité probablement en lien avec le département des Affaires étrangères.

 

Je comprends que vous m'interrogiez car je connais l'existence de ces nuisances sonores. Cependant, l'aspect environnemental est géré par la Région concernée, à savoir la Région wallonne.

 

Voilà tout ce que je peux vous dire, aujourd'hui.

 

11.07  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Merci pour votre réponse.

 

Madame la ministre, vous êtes aussi ministre de l'environnement. J'espère que vous allez relayer cette question, notamment à votre collègue M. Goffin, pour que l'armée tienne compte des habitants. Sambreville est une commune relativement densément peuplée.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Onze collega Daems zal nu haar vier vragen opeenvolgend stellen.

 

11.08  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, la réponse n'en sera que plus vaste!

 

12 Samengevoegde vragen van

- Greet Daems aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De projects of common interest" (55003737C)

- Greet Daems aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De Europese klimaatwet" (55003738C)

- Greet Daems aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De publieksbevraging in het kader van het ETS" (55003739C)

- Greet Daems aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De perverse effecten van het ETS-systeem" (55003740C)

12 Questions jointes de

- Greet Daems à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Les projets d'intérêt commun" (55003737C)

- Greet Daems à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La loi climat européenne" (55003738C)

- Greet Daems à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'enquête publique dans le cadre de l'ETS" (55003739C)

- Greet Daems à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Les effets pervers du système ETS" (55003740C)

 

12.01  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn eerste vraag betreft de Projects of Common Interests (PCI).

 

Het Europees Parlement keurde onlangs de nieuwe lijst van PCI-projecten, projecten van gemeenschappelijk belang, goed. De Europese Unie heeft die projecten aangemerkt als een hoofdprioriteit voor het onderling verbinden van Europa's energie-infrastructuur en ze krijgen heel veel belastinggeld. De huidige lijst bevat heel veel grote gasprojecten. De studie van het consultancybureau Artelys spreekt van 32 onnodige gasprojecten voor een budget van in totaal 29 miljard euro.

 

De huidige PCI-lijst is in strijd met de doelstellingen van de Europese Green Deal. In het Europees Parlement is er dan ook verzet geweest tegen de huidige PCI-lijst en hebben enkele fracties geijverd voor het verwerpen van die lijst. Desalniettemin is de lijst aangenomen.

 

Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen.

 

Wat is uw positie ten aanzien van de huidige PCI-lijst? Bent u voor de huidige selectie van infrastructuurprojecten, inclusief de 32 gasprojecten? Erkent u dat de huidige PCI-gasprojecten in strijd zijn met de ambities van de Europese Green Deal en het behalen van de doelstellingen van het akkoord van Parijs? Welke acties zult u ondernemen?

 

Mijn volgende vraag betreft de Europese klimaatwet.

 

Begin maart werd een eerste versie voorgesteld. Ik heb begrepen dat er over die ambitie tegen 2030 nog geen uitspraak (…)

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Was u betrokken bij het tot stand komen van de Europese klimaatwet? Zo ja, welke positie hebt u tijdens die gesprekken ingenomen? Zo neen, waarom was u daarbij niet betrokken? Was België er wel op een andere manier bij betrokken?

 

Een hogere Europese klimaatambitie vertaalt zich automatisch in een hogere Belgische klimaatdoelstelling. Dat betekent dat het Nationaal Energie- en Klimaatplan zal moeten worden herzien. Hoe zult u het bestaande NEKP rijmen met de Europese klimaatwet? Hebt u al zicht op een mogelijke herziening van de nationale energie- en klimaatplannen? Welke aanpassingen zijn er volgens u in eerste instantie nodig?

 

Mijn derde vraag betreft de publieksbevraging die er is geweest in het kader van de Europese Green Deal met betrekking tot de richtlijnen over staatssteunmaatregelen vanaf 2021.

 

Die maatregelen gaan over steun aan bedrijven om carbon leakage te vermijden. Vaak komt het erop neer dat belastinggeld rechtstreeks naar de grote vervuilers gaat. In Vlaanderen gaan er zo tientallen miljoenen euro uit het Vlaams klimaatfonds rechtstreeks naar de grootste vervuilers.

 

De publieksbevraging beperkte zich tot de mogelijke staatssteunmaatregelen (…)

 

Ik wil u graag breder ondervragen over het ETS in het kader van de Green Deal.

 

Welk advies heeft België bezorgd aan de Europese Commissie in kader van de publieksbevraging? Wat is uw positie over staatssteunmaatregelen in kader van het ETS? Belastinggeld geven aan de grootste vervuilers in ons land is immers in strijd met het principe dat de vervuiler betaalt. Hebt u, in het kader van de gesprekken over de Green Deal, nog andere opmerkingen of aanbevelingen aan de Europese Commissie bezorgd?

 

Mijn laatste vraag betreft het ETS zelf.

 

Het ETS is nog altijd de alfa en de omega van het Europese klimaatbeleid. Men zou zelfs kunnen zeggen dat het de alfa en de omega van het Belgische klimaatbeleid is, want 40 % van de Belgische uitstoot valt onder het ETS. In ons Nationaal Energie- en Klimaatplan wordt met geen woord gerept over de ETS-sectoren. Die vallen immers onder het Europese systeem.

 

Het ETS heeft een aantal fundamentele problemen. Ten eerste, is het plafond van het ETS, de cap, veel te laag en volstrekt onvoldoende. Ten tweede, zorgt zo'n cap-and-tradesysteem er juist voor dat elke bijkomende inspanning erdoor geabsorbeerd wordt. Zo klopt het, paradoxaal genoeg, dat het niet uitmaakt of men binnen Europa met de trein reist of het vliegtuig neemt. Dat werd beschreven in een rapport van de Leuvense denktank Metaforum. Het toont de absurditeit van het ETS aan. Elke bijkomende inspanning, boven het uitstootplafond van het ETS, wordt zo tenietgedaan.

 

Mevrouw de minister, erkent u de perverse effecten die het ETS produceert? Aanvaardt u de absurde, contraproductieve effecten van dat systeem? Kunt u bevestigen dat het ETS onvoldoende is om het klimaatakkoord van Parijs te halen? Welke hervormingen van het ETS zijn er volgens u nodig?

 

12.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mevrouw Daems, de lijst met PCI-projecten werd volledig en unaniem goedgekeurd door het comité, waarin vertegenwoordigers van alle lidstaten zetelen. De selectiecriteria beoordelen onder andere de impact op de energiebevoorradingszekerheid, marktintegratie, competitiviteit en duurzaamheid.

 

Wat dit laatste criterium betreft, wordt eveneens de rol van gas als transitiebrandstof erkend. Ook in België heeft deze brandstof een significant aandeel in zowat alle langetermijnscenario's om redenen van flexibiliteit en bevoorradingszekerheid. Het spreekt voor zich dat de uiteindelijke decarbonisatie van de gassector sowieso noodzakelijk is om de Europese Parijsdoelstelling te behalen.

 

Ik kijk derhalve uit naar de uitkomst van de Europese Commissie en haar evaluatie van de TEN-E-verordening binnen de context van haar Green Deal.

 

Je vais demander quel est cet acronyme. Je n'aime pas utiliser des acronymes sans en connaître la signification.

 

Uw tweede vraag gaat over de Europese klimaatwet.

 

De Europese Commissie heeft als enige het initiatiefrecht om nieuwe Europese wetgeving, zoals het voor 4 maart aangekondigde voorstel van Europese klimaatwet, voor te stellen. De lidstaten worden niet betrokken bij de voorbereiding van wetgevende voorstellen en spelen pas een rol bij de onderhandelingen in de Raad van de Europese Unie. In die context zal het Belgisch standpunt moeten worden uitgewerkt in coördinatie tussen alle bevoegde overheden. In dit geval is de voorbereiding in handen van een netwerk van het coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid onder de leiding van mijn administratie en wordt ze vervolgens gevalideerd in het DG Coördinatie, georganiseerd door de FOD Buitenlandse Zaken. Gelet op het beleidsdomeindoorkruisend en bevoegdheidsoverschrijdend karakter van de voorstellen in het kader van de European Green Deal, waarvan de klimaatwet deel uitmaakt, is het van het grootste belang dat het DGE-overleg zorgt voor transparantie en betrokkenheid van alle relevante departementen op federaal niveau en op het niveau van de gefedereerde entiteiten.

 

De huidige NEKP's kaderen in een Europese doelstelling om de emissies tegen 2030 met ten minste 40 % te verlagen ten opzichte van 1990. Die doelstelling was coherent met een emissiereductie van 80 % tegen 2050. Ondertussen weten wij echter dat wij de doelstellingen van de overeenkomst van Parijs met dergelijke langetermijndoelstellingen niet halen, reden waarom de Europese Raad heeft beslist dat de EU klimaatneutraal moet worden tegen 2050.

 

Ook de Europese Nationally Dertermined Contributions (NDC) tegen Horizon 2030 zullen moeten worden herzien. In het kader van de ambitiecyclus onder de overeenkomst van Parijs roept België dan ook samen met Nederland en Luxemburg in de Benelux-Talanoaverklaring op tot een herziening van de Europese NDC's en nodigden wij de Commissie uit om spoedig opties te onderzoeken om de Europese 2030-doelstelling aan te scherpen. Ook de Europese Raad van 12 december verzocht de Commissie om, na een grondige effectbeoordeling en ruim vóór COP 26, een voorstel in te dienen voor actualisering van de Europese NDC's.

 

De Commissie-von der Leyen heeft reeds een voorstel aangekondigd om de doelstelling 2030 aan te scherpen tot 50 % of zelfs 55 % op basis van een grondige impactanalyse. Ik pleit ervoor om het voorstel en de effectbeoordeling zo snel mogelijk te publiceren, aangezien het essentieel is het Europese debat hierover aan te vatten, zodat we op internationaal niveau de andere partijen aanmoedigen om eveneens ambitie te tonen en stappen vooruit te zetten.

 

Nadat de nieuwe doelstelling voor 2030 zal zijn vastgelegd, moet die in Europese wetgeving vertaald worden. De Commissie kondigt tegen 2021 voorstellen aan om de ETS-richtlijn, de Effort Sharing Regulation en andere Europese wetgeving aan te passen aan de nieuwe doelstelling voor 2030. Het is in het kader van de EC ESR dat een verhoging van de nationale doelstelling voor de non-ETS zal worden vastgelegd, gevolgd door een aanpassing van de NEKP's.

 

Mevrouw Daems, ik weet intussen wat het acroniem TEN-E betekent. Dat zijn de Trans-European Networks for Energy.

 

Uw derde vraag had betrekking op de publieksbevraging inzake het ETS.

 

De huidige compensatieregeling loopt af eind dit jaar. Daarom organiseert de Europese Commissie een publieke consultatie over het onderwerp. De oefening situeert zich ook in het kader van de herziene Europese richtlijn die erin voorziet dat een lidstaat ernaar moet streven om niet meer dan 25 % van haar veilinginkomsten te besteden aan de compensatie van de indirecte kosten. Sinds 2018 moet een lidstaat die zich niet aan die bepaling houdt, bij overschrijding een motivatierapport publiceren.

 

Vlaanderen compenseerde 46,87 miljoen euro in 2016 of 82 % van de veilinginkomsten en 31,71 miljoen euro in 2017 of 42 % van de veilinginkomsten. Hiermee is Vlaanderen de absolute Europese koploper. Dat is goed nieuws. Wallonië stapte in het systeem op 6 juli 2018.

 

De consultatie over het onderwerp tussen de Gewesten onderling en de federale overheid is nog steeds lopende. De indiening gebeurde op 10 maart van dit jaar. Het zijn in de eerste plaats de departementen Economie van de Gewesten, die het dossier opvolgen. Er was op 3 maart een overleg hierover om de tekst nog wat bij te schaven.

 

In het ontwerp van standpunt gaat men ervan uit dat bij de hervorming van het EU ETS een goed evenwicht gevonden moet worden, waarbij ambitieuzere doelstellingen en steeds sterkere incentives om te investeren, gekoppeld worden aan een effectieve carbon-leakagebescherming. Er wordt erop gewezen dat het voor ons land, met een belangrijke aanwezigheid van energie-intensieve en elektro-intensieve industrie, van groot belang is dat een gelijkaardige aanpak bij de selectie van steungerechtigde sectoren wordt gekozen voor de bescherming tegen indirecte carbon leakage, als dewelke wordt gebruikt voor de directe carbon leakage. Bovendien moet de regeling een stabiel kader bieden om de meest blootgestelde sectoren te compenseren. Dat moet dus zoveel mogelijk afgestemd zijn op de recente hervorming van het EU ETS. Voorts pleit men ervoor dat het CO2-kengetal afgestemd wordt op de reële door de bedrijven betaalde kosten in Duitsland, Nederland en België.

 

Tot slot, heeft men een aantal technische vragen ter verduidelijking.

 

Mijns inziens moet de staatssteun er mede voor zorgen dat er verdere investeringen komen in energie-efficiëntie en innovatie door de ontvangende industrietakken hier te verankeren. Ook de federale steun aan bedrijven in het kader van de energiebeleidsovereenkomsten of de brancheovereenkomsten moet voldoende aanzetten tot continue verbetering en bijkomende inspanningen en een carbon lock-in vermijden. Met het zicht op een bijna volledig gedecarboniseerde industrie tegen 2050 wil de Europese Green Deal ook streven naar een gestage afbouw van de carbon-leakagebescherming. De invoering van maatregelen van border adjustment in lijn met de regels van de WTO, kan dan zorgen voor een elegant gelijk speelveld, terwijl de veilinginkomsten nog gerichter kunnen worden ingezet voor de moeilijkste emissiereducties.

 

Wat uw vierde vraag betreft, ik kan niet akkoord gaan met uw stelling over het perverse effect dat het ETS bijkomend beleid zinloos maakt. Het EU ETS zet een prijs op de uitstoot van broeikasgassen en dat is daarmee een van de belangrijkste instrumenten van het Europees klimaatbeleid. In tegenstelling tot de invoering van een taks waarbij de koolstofprijs vastligt, maar men geen zicht heeft op de finale uitstootniveaus, zorgt het ETS wel voor een absoluut plafond op de uitstoot. Het is vanuit het oogpunt van milieu-integriteit essentieel. Bovendien laat het systeem flexibiliteit toe tussen installaties op EU-niveau, waardoor de meest efficiënte installaties bevoordeeld worden en de meest kostenefficiënte reductieopties gerealiseerd worden.

 

De economische crisis en de influx van internationale kredieten zorgden wel voor een surplus op de markt, maar daarvoor hebben wij de marktstabiliteitsreserve opgezet. Die kan ook de cap aanscherpen in het geval van bijkomende inspanningen die verder gaan dan voorzien en zouden leiden tot overschotten op de markt, waardoor meer rechten in de reserve terechtkomen en geannuleerd worden.

 

Wat het halen van de doelstellingen van de overeenkomst van Parijs betreft en meer bepaald het streefdoel om de temperatuursstijging te beperken tot 1,5 graden Celsius boven het pre-industriële niveau, is de basis voor het EU-beleid nu het doel om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn. U weet dat de Europese Commissie deze doelstelling nu aan het vertalen is naar concrete voorstellen in het kader van de European Green Deal. In maart kregen wij een voorstel om de klimaatneutraliteit te verankeren in een EU-verordening en tegen de zomer kondigde de Commissie aan een impactanalyse te zullen voorleggen van haar voorstel om de EU-emissies tegen 2030 te laten dalen met 50 % of zelfs 55 % onder het niveau van 1990.

 

Uit die impactanalyse zal moeten blijken in welke mate het EU-beleid zal moeten worden bijgesteld. Daar hoort het evalueren en bijstellen van de helling van het lineair reductietraject onder het EU ETS – de cap, zoals u het noemt – inderdaad bij. Ik beaam dus zeker dat de huidige ETS-cap niet in lijn is met onze nieuwe doelstellingen en in het komende jaar verder zal moeten worden aangescherpt, maar daarnaast zullen ook de doelstellingen voor de lidstaten in het kader van de Effort Sharing Regulation, de richtlijnen inzake energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, de CO2-normen voor wagens, de energiefiscaliteit enzovoort nodig zijn. In de Green Deal kondigt de Commissie ook voor deze cruciale onderdelen van het EU-beleid wetgevende voorstellen aan tegen juni 2021.

 

U bent met andere woorden erg vooruitziend met uw terechte vraag. Hoewel de uitstoot in de ETS-sectoren op het Europese niveau geregeld is, heb ik nooit willen beweren dat er geen aanvullend beleid, ook op het nationale niveau, kan en moet worden gevoerd om die industriesectoren te helpen de transitie naar klimaatneutraliteit te maken. Het EU ETS zorgt voor een gedeeltelijke internalisering van de publieke uitstootkosten door een uniforme koolstofprijs door te rekenen.

 

Aangezien er naast de nood aan een prijssignaal nog andere barrières en marktfalingen bestaan, is het absoluut nodig om voor de ETS-sectoren een aanvullend beleid te ontwikkelen, met name inzake innovatie, publieke infrastructuur en het aanmoedigen van gedragsveranderingen en synergieën tussen sectoren.

 

Ik verwijs in dat verband ook naar het visiedocument van mijn administratie ter voorbereiding van de Belgische langetermijnstrategie, waarin ook voor die sectoren een aantal strategische werven worden geïdentificeerd, zoals de ontwikkeling van industriële routekaarten, het in kaart brengen en opschalen van strategieën en plannen voor een circulaire economie, een focus op de uitdagingen en opportuniteiten voor elektro-intensieve industrieën en het ontwikkelen van een visie en kader voor het gebruik van biomassa, waterstof, e-fuels en koolstofopslag.

 

Wij moeten er ook voor zorgen dat de werknemers in die sectoren waar de werkgelegenheid onder druk zou kunnen komen, begeleid worden en zich kunnen omscholen om zo ook aan de bak te kunnen komen in de nieuwe economie die wij vandaag moeten beginnen te bouwen.

 

Met betrekking tot het vraagstuk van de intra-Europese vluchten, moeten wij, ten eerste, rekening houden met de marktstabiliteitsreserve, die het waterbedeffect, waardoor een inspanning door het systeem zou worden geabsorbeerd en ruimte vrijgemaakt wordt voor andere uitstoot, deels teniet kan doen. Ten tweede lijkt het mij duidelijk dat intra-Europees treinverkeer in plaats van korte vluchten een kostenefficiënte manier is om de uitstoot te verlagen.

 

Daar binnen het EU ETS de meest kostenefficiënte reducties worden aangemoedigd, wordt deze omslag gestimuleerd. Echter, deze omslag wordt tegelijk verhinderd door andere factoren, zoals het feit dat wij wel btw betalen op treintickets maar niet op vliegtickets, de vrijstelling van belasting voor kerosine, en het ontbreken van een efficiënte integratie en samenwerking van het treinverkeer binnen de Unie waardoor het makkelijker en goedkoper zou worden pan-Europees te reizen. Daar moeten wij de discussie over de aanpak van internationaal transport leggen, niet bij het ETS, maar bij bijkomende initiatieven die moeten zorgen voor een gelijke behandeling van trein- en luchtverkeer.

 

Ik wil wel benadrukken dat de inclusie van het intra-Europese luchttransport in het ETS sinds 2013 een zeer goede zaak is. Voordien vielen deze emissies immers onder internationale bunkers en werden zij niet Europees gemonitord. Deze intra-EU-luchtvaartemissies vallen nu onder een aparte subcategorie met aparte rechten, en deze bijkomende luchtvaartemissieruimte werd vastgelegd op 95 % van de gemiddelde emissies van de sector tussen 2004 en 2006.

 

Ondertussen is het duidelijk dat deze extra ruimte onvoldoende is om de sectorgroei op te vangen. Zo moest de luchtvaartsector in 2017 bijna 27 miljoen ton rechten aankopen. Ter vergelijking, het totaal van de Vlaamse ETS-emissies bedroeg in 2017 32 miljoen ton. U ziet, de inclusie van de luchtvaart draagt hier wel degelijk bij tot de ETS-prijsvorming.

 

Vanaf 2021 is ook de intra-EU-luchtvaart aan het dalende emissieplafond onderworpen en zijn de rechten van vaste installaties en luchtvaart onderling inwisselbaar en zal ook het gebruik van extra Europese rechten verboden worden.

 

Tot slot, ik erken dat de EU ETS niet perfect is. Laten wij echter het kind niet met het badwater weggooien – de uitdrukking bestaat ook in het Frans – en het hele systeem op losse schroeven zetten, nu het eindelijk een significantere koolstofprijs is beginnen genereren dan bij de aanvang van het systeem. Laten wij ons daarentegen concentreren op het zoeken naar oplossingen voor de resterende problemen en naar een manier waarop wij onze bedrijven een kader kunnen aanbieden dat helpt om de transitie naar een klimaatneutraal Europa te maken.

 

Ik dank u voor uw aandacht.

 

12.03  Greet Daems (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw heel uitgebreide antwoord, waarmee ik zeker aan de slag kan.

 

Ik wil nog heel kort reageren op een aantal zaken die u hebt verklaard, bijvoorbeeld uw antwoord op de vraag over de Projects of Common Interests.

 

Ik hoor u investeringen in megagasprojecten verdedigen. Tegelijkertijd beweert u ook altijd dat u voor een ambitieus klimaatbeleid bent. Dat is dubbel en niet goed met elkaar verenigbaar. Dergelijke investeringen gaan volgens ons rechtlijnig in tegen het klimaatakkoord van Parijs en de ambities van de Europese Green Deal. Die investeringen hypothekeren alle gedane klimaatinspanningen. Door die projecten te verdedigen, ondergraaft u uw eigen beleid. Ik vraag mij af of u plooit voor de zware druk van de fossielebrandstoflobby. Ik kan het mij alleen maar afvragen.

 

Over de publieksbevraging inzake het ETS wil ik nog opmerken dat uit een studie blijkt dat de twintig grootste vervuilers meer uitstoten dan alle Belgische gezinnen samen. Vijf grootvervuilers zijn verantwoordelijk voor 20 % van de totale uitstoot. Op basis van officiële cijfers van uw administratie en van de FOD Financiën heeft onze studiedienst daarover een rapport geschreven, dat aan het licht bracht dat vijf grootvervuilers in 2018 voor meer dan 10 miljoen euro subsidies kregen, terwijl zij samen 10 miljard euro winst maakten en gemiddeld 4,2 % belastingen betaalden. Dat laatste komt neer op een fiscale korting van 2,7 miljard euro in 2018.

 

Bedrijven hebben met andere woorden miljoenen euro's subsidies gekregen, terwijl gewone gezinnen geen steun ontvangen voor gestegen energiefacturen. Ik stel daar heel grote vragen bij.

 

U zegt ook dat investeringen moeten worden gebruikt voor verdere investeringen in energie-efficiëntie, maar daar is geen enkele garantie op. Het ETS is duidelijk niet in staat om de grootvervuilers aan te zetten om iets aan hun uitstoot te doen.

 

Uw administratie verwacht zelfs dat de uitstoot van de Belgische ETS-sector de komende jaren nog zal stijgen. Voor de PVDA is het duidelijk dat een ambitieus en sociaal rechtvaardig klimaatbeleid onmogelijk is zonder die grote vervuilers aan te pakken.

 

Ik wil ook graag nog reageren op uw laatste antwoord over de perverse effecten van het ETS. Ik zeg niet dat het ETS bijkomend beleid onmogelijk maakt, integendeel. Mijn punt is net dat we in ons klimaatbeleid schizofreen zijn. We doen alsof de Belgische fabrieken en energieproducenten niet op Belgisch grondgebied staan, maar op Europees grondgebied. Er is net geen bijkomend beleid voor grootvervuilers. Er is amper debat over mogelijk. In de discussie over grootvervuilers wordt altijd naar het ETS verwezen. Daarmee is de kous dan af.

 

Zolang er geen rekening wordt gehouden met de grote vervuilers in het Belgische klimaatbeleid zal er ook nooit een echt sociaal klimaatbeleid mogelijk zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vraag nr. 55003742C van de heer Senesael is naar een schriftelijke vraag omgezet.

 

13 Question de Mélissa Hanus à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La corrélation entre gratuité des transports publics au Grand-Duché de Luxembourg et environnement" (55003743C)

13 Vraag van Mélissa Hanus aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De correlatie tussen gratis openbaar vervoer in het Groothertogdom Luxemburg en het milieu" (55003743C)

 

13.01  Mélissa Hanus (PS): Monsieur le président, madame la ministre, dans le même ordre d'idée que ma question précédente, c'est-à-dire comment penser la transition pour véritablement diminuer nos émissions de gaz à effet de serre, je me permets de soulever l'idée novatrice mise en place au Grand-Duché de Luxembourg. En mars dernier, ce pays est passé aux transports publics gratuits, ce qui est une première mondiale à l'échelle d'un pays.

 

En plus des bienfaits que cela apportera au niveau de la congestion sur les routes, cette mesure représente une avancée considérable dans la lutte contre le réchauffement climatique et la pollution.

 

Bien que la mobilité ne soit pas l'une de vos compétences, il va sans dire qu'elle est étroitement liée à vos attributions en tant que ministre.

 

Madame la ministre, avez-vous pu discuter avec M. Bellot, ministre de la Mobilité, au sujet d'initiatives comme celle implémentée au Grand-Duché, qui allient meilleure mobilité et lutte contre le réchauffement climatique et la pollution? Si oui, où en sont ces discussions? Si non, ne pensez-vous pas qu'il serait envisageable pour le prochain gouvernement de mettre en avant ce genre de discussions entre mobilité et environnement?

 

En tenant compte de ce que j'ai dit plus haut – c'est-à-dire la relation étroite entre mobilité et vos compétences –, quelle est votre opinion par rapport à une mobilité gratuite en Belgique?

 

13.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, madame la députée, je vous remercie pour votre question. Tout d'abord, je voudrais vous dire qu'en 2017, le secteur du transport représentait 23 % des émissions totales de gaz à effet de serre en Belgique. L'importance de ce secteur en termes d'émissions de gaz à effet de serre nécessite en effet l'implication des ministres de la Mobilité sur la thématique climatique.

 

Le ministre fédéral de la Mobilité est d'ailleurs formellement impliqué dans les discussions sur ce sujet, puisqu'il est représenté au sein de la Commission nationale Climat. Récemment, nous avons eu l'occasion de nous concerter sur les sujets suivants au sein de cette même Commission, en lien avec votre question, à savoir la stratégie à long terme de réduction des gaz à effet de serre de la Belgique.

 

Dans le cadre de cette stratégie, la Belgique vise à réduire à zéro les émissions du secteur du transport d'ici 2050, tant pour le transport de personnes que de marchandises. Cette stratégie à long terme souligne l'importance du transfert modal comme pierre angulaire pour atteindre les ambitions climatiques fixées, avec des avantages supplémentaires en termes de qualité de l'air, de mobilité et d'occupation de l'espace public.

 

En ce qui concerne le transport de personnes, la Belgique vise à limiter la part de la voiture individuelle dans la répartition modale, au profit de modes de transport alternatifs, tels que la marche et le vélo – dits transports actifs –, les véhicules électriques légers, comme les vélos électriques, speedelecs, trottinettes électriques, etc., ainsi que les modes de transport partagés, comme les transports en commun et les véhicules partagés. À cette fin, elle met l'accent sur une offre de qualité de modes alternatifs, sur des infrastructures adéquates et sur la promotion de la mobilité combinée. Le concept de mobility as a service est également reconnu comme un levier important pour atteindre l'objectif de la mobilité combinée et pour augmenter le taux d'occupation des véhicules. Le niveau fédéral s'engage ici à assurer un réseau ferroviaire performant, disposant notamment d'interconnexions suffisantes avec les pays voisins, afin de permettre une augmentation de la part du rail dans le transport de personnes et de marchandises. En outre, il peut soutenir, grâce à ses compétences en matière de fiscalité et de normalisation des produits, la transition vers des modes de transport alternatifs et vers des véhicules à émissions nulles.

 

Des discussions ont lieu entre le ministre fédéral de la Mobilité et moi-même. Elles ont encore eu lieu l'année dernière – mais nous sommes déjà en avril –, dans le cadre d'un accord de coopération avec les Régions en vue de réduire les émissions nationales des polluants atmosphériques. Les mesures de compétence fédérale de cet accord de coopération concernaient bien évidemment la mobilité, ainsi que la fiscalité et les normes de produits.

 

13.03  Mélissa Hanus (PS): Madame la ministre, je suis heureuse d'entendre la synthèse que vous avez faite de vos collaborations avec M. Bellot. Cependant, je crains que vous n'ayez pas répondu à la dernière question, qui concernait la gratuité ou du moins une plus grande accessibilité tarifaire de la mobilité. Je voulais avoir votre opinion sur ce sujet. À cette partie de ma question, je suis largement déçue de ne pas avoir eu de réponse de votre part. C'est bien dommage. Merci quand même.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Questions jointes de

- Samuel Cogolati à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le démantèlement de l’entreprise EZB à Seneffe" (55003811C)

- Thierry Warmoes à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le manque de protection pour la collectivité lié à la législation sur la responsabilité nucléaire" (55004918C)

14 Samengevoegde vragen van

- Samuel Cogolati aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De ontmanteling van het bedrijf EZB in Seneffe" (55003811C)

- Thierry Warmoes aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De risico's voor de maatschappij door de niet-sluitende wetgeving inzake nucleaire aansprakelijkheid" (55004918C)

 

14.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, il s'agit d'une transaction qui a eu lieu le vendredi 3 avril.

 

Le site nucléaire d'EZB est à l'abandon depuis 2008. L'usine EZB n'a jamais été démantelée et l'ONDRAF évaluait le passif nucléaire sur le site à plus de 10 millions d'euros en 2015. Ce passif a-t-il été réévalué depuis? Si oui, quel est le montant de cette nouvelle évaluation? Je soupçonne que ce montant a fortement augmenté.

 

Le 3 avril dernier, après douze ans de procédures avec l'AFCN, EZAG est parvenu à céder son passif nucléaire pour un euro symbolique à la firme pharmaceutique australienne Telix.

 

Comment l'ONDRAF a-t-il pu approuver pareille transaction sans avoir l'assurance sur l'intention et surtout la capacité financière de Telix de démanteler le site?

 

Dans le communiqué de presse de l'entreprise australienne, on peut lire que l'estimation du coût du démantèlement est à 5,2 millions d'euros, alors que l'ONDRAF estimait ce passif nucléaire à plus de 10 millions d'euros en 2015.

 

Madame la ministre, quelle est l'évaluation en 2020? Comment l'État belge a-t-il pu approuver une telle transaction et permettre à une société qui n'a pas démantelé son site – qui contient deux cyclotrons – après douze ans de pouvoir le céder sans garantie claire et ferme sur la capacité de l'acheteur à pouvoir assainir le site?

 

14.02  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Monsieur le président, madame la ministre, je ne répèterai pas les éléments déjà évoqués par mon collègue. L'ONDRAF avait émis des réserves sur les capacités financières de Telix à assumer l'entièreté de ses obligations de déclassement liées à l'ancienne activité nucléaire du site. En effet, au 31 décembre 2018, le capital de la société liégeoise, Telix Pharmaceuticals Belgium basée à Herstal était de 12 400 euros.

 

Madame la ministre, dans la presse, vous avez évoqué le fait que la législation ne prévoit pas l'obligation pour une société-mère d'intervenir si l'exploitant d'un site nucléaire ne dispose pas de fonds suffisants pour honorer le coût de démantèlement et de gestion des déchets. Dans le passé, il y a déjà eu un exemple assez criant. Il s'agit du cas de Best Medicals à Fleurus dont le coût du démantèlement était de 119 millions d'euros et qui a finalement été payé par le contribuable wallon.

 

Madame la ministre, existe-t-il un moyen de se retourner contre la société allemande qui produisait des radio-isotopes sur le site de Seneffe et qui n'a pas rendu le site "propre" à son départ ? Dans le cas contraire, pour quelle raison?

 

Récemment, une proposition de loi est passée en commission. Dans le cadre des discussions au sujet de celle-ci, des auditions ont été réalisées sur la responsabilité civile nucléaire. Il a alors été indiqué qu'associer la société-mère à l'exploitant, concernant l'aspect de la responsabilité financière dans les activités liées à l'énergie nucléaire, est contraire à la Convention de Paris. C'est peut-être déjà une partie de réponse à ma question. Confirmez-vous que c'est contraire à la Convention de Paris? Si tel est le cas, il faudrait amender cette Convention pour permettre l'établissement de la coresponsabilité financière entre une société exploitante d'un site nucléaire et sa société-mère. Comptez-vous dès lors agir dans ce sens pour limiter le risque que les coûts du démantèlement et de gestion des déchets ne soient pas supportés par la collectivité dans le futur? Dans le cas contraire, pour quelle raison?

 

14.03  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur Cogolati, je vais fusionner la réponse à votre question qui a été posée le 3 mars 2020 avec la réponse à la question de M. Warmoes. Les deux questions portent en effet sur le même objet. Vous comprendrez que nombre de vos questions portent sur des entreprises privées sur lesquelles l'État n'exerce aucun contrôle direct.

 

L'ONDRAF n'a pas connaissance des termes précis de la transaction commerciale réalisée en janvier 2019 entre la société Eckert & Ziegler EZB et la société-mère Eckert & Ziegler Strahlen und Medizintechnik AG (EZAG). L'estimation par l'ONDRAF du coût du démantèlement des installations du site de Seneffe qui appartenait à EZB s'élevait à 10 000 145 euros dans son quatrième rapport d'inventaire des passifs nucléaires publié en 2018 et couvrant la période 2013-2017, alors que l'estimation faite par EZB s'élevait, quant à elle, modestement, à 4,128 millions d'euros, s'inscrivant dans une fourchette allant de 2,383 millions à 6,971 millions.

 

Une première analyse du plan de déclassement initial tel que transmis à l'ONDRAF avait soulevé de nombreuses interrogations et demandes de clarifications. L'ONDRAF avait estimé que l'écart entre son estimation et celle d'EZB et d'EZAG reposait sur une sous-évaluation certaine par EZB des coûts annuels tels que la surveillance et la maintenance du site, la gestion de projet, le support technique ou encore le suivi par les autorités ainsi que sur une différence entre les nombres de questions considérées, c'est-à-dire le volume de déchets radioactifs ultimes.

 

Depuis lors, l'Agence fédérale de contrôle nucléaire (AFCN) a transféré l'autorisation nucléaire du site de Seneffe de EZAG à Telix Pharmaceuticals, après un avis favorable de l'ONDRAF. Telix, en reprenant l'autorisation d'exploitation nucléaire, a aussi repris l'obligation de pourvoir à l'assainissement et au démantèlement des installations de Seneffe.

 

L'ONDRAF m'a informée qu'avant l'introduction de sa demande de transfert, Telix avait spontanément contacté l'organisme afin de se faire expliquer ses obligations légales envers celui-ci. Les discussions concernant l'évaluation du coût de démantèlement des installations entre Telix et l'ONDRAF ont débuté et devraient permettre de faire converger les évaluations sur le coût de démantèlement des installations du site de Seneffe.

 

Telix a informé l'ONDRAF qu'elle avait entamé les actions visant à démanteler, à court terme, l'un des deux cyclotrons, ce qui constitue très clairement une avancée positive dans ce dossier.

 

Enfin, monsieur Warmoes, pour répondre à vos deux sous-questions, EZAG a éliminé tous les déchets radioactifs physiquement présents sur le site de Seneffe. Les déchets EZAG encore présents sur le site de l'UCL n'ont pas été transférés à Telix et restent de la responsabilité de EZAG.

 

Via l'application des principes directeurs prévus dans l'arrêté royal du 25 avril 2014 modifiant l'arrêté royal du 30 mars 1981 déterminant les missions et fixant les modalités de fonctionnement de l'organisme public de gestion des déchets radioactifs et des matières fissiles en ce qui concerne l'alimentation du fonds à long terme, EZAG reste également responsable pour les déchets produits par elle et qui ont été pris en charge par l'ONDRAF. Il faut toutefois noter que la législation actuelle ne prévoit pas de disposition particulière permettant d'imposer un provisionnement nucléaire. La seule base légale émane de la législation comptable.

 

J'en arrive ainsi à votre deuxième sous-question. Le site de Seneffe n'est pas une installation nucléaire au sens de la loi du 22 juillet 1985 sur la responsabilité civile dans le domaine de l'énergie nucléaire de la Convention de Paris et n'est donc pas concerné.

 

14.04  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Vous avez commencé votre intervention en disant que l'État n'avait pas de contrôle direct sur ces entreprises privées. Permettez-moi de m'en étonner. En effet, l'ONDRAF a bel et bien dû donner son avis, et c'est, suite à cet avis favorable, que la transaction entre EZAG et Telix a pu avoir lieu.

 

Le problème réside dans le fait que, la dernière évaluation – vous l'avez rappelé – par l'ONDRAF, en 2015, du passif nucléaire sur le site de Seneffe fait état de plus de dix millions d'euros. Je m'étonne vraiment que ce chiffre n'ait pas été revu à la hausse depuis lors, ce d'autant qu'il est question d'une transaction avec une nouvelle société pharmaceutique australienne qui évalue le coût à seulement 5,2 millions d'euros, soit deux fois moins.

 

Vous vous rendez bien compte qu'il est du devoir du parlementaire que je suis de tirer la sonnette d'alarme en attirant l'attention sur le fait qu'il y a un risque en termes de finances publiques, qu'il y a un risque que le contribuable belge doive une fois encore payer, comme cela a été le cas avec Best Medical à Fleurus.

 

Pour nous, c'est hors de question. Sur la base de votre réponse, nous n'avons aucune assurance quant à la capacité financière de la nouvelle société australienne Telix de porter l'ensemble des coûts du démantèlement du site et de ses deux cyclotrons, qui sont à l'arrêt depuis 2008.

 

14.05  Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Je rejoins les propos de mon collègue. Je suis étonné d'apprendre qu'il n'y aura aucun contrôle direct de l'État. Cela démontre deux choses: d'une part, on parle ici de privatisation des bénéfices, mais on socialise les pertes et les coûts, ce qui est contraire à l'intérêt général. Nous ne pouvons approuver cette manière de faire. Cela montre aussi qu'il y a des lacunes en matière de législation dans le nucléaire. Pour le reste, madame la ministre, je prends connaissance du fait que la Convention de Paris n'est pas d'application dans ce cas.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Monsieur le président, je dois partir pour présider la commission de la Santé. Pourriez-vous transformer mes autres questions en questions écrites?

 

15 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De publieke consultatie met betrekking tot de Europese klimaatwet" (55003844C)

- Kurt Ravyts aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het Belgische standpunt tijdens het EU-overleg over de Europese klimaatwet" (55003862C)

- Kurt Ravyts aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De bepalingen van het in de Europese klimaatwet opgenomen monitoringkader" (55004214C)

- Kurt Ravyts aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De Belgische standpuntbepalingen op de Europese Milieuraad van 5 maart 2020" (55004218C)

15 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La consultation publique dans le cadre de la loi climat européenne" (55003844C)

- Kurt Ravyts à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La position de la Belgique pendant la concertation de l'UE sur la loi climat européenne" (55003862C)

- Kurt Ravyts à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Les dispositions du cadre de suivi inscrit dans la loi européenne sur le climat" (55004214C)

- Kurt Ravyts à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Les prises de position belges lors du Conseil européen de l'Environnement du 5 mars 2020" (55004218C)

 

15.01  Kurt Ravyts (VB): Ik heb eigenlijk maar drie vragen. Wellicht is er iets fout gelopen in verband met de titulatuur. Alles draait rond de Europese Milieuraad van 5 maart 2020. Eerst wil ik u een vraag stellen over het klimaatpact.

 

We hebben hier vandaag al veel gehoord over publieke consultaties. In de marge van de Europese Raad van 5 maart 2020 heeft de Europese Commissie ook een openbare raadpleging aangekondigd over een nieuw Europees klimaatpact. Daarover hebben we het volgens mij nog niet gehad. Het gaat om een breed initiatief om burgers en belanghebbenden een stem te geven en een rol te laten spelen bij het ontwerpen van nieuwe klimaatmaatregelen, het delen van informatie, het lanceren van lokale activiteiten en het tonen van oplossingen die kunnen worden gevolgd.

 

In de pers werd gezegd dat die openbare raadpleging rond het klimaatpact 12 weken zou open zijn. Dit alles gebeurt in de aanloop naar volgende conferenties van de VN over klimaatverandering die normaal gezien in november 2020 in Glasgow zouden plaatsvinden. Ik heb al vernomen in de pers dat Glasgow omwille van het coronavirus verdaagd zou worden. Daar zult u straks misschien een antwoord op kunnen geven? Dus, mijn vraag gaat over de publieke consultatie rond het klimaatpact.

 

Dan heb ik nog twee vragen over 5 maart 2020. Mevrouw de minister, ik heb vernomen dat de Belgische regering op de Europese Milieuraad vertegenwoordigd werd door Vlaams minister Demir. Mevrouw Demir heeft toen in de pers aangekondigd dat zij het Just Transition Fund opnieuw onder de aandacht zou brengen, evenals de link met het meerjarig financieel kader van de Europese Commissie. Zij zou daarbij gezegd hebben dat de Gewesten, en dus ook het Waalse Gewest, van mening zijn dat de Europese Commissie rekening moet houden met het principe van subsidiariteit en zich dus niet moet uitspreken over de verdeling van het fonds binnen België.

 

Kunt u bevestigen dat mevrouw Demir België vertegenwoordigd heeft en dat zij het daar nogmaals heeft gehad over het Just Transition Fund?

 

Ik heb nog een tweede vraag over ditzelfde onderwerp. U heeft al gezegd dat de Europese Commissie er in het kader van de klimaatwet nauw op wil toezien dat de lidstaten en regio's hun uitstoot voldoende afbouwen. De Commissie heeft aangekondigd dat ze met gedelegeerde handelingen tussentijdse doelstellingen wil instellen. Om de vijf jaar wil ze nieuwe tussentijdse doelstellingen lanceren, gebaseerd op de laatste wetenschappelijke inzichten en de best beschikbare technologieën.

 

Bovendien, niet onbelangrijk, zou het Europees Parlement over een meerderheid en de Raad over een gekwalificeerde meerderheid moeten beschikken om een aantal zaken te kunnen tegenhouden of bijsturen. Uw Vlaamse collega heeft toen scherpe kritiek geuit op een aantal bepalingen uit deze klimaatwet, dus op de uitholling van de rol van het Europees Parlement door die gedelegeerde handelingen.

 

Mijn vraag is of u de visie deelt van uw Vlaamse collega over een aantal bepalingen van het in deze klimaatwet opgenomen monitoringkader, met name dan de gedelegeerde handelingen en de tussentijdse doelstellingen voor 2050. Vindt u het verantwoord dat gedelegeerde handelingen zouden worden gebruikt?

 

15.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer Ravyts, op 4 maart stelde de Europese Commissie haar voorstel van Europese klimaatwet voor. Tegelijk opende ze inderdaad ook een publieksconsultatie in het kader van het Europees Klimaatpact, dat in het najaar in de aanloop naar COP 26 zal worden gelanceerd. Dit pact is gericht op het versterken van het engagement van bedrijven, organisaties, burgers en talrijke actoren op alle beleidsniveaus. Ook wenst ze meer inzichten te bekomen en inspiratie te halen uit talrijke vormen van burgerparticipatie die reeds in het leven werden geroepen.

 

Het Europees Klimaatpact heeft tot doel om iedereen een stem te geven, zoals u heeft gezegd, een ruimte te creëren om nieuwe acties uit te werken, informatie te delen, bottom-upinitiatieven te lanceren en oplossingen aan te reiken. De publieksconsultatie is een initiatief vanwege de Europese Commissie, de federale overheid noch de andere Belgische overheden zijn rechtstreeks betrokken bij deze raadpleging. Bij de lancering werd ook gekeken naar de rol van de jongeren als changemakers. De Europese Commissie zal tegen 27 mei 2020 alle ideeën voor actie verzamelen, waarna ze ook zal kijken naar reeds gelanceerde initiatieven bij de lidstaten, die als doel hebben het engagement en de participatie te vergroten om het Klimaatpact zo effectief, inclusief en ambitieus mogelijk te maken. Daarnaast voorziet het pact ook in de ondersteuning van lokale initiatieven voor onder meer de versterking van de inspanningen in de gebouwen- en transportsector en de bevordering van herbebossingprojecten.

 

De Commissie stelde haar voorstel voor een Europese klimaatwet voor tijdens de Milieuraad op 5 maart. België kwam tijdens deze vergadering niet tussen, aangezien het enkel om een presentatie vanwege de Europese Commissie ging.

 

De eerste technische vergadering op Europees niveau over dit voorstel vond plaats op 13 maart binnen de milieuwerkgroep van de Raad van de Europese Unie. De dag voordien vond een eerste DGE-overleg plaats. Tijdens deze eerste technische vergadering heeft België zich, net als de meeste andere lidstaten, gericht op het stellen van vragen om het voorstel in eerste instantie beter te begrijpen en onduidelijkheden uit te klaren. Enkele lidstaten herhaalden in hun interventies reeds bekende standpunten, met name met betrekking tot hun positie inzake de doelstellingen 2030. Zo herhaalden de 12 lidstaten die recent een brief schreven aan commissaris Timmermans, hun vraag om de impactanalyse zo snel mogelijk te publiceren, ten laatste in juni, zodat het debat over de verhoging van de doelstellingen 2030 zo snel mogelijk kan starten en de EU een beslissing kan nemen over het verhoogde Europese ambitieniveau met het oog op de klimaattop te Glasgow. Het is essentieel om op internationaal niveau de andere partijen aan te moedigen om eveneens ambitie te tonen en stappen vooruit te zetten. Verschillende lidstaten, onder andere onze buurlanden Luxemburg, Nederland en Frankrijk, pleitten bovendien voor een verhoogde doelstelling 2030 tot 55 %.

 

Met betrekking tot het gebruik van de gedelegeerde handelingen werden door verschillende lidstaten vragen ter verduidelijking gesteld. Eveneens werd aangegeven dat het advies van de juridische dienst van de Raad nuttig werd geacht. Ook België sloot zich hierbij aan en vroeg om meer verduidelijking over de redenen waarom de Commissie het gebruik van gedelegeerde handelingen aangewezen en nodig acht. Op basis van het antwoord van de Commissie en de verduidelijkingen van de juridische dienst van de Raad, zal het Belgisch standpunt hieromtrent worden vastgelegd.

 

Zoals ik in het antwoord op een vorige vraag reeds aangaf, zal de voorbereiding gebeuren binnen het betreffende netwerk van het Coördinatiecomité Internationaal Milieubeleid, gecoördineerd door mijn administratie en vervolgens gevalideerd door het DG Coördinatie, georganiseerd door de FOD Buitenlandse Zaken. Gezien het beleidsdomein­doorkruisend en bevoegdheids­overschrijdend karakter van de voorstellen in het kader van de European Green Deal, waarvan de climate law deel uitmaakt, is het van het grootste belang dat deze DG overlegt en zorgt voor transparantie en betrokkenheid van alle relevante departementen op federaal niveau en op het niveau van de gefedereerde entiteiten.

 

Het antwoord op uw tweede vraag, mijnheer Ravyts, is bijna hetzelfde als op uw eerste vraag.

 

De voorzitter: Dat vereenvoudigt de zaak. Mijnheer Ravyts is blijkbaar gelukkig met uw antwoord en zou nu graag zijn repliek geven.

 

15.03  Kurt Ravyts (VB): Ik ben zeer pragmatisch, mijnheer de voorzitter, dat weet u.

 

Mevrouw de minister, de belangrijkste politieke zaak die ik uit uw antwoord onthouden heb, is dat er in de kranten door uw Vlaamse collega veel is aangekondigd, maar dat de Belgische houding op 5 maart en ook op 12 maart er blijkbaar een was van het stellen van vragen ter verduidelijking over de gedelegeerde handelingen.

 

Wat het klimaatpact betreft, heb ik begrepen dat dit volledig het initiatief van de Europese Commissie is en dat de federale overheid daar niet direct bij betrokken is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Samengevoegde vragen van

- Leen Dierick aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het fonds voor lekkende stookolietanks" (55004076C)

- Kurt Ravyts aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De operationaliteit van het PREMAZ-fonds (Belgisch stookolietankfonds)" (55004087C)

- Vincent Van Quickenborne aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De stand van zaken inzake de erkenning van het PROMAZ-fonds" (55004834C)

16 Questions jointes de

- Leen Dierick à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le fonds pour les citernes à mazout non étanches" (55004076C)

- Kurt Ravyts à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'opérationalité du fonds PREMAZ (fonds belge pour les citernes à mazout)" (55004087C)

- Vincent Van Quickenborne à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'état d'avancement de l'agrément du fonds PROMAZ" (55004834C)

 

De voorzitter: Mevrouw Dierick is niet meer aanwezig.

 

16.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in het voorjaar van 2019 keurde de federale regering het samenwerkings­akkoord van 25 juli 2018 goed, dat zorgde voor de oprichting van het fonds PREMAZ. Wanneer men als particulier te maken krijgt met een lekkende stookolie- of gasolietank kan men voor de sanering van de bodemverontreiniging aankloppen bij dit Belgisch stookoliefonds. Dit fonds wordt gefinancierd met de overschotten van BOFAS, het fonds dat vóór PREMAZ diende voor de sanering van de tankstations. De oprichting van zo'n fonds was hoognodig, want de sanering van een olieverontreiniging is voor de meeste particulieren onbetaalbaar. Na de start van het fonds zou er een aanmeldingsperiode van drie jaar zijn waarbinnen men een aanvraag tot tegemoetkoming zou kunnen indienen.

 

Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen.

 

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de concrete inwerkingtreding van dit fonds? Welke stappen zult u desgevallend ondernemen mocht dit nog niet in werking zijn getreden? Hoeveel aanvragen werden tot nu toe ingediend? Wanneer zullen mensen een vergoeding kunnen krijgen om hun saneringskosten te kunnen bekostigen? Zijn de BOFAS-overschotten voldoende om dit fonds te kunnen financieren?

 

16.02  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, volgens mijn informatie is er tot op vandaag nog geen erkenningsdossier ingediend bij de interregionale bodemcommissie.

 

De sector zegt dat het fonds, zoals het nu voorligt, onbetaalbaar is. Volgens de ramingen van de sector zouden de totale kosten tot 900 miljoen euro oplopen.

 

De vzw PROMAZ heeft een startkapitaal van ongeveer 110 miljoen euro, afkomstig van BOFAS, maar als dat op is, kan het fonds volgens de sector via een kleine heffing op stookolie verder worden gestijfd. De sector kwam eind vorig jaar met een voorstel voor een heffing van 5 euro per 1.000 l stookolie. Op die manier zou het stookoliefonds in een periode van 20 jaar over 316 miljoen euro beschikken, genoeg om 5.600 dossiers te behandelen. Dat voorstel werd echter niet aanvaard door de bevoegde ministers.

 

In de commissie voor Leefmilieu van het Vlaams Parlement, van 11 maart 2020 zei minister Demir dat de sector echt wel zijn verantwoordelijkheid moet nemen, maar dat ze op Vlaams niveau niet echt een stok achter de deur heeft om hen het erkenningsdossier te laten indienen. Ondertussen hebben heel wat eigenaars hun lekkende tanks al vervangen en wachten ze nu om een aanvraag tot steun in te dienen.

 

Mevrouw de minister, ik heb drie vragen.

 

Ten eerste, wat is de stand van zaken met betrekking tot het bij de interregionale bodemcommissie in te dienen erkenningsdossier?

 

Ten tweede, in welke mate kunt u de sector stimuleren, aanzetten of verplichten om tot een snelle oplossing te komen? Wat is uw stok achter de deur?

 

Ten slotte, welke oplossingen ziet u zelf opdat er in dit dossier vooruitgang zou worden geboekt?

 

16.03 Minister Marie-Christine Marghem: Beste collega's, de afgelopen jaren is er tussen de federale overheid en de verschillende Gewesten gesleuteld aan een samenwerkingsakkoord dat uiteindelijk het samenwerkingsakkoord van 18 juli 2018 is geworden en dat voorziet in de oprichting van een fonds voor de bodemsanering van gasolietanks voor verwarmingsdoeleinden. Dat fonds kan dan tussenkomen in de kosten voor de bodemverontreiniging door een mazouttank. Hierbij is het aan de betrokken oliesector, de sector van de gasolieverwarming, om een dergelijk fonds op te richten dat voldoet aan de erkenningsvoorwaarden.

 

De oliesectorfederaties Informazout, de Belgische Petroleumfederatie en de Belgische Federatie der Brandstoffenhandelaars BRAFCO hebben de vzw PROMAZ opgericht.

 

PROMAZ is gestart met de voorbereidingen om een erkenningdossier als fonds voor de bodemsanering van de gasolietanks in te dienen. De vzw moet het erkenningsdossier indienen bij de interregionale bodemsaneringcommissie IBC. Vandaag is er nog geen erkenningsdossier ingediend. De IBC beschikt over een termijn van vier maanden om aan de vzw PROMAZ de erkenning te verlenen als fonds voor de bodemsanering van gasolietanks voor verwarmingsdoeleinden.

 

De sector begrootte de kostprijs voor een dergelijk fonds aanvankelijk op 900 miljoen euro. Tijdens de vele onderhandelingsjaren van dit samenwerkingsakkoord werd uitgegaan van ongeveer 19.000 saneringsdossiers en een totaal geschatte kostprijs van 300 miljoen euro. De sector ziet zich geconfronteerd met een aantal onbekende parameters, want er is volgens hen weinig studiemateriaal over het aantal te verwachten aanmeldingen. Vandaar staat in het samenwerkingsakkoord dat op het einde van de driejarige aanmeldingsperiode een inschatting dient te worden gemaakt van de totale kostprijs voor de uitvoering van dit samenwerkingsakkoord. Dan zal ook duidelijk worden of er een bijdrage op het product gasolieverwarming nodig is en hoeveel dit dient te bedragen. De reserves van de vzw BOFAS stellen de vzw PROMAZ intussen in staat om te starten en om de eerste jaren operationeel te zijn.

 

De terughoudendheid voor de indiening van een erkenningsaanvraag heeft ook te maken met de vermelding in het Vlaams regeerakkoord van de uitfasering van de stookolieketels en stookolietanks. Daarnaast hebben de eerste voorstellen van erkenningsdossiers door de sector de juridische toets met het samenwerkingsakkoord nog niet kunnen doorstaan. De overheden verwachten van de sector de indiening van een nieuw voorstel of erkenningsdossier dat een invulling geeft aan de bepalingen van het samenwerkingsakkoord.

 

Het tijdstip waarop het erkenningsbesluit van het stookoliefonds in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd wordt, is de startdatum van het fonds. Dat is tegelijk ook de startdatum van de aanvraagperiode van drie jaar en men kan zich pas dan effectief aanmelden bij het fonds. Intussen kan men zich volledig vrijblijvend via de website www.promaz.be registreren, zodat men ervan op de hoogte kan worden gesteld van zodra het mogelijk wordt om een effectieve aanmelding bij het fonds PROMAZ in te dienen.

 

Na contactname met de vzw PROMAZ blijkt dat er tot vandaag een vierhonderdtal meldingen werd geregistreerd, waarvan 37 % Nederlandstalig en 63 % Franstalig. Er is geen opsplitsing per Gewest beschikbaar. Ongeveer de helft van het totaal betreft bedrijven en overheidsmedewerkers of instellingen die op de hoogte willen blijven van de stand van zaken, dus geen meldingen van een bodemprobleem. Het doel is, eenmaal de vzw PROMAZ als fonds in werking treedt, dat alle geregistreerden gecontacteerd worden om een en ander verder te kanaliseren.

 

Voilà un début de réponse. Je n'ai pas de bâton derrière la porte, comme vous l'avez dit tous deux, pour obliger un processus de s'enclencher ou de se poursuivre. Le gros inconvénient est le coût énorme de cette mesure. Je pense qu'un début de solution serait peut-être que votre commission organise des auditions avec les parties intervenantes, c'est-à-dire de oliesectorfederatie Informazout, de Belgische petroleumfederatie en de Belgische federatie der brandstofhandelaars pour avoir une vue complète de tous les éléments techniques et juridiques qui feraient obstacle à la poursuite du dossier. Je vous remercie pour votre attention.

 

16.04  Kurt Ravyts (VB): Ik neem uw suggestie uiteraard mee om ons in onze commissie toch wat dieper te buigen over de zaak. Eigenlijk zegt u ook dat u van de sector een nieuw voorstel verwacht. U hebt het over de torenhoge kosten en meteen ook over de reden waarom de omzetting van het samenwerkingsakkoord met PROMAZ in realiteit zeer moeizaam verloopt.

 

Ik kijk daarbij naar de commissievoorzitter, die blijkbaar ook veel interesse heeft voor het dossier. Ik ben ook benieuwd naar zijn repliek.

 

16.05  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Onze fractie volgt het dossier al sinds lange tijd en heeft steeds aangedrongen op een dergelijk akkoord, omdat de kosten van de sanering van een verontreinigde bodem zeker voor particulieren erg hoog zijn. Het gaat vaak over tienduizenden euro's, met persoonlijke financiële drama's tot gevolg. Die kosten worden immers zelden door de verzekering gedekt. Dat leidt in meerdere gevallen tot schrijnende toestanden, zoals we vaak kunnen lezen in de pers.

 

Daarom waren we blij dat het aan het einde van de vorige legislatuur nog tot een akkoord kwam, maar het dossier blijft steken. Er komt maar geen erkenning. Dus doen we best het nodige om de sectoren op hun verantwoordelijkheid te wijzen en het akkoord ook effectief uit te voeren. Vandaar dat uw suggestie voor een hoorzitting of minstens een schriftelijk advies mij interessant lijkt.

 

Vlaanderen telt hoe dan ook al 730 000 gezinnen met een stookolietank. Volgens steekproeven zijn er problemen met ongeveer 1 % van de tanks. Hoe langer ze onder de grond blijven, hoe groter het risico dat ze zullen lekken. Het gaat hier, met andere woorden, toch over een vrij aanzienlijk aantal. We zullen dat punt opnemen bij de regeling der werkzaamheden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: M. Cogolati, vous avez une question n° 55004094C sur "les renégociations du traité sur la Charte de l'énergie".

 

16.06  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, pourriez-vous me fournir votre réponse écrite par mail?

 

16.07  Marie-Christine Marghem, ministre: Aucun problème.

 

17 Question de Albert Vicaire à (Marie-Christine Marghem) (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'approvisionnement en gaz et en mazout de chauffage en petits contenants durant le confinement" (55004160C)

17 Vraag van Albert Vicaire aan (Marie-Christine Marghem) (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De verkoop van gas en stookolie in kleine hoeveelheden tijdens de lockdownperiode" (55004160C)

 

17.01  Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, ma question date du 20 mars. À l'époque, le confinement venait de commencer avec la fermeture des commerces.

 

Je commençais ma question en disant ce qui suit: "Depuis cette semaine, des personnes, souvent parmi les plus précarisées, vivant dans des habitations légères et/ou ne disposant pas d’une citerne, n’ont hélas plus la possibilité de se fournir en bouteilles de gaz, en mazout avec leur jerrycan ou même en pellets". Cette situation était très ennuyante car il faisait froid.

 

Tout en respectant les règles indispensables aux mesures de distanciation sociale demandées par le gouvernement, n’y a-t-il pas une flexibilité à prévoir pour ce type d’approvisionnement lié à un besoin primaire? Le gouvernement a compris l’importance de l’accès à l’énergie en permettant aux conducteurs et aux conductrices d’avoir accès aux stations d’essence. Or, cette énergie est aussi indispensable à certains de nos concitoyens pour chauffer leur habitation.

 

Madame la ministre, quelles sont les mesures que vous pouvez prendre pour permettre rapidement à ces gens de retrouver un accès à leur combustible de chauffage?

 

17.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, monsieur Vicaire, d'après les informations dont nous disposons à l'heure actuelle, notamment celles recueillies lors des contrôles des produits pétroliers qui continuent d'être assurés par les agents de la direction générale du service Fapetro, il n'est constaté aucune rupture d'approvisionnement tant au niveau des bonbonnes de gaz que du mazout de chauffage, disponibles habituellement dans les stations-service. Je pourrais même vous donner des exemples puisque j'ai été interpellé par certains livreurs au sujet de cet approvisionnement.

 

De plus, pour ce qui concerne les bonbonnes de gaz, il est maintenant accepté par le secteur gazier que le lieu d'échange entre un récipient vide et un récipient plein ne soit plus obligatoirement celui d'origine, ce qui facilite l'approvisionnement en période de confinement.

 

17.03  Albert Vicaire (Ecolo-Groen): Madame la ministre, j'avais déposé cette question après avoir été interpellé. Je voulais donc vous la poser avec le souci de répondre aux besoins de nos concitoyens.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Monsieur Cogolati, je vous donne la parole pour votre question n° 55004348C sur "l'assainissement et le démantèlement de Best Medical à Fleurus".

 

17.04  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, si madame la ministre peut m'envoyer sa réponse écrite, je m'en contente. (Assentiment)

 

De voorzitter: Aan de orde is vraag nr. 55004401C van mevrouw Dierick, maar zij is niet meer aanwezig.

 

18 Questions jointes de

- Samuel Cogolati à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La consultation publique de l’ONDRAF durant le confinement" (55004711C)

- Thierry Warmoes à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La consultation publique sur le projet de plan de l'ONDRAF" (55004914C)

18 Samengevoegde vragen van

- Samuel Cogolati aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De openbare raadpleging van NIRAS tijdens de lockdown" (55004711C)

- Thierry Warmoes aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De openbare raadpleging over het ontwerpplan van NIRAS" (55004914C)

 

18.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, je me permettrai de poser la question car il s'agit d'une consultation publique importante sur un dossier très délicat, très complexe

 

Ce dossier vient justement de démarrer aujourd'hui, ce mercredi 15 avril 2020. Alors que nous sommes en plein confinement, l'ONDRAF entame aujourd'hui une consultation publique sur son projet d'enfouissement, dans le sous-sol belge, des déchets nucléaires les plus radioactifs.

 

Madame la ministre, j'ai beau chercher, je ne comprends pas ce timing. Je ne comprends pas du tout! Va-t-on vraiment demander maintenant, en pleine crise du COVID-19, à la population belge de s'approprier tous les rapports scientifiques sur le dossier de l'enfouissement des déchets nucléaires, sans pouvoir avoir de panels d'experts, de réunions publiques ni même de débats sur les alternatives.

 

Je vous avoue que ce dossier m'impressionne par son ampleur. Tout d'abord dans le temps, il aura des conséquences sur des centaines de milliers d'années. Il représente aussi des milliards d'euros et a demandé 40 ans de recherches à l'ONDRAF.

 

Je pense dès lors qu'il n'est pas sérieux d'imaginer et d'attendre de la population belge qu'elle réponde en moins de deux mois, en plein confinement, en pleine crise du COVID-19, sur un dossier aussi complexe. Il importe de rester raisonnable. C'est une simple question de bon sens. Les gouvernements - wallon, bruxellois et flamand - ont tous suspendu leurs délais pour les enquêtes publiques. Il me semblerait légitime que, si les délais sont suspendus pour de simples permis de bâtir, ils le soient aussi pour des dossiers aussi graves que ceux qui concernent les déchets nucléaires.

 

Madame la ministre, je vous demande de pouvoir exercer activement votre pouvoir de tutelle à l’égard de l’ONDRAF pour reporter la consultation publique jusqu’à ce que toutes les mesures de distanciation sociale soient levées et pouvoir assurer un débat public de qualité. Je suis convaincu que la participation citoyenne pourrait renforcer la qualité de la décision.

 

18.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, monsieur Cogolati, sachez que je partage votre souci à ce sujet et permettez-moi tout d'abord, pour cette très importante question, de retracer le contexte.

 

L'établissement d'une politique nationale relative à la gestion à long terme des déchets radioactifs conditionnés de haute activité et/ou de longue durée de vie est une obligation légale découlant de la transposition en droit belge de la directive 2011/70/EURATOM du Conseil européen du 19 juillet 2011 établissant un cadre communautaire pour la gestion responsable et sûre du combustible usé et des déchets radioactifs et qui a été transposée en droit belge par une loi du 3 juin 2014.

 

En matière de gestion à long terme des déchets, les choix à poser sont d'autant plus urgents que la Belgique a voté, en janvier 2003, une loi de sortie progressive de l'énergie nucléaire. Ceci implique que l'on clarifie les orientations à privilégier pour gérer l'aval du cycle du combustible nucléaire et des déchets nucléaires issus du démantèlement de nos centrales nucléaires.

 

Vous-mêmes, monsieur Cogolati et monsieur Warmoes, vous avez tous les deux particulièrement insisté à plusieurs reprises - vous n'êtes pas les seuls, j'en ai eu d'autres avant vous - sur ce point précis dans cette même commission. En ce qui vous concerne, vous m'avez interpellée le 15 juillet 2019 et le 15 janvier 2020.

 

Ainsi donc, dans le cadre de sa mission légale, l'ONDRAF a établi une proposition de politique nationale relative à la gestion à long terme des déchets radioactifs conditionnés de haute activité et/ou de longue durée de vie, se limitant au principe du stockage géologique sans indication, à ce stade, de la roche qui doit accueillir ces déchets. Cette proposition prévoit également de fixer ce qu'il convient d'appeler le processus décisionnel, "lequel va spécifier les modalités de consultation et d'intervention de toutes les parties prenantes au stade ultérieur d'avancement de ce dossier". C'est un dossier de longue haleine, vous l'avez dit, et très impressionnant, je suis d'accord avec vous.

 

L'adoption de la première partie de la politique nationale fixera non seulement les grandes orientations pour la solution à développer en Belgique mais elle posera aussi les bases des modalités de consultation et de participation pour les stades ultérieurs. Le public est donc consulté à ce stade parce qu'à l'époque, Kris Peeters et moi-même l'avons voulu. Le public sera également consulté à tous les stades ultérieurs d'avancement du dossier, que ce soit dans le cadre du développement de la politique nationale, par exemple au moment du choix de la roche haute (la roche qui va accueillir le combustible usé), de l'aval du cycle, lorsqu'il s'agira de fixer un site précis et également dans le cadre de la construction d'un site de stockage géologique en Belgique. C'est une demande du ministre de l'Économie et de moi-même, je le répète: processus par étape et consultation à chaque étape.

 

Il est donc inexact de dire que l'organisme demande à la population de s'exprimer en deux mois sur un sujet que l'ONDRAF étudie depuis 40 ans. C'est faux. Comme vous le savez, cette proposition tombe dans le champ d'application de la loi du 13 février 2006 relative à l'évaluation des incidences de certains plans et programmes sur l'environnement et relative à la participation du public dans l'élaboration des plans et des programmes relatifs à l'environnement. C'est pourquoi l'ONDRAF a prévu une consultation du public sur sa proposition de politique nationale ainsi que sur le rapport sur les incidences environnementales qui l'accompagne.

 

La procédure prévoit également que l'ONDRAF demande l'avis de différentes instances. C'est la loi précitée qui le dit, et non pas le Roi ni les ministres ni l'ONDRAF. C'est la loi qui fixe, en son article 14, à 60 jours le délai de consultation du public et des instances concernées. Littéralement: "La consultation publique dure 60 jours."

 

Vous parlez de suspension ou d'allongement de délai. Je vous l'ai dit, la chose est complexe car elle est fixée dans la loi. Je suis certaine que vous ne voudriez en aucun cas promouvoir une insécurité juridique dans ce dossier.

 

La consultation du public peut prendre plusieurs formes suivant le stade ou l'étape d'avancement du dossier, comme je l'ai expliqué plus haut. Au stade actuel du dossier, le choix de l'ONDRAF s'est porté en 2019 sur une consultation en ligne sur un site internet dédié, ou bien par courrier. Les documents sont disponibles en ligne, sans préjudice des dispositions légales d'accès aux informations.

 

Ceci est une consultation organisée selon le même format que celles qui ont eu lieu, par exemple, sur le projet de PNEC en 2018 ou dans le cadre de l'établissement du pacte énergétique interfédéral, pour ceux qui s'en souviennent.

 

Le contexte actuel n'empêche donc nullement l'accès aux informations, ni la participation du public, ni les interactions au sein de ce public par voie télématique. Ce n'est d'ailleurs pas la seule consultation qui se déroule en Belgique pour le moment par voie électronique et par courrier.

 

En 2019, l'ONDRAF avait établi un calendrier d'actions et a entrepris les premières démarches prévues par la loi du 13 février précitée. Suivant ce planning, le déroulement de la consultation du public et des instances officielles était déjà prévu au printemps 2020 afin de pouvoir soumettre à l'été 2020, à son autorité de tutelle, sa proposition de politique nationale adaptée, le cas échéant, suite à la consultation publique.

 

Vous indiquez qu'il n'y a pas eu d'information ou de publicité.

 

Dois-je vous rappeler que le principe de la consultation a été fixé déjà fin 2018? Je l'ai mentionné à plusieurs reprises et je l'ai mentionné en commission le 2 avril 2019. Le planning a été exposé par l'ONDRAF lors d'une audition en sous-commission de la sécurité nucléaire le 10 décembre 2019.

 

Enfin pour répondre à une de vos questions jointes avec celles d'un honorable collègue, j'ai déjà dit, le 11 février 2020, dans cette même commission, que la période légale de 60 jours au cours de laquelle aura lieu la consultation est prévue entre avril et juin 2020. La date de début sera communiquée le plus rapidement possible via les canaux prévus par l'article 14 § 1 de la loi du 13 février 2006 précitée ainsi que par le site web de l'ONDRAF. Les modalités pratiques de cette consultation ainsi que le planning associé ont été arrêtés bien avant le déclenchement de la crise sanitaire que nous traversons. La publicité et l'annonce de la consultation respectent en tous points les dispositions prévues à l'article 14 de la loi. Elle est faite par un avis au Moniteur belge, par le biais du portail fédéral www.belgium.be, par le biais des sites web de l'ONDRAF, par le biais du portail national de la convention de Aarhus www.aarhus.be.

 

L'ONDRAF est pleinement conscient que la période de consultation en ligne coïncide en partie avec la période d'application des mesures de lutte contre la propagation du COVID-19 telles que décidées par le gouvernement. Il estime cependant que la consultation, telle qu'il préconise de l'organiser, n'est pas incompatible avec les mesures de confinement puisque cette consultation ne prévoyait ni tenue de réunion ni panel d'experts ni nécessité de contact physique entre les personnes. Les mesures de lutte contre la propagation du COVID-19 n'empêchent pas l'accès aux informations ni la participation.

 

Au vu de ce qui précède, l'ONDRAF respecte ses engagements de réaliser cette consultation dans le respect du cadre légal en vigueur et selon le planning annoncé à plusieurs reprises il y a plusieurs mois déjà. L'ONDRAF est convaincu qu'il est aussi essentiel que la procédure en cours puisse se poursuivre et que, pour avoir à plusieurs reprises reçu des griefs de retard et de lenteur, il convient de poursuivre ce que la loi prévoit. L'ONDRAF est également convaincu qu'il est essentiel que tout cela se déroule comme la loi le prévoit malgré le contexte que nous connaissons et certainement dans le respect des mesures actuelles de confinement prises par le fédéral, ce qui permet à des publics qui, en d'autres temps, n'auraient pas accès à la disponibilité de temps nécessaire pour répondre à cette enquête de le faire.

 

Le pari est de se dire que, puisque chacun est chez soi et que les documents peuvent être obtenus via courrier, il n'y pas d'obstacle concret à la réalisation de cette consultation.

 

18.03  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Merci, madame la ministre.

 

Avec ma collègue de Groen, Tinne Van der Straeten, ce que nous vous demandons n'est pas de changer la loi. Nous voulons simplement que vous compreniez le contexte dans lequel nous nous trouvons aujourd'hui. Le contexte, il faut bien l'admettre, est vraiment très particulier pour tout le monde et pour tous ces gens qui souffrent de la crise du COVID-19. Nous sommes tous confinés chez nous. La preuve en est que je vous parle via mon écran d'ordinateur, confiné dans mon salon. Ce ne sont pas des conditions normales de travail parlementaire. Je refuse aujourd'hui que l'on demande à la population belge de donner un avis…

 

18.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, j'ai perdu la connexion et je suis revenue. Je disais que, vu le contexte futur imprévisible et l'évolution des mesures prises par le gouvernement dans le cadre de la lutte contre la propagation du COVID-19, j'ai déjà demandé que mon administration examine la question de l'allongement, dans un contexte évolutif. Il n'est donc pas question de suspension. J'estime que ce serait aller à l'encontre du prescrit légal. Mais il est question de tenter d'allonger le délai par rapport à la loi, dans le contexte évolutif que nous connaissons.

 

J'espère, tout comme vous et comme l'ensemble de nos concitoyens, une évolution positive du contexte. J'invite bien sûr les parlementaires et les stakeholders à faire également la publicité de cette consultation à partir d'aujourd'hui afin qu'un maximum de gens puissent y participer dans les meilleures conditions.

 

18.05  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Merci, madame la ministre.

 

Effectivement, la deuxième partie de votre réponse était importante. Elle laisse la porte ouverte à un allongement du délai de consultation publique. Je pense que c'est déjà un petit pas dans la bonne direction.

 

Encore une fois, je crois vraiment qu'on ne peut pas ignorer le contexte complètement fou dans lequel nous nous trouvons actuellement. On demande aujourd'hui à la population belge de donner son avis sur le stockage temporaire, sur une solution européenne, sur le stockage en sub-surface ou sur l'enfouissement des déchets nucléaires les plus radioactifs et les plus dangereux pour des milliers d'années. Je crois vraiment qu'on ne pourrait pas se contenter d'une mini-consultation de deux mois seulement, en plein confinement, sans aucune réunion publique, sans aucun panel d'experts. Nous devons prendre la participation citoyenne au sérieux.

 

Madame la ministre, si vous ne pouvez pas suspendre, au moins allongez ce délai de consultation publique et organisez un vrai débat public, avec des contributions d'experts, pour avoir un véritable débat, en toute transparence, sur toutes les options qui sont aujourd'hui sur la table quant à la gestion des déchets nucléaires les plus dangereux dans notre pays.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van Bert Wollants aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De toepassing van de indexeringsformules door de energieleveranciers, ook met negatieve waarden" (55004486C)

19 Question de Bert Wollants à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'application des formules d'indexation par les fournisseurs d'énergie,  aussi en valeurs négatives" (55004486C)

 

19.01  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijn excuses voor mijn tijdelijke afwezigheid; ik zat in een andere digitale vergadering.

 

Mevrouw de minister, de impact van de coronasituatie op de elektriciteitsprijzen op de groothandelsmarkt is de laatste tijd heel duidelijk geworden. Die prijzen staan op een historisch dieptepunt en zijn de laatste tijd zowat gehalveerd. Het is nog niet vaak gebeurd dat de prijzen ook op de forwardmarkt zo laag stonden.

 

Dat levert een opmerkelijke situatie op voor huishoudelijke variabele tarieven die op basis daarvan worden geïndexeerd. Zoals u weet, wordt het leveranciersdeel normaal gezien opsplitst in een deel kosten voor groene stroom en/of WKK, dat niet wordt geïndexeerd, en een deel dat de elektriciteitsprijs zelf reflecteert, dat bij variabele contracten wel wordt geïndexeerd. De situatie waarmee we momenteel zitten, levert bij een aantal aanbieders een negatieve geïndexeerde energieprijs op, wat ligt aan de gebruikte formule die destijds uiteraard uitging van een veel hogere marktprijs.

 

Mevrouw de minister, bent u op de hoogte van die uitzonderlijke situatie?

 

Bestaat de mogelijkheid dat leveranciers die factor beperken tot een bodemprijs of eventueel tot nul? Met andere woorden, zijn leveranciers wettelijk verplicht om de indexeringsparameter toe te passen die uit de formule komt, ook wanneer deze negatief is?

 

19.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer Wollants, er is inderdaad een sterk dalende tendens vast te stellen in de groothandelsprijzen voor zowel elektriciteit als aardgas. Een van de oorzaken is de verminderde economische activiteit vanwege COVID-19-maatregelen.

 

De groothandelsprijzen liggen aan de basis van de indexeringsparameters die door de leveranciers worden gebruikt in de prijsformules van producten met een variabele energieprijs. In het voorbije kwartaal, januari tot maart 2020, werden er inderdaad negatieve prijzen genoteerd op de BELPEX day-aheadmarkt. Concreet waren er volgens de CREG in het voorbije kwartaal 18 van de 2.183 uur met een negatieve prijs. EPEX SPOT noteert de prijzen per uur als tijdsinterval. Van die 18 negatieve prijsnoteringen deden er zich 15 voor in de maand maart 2020 en 3 in de maand februari 2020.

 

Alle leveranciers actief binnen het retailsegment die gebruikmaken van een BELPEX-DAM-indexeringsparameter hebben deze negatieve prijsnoteringen op een correcte manier verwerkt in hun prijsaanduidingen voor de voorbije maanden. Deze negatieve prijsnoteringen hebben er echter niet voor gezorgd dat er negatieve indexeringsparameters werden toegepast. De indexeringsparameters worden immers berekend als gemiddelde van de prijsnoteringen over bijvoorbeeld een maand of een kwartaal. Hierdoor worden de negatieve prijsnoteringen die zich recent hebben voorgedaan gecompenseerd door de positieve prijsnoteringen.

 

De indexeringsparameters zijn een essentieel onderdeel van de prijsformule van producten met een variabele energieprijs. Leveranciers kunnen dus niet zomaar eenzijdig wijzigingen aanbrengen.

 

19.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, ik begrijp wat u zegt over de indexeringsparameters maar er zijn ook leveranciers die ervoor hebben gekozen een formule te gebruiken die gebaseerd is op de eindstand van de markt op een welbepaalde dag. Dat betekent dat er bijvoorbeeld een leverancier is die daarvoor de index gebruikt van de maand vóór levering en die daarbij de eerste handelsdag na de twintigste kalenderdag van de maand gebruikt om te beslissen wat de parameter is voor de drie volgende maanden.

 

Die leverancier in kwestie heeft nu toevallig een formule in de markt gezet waarbij er een korting werd toegepast op het indextarief waarbij die korting vandaag groter is dan de notering die deze parameter heeft. Ik zal u de gegevens hiervan via mail bezorgen. Dat zorgt er immers voor dat die leverancier voor dat specifieke product in principe gedurende drie maanden een negatieve energieprijs doorrekent. Daarop was mijn vraag geïnspireerd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van Bert Wollants aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De vertraging in de omschakeling van laagcalorisch naar hoogcalorisch gas" (55004748C)

20 Question de Bert Wollants à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le retard dans la conversion du gaz à bas pouvoir calorifique vers le gaz à haut pouvoir calorifique" (55004748C)

 

20.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, uw Nederlandse ambtgenoot, minister Wiebes, rapporteerde via een Kamerbrief aan de Nederlandse Tweede Kamer dat er onder andere in ons land vertraging wordt opgelopen bij de omschakeling van laagcalorisch gas naar hoogcalorisch gas door de coronacrisis. Daarover zou op 2 april een overleg zijn doorgegaan tussen Nederland, België, Duitsland en Frankrijk. Minister Wiebes gaf ook aan dat er tegen juni een beter zicht zou zijn op de exacte vertraging. Bij ons zou het gaan om een vertraagde uitvoering terwijl in Frankrijk alles is stilgelegd en in Duitsland geen nieuwe initiatieven meer worden opgezet maar dat de bestaande wel worden voortgezet.

 

Ik heb hierover een aantal vragen voor u.

 

Ten eerste, wij weten dat de uitvoering van een aantal zaken een weerslag heeft op het distributienet, maar het is toch van belang te weten welke boodschap België gegeven heeft op het overleg van 2 april, en wat de vooruitzichten op dit moment zijn.

 

Ten tweede, minister Wiebes geeft aan dat zijn taskforce twee keer per jaar rapporteert aan het Nederlandse Parlement over de voortgang. Kunt u hierover op gelijkaardige wijze op geregelde tijdstippen rapporteren aan onze commissie, gelet op het strategisch belang van de gaslevering?

 

20.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer Wollants, ten eerste, in de context van COVID-19 hebben alle Belgische distributienetbeheerders uit voorzorg besloten fysiek contact tussen hun werknemers enerzijds en hun klanten anderzijds zoveel mogelijk te beperken. Dit houdt in dat niet-dringende werkzaamheden met een huisbezoek tot nader order opgeschort zijn.

 

De conversiemethode vergt een verlaging van de exploitatiedruk voor men naar rijk gas kan converteren. Afhankelijk van het type distributienetwerk gebeurt deze verlaging ofwel door het vervangen van individuele drukregelaars, ofwel door een aanpassing in de wijkcabines. In het geval van netwerken met individuele drukregelaars vereist de vervanging ervan een interventie bij de gebruiker thuis, aangezien de regelaar zich bij de gasmeter bevindt. De vervanging van die regelaars maakt deel uit van de activiteiten die tot nader order zijn opgeschort.

 

Bovendien moeten alle aardgasapparaten van de klanten ook het voorwerp uitmaken van een verificatie en eventueel van een regeling door een erkende technicus. Dat heeft een invloed op de conversiefase, die momenteel voor juni 2020 is gepland, met name in Vlaanderen via Fluvius, in Brussel via Sibelga en in Wallonië via Ores. De TNB's moeten immers nog een groot aantal regelaars vervangen. Die werken zullen afhankelijk van de evolutie van de COVID-19-pandemie kunnen worden hervat. De datum van hervatting is op dit moment dus nog niet gekend. Anderzijds zijn verschillende werken van Fluxys Belgium opgeschort, waaronder een werf in het compressiestation van Winksele. Het betreft werkzaamheden die onontbeerlijk zijn, om H-gas in het L-net te injecteren.

 

Gezien de onduidelijkheid die nu bestaat over het hernemen van de voorbereide werken die nodig zijn voor de conversiefase die voor 2020 is gepland, werd beslist de conversie uit te stellen van 1 juni 2020 naar 1 september 2020. De betrokken gebruikers zullen daarvan per brief door hun netbeheerder op de hoogte worden gebracht.

 

Uw tweede vraag is een politieke vraag. Ik wil de aandacht vestigen op het feit dat uw vraag grotendeels, zoals u zelf hebt opgemerkt, onder de bevoegdheid van de Gewesten valt. Het is denkbaar dat ik over de bevoorradingszekerheid of over de voortgang van de werkzaamheden bij de vervoersnetbeheerder Fluxys verslag uitbreng, maar natuurlijk niet over de voortgang van de conversie voor elk Gewest.

 

Ik dank u voor uw aandacht.

 

20.03  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dat geeft al een duidelijker beeld. Wij zijn uiteraard heel tevreden als u al rapporteert over uw eigen bevoegdheden. U hoeft dat niet te doen over bevoegdheden van anderen. Als wij op de hoogte kunnen worden gehouden van de vorderingen die Fluxys op dat vlak maakt, zal dat al een grote stap vooruit zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van Bert Wollants aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De impact van de coronacrisis op de bouw van offshorewindparken" (55004749C)

21 Question de Bert Wollants à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'incidence de la crise du coronavirus sur la construction de parcs éoliens offshores" (55004749C)

 

21.01  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, het is niet uit te sluiten dat de coronacrisis een impact zal hebben op de drie windparken, die momenteel in aanbouw zijn. Volgens de planning zouden de drie parken in de loop van 2020 worden afgewerkt. Dat was natuurlijk, voordat we met de coronacrisis werden geconfronteerd.

 

In het Parlement werden reeds eerder kritische vragen gesteld in welke mate die parken in 2020 energie zouden kunnen produceren. Dat is hier zeker relevant.

 

Kunt u ons zeggen wat de huidige situatie voor de drie parken betekent? Werden er al vertragingen aangekondigd? Wat is de meest realistische timing op het moment?

 

21.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer Wollants, volgens mijn administratie zijn er op het moment geen concrete tekenen van vertraging bij de bouw en de indienstneming van de parken in aanbouw, met name Northwester 2 en Seamade, dat een fusie van de parken Seastar en Mermaid is.

 

Men volgt bij de parken de situatie van nabij, in overleg met mijn administratie, om de negatieve impact van de maatregelen op de processen voor de bouw van de parken te evalueren en te verhelpen. De werven zijn nu eenmaal afhankelijk van de beschikbaarheid van personen en goederen.

 

Voor de indienstneming van de parken zijn de volgende termijnen tot nu bepaald, uiteraard onafgezien vertragingen door de COVID-19-crisis. Northwester 2 wordt normaal gezien volgens de planning volledig in dienst genomen op 2 mei 2020. Omdat alle turbines werden geïnstalleerd, verwacht men tegen de geplande datum geen vertraging van de volledige productie. Voor Seamade geeft men vandaag aan dat, zolang de benodigde goederen en personeel kunnen worden vervoerd via de betreffende havens in binnen- en buitenland, aan de planning kan worden vastgehouden. De volledige productie van Mermaid en van Seastar worden eind augustus 2020, respectievelijk eind november 2020 verwacht.

 

21.03  Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de minister, dat is goed nieuws.

 

Ik vreesde dat het niet evident zou blijken om daar aan de slag te blijven, gelet op onder andere de levering van materialen en gelet op het feit dat social distancing voor de bemanningsleden van schepen niet evident is. Ik ben blij dat mijn vrees ongegrond is en dat de geplande timing gehanteerd kan blijven.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van Leen Dierick aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De impact van de coronacrisis op het elektriciteitsverbruik" (55004401C)

22 Question de Leen Dierick à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'incidence de la crise du coronavirus sur la consommation d'électricité" (55004401C)

 

22.01  Leen Dierick (CD&V): De maatregelen van de regering om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, heeft ook een impact op het elektriciteitsverbruik in ons land. Volgens Elia is het gemiddeld elektriciteitsverbruik momenteel 16% lager. Op bepaalde momenten daalt het verbruik zelfs tot 25%. Volgens cijfers van Elia kan er een iets grotere daling worden vastgesteld bij verbruikers die aangesloten zijn op het distributienet (-17%) dan bij Elia's 149 industriële klanten die rechtstreeks geconnecteerd zijn met het hoogspanningsnet (-14%). Het verschil is volgens hen een gevolg van de verscherpte coronamaatregelen die meer effect hebben op sectoren die gekoppeld zijn aan het distributienet, mogelijks wel deels gecompenseerd door toenemend verbruik bij gezinnen omwille van het telewerken.

De coronacrisis heeft ook een impact op de elektriciteitsprijs op de kortetermijnmarkt. Zowel in België als in onze buurlanden is er voldoende elektriciteitsproductie en neemt de vraag af. Dit zorgt ervoor dat de prijs daalt.

Mijn vragen aan de minister zijn:

1. Er kan worden vastgesteld dat het verminderd elektriciteitsverbruik geleidelijk verloopt. Welk effect zou een afbouw van de coronamaatregelen kunnen hebben volgens de Minister wanneer winkels en bedrijven, allemaal op hetzelfde moment opnieuw opstarten? Zal een heropstart zorgen voor een grote druk en bijgevolg een onevenwicht van het elektriciteitssysteem of worden er geen problemen verwacht?

2. Zijn er volgens de Minister voldoende marges voor het in balans houden van het systeem indien na de coronacrisis bedrijven weer massaal hun productie opstarten? Waarom wel/niet?

3. Zowel in België als in onze buurlanden is er voldoende elektriciteitsproductie. Hernieuwbare energie krijgt voorrang op het net. Is er momenteel een overaanbod aan productie op het Belgische net? Zou dit leiden tot een terugschakeling van de productie in wind- en zonneparken of kunnen de Belgische kerncentrales via mogelijke moduleerbaarheid deels productie verminderen? Welke initiatieven zal de Minister nemen?

 

22.02 Minister Marie-Christine Marghem:   Mevrouw Dierick, de aanname van de coronamaatregelen heeft inderdaad een effect gehad op de economische activiteit, wat heeft geleid tot een vermindering van het elektriciteitsverbruik. De spelers op de elektriciteitsmarkt hebben op dit effect geanticipeerd door maatregelen te nemen om hun portefeuille in evenwicht te brengen, rekening houdend met de vermindering van de elektriciteitsvraag. Het evenwicht van het netwerk werd aldus zonder grote problemen verzekerd.

 

Op dit moment zijn de bestaande marktmechanismen voldoende om de naleving van het balanceren van het netwerk en het beheer van het reactief te garanderen. Bovendien heeft de netbeheerder mij nog geen manifeste problematische situatie gemeld.

 

De afschaffing van de coronamaatregelen zal leiden (…) een heropleving van de economische activiteiten, wat zal leiden tot een toename van het elektriciteitsverbruik. De afschaffing van die maatregelen zal het onderwerp zijn van een mededeling van de regering. De verwachte toename van het elektriciteitsverbruik kan dan ook worden voorzien door de spelers op de elektriciteitsmarkt. Zij zullen dus in staat zijn om passende maatregelen te nemen om hun portefeuille in evenwicht te brengen. Op die manier kan het evenwicht van het netwerk worden gegarandeerd.

 

Er is voldoende marge om het verwachte herstel van het elektriciteitsverbruik na afloop van de coronamaatregelen te waarborgen. De productie-eenheden die vóór de crisis beschikbaar waren en die nu worden stilgelegd, blijven beschikbaar. Zij zijn niet ontmanteld. De analyses van de netbeheerder met betrekking tot de voorzieningszekerheid hebben geen specifieke problemen voor de komende maanden aan het licht gebracht. De groothandelsmarkt voor elektriciteit wordt beheerst door de wet van vraag en aanbod. Buiten de schaarsteproblematiek volstaat dat om de signalen te geven die ervoor zorgen dat de meest geschikte productiemiddelen worden geselecteerd om aan de gezochte vraag te voldoen.

 

Opgemerkt dient te worden dat de day-aheadmarkt sinds de quarantainemaatregelen een paar uur heeft meegemaakt waarin de slotkoers negatief was. Dit betekent dat de producenten die op deze markt zijn geselecteerd om de vraag van het betreffende uur te dekken het voordeliger vonden om voor hun productie te betalen dan om deze te sluiten. Dit weerspiegelt het feit dat zij rekening houden met de kosten van het opnieuw opstarten van installaties met de technische beperkingen voor het stilleggen, herstarten van eenheden of het feit dat sommige producenten productiesteun ontvangen die hen ertoe aanzet om onder alle omstandigheden te produceren.

 

De bestaande marktmechanismen zorgen dus voor de selectie van de economisch meest optimale productiemiddelen met betrekking tot het niveau van het verwachte elektriciteitsverbruik en in dit stadium is geen overheidsinterventie nodig.

 

22.03  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor uw uitgebreide antwoord.

 

Ik verneem uit uw antwoord dat er momenteel geen problemen zijn om het evenwicht te garanderen, maar ook later niet wanneer alles opnieuw opstart. Een en ander heeft natuurlijk wel zijn impact op de prijzen. Het zal bij vorige vragen ook wel het geval geweest zijn dat er heel wat negatieve prijzen zijn. Hernieuwbare energie is immers ook afgeschakeld, terwijl onze kerncentrales volop blijven draaien. We moeten ons er eens over bezinnen om te zien welke de juiste manier is.

 

Le président: Madame la ministre, je constate que plusieurs questions portent sur l'impact du corona sur la consommation d'énergie et les tarifs énergétiques.

 

Blijkbaar had uw kabinet voorgesteld om de vragen daarover te bundelen, om zo een globaal debat te kunnen houden, maar dat werd niet aanvaard. Ik vermoed dat sommige collega's nog over hetzelfde thema vragen zullen stellen. Wij hadden een iets dynamischer debat kunnen houden.

 

22.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, si je peux me permettre une réponse ou un début de réponse.

 

Je suis d'accord avec vous; il y a deux choses qu'il faut prendre en compte. Premièrement, j'ai un nouveau collaborateur qui me soutient dans cet exercice. Il a pris ses fonctions le 5 avril. C'est M. Bernard Ligot avec lequel tous les membres du Parlement peuvent échanger. Deuxièmement, si j'ai bien compris, il y a eu une renumérotation des questions hier soir et dès lors, la vision du Parlement et celle du cabinet n'ont pas pu être harmonisées pour permettre ce débat et donc je suis amenée parfois à répondre plusieurs fois la même chose. Je m'en excuse. Nous essayerons de faire mieux la prochaine fois.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van Vincent Van Quickenborne aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het Federaal Energiecomité" (55004832C)

23 Question de Vincent Van Quickenborne à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le Comité fédéral Energie" (55004832C)

 

23.01  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Eind maart 2018 heeft de regering haar federale energiestrategie vastgelegd. Die was opgebouwd uit zes assen. Eén daarvan was het monitoren en evalueren van de doelstellingen en de oprichting van een Federaal Energiecomité daartoe. Zo zouden we kunnen nagaan of de in voorbereiding zijnde kernuitstap ook op een haalbare manier gerealiseerd kan worden.

 

Voor zover ik ben ingelicht, is er in juli 2018 een voorontwerp van wet opgesteld voor de oprichting van het comité. Het comité zou worden samengesteld uit vertegenwoordigers van de federale overheid, de Gewesten, de werkgevers en de industrie, die hun adviezen zouden kunnen geven. Het comité zou daarop een rapport bezorgen aan u en aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.

 

Voor mij is het al te lang stil gebleven rond het Federaal Energiecomité dat een belangrijke taak heeft.

 

Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken betreffende de oprichting en de werkzaamheden van het Federaal Energiecomité? Op welke manier monitort u nu de voortgang van de uitwerking van de verschillende elementen van de federale energiestrategie? Wat is de laatste stand van zaken?

 

23.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, en ce qui concerne le monitoring de la contribution du fédéral dans la réalisation des objectifs du pacte énergétique interfédéral, effectivement, à la demande d'un parti du gouvernement, en l'occurrence la N-VA, qui conditionnait son accord à ce pacte à la création du comité auquel vous faites allusion, le gouvernement a adopté le 20 juillet 2018 un avant-projet de loi instituant un comité de monitoring de l'énergie. L'avis du Conseil d'État a été rendu le 17 octobre 2018.

 

L'avis du Conseil d'État impliquait des modifications du projet, donc un nouveau passage au Conseil des ministres ou au comité de concertation. Mais comme vous le savez, peu de temps après, le gouvernement a perdu un partenaire et s'est retrouvé en affaires courantes, ce qui fait qu'il n'a pas pu donner suite à cet avant-projet de loi, ou en tout cas, poursuivre la procédure jusqu'à son terme afin de présenter au Parlement un projet de loi enrichi des remarques ou répondant aux remarques du Conseil d'État.

 

Nonobstant cela, le monitoring de nos engagements ainsi que la sécurité d'approvisionnement de notre pays sont assurés par la DG Énergie du SPF Économie, sur laquelle, vous le savez, j'ai la tutelle. Ce monitoring se fait également avec l'aide d'Elia et de la CREG. L'absence de ce comité de monitoring n'empêche donc pas le fédéral de poursuivre ses travaux en faveur de la transition énergétique.

 

J'en veux pour preuve le travail d'ampleur mené par ce gouvernement en faveur du déploiement de l'offshore et des travaux pour l'instauration du mécanisme de rémunération de la capacité, destiné à soutenir les projets de stockage, de renouvelable et de centrales à gaz nécessaires pour assurer en tout temps, à moyen et à long terme, notre sécurité d'approvisionnement lorsque nous ne pourrons plus compter sur les centrales nucléaires.

 

23.03  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik begrijp dat de monitoring voortaan door u zal gebeuren. Daarbij vind ik het belangrijk om dat op een erg geloofwaardige en volledige manier te doen. In het geheel van de kernuitstap is het element van de monitoring namelijk cruciaal om alles in ogenschouw te blijven nemen. Wij kijken dan ook uit naar de verdere monitoring van de energiestrategie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Vraag van Vincent Van Quickenborne aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De impact van de coronacrisis op het energieverbruik en de energieprijzen" (55004835C)

24 Question de Vincent Van Quickenborne à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'impact de la crise du coronavirus sur la consommation énergétique et les prix de l'énergie" (55004835C)

 

24.01  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mevrouw de minister, ik heb vandaag uw antwoord op de vraag van mevrouw Dierick al gehoord, dus ik zal niet herhalen dat de coronacrisis een ernstige impact heeft op het elektriciteits- en gasverbruik, waarvan de percentages gekend zijn, en bijgevolg ook op de prijzen.

 

Mijn vragen gaan over verschillende groepen die door die prijswijzigingen getroffen worden.

 

De consumenten, evenals de bedrijven die energie afnemen, kunnen uit de recente prijsdalingen profijt halen.

 

Mevrouw de minister, bent u van plan om die bedrijven en gezinnen aan te raden om hun contracten te herbekijken? Indien ja, hoe?

 

De coronacrisis treft twee partijen op een negatieve manier.

 

De leveranciers vormen de eerste partij, aangezien de leveranciers energie aan veel hogere dan de huidige prijzen aangekocht hebben en vandaag geconfronteerd worden met een sterk verlaagde energievraag. Daardoor moeten zij hun energie met verlies verkopen aan dumpingprijzen. Daarnaast worden de leveranciers geconfronteerd met heel wat bijkomende kredietrisico's, aangezien er door de coronacrisis heel wat onbetaalde facturen zijn. De leveranciers dragen ook risico voor de gehele factuur, terwijl ze eigenlijk alleen de energie leveren. Die energiecomponent maakt 30 % uit van de totale elektriciteitsfactuur, maar de leveranciers dragen ook het risico voor de andere componenten, zoals de heffing, de taksen en de nettarieven. Mevrouw de minister, de sector vraagt in welke mate die componenten en taksen gedragen worden door de verantwoordelijken, onder andere de netbeheerders.

 

Een tweede groep die op een negatieve manier getroffen wordt, zijn de producenten. Er is veel minder vraag en daardoor zijn er ook veel minder inkomsten. In de vraag van mevrouw Dierick werd erop gewezen dat wij hier een afschakeling hebben gekend van producenten van hernieuwbare energie door de lage vraag en de negatieve prijzen. Het is mij echter opgevallen dat in buurlanden, bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk, de productie van kerncentrales wel werd verlaagd. In tegenstelling tot onze buurlanden werd in ons land elektriciteit opgewekt door windenergie afgeschakeld.

 

Mevrouw de minister, ligt dat in lijn met de elektriciteitswet die stelt dat voorrang gegeven moet worden aan productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken? Werd artikel 8, § 1, van de elektriciteitswet gerespecteerd?

 

24.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, votre question est très complexe. Elle l'est d'une manière intéressante. Elle constitue le début d'un débat qui aurait pu avoir lieu. Je comprends très bien que vous tous, pas seulement vous, ameniez ces questions sur le tapis. C'est évidemment à vous d'organiser les travaux de la commission. Il serait intéressant, d'ici peu de temps, d'organiser un tel débat.

 

Première question. Si j'en oublie, vous reviendrez vers moi. L'électricité sur les marchés de gros est au prix le plus bas. Depuis longtemps, le prix n'a jamais été aussi bas. Il est vrai que pour le consommateur, la facture ne consiste pas en l'obligation ou en la traduction de l'obligation de payer seulement la fourniture d'électricité, mais aussi le transport, la distribution et le soutien au renouvelable. Il peut dès lors être important de profiter à un moment donné d'un nouveau contrat, avec des prix plus bas pour l'électricité, afin de faire diminuer ce poste-là.

 

Naturellement, s'il y a un avantage ou un droit d'un côté, qui est celui de renouveler son contrat au bout d'une année, il y a une obligation et un désavantage de l'autre. Effectivement, les fournisseurs et les producteurs se retrouvent dans une situation qu'ils n'avaient pas prévue. Ayant déjà acheté des quantités d'énergie il y a un, deux ou trois ans, ils se retrouvent avec des changements de contrats et des ventes à perte, notamment dans les formules de contrats variables. Cette question doit pouvoir être évaluée à l'aune de la crise.

 

La crise ne va pas durer, du moins je l'espère, pendant des mois et des mois. Il faudra avoir une idée exacte de ce qu'elle représente comme pertes pour les producteurs et les fournisseurs. Tout le monde, dans cette crise, même s'il y a des aides d'État au sens global du terme, venant tant du fédéral que des Régions, va perdre quelque chose. Il faut savoir raison garder par rapport à ce qui est perdu en raison d'un cas de force majeure. Ce n'est pas une réponse définitive. C'est un début de réponse. Cela nécessite certainement un débat plus approfondi. D'un autre côté, il n'y a pas de raisons d'aider certains et de ne pas en aider d'autres.

 

Il y a un équilibre à trouver. C'est très difficile, dans ce gouvernement qui a une tâche exceptionnellement difficile à accomplir, de parvenir à trouver cet équilibre délicat.

 

En ce qui concerne la question de la production d'énergie et de la priorité du renouvelable dans le merit-order, je n'ai pas reçu de signaux en Belgique qui m'indiquent que la loi n'aurait pas été respectée dans le merit-order eu égard aux circonstances de la diminution de la consommation d'électricité dans notre pays. Je n'ai pas eu de retour sur cette question et je compte donc approfondir mes recherches sur le sujet. Ai-je oublié quelque chose?

 

24.03  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Vous avez répondu de manière spontanée, sans lire de texte, ce que j'apprécie. Vous pouvez constater que cette commission a besoin d'un débat global sur l'impact du coronavirus. Je pensais que toutes les questions portant sur ce thème auraient été rassemblées dans un débat d'actualité. Nous connaissons maintenant la raison pour laquelle ce n'est pas le cas.

 

Je pense que le gouvernement doit se montrer proactif, notamment quant au sort des fournisseurs d'électricité qui sont en difficulté. Vous avez d'ailleurs reçu des lettres de leur part sur ce sujet. Si la crise dure encore, je crains qu'elle ait un impact sur ce secteur. Nous verrons, dans l'ordre des travaux de la semaine prochaine, à quel moment nous pourrions planifier une commission dédiée au coronavirus et à son impact sur le marché de l'énergie.

Je propose de reporter ma troisième question (n° 55004851C) au moment où nous aurons ce débat.

 

24.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Très bien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55004851C wordt aldus uitgesteld. Vraag nr. 55003742C van de heer Senesael wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

25 Vraag van Tinne Van der Straeten aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De terugbetaling van de schuldvorderingen voor het sociaal tarief in het kader van de coronacrisis" (55004859C)

25 Question de Tinne Van der Straeten à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le remboursement des créances pour le tarif social dans le cadre de la crise du coronavirus" (55004859C)

 

25.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de energieleveranciers dienen jaarlijks uiterlijk op 31 maart hun schuldvordering voor het sociaal tarief in bij de CREG. Het gaat over een eenmalige jaarlijkse vordering, zoals voorzien in de koninklijke besluiten die van toepassing zijn.

 

Na de indiening gaat er nog enige tijd over het betalen van de vordering omdat de CREG een aantal controles uitvoert omtrent de rechtmatigheid van de vordering. Daarnaast worden er bij de CREG ook vorderingen ingediend met betrekking tot de federale bijdrage, wat het stuk van de oninbare vorderingen betreft. In het systeem van de federale bijdrage is voorzien dat leveranciers een tegemoetkoming kunnen krijgen voor wat ze niet hebben kunnen invorderen.

 

De voorzitter heeft er al op gewezen dat er cashflowmatig bij de energieleveranciers wel enige impact is, onder andere door de stijging van dubieuze debiteuren.

 

Mevrouw de minister, wat de schuldvorderingen voor het sociaal tarief betreft, kan de CREG haar terugbetalingen vervroegen en/of werken met voorschotten? Of zijn er andere mogelijkheden, zodat de bedragen uiteindelijk sneller naar de leveranciers gaan?

 

Mijn vraag is een beetje gestoeld op andere suggesties die werden gedaan, met name dat de overheid tijdig haar facturen zou betalen om de cashflow van bedrijven te ondersteunen. De overheid betaalt hier uiteraard niet zozeer facturen, maar ook op het vlak van sociaal tarief en schuldvorderingen kunnen wij misschien iets kleins doen om de cashflow van de leveranciers te verlichten.

 

25.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mevrouw Van der Straeten, de terugbetalingen aan de leveranciers kunnen niet worden vervroegd en er kan ook geen systeem van voorschotten worden opgezet.

 

De controleprocedure van de jaarlijkse schuldvorderingen, onder andere via steekproeven, en het voldoende stijven van de fondsen dat elk trimester gebeurt via de transportnetbeheerders, maken dat een vroegere terugbetaling niet mogelijk is.

 

De energieleveranciers hebben wel een maand extra gekregen om hun aangifte in te dienen. De betaling van de vorderingen wordt elk jaar voorzien eind oktober, conform het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan. Dit zal dit jaar ook zo blijven, ondanks de latere indiening door sommige leveranciers.

 

25.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat teleurstellend is. Ik vermoed dat het antwoord van de minister van de CREG komt. Het is immers de CREG die in de terugbetaling voorziet. Ik ga er dan ook vanuit dat mevrouw de minister het antwoord aan de CREG heeft gevraagd en dat de CREG het voorstel van antwoord heeft gegeven.

 

Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat wij de CREG daarover ondervragen. Het is een moeilijke situatie voor iedereen. De vrees bestaat dat de financiële stabiliteit van de leveranciers en zeker van de kleine leveranciers in het gedrang zal komen. De overheid en de CREG zouden dus moeten bekijken welk steentje kan worden bijgedragen. Indien wij de betaling zouden kunnen vervroegen en met een voorschottensysteem zouden kunnen werken, zou dat een slok op de borrel kunnen schelen.

 

Het zijn uitzonderlijke tijden voor iedereen. Mocht ik mijn vraag in niet-coronatijden hebben gesteld, zou ik ook dit antwoord hebben gekregen en zou ik hebben geconcludeerd dat wij van mening verschillen. Nu beleven wij echter uitzonderlijke omstandigheden. Onze regulator, de CREG, moet meedenken in uitzonderlijke omstandigheden en bekijken wat zij kan doen.

 

Ik heb begrip voor het feit dat de fondsen onvoldoende zijn gestijfd. Daarvoor zijn echter misschien ook creatieve financieringsoplossingen te vinden.

 

Het antwoord is dus een antwoord business as usual in uitzonderlijke omstandigheden, wat getuigt van weinig empathie voor een sector die het ook moeilijk heeft.

 

Mijnheer de voorzitter, ik zal een voorzet geven en stel voor dat wij de vraag ook rechtstreeks aan de CREG stellen en dat de CREG ook de commissie/het Parlement rechtstreeks inlicht, aangezien wij uiteindelijk ook toezichtsbevoegdheid op de regulator hebben.

 

De voorzitter: Mevrouw Van der Straeten, wij zullen dat doen. Aangezien uw vraag ook aansluit bij wat ik daarnet heb verteld, met name de impact van corona op de leveranciers, stel ik voor dat wij over het thema binnen de kortst mogelijke tijd een debat in de commissie organiseren. Dat zal waarschijnlijk nog digitaal gebeuren, dus ook met de digitale aanwezigheid van de CREG. Op die manier kan iedereen zijn standpunt uiteenzetten en bekijken op welke manier de regering en de politiek ook in die sector maatregelen kunnen treffen om iedereen enig perspectief te bieden. Dat is de vraag die wordt gesteld.

 

Er zijn meerdere dimensies aan het debat. Wij kunnen dat debat echter best met de CREG voeren. Wij zullen volgende week in het kader van de regeling der werkzaamheden de zaken bekijken. Dat debat is een van de eerste zaken die wij met de commissie moeten behandelen.

 

Gaat u daarmee akkoord?

 

25.04  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik ga ermee akkoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega Verduyckt, u hebt ook vragen die coronagerelateerd zijn, over het relancebeleid en de dalende vraag naar elektriciteit. Kunt u beide vragen samen stellen, zodat de minister onmiddellijk op beide kan antwoorden?

 

25.05  Kris Verduyckt (sp.a): Dat is goed. Ze sluiten ook naadloos aan bij uw suggestie van daarnet. Bovendien werd mijn tweede vraag al gedeeltelijk impliciet behandeld.

 

26 Samengevoegde vragen van

- Kris Verduyckt aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het relancebeleid na de coronacrisis" (55004878C)

- Kris Verduyckt aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De dalende elektriciteitsvraag omwille van de coronacrisis" (55004879C)

26 Questions jointes de

- Kris Verduyckt à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La politique de relance après la crise du coronavirus" (55004878C)

- Kris Verduyckt à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La demande d'électricité en baisse en raison de la crise du coronavirus" (55004879C)

 

26.01  Kris Verduyckt (sp.a): Met mijn vraag over het post-coronarelancebeleid geef ik nog maar een voorzet, want de komende maanden zullen wij nog heel veel van gedachten wisselen over wat er moet gebeuren. Op economisch vlak zullen er heel wat maatregelen nodig zijn. Voor sp.a mogen wij niet uit het oog verliezen waar we mee bezig waren en dat was de groene transitie met de uitvoering van het akkoord dat we in Parijs gesloten hebben, en van de European Green Deal, integendeel. Er is zelfs een combinatie van de twee volgens mij absoluut nodig. Kan de minister daarop al een eerste kijk geven?

 

Denemarken riep intussen al op om de EU Green Deal als routekaart te gebruiken voor de periode na corona. Andere landen hebben dat al mede onderschreven, België niet. Waarom wordt de oproep niet ondersteund?

 

Ik voeg meteen mijn volgende vraag eraan toe. De dalende elektriciteitsvraag is inderdaad al aangekaart door de voorzitter. Ik heb geprobeerd het antwoord van de minister te volgen, maar momenteel zit ik nog in een andere commissie en heb ik een derde scherm voor de vertaling open, alsof ik in de verkeerstoren op de luchthaven werk.

 

Uit het antwoord van de minister begreep ik dat modulering van kerncentrales mogelijk is. Maar Electrabel zegt dat het momenteel de modulering niet kan doorvoeren door de coronamaatregelen. Wat bedoelt men daarmee? Kan de minister daarover wat meer informatie geven?

 

De andere aspecten werden al behandeld en ik heb begrepen uit de suggestie van de voorzitter dat we dat alles later nog voort zullen bespreken.

 

26.02 Minister Marie-Christine Marghem: De aanpak van de gezondheidscrisis heeft vandaag inderdaad absolute prioriteit. Daarmee bent u het natuurlijk eens. Maar terwijl we het hoofd bieden aan de huidige COVID-19-crisis, mogen we niet uit het oog verliezen dat daarbovenop een aantal crisissen op ons afkomen die een nog vele malen grotere en permanente impact op ons welzijn en onze gezondheid met zich zullen brengen, als we niet tijdig en doeltreffend ingrijpen.

 

Ik ga er helemaal mee akkoord dat de steunmaatregelen en investeringen die op korte termijn nodig zijn om de economie te redden, volledig coherent moeten zijn met de groene transitie. Ik wil er bovendien op wijzen dat de transitie naar een klimaatneutrale en duurzame samenleving hoe dan ook reeds een grote investeringsagenda met zich zal brengen. We kunnen aldus twee vliegen in één klap slaan.

 

We mogen niet talmen met de nodige investeringen voor de groene transitie, aangezien die de economische bedrijvigheid kunnen aanwakkeren. Talrijke studies wijzen er immers op dat klimaat- en milieu-investeringen bijkomende jobs, economische activiteit en innovatievoordelen opleveren, net wat we ook nodig hebben om onze economie te laten herstellen van de pandemie.

 

Het Federaal Planbureau berekende in opdracht van mijn administratie in 2015 bijvoorbeeld reeds dat klimaatinvesteringen tegen 2030 netto 80.000 extra jobs en een verhoging van het bbp met 2 % ten opzichte van een referentiescenario zullen genereren.

 

Ik zal er vanuit mijn rol dan ook over waken dat de Belgische en Europese herstelplannen zich volledig inschrijven in en zich baseren op onze doelstellingen op lange termijn, met de overeenkomst van Parijs, de Europese Green Deal en de SDG's als richtinggevende kaders. België bepleit op Europees niveau trouwens reeds lang dat alle maatregelen en beleidskaders in lijn moeten zijn met onze klimaat- en milieudoelstellingen door het mainstreamen van de doelstellingen in alle beleidsdomeinen en -initiatieven.

 

Ik verwelkom dan ook volledig het initiatief vanwege Denemarken om op Europees niveau iedereen eraan te herinneren dat de Europese Green Deal het kader moet vormen van al onze beleidsinitiatieven, zo ook de herstelplannen in het kader van de COVID-19-crisis. De Europese staatshoofden en regeringsleiders hebben zich bovendien reeds in maart uitgesproken voor een politiek in die richting.

 

Aangezien in ons land alle overheidsniveaus hun fiat moeten geven alvorens wij een brief in naam van België kunnen ondertekenen, hebben wij voorlopig het Deense initiatief nog niet kunnen ondersteunen. De interne besprekingen lopen nog, maar ik hoop ten zeerste dat wij spoedig onze steun aan dat initiatief kunnen verlenen, aangezien de boodschap in lijn ligt met de positie die België reeds innam in het kader van de Europese Green Deal.

 

Ik kom nu tot uw tweede vraag nr. 55004879C.

 

Monsieur Verduyckt, j'ai déjà répondu pour partie à certaines questions à vos collègues. Je ne sais pas si vous avez pu entendre mes réponses.

 

Monsieur le président, c'est toujours en relation avec la proposition de débat que vous faites.

 

De voorzitter: Kunt u leven met het idee dat wij dat debat met meerdere collega's zullen hernemen, mijnheer Verduyckt?

 

26.03  Kris Verduyckt (sp.a): Absoluut, ik zal ook het antwoord op uw vragen nog eens herlezen.

 

Ik had nog één bijkomende vraag. Bij Electrabel zegt men dat men het in het kader van de coronamaatregelen niet kan moduleren. Wat wordt daarmee bedoeld? Gaat het over de gezondheid van de werknemers? Moet men voldoen aan een bepaalde energiezekerheid? Dat is mij niet duidelijk. Hebt u daar zicht op, mevrouw de minister?

 

26.04  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Madame la ministre, ma question concernait la situation en Allemagne et en France, où la production d'énergie nucléaire a été réduite, ce qui n'a pas été fait dans notre pays; nous nous sommes tournés vers l'éolien (en rapport avec la loi). M. Verduyckt fait référence à des déclarations dans la presse, dans lesquelles Electrabel a dit qu'il n'est pas possible de réduire cette production nucléaire. C'est la question.

 

26.05  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, vous aviez aussi posé cette question. La réponse que je peux donner est la suivante. Voilà ce que l'on me dit: étant donné les mesures COVID-19, les centrales nucléaires ne peuvent pas, pour le moment, assurer une modulation de leur capacité de production. En effet, les opérateurs des centrales, dont le nombre est limité par les mesures COVID-19, se concentrent actuellement sur la production de base, alors que la modulation requiert du personnel supplémentaire. En fait, c'est un problème de personnel.

 

Par la non-modulation, notamment, et d'autres éléments à propos desquels j'ai déjà répondu, les prix sur le marché à court terme sont plus bas, voire négatifs. Par exemple, jusqu'à moins 100 euros le mégawatt/heure le lundi de Pâques.

 

Par ailleurs, à cause de la baisse de la consommation d'électricité, il apparaît que des fournisseurs se sont trop couverts et doivent revendre leurs volumes excédentaires à un prix beaucoup plus bas que prévu. C'est la question que j'abordais tout à l'heure spontanément avec plusieurs d'entre vous, dont le président.

 

Ceci pourrait mener des fournisseurs à sortir du marché, ce qui n'est pas bon, je le disais, dans la recherche de l'équilibre entre le bienfait que crée la diminution du prix de l'électricité pour les clients qui établiraient de nouveaux contrats avec le même ou un autre fournisseur, et la diminution de revenus pour les fournisseurs et/ou les producteurs.

 

Monsieur le président, vous posiez la même question que M. Verduyckt au sujet de la France et de l'Allemagne. J'ai oublié de vous répondre. De leur côté, ils ont modulé la puissance de leurs centrales. Ils ont réussi à le faire, alors qu'ici on nous dit – et je reste très prudente – que c'est un problème de personnel supplémentaire qui fait défaut, en raison de la crise.

 

Il faut savoir que la CREG est très attentive à ce problème et qu'elle a écrit vendredi dernier à ENGIE pour demander pourquoi aucune modulation n'était appliquée.

 

Monsieur Verduyckt, la diminution de la production renouvelable a été voulue par les producteurs, étant donné le contexte économique. Tout à l'heure, je vous disais ne pas voir de problème de priorité dans le merit order. L'explication que l'on m'a donnée est que les prix sont bas, voire parfois négatifs. C'est pourquoi certains moyens de production renouvelable décident de ne pas injecter et de ne pas produire. Avant d'injecter, il faut évidemment produire. Or, dans un marché libéralisé, on ne peut pas être contraint de produire contre sa volonté.

 

26.06  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, ik kijk uit naar dat gesprek met de CREG, want dat zal inderdaad zeer nuttig zijn. Ik wil geenszins de kernenergiesector pesten. Ik vrees alleen, net zoals mevrouw Van der Straeten daarstraks, dat onze kleine leveranciers het heel moeilijk zullen krijgen. Men kan inderdaad verwijzen naar de vrijgemaakte energiemarkt, maar dan hebben wij er ook alle belang bij dat daar zoveel mogelijk spelers actief zijn op lange termijn. Dat dat niet gegarandeerd is, is een beetje mijn vrees. Daarom zal het heel nuttig zijn om hierop nader in te gaan.

 

Mevrouw de minister, in verband met mijn tweede vraag ben ik blij met uw antwoord. U meent met uw aanpak twee vliegen in een klap te slaan. Dat is inderdaad de te volgen lijn. Als het over corona gaat, hebben wij het allemaal over flatten the curve. Op klimaatvlak zijn wij reeds jaren bezig met flatten the curve. Laten wij dat vooral blijven doen.

 

Mevrouw de minister, ik hoop dat ons land steun zal geven aan het Deense initiatief, want dat is volgens mij inderdaad de weg die wij moeten volgen. Dank u voor het antwoord en ik kijk alvast uit naar het volgende debat.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

27 Question de Sarah Schlitz à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La crise du COVID-19 et l'adéquation du plan de relance avec nos objectifs climatiques" (55004889C)

27 Vraag van Sarah Schlitz aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De COVID-19-crisis en het afstemmen van het relanceplan op onze klimaatdoelstellingen" (55004889C)

 

27.01  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, il est dommage de ne pas avoir organisé un débat sur l'après crise du coronavirus car plusieurs questions se recoupent. Il serait intéressant d'organiser une telle discussion dans le cadre de la commission Climat.

 

Vous avez déjà fourni quelques éléments de réponse à mon collègue. Je me réjouis d'entendre que vous êtes favorable à la signature de? du Danemark, même si nous sommes très inquiets du fait qu'elle n'ait pas encore pu être signée par la Belgique alors qu'elle ne reprend que des engagements qui ont été demandés précédemment et auxquels nous avons souscrit.

 

Aujourd'hui, notre objectif principal est de sortir de la crise. Nous sommes obligés de nous inquiéter de la suite car on sait qu'en matière de climat, il faut anticiper un maximum les effets à long terme. Le plan de relance sera donc déterminant. Il est important que les mesures de revitalisation de l'économie servent de tremplin à une transition énergétique urgente et indispensable.

 

Plusieurs mesures nous semblent essentielles à mettre en place dans le cadre de ce plan de relance comme par exemple:

- conditionner les aides d'État à la relance à des exigences environnementales;

- mobiliser les dépenses publiques vers des investissements verts et des énergies renouvelables;

- une reprise économique saine conforme au Green Deal et à l'Accord de Paris;

- impliquer le mouvement environnemental à commencer par la Coalition climat dans l'élaboration de la politique de relance.

 

Une réunion importante au niveau européen aura lieu le 23 avril. Les décideurs européens devront approuver le plan de relance et les Coronabonds. Madame la ministre, votre gouvernement a-t-il déjà arrêté une position claire de la Belgique lors de cette réunion? Cette position prend-elle en compte les inquiétudes climatiques?

 

Plus globalement, un débat serait le bienvenu sur l'annulation de la COP26 et sur le rôle primordial que la Belgique pourrait jouer en matière de relance climatique au niveau international.

 

27.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Chère collègue, la priorité actuelle, c'est la gestion de la crise sanitaire afin de limiter au maximum son impact sur notre santé et sur nos vies, ainsi que les répercussions sur le plan socio-économique à court terme. C'est dans cette optique que, parallèlement aux mesures sanitaires, toute une série de mesures de court terme ont été prises afin de protéger au maximum le pouvoir d'achat des citoyens et la liquidité de nos entreprises, pour éviter les cessations d'activité en raison de la crise.

 

Dans le même temps, nous devons aussi commencer à préparer les mesures de relance sur le moyen et le long terme. Des actions en faveur de la préservation de la biodiversité, de l'environnement et du climat constituent également à nos yeux un élément important de la relance post-COVID-19. C'est un synonyme pour nous de relance d'activité dans des secteurs intensifs en main-d'œuvre, tels que la rénovation massive des bâtiments ou le développement des énergies renouvelables.

 

Cela correspond aussi au développement d'une économie largement circulaire qui favorise les circuits courts et l'économie de partage et de la fonctionnalité. Dans ce contexte, je soutiens largement la nécessité de mettre en œuvre le Green Deal européen. D'ailleurs, lors du sommet consacré à la crise sanitaire, le 26 mars dernier, les chefs d'État européens ont unanimement déclaré la nécessité d'intégrer la transition propre dans les mesures de relance européennes.

 

Vous énoncez une série de pistes en vue d'avancer dans ce sens et je vous en remercie. Je ne peux à ce stade de la gestion de la crise m'avancer sur chacune d'entre elles. Par contre, je veillerai à les explorer et à les promouvoir au sein du gouvernement afin de nous assurer que la relance post-COVID-19 soit cohérente avec une transition propre et juste.

 

J'ai l'impression que la réunion du 26 avril prochain, au niveau européen, n'aura pas lieu ou sera postposée. Comme je n'en suis pas certaine, je vais me renseigner et je reviendrai vers vous pour le dire avec certitude.

 

27.03  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie.

 

Il est déjà rassurant de voir que nous nous exprimons dans le même sens pour mettre au cœur de la reprise la question du Green Deal et des objectifs climatiques. En lien avec la question qu'a posée mon collègue Ben Achour ce matin, au sujet du rapport de la Ligue des Droits Humains, il faut que cette transition soit juste. Vous évoquez un grand plan de rénovation. C'est aussi quelque chose qui nous tient à cœur, comme vous le savez. Il faudra pouvoir limiter fortement les subsides aux énergies fossiles. Il faudra conditionner les aides d'État au respect des engagements climatiques. Ce sera un bras de fer au cours duquel il faudra tenir bon.

 

J'ai entendu hier votre collègue Bellot sur la question des vols à vide et de la relance du secteur aérien. Ce n'était pas très rassurant. Il était plutôt dans une optique où l'après crise serait la même chose que l'avant, sauf si le secteur changeait. Mais c'est vraiment à nous et à vous, les décideurs, d'être au cœur des impulsions à donner dans le bon sens. Je me réjouis donc qu'un débat soit organisé prochainement sur cette question dans cette commission.

 

27.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Madame Schlitz, mon collaborateur va chercher la réponse à la question concernant le sommet du 23 avril. Nous reviendrons vers vous si nous n'avons pas la réponse avant la fin de cette commission.

 

27.05  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Très bien! Je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55004890C van de heer Wollants wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

28 Vraag van Reccino Van Lommel aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De achterstallige energiefacturen in de nasleep van de coronacrisis" (55004902C)

28 Question de Reccino Van Lommel à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'arriéré de factures d'énergie dû à la crise du coronavirus" (55004902C)

 

28.01  Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de minister, ik denk dat heel wat collega's de afgelopen dagen het signaal van de FEBEG, die de energieleveranciers verenigt, hebben opgevangen. Zij zijn bezorgd tijdens deze coronacrisis. Zij stellen immers vast dat hoe langer hoe meer facturen onbetaald blijven, zowel van consumenten die te maken hebben met een dalende koopkracht als van kmo's die kampen met cashflowproblemen.

 

De FEBEG is vragende partij om het risico van de onbetaalde facturen over de gehele waardeketen te spreiden. Het is in de praktijk immers zo dat 70 % van de energiefactuur een belastingfactuur is met distributie- en transportkosten, maar ook allerlei taksen ten gunste van de overheid.

 

De energiebedrijven moeten het volledige bedrag integraal voorschieten vooraleer zij het geld van hun cliënteel krijgen.

 

Mevrouw de minister, deelt u de bezorgdheden van de FEBEG over de energiefacturen die trager betaald worden? Overweegt u om op het voorstel van de FEBEG in te gaan?

 

28.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer Van Lommel, de voorzitter heeft een voorstel gedaan om volgende week een debat met de CREG te organiseren over de daling van de elektriciteitsprijzen en de gevolgen daarvan.

 

Monsieur Van Lommel, je ne sais pas si vous assistez à la réunion depuis le début, mais j'ai déjà eu plusieurs fois l'occasion de répondre à ces questions. Ce n'est pas que je refuse de vous répondre, mais je tiens à éviter les répétitions, sachant que nous aurons ce débat la semaine prochaine.

 

Je puis vous informer qu'un courrier de la FEBEG m'est parvenu en m'exposant tout ce que vous me dites. À l'un ou l'autre de vos collègues, j'ai déjà répondu que la diminution des prix de l'électricité représentait une opportunité pour le consommateur, tout en causant des difficultés chez les producteurs et les fournisseurs. Dans ce contexte, il serait intéressant de bénéficier de l'éclairage de la CREG ou de tout autre intervenant en vue de répondre de manière équilibrée à un cas de force majeure qui entraîne une baisse des prix dont peuvent légitimement profiter les consommateurs et au caractère inattendu de cette crise en termes de rentrées financières pour les producteurs et les fournisseurs.

 

28.03  Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Uiteraard moeten wij het debat dat zal worden gevoerd, zeker afwachten. Mijn vraagstelling gaat immers niet zozeer over de dalende elektriciteitsprijzen, maar wel over de bezorgdheid over de betaling van de elektriciteitsfacturen.

 

Uiteraard zullen wij aan het debat deelnemen, dat, zeker in de huidige uitzonderlijke tijden, noodzakelijk is.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

29 Question de Mélissa Hanus à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L’impact de la détérioration de la biodiversité sur la santé" (55004919C)

29 Vraag van Mélissa Hanus aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De impact van de achteruitgang van de biodiversiteit op de gezondheid" (55004919C)

 

29.01  Mélissa Hanus (PS): Monsieur le président, madame la ministre, alors que l'origine animale du COVID-19 ne fait plus aucun doute, les scientifiques nous mettent en garde en attirant notre attention sur le fait que d'autres pandémies peuvent se propager dans le futur, si nous poursuivons une utilisation toujours plus intense des ressources planétaires et la destruction des écosystèmes.

 

Le COVID-19 est ce qu'on appelle une zoonose, c'est-à-dire une maladie infectieuse ou parasitaire transmissible d'un animal vertébré à l'homme. Selon le Programme des Nations Unies pour l'environnement (PNUE), 60 % des maladies infectieuses humaines ont cette origine.

 

Or, dans un rapport du PNUE datant de 2016, nous pouvons lire que "l'émergence de maladies zoonotiques est souvent associée aux changements environnementaux qui sont habituellement le résultat d'activités humaines, de la modification de l'usage des sols au changement climatique".

 

Nous retiendrons, à la fin de cette pandémie, que les liens entre santé publique et protection de l'environnement n'ont jamais été aussi étroits. Déforestation, agriculture intensive, élevage intensif, bétonnage, etc., tout cela mène à une modification accrue de l'équilibre entre les espèces et à une dégradation de notre biodiversité.

 

Madame la ministre, après cette crise, quelles mesures allez-vous mettre en place pour tenter d'inverser la tendance de la détérioration de notre environnement qui impacte directement notre santé, comme le montre de façon flagrante la propagation du COVID-19? N'y voyez-vous pas là l'occasion de créer une task force pour la préservation de notre biodiversité en Belgique, réfléchir à un nouveau modèle, avec une réflexion toute particulière sur notre relation avec les écosystèmes naturels et la protection de notre santé publique? Il en va de notre environnement mais aussi de notre santé.

 

29.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, si Mme Schlitz participe encore à cette réunion de commission, je voudrais lui dire que le Conseil européen du 23 avril est confirmé. Il aura donc bien lieu.

 

Madame Hanus, en décembre 2019, j'avais introduit la Conférence "Dead or Alive: Towards a Sustainable Wildlife Trade" pendant laquelle des liens entre la santé publique et la protection de l'environnement ont été clairement mis en avant. Une approche multidisciplinaire et transversale "Un monde, une santé" est nécessaire pour prendre en compte les impacts sur la santé humaine, la santé animale et la santé environnementale liés à la perte de biodiversité et à la destruction des écosystèmes.

 

Les policy briefs de cette Conférence ont été publiés le 1er avril par la plate-forme belge biodiversité qui était coorganisatrice avec le SPF Santé.

 

Elles reprennent les échanges de ces deux jours de travail, qui peuvent servir de base à une réflexion plus large sur des mesures visant aussi les causes de la crise actuelle.

 

En ce qui concerne la task force, déjà en décembre, j'envisageais une task force pour répondre aux questions de cette Conférence, mais nous sommes ici devant un questionnement plus important qui demande une réflexion et des mesures qui dépassent le sustainable wildflife trade. Nos modes de production et de consommation ont en effet des impacts sur la biodiversité en Belgique et en dehors de nos frontières, comme expliqué dans la campagne fédérale que vous connaissez peut-être, BeBiodiversity, que j'ai lancée en 2017.

 

Une réponse européenne devrait se dessiner en partie dans le cadre du Pacte vert. La création d'une task force reste envisagée, mais elle doit s'inscrire dans les mécanismes de coordination environnementale et de santé qui existent déjà pour éviter les doublons. De toute façon, ces questions sont fondamentales, parce qu'il en va de notre environnement, mais aussi de notre santé.

 

29.03  Mélissa Hanus (PS): Madame la ministre, je vous remercie.

 

Vous concluez comme j'avais moi-même conclu. Je vois que nous sommes sur la même longueur d'onde sur la vision entre la santé et la biodiversité. Nous devons tirer les conclusions de cette période bien difficile que nous vivons à l'échelle planétaire.

 

À ce sujet, madame la ministre, monsieur le président, chers collègues encore connectés, la semaine prochaine, lors de notre ordre des travaux, je soulèverai l'idée de revenir sur le thème de la biodiversité. C'était un thème que nous comptions aborder dans notre calendrier. Je mettrai un point d'honneur à ce que nous puissions faire le lien avec les questions de santé et de santé publique. Bonne fin de journée à tous!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

30 Vraag van Tinne Van der Straeten aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Negatieve prijzen en flexibiliteit" (55004920C)

30 Question de Tinne Van der Straeten à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Les prix négatifs et la flexibilité" (55004920C)

 

30.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, deze vraag heeft betrekking op de negatieve prijzen door overcapaciteit, al vier weekends na elkaar. Dit zorgt uiteraard voor een bijzondere uitdaging op de elektriciteitmarkt. Er zijn afnemers die afschakelbare contracten hebben en die ook effectief afschakelen. De hernieuwbare energie wordt dan afgeschakeld terwijl de kerncentrales blijven draaien, waardoor er ongewenste prijseffecten ontstaan.

 

Gisteren heeft ENGIE in De Tijd bevestigd dat het handelt op vraag van Elia. Ik stel dus vast dat er wel kan worden afgeregeld als Elia dat vraagt of als er een probleem is inzake netevenwicht, maar blijkbaar niet als de markt het vraagt. Dat heeft ook een effect op de voorrang voor hernieuwbare energie.

 

Is er overleg geweest met Elia en de producenten om na te gaan hoe de marktwerking toch gegarandeerd kan blijven en/of geoptimaliseerd kan worden? Op welke manier kan er voorrang worden gegeven aan hernieuwbare energie, zoals verankerd in de Europese richtlijnen en onze nationale wetgeving? Welke oplossingen zijn er mogelijk op korte termijn?

 

30.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, je ne veux évidemment frustrer aucune demande. Je me rends compte, comme vous l'avez vous-même souligné, ainsi que d'autres, qu'un débat global est vraiment important en cette matière. J'ai eu l'occasion de répondre tout à l'heure. Je ne sais pas si Mme Van der Straeten a entendu la réponse que j'ai faite à Kris Verduyckt au sujet de la modulation des centrales nucléaires, d'une part, et au sujet de l'arrêt de la production volontaire par le renouvelable, d'autre part. C'est une partie de la réponse, probablement.

 

Sans doute que dans peu de temps, dans l'organisation de vos travaux, il sera important d'avoir une vue complète issue des opérateurs ou des institutions avec lesquelles je travaille habituellement, c'est-à-dire Elia et la CREG, pour compléter notre réflexion. Vous avez tous très intelligemment abordé toutes les facettes de l'ensemble du débat, au travers de vos questions. Il aurait été utile de rassembler cela pour obtenir une réponse globale. Cette réponse aurait de toute façon nécessité que, de manière subdéléguée, j'interroge aussi ces institutions avec lesquelles je travaille. Je m'aperçois de façon précise, manifeste et flagrante, que nous devons aller plus loin dans l'analyse de cette situation.

 

30.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb de antwoorden op de vragen aan de vorige collega's inderdaad gehoord. Ik zag niet in waarom ik mijn vraag niet zou moeten stellen, aangezien het aspect van Elia bij geen enkele collega aan bod is gekomen.

 

Dat deze vragen werden ingediend door de collega's, was natuurlijk reeds langer dan gisteren duidelijk. Er is een keuze gemaakt om de vragen niet te groeperen. Er is een keuze gemaakt om geen globaal debat te hebben. Als ik nu het antwoord krijg dat er later een structureel debat zal komen, dan is het een beetje tijdverlies wat wij hier aan het doen zijn, mijnheer de voorzitter. Wij zijn nu zes uur bezig, en dan word ik met een kluitje in het riet gestuurd. Het ene kan niet, het andere kan niet. Wat kan er dan wel?

 

Mevrouw de minister, uiteraard moet er een pertinent debat komen, maar dat ontslaat u niet om daarmee op korte termijn aan de slag te gaan. Vier weekends op rij waren er negatieve prijzen. Elia is een netbeheerder die zeer kort op de bal speelt en die goed observeert. Wij moeten niet wachten op een groot en lang debat hier met iedereen, om te bekijken wat er op korte termijn mogelijk is. Het is een situatie van iedereen samen. De lasten moeten dan niet alleen in een bepaalde hoek vallen.

 

Ik ben mij ervan bewust dat het een complex debat is, met verschillende aspecten. Er werd in de antwoorden ook verwezen naar het feit dat er nu minder mensen werken op de nucleaire sites. Dat is ook een verklaring waarom er minder kan worden gemoduleerd. Het is dus zeker geen zwart-witdebat. Er komen daar zeer veel aspecten bij kijken. Maar toch is de marktwerking belangrijk. We zullen moeten zien dat wij ook in deze uitzonderlijke omstandigheden die marktwerking kunnen blijven garanderen, ook voor de spelers van hernieuwbare energie. Op deze weekends zijn zij immers het grootste slachtoffer.

 

30.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, à l'instant où nous nous parlons, je ne suis pas nécessairement convaincue que des producteurs et des fournisseurs soient plus perdants que d'autres. Comme je l'ai déjà dit, tout le monde perd dans cette crise et tout le monde n'est pas doté des mêmes aptitudes, obligations et droits. Voilà ce qui complique le débat, bien qu'il ne soit pas impossible à démêler - tout en restant nuancé, bien entendu.

 

Tout comme vous, je n'ai pas l'intention de différer les réponses aux questions qui se posent réellement. Chacun défend son point de vue, mais je ne dispose pas encore d'une vision à 360 degrés de ce qui se passe dans le chef de tous les intervenants. C'est la raison pour laquelle il convient d'affiner ce thème pour voir sans tarder quelles mesures doivent être éventuellement prises.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

31 Question de Malik Ben Achour à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La relance économique après la crise du coronavirus" (55004921C)

31 Vraag van Malik Ben Achour aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De economische relance na de coronacrisis" (55004921C)

 

31.01  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie tous les deux d'être restés aussi longtemps. Six heures en commission pour répondre aux questions, cela mérite d'être souligné.

 

La crise sanitaire actuelle a développé de nouvelles habitudes. Entre autres, elle a eu pour effet de généraliser le télétravail là où c'est possible. Des grandes villes ont mis en place des infrastructures temporaires pour les piétons et les cyclistes afin de garantir la distanciation sociale lors des déplacements. Les citoyens se déplacent et font leurs courses dans leur quartier et davantage dans les commerces de proximité. Ces changements ne devront pas être balayés d'un revers de main après la crise. Au contraire, ils devront permettre d'adapter et de transformer en profondeur notre société.

 

De plus, la crise actuelle a démontré l'importance du collectif, de la solidarité et de notre environnement. Ces piliers n'ont, eux non plus, aucune raison de disparaître demain. C'est pour cela qu'il nous faut d'ores et déjà réfléchir à la société dans laquelle nous voudrons vivre le jour d'après. Plus que jamais, le temps est venu de soutenir un monde plus équitable, résilient et respectueux des personnes et de l'environnement, un monde capable de résister aux chocs sanitaires mais aussi climatiques amenés à se multiplier.

 

En effet, malgré une pandémie de coronavirus encore loin d'être endiguée, il convient de préparer dès maintenant des plans de relance et de transformation économique centrés sur la transition énergétique et sur la lutte contre le changement climatique. Ainsi, les experts internationaux s'accordent à dire qu'il est très important que les gouvernements ne pensent pas uniquement en termes de relance de l'économie mais surtout en termes de construction d'un meilleur avenir, sans quoi nous rebasculerons pour plusieurs décennies encore dans un modèle de développement polluant, inefficace, carboné, non soutenable et finalement à l'origine de nos problèmes actuels.

 

Madame la ministre, comment allez-vous procéder pour que les enjeux environnementaux et la qualité de l'air restent plus que jamais d'actualité après la crise? La crise économique provoquée par la pandémie va-t-elle réduire à néant les efforts pour limiter les effets du changement climatique ou sera-telle l'occasion d'orienter les plans de relance massifs en préparation vers la transition énergétique, une manière d'accélérer cette transition énergétique?

 

Quelle sera la stratégie post-crise que vous proposerez au gouvernement et dans la foulée au Parlement? Maintiendrez-vous les objectifs que nous nous sommes déjà fixés, peut-être même en les amplifiant, tant au niveau du Plan national Énergie-Climat que du Pacte vert européen?

 

31.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le député, je vous remercie aussi pour votre endurance durant cette session de questions qui a été très dense et fructueuse.

 

Il est vrai que certains indicateurs environnementaux ont subi une évolution positive depuis le ralentissement de l'activité économique causé par la crise sanitaire, même si nous ne disposons pas encore d'analyse précise en la matière. Ne nous y trompons pas, il s'agit dans la grande majorité de cas d'effets tout à fait temporaires. Si nous revenons au business as usual d'avant la crise, ces indicateurs repartiront aussitôt dans un sens qui ne sera peut-être pas le sens voulu. Le risque est grand, en effet, que si nous ne prenons pas les bonnes décisions en matière de relance économique, nous nous enfermions dans des situations de lock in qui rendraient la transition d'autant plus difficile et coûteuse.

 

La relance de l'économie post-COVID-19 doit effectivement prendre la voie de la transition et s'appuyer sur des mesures publiques, dont des investissements publics massifs et orientés vers des secteurs porteurs dans le cadre de cette transition. Les objectifs et mesures du Pacte vert européen restent plus que jamais d'actualité. Celles qui sont prévues dans notre PNEC le sont aussi, de même que celles qui viendront le renforcer ainsi que la concrétisation de toutes les mesures qui y figurent pour relever l'objectif européen de réduction des émissions de gaz à effet de serre d'au moins 50 %, voire 55 % en 2030 par rapport à 1990. La manière d'organiser un tel plan de relance au sein du gouvernement doit évidemment être discutée.

 

Je m'engage à porter à l'attention de mes collègues du gouvernement et des Régions la nécessité d'orienter les mesures de relance de manière à favoriser une transition énergétique harmonieuse, une transition énergétique et environnementale socialement juste.

 

Même s'il s'agit de mesures à moyen et à long terme, nous devons rapidement nous atteler à les préparer. La première mesure à laquelle je pense, COVID-19 ou non, vise à rencontrer – comme je l'ai fait lors de leur installation, et pour autant que leur disponibilité le permette – mes collègues régionaux afin de voir comment ils perçoivent, à travers les mesures qu'ils prennent à leur niveau, ce plan de relance et avoir une base de réflexion me permettant de faire un pas supplémentaire au niveau du gouvernement fédéral.

 

31.03  Malik Ben Achour (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse vraiment rassurante.

 

Au nom de mes collègues socialistes, permettez-moi de vous faire part de notre disponibilité pour discuter des propositions que vous ferez, en concertation avec les entités fédérées. Nous pourrions éventuellement mettre en place une task force pour réfléchir ensemble à cette transition durable. En effet, je suis convaincu que l'on doit accélérer le mouvement en la matière. Or, les tentations et les pressions seront grandes pour réduire nos ambitions. On a déjà pu voir ce qui se passe dans certains pays européens comme la Pologne et la République tchèque, et même les Pays-Bas qui étaient pourtant très ambitieux en termes d'enjeux climatiques où on sent que la tentation de revenir en arrière est très forte.

 

On sait aussi qu'après la crise de 2008, la relance s'est accompagnée d'une augmentation très importante des émissions de CO2.: plus de 5 % entre 2008 et 2006. Il faudra donc être extrêmement vigilant pour ne pas se vautrer dans la facilité et remettre en place un modèle qui n'est plus le bon. Il faudra vraiment réinventer un modèle. Ce que vous avez dit me réjouit donc sincèrement. Je suis convaincu que nous partageons la même conviction pour ce qui concerne ce thème et que nous voulons la même chose, même si nous ne sommes pas toujours d'accord sur les chemins à suivre pour y parvenir.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Collega's, ik wil u allen bedanken, zeker zij die de vergadering een lange tijd gevolgd hebben, ofwel van hieruit, in Brussel, ofwel van thuis of vanuit hun kantoor. Ik wil ook graag de minister bedanken voor haar vele antwoorden op de vragen die gesteld zijn.

 

Wij maken een afspraak voor volgende week voor de regeling der werkzaamheden. Wij zullen zo snel mogelijk een coronadebat organiseren met de instanties die daarvoor interessant kunnen zijn.

 

Ik wens u uiteraard een gezonde voortzetting van de dag. Wij zien elkaar later, op afstand of misschien van dichtbij.

 

31.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, j'aimerais faire une communication de service. Mon intention est d'adresser un mail à chaque parlementaire pour nous rappeler les questions transformées en questions écrites. Étant donné le nombre de questions, l'éloignement physique et les allées et venues lors de la commission, j'ai perdu le fil de la notation de ce qui était transformé en question écrite. Pour éviter tout problème, je demande aux parlementaires de nous donner l'information.

 

Le président: Le secrétariat de la commission fera le nécessaire.

 

Collega's, onze eerste digitale vergadering hebben wij relatief goed doorstaan, een vergadering van zes en een half uur, dat is niet slecht. Ik wens u een fijne voortzetting van de werkzaamheden.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.27 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16 h 27.