Commission de la Justice	Commissie voor Justitie
du Mercredi 6 mai 2020 Soir ______	van Woensdag 6 mei 2020 Avond ______

De behandeling van de vragen vangt aan om 19.10 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

Le développement des questions commence à 19 h 10. La réunion est présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

01 Actualiteitsdebat over de impact van COVID-19 op justitie en toegevoegde vragen van

- Greet Daems aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De aanrijding door de Brusselse politie" (55005225C)

- Vanessa Matz aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Racistische cyberhaat tijdens de lockdown" (55005333C)

- Melissa Depraetere aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De minnelijke invordering in coronatijden" (55005350C)

- Yoleen Van Camp aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De vrijlatingen van illegalen uit de gevangenissen wegens de coronacrisis" (55005358C)

- Michel De Maegd aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De vrijlating van gevangenen in het licht van de coronapandemie" (55005417C)

- Georges Gilkinet aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De levering van mondmaskers aan alle Belgen op initiatief van de federale regering" (55005492C)

- Emir Kir aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De uitspraken van de minister in de pers en de reactie daarop" (55005507C)

- Nabil Boukili aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De bescherming van kwetsbare rechtzoekenden tijdens de COVID-19-crisis" (55005519C)

- Stefaan Van Hecke aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het overleg met advocatuur en magistratuur i.v.m. de coronacrisis" (55005527C)

- Cécile Thibaut aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De inbeslagname van de gsm bij het herhaaldelijk met voeten treden van de COVID-maatregelen" (55005542C)

- Stefaan Van Hecke aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De inning van de minnelijke schikkingen tijdens de coronacrisis" (55005543C)

- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De bestrijding van de desinformatie met betrekking tot COVID-19" (55005594C)

- Nabil Boukili aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De sancties tijdens de lockdown, betalingsbevelen en rechtsmisbruik" (55005620C)

- Melissa Depraetere aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het Centraal Register Collectieve Schuldenregeling (CSR)" (55005631C)

- Philippe Pivin aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De gerechtelijke steunmaatregelen voor de ondernemingen tijdens de epidemie" (55005633C)

- Sarah Schlitz aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De interministeriële conferentie over vrouwenrechten in het licht van de coronacrisis" (55005693C)

- Ben Segers aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het produceren van mondmaskers door gedetineerden" (55005727C)

- Ben Segers aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De administratieve stand van personeelsleden in quarantaine" (55005728C)

- Ben Segers aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Besmettingen tussen personeelsleden en gedetineerden" (55005734C)

- Sophie Rohonyi aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het bezoek in de penitentiaire instellingen in de exitfase" (55005739C)

- Sophie Rohonyi aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het ziekteverzuim bij de penitentiair beambten" (55005740C)

- Sophie Rohonyi aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het toezicht op de gedetineerden die penitentiair verlof hadden tijdens de lockdown" (55005742C)

- Sophie Rohonyi aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Beschermingsmateriaal in de gevangenissen" (55005745C)

- Kristien Van Vaerenbergh aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het gebruik van videoconferentie in gerechtszaken en onderzoeken" (55005762C)

- André Flahaut aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De desinformatiecampagnes met betrekking tot COVID-19" (55005776C)

- Özlem Özen aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De sancties voor bedrijven die de richtlijnen in de strijd tegen COVID-19 niet naleven" (55005777C)

- Vanessa Matz aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De noodmaatregelen inzake het geweld tegen vrouwen" (55005778C)

- Ben Segers aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het niet-opvangen van jonge NBMV’s in coronatijden" (55005785C)

- Sophie De Wit aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het uitstel in zedenzaken ten gevolge van de coronacrisis" (55005793C)

- Sophie De Wit aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De oproep van anarchisten tot geweld tegen cipiers, politie en telecominfrastructuur" (55005794C)

- Sophie De Wit aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het proces over de moord op Julie Van Espen" (55005797C)

- Zakia Khattabi aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "COVID-19 en de afbouw van de lockdown bij het gerecht" (55005800C)

- Ben Segers aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Intrafamiliaal geweld (IFG) bij strafonderbreking in COVID-tijden" (55005801C)

- Özlem Özen aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het betalingsbevel voor de aan COVID-19 gelinkte boetes" (55005807C)

- Sophie Rohonyi aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De gezondheidsmaatregelen voor hoven en rechtbanken" (55005810C)

01 Débat d'actualité sur l'impact du COVID-19 sur la justice et questions jointes de

- Greet Daems à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La collision provoquée par la police bruxelloise" (55005225C)

- Vanessa Matz à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La cybercriminalité raciale durant le confinement" (55005333C)

- Melissa Depraetere à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "Le recouvrement amiable pendant la crise du coronavirus" (55005350C)

- Yoleen Van Camp à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La libération d'illégaux incarcérés en raison de la crise du coronavirus" (55005358C)

- Michel De Maegd à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les libérations à la suite de la pandémie de coronavirus" (55005417C)

- Georges Gilkinet à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La fourniture de masques à tou.te.s les citoyen.ne.s belges sur l’initiative du gouvernement fédéral" (55005492C)

- Emir Kir à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les propos du ministre dans la presse et les suites à y donner" (55005507C)

- Nabil Boukili à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La protection des justiciables vulnérables pendant la crise du COVID-19" (55005519C)

- Stefaan Van Hecke à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La concertation avec le barreau et la magistrature à propos de la crise du coronavirus" (55005527C)

- Cécile Thibaut à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La saisie du téléphone portable en cas de récidive de non-respect des mesures COVID" (55005542C)

- Stefaan Van Hecke à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La perception des transactions pénales pendant la crise du coronavirus" (55005543C)

- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La lutte contre la désinformation relative au coronavirus" (55005594C)

- Nabil Boukili à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les sanctions pendant le confinement, les ordres de paiement et les abus de droit" (55005620C)

- Melissa Depraetere à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Le registre central des règlements collectifs de dettes (RCD)" (55005631C)

- Philippe Pivin à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les mesures judiciaires de soutien aux entreprises pendant l’épidémie" (55005633C)

- Sarah Schlitz à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La conférence interministérielle sur les droits des femmes face à la crise du coronavirus" (55005693C)

- Ben Segers à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La fabrication de masques de protection par des détenus" (55005727C)

- Ben Segers à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La situation administrative du personnel en quarantaine" (55005728C)

- Ben Segers à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les contaminations entre les membres du personnel et les détenus" (55005734C)

- Sophie Rohonyi à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les visites dans les établissements pénitentiaires en période de déconfinement" (55005739C)

- Sophie Rohonyi à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les absences pour maladie des agents pénitentiaires" (55005740C)

- Sophie Rohonyi à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Le suivi des détenus qui ont bénéficié de congés pénitentiaires pendant la période de confinement" (55005742C)

- Sophie Rohonyi à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Le matériel de protection dans les prisons" (55005745C)

- Kristien Van Vaerenbergh à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "L'utilisation de la vidéoconférence dans les affaires et les enquêtes judiciaires" (55005762C)

- André Flahaut à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les campagnes de désinformation en lien avec le COVID-19" (55005776C)

- Özlem Özen à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les sanctions à l’encontre des entreprises n'ayant pas respecté les directives contre le COVID-19" (55005777C)

- Vanessa Matz à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les mesures d’urgence concernant les violences faites aux femmes" (55005778C)

- Ben Segers à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Le non-accueil de jeunes MENA pendant la crise du coronavirus" (55005785C)

- Sophie De Wit à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Le report dans les affaires de moeurs en raison de la crise du coronavirus" (55005793C)

- Sophie De Wit à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "L'appel d'anarchistes à la violence contre gardiens de prison, police et infrastructures télécom" (55005794C)

- Sophie De Wit à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Le procès concernant l'assassinat de Julie Van Espen" (55005797C)

- Zakia Khattabi à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Le COVID-19 et le déconfinement de la justice" (55005800C)

- Ben Segers à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les violences intrafamiliales (VIF) en cas d'interruption de peine en période de coronavirus" (55005801C)

- Özlem Özen à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "L'ordre de paiement pour les amendes liées au COVID-19" (55005807C)

- Sophie Rohonyi à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les mesures sanitaires applicables aux cours et tribunaux" (55005810C)

01.01 Vanessa Matz (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, cette période de confinement accentue la présence d'un grand nombre de personnes connectées et s'accompagne malheureusement d'une augmentation de la cybercriminalité de manière générale: cyberharcèlement, mais aussi cybercriminalité s'accompagnant de propos incitant à la haine, insultes et propos racistes contraires à la loi. La semaine dernière, le Collectif Contre l'Islamophobie (CCI) a encore dénoncé, sur son compte Twitter, des faits très graves de dérives racistes sur les réseaux sociaux. Depuis le début du confinement, des publics souvent ciblés de par leur origine ethnique sont victimes de stigmatisations, de discriminations, voire de violences même, via les canaux numériques.

Je voudrais savoir de quels moyens supplémentaires la justice dispose en cette période particulière afin de poursuivre les auteurs de cette cybercriminalité raciale avec efficacité et rapidité. On sait en effet que des moyens efficaces sont nécessaires, et notamment l'enlèvement de ces contenus, qui sont particulièrement inappropriés et illégaux. Je voudrais savoir quelle politique vous mettez en oeuvre par rapport à la cybercriminailté de manière générale, mais plus spécifiquement par rapport à la cyberhaine. Je vous remercie.

01.02 Philippe Pivin (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, nous avons déjà remarqué à de très nombreuses reprises que le gouvernement prend des mesures en faveur des acteurs économiques. Nous l'avons encore entendu cet après-midi, dans le cadre de la conférence de presse. Il en faut, des mesures, parce que d'après un dernier rapport du Risk Management Group, le taux de défaillance au sein des entreprises risque d'être multiplié par 3 ou par 4, ce qui pronostiquerait entre 30 000 et 40 000 faillites cette année, ce qui est évidemment exceptionnellement important et préoccupant.

Des arrêtés royaux ont été pris afin de mettre en place des mesures judiciaires pouvant aider les entreprises. À cet égard, la procédure de réorganisation judiciaire peut être un levier important. Sa durée, son encadrement, son rôle de conseil sont des atouts indéniables pour aider et soutenir les entreprises en difficulté. Dès lors, dans le suivi d'une suggestion faite par le président du tribunal de l'entreprise, la suspension du délai de citation en faillite va aider.

À ce niveau, il est important d'organiser et de planifier le mieux possible, au sein des chambres des entreprises en difficulté, le travail des magistrats qui traitent des médiations, des enquêtes commerciales et autres processus de conciliation.

D'où mes questions dans ce domaine, monsieur le ministre. Il s'agit de questions indépendantes des questions plus précises que je vous ai posées par voie écrite et auxquelles je sais que vous répondrez de la façon très complète à laquelle vous nous avez habitués. Mais pour ce débat d'actualité, je n'avais que deux questions principales à vous poser.

Voici la première. Quelles sont les actions de sensibilisation et d'information qui ont déjà pu être réalisées pour informer les acteurs économiques du levier qui existe quant aux procédures de réorganisation judiciaire? Quels sont les moyens judiciaires mis en oeuvre pour soutenir les entreprises dans le cadre des plans d'apurement?

Voici la deuxième. Quels sont les moyens dégagés, aussi bien financiers qu'en personnel pour assumer le travail d'encadrement judiciaire au sein du tribunal de l'entreprise, pour éviter au maximum les faillites? Vous savez que, là aussi, le président du tribunal de l'entreprise plaidait récemment, dans un quotidien, pour une augmentation de son cadre. Je vous remercie.

01.03 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous ai déjà interrogé à plusieurs reprises sur ce sujet depuis le début de la crise: les femmes paient un lourd tribut à la crise du COVID-19, notamment en raison du confinement.

Nous pensons que la question des violences sexistes et intrafamiliales devrait être au cœur de l'action du gouvernement après la crise mais aussi dans le cadre du déconfinement. Une conférence interministérielle se tiendra le 8 mai, ce vendredi, sur la question de la feuille de route COVID-19 et du plan de déconfinement. J'aimerais savoir quelle position défendra le gouvernement fédéral lors de cette conférence. Le fédéral est-il prêt à endosser un rôle de leader avec les moyens nécessaires à la clé?

Enfin, votre collègue, le ministre De Crem a annoncé en commission, le 21 avril, qu'il allait prendre contact avec vous afin de prendre une initiative commune en la matière. J'aimerais obtenir des informations à ce propos. Je vous remercie.

01.04 Ben Segers (sp.a): Los van het feit dat we tevreden mogen zijn over de vindingrijkheid in het maken van mondmaskers door gedetineerden roept de situatie ook enkele vragen op.

Voor gedetineerden geldt dat zij een beperkt bedrag kunnen verdienen per maand. Dat bedrag situeert zich tussen de € 400 en € 500. Voorbeeld hiervan is dat een gedetineerde die in Oudenaarde zakken stikt, op het ogenblik dat hij € 450 verdiend heeft, voor de rest van de maand niet meer naar het atelier mag om te werken.

Met betrekking tot de mondmaskers heeft de woordvoerder van het DG EPi, die ook coördinator is van Cellmade in Vlaanderen, in de pers gesteld dat de gedetineerden € 3 per uur en tot € 400 per maand kunnen verdienen. Deze uitspraken blijken in de praktijk onjuist want men wordt niet per uur vergoed, maar per stuk.

In de praktijk blijkt dat het loon van de desbetreffende gedetineerden voor het produceren van mondmaskers varieert tussen € 85 en € 1.802,06.

De bedragen die deze gedetineerden verdiend hebben zorgen voor wrevel onder de gedetineerdenpopulatie, omdat andere gedetineerden verplicht worden om te stoppen met werken wanneer zij aan het limietbedrag/maand komen.

Men had door het werk beter te verdelen meer gedetineerden aan het werk kunnen zetten, het maximum bedrag kunnen respecteren en onrust vermijden.

Daarom mijn vragen mijnheer de minister:

Welke zijn de maximumbedragen die een gedetineerde mag verdienen via werk in de gevangenis?

Zijn deze bedragen gerespecteerd in de P.I. te Oudenaarde? Worden ze gerespecteerd in de andere gevangenissen? In welke wel, in welke niet?

Vanaf welk bedrag wordt het inkomen belast, en werd dit ook toegepast in de P.I. te Oudenaarde? Wordt dit toegepast in de andere gevangenissen? In welke wel, in welke niet? Waarom?

Waarom heeft men er niet voor gekozen om meer gedetineerden tewerk te stellen binnen het project mondmaskers, terwijl een deel van de productie zonder opleiding kan uitgevoerd worden?

De administratieve stand van personeelsleden die op basis van een medisch attest van de behandelende arts preventief in quarantaine worden geplaatst is nog altijd niet duidelijk.

U verwees in uw antwoord op 22/4/20 naar de meest recente omzendbrief van de minister van ambtenarenzaken. Hij stelt het niet te kunnen helpen dat iemand die in het stelsel van ziekte terecht komt, daarbij moet nemen dat disponibiliteit of gewaarborgd loon daarvan het gevolg kunnen zijn. Echter, deze personeelsleden zijn niet ziek maar hebben een arts die op een medisch attest zet dat zij vanwege de risicogroep waartoe zij behoren niet mogen werken als dat geen telewerk is. Zij worden in het stelsel van ziekte geplaatst omdat de administratie ervoor kiest om hen niet in dienstvrijstelling te plaatsen wanneer telewerken of satellietwerken niet mogelijk is. Dat dit een keuze is blijkt uit het feit dat men bij BiZa wel dienstvrijstelling geeft aan personeelsleden in de gesloten centra, in gelijkaardige omstandigheden. Het is eveneens een keuze van de het DG EPi om zijn personeelsleden niet ter beschikking te stellen van andere FOD’s die in functie van de gevolgen van Covid-19 om ondersteuning vragen (bv. de hulpkas voor werkloosheidsuitkering).

Mijn vragen:

Waarom wordt er bij het DG EPi niet gekozen om de personeelsleden in dienstvrijstelling te plaatsen zoals bij andere diensten?

Waarom worden de personeelsleden niet ter beschikking gesteld om ondersteuning te bieden bij andere FOD’s?

In de vorige commissie sprak u van 25 personeelsleden die genezen zijn en die terug aan het werk gegaan zijn. Voor gedetineerden die in deze situatie zijn, geldt dat zij nadat ze genezen verklaard zijn nog drie weken in preventieve quarantaine gehouden worden. Zover ik weet wordt een personeelslid eens het genezen verklaard is, gewoon terug aan het werk gezet zonder preventieve quarantaine.

Klopt het dat personeelsleden na genezing gewoon terug aan het werk gezet worden zonder verdere quarantaine?

Waarom het verschil voor personeelsleden en gedetineerden in gelijkaardige situaties?

Tijdens de vorige commissievergadering stelde ik vast dat een groot deel van de besmettingen blijkt te gebeuren op een ogenblik dat men nog asymptomatisch is. Ik vroeg u of het niet mogelijk is en zelfs noodzakelijk om ook gedetineerden die in eerder nauw contact zijn geweest met een besmette gedetineerde ook gedurende een bepaalde periode een mondmasker te laten dragen. U antwoordde: " Celgenoten van besmette gedetineerden worden in medische isolatie gehouden. Andere gedetineerden van dezelfde sectie niet. Er wordt wel gecompartimenteerd. Daarmee bedoel ik dat gedetineerden uit een sectie waar een besmette gedetineerde aanwezig was, niet in contact komen met andere gedetineerden van de inrichting. Momenteel dragen deze gedetineerden nog geen mondmasker, maar er wordt voorzien in de productie ervan. De streefdatum hiervoor is begin mei.

Wat is hiervan ondertussen de stand van zaken?

Vorige week stelde ik vragen aan minister De Block omdat we te horen hadden gekregen dat jongens van 16 of 17j geen opvang meer kregen als ze zich niet online hebben aangemeld.

Ze antwoordde: “De botscans zijn momenteel niet uitgevoerd omdat er in de ziekenhuizen tot maandag 4 mei 2020 nog steeds een noodregeling van kracht is. De leeftijdsbepaling is niet echt mijn bevoegdheid. Ik kan geen andere vormen van leeftijdstest gaan uitwerken omdat ze bij mijn weten niet bestaat. Voor de goede werking van Fedasil en DVZ is het belangrijk dat de dienst Voogdij zoveel mogelijk correcte leeftijdsbepalingen blijft uitvoeren op een wetenschappelijk verantwoorde wijze. Een directe toegang tot het aanmeldcentrum voor alle minderjarigen zonder aanmelding is vooralsnog niet mogelijk omdat we social distancing dan niet meer kunnen garanderen. In afwachting blijft Fedasil in contact met de dienst Voogdij en alle actoren op het terrein om te voorkomen dat precies de kwetsbare jongeren de weg niet zouden vinden naar de asielprocedure.“

In De Standaard lezen we dat minister De Block zegt dat ze de kwestie onder uw aandacht zou brengen. “Een alternatieve leeftijdsbepaling is nodig. Ondertussen bekijken we hoe we de zaken kunnen aanpakken, zodat minderjarigen niet aan hun lot overgelaten worden.'“

Daarover heb ik volgende vragen:

Was deze procedure door minister De Block vooraf met u doorgepraat en staat u erachter?

Werden er de sinds 18-3 effectief geen leeftijdstests meer uitgevoerd? Indien wel, bij hoeveel personen en wat waren de resultaten?

Hoeveel voogden werden er sindsdien aangesteld? Quid voogden voor wie geen opvang kreeg van Fedasil? Hoeveel?

Is er de voorbije dagen een evolutie nu het noodregime slechts gold tot maandag 4 mei? Dit kan sowieso ook van belang zijn bij een eventuele nieuwe periode van verstrengde maatregelen. Welke lessen worden getrokken?

Wordt er gewerkt aan een alternatieve leeftijdsbepaling, waar minister De Block naar verwijst? U weet dat de Dienst voogdij ook kan overgaan tot een psycho-affectief gesprek.

Wat doet de dienst Voogdij om ervoor te zorgen dat jongeren de weg vinden naar de asielprocedure?

Daarnaast: is de dienst Voogdij 24/7 bereikbaar? Hoe staat u tegenover het voorstel om - wanneer de voogdij van rechtswege afloopt en zolang de maatregelen van kracht zijn - de onkosten van de voogd te vergoeden?

Tijdens de vorige commissie meldde u het volgende ivm strafonderbreking en IFG: “de gevangenisdirectie altijd nagaat of er geen tegenindicaties gelden voor de veroordeelde die in aanmerking komt voor een strafonderbreking”

Kan de minister toelichting geven hoe de gevangenisdirecteur nagaat welke tegenindicaties er dan zijn? Wordt daarbij een risicotaxatie-instrument gebruikt? Zijn daar landelijke geldende richtlijnen voor of neemt elke gevangenisdirecteur hier een individuele – desgevallend ad hoc - beslissing in?

U vermeldde ook dat er een akkoord van het thuismilieu wordt gevraagd. Maar IFG is een misdrijf waarbij slachtoffers een groot schuld- en schaamtegevoel hebben. Is het risico niet groot, door hun akkoord te vragen, dat ze omwille van dat schuldgevoel nét wel toestemming geven, tegen beter weten in? Wordt hierbij ook advies ingewonnen van diensten die het slachtoffer begeleiden?

U meldde dat er geen dossiers gekend zijn waarbij er problemen van intrafamiliaal geweld zijn vastgesteld, “in de sector van de elektronische bewaking”. Is dat nog steeds het geval? Is er concrete opvolging van die dossiers door bijvoorbeeld politie, justitiehuis, slachtofferhulp of eventueel de gevangenisdirectie? In welke mate gebeurt deze opvolging in de huidige Covid-omstandigheden? Heeft men dezelfde mate van zekerheid als voordien of beschikt men nu over een stuk minder info om tot een inschatting van de situatie te komen? Kan u gezien de hoeveelheid beschikbare informatie wel gerust zijn als u van oordeel bent dat de problemen beperkt lijken?

01.05 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le Ministre, en Commission de la Justice du 8 avril, vous avez confirmé que depuis le 13 mars, toutes les visites, sauf celles d'avocats, de membres d'ambassades ou autres, étaient suspendues dans les prisons jusqu'au 19 avril, soit la première date avancée pour la fin du confinement, date qui a entre-temps été prolongée jusqu’à ce 4 mai.

Le déconfinement a en effet été confirmé lors du dernier Conseil national de sécurité du 24 avril ainsi que par le Comité de concertation du 29 avril, suscitant l’espoir des citoyens - parmi lesquels les détenus - de revoir enfin leurs proches.

Or, aucune information concernant les prisons n’a filtré des décisions annoncées à cette occasion. Les secteurs judiciaire et carcéral ne sont d’ailleurs jamais mentionnés lors des conférences de presse du Conseil National de Sécurité.

Le confinement dans le confinement que vivent les détenus rend pourtant la situation de plus en plus difficile à vivre, et rend ainsi légitime la demande des détenus d’autoriser à nouveau les visites, comme cela se fait désormais dans les maisons de repos où les conditions sanitaires nécessaires ont pu être mises en place.

En Commission de la Justice du 22 avril, vous annonciez que les visites des détenus seraient virtuelles, par le moyen d’ordinateurs portables mis à disposition de toutes les prisons.

Par conséquent, Monsieur le Ministre, pouvez-vous me faire savoir:

si tous les détenus de toutes les prisons bénéficient bien aujourd’hui de ce droit aux visites virtuelles, en théorie et en pratique?

les détenus devront-ils payer leurs crédits d’appel, à partir du moment où les crédits d’appel supplémentaires (par tranches de 10 €) ne compensent pas l’absence de visites? Les communications téléphoniques ne peuvent-elles pas être gratuites pour la durée du confinement tel qu’observé en prison?

quel est le calendrier prévu pour permettre à nouveau de vraies visites mais aussi les ateliers et les formations en prison? Une concertation est-elle en cours avec les directions de prisons et les entités fédérées pour les organiser au mieux, dans le respect des gestes barrières? Quelles en seraient les conditions, quand et comment seront-elles rencontrées?

Monsieur le Ministre,

Les membres de la Commission Justice ont reçu un document reprenant les absences pour raison de maladie au sein des établissements pénitentiaires à la date du 20 avril 2020.

Selon les prisons, le taux d’absence pour maladie de plus d’une journée oscille entre 5 et 25%, ce qui illustre la difficulté des conditions de travail des agents pénitentiaires qui, même en ayant fait diminuer la population carcérale, perdure en période de confinement et durant la crise sanitaire en général.

Certains syndicats demandent ainsi, encore et toujours, de meilleures conditions de travail pour les agents pénitentiaires.

Ils estiment également que, dès le moment où Fedris, l'Agence fédérale des risques professionnels, a reconnu le personnel de santé et apparenté comme susceptible de prétendre à la reconnaissance de maladie professionnelle suite à une infection au covid 19 sur le lieu de travail, les agents pénitentiaires doivent pouvoir bénéficier de la même reconnaissance.

Par conséquent, Monsieur le Ministre, pouvez-vous me faire savoir:

Comment expliquez-vous le haut taux de congé pour maladie des agents pénitentiaires? Comment a-t-il évolué par rapport à la situation antérieure à la crise?

Le personnel pénitentiaire pourra-t-il bénéficier de la reconnaissance générale de maladie professionnelle par la Fedris similaire à celle dont bénéficie le personnel de santé? Ou cette reconnaissance restera-t-elle individuelle, à déterminer au cas par cas?

Combien d’agents pénitentiaires ont à ce jour contracté le coronavirus? Combien ont été guéris et ont pu reprendre le chemin de travail, et dans quel délai? Le 8 avril, vous annonciez en Commission que 41 agents pénitentiaires avaient contracté, et que parmi eux, 6 étaient guéris et travaillaient. Qu’en est-il aujourd’hui?

Je vous remercie.

Monsieur le Ministre,

Au début de la période du confinement, vous avez pris une série de mesures qui ont eu pour effet de réduire la population carcérale. Parmi elles, la prolongation des congés pénitentiaires déjà correctement purgés.

Cette mesure a constitué une bouffée d’air pour les détenus qui en ont bénéficié, et dont il conviendra d’en tirer les enseignements.

Il me revient toutefois que la mise en pratique de ces congés pénitentiaires en période de confinement a souvent été problématique.

En effet, le plus souvent, il est demandé aux parents d’accueillir ces détenus, sauf que lorsque ces personnes sont âgées et que les détenus n’ont pas été testés à leur sortie de prison, puisque cela les expose à un risque évident de contamination.

Par conséquent, Monsieur le Ministre, pouvez-vous me faire savoir:

Quelles mesures ont été prises pour favoriser l’accueil des détenus dans leur famille ou dans d’autres structures si cela s'avérait impossible?

Quelle est la proportion de détenus qui n’ont pas pu être logés dans leur famille mais au CPAS ou en maison d’accueil?

Les détenus ayant bénéficié de congés ont-ils été testés avant leur sortie? Pourquoi?

De quel accompagnement ont pu bénéficier ces détenus à leur sortie de prison, pour leurs démarches administratives, etc?

Je vous remercie.

Monsieur le Ministre,

En Commission de la Justice du 22 avril, vous teniez les même propos tenus deux semaines plus tôt, à savoir que les agents pénitentiaires de toutes les prisons disposent de masques, de gants et de savons en suffisance.

Or, le jour même, vous receviez un courrier du CLAC (Collectif de Luttes Anti-Carcérales) qui, dans une lettre co-signée par de nombreux détenus et proches de détenus, faisait savoir que la situation diffère d’une prison à l’autre mais que, dans l’ensemble, le matériel de protection est complètement absent pour les détenus à l’exception de ceux qui distribuent la nourriture et le linge.

Quant aux agents pénitentiaires, ils doivent porter masques et gants, mais les témoignages de détenus montrent que ce n’est pas toujours le cas. Le courrier cite notamment les prisons de Jamioulx, de Leuze-en-hainaut, Mons, ou encore de Tournai parmi celles où les agents ne disposent pas de masques.

Par conséquent, Monsieur le Ministre, pouvez-vous me faire savoir:

Quelles réponses avez-vous adressé aux émetteurs de ce courrier?

Quel suivi a été assuré?

Quel est l’état de la situation dans nos prisons en ce qui concerne le matériel de protection?

Pourquoi certaines prisons ne disposaient pas de matériel de protection en suffisance?

Pouvez-vous nous garantir que ce matériel sera suffisant, dans toutes les prisons du pays, pour les prochaines semaines?

Dans quelle mesure le déconfinement prévu pour la vie extérieure à la prison influe sur la disponibilité de ce matériel en prison?

Etes-vous favorable aux autres demandes qui vous ont été adressées dans ce courrier, à savoir: que les interruptions de peine et les libérations anticipées en fin de peine soient des aménagements de peines comptabilisés dans l’exécution de la peine, mais aussi que les conditions pour accorder des aménagements de peine - dont la libération conditionnelle - et particulièrement la condition de «domicile», soient assouplies?

Je vous remercie.

Monsieur le Ministre,

Une image interpellante a fait le tour des réseaux sociaux: l’on y voit une ample toile en plastique ajustée de manière grossière recouvrir l’entrée du bureau du greffe du Tribunal de la Jeunesse de Charleroi.

Cette image démontre que nos cours et tribunaux ne sont pas (encore) prêts à assurer une sécurité sanitaire suffisante.

Certes, des directives contraignantes ont été élaborées par le Collège des Cours et Tribunaux pour organiser au mieux le fonctionnement des juridictions durant cette période COVID 19, mais visent moins les mesures sanitaires sensu stricto.

Des questions se posent ainsi quant à la désinfection des infrastructures, aux mesures de protection pour le personnel, les magistrats, les avocats et les justiciables.

En conséquence, Monsieur le Ministre peut-il me faire savoir:

s’il a eu connaissance des faits précités?

dans l’affirmative, si des instructions ont été données afin de prévoir le remplacement de cette toile par une protection durable en verre?

de manière générale, si le matériel de protection (masques, gel hydroalcoolique, etc) est présent en suffisance dans les juridictions? Il me revient que chacun doit venir avec son propre masque et son propre gel.

La piste de visières est-elle examinée?

Les bâtiments judiciaires sont-ils correctement désinfectés?

Des mesures spécifiques ont-elles été prises concernant les justices de paix dont les procès se déroulent le plus souvent dans des petits espaces et sans personnel technique à disposition?

Des règles uniformes seront-elles dispensées dans les différents arrondissements en ce qui concerne le port du masque? A ce jour, chaque magistrat applique son mode de fonctionnement dans sa salle d'audience. Considérez-vous que cette situation est satisfaisante?

Dans quelles conditions se feront les prochains procès? Les avocats s’étonnent de ne recevoir soit aucune instruction, soit des instructions de manière très aléatoire et différentes selon les arrondissements et juridictions.

Je vous remercie.

Je voudrais évoquer de surcroît une "carte blanche" qui vient de paraître dans L'Echo et qui a été rédigée par un collectif d'avocats pénalistes. Ils s'inquiètent de leurs conditions de travail actuelles. Cela concerne notamment l'absence d'outils informatiques qui leur seraient nécessaires pour travailler correctement en période de crise sanitaire mais aussi en temps normal. Je viens d'en prendre connaissance et il est plus que temps de se pencher sur leurs conditions de travail. Ils sont non seulement touchés dans leur pratique mais cela impacte aussi le droit des justiciables. Je pense notamment à l'accès aux dossiers. J'attends de vous que vous profitiez de cet appel à l'aide pour prendre des mesures fortes en leur faveur. Je vous remercie.

01.06 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Meneer de Minister, sinds de lockdown en het land stilviel is er bij justitie blijkbaar toch ergens iets in beweging geschoten. Bij aanvang van de crisis lanceerde men in Mechelen videoverhoren tussen de rechtbank en de gevangenis. Een mooi voorbeeld dat navolging verdient.

Kan de minister mij een overzicht geven van de rechtbanken (burgerlijk en strafrecht) en hoven; de onderzoeksgerechten; de openbaar ministeries; de gevangenissen; die voor rechtszittingen of verhoren gebruik maken/maakten van videoconferentie.

Bedankt voor uw antwoord.

01.07 Özlem Özen (PS): Monsieur le Ministre, sur initiative du collège des procureurs généraux, il a été proposé de recourir à l'ordre de paiement comme en matière de roulage. Ainsi, la proposition de loi portant des dispositions diverses en matière de justice dans le cadre de la lutte contre la propagation du coronavirus COVID-19 (II), prévoit donc une modification au Code d'instruction criminelle afin d'introduire ce système.

Désormais, après le non-paiement d'une proposition de transaction et si aucun recours n'a été introduit dans le délai fixé, l'autorité disposerait d'un titre exécutoire sans même devoir passer par le tribunal. Si le contrevenant ne paye pas à temps, le SPF finances a donc le droit de récupérer ce montant via la retenue sur impôt, par saisies ou par voie d'huissier, etc.

Évidemment, ces faits ne peuvent rester impunis et évidemment, l'État doit pouvoir percevoir ces recettes, mais pas au détriment de principes fondamentaux tels que le droit de la défense et le droit d'accès au juge qui confère à chaque partie le droit de pouvoir se défendre devant un tribunal.

Une majoration de 35% est prévue d'office à l'ordre de paiement. Compte tenu des difficultés économiques causées par la situation sans précédent à laquelle chaque citoyen est confronté cette majoration peut paraître d'autant plus disproportionnée et s'avérer dramatique pour certains citoyens dont le montant de leur amende aurait triplé.

Enfin, s'agissant de délais pénaux, l'arrêté de pouvoirs spéciaux n°3 ne prévoit pas leur prolongation. En cette période de confinement, le contrevenant aura pourtant plus de difficulté pour contacter son avocat et procéder aux démarches nécessaires. Il aura donc plus de difficulté pour agir dans les délais impartis pour ne pas se retrouver forclos.

Monsieur le Ministre, permettez-moi donc de vous poser les questions suivantes:

•Comment pensez-vous respecter le principe de proportionnalité par rapport au principe fondamental du droit de la défense alors que le contrevenant n'a pas la possibilité de faire valoir ses droits devant un juge s'il n'agit pas en temps et en heure? Qui plus est, en période de confinement?

•Quid de la prise en compte de la situation de confinement du contrevenant notamment en ce qui concerne la majoration importante appliquée à l'ordre de paiement, mais également en ce qui concerne les délais?

•Combien de procès-verbaux ont-ils été dressés pour non-respect à diverses mesures de confinement à ce jour?

Monsieur le ministre, la presse nous apprend que 57 396 procès-verbaux auraient été dressés concernant des particuliers et 280 pour des entreprises ne respectant pas les règles de distanciation sociale au travail.

Outre le risque de propagation du virus, le non-respect des règles a pour conséquence de fausser la concurrence entre les entreprises ayant respecté les règles, parfois en ayant même fermé leurs portes, et celles qui, malgré la violation des règles, continuent à exercer leurs activités.

L'employeur qui ne respecte pas les dispositions peut être poursuivi sur la base du Code pénal social, avec une amende de soit 100 à 1 000 euros, soit 50 à 500 euros.

Monsieur le ministre, combien de sanctions pénales, sur la base du Code pénal social, ont-elles été prises, à l'encontre des entreprises n'ayant pas respecté les règles de distanciation sociale? Qu'en est-il également des sanctions qui seront liées au non-respect des règles d'hygiène à la suite de la réouverture des commerces? Je vous remercie.

01.08 Zakia Khattabi (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, en réponse à ma question portant sur le déconfinement des prisons le 22 avril dernier, vous me répondiez qu'une réflexion avait été entamée en ce sens, mais qu'il était cependant prématuré d'en exposer les modalités. Un article paru jeudi dernier au sujet de la contamination d'un détenu à la prison d'Andenne nous apprend, par la voix d'un délégué syndical, que le directeur général de la prison évoquait une possible reprise des activités à partir du lundi 4 mai.

En ce qui concerne les tribunaux, le président de l'Ordre des barreaux francophones et germanophone de Belgique relatait dans la presse ce lundi 4 mai qu'il existait une zone de flou en ce qui concerne le déconfinement des tribunaux : tant d'un point de vue logistique (chacun s'organisant de son côté) que pratique (certains évoquant la date du 4 mai, d'autres du 11 ou encore du 18).

Monsieur le Ministre, face à ces différentes informations, pouvez-vous à présent nous communiquer ce qui est prévu au niveau du déconfinement des prisons et en exposer les différentes modalités (reprise du travail, des visites au parloir…) ? Ce qui est prévu au niveau des cours et tribunaux et en exposer également le phasage précis ? Enfin, pouvez-vous nous assurer que tant les prisons que les tribunaux disposeront de masques, de gants, de gels désinfectants et de produits d'entretien en suffisance afin de pouvoir reprendre leurs activités dans le respect des règles d'hygiène ?

01.09 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op 25 april konden we in Het Laatste Nieuws lezen dat het Hof van Beroep van Antwerpen de zaak tegen een bedenker van de populaire kinderserie, hashtaqLikeMe, voor onbepaalde tijd werd uitgesteld ten gevolge van de corona-crisis.

De man werd in eerste aanleg veroordeeld tot 5 jaar cel, waarvan 30 maanden met uitstel, voor het seksueel misbruik van 4 jongens. De man is momenteel niet aangehouden en zou volgens het Openbaar Ministerie geen direct gevaar voor de samenleving vormen.

Ik heb daarom volgende vragen voor u:

Bestaan er richtlijnen over welke zaken prioritair behandeld moeten worden tijdens de crisis? Zo ja, de welke?

Wat zijn de specifieke oorzaken zijn er voor dit uitstel?

Is justitie volgens u een essentiële dienstverlening, die verder moet blijven lopen, indien mogelijk met voldoende afstand, maar indien dat niet kan, via alle mogelijke maatregelen om een zitting op een zo veilig mogelijke manier te laten plaatsvinden?

2) Op de website van een anarchistische website, Indymedia Bruxsel, zou men volgens verschillende kranten in een pamflet oproepen tot geweld tegen politie, cipiers en telecominfrastructuur. Op die manier wil men de maatschappij zoveel mogelijk schade toebrengen.

Volgens Het Laatste Nieuws stonden volgende zaken te lezen en ik citeer: “Met alcoholgel kan je niet alleen je handen ontsmetten, maar ook brand stichten", steekt de anonieme auteur van wal, waarna hij schrijft dat de tijd rijp lijkt “om aan te vallen". “Onze tegenstander is volledig geconcentreerd op andere zaken. Grijp je kans en kijk wat er kan gebeuren.

De ordediensten zijn meer dan ooit aanwezig op straat met wagens, drones of te voet. Ze zijn ook meer overspannen dan ooit. Wat zou er gebeuren als ze bedreigd zouden worden met de dood in hun bastions? Als ze zouden worden aangevallen met stenen, molotovcocktails en bommetjes? In het midden van de nacht als ze slapen? Of tijdens hun patrouilles?"

Ook cipiers worden geviseerd: “Wat zou er gebeuren als de wagens van de cipiers bewerkt zouden worden met een schroevendraaier, een hamer of lucifers? Als ze zelf aangevallen zouden worden als ze naar huis gaan?" Net als telecominfrastructuur: “Wat zou er gebeuren als enkele glasvezelkabels onder een makkelijk te openen luik gesaboteerd zouden worden? Of als bepaalde relaisantennes op strategische plaatsen plots niet meer zouden werken?"

De anonieme auteur zou oproepen om in mei aan te vallen, maar indien men niet kan of wil wachten mag het ook in april. De Staatsveiligheid, Ocad en het Federale Parket zijn op de hoogte en volgen de dreiging op.

Dit zijn toch zeer ernstige bedreigingen, waarover ik me kan voorstellen dat cipiers en politie zich hier zorgen over maken. Daarom wil ik u graag volgende vragen stellen:

Zijn er aanwijzingen voor concrete dreigingen ten aanzien van cipiers en of politieagenten?

Neemt u extra beschermingsmaatregelen voor de cipiers en politie?

Aanzetten tot geweld vormt een misdrijf. Werd er een strafrechtelijk onderzoek gestart naar wie deze oproep tot geweld op de site geplaatst heeft? Werden de bedreigingen ondertussen van de website verwijderd?

3) Normaal zou er op 28 april een Telefacts Special uitgezonden worden over de moord van Julie Van Espen. In de uitzending getuigen 2 mensen van de politie over hoe zij de zoektocht naar Julie beleefd hebben. Ze hadden toestemming van hun oversten en zouden geen geheime informatie delen en aan alle richtlijnen hierover voldoen.

Maar daar dachten de advocaten van verdachte Steve Bakelmans anders over. Zij dreigden een klacht in te dienen tegen de 2 politiemensen die zouden opdraven in de reportage, wegens schending van het geheim van het onderzoek. Waarop VTM en het parket in onderling overleg beslisten om de reportage voorlopig niet uit te zenden.

Daarnaast verscheen in Dag Allemaal ook een artikel met als titel “Coronacrisis zorgt voor oponthoud", met betrekking op het proces over de moord op Julie. Waar men begin dit jaar nog hoopvol was dat het proces dit jaar nog zou kunnen starten, zou dat nu minder waarschijnlijk zijn.

Ik heb daarom volgende vragen voor u: Acht u het wenselijk dat speurders meewerken aan reportages, over misdaden waarvan het onderzoek nog lopende is? Zo ja, onder welke voorwaarden kan dat voor u? Of lijkt het u meer aangewezen om, zolang het onderzoek loopt, zo voorzichtig mogelijk te zijn en dus geen medewerking te verlenen aan dergelijke programma's?

Wat zijn de mogelijke gevolgen voor het onderzoek en het proces, moest VTM beslissen om toch tot uitzending van de reportage over te gaan?

Klopt het dat door de corona-crisis ook de timing van het proces in de war wordt gestuurd?

01.10 Vanessa Matz (cdH): Madame la présidente, j'avais encore une question à poser.

De voorzitter: U mag ze nog stellen, maar de afspraak is dat de vragen van één vraagsteller samen worden gesteld.

01.11 Vanessa Matz (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous prie de bien vouloir m'excuser. Comme les règles changent de commission en commission, ce n'est pas évident.

Ma question concerne l'initiative que le ministre De Crem voulait prendre avec le ministre de la Justice concernant les violences faites aux femmes.

Monsieur le ministre, dans une réponse du 5 mai 2020, le ministre De Crem m'a indiqué qu'il vous avait écrit un courrier officiel demandant de rédiger une circulaire commune et qu'il attendait votre réponse à cet égard. Je me permets d'insister sur ce point même s'il est extrêmement tardif par rapport à la période de confinement. Il est néanmoins important de pouvoir éventuellement prolonger toute une série de mesures car on sait que le déconfinement total et absolu n'est pas pour demain. Pourquoi dès lors ne pas retéléphoner régulièrement aux victimes qui ont porté plainte depuis trois mois?

Ma deuxième demande consiste à indiquer aux pharmaciens la manière d'être une personne référente pour pouvoir donner l'alerte.

Enfin, ma dernière demande portait sur la mise en place d'un numéro joignable par sms, comme c'est actuellement le cas pour les sourds et malentendants. Il est naturellement beaucoup plus facile de contacter ce service par sms plutôt que de le faire par téléphone, surtout si on est aux côtés de son bourreau.

01.12 Koen Geens, ministre: Madame la présidente, je vais commencer par répondre aux questions de Mmes Schlitz et Matz relatives à la Conférence interministérielle (CIM) sur les droits des femmes. Au préalable, je vais me référer aux réponses des 8 et 22 avril.

La Conférence est composée de 12 membres et est présidée en alternance, conformément à la circulaire relative aux conférences interministérielles. Le premier tour de présidence est assuré par Mme Nawal Ben Hamou, secrétaire d'État à l'Égalité des chances de la Région de Bruxelles-Capitale.

En ce qui concerne les directives destinées à la police et la justice, afin de garantir une approche prioritaire de la violence intrafamiliale, j'ai reçu hier la demande du ministre de l'Intérieur De Crem d'examiner ce point ensemble. Bien entendu, je suis prêt à analyser avec lui dans quelle mesure il est nécessaire d'établir de nouvelles directives ou de renforcer encore davantage les directives communes.

Pour ces dernières, prises par moi-même, le ministre de la Sécurité et de l'Intérieur et le Collège des procureurs généraux, la COL 4/2006 révisée le 12 octobre 2015 relative à la violence entre partenaires et la COL 18/2012 relative à l'interdiction de résidence sont suffisantes au bon fonctionnement de la police et de la justice. Ces circulaires restent pleinement d'application. Le Collège des procureurs généraux continue de suivre la situation de très près. Compte tenu de ces éléments, je voudrais examiner avec mon collègue ainsi qu'avec la police et le ministère public dans quelle mesure de nouvelles directives pourraient apporter une valeur ajoutée en ce domaine.

En outre, comme vous le savez, la lutte contre la violence intrafamiliale constitue depuis longtemps un thème prioritaire à plusieurs titres en matière de politique de sécurité. Je vous renvoie à la note-cadre de sécurité intégrale, au Plan national de sécurité, aux plans zonaux de sécurité et au Plan national d'action de lutte contre toutes les formes de violences basées sur le genre.

Enfin, je vous renvoie plus généralement au Plan d'action contre la violence sexuelle à l'égard des femmes, qui a été élaboré à mon initiative et qui est discuté avec les ministres communautaires et régionaux compétents. Il sert de tremplin dans la lutte contre la violence sexuelle et est partagé par la CIM sur les droits des femmes, la CIM sur les maisons de justice et les rédacteurs du nouveau Plan national d'action sur la violence liée au genre. Dans le cadre d'une approche intégrale, les propositions ont été échangées entre tous les ministres compétents.

Dan kom ik tot de vragen over de coronacriminaliteit.

Er was een vraag van mevrouw De Wit over de bedreiging ten aanzien van penitentiaire beambten en politie die op 9 april in de media werd geuit. De betreffende publicatie nodigde de lezers uit om te profiteren van de uitzonderlijke context die door de COVID-19-crisis werd gecreëerd, door aanvallen te richten tegen de politiediensten en het gevangenispersoneel. Helaas is dat type van oproepen niet nieuw. Het OCAD heeft een beoordeling van niveau 2, dus gematigd, vastgesteld voor de dreiging tegen politie en penitentiaire beambten. Voorts herhaalt het OCAD ook het niveau 2 voor de politiediensten in het algemeen. Het OCAD heeft in die evaluatie duidelijk gemaakt dat er geen concrete elementen zijn die toelaten te denken dat er daadwerkelijk tot daden zou worden overgegaan.

Andere publicaties werden later opgemerkt in dezelfde media of op andere sites. Op basis hiervan heeft het OCAD de dreiging opnieuw beoordeeld en het niveau 2 blijft gehandhaafd.

De evaluaties van het OCAD worden bezorgd aan het Crisiscentrum en de politiediensten.

Het spreekt voor zich dat de politieambtenaren op het terrein en de penitentiaire beambten over de dreiging worden gesensibiliseerd, maar ik meen dat het evenzeer in het belang van ieders veiligheid is om niet te communiceren over eventuele maatregelen. Ik wil nogmaals beklemtonen dat het OCAD momenteel niet beschikt over informatie dat de dreiging ten aanzien van politieambtenaren of penitentiaire beambten daadwerkelijk zou worden uitgevoerd. De dreiging wordt door de Belgische veiligheidsdiensten op de voet gevolgd.

Mevrouw Matz stelde een vraag over de racistische cyberhaat tijdens de lockdown.

Madame Matz, vous m'interrogez sur les discours de haine, notamment les discours racistes, qui se propagent sur internet, peut-être encore plus en cette période de confinement. La difficulté reste qu'il y a un écart entre le constat général de la propagation des discours de haine en ligne et le très faible nombre de plaintes déposées. Le faible taux de plaintes est un des aspects sur lesquels un groupe de travail coordonné par mon cabinet travaille. Il réunit Unia, l'INCC, la police fédérale, une représentante du Collège des procureurs généraux, le cabinet de la ministre en charge de l'Égalité des chances et le SPF Justice.

Je ne dis pas que si des plaintes étaient déposées, on arriverait automatiquement à des condamnations car ce sont des procédures très délicates et la réponse pénale n'est certainement pas la seule réponse possible. Je reste interpellé par le fait que le parquet n'est que rarement saisi pour lancer la procédure. C'est d'autant plus interpellant que s'agissant du discours raciste en ligne, une exception spécifique à la cour d'assises a été prévue à l'article 150 de la Constitution et que cet obstacle de la cour d'assises n'est donc pas présent ici.

La justice doit faire son travail lorsque des procédures peuvent être ouvertes mais à ce stade, l'enjeu est surtout d'augmenter la réaction du citoyen, qu'il soit victime ou utilisateur en général de ce discours, et éviter la banalisation.

Madame Özen, en ce qui concerne votre question sur les sanctions contre les entreprises, je l'ai soumise au ministère public. Il n'y a pas encore de chiffres disponibles, à l'exception de ceux de l'auditorat du travail de Liège qui font mention de 19 dossiers, dont deux ont fait l'objet d'une proposition de transaction d'un montant de 750 euros chacune. La politique criminelle prévoit que la transaction constitue la réponse pénale de première ligne à ce type d'infraction. À défaut de paiement, des poursuites pénales seront envisagées. Dans les autres cas, un renvoi au service des amendes administratives sera privilégié étant entendu que les transactions sont établies sur la base d'une infraction à l'article 5 de la loi du 4 août 1996, punissable en vertu de l'article 127 du Code pénal social.

Ik kom nu aan de vraag van mevrouw De Wit over het uitstel van zedenzaken ten gevolge van de coronacrisis.

Het oordeel of een zaak in de huidige crisis onmiddellijk moet worden behandeld, ligt bij de eerste voorzitter en gebeurt op advies van de procureur-generaal. Daartoe werd en wordt op permanente basis een overleg opgezet tussen de eerste voorzitter van het hof van beroep te Antwerpen en de procureur-generaal, in het bijzonder voor zedenzaken. De zaken worden geselecteerd zowel op basis van de noodzakelijke dringendheid als op basis van het criterium om zoveel mogelijk een achterstand te vermijden. Zaken in verband met de aantasting van de psychische en fysieke integriteit van personen, zoals zedenzaken, diefstal met geweld, intrafamiliaal geweld en zware slagen, zijn prioritair.

De concrete zaak waarnaar u verwijst, kwam binnen op 19 februari 2020 en werd op 23 april 2020 gedagvaard voor de gespecialiseerde C2-kamer. Ingevolge de coronabeschikking van 17 maart 2020 werd de zaak ambtshalve uitgesteld. Gelet op de beschikking van de eerste voorzitter om de correctionele kamers opnieuw in hun gewone samenstelling en op de gebruikelijke dagen te laten zetelen, zal de zaak in de loop van de maand juni 2020 opnieuw worden ingeleid.

Justitie is een essentiële dienst in de samenleving. Overeenkomstig het ministerieel besluit van 23 maart 2020 wordt Justitie geacht haar diensten te blijven leveren, ook tijdens de COVID-19-crisis.

Het hof van beroep van Antwerpen bleef de continuïteit van zijn dienstverlening waarborgen door het instellen van de uitzonderlijke strafkamer C8. Die kamer hield voor de periode van 25 maart 2020 tot 18 april 2020 elke woensdag zitting in een zaal waar de social-distancingregels konden worden nageleefd. Vanaf 20 april 2020 houdt die kamer zitting op maandag, woensdag en donderdag.

Mijnheer Van Hecke, u had een vraag ingediend over de minnelijke schikkingen en het bevel tot betaling, maar u hebt ze nog niet gesteld. Stelt u ze alsnog?

01.13 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de schriftelijke tekst van mijn vraag; u mag erop antwoorden.

Volgens procureur-generaal Erwin Dernicourt werd al voor €2,2 miljoen aan minnelijke schikkingen uitgevaardigd, als gevolg van inbreuken op de Corona-maatregelen. Om ervoor te zorgen dat die ook allemaal geïnd worden, stelt de procureur-generaal voor ze via de belastingen te innen, naar het voorbeeld van verkeersboetes.

Ik heb hierover voor u volgende vragen:

1. Beschikt u over een meer gedetailleerd overzicht van deze minnelijke schikkingen, bijvoorbeeld per gerechtelijk arrondissement? Kan u dat delen?

2. Kan u meedelen hoeveel minnelijke schikkingen al werden geïnd?

3. Wat is uw visie op het voorstel van procureur-generaal Dernicourt, om de minnelijke schikkingen via de belastingen te innen? Wil u een initiatief in die richting nemen? Waarom wel of niet?

01.14 Minister Koen Geens: In verband dus met de minnelijke schikking en het betalingsbevel, verwijs ik graag naar de discussies naar aanleiding van het voorstel betreffende het bevel tot betalen voor de aan COVID-19 gerelateerde strafbare feiten, die wij zopas hebben gevoerd. Dat stemt inderdaad overeen met het voorstel dat procureur-generaal Erwin Dernicourt heeft willen doen; de tekst van het wetsvoorstel werd met het College van procureurs-generaal overlegd.

Ik breng graag de gevraagde cijfers, die al werden besproken, in herinnering.

Depuis le début de la crise, la police a constaté 84 000 infractions. Environ 15 000 transactions pénales ont été envoyées et 1 666 d'entre elles ont déjà été payées. Je ne dispose pas d'autres chiffres.

Comme la période de recul est très courte, des conclusions peuvent difficilement être tirées. Ce n'est pas parce que seulement 10 % des transactions ont été payées à ce jour que tous les autres cas correspondent à des dépassements du délai de paiement. Ces chiffres ne peuvent que démontrer la masse de dossiers qui devront être traités et l'importance d'une procédure adéquate qui laisse toujours à la personne la possibilité de contester la décision, et ce, à de multiples moments.

Il faut savoir que si on opte pour le passage systématique devant le tribunal plutôt que pour l'ordre de paiement, les taux des peines sont potentiellement plus élevés, peines qui s'accompagnent de l'inscription au casier judiciaire. Nous reviendrons sur cette question demain midi dans cette commission.

Mevrouw de voorzitter, tot zover de vragen over de criminaliteit en de incidenten die betrekking hebben op corona.

Je passe à présent à la question de M. Pivin qui a trait au droit économique et aux mesures judiciaires de soutien aux entreprises pendant la pandémie. Comme M. Pivin l'a souligné, le gouvernement a adopté plusieurs mesures dans des domaines très différents et plus particulièrement, l'arrêté royal n° 15 du 24 avril 2020 relatif au sursis temporaire en faveur des entreprises, aux mesures d'exécution et autres mesures pendant la durée de la crise du COVID-19.

Cet arrêté royal constitue un ballon d'oxygène pour les entreprises impactées par la pandémie de COVID-19 puisqu'il octroie à ces dernières un sursis légal sans toucher au levier qu'est la procédure en réorganisation judiciaire. Afin d'informer les entreprises, des fédérations patronales organisent des séminaires en ligne gratuits. Les informations sont également disponibles sur plusieurs sites.

Quant aux moyens mis en œuvre dans le cadre des plans d'apurement, l'arrêté royal n° 15 susmentionné prévoit un mécanisme de protection supplémentaire pour les entreprises puisqu'il prévoit notamment que les délais de paiement repris dans un plan de réorganisation, tel que prévu à l'article XX.82 du Code de droit économique, homologué avant ou pendant la durée de l'arrêté sont prolongés d'une durée égale à celle du sursis prévu dans le présent arrêté, le cas échéant, avec une prolongation du délai maximal de cinq ans pour l'exécution du plan.

En outre, je puis vous préciser que toutes ces actions se font en parallèle de la prévention des faillites qui relève de la compétence des Régions.

Enfin, l'arrêté royal n° 15 a pour objectif d'éviter un maximum de faillites en octroyant un sursis aux entreprises touchées par la pandémie de COVID-19. Les présidents des tribunaux de l'entreprise ont été consultés afin de prendre les mesures nécessaires et ils s'étaient déjà organisés à cet égard.

Dan kom ik tot de vragen over het gevangeniswezen, die werden gesteld door de heer Segers en mevrouw Rohonyi.

Au 6 mai, 17 détenus ont été testés positifs au COVID-19 depuis le début de la pandémie. Deux détenus ont été libérés étant donné qu'ils se trouvaient dans des conditions permettant leur libération, quatre sont guéris, dix sont encore contagieux et un est encore malade. Parmi ces détenus encore contagieux, certains sont symptomatiques et d'autres sont asymptomatiques.

En ce qui concerne les membres du personnel testés positifs, à ce jour, nous avons connaissance de 64 personnes testées positives: 38 sont guéries et à nouveau au travail, 26 sont encore malades.

Pour ce qui est de l'absentéisme pour raison médicale, comme je vous en ai déjà informé le 22 avril 2020, le nombre total de malades au sein du personnel technique et de surveillance a atteint un pic le 27 mars avec 1 797 absents. Depuis lors, ce nombre est en constante diminution et a atteint les 800 absents ce 5 mai 2020.

Quant à la question de Mme Rohonyi relative au statut social du personnel pénitentiaire, l'Agence fédérale des risques professionnels (Fedris) confirme que les personnes atteintes du COVID-19, diagnostiquées par le test en laboratoire, qui travaillent dans le secteur des soins de santé et qui courent un risque nettement accru d'être infectées par le virus peuvent prétendre à une indemnisation pour maladie professionnelle.

Les cas de COVID-19 parmi le personnel qui traite ou soigne des patients et qui n'entrent pas dans l'une des catégories qui courent un risque nettement accru peuvent être reconnus si la maladie peut être liée à un contact professionnel documenté avec un patient atteint du COVID-19. Les personnes qui entrent en ligne de compte ont tout intérêt à introduire une demande d'indemnisation. Les membres du personnel des établissements pénitentiaires peuvent soumettre leur demande à leur service P&O selon la procédure en vigueur pour toute maladie professionnelle.

Mijnheer Segers, aansluitend en in antwoord op uw vraag over het terug aan het werk gaan na ziekte en het verschil in behandeling tussen personeel en gedetineerden: het is de behandelend arts die beslist of een personeelslid ziek is en desgevallend een ziekteattest voorschrijft. Op het moment dat het personeelslid niet langer gedekt is door een ziekteattest en dus volgens de arts niet langer ziek of besmettelijk is, dient hij inderdaad zijn dienst te hervatten. Sommige personeelsleden kunnen telewerken, maar dit geldt niet voor iedereen.

Binnen de gevangenissen dient er uiteraard steeds een fysieke aanwezigheid te zijn van het personeel. Het penitentiair personeel heeft een belangrijke opdracht in het verzekeren van de continuïteit van de diensten, net zoals in ziekenhuizen, rusthuizen en dergelijke meer. Er worden beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld van de medewerkers en iedere werknemer ontvangt bij het starten van zijn shift een FFP1-masker, zodat hij veilig kan werken op de momenten dat social distancing niet kan worden nageleefd. Handgel en handschoenen zijn beschikbaar.

Een gedetineerde die symptomen vertoont, kan door de arts in medische isolatie worden geplaatst in afwachting van de testresultaten. Er wordt een periode aanbevolen van zeven symptoomvrije dagen, en niet van drie weken, vooraleer de gedetineerde terug kan deelnemen aan het normale regime en contact mag hebben met andere gedetineerden. Ik herhaal dat alleen een arts beslist over het opleggen en opheffen van een medische isolatie.

Mijnheer Segers, in verband met de administratieve toestand van personeelsleden die op basis van een medisch attest van de behandelend arts preventief in quarantaine worden gehouden, kan ik alleen herhalen wat ik reeds op 22 april heb gezegd. Wanneer een personeelslid een medisch attest indient en met ziekteverlof is, is de FOD Justitie verplicht om het personeelslid als ziek te beschouwen, in toepassing van de geldende regels, zoals ze zijn opgenomen in de jongste omzendbrief en in het desbetreffende koninklijk besluit houdende ambtenarenzaken. U kunt uw vraag aan mijn collega bevoegd voor Ambtenarenzaken richten indien u meer informatie over deze problematiek wilt krijgen.

J'en viens au matériel de protection dans les prisons et aux questions y relatives de Mme Rohonyi et M. Segers. En ce qui concerne la lettre du Collectif de Lutte Anti-Carcéral, je tiens à souligner qu'au niveau de l'hygiène, la direction générale des Établissements pénitentiaires (DG EPI) a été parmi les premières à pouvoir fournir des masques de protection FFP1 réutilisables à l'ensemble de son personnel travaillant sur site, ainsi qu'aux détenus travailleurs. Sous peu, tous les détenus recevront également des masques de protection de même type.

À l'impossible nul n'est tenu. La direction générale des Établissements pénitentiaires, comme toutes les autres institutions, a été confrontée à la pénurie qui a touché la planète entière. Je peux vous assurer que dans toutes les prisons, les agents respectent les règles d'hygiène et principalement le port du masque et de gants.

De productie van de mondmaskers voor gedetineerden is en blijft volop bezig. De levering is gestart. Tegen eind volgende week zouden alle gevangenissen over voldoende maskers voor gedetineerden moeten beschikken. Dat was al het geval voor de personeelsleden, zoals ik zei.

Gedetineerden zullen geïnformeerd worden over hoe en wanneer ze dit masker moeten dragen.

Force est de constater que les mesures prises par la DG EPI ont porté leurs fruits, puisqu'à ce jour seuls 17 détenus ont été contaminés depuis le début de la pandémie. Cela représente approximativement 0,18 % de la population carcérale.

Pour ce qui est de l'élargissement des mesures adoptées dans l'arrêté royal n° 3 du 9 avril 2020, il convient de noter que ces mesures, et partant, leurs limitations, ont été approuvées par les dix partis, dont le vôtre, soutenant les pouvoirs spéciaux accordés au gouvernement, et qu'elles sont dès lors l'expression d'un certain consensus démocratique.

Mijnheer Segers, wat de productie van mondmaskers betreft, de gedetineerden in Oudenaarde hebben van midden maart tot midden april, met inbegrip van twee weekends, tegen een heel hoog tempo mondmaskers gemaakt.

Drie vierde van de totale productie van de huidige 61.000 maskers komt uit Oudenaarde. In de andere inrichtingen met een kleermakerij, zoals Brugge, Berkendael en Bergen, halen de gedetineerden een minder hoge dagproductie, waardoor hun lonen niet zo hoog zijn als deze in Oudenaarde.

Ik wil er verder nog op wijzen dat in de gevangenissen van Merksplas, Wortel, Antwerpen, Beveren, Ruiselede, Marche-en-Famenne, Vorst en Lantin een vijftigtal gedetineerden tewerkgesteld zijn in tijdelijke naaiateliers, vooral en in eerste instantie om in hun eigen behoeftes te kunnen voorzien. Er worden thans meerdere gedetineerden opgeleid en onder andere in Leuven Centraal wordt de capaciteit uitgebreid.

Ik keer terug naar de specifieke situatie van de hoge productie in de gevangenis van Oudenaarde. De gedetineerden van deze gevangenis krijgen 0,62 euro per mondmasker. Gelet op het feit dat de 14 tewerkgestelde gedetineerden reeds jaren in de kleermakerij werken en aldus heel snel en handig zijn, zijn er enkele onder hen die tot 200 stuks per dag hebben vervaardigd.

In de eerste productiemaand heeft de Regie van de Gevangenisarbeid een uitzondering toegestaan voor de verloning, gelet op de uitzonderlijke vraag in uitzonderlijke tijden. De gedetineerden hebben aldus eenmaal een loon gekregen dat overeenkomt met de afgeleverde stuks.

In de maand mei kan er niet meer dan een verdubbeling van het maximale wettelijke bedrag, zijnde 594 euro, worden verdiend. De vooropgestelde werkuren zullen worden gerespecteerd en er zal tevens op worden toegezien dat het bedrag van de bezoldiging van de gedetineerden niet hoger zal zijn dan het belastbare bedrag.

Pour répondre à la question de Mme Rohonyi relative aux visites dans les établissements pénitentiaires en période de déconfinement, les détenus pour lesquels il n'existe aucune restriction du droit de contact avec les personnes extérieures à l'occasion de visites ou par téléphone, sont autorisés à avoir des visites virtuelles.

Le nombre d'ordinateurs portables mis à disposition permet de garantir un appel par semaine. Si cela est possible, un plus grand nombre d'appels peut être autorisé. Il s'agit évidemment d'appels par vidéoconférence. En effet, les appels normaux sont beaucoup plus fréquents et peuvent généralement avoir lieu à partir de la cellule. Sont exclus des visites par vidéoconférence, les détenus pour lesquels le juge d'instruction a prononcé une interdiction de communiquer. Il est ici question de la soi-disant mise au secret.

Les détenus pour lesquels le juge d'instruction a défendu les visites, les correspondances ou les contacts téléphoniques avec des personnes extérieures à la prison sont: les détenus qui font l'objet d'une sanction disciplinaire ayant une incidence en termes de contacts externes, les détenus qui font l'objet d'un régime prévoyant une restriction en matière de contacts externes et, plus particulièrement, ceux qui font l'objet d'un régime prévoyant une réduction de l'usage du téléphone réduit, qui font l'objet d'un régime de sécurité particulier individuel ou qui relèvent de mesures de sécurité particulières individuelles.

L'ensemble des détenus de toutes les prisons qui ne relèvent pas de ces quatre catégories ont accès aux visites par vidéoconférence avec les visiteurs qui figurent déjà sur la liste des visites ainsi que les visiteurs automatiquement autorisés par la loi de principes.

Les crédits d'appels supplémentaires sont une compensation mais ne couvrent pas nécessairement tous les frais liés aux communications téléphoniques. La décision de diminuer le prix des conversations téléphoniques ou de les offrir gratuitement revient à la firme à qui a été attribué le marché.

La DG EPI comprend très bien l'importance des visites pour les détenus et leurs proches. Elle analyse actuellement les circonstances dans lesquelles les visites peuvent être relancées en toute sécurité ainsi que les conditions préalables. La date précise de la relance des visites dépendra de cette analyse mais aussi et surtout des consignes du Conseil national de sécurité et des recommandations de Sciensano sur les collectivités.

J'en arrive ainsi aux questions concernant le déconfinement de la justice et des prisons. Madame Khattabi, la préparation et la rédaction du plan de déconfinement est en cours et se fait en lien avec les décisions du Conseil national de sécurité et les recommandations de Sciensano.

Le plan prévoit un déconfinement en plusieurs phases afin de pouvoir monitorer les effets des différentes mesures sur les indicateurs, comme le nombre de détenus testés positifs au COVID-19 et le nombre de détenus présentant des symptômes liés à ce virus.

Comme je l'ai déjà dit, toutes les prisons disposent de masques FFP1 pour l'ensemble du personnel et les parties externes ainsi que des masques FFP2 pour le contact avec des personnes ayant été testées positives. Elles disposent également de suffisamment de gel désinfectant, de gants et de produits d'entretien pour pouvoir appliquer toutes les instructions en matière d'hygiène.

Zoals ik ook deed in vorige vergaderingen van de commissie, wil ik op het einde van deze vragen over het gevangeniswezen het gevangenispersoneel, de externe diensten, de gedetineerden en de directie bedanken voor hun niet-aflatende inzet en het begrip dat zij dagelijks opbrengen voor de moeilijke situatie waarin zij zich bevinden of waarin zij moeten werken.

Wat de onderbreking van de strafuitvoering en de invrijheidstelling betreft, antwoord ik op de vraag van mevrouw Rohonyi, die een zeer lang antwoord krijgt, omdat ook anderen over datzelfde onderwerp ook een vraag hebben gesteld.

Avant tout, madame Rohonyi, je puis vous communiquer les chiffres globaux de la population carcérale, laquelle s'élève actuellement à 9 642 détenus pour une capacité de 9 279 – soit une surpopulation réduite à 3,9 %. Avant la crise du coronavirus, les prisons comptaient environ 1 200 détenus de plus.

Les jours durant lesquels le condamné se trouve en interruption de peine ne sont pas comptabilisés comme des jours de détention et doivent être purgés par la suite. Il ne s'agit donc pas d'un véritable congé pénitentiaire, comme vous l'avez précisé.

La mesure visant à réduire la population carcérale est la libération provisoire du condamné, à partir de six mois avant la fin de la partie exécutoire de la peine. La décision sera également prise par le directeur de la prison. Il importe de savoir que cette forme de libération est déjà prévue aujourd'hui de manière générale à l'article 20/1 de la loi relative au statut juridique externe pour les condamnés étrangers sans droit de séjour, dans le cadre de leur éloignement imminent.

Er was ook een vraag van mevrouw Rohonyi en de heer Segers over de begeleiding en de opvolging van vrijgelaten personen in strafonderbreking en het onderzoek van het onthaalmilieu.

Certains détenus qui ont pu bénéficier d'une interruption de peine ont reçu la possibilité de retourner dans leur milieu d'accueil au cours des congés pénitentiaires dont ils bénéficiaient avant la crise. Lorsqu'un incident est survenu dans le milieu d'accueil pendant le congé précédent, il en a évidemment été tenu compte. Les interruptions de peine se déroulent donc dans le milieu d'accueil, et non – ou très exceptionnellement – en maison d'accueil, dont les portes sont généralement fermées ou dont la capacité a été réduite depuis le début de la crise.

Des tests de dépistage n'ont pas été effectués à la sortie des prisons, car ils n'étaient pas disponibles dans ce cadre. Pour l'heure, ils sont réservés aux détenus entrants. Un accompagnement spécifique pour cette période limitée n'a pas été assuré, étant donné que les conditions habituelles de préparation à la réinsertion dont sont assortis les congés sont suspendues dans le cadre de l'interruption de peine COVID-19. En outre, la majorité des services d'aide et d'accueil sont fermés. Des contacts téléphoniques restent cependant possibles via les permanences qu'ils ont mises en place. Il en va de même pour les contacts avec la prison.

Specifiek met betrekking tot de vraag van de heer Segers over het intrafamiliaal geweld bij de strafonderbreking kan ik zeggen dat de analyse van de tegenindicaties gebeurt zoals bij andere strafuitvoeringsmodaliteiten. In geval van veroordelingen voor intrafamiliaal geweld wordt dat aspect uiteraard meegenomen in de analyse van het dossier.

Voor zijn analyses doet de directeur een beroep op het advies van de psychosociale dienst (PSD) van de gevangenis, die de tegenindicaties onderzoekt en invult conform de voorgeschreven richtlijnen en instrumenten, waaronder ook risicotaxatie-instrumenten. Deze zijn voor elke PSD hetzelfde en zij worden hierin aangestuurd door de PSD van de centrale penitentiaire administratie. De risicotaxatie-instrumenten die de PSD hanteert voor partnergeweld, zijn de Spousal Assault Risk Assessment Guide (SARA) en ook de Brief Spousal Assault Form for the Evaluation of Risk (B-SAFER). B-SAFER is een gestructureerd risicotaxatie-instrument voor relationeel geweld en is nauw verwant aan SARA. Ingeval er sprake is van stalking door de ex-partner kan het Stalking Risk Profile worden gehanteerd.

In de meeste gevallen hebben de veroordeelden in strafonderbreking reeds goed verlopen penitentiaire verloven gehad en in de procedure voorafgaand aan de toekenning van die verloven zijn bij gevoelige dossiers in de familiale context enquêtes gedaan over de opvang in het thuismilieu. Bij gebeurlijke incidenten wordt meteen overgegaan tot de herroeping, al dan niet in combinatie met de voorlopige aanhouding door de procureur des Konings. Zowel het openbaar ministerie als de politiediensten worden op de hoogte gebracht van de toekenning en van de voorwaarden van een strafonderbreking. De gegevens worden opgeslagen in de nationale databank I+Belgium. Ook de slachtoffers worden ingelicht. De administratie meldt mij dat één herroeping is gebeurd, omdat de betrokkene agressieve daden had gesteld ten aanzien van een ex-partner, dus buiten het onthaalmilieu.

J'en viens aux questions de M. Van Hecke et Mme Rohonyi concernant le déconfinement de la Justice.

Justitie is een essentiële dienst in onze samenleving. Overeenkomstig het ministerieel besluit van 23 maart 2020 wordt Justitie geacht haar diensten te blijven leveren, ook tijdens de COVID-19-crisis. Op 21 april heb ik met de colleges en de ordes van advocaten vergaderd en hun gevraagd om samen na te denken over een strategie met het oog op een volledige hervatting van de werking in de hoven en rechtbanken vanaf 18 mei.

De Franstalige orde van advocaten heeft toen de mogelijkheid geopperd van een inkorting van het gerechtelijk reces als een van de denkpistes om de opgelopen achterstand in rechtszaken in te halen, voor zover de magistratuur daarmee zou kunnen instemmen. De Adviesraad van de magistratuur, daarin gesteund door de magistratenverenigingen, heeft in een advies van 29 april gesteld dat een dergelijke maatregel niet wenselijk is. Ook het College van de hoven en rechtbanken vindt het voorstel om organisatorische redenen niet opportuun.

In een verder overleg tussen mijn beleidscel, de FOD Justitie, het Hof van Cassatie en de beide colleges zijn afspraken gemaakt om zo spoedig mogelijk en in veilige omstandigheden tot de normalisering van de volledige gerechtelijke activiteiten te komen, vanaf 18 mei. Niets belet echter de rechtbanken die vandaag al de nodige veiligheidsmaatregelen hebben genomen om nu al hun activiteiten uit te breiden.

Sur la base de ces accords, le Collège des cours et tribunaux a communiqué le 1^er mai aux comités de direction de toutes les juridictions des recommandations concernant entre autres l'hygiène, la distanciation sociale et l'organisation des tribunaux. Par exemple, les locaux devront être régulièrement ventilés et nettoyés conformément aux directives que le SPF fournira. Tout le matériel de signalisation et de protection nécessaire (plexiglas) peut également être commandé via le SPF Justice.

Les juridictions sont invitées à adapter autant que possible leur organisation afin d'éviter la présence d'un trop grand nombre de personnes en même temps dans les bâtiments. Le Collège suggère que les heures auxquelles les différentes affaires sont portées devant les tribunaux soient affichées à la porte d'entrée et accessibles via le site web afin que toute personne concernée par une affaire n'entre qu'à l'heure indiquée. Les audiences par vidéoconférence sont encouragées ainsi que les recours à la procédure écrite si et seulement si elle s'avère appropriée.

Si, malgré l'application de mesures d'hygiène et d'organisation, les règles de distanciation sociale ne peuvent être respectées, il convient de porter un masque ou équivalent. Cette règle s'applique aux membres du personnel et aux magistrats ainsi qu'aux visiteurs. Ces recommandations doivent maintenant être adaptées aux spécificités sur le terrain. Leur mise en œuvre se prépare en collaboration avec les gestionnaires des bâtiments, les chefs de corps concernés, les conseillers en prévention et le service Infrastructures du SPF Justice. Si nécessaire, il est envisagé d'engager du personnel supplémentaire pour organiser correctement la circulation et vérifier le respect de la distanciation sociale dans les palais de justice ou pour les tâches de nettoyage. Mon cabinet reste en contact étroit avec les collèges pour relever tout défi rencontré dans les semaines à venir.

Pour la partie de la question de Mme Khattabi qui concerne le déconfinement des services de l'administration pénitentiaire, je me réfère à ma réponse concernant la situation dans les prisons.

Mevrouw Van Vaerenbergh, u had een vraag over de videoconferentie in rechtszaken en onderzoeken. Ik heb het College van de hoven en rechtbanken en het College van het openbaar ministerie bevraagd, maar zij konden mij binnen dit korte tijdsbestek geen overzicht verschaffen van de zittingen die plaatsvonden via videoconferentie. Ik meen dat het nog veel te vroeg is voor een eerste evaluatie of voor het aanleveren van statistieken. Ik kan u wel bevestigen dat onze stafdienst ICT zeer alert heeft gereageerd, zodra de maatregelen van social distancing werden ingevoerd, en onmiddellijk een belangrijke capaciteit voor videoconferentie heeft verworven, namelijk 8.000 licenties en 1.500 gelijktijdige gebruikers.

De videoconferenties worden gebruikt in verschillende omstandigheden, zowel voor de werking van de FOD Justitie en mijn kabinet als in de rechtbanken, om de advocaten in onderzoeksgerechten in staat te stellen tijdens de zitting contact te houden met hun cliënten. U verwees naar de succesvolle test in Mechelen, waarover in de media werd gerapporteerd, maar ook alle andere burgerlijke rechtbanken kunnen, dankzij de mogelijkheid voorzien in het volmachtbesluit nr. 2, gebruikmaken van videoconferentie om interactieve zittingen te houden als alternatief voor een pleidooi dan wel een schriftelijke behandeling. Ook voor de regeling van virtuele bezoeken aan de gedetineerden in onze gevangenissen werden de eerste testen positief onthaald. De nationale uitrol ervan wordt, zoals reeds vermeld, binnenkort afgerond. De jeugdinstellingen hebben eveneens licenties gevraagd en gekregen om hun werking te ondersteunen.

Daarnaast maakt ook het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding intensief gebruik van videoconferenties. Zo werden reeds webinars gehouden voor 100 deelnemers. De capaciteit wordt opgetrokken tot 1.000 deelnemers. Het IGO zal bij middel van de videoconferentietool ondersteuning geven in change management bij de versnelde invoering van de verschillende mogelijkheden inzake digitalisering, zoals het digitaal ondertekenen en verzenden, de verdere uitrol van MaCH, het elektronisch beheer van overtuigingsstukken enzovoort.

U ziet dat deze crisis ook opportuniteiten biedt. Wij worden allen verplicht ons te reorganiseren en nieuwe gewoonten en handelswijzen aan te leren. Sommige daarvan zullen tijdelijk zijn en met de crisis verdwijnen, andere zullen blijven omdat ze meer voordelen bieden en deel zullen uitmaken van wat men het nieuwe normaal noemt.

Ik hoop om eind september samen met het Parlement op basis van de eerste statistische cijfers een evaluatie te kunnen maken en te bekijken hoe we binnen Justitie op een zinvolle manier met videoconferentie verder kunnen gaan. U weet dat alle maatregelen die op dit ogenblik gebruikt worden krachtens de volmachtbesluiten tijdelijk van aard zijn.

Ik kom dan bij een aantal vragen van de heer Segers en mevrouw De Wit. In overeenstemming met de richtlijnen van de FOD Volksgezondheid beslisten alle ziekenhuizen om niet-dringende raadplegingen te annuleren, dus ook de medische leeftijdsonderzoeken. Bijgevolg kan de dienst Voogdij van de FOD Justitie enkel nog voor dringende gevallen testen laten uitvoeren. Sindsdien wachten 45 personen die het statuut van niet-begeleide minderjarige vreemdeling nastreven op een medisch leeftijdsonderzoek.

De dienst Voogdij, die 24 uur op 24 bereikbaar is en blijft, stelde in de maand maart 146 voogden aan en in april nog 68. In overleg met Fedasil stelt de dienst Voogdij voorlopige voogden aan voor jongeren bij wie er twijfel bestaat over de leeftijd wanneer zij zijn overgeplaatst van de observatie- en oriëntatiecentra naar een tweedelijnsopvangcentrum.

Fedasil heeft beslist om enkel opvang aan te bieden aan kwetsbare niet-begeleide minderjarigen, bijvoorbeeld de slachtoffers van mensenhandel. Bijgevolg krijgen zestien- en zeventienjarige jongens zonder asielaanvraag geen opvang meer. Waar er volgens de dienst Voogdij echter wel opvang nodig was voor deze jongeren, vond de dienst opvang bij ngo's of diensten van de Gemeenschappen of werden ze via de onlineregistratie van de asielaanvragen naar het aanmeldcentrum georiënteerd. Voor verdere informatie daarover verwijs ik naar mijn bevoegde collega, minister De Block. Ook voor het noodregime inzake de opvang dat nog steeds van kracht is en voor het toeleiden van personen naar de asielprocedure, verwijs ik naar mijn collega.

De psychoaffectieve gesprekken waarvan u spreekt zijn niet gebaseerd op wetenschappelijk onderbouwde methodes en worden bijgevolg niet gebruikt. De dienst Voogdij doet er wel alles aan om de medische leeftijdsonderzoeken vanaf 11 mei terug in beperkte mate te hernemen. Ten slotte kan ik met betrekking tot uw vraag over de vergoeding van de voogden melden dat zij jaarlijks per toegekende voogdij een forfaitaire vergoeding ontvangen.

Mevrouw De Wit, u had een vraag over het proces over de moord op Julie Van Espen. In de reportage die gisteren werd uitgezonden, zijn de speurders niet aan het woord gekomen. Er kunnen dus gelukkig geen consequenties aan verbonden worden voor het gerechtelijk onderzoek in deze dramatische zaak.

Voor de uitzending heb ik uw vraag voorgelegd aan de procureur-generaal van Antwerpen. Hij meldde mij dat het niet aangewezen is dat speurders meewerken aan reportages over misdaden waarover het onderzoek nog loopt, precies om te vermijden dat het geheim karakter van het onderzoek zou worden geschonden.

Om die reden werd in dit dossier dan ook noch door de onderzoeksrechter, noch door het openbaar ministerie, enige medewerking verleend aan de uitwerking van de reportage.

Ik deel de mening van de procureur-generaal. Het is inderdaad in eenieders belang, en zeker in het belang van de familie van Julie, die zo hard getroffen is en die zich zo constructief opstelt, dat de procedure en het toekomstig proces sereen en zonder enig incident kunnen verlopen.

Wat de timing betreft, heeft de procureur-generaal mij het volgende meegedeeld.

De coronacrisis heeft algemeen de timing van de reeds geplande zittingen van het hof van assisen ernstig verstoord, en dus ook die van de strafzaken die nog niet verwezen werden naar het hof, waaronder deze lastens de heer Baekelmans. Binnenkort is een overleg gepland tussen de heer procureur-generaal en de heer eerste voorzitter teneinde een schema uit te werken voor de tijdige afhandeling van de lopende assisenzaken.

Ik zal er bij de procureur-generaal op aandringen om met naleving van de regels van de strafprocedure deze ernstige misdaden zo snel mogelijk te behandelen en te berechten.

01.15 Vanessa Matz (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses complètes. Au sujet de la cybercriminalité, j'ai bien entendu votre préoccupation quant à la manière de faire remonter ces plaintes-là puisque peu de plaintes sont déposées. Cela me semble essentiel. Ce qui importe le plus souvent aux victimes, c'est que d'abord, les contenus soient retirés le plus vite possible et, dans un second temps, que les auteurs soient sanctionnés.

En ce qui concerne la violence faite aux femmes, vous dites à peu près la même chose à chaque réunion sans donner beaucoup plus d'indications sur les mesures très concrètes. Vous vous référez aux différents plans stratégiques que nous connaissons mais il faut non seulement des mesures concrètes mais aussi des moyens pour appliquer toutes ces mesures. Je ne vous cache pas que je reste un peu sur ma faim quant à la possibilité d'accélérer la circulaire notamment. J'entends que vous allez vous pencher sur le sujet mais je pense que cela aurait déjà pu se faire. En effet, depuis fin mars, je vous demande de prendre cette mesure. Elle aurait donc pu être beaucoup plus rapide.

01.16 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoorden.

De cijfers over de inningen van de minnelijke schikkingen waren mij inderdaad al ter ore gekomen naar aanleiding van de bespreking deze namiddag. De discussie daarover zullen we morgen voortzetten. Uit uw antwoord heb ik ook heel goed begrepen dat van de 15.000 reeds verstuurde minnelijke schikkingen er zowat 1.600 zijn betaald, maar de betaaltermijn is nog niet verstreken voor al die minnelijke schikkingen. Het zijn dan ook voorlopige en erg partiële cijfers. Samen met vele anderen hoop ik dat die boetes vlot betaald zullen worden, zodat Justitie zo weinig mogelijk belast moet worden.

Voor het overige hoop ik dat u verder zult overleggen met de advocatuur en de magistratuur om goede afspraken te maken over de heropstart en eventueel werk in de vakantieperiodes. Overleg lijkt mij beter dan dwang. Ik hoop dat er een constructieve dialoog kan ontstaan in het algemeen belang en in het belang van rechtzoekenden en van diegenen die werkzaam zijn binnen Justitie.

01.17 Ben Segers (sp.a): Mevrouw de voorzitter, wat de productie van de mondmaskers betreft, lijkt de minister de vraag te ontwijken door ons voor te houden dat het masker van begin tot einde door dezelfde gedetineerde wordt geproduceerd. Er wordt mij gezegd dat dit niet geval is. De kwaliteitscontrole en de verpakking kan uitsluitend door één gedetineerde uitgevoerd worden. Dit kan hem om en bij de 1.200 euro opleveren. Ook voor het knippen van lint en stof werkt dit zo. Dit kan worden overgelaten aan andere gedetineerden dan zij die de maskers afwerken aan de stikmachine. Ik wil u vragen hierover te waken.

Ik heb u een heel aantal vragen gesteld, maar ik licht er de vraag uit over de opvang van niet-begeleide minderjarigen.

Ik was zeer verontrust toen ik eerder vernam dat in de praktijk bepaalde niet-begeleide minderjarigen niet worden opgevangen. Mijn ongerustheid werd niet bepaald weggenomen door het antwoord van minister De Block vorige week in de commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken. Zij verwijst door naar u. Ik denk dat u, als christendemocraat, het niet-opvangen van jongeren ook onaanvaardbaar vindt, en ik roep u dan ook op om actie te ondernemen.

U had al eerder de alarmbel moeten luiden, want u wist ook wel via uw dienst dat door omstandigheden de leeftijdsschattingen waren stilgevallen. Zo krijgen de jongeren bijna stelselmatig het nadeel van de twijfel. Ik roep u op om niet nogmaals de boot te missen. De kans is reëel dat er nog een of meerdere periodes van verstrengde maatregelen komen. Dat betekent dat er dan opnieuw een noodregime in de ziekenhuizen komt en dat er dan opnieuw geen leeftijdsbepalingen meer komen volgens de huidige methoden, en wie weet opnieuw opvangproblemen voor de niet-begeleide minderjarigen.

De huidige leeftijdsbepalingen door middel van radiografie van tanden, pols en sleutelbeen zijn verre van perfect en volgens de sp.a-fractie niet betrouwbaar genoeg. Dat iemand door de testen minderjarig of meerderjarig wordt verklaard, betekent nog niet dat dit effectief het geval is. In bepaalde landen komen verstandskiezen sneller, de botrijping is afhankelijk van herkomst, zwangerschap kan van invloed zijn, ook voor bijvoorbeeld een misbruikt meisje, trauma zorgt voor veroudering, voedsel kan een rol spelen enzovoort. Ik kom tot de slotsom dat de gebruikte methoden niet betrouwbaar zijn.

Mijnheer de minister, maak van de nood van deze coronatijden een deugd en maak van de crisis een opportuniteit. Het is ronduit fout om te zeggen dat dit niet wetenschappelijk zou zijn. Kijk naar de good practices in het buitenland, die er wel degelijk zijn, zoals in Ierland en Australië. In een land als Australië is 86 % van de schattingen aan de hand van multidisciplinair onderzoek accuraat tot op een jaar. Onderzoek dat en experimenteer ermee. Dit zijn in zekere zin de perfecte omstandigheden om dit op punt te stellen, bij gebrek aan tests in het ziekenhuis. Deze situatie kan zich opnieuw zo voordoen.

De nieuwe multidisciplinaire test is nu al mogelijk gemaakt door het KB bij de voogdijwet. Die hoeft ook helemaal niet op één dag op punt te staan, stel gerust bij en route. Haal intussen zij die manifest te oud zijn eruit, maar zorg ervoor dat de anderen het voordeel van de twijfel krijgen en zorg ervoor dat de niet-begeleide minderjarigen in hun kot, of alleszins in een kot, kunnen blijven. Zorg ook voor het systematisch aanstellen van een voogd.

Moei u met de zaken, mijnheer de minister, zodat minister De Block niet nogmaals de schuld in uw schoenen kan schuiven en zodat de praktijk van het eerder systematisch weigeren van opvang ophoudt. Gebruik deze opportuniteit en maak nu werk van die multidisciplinaire leeftijdsbepaling, zodat we klaarstaan voor een volgende periode van verstrengde maatregelen. Hopelijk staat die test tegen dan zodanig op punt dat ze ook nadien duurzaam gebruikt kan worden. Dat zou een prachtige verwezenlijking zijn. Ik wil u en de dienst Voogdij daarmee dan ook alle succes toewensen.

01.18 Sophie Rohonyi (DéFI): Madame la présidente, monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses, même si je me dois de vous dire, en ce qui concerne les violences faites aux femmes – je n'ai pas introduit de question, mais vous savez que je suis assez réactive sur ce sujet – je suis très déçue d'entendre à chaque fois la même chose de votre part.

J'entends dire que la lutte contre les violences faites aux femmes constitue une priorité de nos parquets, de nos zones de police. Mais c'est un discours que les associations, que les victimes, que leurs avocats ne peuvent plus entendre. Ce qu'il faut aujourd'hui, c'est véritablement que le fédéral, comme les entités fédérées, prenne ses responsabilités avec des mesures très concrètes, sur la base notamment de ce qui se fait à l'étranger, et qui fonctionne.

Je voulais vraiment mettre le doigt là-dessus, d'autant plus que vous aviez pris l'engagement, en commission, le 22 avril, de rédiger une circulaire commune avec votre collègue de l'Intérieur, et qu'aujourd'hui, vous nous dites que finalement, vous devez encore étudier la plus-value qu'aurait une telle circulaire.

En ce qui concerne le fonctionnement en tant que tel des cours et tribunaux en cette période de crise sanitaire, je vous remercie, parce qu'il était effectivement important de vous entendre à ce sujet. Le secteur judiciaire – en tout cas c'est ce qu'il m'en revient – a vraiment l'impression d'être abandonné, d'être l'oublié des décisions du Conseil national de sécurité. On le voit encore aujourd'hui d'ailleurs avec cette fameuse lettre ouverte qui vous a été adressée par les avocats pénalistes.

Je regrette toutefois que, faute de moyens, les chefs de corps aient été obligés de prendre les devants, de se débrouiller pour assurer un minimum de sécurité sanitaire dans nos cours et tribunaux.

J'entends que des directives claires, et c'est ce qui avait été demandé par le Conseil consultatif de la magistrature, vont leur parvenir en ce qui concerne les masques et en ce qui concerne la purification de l'air ambiant. C'est très bien, mais il faudra vraiment s'assurer que ces directives arrivent à temps pour leur permettre de s'organiser au mieux d'ici au 18 mai.

En ce qui concerne les agents pénitentiaires, j'entends qu'un pic a été atteint au 27 mars en ce qui concerne les absences pour maladie, et qu'entre-temps, ce taux a diminué. Mais lorsqu'on voit les chiffres qui nous sont parvenus au jour du 20 avril 2020, le taux d'absence était encore extrêmement important. Il oscillait entre 20 et 25 %. Nous voyons que, quand bien même les conditions de travail s'améliorent avec la diminution de la population carcérale, cela reste insuffisant. Il faudra pouvoir travailler sur l'amélioration de leurs conditions de travail en tant que telles.

En ce qui concerne le suivi des détenus libérés temporairement, vous confirmez que les personnes qui ont été libérées n'ont pas pu être dépistées. C'est à mon avis une grave erreur de stratégie et de cohérence dans notre gestion de crise parce que les détenus qui sortent de prison doivent pouvoir être dépistés au même titre que les personnes qui entrent en prison. C'est une question de cohérence.

Pour ce qui est du matériel de protection dans les prisons, j'entends que, sous peu, les détenus pourront disposer de masques. C'est très bien mais j'aurais voulu avoir des précisions quant à ce timing car "sous peu" cela veut tout et rien dire.

Enfin, j'en termine par la question relative aux visites dans les prisons. J'entends que des mesures ont été prises mais ces mesures interviennent à chaque fois avec un certain retard par rapport à ce qui est décidé pour la vie en extérieur.

Quand on nous annonce aujourd'hui que les familles vont pouvoir se réunir pour la fête des mères le 10 mai 2020, on nous annonce, dans le même temps, qu'en prison, les visites vont commencer à s'organiser de manière virtuelle. C'est regrettable et c'est contraire à ce qui est demandé par la loi de principes et son principe de normalisation, selon lequel les conditions en prison doivent s'apparenter un maximum aux conditions à l'extérieur.

Monsieur le ministre, je le regrette et je vous demande de rendre ces visites physiques possibles, d'autant plus que les conditions seront réunies étant donné que vous nous avez garanti que les détenus bénéficieront sous peu de ces masques et que, dans le même temps, toute personne qui rentre en prison (visiteurs, avocats, etc.) pourra disposer de ces masques. Monsieur le ministre, les conditions sont réunies. Je vous invite dès lors vraiment à rendre ces visites possibles.

01.19 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor de antwoorden.

Collega's, het vergaderconcept van vandaag is alleszins bijzonder, want er is zeer veel informatie en ik wil eigenlijk ook graag op andere dingen reageren. Naar mijn mening komt er te veel informatie op één moment samen.

Mijnheer de minister, ik ben heel blij te vernemen dat het eventueel uitstel van zedenzaken volledig op advies van het parket-generaal gebeurt en dat er een permanent overleg over bestaat, zodat zaken zoals de aantasting van de fysieke integriteit en zedenzaken ook in tijden van corona een prioritaire behandeling blijven krijgen. U hebt eveneens bevestigd dat Justitie wel degelijk een essentiële dienstverlening is die zoveel mogelijk moet blijven doorgaan. Het verheugt mij dan ook te horen dat er verschillende strafkamers zijn ingericht om dat mogelijk te maken, want dat stemt mij enigszins gerust.

Inzake mijn vraag over de anarchistische oproepen tot geweld tegen cipiers, politie en telecominfrastructuur – er bestaan overigens filmpjes van brandstichting bij zendmasten – hoop ik op een goede opvolging. Hopelijk zijn er geen concrete indicaties die erop wijzen dat het om meer gaat dan wat praat op het internet. De opvolging vind ik wel belangrijk, want oproepen tot geweld tegen politie en cipiers zijn sowieso al onaanvaardbaar, maar de daaraan gekoppelde suggestie dat vanwege de coronacrisis niemand op zijn hoede is, zodat potentiële daders er nu van kunnen profiteren, maakt die oproepen eens zo erg.

In een andere vraag heb ik ook mijn bezorgdheid geuit omtrent het proces over de moord op Julie Van Espen. Ik ben blij dat de speurders niet mee betrokken zijn geraakt in de televisiereportage, want anders zou dat de sereniteit aantasten, zeker omdat het om een hangend dossier gaat. Als we één ding kunnen leren uit de houding van de familie Van Espen, dan is het wel sereniteit en waardigheid. Deelname van speurders aan een reportage zou heel erg in contrast hebben gestaan met de houding die de familie tot nu toe heeft ingenomen.

Ik hoop dat u er in uw overleg op hamert dat dergelijke zaken – er zijn er meerdere – die voor assisen moeten komen, tijdig afgehandeld kunnen worden en geen verdere vertraging oplopen. De huidige crisis treft iedereen, maar een vertraging in assisenzaken wordt mogelijk een bijkomend bemoeilijkend aspect voor de betrokken families. Daarom hoop ik dat u zult vragen om een mooi schema uit te werken, zodat de dossiers zo goed mogelijk volgens de min of meer geplande timing, wat zo snel mogelijk betekent, voortgezet kunnen worden.

01.20 Zakia Khattabi (Ecolo-Groen): (…)

01.21 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame Khattabi, excusez-moi de vous interrompre, mais Mme la présidente aurait dû me donner la parole, il y a déjà plusieurs minutes.

La présidente: En effet. Je vous demande donc de bien vouloir m'excuser, madame Schlitz, et je vous donne immédiatement la parole.

01.22 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse, mais je ne vous ai pas demandé de me faire un cours sur la législation en la matière. Néanmoins, je l'ai eu. Merci.

En revanche, vous ne m'avez pas donné de réponses précises à mes questions, comme c'est le cas depuis plusieurs semaines. Déjà le 25 mars, avec ma collègue Jessika Soors, je vous écrivais un courrier à l'occasion duquel nous vous interrogions sur un certain nombre de sujets. Nous vous avons également interpellé, à différentes reprises en commission de la Justice, en vous posant des questions précises. Et nous n'avons toujours pas reçu de réponse. Je pense ici notamment à la question ayant trait à l'interdiction temporaire de résidence, instrument qui, à vous entendre, fonctionne durant la pandémie de COVID-19, alors que ce n'est pas le cas. Comme l'a rappelé encore récemment le procureur général, M. De Valkeneer, cet outil n'est pas ou extrêmement peu utilisé. Je vous ai d'ailleurs demandé des chiffres, lors de notre dernière réunion de commission, que je n'ai pas obtenus.

En outre, selon les dernières informations dont je dispose, la circulaire qui devait être révisée suite à l'évaluation n'est toujours pas d'application, ce qui pose problème. Je ne pense pas que cet outil permette de lutter contre les violences intrafamiliales.

Je ne peux pas entendre dire que l'arsenal législatif actuel est suffisant pour répondre aux problèmes liés à la crise que nous connaissons aujourd'hui. Il y a trois fois plus d'appels sur les lignes d'écoute et celles-ci sont saturées. De plus, votre collègue, M. De Crem, dit que la police fait également face à une augmentation des dossiers, tout comme c'est le cas au niveau de la justice. Des mesures doivent êtres prises par le gouvernement. Nous attendons donc que vous mettiez à disposition des moyens à la hauteur des enjeux.

En Espagne, un plan de lutte contre les violences a été mis en place, dès le début du confinement afin de répondre de façon adéquate à la situation. Force est de constater que la Belgique est encore une fois à la traîne à ce niveau. Je suppose que le déconfinement sera levé lorsque votre circulaire aura été adoptée, ce que je regrette beaucoup.

01.23 Philippe Pivin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Vous avez opportunément rappelé l'existence et surtout le contenu de l'arrêté n° 15 et les mesures destinées aux entreprises. Je vous ai également entendu dire que les présidents des tribunaux de l'entreprise ont été consultés et se sont organisés mais vous ne m'avez pas indiqué si votre intention était de renforcer leurs effectifs.

Si j'ai cité le président du tribunal de l'entreprise de Bruxelles, c'est précisément parce qu'il y a une quinzaine de jours ou trois semaines, il signalait qu'il était impossible de renforcer les procédures de réorganisation judiciaire avec l'effectif existant. J'aurais donc aimé savoir si votre intention était de rencontrer cette requête qu'ils formulent ou si vous les laissez s'organiser entre eux sans envisager de renforts.

01.24 Zakia Khattabi (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, ma question faisait suite aux déclarations de différents acteurs de la Justice dans la presse ces derniers jours. Des informations diverses circulent quant au moment du déconfinement dans les prisons ou dans les cours et tribunaux. J'avais l'espoir qu'à travers la réponse que vous pourriez m'apporter, les uns et les autres auraient une vision claire, en tout cas une perspective. C'est la perspective qui donne l'espoir et cela ferait en sorte qu'on arrête de faire circuler tout et n'importe quoi.

Qu'un plan de déconfinement soit en cours de route, j'en prends note et je comprends qu'il se déroulera en plusieurs phases. Vous dites que ce plan sera mené suivant les indications du CNS. Nous sommes des millions à suivre les conférences de presse après les réunions du CNS et chacun essaie de s'identifier à une des catégories visées en se demandant si on est concerné par le 4, le 11 ou le 18 mai. Les professionnels de la justice, comme les détenus et leurs familles, se demandent aussi dans quelle catégorie ils sont repris et par quelle date ils sont concernés.

Ici, vous ne donnez aucune date. Est-ce à dire que même d'ici le 18 mai, il n'y a aucune perspective? Je n'ai pas la réponse. Même si les choses ne sont pas précises, le fait de communiquer un timing permettrait de donner un peu d'espoir aux familles et aux détenus.

Nous avons entendu avec beaucoup de plaisir la première ministre évoquer la date du 10 mai pour des rencontres à quatre. À côté de cela, vous nous dites que les prisons sont bien équipées en gel et en masques. Les deux mis ensemble permettraient d'envisager une visite en prison, que ce soit l'avocat, des associations, etc.

En ce qui concerne ma question sur le gel et les masques, elle portait sur le plan de déconfinement et la perspective de la réouverture de certaines activités et pas sur la situation actuelle. La reprise de certaines activités, par exemple le sport, nécessitera plus de matériel que ce qu'il n'y a aujourd'hui. Au moment du déconfinement, sera-t-on en capacité de doter les prisons du matériel nécessaire? Il en faudra plus que ce qu'elles reçoivent aujourd'hui. Je suivrai l'évolution des choses avec beaucoup d'attention.

De voorzitter: Ik meen dat iedereen gerepliceerd heeft, dus wij kunnen dit actualiteitsdebat afsluiten.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

De vragen nrs. 55005428C, 55005429C, 55005431C en 55005460C van mevrouw Khattabi, de vragen nrs. 55005595C en 55005597C van mevrouw Van Vaerenbergh, en vraag nr. 55005760C van mevrouw Soors worden omgezet in schriftelijke vragen.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 20.30 uur.

La réunion publique de commission est levée à 20 h 30.