Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
du Mardi 26 mai 2020 Après-midi ______ |
van Dinsdag 26 mei 2020 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.39 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 39 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
01 Débat d'actualité sur le rôle des bourgmestres dans la crise du coronavirus et questions jointes de
- Cécile Thibaut à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le coronavirus et l'application des règles de déconfinement par les bourgmestres" (55006308C)
- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le rappel à l'ordre de bourgmestres trop zélés" (55006323C)
- Koen Metsu à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La lettre adressée aux gouverneurs concernant les actes posés par les bourgmestres" (55006329C)
- Eric Thiébaut à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le courrier des gouverneurs relatif aux ordonnances prises par les bourgmestres face au COVID-19" (55006348C)
- Eric Thiébaut à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La pandémie de COVID-19 et le soutien fédéral à l'égard des communes dans la phase de déconfinement" (55006346C)
- Sophie Rohonyi à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le port du masque dans l’espace public" (55006379C)
- Julie Chanson à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le port du masque obligatoire à Pepinster" (55006407C)
- Julie Chanson à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les sanctions liées au non-port du masque à Pepinster" (55006413C)
01 Actualiteitsdebat over de rol van de burgemeesters in de coronacrisis en samengevoegde vragen van
- Cécile Thibaut aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "COVID-19 en de toepassing van de exitstrategie door de burgemeesters" (55006308C)
- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het terugfluiten van overijverige burgemeesters" (55006323C)
- Koen Metsu aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De brief aan de gouverneurs m.b.t. het handelen van burgemeesters" (55006329C)
- Eric Thiébaut aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De brief van de gouverneurs m.b.t. de door burgemeesters uitgevaardigde coronaverordeningen" (55006348C)
- Eric Thiébaut aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De COVID-19-pandemie en de federale steun voor de gemeenten in de exitfase" (55006346C)
- Sophie Rohonyi aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het dragen van een mondmasker in de openbare ruimte" (55006379C)
- Julie Chanson aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De verplichting om een mondmasker te dragen in de gemeente Pepinster" (55006407C)
- Julie Chanson aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De sancties wegens het niet dragen van een mondmasker in Pepinster" (55006413C)
01.01 Cécile Thibaut (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question concerne l'application des mesures sanitaires prises par le Conseil national de sécurité (CNS) ainsi que le rôle des bourgmestres.
À cet égard, je tiens à féliciter les bourgmestres, eux qui, depuis le début de la crise, sont sur le terrain et adaptent des décisions dont ils n'ont parfois pris connaissance que la veille.
Certains bourgmestres appliquent des règles qui vont au-delà de celles prescrites par le CNS, telles que le port obligatoire du masque. Vous avez d’ailleurs récemment appelé les gouverneurs à ramener ces bourgmestres à la raison. Cette disposition vaut uniquement pour la Flandre car, en Wallonie, seul le ministre des Pouvoirs locaux peut casser un tel acte administratif. Par ailleurs, nous savons tous que les sanctions judiciaires et administratives seront difficilement applicables, faute de base légale. Elles risquent dès lors d'être contre-productives et de déforcer les mesures prises par le CNS.
Monsieur le ministre, si les gouverneurs en Wallonie ne sont pas compétents pour casser une ordonnance de police, avez-vous pris contact avec le ministre des Pouvoirs locaux wallon? Le cas échéant, comptez-vous introduire un recours au Conseil d’État contre ces mesures? Les sanctions administratives et judiciaires peuvent-elles être appliquées dans ce cadre élargi?
01.02 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, wij lazen dat u de hulp inriep van de gouverneurs om burgemeesters die de voorbije weken te strenge beperkingen oplegden, terug te fluiten. Die burgemeesters gingen verder dan de beperkingen die de Nationale Veiligheidsraad en het daaropvolgende ministerieel besluit oplegden.
De gouverneurs vroegen aan de burgemeesters om op hun stappen terug te keren. Dat weigerden ze evenwel. Mevrouw Thibaut heeft al uitgelegd waarom.
Ik begrijp dat niet goed. Burgemeester zijnde, ben ik van mening dat de ministeriële besluiten toepassen en naar het lokale niveau vertalen perfect kan gebeuren in overleg met de korpschefs en met een beetje gezond verstand. Ik heb mij altijd gehouden aan de ministeriële besluiten en heb niet nog strengere maatregelen opgelegd of maatregelen versoepeld. Ik lees immers ook soms dat bepaalde burgemeesters maatregelen willen versoepelen die in het ministerieel besluit staan. Dat kan niet. De hiërarchie moet in de huidige tijden van coronacrisis worden gevolgd.
Daarom heb ik de hiernavolgende vragen.
Kunt u bevestigen dat de gouverneurs, onder andere de gouverneur van Namen, de burgemeesters opriepen de ordonnanties terug te fluiten? Laat de wet de burgemeesters toe dat te doen?
Kunt u een overzicht geven van de problematische ordonnanties en strikte beperkingen?
Kunt u bevestigen dat de burgemeesters tot 22 mei 2020 de tijd kregen om de ordonnanties alsnog ongedaan te maken?
01.03 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, u bent zelf titelhoudend burgemeester. Ik beleef de huidige COVID-19-periode, net als de heer Vandenput, als zetelend burgemeester. De situatie is nog nooit zo uitdagend geweest als ze vandaag is en morgen zal zijn.
Ik spreek te persoonlijken titel wanneer ik zeg dat ik bijna dagelijks mijn hart vasthoud bij wat die dag alweer zal worden gecommuniceerd. Laat ons wel wezen: tijdens die befaamde persconferenties worden ook heel vaak verwachtingen gecreëerd. Na die verwachtingen komt heel vaak de verwarring, die dan lokaal moet worden opgelost. Het ene moment mag bezoek aan een woon-zorgcentrum wel; de dag nadien mag het bezoek aan het woon-zorgcentrum niet meer. De Aveve mag wel open; andere tuincentra mogen niet open. Een speeltuin mag niet open; een speeltuintje mag wel open. Een voedingskraam mag wel open als er geen andere voedingswinkels in de buurt zijn, maar definieer maar eens 'in de buurt'.
En dan is er nog de hele mondmaskersaga, waarbij federaal wordt aangekondigd dat iedereen een mondmasker krijgt. De verwachtingen bij de bewoners van onze steden en gemeenten zijn dus geschapen. Daarna komt de federale overheid enigszins op haar stappen terug en wordt een half mondmasker, namelijk de filter, afgeleverd. Uiteindelijk worden op federaal niveau dan toch mondmaskers besteld, waarop wij nog een maand zouden moeten wachten. Intussen heeft ieder lokaal bestuur ook dat probleem alweer opgelost en aan de verwachtingen van zijn burgers voldaan.
Wij zijn flexibel. Iedere keer opnieuw rechten wij onze rug. Wij zullen uw bondgenoot zijn, wij willen die kastanjes uit het vuur blijven halen. U mag op ons blijven rekenen.
De brief die werd gericht aan de gouverneurs kan ook worden gezien als wantrouwen, als een kaakslag voor bepaalde burgemeesters die in eer en geweten het ministerieel besluit, dat ook voor mij niet altijd even duidelijk is, lokaal willen toepassen en bespreken met hun korpschefs.
Als men dan zo op de vingers wordt getikt en hoort dat u het allemaal zult overnemen omdat de lokale besturen niet uniform of rechtlijnig ageren, dan spreek ik namens heel veel burgemeesters als ik zeg dat wij dat bijzonder jammer vinden.
Mijn enige vraag aan u is dus wat de bedoeling is geweest van die brief aan de gouverneurs.
01.04 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, je suis évidemment très bien au courant de ce courrier envoyé à tous les bourgmestres par les gouverneurs, puisque je suis bourgmestre moi-même et que je l'ai reçu. Comme d'autres intervenants l'ont dit juste avant moi, je dois vous avouer que ce courrier ne m'a pas fait plaisir, parce que depuis le début de la crise, les communes et les bourgmestres travaillent d'arrache-pied pour tenter d'endiguer cette pandémie. Ils avaient besoin de tout du fédéral, sauf de cette remontrance.
Quand on lit dans la presse des titres du genre "Le ministre De Crem rappelle à l'ordre les bourgmestres", on reçoit cela comme une gifle. Je pense que c'était particulièrement malvenu dans le contexte politique actuel et dans le contexte de cette crise de lutte contre le coronavirus.
Ce courrier appelle les bourgmestres à faire l'inventaire des arrêtés et des ordonnances qui sont pris en supplément des mesures prévues par arrêté ministériel suite aux décisions du Conseil national de sécurité.
En définitive, légalement, les bourgmestres peuvent prendre des mesures supplémentaires, même en situation de crise. Cette situation de crise est gérée par l'arrêté de 2019, qui prévoit qu'au-delà des mesures prises par le fédéral – qui a la main en cas de crise – les bourgmestres peuvent, en concertation avec les gouverneurs, prendre des mesures supplémentaires en fonction des spécificités locales de leur commune.
C'est ce qu'ont fait toute une série de bourgmestres. Mon collègue M. Metsu faisait référence à certains bourgmestres qui ont pris des arrêtés pour interdire les visites dans les homes. Cela a été fait à la demande des gestionnaires de homes. Il y a eu aussi, dans mon cas, des arrêtés pour couper certains chemins d'accès entre la France et la Belgique afin de permettre un meilleur contrôle policier. Cela a été mis en place à la demande de la zone de police, à la demande des chefs de corps.
Et puis, il y a cette problématique du masque. Il faut quand même bien avouer qu'une grande partie de la population ne comprend pas pourquoi le Conseil national de sécurité impose le port du masque dans une gare. Par exemple, si vous allez à la gare du Midi, qui est énorme, vous devez obligatoirement porter un masque. Mais si vous allez faire vos courses dans un supermarché où vous êtes en contact avec de l'alimentation, là, c'est simplement recommandé. Des bourgmestres ont donc été plus loin que cette disposition, comme cela leur était permis légalement.
Monsieur le ministre, entendez-vous prendre des actions contre ces ordonnances et ces arrêtés critiqués? Comment envisagez-vous l'autonomie communale dans les circonstances actuelles? Si vous deviez considérer finalement que les bourgmestres n'ont d'autre rôle que d'appliquer sans adaptation aux réalités locales les mesures fédérales, entendez-vous aussi les dégager de leur responsabilité pénale en cas d'impossibilité d'appliquer ces mesures, et la prendre à votre propre charge?
Je pose ma deuxième question dans la foulée. Monsieur le ministre, vous avez pris tout récemment un arrêté faisant évoluer l'arrêté ministériel du 18 mars 2020 en vue d'un déconfinement progressif.
De nombreuses mesures sont édictées dans ce document et concernent notamment les marchés et les commerces, la réouverture d'institutions muséales, mais aussi la distanciation sociale aux emplacements de stationnement. Elles sont compréhensibles sur le plan des principes, mais difficilement transposables telles quelles vu la variété de leurs champs d'application. Elles ont été prises sans concertation avec les autorités locales et demandent, de surcroît, des moyens importants pour en garantir le respect.
Or, rappelons-le, les bourgmestres sont responsables pénalement – en leur nom propre – des mesures prises pour garantir la sécurité des citoyens. Vous comprendrez donc que ces mesures ont provoqué un certain émoi parmi les bourgmestres de ce pays – un émoi qui fut même exprimé dans un courrier que certains d'entre eux vous ont adressé.
J'ajouterai que ces dispositions confortent le sentiment de nombreux municipalistes d'être livrés à leur sort quant à l'application des mesures prises par le fédéral dans une période difficile. En outre, la presse a pu montrer récemment la charge financière importante qui est renvoyée aux communes dans la gestion de la crise, notamment pour la fourniture des masques.
Monsieur le ministre, pouvez-vous nous dire quelles suites ont été réservées au courrier des bourgmestres? Plus concrètement, des mesures de concertation sont-elles désormais prises par votre cabinet pour s'assurer que les décisions soient en phase avec les réalités du terrain? Enfin, des moyens particuliers sont-ils débloqués pour venir en aide aux bourgmestres et aux collectivités locales?
01.05 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le président, je trépigne tellement d'impatience d'obtenir des réponses de M. le ministre que je vais renvoyer au texte de ma question.
Monsieur le Ministre, dans plusieurs
communes belges, les bourgmestres ont décidé de rendre le port du masque
obligatoire dans tous les lieux publics confinés, comme les magasins, alors que
le CNS ne recommande que vivement le port du masque.
C’est ainsi que vous avez demandé aux
gouverneurs de province de rappeler à l’ordre les bourgmestres qui ont pris ces
dernières semaines des ordonnances imposant le port du masque obligatoire dans
l’espace public, les ordonnances non-conformes devant être retirées au plus
vite.
Cette demande a suscité la colère du
mouvement Take Care of Care, pour qui votre intervention est non seulement
inopportune mais également dangereuse.
Inopportune car en porte-à-faux avec le
communiqué du gouvernement qui présente le port du masque comme une protection
supplémentaire, en particulier dans les espaces où la distanciation physique
est difficile à observer, comme les commerces et les artères commerçantes.
Dangereuse car interdire le port du masque
obligatoire dans l’espace public est de nature à augmenter la transmission de
la maladie et donc d’entraîner le décès de citoyens que vous êtes censé
protéger.
De leur côté, les 19 bourgmestres bruxellois
vous ont demandé de clarifier la position du fédéral quant au port du masque,
estimant - à raison - que le port du masque “vivement recommandé” ne constitue
pas un message clair à même de permettre aux citoyens de tous se protéger
correctement les uns les autres.
En conséquence, Monsieur le Ministre
pouvez-vous me faire savoir:
•si vous considérez que la sécurité
sanitaire est assurée en dépit de cette mesure de cette simple recommandation
du port du masque dans les commerces?
•si une évaluation rapide de la situation
pourra être réalisée, laquelle pourra aboutir à une imposition du port du
masque dans tous les commerces et dans d’autres espaces publics, et donc à une
application uniforme des règles partout dans le pays?
•Une révision des consignes concernant le
masque est-elle à l’ordre du jour du prochain CNS, étant entendu qu’un message
clair devrait intervenir dès que possible?
•Quelle réponse allez-vous adresser aux
bourgmestres bruxellois, mais aussi aux nombreux autres bourgmestres qui ont
imposé le masque dans leur commune ou une partie de celle-ci?
01.06 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik zal nu de diverse vragen beantwoorden die u hebt gesteld met betrekking tot het ministerieel schrijven inzake het beheer en de opvolging van de federale fase van de bestrijding van de COVID-19-pandemie.
Op 9 mei 2020 ontving ik van de Waalse minister-president, de heer Elio Di Rupo, de vraag om de gouverneurs duidelijk te instrueren toe te zien op de naleving van de federale maatregelen. Ook van de minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de heer Vervoort, ontving ik een gelijkaardig signaal.
Deze vragen kunnen worden gesitueerd in het kader van lokale besturen die occasioneel bestuurlijke maatregelen nemen die indruisen tegen de federale maatregelen. Voorbeelden zijn de verplichte dracht van mondmaskers in bepaalde delen van een stad en het toelaten van kleinschalige evenementen onder bepaalde voorwaarden.
Al van bij de afkondiging van de federale fase is gesteld dat de coördinatie en het beheer van de crisis op het federale niveau gebeuren en dat de genomen maatregelen op een uniforme en coherente manier over het hele grondgebied uitgevoerd moeten worden. Om de eenduidige toepassing van de maatregelen te verzekeren heb ik reeds van in het begin van de federale fase het initiatief genomen om de gouverneurs, als commissaris van de federale regering, te betrekken bij de coördinatie en het beheer van de crisis.
Zo werden ondertussen reeds 35 overlegmomenten georganiseerd met de provinciegouverneurs, de Hoge Ambtenaar van Brussel en de minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zodat zij op hun beurt de acties kunnen coördineren op gemeentelijk niveau. Dit overleg is, net als het overleg tussen de gouverneurs en de burgemeesters, gebaseerd op wederkerigheid. Ook gemeentebesturen kunnen met andere woorden via de gouverneur om verduidelijking vragen of suggesties doen ten aanzien van de strategische en beleidsorganen. Het Nationaal Crisiscentrum werd aangeduid om deze informatie te stroomlijnen en bereidt de eventuele beslissingen voor.
De Nationale Veiligheidsraad van 13 mei 2020 heeft beslist om de gouverneurs uitdrukkelijk te wijzen op het belang van de uniforme en coherente toepassing van de coronamaatregelen op het hele grondgebied van ons land.
Par conséquent, un courrier daté du 15 mai 2020 a été adressé aux différents gouverneurs pour leur demander de veiller au respect des dispositions de l’arrêté ministériel du 26 mars 2020, lesquelles découlent des décisions du Conseil national de sécurité prises sur avis du GEES.
Il a été clairement établi que les gouverneurs
doivent agir sur la base du modèle de collaboration que nous préconisons. En
cas de prétendue incompatibilité entre un acte administratif local et une
mesure fédérale, le gouverneur doit, en premier lieu, jouer son rôle de
médiateur vis-à-vis de l’administration locale. Si une
administration locale estime qu’une réglementation dérogatoire est nécessaire,
une concertation peut avoir lieu avec les services fédéraux, toujours par
l’intermédiaire du gouverneur.
À terme, il
est également possible de recourir aux dispositions de contrôle qui sont
réglementées de manière distincte dans les différentes Régions de notre pays.
Ce n’est qu’en Flandre que les gouverneurs sont autorisés à annuler une
décision prise par un bourgmestre dans le cadre du contrôle administratif. Dans
les autres Régions, une intervention du gouvernement régional est nécessaire.
Dans la Région de Bruxelles-Capitale et la Communauté germanophone, une
possibilité de suspension est également prévue, en plus de la possibilité
d’annulation. Une analyse juridique concernant la surveillance administrative
a, pour cette raison, également été ajoutée en annexe du courrier ministériel.
Étant donné
que les questions ont initialement été posées par la Région de
Bruxelles-Capitale et la Région wallonne – et compte tenu de la demande
explicite du Conseil national de sécurité, en présence des
ministres-présidents –, j’ose supposer que les gouvernements régionaux
joueront aussi pleinement leur rôle dans le cadre de l’exercice du contrôle administratif.
Je signale
en passant que mes services sont disponibles jour et nuit pour répondre aux
questions relatives à l’application des différentes mesures. La FAQ fournit
également des réponses aux questions fréquemment posées. Je comprends,
néanmoins, qu’il ne soit pas toujours facile pour les différentes
administrations d’en assurer l’application. Les mesures évoluent rapidement et
requièrent un grand engagement et une grande flexibilité de la part de nos
administrations locales et de nos bourgmestres.
Malgré la
lassitude qui peut éventuellement s’installer au sein des administrations, je
demande à ce que le ratio legis de nos décisions, à savoir la
protection de la santé publique par le biais de la lutte contre la propagation
du virus, soit pris en considération lors de la mise en œuvre des différentes
mesures. Cela ne se limite pas uniquement au strict respect des mesures, il
s’agit tout autant d’un appel au bon sens. Pour toute clarté et en conclusion,
il s'agit ici d'une circulaire décidée par le Conseil national de sécurité.
Je tenais à souligner tous ces éléments de réponse et d'intervention, monsieur le président.
01.07 Cécile Thibaut (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'entends le rôle important de médiateur que doivent jouer les gouverneurs. Je pense qu'ils le font bien et qu'ils sont aussi sur le grill depuis le début de la crise.
Je regrette juste de ne pas avoir obtenu de réponse par rapport à la validité des sanctions administratives ou judiciaires qui peuvent être infligées dans ce cadre légal. En effet, le port du masque ne se trouve pas dans les lois SAC. Il est donc dommage que je n'aie pas reçu de réponse.
01.08 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik herhaal nog eens dat er in deze uitzonderlijke tijden uitzonderlijke maatregelen nodig zijn. De ministeriële besluiten zijn genomen met volheid van verstand na goede adviezen. Ik vind het goed om die toe te passen.
Over de communicatie kan altijd gediscussieerd worden, maar ik vind dat de gouverneurs en de burgemeesters met die besluiten op het terrein aan de slag kunnen, waardoor zij de orde konden handhaven en controleren. Volgens mij is dat nodig en zal dat nodig blijven. Elke afwijking daarvan, toegestaan door lokale burgemeesters of anderen, valt eigenlijk niet goed te praten.
01.09 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, merci pour vos réponses, même si je regrette que certaines questions essentielles soient restées sans réponse.
Tout d'abord, les bourgmestres qui ont imposé le port du masque dans certaines circonstances étaient parfaitement dans leur droit. En effet, votre arrêté ministériel précise bien que le port du masque est vivement recommandé dans les circonstances où la distanciation sociale n'est pas possible. C'est précisément le cas dans certains commerces et artères commerçantes. De ce fait, les arrêtés de police qui ont été pris ne visent pas à remplacer votre arrêté ministériel mais à le compléter. Seul, votre arrêté ministériel laissait les citoyens, et en particulier les commerçants, dans un flou. Par ces arrêtés de police pris dans les communes, le flou a enfin pu être clarifié vis-à-vis des commerçants notamment. Ce flou n'est que temporaire. C'est la raison pour laquelle les 19 bourgmestres bruxellois vous ont appelé à clarifier votre position. C'est l'une des questions restées sans réponse.
J'estime donc que les bourgmestres ont pris leurs responsabilités là où vous avez préféré refiler la patate chaude aux gouverneurs de province en leur demandant d'exercer la tutelle sur les communes. Sauf que l'article 7, paragraphe 1er, alinéa 2 de la loi spéciale de réforme institutionnelle du 8 août 1980 est très clair car il vous laisse la possibilité d'exercer votre tutelle pour ce qui concerne les compétences relevant du fédéral et notamment, dans le cadre de la gestion d'une crise sanitaire.
Je regrette donc vraiment que vous n'ayez pas pris vos responsabilités par rapport à cela et que vous ne daignez pas clarifier la position du fédéral. Imposer le port du masque lorsque le respect de la distanciation sociale n'est pas possible simplifierait la vie de tous et permettrait aux citoyens de se protéger correctement. C'est l'objectif que nous devons tous poursuivre aujourd'hui. Je vous remercie.
01.10 Pieter De Crem, ministre: Je tiens quand même à répondre brièvement. Si les commerçants ne sont pas en mesure de respecter la distanciation, ils doivent fermer. Cela leur incombe directement. Si vous insistez sur des contrôles supplémentaires, aucun problème, nous les effectuerons.
Donc, si un commerçant – un boulanger, un épicier, un boucher, etc. – ne veut pas ou ne sait pas respecter la législation sur la distanciation, il doit fermer. C'est simple!
01.11 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je ne pense pas que vous vous rendez compte du nombre de commerces qui se trouvent dans cette situation.
01.12 Pieter De Crem, ministre: Ma problématique, c'est que tout commerçant est censé respecter la législation, comme tout citoyen. S'il ne le fait pas, il n'est pas en mesure d'ouvrir et doit fermer.
01.13 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, dans les transports en commun également, la distanciation physique n'est pas possible à respecter et c'est précisément pour cela qu'on a prévu l'obligation du port du masque.
01.14 Pieter De Crem, ministre: Il s'agit là d'une disposition légale obligatoire.
01.15 Sophie Rohonyi (DéFI): On a rendu le port du masque obligatoire car on sait que, dans ces circonstances, la distance physique n'est pas possible à respecter. C'est la même chose pour les commerces. Pourquoi ne pas avoir pris la même mesure pour les commerces?
01.16 Pieter De Crem, ministre: Les décisions ont été prises sur la base des avis du GEES que vous chérissez tant. Ce sont donc les membres du GEES qui ont décidé qu'il n'était pas nécessaire d'imposer le port obligatoire du masque. Ils ont bien insisté sur le fait que tout le monde doit créer les conditions pour respecter la distanciation d'un mètre et demi. Ceux qui ne sont pas en mesure de le faire ne sont donc pas censés ouvrir. C'est simple!
01.17 Sophie Rohonyi (DéFI): C'est pour cela que je vous ai aussi posé la question de savoir si cette recommandation allait pouvoir être évaluée.
Comme cela fait aujourd'hui deux semaines que les commerces ont pu rouvrir, on est par conséquent apte à évaluer la mesure, d'autant plus que la grande majorité des commerces ne peut pas observer cette distanciation physique. Et, de ce fait, le port du masque peut être une mesure complémentaire utile. Mais vous n'avez pas répondu non plus à cette question. Je le regrette.
01.18 Pieter De Crem, ministre: Je vais demander l'évaluation permanente des membres du GEES. Jusqu'ici, leur évaluation est défavorable pour le port obligatoire du masque. Vous avez sans doute quelques amis dans l'enceinte du GEES. Informez-les et posez-leur la question.
01.19 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor de antwoorden.
Een ministerieel besluit is noodzakelijk. Ik hoef u er niet aan te herinneren dat de lokale politici en hun administraties altijd heel flexibel en wendbaar zijn. We zijn dat geweest en zullen dat ook blijven. We moeten dat ook zijn.
We zitten ondertussen aan FAQ 13 of 14, ik ben even de tel kwijt. Ik hoor zeggen dat 15 al op komst is. Wij moeten week na week mee evolueren en wij doen dat ook, maar we kunnen niet ontkennen dat bepaalde zaken in het MB soms voor interpretatie vatbaar zijn. Ik heb er net vijf of zes opgesomd.
Uw brief aan de gouverneurs en de boodschap van de gouverneurs aan de burgemeesters kwamen een beetje ongelukkig: terwijl iedereen zich uit de naad werkt en het beste voor zijn of haar stad of gemeente wil, leek het alsof wij op de vingers getikt zouden worden. Nochtans proberen wij net orde te krijgen in de chaos van de epidemie. Die bekommernis wou ik meegeven.
01.20 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, je n'avais pas l'intention de répliquer.
Cependant, un petit problème a été évoqué par ma collègue et je dois vous avouer qu'une question me taraude depuis un certain temps. En effet, je ne comprends pas pourquoi la distanciation sociale peut être respectée dans les magasins et pas dans les gares. Ce faisant, le port du masque est exigé dans ces dernières et non dans les magasins.
Pouvez-vous me dire ce qui explique scientifiquement cette différence d'appréciation alors que, finalement, il s'agit, dans les deux cas, de personnes qui se croisent dans des lieux publics? Vous me direz qu'un magasin n'est pas un lieu public, mais c'est quand même un lieu où les gens peuvent se croiser et entrer en contact. Expliquez-moi pourquoi, dans les gares, la distanciation sociale ne suffit pas alors que c'est le cas dans les magasins!
01.21 Pieter De Crem, ministre: Pour répondre à votre question, je dirai, tout d'abord, que certaines personnes sont obligées d'emprunter les transports publics pour se rendre à l'école ou au travail. Ensuite, pour ce qui concerne les magasins, ces derniers peuvent ouvrir, mais ce n'est pas une obligation. Enfin, les dispositions en question ont été approuvées par des membres de votre courant politique qui se trouvaient autour de la table.
01.22 Éric Thiébaut (PS): Non!
01.23 Pieter De Crem, ministre: Si!
01.24 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, les dispositions prises sont le résultat d'un consensus. Je sais très bien que les avis des personnes réunies autour de la table n'étaient pas unanimes. Un consensus a évidemment été trouvé. Mais tous les intervenants n'avaient pas nécessairement le même avis sur le sujet.
01.25 Pieter De Crem, ministre: Oui, mais il ne faut pas "pousser bobonne dans les orties"! Le ministre-président de la Région de Bruxelles-Capitale tout comme le ministre-président de la Région wallonne étaient présents.
01.26 Éric Thiébaut (PS): Et autour de cette table, tout le monde était d'accord au sujet de l'ouverture des écoles! C'est bien connu!
01.27 Pieter De Crem, ministre: Apparemment, il n'y avait pas de désaccord sur le port du masque et les conditions qui ont été fixées.
01.28 Éric Thiébaut (PS): J'ai d'autres échos, monsieur le ministre. Mais je ne me trouvais pas autour de la table.
01.29 Pieter De Crem, ministre: Pour ce qui me concerne, je suis simplement censé faire exécuter les décisions qui ont été prises.
01.30 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, vous me renvoyez vers des membres de mon parti qui étaient autour de cette table, mais vous ne répondez pas à ma question qui est simple: pourquoi avoir imposé le port du masque dans les gares et pas dans les magasins?
01.31 Pieter De Crem, ministre: Les magasins ne font pas l'objet d'une ouverture obligatoire.
01.32 Éric Thiébaut (PS): Les gens doivent quand même manger, monsieur le ministre!
01.33 Pieter De Crem, ministre: Nul n'est obligé d'aller dans les magasins où la distanciation n'est pas respectée. Le choix de s'y rendre est libre. C'est là toute la philosophie.
01.34 Éric Thiébaut (PS): Dans une gare, la distanciation ne peut pas être respectée. C'est une petite gare. Ce sont des cabines téléphoniques alors, monsieur le ministre!
01.35 Pieter De Crem, ministre: Non, je le répète. Des personnes, qui n'ont pas d'autre moyen, doivent prendre les transports publics pour se rendre dans les écoles ou sur les lieux de travail. C'est comme cela que les choses ont été conçues.
01.36 Éric Thiébaut (PS): Je ne trouve pas cela convaincant. Je suis désolé. Je pense ne pas être le seul.
01.37 Pieter De Crem, ministre: Adressez-vous aux interlocuteurs auxquels il convient de s'adresser!
01.38 Éric Thiébaut (PS): Vous imaginez bien que cela a été fait, de mon côté. Mais vous êtes ministre de l'Intérieur et je suis membre de la commission. Je m'adresse donc à vous.
01.39 Pieter De Crem, ministre: Je vous conseille de vous adresser au ministre-président que vous connaissez très bien Après approbation de cette mesure, il n'a émis aucun avis négatif.
01.40 Christophe Bombled (MR): Monsieur le ministre, le déclenchement de la phase fédérale de gestion de la crise a été une bonne chose. Elle a permis d'assurer une uniformité de décision sur l'ensemble du pays. Sans cela, les bourgmestres auraient continué à être livrés à eux-mêmes, à devoir prendre des décisions souvent très importantes, parce qu'elles concernent la santé des personnes, sans pouvoir se reposer sur l'avis d'experts au niveau médical, avec le risque évident de prendre des décisions inappropriées.
Je suis un grand défenseur de l'autonomie communale. Je suis moi-même bourgmestre depuis un peu plus de treize ans. Mais lorsque la phase fédérale de gestion de crise est enclenchée, le bon sens est de faire appliquer les mesures recommandées ou imposées, qui sont fixées dans un arrêté ministériel. Nous ne sommes pas dans un concours où l'on doit désigner le bourgmestre de l'année, qui serait celui qui aurait pris les mesures les plus restrictives par rapport à la gestion de la crise sanitaire. Au contraire, n'ajoutons pas de la confusion à la difficulté. Voilà ce que je tenais à vous dire.
01.41 Caroline Taquin (MR): Monsieur le président, pour appuyer ce que vient de dire mon collègue Christophe Bombled, je tiens à souligner que chaque bourgmestre a pris des décisions dans le bon sens, en fonction de ses réalités du terrain. Il n'est dès lors pas question pour le MR de pointer du doigt l'une ou l'autre personne dans sa fonction.
Toutefois, une mesure plus restrictive prise dans une commune environnante alourdit et complique le travail du bourgmestre qui respecte à la lettre les termes de l'arrêté ministériel. Ainsi, l'arrêté ministériel dispose notamment que les fleuristes doivent rester fermés. Si un bourgmestre d'une commune autorise l'ouverture des fleuristes dans sa commune, le bourgmestre respectueux de l'arrêté ministériel devra, pendant plusieurs jours, se justifier auprès des fleuristes de sa commune, qui le considéreront comme un mauvais bourgmestre.
Autre exemple: alors que l'arrêté ministériel précise clairement que les cours doivent reprendre dans les écoles, une commune annonce que toutes ses écoles resteront fermées. La même situation va alors se produire: pendant des jours, voire des semaines, le bourgmestre qui applique les dispositions de l'arrêté devra se justifier auprès des enseignants, des parents et parfois même des enfants.
Comme vous pouvez le voir, l'adoption de mesures qui vont au-delà de ce que prévoit l'arrêté ministériel peut donner lieu à des situations compliquées. Monsieur le ministre, vous avez vous-même reconnu qu'il n'avait pas été facile pour les bourgmestres de faire respecter ces règles, et encore moins pour les services de police sur le terrain.
J'en reviens à présent au sujet qui suscite le plus de réactions, à savoir celui des masques. Étant députée au sein de la commission de la Santé, j'attire l'attention sur le fait que ce n'est pas le masque qui protège le plus le citoyen face à la propagation du virus, mais bien les gestes barrières.
Les gestes barrières restent les gestes à appliquer pour garantir que cette propagation n'aura pas lieu, à savoir limiter les contacts, sortir quand c'est utile et nécessaire, garder une distanciation sociale de un mètre et demi et appliquer strictement les mesures d'hygiène. Il faut veiller dans les échanges à ne pas de nouveau relancer un mauvais message aux citoyens. Je vous remercie de m'avoir écoutée.
L'incident est clos.
02 Actualiteitsdebat over COVID-19 en toegevoegde vragen van
- Joy Donné aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De politiecontrole vanaf 11 mei" (55005911C)
- Yngvild Ingels aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De methodologie voor debriefings bij noodsituaties en de 'lessons learned'" (55006030C)
- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het KB over de compensatie inzake woon-werkverkeer vanaf 18 maart tot het einde van de coronacrisis" (55006054C)
- Philippe Pivin aan Philippe Goffin (Buitenlandse Zaken en Defensie) over "De COVID-19-pandemie en de intra-Europese verplaatsingen" (55006064C)
- Franky Demon aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Grensstraten" (55006065C)
- Eric Thiébaut aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De terugbetaling van het woon-werkverkeer voor de leden van de hulpdiensten en de federale politie" (55006068C)
- Joy Donné aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De gevolgen van de coronacrisis voor koppels waarvan een partner in het buitenland woont" (55006070C)
- Koen Metsu aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De tweede verblijven in binnen- en buitenland tijdens de coronacrisis" (55006072C)
- Koen Metsu aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het verhoogde risico op radicalisering tijdens de lockdown" (55006110C)
- Josy Arens aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De terugbetaling van de kosten voor woon-werkverkeer met de auto" (55006121C)
- Anneleen Van Bossuyt aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het toeristenpakket van de Europese Commissie en de heropening van de grenzen" (55006135C)
- Gaby Colebunders aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het onvoldoende systematisch testen in de hulpverleningszones" (55006200C)
- Ludivine Dedonder aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De maatregelen betreffende de opening van de winkels" (55006301C)
- Ortwin Depoortere aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het gedogen van straatfeesten in Sint-Gillis ondanks de coronamaatregelen" (55006310C)
- Laurence Zanchetta aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De situatie van de gezinnen en families waarvan er leden over de grens wonen" (55006315C)
- Laurence Zanchetta aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De klachten inzake de niet-naleving van de uitspraken van de familierechtbank" (55006316C)
- Laurence Zanchetta aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De behandeling van klachten na de lockdown" (55006317C)
- Kattrin Jadin aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De onderhandelingen over de opening van de grenzen" (55006320C)
- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De aanpak van de problematiek van de transmigranten tijdens de coronacrisis" (55006322C)
- Kris Verduyckt aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De stand van zaken met betrekking tot het grensverkeer tijdens de coronacrisis" (55006333C)
- Daniel Senesael aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De toepassing van het KB van 22 april 2020 bij de FOD Binnenlandse Zaken" (55006387C)
- Gaby Colebunders aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De handhaving van de coronamaatregelen en het bedrag van de boetes" (55006388C)
- Gaby Colebunders aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De heropening van de grenzen met de buurlanden" (55006390C)
- Gaby Colebunders aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De aangiften per video bij de politie tijdens en na de coronacrisis" (55006394C)
- Eric Thiébaut aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De uitspraken van de minister met betrekking tot een eventuele tweede besmettingsgolf" (55006405C)
- Caroline Taquin aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Een eventuele tweede besmettingsgolf en de politiesterkte voor de controle van de maatregelen" (55006414C)
- Vraag van Josy Arens aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De situatie aan de grenzen" (55006450C)
02 Débat d'actualité sur le COVID-19 et questions jointes de
- Joy Donné à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le contrôle policier à partir du 11 mai" (55005911C)
- Yngvild Ingels à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La méthodologie pour les débriefs lors de situations d'urgence et les leçons tirées" (55006030C)
- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'AR sur la compensation pour les déplacements domicile-travail du 18/03 à la fin de la crise corona" (55006054C)
- Philippe Pivin à Philippe Goffin (Affaires étrangères et Défense) sur "La pandémie du COVID-19 et les déplacements intra-européens" (55006064C)
- Franky Demon à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les rues frontalières" (55006065C)
- Eric Thiébaut à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'extension du remboursement des trajets au personnel des services de secours et la police fédérale" (55006068C)
- Joy Donné à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La situation des couples dont l'un des partenaires vit à l'étranger en période de coronavirus" (55006070C)
- Koen Metsu à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les secondes résidences en Belgique et à l'étranger pendant la crise du coronavirus" (55006072C)
- Koen Metsu à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le risque accru de radicalisation en période de confinement" (55006110C)
- Josy Arens à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le remboursement des frais de déplacement en voiture entre le domicile et le travail" (55006121C)
- Anneleen Van Bossuyt à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le paquet Tourisme de la Commission européenne et la réouverture des frontières" (55006135C)
- Gaby Colebunders à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le manque de dépistage systématique dans les zones de secours" (55006200C)
- Ludivine Dedonder à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les mesures concernant l'ouverture des commerces" (55006301C)
- Ortwin Depoortere à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La tolérance, malgré les mesures corona, face aux fêtes dans la rue à Saint-Gilles" (55006310C)
- Laurence Zanchetta à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La situation des familles transfrontalières" (55006315C)
- Laurence Zanchetta à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les plaintes relatives au non-respect des jugements du tribunal de la famille" (55006316C)
- Laurence Zanchetta à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La gestion des dépôts de plaintes après le confinement" (55006317C)
- Kattrin Jadin à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les négociations en vue d’une ouverture des frontières" (55006320C)
- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La gestion de la problématique des migrants en transit pendant la crise du coronavirus" (55006322C)
- Kris Verduyckt à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La situation en ce qui concerne le trafic transfrontalier pendant la crise du coronavirus" (55006333C)
- Daniel Senesael à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L’application de l’arrêté royal du 22 avril 2020 en ce qui concerne le SPF Intérieur" (55006387C)
- Gaby Colebunders à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le respect des mesures contre le coronavirus et le montant des amendes" (55006388C)
- Gaby Colebunders à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La réouverture des frontières avec les pays voisins" (55006390C)
- Gaby Colebunders à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les déclarations à la police par vidéo pendant et après la crise du coronavirus" (55006394C)
- Eric Thiébaut à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les déclarations du ministre concernant une éventuelle deuxième vague" (55006405C)
- Caroline Taquin à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'éventualité d'une deuxième vague et l'effectif policier dédié au contrôle des mesures" (55006414C)
- Josy Arens à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le point sur la situation aux frontières" (55006450C)
De voorzitter: Collega's, mag ik u er attent op maken dat er 27 vragen voor het actualiteitsdebat geagendeerd staan. Als iedereen zijn vraag stelt, zijn we een uur later. De minister moet dan naar het kernkabinet.
02.01 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik heb een kwartier meer tijd gevraagd.
De voorzitter: Als we die werkwijze toepassen, zal er nog een kwartier tijd zijn voor het antwoord van de minister maar zeker geen tijd voor de replieken. Daarom stel ik voor dat we de werkwijze van de vorige vergadering hanteren. De minister geeft zijn voorbereide antwoorden op de vragen, waarna iedereen kan repliceren.
Als iedereen het daarmee eens is, geef ik eerst het woord aan de minister.
02.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, j'aimerais poser une question préliminaire. Certains membres ont introduit une question, mais n'assistent pas à la présente réunion. Pour le bon travail de la commission, dois-je répondre à toutes les questions? Oui? C'est très bien.
Zoals steeds zal ik een globaal antwoord op
de diverse vragen verstrekken. Wie gedetailleerde en cijfermatige informatie
nodig heeft, stelt daarover best een schriftelijke vraag. U krijgt daarop heel
spoedig een antwoord, zoals collega's die dat vroeger reeds hebben gedaan,
kunnen getuigen.
Aangezien
de politie- en hulpdiensten, op wiens kennis en expertise ik een beroep moet
doen om u de gevraagde informatie aan te leveren, zich vandaag nog steeds
prioritair op hun kernactiviteiten op het terrein moeten focussen, kan het zijn
dat antwoorden op schriftelijke vragen wel enige vertraging oplopen.
Collega Donné had een vraag over de
politiecontroles vanaf de fase vanaf 11 mei in de exitplanning. Zoals ik al meermaals heb
aangegeven, worden de operationele richtlijnen van de taskforce Geïntegreerde
Politie permanent geactualiseerd en/of aangevuld op basis van de reglementaire
werkzaamheden van de regering. Die ondersteunen
een uniform politieoptreden over het hele grondgebied en staan ter beschikking
van de politieman of -vrouw op het terrein.
In navolging
van de publicatie van het MB van 8 mei 2020 houdende wijziging van het MB
van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van
het coronavirus COVID-19 te beperken en van een update van de FAQ van het
Nationaal Crisiscentrum, werden de operationele richtlijnen voor de
geïntegreerde politie bijgevolg tijdelijk aangepast. Ik beklemtoon dat de
handhaving van de maatregelen een gedeelde verantwoordelijkheid is. Ik denk
hierbij niet alleen aan de burger en aan de politiediensten, maar ook aan alle
werkgevers en eigenaars van handelszaken.
De toegang
tot winkelcentra, winkelstraten en bijhorende parkeergarages wordt door de
bevoegde gemeentelijke autoriteiten zodanig georganiseerd dat de regels inzake
sociale afstand in acht kunnen worden genomen. De politie is ook extra aanwezig
in de buurt van winkels, met crowd management als opdracht. De controle
van de verplaatsingen, met verruimde rechtvaardigingsgronden, werd ingebed in
de reguliere werking door bijvoorbeeld het uitvoeren van alcohol- of
anti-inbraakcontroles. Wanneer de politie met andere woorden een controle in
het kader van haar reguliere werking op een voertuig uitvoert, zal zij
bijkomend ook aandacht hebben voor de maatregelen die nageleefd moeten worden
inzake COVID-19.
Collega
Ingels stelde een vraag omtrent de methodologie voor de debriefing in
noodsituaties en de lessons learned. De studie van de KUL waarnaar zij verwijst, is
ondertussen bijna tien jaar oud en het crisisbeheer evenals het crisiscentrum
hebben in die periode een hele gedaantewisseling ondergaan. De herziening van
noodplannen, actiefiches en procedures is een continu proces, waar mijn
diensten volop mee bezig waren, nog vóór de COVID-19-crisis losbarstte. Er werd
in die periode ook volop ingezet op modernisering en digitalisering. Die
inspanningen zullen na de crisis onverwijld worden voortgezet.
Het beheer van de huidige federale fase maakt
deel uit van een continue evaluatie. Zoals wordt bepaald door de volmachtenwet
van 27 maart 2020, brengt de regering de voorzitter van de Kamer op de
hoogte van alle besluiten. Bovendien brengt de regering periodiek verslag uit
aan de Kamer.
Na de crisis van de aanslagen van maart 2016, die eveneens met de
afkondiging van een federale fase werd beheerd, werd een parlementaire
onderzoekscommissie opgericht. Als dat ook in dit geval gebeurt, zullen mijn
diensten hieraan uiteraard de nodige ondersteuning en hun volledige medewerking
verlenen.
Wat de
diensten van de FOD Binnenlandse Zaken betreft, zal, eveneens in navolging van
de aanslagen van 2016, ook een interne debriefing worden georganiseerd waarbij
gebruik zal worden gemaakt van de feedback van alle betrokken diensten en
gouverneurs om een globaal beeld te maken van het crisisbeheer.
Tot slot
zal, zoals bij elke andere crisis het geval is, op basis van de lessons
learned worden bekeken welke stappen ondernomen kunnen worden om
noodplannen en procedures te verbeteren. Daarbij zullen mijn diensten bekijken
of zij de bestaande noodplanning en de procedures moeten aanpassen of er een
nieuw deel aan een noodplan moeten worden toegevoegd.
Indien in
België wordt beslist tot het oprichten van een onafhankelijke onderzoeksraad
voor de veiligheid, is het in ieder geval belangrijk om onder meer te bepalen
of die raad al dan niet een ad-hocorgaan is, welke onderzoeksdaden die raad kan
stellen, welke de draagwijdte van zijn conclusies is en welke de verhouding is
tegenover een eventuele parlementaire onderzoekscommissie.
Chers collègues Vandenput, Thiébaut et Arens, vous m’avez posé des
questions sur le remboursement des frais de déplacement entre le domicile et le
travail.
Dans le cadre de la crise du COVID-19, il a été convenu au Comité B d’accorder aux membres du personnel de la fonction publique fédérale une intervention dans les frais de déplacement entre le domicile et le lieu habituel de travail, effectué en véhicule privé.
Ceci a été traduit dans l’article 4 de l’arrêté royal du 22 avril 2020 portant des mesures particulières pour les membres du personnel de la fonction publique fédérale dans le cadre de la crise sanitaire liée au virus COVID-19, applicable aux fonctionnaires fédéraux.
Un arrêté royal pris sous la responsabilité de mon collègue de la fonction publique, le Vice-premier ministre Clarinval. Cette disposition déroge temporairement à l’arrêté royal du 13 juillet 2017 fixant les allocations et indemnités des membres du personnel de la fonction publique fédérale. Cet arrêté royal du 13 juillet 2017 reprend dans ses articles 63 à 67 des dispositions identiques à celles mentionnées dans l’arrêté royal du 3 mai 2007. Celui-ci prévoit qu’un membre du personnel commandé de service – à son lieu habituel de travail et faisant usage de son véhicule privé pour effectuer son déplacement, car il est empêché ou ne souhaite pas utiliser les transports en commun publics –, peut introduire une demande d’intervention dans ses frais de déplacement. Cette mesure entre en vigueur le 18 mars 2020 et ne sera plus d’application dès la fin de la crise sanitaire.
Ledit arrêté royal du 22 avril 2020 n’a reçu un avis favorable de l’Inspection des Finances et un accord du ministre du Budget que dans le cadre d’une application aux seuls services publics fédéraux, aux institutions publiques de sécurité sociale et à certains organismes d’intérêt public fédéraux. C’est pourquoi son article premier mentionne que l’arrêté s'applique aux services fédéraux et aux membres du personnel de la fonction publique administrative fédérale telle que définie à l'article 1er de la loi du 22 juillet 1993 portant certaines mesures en matière de fonction publique.
L’arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police – le PJPol – mentionne dans l’article 11.5.1er : "Sans préjudice de dispositions particulières déterminées par Nous, les membres du personnel bénéficient, aux taux et conditions fixés pour son octroi aux membres du personnel des ministères fédéraux, de l'intervention visée par l'arrêté royal du 3 septembre 2000 réglant l'intervention de l'Etat et de certains organismes publics dans les frais de transport des membres du personnel".
Entre-temps, l’arrête royal du 3 septembre 2000 a été remplacé par l’arrêté royal du 3 mai 2007 portant la prise en charge des frais de déplacement par les transports publics de la résidence au lieu de travail des membres du personnel fédéral par l'État et certains organismes publics fédéraux.
Cet arrêté royal du 3 septembre 2000 est toujours en vigueur mais plus pour la fonction publique. L’arrêté royal du 13 juillet 2017 modifie l’arrêté royal du 3 mai 2007 de telle sorte qu’il s’applique toujours à certains services gouvernementaux, mais plus aux fonctionnaires fédéraux. À partir de ce moment, les règles de l’arrêté royal du 13 juillet 2017 s’appliquent pour les fonctionnaires fédéraux. Vu que dans l’article 11.5.1er de l’arrêté royal du 30 mars 2001, il n’est pas prévu d’appliquer les règles qui se substitueraient, remplaceraient, modifieraient ou complèteraient l’arrêté royal du 3 septembre 2000, il n’y a pas dans l’article 11.5.1er de la police, de règle qui renvoie, ni explicitement, ni implicitement à la disposition de l’arrêté royal du 22 avril 2020.
Daartegenover staat dat het KB van 22 april 2020 een zeker verwachtingspatroon heeft gecreëerd tegenover het personeel van de politie, zeker voor het personeel dat met dezelfde problemen werd en wordt geconfronteerd als het personeel van het openbaar ambt, zoals de verplichte oproeping, terwijl directe collega's konden thuiswerken, of de langere verplaatsingen die normaal met het openbaar vervoer zouden zijn gebeurd. Gezien de complexiteit van de regelgeving lijkt het mij noodzakelijk om een bijkomende juridische analyse te maken of en in welke mate het KB van 22 april 2020 van toepassing zou kunnen zijn op het personeel van de politie.
Finalement, le nouveau statut pécuniaire du 19 avril 2014 applicable aux pompiers ne prévoit aucune disposition spécifique relative au remboursement des frais domicile-lieu de travail. Sur la base de l'article 45 de ce statut pécuniaire, la zone de secours est libre de fixer les règles qu'elle souhaite dans le cadre du remboursement de certains frais, par exemple entre le domicile et le lieu de travail.
En ce qui concerne les pompiers qui ont demandé à continuer à bénéficier de leur ancien statut pécuniaire communal, il est impossible de savoir si l'une ou l'autre commune avait également adopté une réglementation par référence au statut des agents de l'État.
Ik kom nu bij de vragen van de heer Metsu. Sinds 20 mei 2020 is het opnieuw mogelijk zich te begeven naar en te verblijven in de tweede verblijfplaats op het Belgische grondgebied, waarvan men ofwel eigenaar is ofwel huurder voor de duur van minstens een jaar, met uitsluiting van mobiele tweedeverblijfplaatsen die nog niet op een vaste standplaats zouden zijn geïnstalleerd.
Momenteel is het nog steeds niet toegelaten
zich naar een tweede verblijfplaats in het buitenland te begeven. Reizen naar
het buitenland met toeristische doeleinden worden beschouwd als niet-essentiële
verplaatsingen en blijven vooralsnog verboden op basis van artikel 7 van
het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende
maatregelen om de verspreiding van het virus COVID-19 te beperken.
Indien iemand daarentegen genoodzaakt is om
naar het tweede verblijf te gaan, bijvoorbeeld om medische of professionele
redenen, dient hij of zij een aannemelijk bewijs voor de uitvoering van die
essentiële verplaatsing te kunnen voorleggen. Of en onder welke voorwaarden de
betrokkene tot het land van bestemming zal worden toegelaten, zal weliswaar
afhangen van de ter plaatse geldende regelgeving. In elk geval kunnen personen
met de Belgische nationaliteit en personen met een hoofdverblijfplaats of
wettelijke woonplaats in België steeds naar ons land terugkeren.
Wat de gegrondheid van de vordering van de
betrokken tweedeverblijvers betreft, dient het vonnis van de rechtbank van eerste
aanleg te Brussel te worden afgewacht.
De capaciteit van de ziekenhuizen betreft een
materie die onder de bevoegdheid van mijn collega-minister van Volksgezondheid,
mevrouw De Block, valt.
Is er een verhoogd risico van radicalisering
tijdens de lockdown? De sociale isolatie en verhoogde activiteit op sociale
media en digitale communicatieplatformen door de COVID-19-maatregelen kunnen
inderdaad het risico op bepaalde vormen van criminaliteit en radicalisering
verhogen. Personen die alleen in stilte en aan hun computer radicaliseren, zijn
extreem moeilijk te detecteren of op te volgen. Gezien de toegenomen activiteit
op verschillende binnen- en buitenlandse extreemrechtse en -linkse fora hebben
meerdere actoren in de veiligheidsketen wel maatregelen genomen met het oog op,
enerzijds, de bewustmaking van het publiek van het verhoogd gevaar op digitale
misdrijven, zoals oplichting met misbruik van de COVID-19-context en
polarisering door extremistische content, en, anderzijds, een permanente en
verscherpte monitoring van fenomenen en fora op internet. De verschillende
veiligheids- en inlichtingendiensten van ons land analyseren continu de
situatie en de mogelijke dreiging van het COVID-19-virus en -pandemie op het
criminele landschap en extremistische groeperingen.
Die groeperingen proberen het COVID-19-virus en/of de maatregelen te
recupereren om hun narratief, hun discours, te versterken en eventuele
sympathisanten in hun zogenaamde kamp te krijgen oftewel te radicaliseren. De
analyses worden door de veiligheidsdiensten gebruikt om de strijd tegen de
problematiek permanent te optimaliseren.
De preventie
van radicalisering, in de breedste zin van het woord, is in ons land een
verantwoordelijkheid van vele actoren en diensten, niet het minst het regionale
en lokale niveau. In een vroeg stadium gaat dat eigenlijk over het tijdig
detecteren van problemen van allerlei aard bij personen. In ons land zijn het
voornamelijk de lokale taskforces en de lokale integrale veiligheidscellen
inzake radicalisering die die detectie mee mogelijk maken.
De Europese
antiterrorismecoördinator, Gilles de Kerchove, komt in het rapport waarop de
spreker alludeert, tot dezelfde bevindingen als het OCAD. Het Europese rapport
is mede gebaseerd op de rapporten van het OCAD. Momenteel is er geen aanwijzing
van een verhoogde dreiging in ons land.
Chers collègues, j'en viens à vos questions sur la problématique d’une
ouverture des frontières.
Monsieur Pivin, de nombreuses concertations sont en effet en cours
à ce sujet. Les discussions se sont accélérées ces dernières semaines tant avec
les pays voisins qu’au sein de l’Union européenne. Le 13 mai, la
Commission européenne a publié une communication sur une approche coordonnée
par étapes de la levée des restrictions aux frontières intérieures de l’Union.
Le modèle proposé à cet égard consiste à lever progressivement toutes les
restrictions internes en matière de déplacements entre les pays de l’Union
quand la situation épidémiologique de ces pays le permet.
Comme le fait la Belgique depuis le début de la
crise sanitaire, la Commission européenne suggère de donner priorité, dans ce
contexte, aux échanges économiques et aux motifs familiaux et sociaux urgents.
À l’approche de la saison touristique, la Commission entend également examiner
comment relancer progressivement le tourisme en toute sécurité. Pour la
majorité des pays de l’Union, le tourisme constitue un facteur économique non
négligeable et je dirais même considérable.
Sur une base quasi hebdomadaire, la Commissaire
européenne Johansson organise une concertation par vidéoconférence avec les
ministres des Affaires intérieures afin d’harmoniser la politique des États
membres en la matière. Par ailleurs, comme déjà mentionné, je me concerte
régulièrement avec mes collègues des pays voisins.
Mijnheer Demon, het huidige verbod op niet-essentiële reizen van en naar
het buitenland geldt natuurlijk voor het gehele grondgebied. Er bestaan hierop
geen specifieke uitzonderingen voor grensgemeenten en dus ook niet voor de
zogenaamde gemene wegen, waarvan de ene zijde zich in België situeert en de
andere in het buurland. Dit betekent inderdaad dat iemand die zich bevindt op
een dergelijke gemene weg zonder toegestaan reismotief het grondgebied verlaat
en daardoor het verbod op niet-essentiële reizen overtreedt. Dit gezegd zijnde,
wil ik wel benadrukken dat noch het reisverbod, noch de handhaving ervan, een
doel op zich vormen. Het verbod op niet-essentiële reizen naar het buitenland
bestaat enkel om het verbod op niet-essentiële verplaatsingen op het Belgische
grondgebied te handhaven. Dit betekent ook dat de politie dit verbod op een
manier handhaaft die rekening houdt met de doelstellingen ervan. Ik zal mijn
collega, de minister van Justitie, een kort verslag vragen over het al dan niet
bijhouden van statistieken over processen-verbaal inzake de zeer specifieke
situatie van de gemene wegen. Hoewel hij niet bevoegd is voor het
vaststellingsbeleid is hij dat immers wel voor het vervolgingsbeleid.
Ik richt me tot de heren Donné, Verduyckt en
Colebunders. Zowel ikzelf als de overige leden van de regering zijn er zich ten
volle van bewust dat het verbod op niet-essentiële reizen van en naar het
grondgebied een belangrijke impact heeft op het sociale en familiale leven van
vele landgenoten en andere personen die op ons grondgebied verblijven. Daar
hebben we rekening mee gehouden bij de definitie van de notie “niet-essentiële
verplaatsing”, waardoor bepaalde verplaatsingen om dwingende familiale redenen
van en naar het buitenland steeds toegestaan zijn gebleven. Het bezoeken van
zijn of haar vaste partner waarmee men niet onder hetzelfde dak woont is daarom
steeds mogelijk geweest, zelfs indien die partner in het buitenland woont. Of
een dergelijk bezoek mogelijk is, hangt vanzelfsprekend niet enkel af van de
regels die op het Belgisch grondgebied gelden, maar ook van de regels die onze
buurlanden hanteren. Vermits Nederland, Duitsland en Luxemburg geen interne
grenscontroles hanteren, kunnen bezoeken aan partners die in die landen wonen
op een vlotte manier verlopen.
Frankrijk hanteert een striktere regelgeving en Belgen die om familiale
redenen naar Frankrijk wensen te reizen, moeten zich nog steeds goed informeren
onder welke voorwaarden dit in Frankrijk kan. Ik ga niet uitweiden over de
classificatie die er van de departementen in Frankrijk is gemaakt. De familiale
redenen waaronder bezoek aan Frankrijk mogelijk is, zijn op een andere manier
gedefinieerd dan in ons land. Partnerbezoek valt bijvoorbeeld in Frankrijk niet
onder die definitie.
Zoals
sommigen onder u aanhaalden, onderhoud ik regelmatige contacten met de
buurlanden om te bekijken welke prioritaire behoeften er in de grensregio’s
zijn en welke problematiek er aan de grenzen bestond, bestaat of kan ontstaan.
De
regering en de Nationale Veiligheidsraad bekijken, op basis van impact
assessments op de volksgezondheid, de mogelijkheden om de maatregelen aan de
grens te versoepelen en eventueel zelfs op vrij korte termijn af te schaffen.
Mevrouw
Van Bossuyt, het terug op gang brengen van het toerisme brengt inderdaad
specifieke uitdagingen met zich mee. Zo zijn er de algemene criteria die de
Commissie naar voren schuift en die gebaseerd zijn op de epidemiologische
gegevens binnen de verschillende landen en regio’s van de Unie. Beperkingen
kunnen worden opgeheven tussen regio’s waar de epidemiologische toestand
gelijkaardig is en voldoende gestabiliseerd om de kans op verdere verspreiding
te beheersen. De beschikbaarheid, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid van de
cijfers die het Europees Centrum voor Ziektebestrijding, het ECDC, hierover zal
verzamelen en verspreiden zijn voor onze afwegingen cruciaal. Een tweede factor
is echter dat de maatregelen van social distancing gedurende de hele duur van
het verblijf verzekerd moeten kunnen worden. Over de maatregelen om dit te
bewerkstelligen, zowel tijdens het transport als tijdens het verblijf, is de
reflectie nog steeds lopende. Hierover is verder overleg nodig, meer in het
bijzonder tussen de collega’s van Mobiliteit en van Volksgezondheid. Het is wel
belangrijk dat de diverse controlemaatregelen die worden genomen evidence based
zijn en niet gebeuren op emotionele basis.
Zo heeft
het ECDC zich meermaals kritisch uitgelaten over het relatieve nut van het
opleggen van gezondheidscertificaten, het systematisch meten van de temperatuur
en andere vormen van onderzoek. Mijn collega van Volksgezondheid kan u hier
wellicht meer in detail over informeren.
Ik zou
nog even willen verduidelijken dat deze reflectie over het toerisme in eerste
instantie het toerisme binnen de Europese Unie betreft.
De Commissie is ook gestart met overleg over een scenario om de reisbeperkingen aan de Europese buitengrenzen op te heffen. De controle geldt momenteel nog steeds tot 15 juni 2020. Het mag duidelijk zijn dat dit pas kan gebeuren vanaf het moment dat het vrije verkeer binnen de Europese Unie weer voldoende hersteld is, of in een zekere vorm van normaliteit is teruggetreden.
Chers collègues Jadin, Zanchetta et Arens, bien que les voyages non essentiels en provenance et à destination de notre pays soient interdits depuis le 18 mars, il a toujours été possible de franchir la frontière pour pas mal de motifs familiaux. C’était également le cas des déplacements nécessaires pour aller chercher ou déposer des enfants dans le cadre de la coparentalité.
Nos voisins autorisent, eux aussi, les déplacements en provenance et à destination de leur pays, s’ils se révèlent nécessaires dans un contexte de coparentalité.
En outre, les Belges peuvent également voyager à l’étranger pour d’autres motifs familiaux. Ceux-ci sont énumérés dans la FAQ qui est régulièrement actualisée. Il s’agit entre autres: des déplacements pour fournir une assistance ou des soins à une personne âgée, mineure, handicapée ou vulnérable; des déplacements auprès d’un partenaire qui ne vit pas sous le même toit; des déplacements dans le cadre de l’exécution d’actes, si nécessaire et si cela ne peut pas se faire par voie numérique; des déplacements dans le cadre de funérailles et de crémations; des déplacements pour des mariages civils ou religieux; des déplacements d’élèves, d’étudiants et de stagiaires scolarisés dans un pays frontalier dans le cadre de leur formation.
Nous examinons en ce moment la possibilité de lever intégralement ou partiellement les restrictions sur les déplacements transfrontaliers. Il revient au CNS de prendre une décision en la matière, après avoir recueilli l’avis du GEES. Nous devrions normalement recevoir cet avis ce soir. En tout cas, je peux garantir qu'avec mon collègue le ministre des Affaires étrangères Goffin et la première ministre Wilmès, je mettrai tout en œuvre pour apaiser très rapidement la situation à nos frontières.
Chère collègue Zanchetta, en réponse à votre question sur les plaintes relatives au non-respect des jugements du tribunal de la famille, mes services ne sont pas en mesure de fournir les chiffres demandés liés à la "non-présentation d’enfant", étant donné qu'une telle plainte ne peut être déposée en ligne sur police-on-web, y compris via le guichet temporaire "COVID-19".
En ce qui concerne votre question relative à la gestion des dépôts de plaintes post-confinement, mes services m’ont communiqué un total de 6 332 plaintes. Cette réponse englobe bien toutes les zones de police. Étant donné qu’un important travail de recherche doit être entrepris par mes services pour répondre à cette question, je vous propose de me la soumettre par écrit. Vous recevrez une réponse dans les plus brefs délais, comme je l'ai mentionné au début de mon intervention.
Collega Vandenput, ik kom dan bij uw vraag over de aanpak van
transmigranten tijdens de coronacrisis. Zoals u weet ben ik steeds pleitbezorger
geweest van een integrale en geïntegreerde benadering van het fenomeen
transmigratie. Ik blijf het provinciaal overleg met alle betrokken partijen
onder leiding van de gouverneur en de directeurs-coördinatoren verder promoten.
De private
bewaking op de Vlaamse snelwegparkings werd bestendigd en loopt nog steeds
voort. Ik heb eind vorig jaar ook aan de politie gevraagd om haar inspanningen
op het vlak van acties verder op te drijven. Hierbij dient de focus echter wel
gelegd te worden op het aanpakken van mensenhandel en mensensmokkel die binnen
het fenomeen transitmigratie prioritair zijn. In deze context werd vorig jaar
het afhandelingcentrum voor transitmigranten te Steenokkerzeel na een
uitgebreide evaluatie vervangen door een aanbod van mobiele ondersteuning ter
plaatse. Hierdoor kan er een betere aansluiting op het gerechtelijke werk
verkregen worden.
De huidige
uitzonderlijke omstandigheden lenen zich echter slecht voor een evaluatie op
dit ogenblik. Vóór het uitbreken van de COVID-19-crisis was een reeks
vergaderingen belegd in de verschillende provincies om de aanpak met alle
betrokken partners verder te bespreken en te evalueren. Zodra de situatie terug
genormaliseerd is, zal dit opnieuw worden opgenomen. Ik volg de situatie
ondertussen voortdurend.
Wanneer de
beperkingen aan de binnengrenzen overal in Europa komen te vervallen zal het
een cruciaal moment zijn om de beheersing van de transmigratie in kader te
brengen. Ik heb intern al een aantal maatregelen in het vooruitzicht gesteld.
In de
periode vóór het uitbreken van de COVID-19-pandemie, werden er door de politie
45 grotere gecoördineerde acties gehouden verspreid over het hele land.
Het merendeel vond plaats in de provincies West- en Oost-Vlaanderen. Van deze
45 acties waren er 19 gericht op het gebruik van het openbaar vervoer, 6
op bus en tram en 13 op treinen en stations. Bovendien vonden er 25 acties
op snelwegparkings plaats. In totaal werden tijdens deze acties
221 transitmigranten administratief opgepakt. Op basis van de resultaten
werden ook meerdere onderzoeken naar mensenhandel en mensensmokkel geopend.
Collega
Vandenput, u weet dat de regering alles op alles zet om de huidige
COVID-19-pandemie op een zo doeltreffend mogelijke manier aan te pakken.
Hierbij worden enorme inspanningen gevraagd van de politie in het kader van het
toezicht op de naleving van de gezondheidsmaatregelen.
Grote acties
hebben bijgevolg sinds het uitbreken van de crisis niet meer plaatsgevonden.
Daartegenover staat wel dat de algemene mobiliteit in Europa sterk is beperkt
omwille van het coronavirus. Dat heeft een belangrijke en directe impact voor
mensen die op een illegale wijze doorheen Europa naar Groot-Brittannië proberen
te reizen en dat geldt zowel voor Zuid-Europese landen en Frankrijk als voor
België.
De Dienst Vreemdelingenzaken, die weliswaar
niet onder mijn bevoegdheid valt, kan u de exacte cijfers van het aantal
daadwerkelijk opgestelde administratieve verslagen bezorgen. Ondanks een daling
benadruk ik dat de politionele interventies ter zake blijvend worden
gegarandeerd. Daarnaast blijven de onderzoeken naar mensenhandel en
mensensmokkel onverkort verder lopen.
Mijnheer Vandeput, tot daar mijn antwoorden op
de vragen die u hebt gesteld over deze aangelegenheid.
Collega Colebunders, u had een vraag
ingediend in verband met het systematisch testen in de hulpverleningszones. Reeds op 18 maart 2020 gaf ik aan alle
hulpverleningszones de nodige aanbevelingen teneinde een business continuity
plan, een BCP, uit te werken, zowel intra- als interzonaal, zodat een
tekort aan personeel zou kunnen worden opgevangen. De ontwikkeling van deze
plannen zou overigens ook een intra- of interprovinciale dimensie kunnen
hebben.
Het business continuity plan heeft dus
tot doel om geen essentiële of kritische diensten te sluiten of, indien er
gesloten moet worden of zou moeten worden, deze te laten overnemen door andere
diensten, zodat de dienstverlening kan worden gewaarborgd. De werkgever, in dit
geval dus de hulpverleningszone en niet de federale politie, moet op basis van
het BCP deze overweging maken, bijgestaan door de arbeidsgeneesheer en de
gezondheidsinspecteur. Een dergelijk plan kan bijvoorbeeld de mogelijkheid
bieden om het operationeel personeel binnen een zone of tussen zones te
herverdelen teneinde de sluiting van een post te vermijden. Een analyse van de
aanvaardbare risico's in termen van impact van een herverdeling van het
personeel van de hulpverleningszones op de veiligheid van de bevolking zou
moeten helpen bij de uitwerking van een BCP.
Vorige week heeft de commandant van de
hulpverleningszone Rivierenland, waarvan Willebroek deel uitmaakt, het
crisiscentrum van de algemene directie civiele veiligheid gecontacteerd over
het door u aangehaalde geval. Gelijkaardige vragen werden gesteld door de
Antwerpse gouverneur, mevrouw Berx. Al die vragen werden door het crisiscentrum
beantwoord. Ik maak hierbij van de gelegenheid gebruik om de hulpverleningszones
die dit om welke reden dan ook nog niet of niet volledig deden, te vragen om
een BCP op te maken, zodat het hoofd kan worden geboden aan dergelijke
situaties.
De vragen die betrekking hebben op de testingstrategie en de bepaling van de doelgroepen behoren tot de bevoegdheid van mijn collega, mevrouw De Block. Ik kan wel zeggen dat de testingstrategie ontwikkeld wordt door Sciensano en de RMG en verder besproken wordt in de interministeriële conferentie Gezondheid. Mijn collega van Volksgezondheid is dus voor dit aspect bevoegd. Ik laat haar ook de ruimte voor specifieke antwoorden op specifieke vragen.
In dit kader geef ik wel nog mee dat CELEVAL reeds herhaaldelijk een negatief advies heeft geformuleerd omtrent de systematische screening op COVID-19. Deze test is immers slechts een momentopname en biedt geen garantie dat een persoon nog negatief zou zijn op het moment dat het resultaat beschikbaar is.
Chère collègue Dedonder, j'aborde votre question sur les mesures concernant l’ouverture des commerces.
Après la réouverture des magasins et des centres commerciaux, le Centre de Crise fédéral a organisé une enquête auprès de tous les bourgmestres, par le biais des gouverneurs, au sujet des points d'attention lors de la réouverture des magasins. Cette analyse approfondie a également démontré que l'espace public doit être libéré au maximum afin d’éviter l'encombrement et pour maximiser les distanciations sociales. Afin d'être cohérent avec l'obligation de rentrer le mobilier de terrasse et de ne pas l’utiliser, une interdiction d’utilisation de tous les objets se trouvant sur la voie publique a également été introduite.
La distinction essentielle en matière d’autorisation et d’organisation entre les marchés et les magasins est qu’un marché est constitué d'unités mobiles et que les magasins sont des structures permanentes. Pour éviter l'encombrement, il a donc été décidé d'autoriser les marchés sous certaines conditions, telles que la restriction à 50 étals.
Er was een vraag over een straatfeest in Sint-Gillis. Op zondag 17 mei, omstreeks 20 uur, werden de politiediensten van de politiezone Zuid voor een straatconcert opgeroepen. Er waren ongeveer 150 personen aanwezig, waaronder de eerste schepen van de gemeente Sint-Gillis. Gezien de geldende coronamaatregelen ging de politie meteen over tot het beëindigen van het evenement. Dat gebeurde zonder noemenswaardige incidenten. De burgemeester van Sint-Gillis werd van de feiten op de hoogte gesteld en ondernam de nodige stappen om dergelijke incidenten absoluut te vermijden.
Ik betreur elk incident waarbij de geldende coronamaatregelen niet worden gerespecteerd en waarbij mensen op het openbare domein in groten getale bij elkaar samenkomen. Ter herinnering, het samenscholingsverbod is vandaag nog altijd van kracht. Het is niet alleen de opdracht van de politie om de naleving te controleren, maar ook aan ieder van ons om zijn of haar gezond verstand te gebruiken en de maatregelen te respecteren.
Monsieur Senesael, s'agissant de votre question sur l'application de l'arrêté royal du 21 avril 2020 en ce qui concerne le SPF Intérieur, je peux vous répondre qu'à ce jour, le SPF n'a pas dû faire appel à la mise à disposition temporaire pour garantir la continuité de ses services. Aucune demande de mise à disposition du personnel médical n'a été adressée au SPF Intérieur par des établissements publics ou privés dispensant des soins de santé. De même, aucun titulaire d'une fonction à mandat n'a été mis à disposition de l'Economic Risk Management Group.
Il existe des indications que des dépassements ponctuels de la limite des 50 heures par semaine ont eu lieu au sein des centrales d'urgence et des centrales de secours de la sécurité civile. À ce stade, le SPF Intérieur n'a cependant pas encore de vue précise de ces dépassements.
Jusqu'à présent, il n'a pas été nécessaire de recourir à la possibilité de travailler plus de 50 heures par semaine au sein des unités opérationnelles de la protection civile. De même, vu la limitation du taux d'occupation des centres fermés de l'Office des étrangers pendant la crise sanitaire, aucun dépassement de la limite des 50 heures par semaine n'a été observé en leur sein.
La disposition doit se comprendre comme permettant un dépassement de la limite des 50 heures par semaine jusqu'au 31 décembre 2020.
En ce qui concerne le SPF Intérieur, les fonctions des agents des unités opérationnelles et des centrales d'urgence et de secours de la sécurité civile, ainsi que des centres et du bureau T de l'Office des étrangers, ne permettent pas que du télétravail soit exécuté.
Quant au dernier point de votre question, je vous demanderai de bien vouloir introduire cette question sous forme écrite, étant donné l'important travail de recherche à effectuer par mes services dans un délai particulièrement court.
Collega Colenbunders stelde een vraag over het bedrag van de boetes bij de handhaving van de coronamaatregelen. Inbreuken op de coronamaatregelen worden vastgesteld, onafhankelijk van de inkomenssituatie van de overtreder. Er zijn mij geen problemen bekend van zogenaamde welgestelde mensen die denken boven de regels te staan.
Er is geen wettelijk kader voorhanden om de boetebedragen bij inbreuken op de coronamaatregelen te moduleren aan de hand van inkomensschalen. In ieder geval dient erover te worden gewaakt dat de rechtsgelijkheid van iedere burger ten opzichte van de wetgeving gewaarborgd is en blijft, ongeacht de inkomenssituatie van de overtreder. Dat kan nooit een distinctief criterium zijn.
Hoe dan ook wil ik opmerken dat "het zich naar buiten begeven" op geen enkel ogenblik een inbreuk op de coronamaatregelen was. Zelfs onder de meest strikte maatregelen kon iedere burger zich naar buiten bewegen voor een buitenwandeling met leden van de familie die onder hetzelfde dak wonen of voor het beoefenen van een individuele fysieke activiteit, zonder dat dat een inbreuk op de coronamaatregelen was.
Hij had ook een vraag over het experiment van aangiftes per videochat in de politiezone Mira. Dat zijn de gemeenten Anzegem, Avelgem, Spiere-Helkijn, Waregem en Zwevegem. De lijst van mogelijke aangiftes via videochat is momenteel beperkt tot oplichting via het internet, diefstal van nummerplaat, fietsdiefstal, bromfietsdiefstal, gewone diefstal van eenvoudige voorwerpen, schending van het bezoekrecht, verlaten van de echtelijke woonst, vandalisme, verkeersongeval met stoffelijke schade en met vluchtmisdrijf en om bijkomende verklaringen af te leggen. Die lijst werd in samenspraak met het parket van West-Vlaanderen opgesteld en kan in overleg worden uitgebreid.
Voor zwaarwichtige feiten ligt een videoverhoor en of een aangifte moeilijker. In dat geval zal de aangifte onmiddellijk door de ploeg ter plaatse of door de onthaalmedewerker op het bureel worden opgenomen. Bovendien wordt bij zwaarwichtige feiten veel nadruk gelegd op het welzijn van het slachtoffer en het menselijke contact. Slachtofferbejegening speelt een belangrijke rol tijdens het verhoor van het slachtoffer.
Het verhoor van daders en getuigen is voorlopig ook nog niet aan de orde, maar kan desgevallend en in overleg met de overheden in een later stadium worden toegevoegd.
Het
wettelijk kader omtrent de aanspreekbaarheid en de beschikbaarheid van de
politiezone staat omschreven in de ministeriële rondzendbrief PLP 10
inzake de organisatie- en werkingsnormen van de lokale politie met het oog op
het waarborgen van een minimale gelijkwaardige dienstverlening aan de
bevolking.
Om een aangifte te doen via videochat, dient de burger een afspraak te reserveren, online of via de onthaalbediende, in het afsprakenplatform Appoint. Hierna krijgt de burger een bevestigingsmail van de afspraak, met inbegrip van de verklaring van zijn rechten en een privacyboodschap waarin staat dat de politiezone geen beelden opneemt en dat de burger ook geen beelden mag opnemen en verspreiden zonder toestemming.
Bij aanvang van de aangifte worden de rechten en de privacyverklaring aangehaald door de inspecteur.
De beelden worden dus enkel gestreamd en niet opgenomen of bewaard door de zone. De politiezone Mira is de eerste zone die de videochatfunctie werkelijk gebruikt voor aangiftes. Wel werd de software in samenspraak met de Directie van de politionele informatie en de ICT-middelen reeds geïntegreerd in de Office 365-toepassingen van de geïntegreerde politie.
Zodra mogelijk zal het systeem op zijn voor- en nadelen worden geëvalueerd. Het is nu nog te vroeg om daarover uitspraken te doen.
Wat ik wel kan zeggen, is dat het systeem op een voorlopig hoge mate van performantie kan rekenen, zowel voor degene die er een beroep op doet als degene die het moet gebruiken.
Madame Taquin et monsieur Thiébaut, vous m'avez posé une question sur mes déclarations concernant une éventuelle seconde vague du virus. Selon les experts et scientifiques, la possibilité d'une seconde vague du virus est bien réelle.
Toutefois, en cas de seconde vague, l'approche sera différente. En effet, lors de la première vague, nous avons rapidement pris des mesures de confinement, ce qui nous a amenés à la situation sanitaire que nous connaissons aujourd'hui. Nous n'avons pas connu de situation telle que l'ont vécue l'Italie et l'Espagne.
Ainsi, dans notre pays, le nombre d'hôpitaux disponibles est resté sous contrôle. En cas de nouveaux foyers, locaux ou non, il sera plus difficile de tout verrouiller à nouveau. Les magasins et les entreprises ont beaucoup investi dans des équipements de protection et d'infrastructure. Il est par ailleurs difficile de fermer tous les magasins pendant deux semaines pour les rouvrir pendant quelques semaines avant de les refermer brièvement.
L'approche à adopter face à une recrudescence ou une intensification de la maladie consiste à tester les citoyens et à procéder au traçage des contacts. Il faut identifier et mettre rapidement sous contrôle les nouvelles infections, tout comme le font nos pays voisins et les partenaires européens. L'accroissement du nombre de tests et de la capacité de traçage font donc l'objet d'une attention particulière de la part du gouvernement.
Madame Taquin, il est encore prématuré de procéder à une évaluation de la capacité policière engagée pour contrôler le respect des mesures prises face à la crise. En effet, lors des différentes phases du déconfinement progressif, la police effectue encore des contrôles. Par ailleurs, l'évaluation des effectifs policiers chargés de ces contrôles n'est pas un exercice aisé.
Depuis deux mois, les services de police sont chargés d'effectuer des contrôles qui varient selon les décisions prises par le Conseil national de sécurité. Ces contrôles constituent un exercice dynamique et évolutif qui dépend des analyses de risque réalisées par les services de police concernés, lesquels se basent sur les réalités de terrain qu'ils sont les mieux à même d'appréhender.
Ainsi, les effectifs qui, initialement, étaient principalement mis en œuvre pour contrôler la nature des déplacements ont aujourd'hui pour principales tâches de contrôler le respect de l'interdiction des rassemblements et d'assurer la gestion de la foule. Par ailleurs, chaque zone de police doit procéder à une estimation à son niveau en fonction des spécificités locales, de la capacité à mettre en œuvre pour assurer le contrôle des mesures. Aucune donnée n'est collectée à ce sujet sur le plan national.
En ce qui concerne la police fédérale, je peux vous dire qu'une contribution importante est accordée en permanence au contrôle relatif au respect des mesures sanitaires, par exemple aux frontières, en appui de la police locale. Pour ce faire, toutes les unités de la réserve d'intervention de la police fédérale, les CIK et la DAB, mais également la police de la navigation (la SPN), la police des chemins de fer (la SPC), l'appui canin (le DACH), et la direction de la sécurité publique (la DAS) ont été sollicité(e)s. Chaque service de police est responsable du contrôle des mesures sur son territoire. Pour la police fédérale, il s'agit de terrains d'action spécialisés tels que les autoroutes, les frontières et les chemins de fer. Lorsque la police locale a besoin de renforts pour la réalisation de ses missions, elle demande ces renforts par le canal habituel. La direction des opérations, la DGA et la DAO, conservent un aperçu et coordonnent toutes les demandes d'appui. Jusqu'à présent, toutes les missions ont pu être exécutées et aucun déficit capacitaire n'a été déploré.
Je reviens à mes conclusions.
En ce qui concerne la police fédérale, une stratégie de gestion capacitaire a été mise en place pour garantir une réserve fédérale à engager pour des événements ou des incidents non planifiés. En ce qui concerne les mois à venir, et en particulier l'appui consacré aux régions touristiques, une concertation avec les autorités administratives concernées, la police locale et la police fédérale est en cours. Les zones côtières, elles, reçoivent chaque année l'appui de la police fédérale. Il en sera aussi ainsi cette année.
De voorzitter: Ik dank u voor uw globaal antwoord, mijnheer de minister. Zoals gezegd, zullen wij dat antwoord vandaag nog op het extranet zetten zodat iedereen de kans heeft om het antwoord op zijn of haar specifieke vragen in extenso na te kijken en daar eventueel nog vervolgvragen op te formuleren.
Ik geef nu uiteraard graag het woord aan de parlementsleden voor de replieken of bijkomende vragen. Wie vraagt het woord? Ik zal iedereen overlopen naargelang de grootte van de fractie.
Mevrouw Van Bossuyt, u hebt het woord.
02.03 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw bloemlezing om het zo maar te noemen. Jammer genoeg is daardoor op veel van mijn specifieke vragen niet geantwoord.
Ik had bijvoorbeeld gevraagd met welke aanbevelingen van het toeristenpakket van de Commissie, België zal rekening houden. Ik had ook gevraagd hoe er zal worden gecontroleerd welke reizigers welkom zijn en welke niet. De Europese Commissie heeft in haar voorstel immers gezegd dat mensen moeten worden toegelaten op non-discriminatoire wijze. Dat zal dus niet gebeuren op basis van hun nationaliteit, maar op basis van hun verblijfplaats. Het is natuurlijk veel moeilijker om te controleren vanwaar iemand komt dan om de nationaliteit te controleren, dus ik zou toch graag weten hoe België dat dan zal controleren.
U verwijst naar het ECDC dat een website zal bijhouden met gegevens over hoe verschillende landen en eventueel regio's binnen landen het doen inzake aantal besmettingen, aantal doden enzovoort. België scoort vrij slecht op dat vlak. Wij zullen dus toch een tandje moeten bijsteken om het beeld van België in onze buurlanden en andere landen te verbeteren. Ik zou dus graag weten hoe België dat zal doen.
Ik hoop alleszins dat de heropening van de grenzen zal gebeuren in overleg met de ministers van Toerisme van de deelstaten.
Le président: MM. Senesael et Thiébaut ne souhaitent pas répliquer. Madame Jadin, vous avez la parole.
02.04 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie d'avoir répondu, comme vous avez coutume de le faire. Je me permets d'insister pour être sûre d'avoir la bonne interprétation de vos propos. Vous avez rappelé les différentes législations en place pour permettre de passer la frontière d'une manière spécifique. En tant que municipaliste, en tant qu'échevine dans ma commune, je connais fort bien ces dispositions.
Ma question visait à savoir, étant donné le mandat que vous avez déjà eu et les contacts que vous deviez prendre avec vos homologues, si l'ouverture progressive des frontières pouvait être envisagée beaucoup plus rapidement. À ce sujet, monsieur le ministre, je me réfère à votre réponse. Vous me dites que c'est une disposition qui devrait en principe faire l'objet d'une décision du Conseil national de sécurité ce soir. Comment allez-vous alors implémenter celle-ci et dans quel délai?
Monsieur le ministre, je répète que ce n'est pas pour vous embêter. Ce n'est pas non plus me fâcher pour rien. C'est vraiment pour relayer des inquiétudes lourdes, des situations difficiles que vivent certains citoyens dans ma région, notamment dans le Dreiländereck en frontière avec l'Allemagne et les Pays-Bas mais aussi en frontière avec l'Allemagne et le Luxembourg. Il y a là des familles qui veulent se revoir. Vous avez fait état récemment dans la presse de la règle des quatre personnes qui pourrait se voir appliquer également pour des régions transfrontalières ayant une situation épidémiologique similaire, c'est-à-dire une évolution du COVID-19 similaire. Pensez-vous déjà pouvoir finaliser ces mesures en termes de délai? Monsieur le ministre, il est très important de pouvoir donner un bol d'air, un bol d'espoir à ceux qui l'espèrent tant dans ma région mais également ailleurs.
Le président: Madame Taquin, souhaitez-vous la parole?
02.05 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, j'ai posé une question.
Le président: Le ministre est libre d'y répondre.
02.06 Pieter De Crem : Ich kann nur sagen, dass es heute Abend keinen
Sicherheitsrat gibt. Das nächtste Treffen des Sicherheitsrats findet erst im
Juni statt.
02.07
Kattrin Jadin (MR): Sie haben
gesagt, dass Sie heute Abend ein Gutachten erwarten, auf Basis dessen Sie
eventuell neue Entscheidungen treffen können.
02.08
Pieter De Crem: Das haben Sie falsch
verstanden, das ist gar nicht so. Es geht heute Abend nur um ein Dokument das
uns geschickt wird vom GEES.
02.09
Kattrin Jadin (MR): Genau, das
Expertenkomitee. Und wenn dieses grünes Licht gibt, kann man dann die Hoffnung
hegen, dass die Möglichtkeit besteht, so wie Sie auch mandatiert wurden vom
Nationalen Sicherheitsrat bereits vor zwei Wochen, dass dann neue Erkenntnisse
zur progressiven Grenzöffnung gemacht werden? Das ist meine Frage, einfach und
simpel.
02.10
Pieter De Crem: Ich habe schon
geantwortet.
02.11
Kattrin Jadin (MR): Nein, das haben
Sie nicht, Herr Minister. Es tut mir leid, das haben Sie nicht. Das ist nicht
korrekt. Als Parlamentarier darf man durchaus auch ein bisschen Debatte und
Respekt erwarten und eine Antwort auf ganz klar gestellte Fragen.
02.12 Caroline Taquin (MR): Monsieur le ministre, vous avez répondu à une partie de mes questions. Concernant l'annonce que vous avez faite qu'il n'y aurait pas de deuxième lockdown – et nous espérons tous ne pas devoir revenir à des phases antérieures – je souhaiterais recevoir plus de précisions quant au testing et au tracing. Pourriez-vous m'indiquer si ce rôle prioritaire pour le testing et le tracing a été évalué et décidé dans le cadre du plan de reconfinement qu'ont élaboré les experts? Quelles sont précisément les données chiffrées prévues, les dispositions logistiques planifiées pour la réalisation du testing de masse et l'augmentation de la capacité de testing dans un tel cas de figure par rapport à la situation actuelle? J'espère, comme ma collègue Mme Jadin, obtenir une réponse à mes questions.
02.13 Pieter De Crem, ministre: Certainement, je vous donnerai une réponse. Je vous fournirai la réponse, et la seule réponse possible: il faut poser cette question à mon collègue M. De Backer, qui est responsable du traçage.
02.14 Caroline Taquin (MR): Très bien, mais alors je ne comprends pas comment on peut annoncer qu'il n'y aura pas de retour en arrière s'il n'y a pas de certitude. Je m'interroge.
02.15 Pieter De Crem, ministre: Oui mais, avec toute ma sympathie, il ne faut pas trop vous interroger. Cette question incombe au département de M. De Backer. C'est la seule chose que je puis dire. Il a été chargé de l'organisation de tout cela.
02.16 Caroline Taquin (MR): Ce que je veux dire, c'est que nous avons envie de croire à votre intention de ne pas revenir en arrière, en tant que ministre de l'Intérieur. Mais comme nous le rencontrons dans nos communes, en tant que bourgmestres, nous devons nous assurer que toutes les mesures pourront être mises en œuvre pour faire respecter, par exemple, les règles de distanciation sociale, et en tout cas toutes les règles qui permettent d'éviter la propagation du virus. J'insiste, parce que, comme vous l'avez souligné tout à l'heure, nous devons avancer avec des certitudes pour au mieux anticiper et protéger la population.
02.17 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw uitleg. Over drie puntjes wil ik het nog hebben.
Ten eerste, in verband met de testing in de hulpverleningszone Willebroek, legt u de verantwoordelijkheid – misschien terecht – bij mevrouw De Block. Ik meen dat testing een prioriteit is, want wij leren uit de situatie in de rusthuizen waar in het begin niet getest is en in een latere fase heel veel getest is, dat de COVID-epidemie snel onder controle was. Ik wil nog eens duidelijk maken dat wij pleiten voor meer testing in de hulpverleningszones.
Inzake uw antwoord over de handhaving van de controlemaatregelen en het bedrag van de boetes, meen ik dat u het wel met mij eens zult zijn dat voor wie in een klein appartementje woont en 1.000 euro per maand verdient, een boete van 250 euro nog maanden later voelbaar is. In het geval van een bedrijfsleider of erger nog, een high societyfiguur of zelfs een politieker, die zich niet houdt aan de coronamaatregelen en daar graag 250 euro voor over heeft, stellen wij ons wel de vraag of de boete niet hoger moet zijn. Misschien moeten wij een andere oplossing zoeken. De coronaboetes zijn er gekomen om mensen een les te leren. Wie veel verdient, heeft nu geen les geleerd. Laat zulke mensen eventueel met een werkstraf op een COVID-afdeling meedraaien, of in een rusthuis. Ik meen dat zij dan heel snel hun les zullen leren.
Graag wil ik het ook nog even hebben over het bezoek aan de buurlanden. Ik zal u een voorbeeld geven zodat u daar een duidelijk beeld over kunt krijgen. Stel, er is een gezin dat uit elkaar is, gescheiden. De heer X woont in Maasmechelen, en zijn ex-vrouw woont een aantal kilometer verder, net over de grens. Zij hebben drie kindjes. Tijdens de coronacrisis mocht die man zijn eigen kinderen niet gaan bezoeken. Maar het verhaal is nog niet af. De heer X werkt voor een bouwfirma. Hij mag dus wel de grens over om in Rotterdam te gaan werken, honderden kilometer verder, met duizenden andere werknemers, maar als hij op de terugweg zijn kinderen op 200 meter passeert, mag hij die niet bezoeken. Het is nu drie maanden later. Ik meen dat communicatie het grootste probleem is, mijnheer de minister. Ook nu nog krijgen de mensen aan de grens opmerkingen dat men de grens niet over mag om zijn eigen kinderen te bezoeken.
Leg dit maar eens uit. We zijn drie maanden verder, mijnheer de minister. Deze kinderen begrijpen niet waarom ze hun papa niet mogen zien die een paar straten verderop woont.
02.18 Minister Pieter De Crem: Daar kan ik heel kort op antwoorden. Indien de ouders hun zaken hadden geregeld in het kader van het co-ouderschap, was er geen enkel probleem.
02.19 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Dan hebben we een communicatieprobleem.
02.20 Minister Pieter De Crem: Mensen moeten ook willen luisteren naar wat er mogelijk is. Als hun samenleven en de voogdij over de kinderen geregeld waren in het co-ouderschap, was er geen enkel probleem.
02.21 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Het zijn volgens mij niet de mensen die moeten luisteren, het zijn de politieagenten die de controles uitvoeren. Daar ligt het probleem.
02.22 Minister Pieter De Crem: De politieagenten hebben dat heel goed gedaan.
02.23 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoorden.
Wat het woon-werkverkeer betreft, is het een kluwen van KB's. Ik ben blij dat er ook een bijkomende juridische analyse zal gemaakt worden. Het probleem is dat vele politiemensen in gemeenten nooit met de trein of de bus naar het werk komen. Ze komen met de wagen of met de fiets. Maar door de maatregelen in het KB krijgen ze plots recht op geld om zich te verplaatsen in deze beperkte periode. Ik denk niet dat het de bedoeling van het KB is geweest om ook die mensen tijdelijk een extra financiering te geven.
Ik heb ook gelezen dat de juridische dienst van de federale politie artikel 11.5.1 van de rechtspositieregeling van de politie, gebruikt om dat geld toch te geven. Dat geld zal moeten komen van de lokale politiezones. Ik stelde ook de vraag wie dit nu uiteindelijk zal moeten betalen. Ik veronderstel dat dit ook deel uitmaakt van het juridische onderzoek. De voorzitter van de Vaste Commissie heeft dit ook gevraagd, maar kreeg ook nog geen antwoord.
Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel blijft het KB zoals het is en zal er toch een oplossing voor de financiering moeten gevonden worden. Ofwel zal het KB aangepast moeten worden. Het ligt in uw handen en ik heb er alle vertrouwen in dat het opgelost geraakt.
Wat de transmigratie betreft, begrijp ik dat de politie andere zaken te doen heeft in coronatijden dan controles op snelwegen en in treinen te gaan organiseren. Ik denk ook dat het nodig is, zoals u terecht aangaf, bij het opengaan van de Europese binnengrenzen de controles opnieuw op het peil van voor de coronacrisis te brengen. De mensensmokkelaars en –handelaars zullen hun clandestiene winkel ook opnieuw openen en hun activiteiten heropstarten. Dan is het echt cruciaal dat onze politie opnieuw op post is om de mensensmokkelaars te proberen vatten, maar ook de transmigranten te bevrijden uit vaak penibele omstandigheden en terug naar hun land te kunnen brengen.
U hebt gezegd dat u aan een plan werkt en dat dit ervan deel zal uitmaken.
02.24 Kris Verduyckt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.
Op zich vind ik de regels nog altijd vrij duidelijk en vind ik het belangrijk dat ze correct worden nageleefd. We hebben daarnet aan de reactie van collega Jadin echter gevoeld dat de druk bijzonder groot wordt. De vraag van een miljoen is wanneer mensen de grens over kunnen voor een familiebezoek.
U zegt dat een advies van de GEES eraan komt en dat u daarmee verder aan de slag zult gaan. Ik wil u vragen om zicht te verschaffen op een termijn, want het probleem is dat men vandaag in het kader van de exitstrategie al begint na te denken over maatregelen inzake toerisme, maar voor veel mensen is familie een heel belangrijk gegeven. Als men die twee zaken naast mekaar legt, begrijp ik dat sommige mensen zich bijzonder ongeduldig worden.
De voorzitter: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw heel omstandige antwoorden op alle vragen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.23 uur.
La réunion publique de commission est levée à 16 h 23.