Commission des Relations extérieures

Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen

 

du

 

Lundi 8 juin 2020

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Maandag 8 juni 2020

 

Namiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.07 uur en voorgezeten door mevrouw Els Van Hoof.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 07 et présidée par Mme Els Van Hoof.

 

Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Question de Séverine de Laveleye à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L’invasion de criquets dans la Corne de l’Afrique" (55003571C)

01 Vraag van Séverine de Laveleye aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De sprinkhanenplaag in de Hoorn van Afrika" (55003571C)

 

01.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, la Corne de l’Afrique est actuellement confrontée à la plus importante invasion de criquets pèlerins depuis des décennies. Selon l’Observatoire acridien de l’Organisation des Nations Unies pour l’alimentation et l’agriculture (FAO), la situation est extrêmement alarmante au Kenya, en Éthiopie et en Somalie.

 

Keith Cressman, spécialiste des invasions acridiennes au sein de la FAO, estime qu’un essaim de la taille de Rome (1 285 km²) n’est pas exceptionnel dans la situation actuelle et peut manger en une seule journée la quantité de nourriture consommée par toute la population du Kenya soit 50 millions d’habitants. Bien que la FAO ait une longue pratique de lutte contre les invasions acridiennes, la situation actuelle est particulièrement inquiétante de par l’étendue considérable de zones infestées qui complexifie les opérations de surveillance et d’intervention par voie aérienne. Le défi est énorme, il en va de la sécurité alimentaire déjà fort fragilisée dans la région suite aux conflits et à la succession d’épisodes climatiques extrêmes (inondations, sécheresses) enregistrés depuis 4 ans. Dans cette région, on estime que 20 millions de personnes sont déjà en insécurité alimentaire, et que 500 000 personnes supplémentaires seraient confrontées à des pénuries alimentaires à partir de l’été selon le scénario le plus optimiste de la FAO (celui où les opérations de pulvérisations sont un succès et où les conditions climatiques sont défavorables aux insectes). Selon le scénario le plus pessimiste de la FAO, ce serait 5 millions de personnes supplémentaires.

 

Par ailleurs, ici aussi, les effets du coronavirus se font sentir: le coup d’arrêt qui frappe l’économie mondiale rend l’approvisionnement en pesticides plus compliqué.

 

Le 30 janvier 2020, la FAO a lancé un appel de fonds à hauteur de 76 millions de dollars. L’appel a du être revu à la hausse et s’élève maintenant à 153 millions de dollars parmi lesquels 116,3 millions ont déjà pu être réunis.

Monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes:

La Belgique fait-elle pression au niveau multilatéral afin que ce problème soit pris au sérieux par les donateurs potentiels?

 

Avez-vous été interpellé à ce sujet par des ONG belges présentes sur le terrain?

 

Comment envisagez-vous la solidarité de la Belgique face à ce genre de catastrophe?

 

01.02 Minister Alexander De Croo: À ce jour, nous n'avons pas été interpellés par les ONG belges sur le terrain, mais par la FAO, l'Organisation des Nations Unies spécialisée pour l'alimentation et l'agriculture et à ce titre, l'acteur majeur pour intervenir dans le secteur agricole dans les situations d'urgence.

 

La Belgique a développé un partenariat avec la FAO depuis 1997 afin d'aider les agriculteurs à se relever des conséquences des catastrophes naturelles, conflits armés et crises prolongées, et de celles touchant la filière alimentaire. L'organisation mène actuellement une campagne de sensibilisation mondiale à laquelle nos ambassades et postes concernés participent afin de suivre les capacités de la FAO à fournir son expertise et remplir son rôle de soutien aux États qui sont des acteurs de premier rang dans la lutte.

 

La Belgique est engagée dans l'aide humanitaire rapide, flexible et efficace à travers un financement de fonds flexibles, dont le CERF, le fonds central d'intervention d'urgence des Nations Unies (contribution belge en 2019 de 17 millions d'euros), qui a joué un rôle capital dans la réponse à l'invasion de criquets, ainsi que le Fonds spécial de la FAO pour les activités d'urgence et de réhabilitation, auquel la Belgique a apporté une contribution en 2020 de 4 millions d'euros, dont quasiment un demi-million d'euros a été utilisé pour l'invasion des criquets dans la Corne de l'Afrique. Ce fonds de réhabilitation (SFERA) permet de garantir une réponse efficace et de prévenir une plus grande propagation.

 

01.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre. Les 17 millions pour le CERF dont vous avez parlé, c'était en 2019? (Oui)

Vous aviez annoncé que vous donneriez davantage cette année au CERF dans le cadre de la lutte contre le COVID. Vous aviez décidé de soutenir prioritairement les agences des Nations Unies. J'imagine que c'est à elles de coordonner la lutte contre les criquets, le COVID, etc. Merci, c'est clair.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Els Van Hoof aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het vredesbestand in Jemen" (55005033C)

02 Question de Els Van Hoof à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le cessez-le-feu au Yémen" (55005033C)

 

02.01  Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb deze vraag ingediend op 17 april. Ze is dus gedateerd.

 

Mijn vraag was hoe België stond ten aanzien van het eenzijdig afgekondigde vredesbestand en of het niet beter was om de partijen rond de rafel te roepen. Speciaal gezant Martin Griffiths heeft daar al op aangedrongen. België zou vanuit de VN-Veiligheidsraad aandringen op humanitaire hulp en de eerbiediging van het internationaal humanitair recht. Ondertussen hebben wij ook in 5 miljoen euro voorzien voor het speciaal opgerichte fonds, maar in totaal was er slechts 1,3 miljard euro van de meer dan 2 miljard euro die noodzakelijk zijn. Zijn de fondsen die door de VN worden opgericht afdoende of zet men altijd te hoge bedragen in om het voor alle landen haalbaar te maken in deze coronatijden? Er heersen namelijk crisissen in diverse landen.

 

02.02 Minister Alexander De Croo: Wat het vredesbestand in Jemen betreft, kan ik u bevestigen dat ik onmiddellijk de unilaterale aankondiging van het staat-het-vuren verwelkomd hebt. De naleving ervan is essentieel om het land toe te laten zich tegen de epidemie te organiseren.

 

Het is des te belangrijker omdat het een basis kan vormen voor de hervatting van het politieke proces, maar daarvoor moeten alle partijen het staat-het-vuren respecteren. Dat is nu echter nog niet het geval.

 

België zal alle partijen dus blijven oproepen het staat-het-vuren te respecteren en zich constructief te engageren met de speciaal gezant van de Verenigde Naties, Martin Griffiths. Wij blijven pleiten voor een inclusieve, politieke oplossing onder de voogdij van de VN. In de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties stellen wij een relatieve eensgezindheid vast van de lidstaten ten aanzien van het conflict in Jemen.

 

Op donderdag 16 april heeft de VN Veiligheidsraad het staat-het-vuren en de inspanningen van speciaal gezant Martin Griffiths unaniem ondersteund. In de Veiligheidsraad blijft België eveneens pleiten voor het respecteren van de mensenrechten, het internationaal humanitair recht en de toegang, zonder restricties, voor humanitaire hulp. De burgers, en de kinderen in het bijzonder, zijn de eerste slachtoffers van het vernietigende conflict.

 

In die context verheugt het mij dat België, als voorzitter van de werkgroep voor het lot van kinderen in een gewapend conflict, op 8 april de unanieme aanname van de conclusies over de situatie van kinderen in het gewapende conflict in Jemen heeft kunnen aankondigen. Ons land steunt ten volle de inspanningen om de reactie op COVID onder leiding van het OCHA en de WHO te coördineren. Zo nam België op 2 juni deel aan de virtuele donorconferentie voor de humanitaire crisis in Jemen. Jemen blijft zowel de grootste crisis als de grootste humanitaire hulpoperatie ter wereld. De conferentie was daarom een belangrijk signaal om ook in de huidige COVID-19-pandemie de lopende VN-programma's te blijven financieren met nieuwe middelen om het gezondheidssysteem van Jemen overeind te kunnen houden.

 

Bij deze gelegenheid heeft België bevestigd dat wij onze deelname aan het Jemen Humanitair Fonds zullen vergroten tot 5 miljoen euro voor 2020. Daarnaast zal een deel van de programma's van Unicef en Dokters van de Wereld geheroriënteerd worden voor het antwoord op de pandemie. Daarenboven heeft ons land ook een bijkomende bijdrage van 5 miljoen euro aan ICRC toegewezen, wiens acties in Jemen van onschatbare waarde zijn gebleken om de verspreiding van COVID-19 te vertragen.

 

02.03  Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik denk dat de houding van België ter zake goed en gepast was.

 

De humanitaire programma's geraken maar zelden ingevuld, meestal tot maar de helft, en dat baart mij zorgen. Wij moeten onze toekomstige houding daartegenover bepalen. De noden daar zijn zeer groot, maar zijn blijkbaar niet realistisch voor de donorlanden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Els Van Hoof aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De impact van de COVID-19-epidemie op de malariabestrijding" (55005659C)

03 Question de Els Van Hoof à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'incidence de l'épidemie du COVID-19 sur la lutte contre la malaria" (55005659C)

 

03.01  Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de minister, de aanpak van COVID-19-epidemie stelt samenlevingen wereldwijd voor grote uitdagingen. Er moet echter over gewaakt worden dat de versterkte aandacht voor de strijd tegen het virus niet leidt tot een heropflakkeren van andere aandoeningen. Ik las dat het Bill Gates Fonds, traditioneel een grote financier van malariaprogramma's, zijn middelen heeft verschoven.

 

De Wereldgezondheidsorganisatie waarschuwt intussen dat verstoring van de malariabestrijding als gevolg van de epidemie kan leiden tot haast een verdubbeling van het aantal malariadoden in Afrika, tot meer dan 750.000, het hoogste aantal in 20 jaar. De toegang tot die medicijnen staat onder druk, gezondheidswerkers worden ook getroffen door de maatregelen tegen het virus. De Wereldgezondheidsorganisatie pleit voor een massale opschaling van vector control campaigns.

 

Deelt u de bezorgdheid van Wereldgezondheidsorganisatie over de impact van de corona-epidemie op de strijd tegen malaria?

 

Hoe zult u er mee voor zorgen dat de strijd tegen malaria weer opgevoerd wordt?

 

03.02 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, wij delen absoluut de bezorgdheid van de Wereldgezondheidsorganisatie over de impact van de coronapandemie op de strijd tegen malaria. Dit dreigt zonder meer een crisis in een crisis te worden. De WHO schat dat in sub-Saharaans Afrika, waar 90 % van de wereldwijde malariagevallen te vinden zijn, een terugval dreigt naar de infectiegraad en mortaliteitscijfers van tien jaar terug en in het slechtste geval zelfs tot de cijfers van 2000. Dit zou kunnen leidden tot honderdduizenden slachtoffers in Afrika alleen al dit jaar. Een recente evaluatie door ons eigen Instituut voor Tropische Geneeskunde in Burkina Faso, de DRC, Guinee en Oeganda bevestigt te analyse van de WHO.

 

Om te kunnen reageren moeten wij de onderliggende redenen van deze potentiële impact goed begrijpen. De symptomen voor COVID-19 en malaria zijn namelijk erg gelijkaardig: koorts, gewrichtspijn, algemeen onwel zijn. Volksgezondheidsberichten en –raadplegingen moeten dan ook aangepast worden. Daarnaast hebben mensen vaak angst om naar het hospitaal te gaan en besmet te geraken met corona. Gerichte communicatie is daarom essentieel.

 

Ten slotte zien wij ook dat in de meeste landen de gezondheidsdiensten die reeds sterk onder druk staan, geheroriënteerd worden voor de behandeling van COVID-19. Niet-urgente medische dienstverleningen worden uitgesteld.

 

Ook wat de strijd tegen malaria betreft, focust ons land op ondersteuning en versterking van gezondheidssystemen. Gezondheidsdiensten moeten veilig en toegankelijk zijn opdat de bevolking het vertrouwen heeft en behoudt en tijdig de gezondheidsdiensten raadpleegt.

 

België pleit er meer specifiek voor om de bestaande programma's voor detectie en behandeling van malaria te vrijwaren en waar nodig te versterken. Dit omvat enkele vrij eenvoudige stappen: de distributie van netten in de meest geaffecteerde landen, de preventieve behandeling van zwangere vrouwen, in het bijzonder in die landen waar er een grote terugval is van medische dienstverlening, en een versterkte ondersteuning voor curatieve behandelingen. Het succes van de snelle verdeling van netten in 2020, tot op heden reeds 140 miljoen, illustreert het draagvlak bij de meerderheid van de partnerlanden en de bereidheid om malariacampagnes niet te afgelasten.

 

Op het vlak van financiering ondersteunt België het Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria, dat strijd tegen aids, tbc en malaria. In 2020 bedraagt onze bijdrage 15 miljoen euro. We voorzien in een gelijkaardig bedrag voor 2021. Het fonds heeft zijn financiering flexibel opgesteld voor de betrokken landen om de eerder vernoemde acties te kunnen versnellen.

 

Sinds de start van de COVID-19-crisis in maart 2020 hebben 79 landen een beroep gedaan op het fonds, voor een totaal van 129 miljoen dollar. Om de aankoop en distributie van medisch materiaal in de strijd tegen malaria te garanderen heeft het Global Fund ook het gezamenlijk aankoopprogramma van de VN tijdelijk opengesteld voor alle getroffen landen met een dreigende stock out van medicatie.

 

Ondanks deze versterkte maatregelen en ongeziene internationale coördinatie zal de strijd tegen malaria meer dan met de nodige aandacht gevolgd moeten blijven worden. We zullen hier vanuit het Belgische ontwikkelingsbeleid mee over waken.

 

03.03  Els Van Hoof (CD&V): Ik dank mijnheer de minister voor zijn antwoord.

 

Ik ben blij dat de middelen ter zake niet verminderd zijn. Het is sowieso goed om het op te volgen. Wanneer een heroriëntering van de ontwikkelingssamenwerking nodig is, moet de aandacht prioritair gaan naar onder andere gezondheid en voedselzekerheid. Dat is het eerste waarop wordt ingegrepen met betrekking tot deze wereldwijde pandemie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Séverine de Laveleye à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La certification des systèmes d’évaluation des acteurs de la Coopération belge au développement" (55006781C)

04 Vraag van Séverine de Laveleye aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De certificering van de evaluatiesystemen van de actoren van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking" (55006781C)

 

04.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Le service de l’Evaluatrice Spéciale a été chargé de certifier les systèmes d’évaluation des acteurs belges de développement.

Dans ce cadre, selon le rapport du SES, 68 demandes de certification ont été entrées, dont 66 recevables. 59 organisations ont été certifiées sans réserve, cinq avec réserves, et deux n’ont pas été certifiées.

 

La conclusion du SES dit «dans la majorité des cas, il a été confirmé que la capacité d’évaluation des organisations répond suffisamment aux six critères spécifiques de base relatifs aux capacités d’évaluation».

 

Il reste à prouver que la certification elle-même a été un levier utile pour l’amélioration des capacités des acteurs.

 

Ce dispositif de certification a été très lourd et a présenté plusieurs enjeux, notamment le temps mobilisé par les acteurs, mais aussi la disponibilité des expert.e.s pour cette mission.

 

Mes questions sont les suivantes :

- Estimez-vous que ce processus était adapté à l’objectif ? qu’il était efficient ?

- Pensez-vous nécessaire de revoir ce dispositif à l’avenir

 

04.02  Alexander De Croo, ministre: Chère collègue, les organisations ayant présenté un dossier de certification ont effectivement réalisé des efforts importants. La lourdeur perçue suit en bonne partie l'objectif, convenu en concertation avec le secteur, d'en faire un exercice d'apprentissage plus qualitatif, dans un cadre global de responsabilisation des organisations. Une vérification du style tick the box aurait peut-être été plus efficiente, mais aurait-elle répondu aux objectifs d'apprentissage et d'amélioration des systèmes d'évaluation? Cela reste une question.

 

La demande du secteur a été de ne pas se focaliser uniquement sur la qualité des rapports d'évaluation, mais de s'intéresser également aux capacités de l'organisation et également aux processus qu'elle met en place. Cette approche nécessitait une analyse plus approfondie que si on avait fait le choix de n'examiner que la qualité des rapports.

 

Enfin, le choix a été fait de désigner des bureaux d'étude ayant une connaissance du secteur des organisations belges de coopération au développement. Jusqu'à présent, nous avons des indications de ce que, malgré la lourdeur, l'exercice a contribué à des réflexions substantielles sur le plan d'améliorations qui aideront à guider le processus d'évaluation externe concret. Le processus est toujours en cours. L'atelier prévu en octobre permettrait de passer à un niveau davantage axé sur un échange collectif d'apprentissage que sur un exercice individuel.

 

Pour le prochain cycle, il sera prévu d'alléger le dispositif en se focalisant essentiellement sur la mise en pratique des plans d'amélioration et sur la qualité des évaluations externes, en particulier pour les organisations déjà certifiées. En outre, il est prévu de revoir le manuel, pour rendre les critères plus explicites et renforcer la clarté en supprimant, par exemple, les éventuelles redondances.

 

04.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie. Il s'agissait d'un des volets de l'évaluation réalisée par l'évaluatrice spéciale, qu'elle a d'ailleurs partagée avec nous en commission. Je constate que ses conclusions et les vôtres sont en de nombreux points identiques.

 

Avant d'être députée, j'ai connu ce dispositif, qui me semblait particulièrement lourd et contraignant, tant pour les ACNG qui l'ont suivi que pour les bureaux d'évaluation. En effet, il fallait parfois attendre un an avant de pouvoir disposer d'experts chargés de procéder à la certification. Par ailleurs, les coûts engendrés étaient peut-être disproportionnés par rapport aux "progrès" qui auraient pu être réalisés grâce à un dispositif de formation accrue.

 

J'entends qu'une réflexion a été entamée en vue d'alléger le dispositif et de se concentrer davantage sur les programmes d'amélioration. Je pense que cette approche sera effectivement plus adaptée aux besoins réels du secteur.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Els Van Hoof aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De gendersensitieve respons op de coronacrisis" (55005660C)

05 Question de Els Van Hoof à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La réponse à la crise du coronavirus influencée par le genre" (55005660C)

 

05.01  Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de minister, de impact van COVID-19 op vrouwen en meisjes verdient bijzondere aandacht. UN Women geeft aan dat de negatieve gevolgen van COVID-19 groter zullen zijn voor vrouwen en meisjes, zowel op het vlak van hun gezondheid, veiligheid, zorgtaken als sociaal en economisch.

 

Vrouwen werken vaker in de informele economie, hebben een grotere zorglast en hebben minder macht in de besluitvorming.

 

Daarnaast heeft de crisis gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van vrouwen en meisjes. Ze hebben het moeilijker om toegang te krijgen tot gezondheidsdiensten als anticonceptie, aangezien alle diensten gericht zijn op essentiële medische behoeften. De isolatie veroorzaakt ook een piek in intrafamiliaal geweld, zowel fysiek, seksueel, als psychologisch.

 

De Adviesraad Gender en Ontwikkeling (ARGO) doet daarom een reeks aanbevelingen. België moet mee garanderen dat het gendergelijkheidsperspectief meegenomen wordt in de uitvoering van de strategische prioriteiten van het VN-noodplan en het VN-coronafonds onder meer door proactief genderexpertise op te bouwen in responsteams en door genderdimensies in te bedden in responsplannen.

Ook moet België zorgen voor flexibiliteit en aanvullende financiering om bestaande ontwikkelings- en humanitaire operaties aan te passen aan de risico's die COVID-19 meebrengt, en dit op een gendergevoelige manier.

 

Bovendien moet België zich engageren om 85% van de ontwikkelingssamenwerking toe te wijzen aan de versterking van de gelijkheid van mannen en vrouwen (OESO-marker 1) en 20% van de hulp aan specifieke projecten op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen (OESO-marker 2).

 

Erkent u de verschillende impact van het COVID-19 virus op mannen en vrouwen?

 

Gaat u akkoord met de aanbevelingen van ARGO? Met welke wel, welke niet?

 

Hoe zorgt ons land voor een gendersensitieve aanpassing van ontwikkelings- en humanitaire operaties aan de COVID-19 crisis?

 

Hoe zal ons land mee garanderen dat het gendergelijkheidsperspectief meegenomen wordt in de uitvoering van het VN-noodplan en het VN-coronafonds?

 

Zal ons land zich engageren om de OESO-markers 1 en 2 te halen?

 

05.02 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, wat uw eerste vraag betreft, COVID-19 heeft niet dezelfde impact op mannen en vrouwen. De pandemie maakt de bestaande ongelijkheden voor vrouwen en meisjes erger en dreigt de verwezenlijkingen inzake mensenrechten te belemmeren. De participatie, de bescherming en het potentieel van alle vrouwen en meisjes moeten centraal staan in onze inspanningen om deze crisis het hoofd te bieden. Deze inspanningen moeten gendergevoelig zijn en rekening houden met de verschillende effecten op detectie, diagnose en toegang tot de behandeling van alle vrouwen en mannen.

 

De COVID-19-pandemie is echter niet alleen een gezondheidskwestie. Ze veroorzaakt ook een schok op sociaaleconomisch niveau, waardoor een aanzienlijke vertraging dreigt bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling. Dit betreft zeker ook de doelstellingen inzake gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes. Heel concreet, de meeste verzorgers in families en gemeenschappen zijn vrouwen. Ze lopen een direct verhoogd risico. Bovendien blijkt uit de huidige trends dat hun toegang tot de gezondheidszorg en gezondheidsdiensten afneemt, net wanneer het niveau van gendergerelateerd geweld toeneemt.

 

Wat uw tweede vraag betreft, ik heb met interesse de nota gelezen die werd opgesteld door de Adviesraad Gender en Ontwikkeling. Wij kunnen de algemene oriëntering van de aanbevelingen steunen, ook al is het in de huidige context niet evident om deze concreet uit te voeren. Aan de vraag voor meer aandacht voor gendergerelateerd geweld komen wij wel al tegemoet met een projectoproep ter waarde van 4 miljoen euro, voor een project specifiek rond deze problematiek. Ik zal deze oproep de komende weken lanceren.

 

Ook binnen de COVID-19-respons zal ik erover waken dat seksuele en reproductieve rechten de nodige aandacht krijgen. In die zin heb ik enkele weken geleden een oproep ondersteund voor de bescherming van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en het bevorderen van gendergevoeligheid in de COVID-19-crisis, samen met bijna 40 collega's van internationale samenwerking en buitenlandse zaken.

 

Wat uw derde vraag betreft, mijn administratie heeft een leidraad opgesteld voor de integratie van gender als antwoord op COVID-19. Deze leidraad heeft onder meer betrekking op de analyse van de effecten van de pandemie op de SDG vanuit een genderperspectief, het voorzien van de nodige middelen en expertise om een genderbewuste COVID-19-respons mogelijk te maken, de vertegenwoordiging van vrouwen en meisjes waarborgen in besluitvorming en actieplanning als antwoord op COVID-19 en de opname van specifieke behoeften in verband met gendergelijkheid in een op mensenrechten gebaseerde aanpak.

 

Deze basisprincipes worden opgenomen in de strategische thematische nota's op het vlak van onder meer gezondheid, socio-economisch beleid en mensenrechten. Ze diepen samen het Belgisch beleidsantwoord op COVID-19 uit.

 

Ik kom tot uw vierde vraag. België is naast andere donoren ook actief op het gebied van gendermainstreaming, zowel binnen het Global Humanitarian Response Plan als binnen het coronafonds. Wij verdedigen deze benadering in de voorbereidende vergaderingen van de raden van bestuur en in donorvergaderingen. Als gevolg daarvan maakt UN Women, dankzij de steun van donoren, waaronder België, nu deel uit van het advisory comittee voor het response plan. Dit was initieel niet voorzien.

 

België volgt de aanbevelingen en voorzieningen van de DAC, de Europese Unie en de Verenigde Naties met betrekking tot de OESO DAC-markering van gender. Deze instanties hebben nog geen quota aanbevolen. Zoals u weet, is de inzet van gendergelijkheid en seksueel reproductieve gezondheid een recht en een speerpunt van het Belgische ontwikkelingsbeleid. Hiervoor wordt elk jaar ook significante financiering uitgetrokken. Naar aanleiding van de pandemie heb ik mijn administratie ook gevraagd om specifiek de mogelijkheden om projecten die strijden tegen gendergerelateerd geweld in het kader van COVID-19 op te nemen.

 

Zoals hierboven vermeld, wordt daar een bijkomend bedrag van 4 miljoen euro voor uitgetrokken.

 

05.03  Els Van Hoof (CD&V): Dank u wel voor uw specifieke antwoord op de diverse vragen. Ik juich toe dat er een bijkomend fonds komt van 4 miljoen euro waar ook de Belgische actoren op zullen kunnen inschrijven, vermoed ik.

 

Ik denk dat we niet enkel een actief beleid voeren, maar ook een proactief beleid, op het vlak van de gelijkheid van mannen en vrouwen in ontwikkelingssamenwerking. Dat heeft u van bij het begin in uw beleid opgenomen. Ik ben er nog steeds blij mee dat u dat destijds prioritair naar voren heeft geschoven. Eén en ander is ook gekoppeld aan de noodzakelijke middelen. Het is goed dat u dan ook het voortouw neemt en in verschillende adviesgroepen wordt opgenomen aangaande het VN coronafonds.

 

Ik zou zeggen: "Doe zo verder!" We moeten er wel op toezien dat we up-to-date blijven. Ik herinner me een commentaar van Sensoa die stelde dat we geen deel uitmaakten van de grote donoren op het vlak van seksuele en reproductieve rechten. Dat schema moeten we dus in het oog houden om het voortouw te kunnen blijven nemen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Questions jointes de

- Séverine de Laveleye à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'avenir des programmes d'Enabel" (55006782C)

- Els Van Hoof à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'expiration de programmes de coopération" (55006793C)

06 Samengevoegde vragen van

- Séverine de Laveleye aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De toekomst van de programma's van Enabel" (55006782C)

- Els Van Hoof aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het aflopen van samenwerkingsprogramma's" (55006793C)

 

06.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Certains programmes d’Enabel arrivent à terme. Les programmes pour l’Ouganda et la Palestine arrivent à échéance cette année et les programmes au Niger et au Mali arrivent à échéance en 2021.

Par ailleurs, l’UE est actuellement en phase finale de programmation pour ses programmes du dispositif "Team Europe" pour lesquels Enabel est un acteur pertinent.

La période d’affaires courantes rend difficile des engagements à long termes, mais Enabel bénéficiant d’un contrat de gestion jusque fin 2022, il semble que des indications pour 2021 et 2022 devraient pouvoir être données. Il serait en effet nécessaire d’avoir des indications claires pour l’avenir proche des partenariats.

 

Mes questions sont les suivantes:

- Avez-vous pu donner des garanties à Enabel quant à ses partenariats pour 2021 et 2022?

- Quelles sont les perspectives de la Belgique à travers Enabel au sein du dispositif Team Europe?

 

06.02  Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de vragen over het aflopen van bilaterale samenwerkingsprogramma's.

 

Kunnen wij tijdens de huidige volmachtenperiode nieuwe instructiebrieven schrijven voor nieuwe samenwerkingsprogramma's die zijn afgelopen? Behoort dat tot uw bevoegdheid? Kunt u een procedure tot hernieuwing in werking laten treden?

 

Het is immers supernoodzakelijk om in bepaalde landen opnieuw van start te gaan met programma's inzake voedsel- en gezondheidssystemen, die onder druk staan door de COVID-19-maatregelen.

 

06.03  Alexander De Croo, ministre: Des quatorze pays partenaires, cinq pays sont, depuis le début de l'année dernière, concernés par le lancement d'un nouveau portefeuille de coopération relatif au contrat de gestion avec Enabel. Il s'agit du Bénin, du Burkina Faso, de la Guinée, du Rwanda et du Sénégal. L'exécution du contrat est prévue jusqu'en 2023 ou à la mi-2024.

 

Voor de DRC en Burundi heeft men voorlopig niet geopteerd voor de opstart van een nieuw programma maar wel voor de toekenning van bijkomende middelen om de lopende projecten te verlengen tot eind 2022. In Oeganda en Palestina zitten de samenwerkingsprogramma's in een eindfase, die afloopt in 2021. Die programma's zijn voor 85 % gerealiseerd. Voor Mali en Niger lopen de samenwerkingsprogramma's midden 2022 af.

 

Je suis bien conscient du fait que la fin des programmes gouvernementaux en Ouganda et en Palestine en 2021 pourrait compromettre notre coopération au développement dans ces pays si des mesures ne sont pas prises. Il en va de même, dans une moindre mesure, pour le Mali et le Niger où les programmes se terminent en 2022. Un nouveau programme se basant sur une lettre d'instruction du ministre de la Coopération au développement ne pourrait être mis en œuvre que sous un nouveau gouvernement de plein exercice.

 

De administratie van Ontwikkelingssamenwerking werkt voor het ogenblik een voorstel uit om in bijkomende middelen te voorzien en de programma's in Oeganda en Palestina te verlengen, zodat wij de verworvenheden en expertise niet verliezen. Het zal echter aan een volgende minister van Ontwikkelingssamenwerking toekomen om al dan niet een instructiebrief uit te schrijven voor een nieuw programma. In het geval er na de zomer nog geen nieuwe regering met volle bevoegdheden is, zal de situatie opnieuw moeten worden bekeken.

 

Pour d'autres pays, notre administration, après concertation avec Enabel, a fait la proposition de reprogrammer des crédits qui avaient été bloqués ou diminués auparavant, dans le but d'offrir plus de soutien par l'intermédiaire d'Enabel dans notre réponse socioéconomique à la crise du COVID. Je viens de prendre la décision de principe de libérer 30 millions d'euros non encore engagés.

 

Het gaat om een aantal bilaterale programma- en projectverbintenissen in Mali, Marokko, Mozambique, Niger, de Palestijnse gebieden, Tanzania en Oeganda, strikt binnen de context van begrotingsbehoedzaamheid en beantwoordend aan de nood aan een COVID-19-respons op middellange termijn. Bovendien moet in het bijzonder de continuïteit van de gouvernementele samenwerking gegarandeerd zijn.

 

Pour ce qui concerne les garanties à Enabel quant à ces partenariats pour 2021 et 2022, il s'agit principalement de dépenses qui risquent de diminuer en 2022.

 

Mon objectif est de maintenir le niveau du portefeuille d'Enabel durant la période où la prudence budgétaire est de mise avant d'envisager un engagement dans de nouveaux programmes. Par exemple, en 2019, 152 millions d'euros ont été engagés pour de nouveaux projets alors que les dépenses d'Enabel étaient similaires au montant précité. En 2020, nous tentons de réaliser un engagement à hauteur de 165 millions d'euros pour les projets et prolongations de projets, montant qui devrait correspondre aux dépenses d'Enabel. Cela permettra de maintenir au même niveau l'encours du portefeuille de l'Agence. Entre-temps, j'ai déjà accepté le budget des dépenses opérationnelles d'Enabel 2020-2021 pour un montant de 180 millions d'euros.

 

Les mesures que je viens de décrire combinées à l'exécution des programmes de coopération déjà en cours permettront à Enabel d'avoir une stabilité budgétaire jusqu'en 2022, comme le prévoit le contrat de gestion en vigueur.

 

Enfin, comme je l'ai expliqué fin avril, lors de notre dernière rencontre, la réponse de l'Union européenne à la crise dans les pays en développement suit l'approche Team Europe. Celle-ci mobilise les moyens de différentes institutions financières européennes comme la Banque européenne d'investissement et la Banque européenne pour la Reconstruction et le Développement, et ce, en combinant également les ressources déployées par les États membres dans une réponse européenne coordonnée. La Belgique vise principalement la complémentarité des actions menées dans le cadre de sa coopération gouvernementale avec cette approche. De plus, Enabel réalisera des projets pour le compte de l'Union européenne. Le système des contrats pour tiers prévu dans la loi et dans le contrat de gestion d'Enabel doit renforcer l'impact de la coopération gouvernementale et doit venir en complément des objectifs de notre politique de développement. L'expertise de notre coopération et l'image de notre pays bénéficient directement aux projets mis en œuvre par Enabel pour le compte de l'Union européenne.

 

06.04  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse très complète. Vous avez cité beaucoup de chiffres, raison pour laquelle je relirai votre réponse à tête reposée.

 

Il ressort, en tout cas, de votre réponse qu'il existe, pour ce qui concerne Enabel, une vision budgétaire pour les deux années à venir. C'est au niveau stratégique que les choses restent plus compliquées.

 

Je pense me souvenir que lors de la précédente période d'affaires courantes des lettres d'engagement du ministre avaient été rédigées. Vous dites que, si à la fin de l'été, nous n'avons toujours pas de gouvernement, vous pourriez  envisager d'engager le gouvernement en affaires courantes sur une vision stratégique à plus long terme. Pouvez-vous me confirmer que c'est bien cela que vous avez dit?

 

06.05  Alexander De Croo, ministre: Je préférerais avoir un gouvernement bénéficiant des pleins pouvoirs.

 

06.06  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Vous n'êtes pas le seul!

 

C'est une chose que d'avoir les montants, c'est autre chose que de pouvoir se projeter avec le travail des partenaires. Selon moi, ils sont forcément en situation de grande précarité pour une programmation d'avenir.

 

Je suis convaincue qu'une vision stratégique claire et à plus long terme renforcerait notre rôle au niveau européen dans le dispositif Team Europe et la confiance que l'Europe peut avoir en Enabel. Je pense que tant les pays partenaires que Enabel, et donc la Belgique en général, ont beaucoup à gagner à votre engagement. Nous espérons que cela viendra le plus vite possible, avec le gouvernement.

 

06.07  Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de minister, ik zal het antwoord ook moeten nalezen, want ik heb ook niet helemaal begrepen hoe het precies in elkaar zit met de middelen.

 

U zegt dat u de programma's gaat verlengen waar mogelijk. U zult ook de 30 miljoen euro die door Enabel niet is geëngageerd creatief inzetten voor de noden in onze partnerlanden. Het is inderdaad belangrijk dat u creatief omgaat met de middelen die er vandaag nog zijn en die voor dit jaar nog niet zijn gebruikt om op die manier tegemoet te komen aan de grootste noden. Het is van belang dat die continuïteit wordt gewaarborgd.

 

Als er geen regering is tegen september, zou ik er toch op willen aandringen om nieuwe zaken te ontwikkelen. Ik denk dat het in de ontwikkelingslanden veel trager gaat. Misschien komt er geen echte pandemie, laat ons hopen, maar we moeten de evolutie in onze partnerlanden wel opvolgen om klaar te zijn met verschuivingen of nieuwe middelen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Wouter De Vriendt aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De humanitaire situatie in Idlib" (55003650C)

07 Question de Wouter De Vriendt à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La situation humanitaire à Idlib" (55003650C)

 

07.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): De humanitaire catastrofe in Idlib blijft helaas in de actualiteit. Eind februari verschenen opnieuw berichten dat Russische en Syrische troepen ziekenhuizen en scholen tot doelwit nemen. Bijna een miljoen mensen zijn ontheemd.

 

In de plenaire vergadering van 20 februari, kondigde u naar aanleiding van mijn vraag, 7 miljoen euro bijkomend aan voor het Cross Border Fund voor Noordwest-Syrië van de VN. Dat juich ik uiteraard toe. Maar OCHA vroeg meer dan 330 miljoen dollar om de ergste noden te kunnen lenigen.

 

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de humanitaire toegang tot Noordwest-Syrië vanuit Turkije?

 

Uit wat bestond de Belgische bijdrage aan humanitaire hulp in de regio in 2019? Aan welke fondsen werd welke bijdrage geleverd? Wat zal de Belgische bijdrage zijn in 2020 en aan welke fondsen precies? Waar komen de extra middelen vandaan?

 

Hoe staat het met de respons van andere landen op de oproep van OCHA om bijkomende middelen? Welke landen hebben tot nu toe welke bedragen toegezegd?

 

Zijn er contacten met Syrische organisaties op het terrein vanuit OCHA? Welke organisaties?

 

07.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer De Vriendt, hoewel het staakt-het-vuren tussen Turkije en Rusland in de regio van Idlib van 6 maart het geweld gevoelig heeft doen dalen in het noordwesten, zijn de noden op het terrein niet verminderd. De druk blijft zeer hoog. Omwille van de COVID-19-pandemie nemen de humanitaire actoren voorzorgen en worden hulpplannen hertekend. Hierbij staan preventie en paraatheid centraal, zodat de bestaande plannen en activiteiten kunnen worden voortgezet.

 

Het Syria Cross-border Humanitarian Fund, dat België financiert ten belope van 7 miljoen euro in 2020, werkt momenteel een specifiek COVID-19-plan uit.

 

De situatie aan de grens evolueert nog sterk. De Bab al-Hawa- en Bal al-Salam-grensovergangen blijven open voor humanitaire leveringen, weliswaar met mogelijke vertraging, maar zijn gesloten voor individuele verplaatsingen. Hetzelfde geldt voor de grensovergangen tussen de regio van Idlib en Noord-Aleppo. De VN zijn evenwel duidelijk over het gebrek aan humanitaire toegang tot het noordwesten vanuit Syrië zelf. De humanitaire actoren proberen zich zo goed mogelijk voor te bereiden op de potentiële verdere impact van bijkomende restricties aan de grens tussen Turkije en Noordwest-Syrië.

 

Ons land blijft zich ook in de VN-Veiligheidsraad inzetten om de humanitaire corridors verder te versterken. In die zin heeft België als co-penhouder, samen met Duitsland, afgelopen week een nieuwe resolutie voorbereid. De onderhandelingen over die resolutie zijn ondertussen gestart en beogen een verlenging en verdere versterking van de huidige resolutie, die slechts tot begin juli de bestaande humanitaire corridors garandeert.

 

In 2019 werd er meer dan 25 miljoen euro aan humanitaire hulp voor de Syrische regio gefinancierd door België, waaronder steun voor het Lebanon Humanitarian Fund ten bedrage van 1,5 miljoen euro, het Jordan Humanitarian Fund ten bedrage van 1 miljoen euro, het Iraq Humanitarian Fund ten bedrage van 4 miljoen euro en de twee humanitaire fondsen voor Syrië zelf, het Syria Humanitarian Fund ten bedrage van 7 miljoen euro en het Turkey Humanitarian Fund for Syria dat omgevormd werd tot het Syria Cross-border Humanitarian Fund ten bedrage van 7 miljoen euro.

 

Naast de steun aan de fondsen werden ook humanitaire projecten en programma's van Unicef ten bedrage van 1 miljoen euro, het World Food Programme ten bedrage van 1,5 miljoen euro, UNRWA ten bedrage van 2,3 miljoen euro en Oxfam ten bedrage van 1,1 miljoen euro in Syrië zelf gefinancierd. Binnen het financieel kader van 2020 besliste België om nieuwe middelen vrij te maken voor de Syrische crisis en draagt België bij tot beide humanitaire fondsen voor Syrië, namelijk voor 7 miljoen euro per fonds.

 

De financiering van de humanitaire fondsen in Syrië in 2020 betreft dus een nieuw engagement. De verdeling van humanitaire middelen gebeurt immers elk jaar, ook in lopende zaken, op basis van een periodiek assessment door de humanitaire diensten, gebaseerd op de wereldwijde noodanalyses van ICRC, ECHO en OCHA, en niet op basis van continuïteit.

 

Gezien de grote noden, ligt het in lijn der verwachting dat er nog bijkomende financiële engagementen voor hulp aan Syrië genomen zullen worden, bovenop de reeds vastgelegde bijdragen aan de genoemde humanitaire fondsen voor Syrië. Volgens OCHA hebben verschillende donoren bijgedragen voor de situatie in noordwest Syrië. 300 miljoen dollar van de gevraagde 500 miljoen dollar is momenteel toegezegd. De belangrijkste financieringen worden overgemaakt door Duitsland, de Europese Commissie, Canada, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en het Syrisch Humanitaire Fonds, waarvan België een grote donor is.

 

Recent werd een bijkomende COVID-19-oproep gelanceerd voor 31 miljoen dollar. OCHA, meer bepaald de UN Resident Coordinator and Humanitarian Coordinator for Syria en zijn team, zijn in contact met de Syrische organisaties op het terrein. Dat gebeurt onder meer via het Syria Cross-border Humanitarian Fund, dat werkt als een platform met lokale ngo's op het terrein in het noordwesten. Het Syria Cross-border Humanitarian Fund geeft de humanitaire partners, en vooral Syrische organisaties, de mogelijkheid om de levering van humanitaire hulp over landgrenzen en conflictlijnen heen, uit te breiden en te ondersteunen. Het fonds financiert projecten en activiteiten van lokale ngo's in lijn met het Syria Humanitarian Response Plan. In 2018 werden er zo 122 projecten geïmplementeerd door 53 partners in Noordwest-Syrië.

 

07.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Cross-border humanitaire toegang en humanitaire corridors zijn inderdaad van essentieel belang en moeten op diplomatiek niveau worden afgedwongen. Ik begrijp dat ons land zich daarvoor actief inzet.

 

Verder noteer ik ook uw bereidheid om in 2020 in extra middelen te voorzien voor het lenigen van de humanitaire crisissituatie in noordwest Syrië. Dat is een goede zaak. De middelen die voor 2020 zijn toegekend, zijn uiteraard nieuw, maar liggen in de lijn van de bedragen die ook vorig jaar werden toegekend. Daar komen nu extra middelen bovenop. Ik heb genoteerd wat u zegt. OCHA zelf is heel duidelijk in de vraag naar meer dan 300 miljoen dollar om de ergste noden in de regio rond Idlib te lenigen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Aangezien mevrouw Depoorter niet is ingelogd, kan zij haar vragen nrs. 55005301C en 55005302C niet stellen. Ook de heer Flahaut is niet ingelogd en kan dus zijn vraag nr. 55005362C niet stellen. Vraag nr. 55006001C van de heer Moutquin en vraag nr.  55006010C van de heer De Maegd zijn omgezet in schriftelijke vragen.

 

08 Question de Christophe Lacroix à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La lutte contre le sida et les IST" (55006048C)

08 Vraag van Christophe Lacroix aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De strijd tegen aids en soa's" (55006048C)

 

08.01  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, l’ONU a indiqué que le nombre de décès causés par le VIH pourrait doubler en Afrique subsaharienne si l’accès des malades aux traitements était perturbé par la pandémie liée au coronavirus.

 

En effet, l’attention de l’ensemble des autorités nationales et de la communauté internationale se porte actuellement, à juste titre, sur la lutte contre le COVID-19. Cependant, cette lutte ne peut nous faire oublier celle contre les autres maladies et infections, comme hélas le sida et les IST.

 

Une perturbation de six mois dans l’accès aux antirétroviraux pourrait entraîner plus de 500 000 morts supplémentaires dans cette région du monde sur une année entre 2020 et 2021, s’ajoutant aux 470 000 décès recensés en 2018, selon l’Organisation mondiale de la santé (OMS) et l’Onusida.

 

Une rupture des campagnes de prévention, d’accès aux soins et aux traitements pourrait par ailleurs effacer les progrès réalisés dans la prévention de la transmission du VIH.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous faire le point pour l’année 2020 sur les budgets prévus par la Belgique, sur le plan bilatéral et multilatéral, dans la lutte contre le sida et les autres infections sexuellement transmissibles? Dans ce contexte particulier et vu cette alarme lancée par l'Organisation des Nations Unies, des demandes vous sont-elles parvenues afin de mobiliser davantage de fonds et de moyens? Si oui, quelle réponse comptez-vous y apporter?

 

08.02  Alexander De Croo, ministre: Madame la présidente, monsieur Lacroix, sur le plan bilatéral, la Coopération belge au Développement ne finance plus des projets qui travaillent uniquement sur le VIH-sida. La réponse au VIH-sida est intégrée dans les projets sur la santé et droits sexuels et reproductifs, projets émancipateurs, égalité des sexes ainsi que le travail décent.

 

La Coopération belge au Développement continue à soutenir des activités VIH-sida à travers un système de santé intégré. Notez que, dans sa note stratégique COVID et santé de cette année, la Coopération belge au Développement encourage ses acteurs et partenaires à maintenir la disponibilité et la qualité des services et produits médicaux essentiels, y compris pour la lutte contre le VIH-sida et les autres IST.

 

Sur le plan multilatéral, la Coopération belge au Développement contribue au financement d'organisations particulièrement axées sur le VIH-sida, comme l'Onusida, l'OMS et le Global Fund. En 2020, la Belgique a prévu de contribuer à hauteur de trois millions d'euros à l'Onusida, 7,6 millions d'euros à l'OMS et 15 millions d'euros au Global Fund.

 

La Coopération belge au Développement continue à participer aux dialogues politiques et stratégiques avec ces organisations, notamment ceux portant sur l'impact du COVID sur la lutte contre le VIH-sida.

 

Dans le cadre de l'initiative SheDecides, la Belgique apporte également d'importantes contributions additionnelles. Ainsi, la contribution annuelle aux ressources centrale du UNFPA est passée de sept millions d'euros à neuf millions d'euros par an et, ce, de 2017 à 2020.

 

Deux millions d'euros par an ont été consacrés en 2018 et en 2019 au Fonds thématique UNFPA Supplies consacré à l'approvisionnement en moyens de contraception modernes dans les pays les plus pauvres et au renforcement des capacités locales en matière de chaîne d'approvisionnement.

 

Enfin, cinq millions d'euros en appui des programmes de l'IPPF (International Planned Parenthood Federation), ont également été octroyés. Cet appui permet à l'IPPF et à ses partenaires de continuer à travailler dans les pays partenaires de la coopération tels que le Burundi, le Burkina Faso, le Mozambique, la Tanzanie, l'Ouganda et le Lesotho.

 

Dans le contexte actuel, la Coopération belge au développement n'a pas mobilisé davantage de fonds ni de moyens spécifiques à la lutte contre le VIH-SIDA. Des fonds complémentaires à partir des moyens existants dans le budget sont envisagés pour le genre et les SRHR (Sexual and Reproductive Health and Rights).

 

08.03  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse détaillée. La connexion sonore n'était pas toujours bonne, je n'ai donc pas toujours bien compris. Je me référerai au rapport écrit pour éventuellement revenir sur la question.

 

J'ai entendu M. le ministre dire qu'il n'avait pas mobilisé de fonds supplémentaires pour lutter contre le VIH par rapport à ce qui était prévu au départ, mais je ne l'ai pas entendu sur une autre question peut-être à cause de la mauvaise connexion. M. le ministre a-t-il ou non reçu des sollicitations nouvelles de l'ONU en ce sens? Je n'ai pas entendu la réponse à ce sujet. Ce sera peut-être l'occasion de refaire le point plus tard quand nous aurons de meilleures conditions de réunion.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Ben Segers aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De oproep van de UNHCR voor extra fondsen in het kader van de COVID-19-crisis" (55006774C)

09 Question de Ben Segers à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'appel du HCR pour des fonds supplémentaires dans le cadre de la crise du COVID-19" (55006774C)

 

09.01  Ben Segers (sp.a): De VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR heeft 745 miljoen dollar nodig in de strijd tegen COVIDd-19. Dit is het UNHCR-deel van het herziene Global Humanitarian Response Plan van de Verenigde Naties, dat in totaal oproept tot 6,7 miljard dollar en op 7 mei werd gelanceerd. Hiermee herziet de organisatie dus haar oorspronkelijke oproep van 25 maart om 255 miljoen dollar extra te voorzien.

 

De VN werkt hard in 134 landen om de pandemie onder controle te houden, door het leveren van beschermingsmateriaal, veldhospitalen, ventilatoren, het verbeteren van de opvang in overvolle nederzettingen, de financiële bijstand voor kwetsbare families,..

 

Tijdens het COVID-19-debat in de commissie van 22 april verklaarde u dat ons land de volgende humanitaire inspanningen zal leveren: "L'aide humanitaire est surtout gérée via des fonds flexibles des Nations Unies et de la Croix-Rouge. L'un des fonds centraux auxquels notre pays contribue est le Central Emergency and Response Fund (CERF) de l'Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA). Ce fonds permet à l'OCHA de répondre aux besoins les plus urgents, de manière rapide et coordonnée... L'année dernière, la Belgique a contribué à hauteur de 17 millions d'euros à ce fonds. Pour 2020 est prévue une nouvelle contribution de notre pays de 17 millions. Je vais donc préparer, dans la limite des budgets disponibles, une contribution humanitaire de 22 millions d'euros. Dans un premier temps, 5 millions d'euros seront affectés au CERF et 5 millions à la Fédération internationale de la Coix-Rouge. Cela portera les dépenses humanitaires totales en 2020 à 192 millions d'euros, un montant record jamais accordé à l'aide humanitaire par notre pays."

 

Ik heb daarover volgende vragen.

 

Wat is het standpunt van de Belgische regering in het kader van de extra vraag om noodfondsen. Is ons land al tegemoet gekomen aan de eerste oproep van de UNHCR op 25 maart voor extra steun? Zo ja, hoeveel extra steun hebben wij geleverd?

 

Zal ons land ook ingaan op de tweede oproep van de VN van 7 mei? Welke extra financiële bijdrage zal ons land leveren?

 

Wat is de jaarlijkse normale bijdrage die ons land levert aan het UNHCR?

 

Wordt er op Europees niveau overleg gepleegd om gezamenlijk te bekijken hoe de inzet voor het bestrijden van de coronacrisis in ontwikkelingslanden en in regio's met nood aan ondersteuning aan vluchtelingen het meest efficiënt en solidair kan worden ingezet?

 

09.02 Minister Alexander De Croo: Ik kan bevestigen dat de ministerraad op mijn voorstel besloten heeft om een bijkomende financiering van telkens 5 miljoen euro vrij te maken voor het CERF, het crisisfonds van de Verenigde Naties, en het internationaal fonds van het Rode Kruis. Daarnaast wordt er in een bedrag van 10 miljoen euro extra voorzien voor dit jaar. Het financieringskader wordt momenteel voorbereid. Over de exacte verdeling is nog niet beslist, ze wordt bepaald op basis van een analyse van de reële noden, in overleg met onze humanitaire partners.

 

België draagt jaarlijks 8 miljoen euro aan de algemene middelen van het UNHCR. Daarnaast financiert België ook projecten en programma's van het UNHCR. In 2019 werden interventies gesteund in Tsjaad, de Democratische Republiek Congo, Ethiopië, Afghanistan, Libanon, Jemen en Irak, dit ter ondersteuning van vluchtelingen, IDP's en/of teruggekeerden. Dit bracht de totale bijdrage van ons land aan UNHCR in 2019 op bijna 19 miljoen euro.

 

België behoort al jaren tot de top 20 van de overheidsdonoren aan UNHCR en zelfs tot de top 15 voor flexibele bijdrage aan de algemene middelen van UNHCR.

 

De aanpak van de coronacrisis wordt vanzelfsprekend nauw gecoördineerd op EU-niveau. Vandaag vond ook een Raad Ontwikkelingssamenwerking plaats die onder meer de verdere samenwerking en coördinatie onder de noemer Team Europe verder heeft besproken.

 

Daarnaast komen de hoofden van Ontwikkelingssamenwerking, ontwikkelingsagentschappen evenals ontwikkelingsfinancieringsinstellingen zoals BIO, van de EU-lidstaten regelmatig samen om de COVID-19-respons te coördineren.

 

Over de humanitaire hulp wordt op EU-niveau continu overleg gepleegd. Zo is de minister van Buitenlandse Zaken samen met zijn Franse collega en de betrokken EU-commissaris gisterenavond vertrokken naar de DRC voor een EU-missie in het kader van de strijd tegen COVID-19. Deze kwam in grote mate onder Belgische impuls tot stand.

 

09.03  Ben Segers (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Questions jointes de

- Séverine de Laveleye à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le soutien à la sécurité alimentaire en période post-COVID-19" (55006780C)

- Els Van Hoof à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La crise alimentaire" (55006794C)

- Christophe Lacroix à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La sécurité alimentaire" (55006799C)

10 Samengevoegde vragen van

- Séverine de Laveleye aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De steun voor de voedselzekerheid in het postcoronatijdperk" (55006780C)

- Els Van Hoof aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De voedselcrisis" (55006794C)

- Christophe Lacroix aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De voedselzekerheid" (55006799C)

 

10.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): La crise du COVID-19 va avoir une influence négative sur la sécurité alimentaire. Et ce, alors que la situation était déjà très problématique. La crise sanitaire perturbe de façon significative les systèmes alimentaires et est en train de faire plonger un nombre très important de personnes vulnérables dans l'insécurité alimentaire. Avant la pandémie une personne sur neuf souffrait déjà de la faim et environ 21000 personnes mouraient dans le monde de causes liées à la faim, chaque jour.

D’après le PAM, le nombre de personnes souffrant de faim dans le monde pourrait doubler, atteignant plus de 250 millions d'ici la fin de 2020.

Il semble dès lors que parmi les priorités de l’aide internationale en cette période doit se trouver la lutte contre la faim.

La coalition contre la faim alerte afin que cette aide alimentaire soit en priorité achetée localement auprès des organisations de producteurs et productrices environnants : « Il faut éviter à tout prix que l'aide alimentaire extérieure ne vienne accentuer les pertes de revenus des producteurs et productrices locaux, déjà impactés par les mesures de confinement et le dérèglement du marché international qui en résulte ».

 

Mes questions sont les suivantes :

- Quelles sont les orientations que vous avez pu donner aux acteurs belges de la coopération en lien avec la lutte contre la faim ?

- Les mesures qui ont pu être prises sont-elles orientées vers le soutien des marchés locaux ?

- De façon générale, l’expérience de la fragilité des systèmes alimentaires vous pousse-t-elle à revoir votre stratégie « agriculture et sécurité alimentaire » ?

 

10.02  Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de minister, er dreigt een wereldwijde voedselcrisis. Het VN-Wereldvoedselprogramma roept donorlanden op zo snel mogelijk 1,9 miljard dollar over te maken die eerder was toegezegd, om burgers in oorlogsgebieden te kunnen blijven helpen.

 

Volgens het Wereldvoedselprogramma komen zonder ingrijpen wereldwijd 130 miljoen mensen extra in hongersnood door de coronapandemie, het aantal mensen met acute honger zou daarmee stijgen tot een kwart miljard. 300.000 mensen per dag zullen mogelijk sterven als de noodhulp aan deze meest kwetsbare burgers tot stilstand komt.

 

Het Voedselprogramma zal zeker 2 tot 4 miljard euro meer nodig hebben dan de 8,3 miljard euro die 100 miljoen burgers in 2019 voedselhulp heeft kunnen geven. Daarom vragen ze 1,9 miljard euro van donorlanden om 30 miljoen mensen in conflictlanden de komende drie maanden te kunnen helpen. Het gaat om mensen die volledig afhankelijk zijn van voedselhulp.

 

Ons land moet van de wereldwijde voedselcrisis een absolute prioriteit maken in onze ontwikkelingssamenwerking.

 

Welke initiatieven heeft ons land genomen om de voedselzekerheid in onze partnerlanden te beschermen?

 

Zal ons land ontwikkelingsprojecten heroriënteren naar de bescherming van vitale voedingssectoren? Zo ja waar en welke?

 

Welke bijdragen heeft ons land reeds geleverd aan het Wereldvoedselprogramma en welke extra bijdrage zal ons land leveren?

 

Mijnheer de minister, kunt u ook reageren op hetgeen vandaag in De Standaard verscheen over agro-ecologie en de investeringen op dat vlak, die beperkt zouden kunnen zijn vanuit de Belgische Ontwikkelingssamenwerking?

 

10.03  Christophe Lacroix (PS): "Monsieur le Ministre, fin avril, dans le cadre d'un échange de vues plus globale, je vous interrogeais concernant un rapport de l'ONU mettant en lumière que la pandémie de COVID-19 risquait d'aggraver, au cours de cette année, le sort de la population déjà en forte insécurité alimentaire.

 

On parle en effet de 265 millions de personnes qui seraient affectées, soit une augmentation de 130 millions par rapport à 2019.

 

Monsieur le Ministre, de manière plus précise, pouvez-vous m'indiquer si depuis vous avez pris de nouvelles initiatives en la matière sur le plan bilatéral ? Quelles initiatives pouvons-nous prendre dans un cadre européen et/ou multilatéral – donc, avec l'ONU – pour venir en aide à ces populations en insécurité alimentaire totale dans le contexte que nous connaissons ?

 

Je vous remercie d'avance pour vos réponses.

 

10.04 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, ik zou graag hebben dat ook in de commissie voor Financiën de vragen niet meer worden voorgelezen, dat zou de zaken veel vlotter laten verlopen.

 

De voorzitter: Deze commissie heeft een vrouwelijke voorzitter.

 

10.05 Minister Alexander De Croo: Absoluut, een vrouwelijke voorzitter en een vrouwelijke eerste minister, zo gaan de zaken vlot.

 

Chers collègues, la sécurité alimentaire bénéficie d'une attention particulière de la Coopération au Développement belge. La stratégie pour l'agriculture et la sécurité alimentaire met en évidence trois domaines d'intervention: la participation des agriculteurs aux chaînes de valeurs, la bonne gouvernance et la recherche et l'innovation visant à augmenter les résiliences de l'entrepreneur rural.

 

L'impact de la pandémie de COVID-19 sur la sécurité alimentaire ne peut en effet être sous-estimé. Il est clair qu'à court terme, nous devons nous concentrer sur les besoins alimentaires aigus, en particulier ceux des groupes les plus vulnérables, et veiller à ce que les chaînes alimentaires continuent de fonctionner. Au plan humanitaire, nous soutenons des opérations d'urgence mais aussi des actions de préparation aux catastrophes, des actions de réhabilitation et de reconstruction pour soutenir la résilience des communautés.

 

Dans ce contexte, les partenaires privilégiés de la Belgique sont le PAM et la FAO. Ces deux organisations ont adapté leur approche pour répondre aux conséquences à court et à long terme de la propagation du virus COVID-19 dans ces mesures. Le PAM s'appuie sur son expertise en logistique, en analyse des marchés et en création de débouchés économiques pour la production locale, là où le contexte le permet. La FAO prévoit le soutien aux producteurs afin d'augmenter la production alimentaire et les revenus. La Belgique a réservé des sommes supplémentaires pour le PAM et la FAO à hauteur de cinq millions d'euros.

 

Die bijkomende steun komt boven op de bijdragen van België tot de algemene middelen van het World Food Program, 4,8 miljoen euro, en het Immediate Response Accountfonds, 5 miljoen euro, dat ingezet wordt bij plotse crisissen. Die flexibele en meerjarige bijdragen geven de organisatie de mogelijkheid om zich aan te passen aan de meest dringende noden.

 

In deze gezondheidscrisisperiode is voedselhulp vanzelfsprekend prioritair voor het geheel van de humanitaire interventies. Zo is het World Food Program de leidinggevende organisatie in die materie. Andere humanitaire partners, de ngo's, de VN-agentschappen, het Rode Kruis en de Rode Halvemaan, integreren die noden in hun interventies.

 

Au niveau des programmes bilatéraux, une flexibilité au niveau des activités est étudiée dans les programmes bilatéraux en cours qui travaillent sur plusieurs pistes de mise en œuvre. J'en citerai deux à titre illustratif. Adopter les programmes en cours qui travaillent sur les chaînes de valeur dans le secteur agroalimentaire, notamment en renforçant les capacités locales de transformation et de stockage pour éviter les pertes alimentaires et en soutenant les mécanismes alternatifs de vente: commerce électronique reliant producteur et consommateur, circuit court. Veiller à ce que les considérations nutritionnelles soient reflétées dans les actions sectorielles.

 

De analyse voor een eventuele heroriëntering op middellange termijn loopt momenteel nog. Het uitgangspunt is dat een heroriëntering zoveel mogelijk dient aan te sluiten bij de bestaande programma's. Nieuwe domeinen opstarten of zelfs nieuwe domeinen vergen tijd en expertise, wat in deze tijden moeizamer verloopt.

 

Dans ce contexte, les programmes sont en cours dans les domaines de l'agriculture, de l'élevage ou du développement rural dans plusieurs de nos pays partenaires parmi lesquels le Burundi, le Bénin, la RD Congo, le Mali, le Niger, le Rwanda et la Tanzanie.

 

Notre agence de développement Enabel examine en concertation avec nos postes diplomatiques quelles dispositions peuvent être prises dès à présent au sein de ces programmes pour investir plus dans l'approvisionnement local de nourriture et adapte déjà certaines de ses activités. Enabel dispose d'une flexibilité et d'une autonomie assez larges pour ce faire.

 

À moyen terme, il est également nécessaire de s'attaquer aux faiblesses du système alimentaire mondial que la crise COVID-19 a une fois de plus relevées. Cela est conforme à l'approche Build Back Better (BBB) promue par le secrétaire général des Nations Unies, M. Guterres, que je soutiens. Plusieurs réponses consolidées au COVID-19 ont été élaborées au sein du système des Nations Unies au cours des dernières années aux niveaux sanitaire, humanitaire et socioéconomique. Ceci est important en fonction d'une approche multilatérale coordonnée que la Belgique souhaite voir se concrétiser.

 

Je suis heureux que l'importance de la sécurité alimentaire soit toujours reconnue à cet égard et nous continuerons à veiller à ce que nos organisations partenaires y accordent une attention importante en tant que priorité transversale dans leurs opérations.

 

La Belgique soutient donc plus que jamais l'approche multilatérale en la matière. Nous appuyons les réponses globales apportées tant par l'Union européenne que par les Nations Unies. Par ailleurs, la mise à disposition de fonds via des ressources centrales prend plus que jamais tout son sens dans cette situation de crise. Nous trouvons également essentiel de renforcer la coordination des politiques du Comité de la sécurité alimentaire globale (CSA), le principal organe mondial de la gouvernance alimentaire, qui réunit les États membres, la société civile, le secteur privé et surtout les populations les plus touchées par la crise alimentaire, pour discuter d'une réponse coordonnée. À long terme, il s'agit donc de soutenir la transition vers un secteur agricole et un système alimentaire plus résilients et surtout plus durables.

 

En ce moment, une révision de la stratégie actuelle me semble prématurée. La stratégie actuelle doit aussi pouvoir être mise en œuvre sur quelques années avant d'être analysée avec un minimum de recul. Puis, il ne me semble pas opportun de prendre une telle décision en période d'affaires courantes.

 

Over het artikel in De Standaard wil ik eigenlijk wel een aantal zaken zeggen. Ik betreur dat het artikel laat uitschijnen dat agro-ecologie tegengesteld zou zijn aan de duurzame transitie die de Belgische Ontwikkelingssamenwerking nastreeft in haar landbouwprioriteiten. Beide vallen terug op gelijkaardige basisprincipes en doelstellingen. Al in 2017 heb ik in beleidsdocumenten erkend dat agro-ecologie een deel van het beleid moet uitmaken. Het is duidelijk dat de onderliggende principes vandaag reeds de leidende principes van het beleid zijn.

 

Ik ben het er ook absoluut niet mee eens dat men laat uitschijnen dat daar slechts een zeer klein deel van het budget naartoe zou gaan. Volgens de cijfers van de studie ondersteunt 61 % van de financiering van de Belgische ontwikkelingssamenwerking rechtstreeks of onrechtstreeks de agro-ecologie.

 

Daarenboven vind ik dat men zich vergist. Ik heb dit punt hier al meermaals gemaakt. Men blijft altijd terugkomen op dat Fonds voor Voedselzekerheid. Sommigen zijn blijkbaar echt verliefd op die aparte structuur. Ik begrijp niet goed waarom, tenzij omdat dit fonds door het Parlement wordt gestuurd in de plaats van door mijzelf. Als we op zoek zijn naar complementariteit lijkt het mij logisch om voedselzekerheid in het algemeen landbouwbeleid te plaatsen.

 

Ik krijg soms de indruk dat men de ogen wil sluiten voor wat een natuurlijke transitie zou zijn. Ja, de familiale louter zelfbedruipende landbouw heeft hier ook bestaan, in de middeleeuwen. Toen leefde de overgrote meerderheid van de mensen die van de landbouw leefden in extreme armoede. Dat is ook de situatie vandaag in sub-Sahara-Afrika. De familiale landbouw is de beste garantie voor een duurzame armoede.

 

Ik vraag mij af waarom sommigen daaraan blijven vasthouden. Ik heb nooit in mijn nota's geschreven dat ik een fan ben van de zeer grootschalige agro-industrie. Dat staat absoluut niet in mijn nota's. Stel u voor dat de familiale landbouw productiever zou worden en meer zou produceren op de oppervlakte die men ter beschikking heeft, zoals in de rest van de wereld op veel plaatsen gebeurt. Stel u voor dat men erin zou slagen om voldoende te produceren voor de eigen bevolking. Zou dat geen goede zaak zijn? Zou dat er niet voor zorgen dat voedsel meer beschikbaar is, zoals we hier in een transitie van zoveel decennia hebben gekend?

 

Ik zal niet zeggen dat alles perfect is in onze manier van landbouw, maar de intensieve landbouw heeft er wel voor gezorgd dat voeding beschikbaar is voor mensen.

 

Het deel van hun budget dat mensen aan voeding moeten besteden, is hierdoor zeer sterk gedaald. Verder hebben mensen vandaag toegang tot gezonde en zeer diverse voeding, met de nodige positieve effecten op hun gezondheid. Als het onze betrachting is om ervoor te zorgen dat de lokale landbouw productiever en technologischer kan worden, zodat er meer middelen beschikbaar zijn voor de eigen markt, wat is daar dan fout aan? Stel dat die landen producten zouden gaan exporteren, wat zou daar dan mis mee zijn? Ik vond het artikel in De Standaard dan ook zeer tendentieus en eenzijdig.

 

Ik wil wel duidelijk stellen dat ik niet pleit voor de massieve agro-industrie zoals men die bijvoorbeeld in Latijns-Amerika op zeer grote schaal ziet. Men moet ervoor zorgen dat landbouwers voldoende inkomen kunnen genereren. Het enige positieve in dat artikel was de referentie aan Beyond Chocolate, want dat is een voorbeeld van de manier waarop wij daarnaar kijken. Wij stellen dat winstgevendheid een essentieel element is en dat men geen winstgevendheid kan hebben als er één partij is die nooit winst maakt, namelijk de lokale producent. Eén van de drie grote doestellingen van Beyond Chocolate is juist ervoor te zorgen dat de lokale landbouw voldoende kan verdienen.

 

Ik had gehoopt dat het artikel wat evenwichtiger zou zijn geweest, maar zo gaat dat nu eenmaal. Het biedt wel een opportuniteit voor bijkomende artikels die dan meer mijn visie op de feiten geven.

 

10.06  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, manifestement, nous sommes plusieurs au Parlement à revenir régulièrement avec des questions sur la sécurité alimentaire. On est à chaque fois confronté à notre ministre qui a clairement une vision sur ce que doit être l'approche agricole. On voit bien que ce point est politiquement difficile.

 

Je vous remercie pour les réponses. Néanmoins, ce qu'il se passe, c'est qu'au-delà d'une vision politique peut-être "libérale" ou plus écologiste…

 

10.07  Alexander De Croo, ministre: Plus scientifique peut-être?

 

10.08  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Justement, cela fait des années que les scientifiques, que ce soit dans les universités ou aux Nations Unies, nous indiquent que pour nourrir le monde, pour lutter contre le changement climatique et contre l'effondrement des écosystèmes, c'est l'agriculture familiale qui constitue la réponse. On ne lit peut-être pas les mêmes sources mais les publications vont dans ce sens-là.

 

Il y a un large consensus sur ces questions au niveau même des Nations Unies. Nous continuons à penser que réorienter l'approche agricole vers l'agro-écologie et vers des systèmes alimentaires résilients et durables est la solution tant au niveau climatique qu'au niveau de la biodiversité ou de la lutte réelle contre la faim.

 

Le SES (Service de l'évaluation spéciale) est encore venu présenter ses conclusions. Dans son évaluation sur un dispositif au Bénin, je crois, sur la culture des ananas, on voit qu'on choisit de ne pas suivre les recommandations du SES et qu'on continue à booster la vente à l'international de l'ananas plutôt que d'investir dans les systèmes locaux alimentaires. Cela reste préoccupant. La crise du COVID-19 nous le rappelle: quand on bloque les marchés internationaux, il faut réinvestir dans le système local qui doit être le plus adapté à ce qui nous attend en termes climatiques et en termes de biodiversité.

 

Je ne vais pas refaire tout le débat maintenant. Mes collègues vont probablement avancer d'autres éléments. Vous dites qu'il est trop tôt pour revoir la stratégie. En même temps, on est déjà en train de la revoir avec la stratégie D4D (Digital for development) qui est assez récente et que vous avez mise en place sous cette législature-ci. Il serait intéressant de pouvoir rapidement l'évaluer même brièvement de sorte à la réorienter. En effet, je pense que la crise du COVID-19 doit aussi nous inciter à revoir la stratégie sur la sécurité alimentaire.

 

Je comprends qu'on est en affaires courantes et que ce n'est peut-être pas le meilleur moment. Je pense toutefois qu'il faudra très vite, avec un nouveau gouvernement, se pencher sur ces questions-là.

 

Madame la présidente, j'arrive ainsi à la fin de mon intervention. Excusez-moi d'avoir été longue.

 

10.09  Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.

 

Het is goed dat er een debat is. Bij Ontwikkelingssamenwerking ontbreekt dat dikwijls, zeker ook in de media. Soms is het gunstig om het debat op gang te trekken over dit thema, zo niet zouden wij als parlementairen misschien onze aandacht verliezen, wat ik absoluut niet wens.

 

Deze crisis heeft duidelijk gemaakt dat de voedselzekerheidssystemen in ontwikkelingslanden redelijk zwak en fragiel zijn. Soms zijn ze gericht op export en moet men zelfs voedsel importeren. Dan stoot men op grenzen. Als er dan niet wordt geïnvesteerd in familiale landbouw, is de zelfvoorziening inzake voedsel er niet.

 

De vraag is: hoever staan we? Het is duidelijk dat we een aanpak op maat nodig hebben. In sommige landen moeten we verder investeren in familiale landbouw, omdat de systemen niet verder kunnen worden geüpgraded naar een grotere schaal, ook dat is duidelijk. Het is moeilijk om dit te veralgemenen. De uitdaging voor de toekomst inzake voedselzekerheid is een aanpak op maat en diversiteit tot stand te brengen, zodat we niet denken dat u voorstander bent van de agro-industrie en het Parlement van familiale, lokale landbouw. Dat is wat op flessen getrokken.

 

De aanpak op maat moeten we misschien duidelijker en concreter zien in de programma's die worden ontwikkeld, dan vinden we elkaar wel ergens in het midden. Ik vind  Beyond Chocolate bij ons een fantastisch project. In die richting moeten we ook met andere sectoren gaan. De schoneklerencampagne is ook iets op dat niveau.

 

Ik weet verder dat Nederland sectoraal gericht werkt met dergelijke conventies in het kader van due diligence. Ik denk dat dit de way to go is. De problematiek is te groot om hem globaal aan te pakken. Ik steun u in de sectorspecifieke aanpak, die het ook veel concreter maakt dan het algemene debat wie voor of wie tegen is. Het antwoord lijkt mij ergens in het midden te liggen, bij een op maat gerichte aanpak per land. Ik heb begrepen dat u ook in deze voedselcrisis in 5 miljoen euro extra hebt voorzien voor het Wereldvoedselprogramma en dat is een goede zaak.

 

10.10  Christophe Lacroix (PS): Madame la présidente, je rejoins les positions exprimées par mes collègues, mais je n'ai pas dit que le ministre n'avait rien fait en la matière. Par ailleurs, je pense que nos positions ne sont pas antagonistes mais plutôt complémentaires. À cet égard, je me réjouis d'apprendre qu'il existe à nouveau un groupe de travail parlementaire qui sera chargé de travailler sur la sécurité alimentaire et qui aura une vision complémentaire à celle du gouvernement.

 

Il n'en reste pas moins vrai que la lutte en faveur de la sécurité alimentaire repose essentiellement sur les systèmes alimentaires territoriaux qui, par leur diversité et leurs racines locales, sont clairement identifiés et contribuent efficacement à l'amélioration de la sécurité alimentaire sur le terrain.

 

Aussi, je pense qu'aider l'agriculture familiale revient à aider les agriculteurs à conserver leurs terres et leur pouvoir d'achat ainsi qu'à créer des stocks régulateurs pour eux-mêmes, plutôt que des stocks qui seront utilisés a posteriori par d'autres dans le cadre d'une spéculation abusive sur les denrées alimentaires.

 

Je pense qu'au cours des prochaines semaines, grâce au groupe de travail précité et, je l'espère, à un nouveau gouvernement, nous serons en mesure de donner forme à une nouvelle vision, qui reposera également sur l'évaluation - remarquable à mes yeux - du Fonds belge pour la sécurité alimentaire. Tout cela prend du temps, et je pense qu'il conviendra à l'avenir d'accentuer davantage l'agriculture familiale, en complément de tout ce qui se fait déjà.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Séverine de Laveleye à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les perspectives de coopération avec le Burundi" (55006783C)

11 Vraag van Séverine de Laveleye aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De perspectieven voor de samenwerking met Burundi" (55006783C)

 

11.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Le Burundi sort d’un processus électoral à huit clôt et chahuté clôturé le 20 mai avec l’élection de M. Evariste Ndayishimiye. De nombreuses irrégularités ont été recensées et dénoncées par différents acteurs.

 

De craintes de violence post-électorales restent d’actualité. Néanmoins, une nouvelle ère commence pour le Burundi qui peut apporter de nouvelles perceptives pour la coopération belge au Burundi

 

Ma question est dès lors la suivante :

Avez-vous déjà des perspectives de relance de la coopération bilatérale au Burundi ?

 

11.02  Alexander De Croo, ministre: Chère collègue, le programme indicatif de coopération avec le Burundi de 2010-2013 est toujours le programme de coopération gouvernementale en cours. La crise politique au Burundi a directement affecté l'évolution de la mise en œuvre de notre coopération gouvernementale, qui a pris différentes décisions ces dernières années dont celle d'interrompre la préparation d'un nouveau programme de coopération, d'arrêter ou de suspendre plusieurs interventions ou parties d'interventions et de réorienter ses moyens vers l'appui direct aux populations burundaises et aux droits humains. Ces interventions de coopération parviennent à se dérouler plus ou moins comme prévu.

 

Le Burundi est confronté à une croissance démographique importante, une population très jeune, une agriculture de subsistance peu productive, un taux important d'inactivité de la population, une croissance économique anémique avec un secteur privé peu développé et peu diversifié et des menaces climatiques et environnementales. Dès lors, à la mi-2019, j'ai marqué mon accord pour une reprogrammation des moyens budgétaires de 25 millions d'euros pour prolonger les interventions de la coopération gouvernementale en cours d'exécution, avec une augmentation budgétaire.

 

Ainsi, la prolongation de cinq projets dans les secteurs de la santé, de l'éducation et du développement rural permettra de continuer la coopération jusque fin 2022. Les conditions pour conclure un nouveau programme de coopération ne pourront être décidées que par un gouvernement fédéral de plein exercice.

 

11.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, nous ne plaidons pas pour un retour rapide à la normale, d'autant que la situation de la population burundaise est encore très incertaine. Il est pertinent de votre part de réorienter le soutien directement vers les populations et non vers l'État, au regard des années écoulées.

 

Cette période transitoire que nous vivons en Belgique permettra de laisser un peu de temps pour voir quel sera l'avenir de ce nouveau gouvernement au Burundi et comment nous pourrons soutenir de manière efficace et pertinente la population burundaise d'ici 2022.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- Els Van Hoof aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De extra middelen voor BIO" (55006796C)

- John Crombez aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De rol van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden" (55006801C)

- Wouter De Vriendt aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Extra fondsen voor BIO" (55006803C)

12 Questions jointes de

- Els Van Hoof à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les moyens supplémentaires alloués à BIO" (55006796C)

- John Crombez à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le rôle de la Société belge d’investissement pour les pays en développement" (55006801C)

- Wouter De Vriendt à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les fonds supplémentaires pour BIO" (55006803C)

 

12.01  Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de minister, de COVID-19-crisis stelt overheden wereldwijd voor grote uitdagingen. Internationale solidariteit is het enige antwoord op deze crisis. Als één land aan zijn lot wordt overgelaten, blijft de hele wereld in gevaar.

 

Het versterken van het economisch weefsel van en financiële ondersteuning voor de lokale privésector in ontwikkelingsregio's zal een belangrijke uitdaging blijven. Er zou dan ook 20 miljoen euro aan extra middelen voorzien worden voor de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingssamenwerking BIO in het kader van de aanpak van de COVID-19-crisis.

 

Ik wil hieromtrent volgende vragen stellen:

 

Kan de minister deze extra middelen bevestigen?

 

Wat zijn de exacte doelstellingen voor deze extra middelen? Maken die middelen deel uit van een breder plan van steunmaatregelen aan de private sector in ontwikkelingslanden?

 

Gaan de extra middelen naar ondernemingen waar BIO direct of indirect al een relatie mee heeft of gaan ze naar nieuwe ondernemingen?

 

Worden afwegingen gemaakt omtrent sectoren of cruciale ondernemingen, bijvoorbeeld geen steun voor ondernemingen die het voor de crisis al moeilijk hadden?

 

Worden er sociale en duurzaamheidsvoorwaarden gekoppeld aan steun voor ondernemingen?

 

12.02  John Crombez (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in een ‘call to action, how to save jobs in Afrika’ omwille van de COVID-19- crisis die u als minister ondertekende wordt gesteld dat Development Finance Institutions (DFI’s) “anticyclisch moeten handelen op het moment dat de private financiële stromen plotseling tot stilstand zijn gekomen” en dat ze “in de beste positie zijn om snel te handelen ter ondersteuning van de private sector in kwetsbare landen door noodkredietlijnen te verstrekken aan klanten voordat het te laat is”.

 

In dat verband heb ik de volgende vragen:

 

In welke mate valt de rol van de Belgische Inversteringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (BIO) als actor van ontwikkelingssamenwerking en de ambitie om anticyclische investeringen te doen, te verzoenen met het marktconform rendement volgens code 8 van de begroting dat BIO moet behalen?

 

Moet de Belgische overheid als enige aandeelhouder van BIO deze rendements vereiste niet herzien? Dit werd in 2012 al aangekaart in een rapport van 11.11.11.

 

In 2019 zou een nieuwe investeringsfaciliteit opgericht zijn die projecten financiert met een hogere ontwikkelingsimpact of een lagere return dan BIO normaliter op haar balans zou nemen. Welke rol ziet de minister voor deze nieuwe faciliteit in het formuleren van een antwoord op de uitdagingen door de crisis bij (toekomstige) ondernemingen waar BIO direct of indirect in investeert?

 

12.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, voor de humanitaire crisis voorziet u 22 miljoen euro wat een effectieve toename van de middelen betekent in 2020. Op het vlak van structurele ontwikkelingssamenwerking zijn er momenteel nog géén extra middelen voorzien. Dit is nochtans nodig, gezien de grote noden die bevestigd worden door tal van internationale instellingen als UNCTAD, de Wereldbank, de Wereldgezondheidsorganisatie etc. Wat u wel voorziet is het flexibel inzetten van het bestaande budget. En binnen dat flexibel inzetten gaat het overgrote deel (20 miljoen euro) momenteel naar BIO (of zo lijkt het toch voor de cijfers waarover we vandaag beschikken). Dit betekent een verhoging met de helft van wat normaal gezien jaarlijks voorzien wordt voor BIO, 40 miljoen euro.

 

Hoe verdedigt u deze keuze en welke andere maatregelen binnen de structurele ontwikkelingssamenwerking voorziet u nog?

 

12.04 Minister Alexander De Croo: Mevrouw de voorzitter, beste collega's, naast de sanitaire impact zijn vooral de socio-economische gevolgen van COVID-19 verwoestend. Ik kon dit vorige week zelf nog vaststellen in een discussie met onze vertegenwoordigers van Enabel op het terrein. De COVID-19-crisis dreigt de decennialange vooruitgang in de strijd tegen armoede terug te draaien en de grote ongelijkheid tussen en binnen landen te verergeren. Bovendien dreigt een langdurige wereldwijde economische vertraging ook een negatief effect te hebben op de uitvoering van de agenda 2030. In dit verband moet het ontwikkelingsbeleid ook inzetten op de ondersteuning van de economische veerkracht van onze partnerlanden.

 

In deze context heeft BIO een belangrijke rol te spelen. Als kleine ontwikkelingsfinancieringsinstelling heeft BIO een specifieke focus op micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in ontwikkelingslanden waarin zij rechtstreeks of onrechtstreeks investeert via financiële instellingen, microfinancieringsinstellingen, niet-bancaire financiële instellingen en zogenaamde private equity-investeringsfondsen.

 

Nog meer dan in normale tijden vervullen deze ondernemingen een belangrijke sociale en economische rol in de betrokken landen. In het postcorona tijdperk, waar het herstel van het economisch weefsel de prioritaire bekommernis zal zijn, zal hun rol nog aan belang winnen. De lokale kmo's worden nu zwaar getroffen door de COVID-19-crisis en de terugval van de economische bedrijvigheid. De meeste onder hen beschikken niet over de nodige reserves of buffers om de verliezen op te vangen en hebben in toenemende mate te kampen met acute liquiditeitsproblemen.

 

Aangezien ze in deze tijden van economische krimp moeilijk terechtkunnen op het reguliere financiële circuit, moeten zij aankloppen bij meer impactgeoriënteerde financierders, zoals BIO, die vaak hun enige kans op overleven zijn. Veel van deze klanten zijn immers zwaar getroffen door de sanitaire crisis en de daaraan gekoppelde teruglopende economische activiteit.

 

De 20 miljoen euro extra financiële middelen die voorzien werden voor BIO, staan los van de reguliere middelen van BIO. Het gaat om een eenmalige toekenning die heel specifiek gericht is op de ondersteuning van bestaande klanten van BIO tijdens deze crisisperiode.

 

De extra middelen zullen volledig ingezet worden om de liquiditeitsproblemen van de klanten van BIO op te vangen en om hen te helpen om deze moeilijke periode te overbruggen zodat ze na de sanitaire crisis ten volle kunnen meewerken aan het herstel. De middelen zullen alleen naar die klanten gaan die op 1 maart in goede financiële gezondheid waren. Aan de financiering zullen vanzelfsprekend dezelfde stringente sociale en duurzaamheidvoorwaarden gekoppeld worden als aan alle andere investeringen van BIO.

 

Het voorstel tot verhoging van de middelen van BIO past in een algemene Europese benadering van het opvangen van de economische gevolgen van de crisis. Onder meer de Europese Commissie benadrukt hierbij het belang van de DFI's. Verschillende Europese lidstaten, waaronder, Frankrijk, Duitsland, Nederland en Finland, bereiden een gelijkaardige beslissing als België voor en hebben de intenties om hun DFI's eveneens bij te springen met bijkomende financiering.

 

Bij de beoordeling van dienovereenkomstige aanvragen wordt er nauw gecoördineerd met andere DFI's in Europa via EDFI omdat de noodfinanciering van BIO en de andere EDFI's efficiënt en zonder overlap moet worden ingezet.

 

Deze aanpak sluit aan bij de prioritaire focus die ik sinds het begin van mijn mandaat als minister van Ontwikkelingssamenwerking op de ontwikkeling van het lokaal ondernemerschap heb gelegd. In dezelfde zin kunnen bijkomende middelen ter hoogte van minstens 2,5 miljoen euro worden toegekend aan de Business Partnership Facility, zodat er extra oproepen voor projecten ter ondersteuning van kleine en middelgrote bedrijven in deze landen gelanceerd kunnen worden.

 

Wat de verhouding betreft tussen de middelen van code 8 – met marktconform rendement – en die van code 5 – middelen waarvan de rendementsverwachtingen lager en/of de risico's hoger liggen –, impliceert anticyclisch investeren mijns inziens niet per definitie dat dergelijke investeringen geen marktconform rendement zouden kunnen halen. Voor extra investeringen in deze crisistijd voorziet BIO zowel in code 8-middelen uit het eigen vermogen als code 5-middelen waarvan de rendementsverwachtingen effectief lager en/of de risico's hoger kunnen zijn. De extra middelen die aan BIO ter beschikking zullen worden gesteld vanuit de middelen van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking zijn code 5.

 

Ik vind niet dat deze rendementsvereiste voor de algemene werking van BIO herzien dient te worden. BIO investeert in privéondernemingen en een lager dan marktconform rendement zou neerkomen op het subsidiëren van commerciële bedrijven. Dit zou het doel om lokaal ondernemerschap te helpen ontwikkelen voorbijschieten en de duurzame impact van deze bedrijven in grote mate ondergraven.

 

In 2019 werd inderdaad een soort investeringsfaciliteit opgericht die projecten financiert met een hoge ontwikkelingsimpact of een lagere return dan BIO normaliter op haar balans zou nemen. Deze faciliteit, die gebruikmaakt van code 5-middelen, zal mee ingezet worden in het antwoord dat BIO formuleert ter ondersteuning van haar klanten doorheen deze crisis.

 

12.05  Els Van Hoof (CD&V): Dank u wel, mijnheer de minister, voor uw antwoord.

 

Ik heb begrepen dat 20 miljoen euro naar bestaande projecten gaat. Dat is geruststellend voor ondernemingen die al in het BIO-programma zitten om de crisis het hoofd te kunnen bieden. Dat is duidelijk.

 

12.06  John Crombez (sp.a): Ik denk niet dat het de plaats en het moment is om een zware discussie over marktconformiteit van rendement te hebben. Ik dank de minister wel voor zijn antwoord. We zullen de beoordelingswijze van de projecten zelf heel goed opvolgen. Het is belangrijk om nu te streven naar een hogere ontwikkelingsimpact om ervoor te zorgen dat in abnormale tijden de impact van ontwikkeling van ondernemersschap er wel degelijk is. De dossiers worden al te vaak afgewezen omwille van referentie aan het verleden, van wat marktconformiteit zou moeten zijn. We zullen dit zeker opvolgen.

 

12.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Dank u wel, mijnheer de minister, voor het uitgebreide antwoord.

 

Het jaarlijkse bedrag dat besteed wordt aan BIO zal met de helft worden verhoogd. Steun voor de privésector kan op zich zeker zijn plaats hebben in het beleid van ontwikkelingssamenwerking. Tegelijkertijd wil ik toch de aandacht vestigen op een aantal belangrijke internationale oproepen om middelen voor structurele ontwikkelingssamenwerking, op andere vlakken dus, ook te verhogen. Daar zien we voorlopig geen extra middelen vanuit België.

 

Ik volg de opmerking van de heer Crombez. Ik heb ook wel de nood om te bekijken welke criteria worden gebruikt en welke afwegingen BIO maakt in de beslissing om middelen toe te kennen aan bepaalde bedrijven, aan bepaalde projecten, bepaalde investeringen.

 

Mijnheer de minister, mevrouw de voorzitter, is er een mogelijkheid om meer transparantie te krijgen als Parlementslid? Heel vaak wordt er, deels terecht, geschermd met de confidentialiteit, want het gaat om een commerciële beslissing. In hoeverre kunnen wij een zicht hebben op de afweging die gemaakt wordt in het steunen of niet steunen van projecten?

 

12.08 Minister Alexander De Croo: Het is geen slecht idee om de heer Zonneveld hier uitnodigen, dat is nog al gebeurd. Zo kan in deze commissie een dialoog met hem aangegaan worden.

 

De voorzitter: Dit kan gepland worden en dan kan er concreet gevraagd worden naar die 20 miljoen euro en de invulling ervan. Ik zal ook doorgeven aan het secretariaat om te focussen op de projecten en een algemene uitleg aan het begin van een legislatuur. Kunnen we dit zo afspreken?

 

12.09  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, dat kan. Indien Luuk Zonneveld wordt uitgenodigd, kan hem misschien onmiddellijk de vraag worden doorgegeven.

 

De voorzitter: Dat is de bedoeling.

 

12.10  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, welke ruimte kunnen wij, Parlementsleden, krijgen, om echt een zicht te krijgen op het afwegingskader bij concrete beslissingen tot steun?

 

De voorzitter: Wij zullen die vraag concreet meegeven. Dat was de intentie van mijn tussenkomst.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Samengevoegde vragen van

- John Crombez aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Extra middelen voor de ontwikkelingssamenwerking" (55006802C)

- Séverine de Laveleye aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Bijkomende steun voor ontwikkelingssamenwerking" (55006807C)

13 Questions jointes de

- John Crombez à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Des moyens supplémentaires pour la coopération au développement" (55006802C)

- Séverine de Laveleye à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le soutien additionnel pour la coopération au développement" (55006807C)

 

13.01  John Crombez (sp.a): Mijnheer de minister, collega De Vriendt heeft daarnet eigenlijk al een inleiding gegeven. Er is de toenemende internationale vraag om de effectieve middelen voor ontwikkelingssamenwerking te verhogen.

 

De volgende twee vragen uit mijn ingediende tekst breng ik in het bijzonder onder de aandacht.

 

Is Europa zich zeer actief aan het organiseren om de vraag naar meer middelen voor ontwikkelingssamenwerking te beantwoorden?

 

Is ook de Belgische regering extra investeringen aan het voorbereiden, misschien in lijn met wat de ODI voorstelt, namelijk 0,7 % van de voorziene relancemiddelen?

 

In uw antwoord op mijn vier vragen, zal ik vooral op de genoemde twee vragen uw antwoord goed beluisteren.

 

13.02  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Le 22 avril, vous nous annonciez un montant additionnel en 2020 de 22 millions d’euros pour l’aide humanitaire (à travers les agences coordonnées par les Nations Unies).

Les Nations Unies appellent à une mobilisation générale de soutien structurel aux pays du Sud, en plus d’une approche humanitaire. Par ailleurs, un plan de relance de l’Union européenne a été présenté par la Commission le 27 mai dernier qui inclut des moyens additionnels de 10 milliards d’euros pour la coopération au développement et 5 milliards pour l’aide humanitaire.

Vous nous annonciez aussi être en période de formulation d’une note de stratégie post-Covid19.
Mes questions sont les suivantes:

- Avez-vous l’ambition de débloquer des moyens additionnels encore en 2020 pour la coopération au développement pour soutenir les partenaires du Sud?

- Quelle position la Belgique va-t-elle tenir au sein du Conseil vis-à-vis du plan de relance de l’Union européenne?

- Où en est la formulation de la stratégie post-Covid et quels sont les acteurs mobilisés par vos services pour sa formulation?

 

13.03 Minister Alexander De Croo: België is een voorstander van de multilaterale aanpak van deze crisis. Het spreekt voor zich dat de aard van de crisis en de bedragen die nodig zijn om deze crisis te doorstaan van een dergelijke grootteorde zijn dat die ons land ver overstijgen. We steunen dan ook ten volle een sterk EU-engagement volgens het principe van leave no one behind. Het werd ook ingeschreven in de agenda van 2030. Dit is de leidraad van onze internationaal gecoördineerde inspanningen.

 

Er werden geen bijkomende budgetten uitgetrokken dan de middelen die momenteel reeds in de begrotingswet voor ontwikkelingssamenwerking zitten. Bestaande middelen zullen echter flexibel worden ingezet om de nodige steun te verlenen in het kader van de strijd tegen COVID-19. Concreet zal ik voor de derde en de vierde schijf voorstellen om een drieledige beleidsfocus te hanteren met betrekking tot de strijd tegen de COVID-19-pandemie en de gevolgen ervan.

 

Ten eerste, humanitair: focus op de gezondheid, behouden en uitbreiden naar voedselzekerheid. Ten tweede, mensenrechten: focus op vrouwen, meisjes en kinderen. Ten derde, socio-economisch ondersteunen van de privésector en sociale bescherming.

 

Voor de derde schijf wordt in deze drie domeinen op dit moment in respectievelijk 33, 8 en 34 miljoen euro voorzien. De 20 miljoen euro van BIO zit daarin.

 

En termes de moyens, la réponse de la Belgique est, dans l'ensemble, axée sur:

- la mobilisation flexible de moyens budgétaires existants;

- l'agilité des programmes en cours qui relèvent souvent de l'autonomie de nos partenaires et de la Coopération;

- les positions politiques et diplomatiques pour influencer la réponse de la communauté internationale et, en particulier, des partenaires multilatéraux.

 

Il s'agit naturellement d'une question qui dépasse le seul aspect de l'aide à nos partenaires, puisque les fonds proposés par la Commission européenne pour un appui supplémentaire dans le domaine de l'aide humanitaire et du développement font partie d'un plan total de 750 milliards d'euros.

 

Dit voorstel voorziet in 16,6 miljard euro voor internationale uitdagingen. Meer specifiek wordt er voorgesteld om 6 miljard euro extra uit te trekken voor humanitaire noden en 10,6 miljard euro toe te voegen aan het nieuwe instrument, het Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument. Deze laatste som zou vooral focussen op de steun aan de noodzakelijke investeringen voor socio-economische relance en moeten toelaten om 70 miljard euro aan investeringen te garanderen. De 16,6 miljard euro zijn overigens 2,21 % van de interne enveloppe en dus meer dan wat u als ideaal voorstelt, met name de 0,7 % van de interne EU-inspanningen.

 

België zal dit voorstel met een sterke internationale solidariteit ondersteunen. Dit moet voor mij ook leiden naar een meer assertieve rol voor de EU op mondiaal niveau, ook op het vlak van internationale ontwikkeling.

 

Inzake ons beleid rond schuldkwijtschelding laat ons land zich in essentie leiden door de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. België streeft ernaar om de ontwikkelingslanden te helpen in hun streven naar een duurzame schuldhoudbaarheid. Concreet zal ons land de discussie inzake schuldkwijtscheldingen dan ook met open vizier en constructief aanvatten. We moeten er wel op letten dat de discussie gekoppeld wordt aan bepaalde principes zoals transparantie, de strijd tegen de impact van COVID-19 en goed bestuur.

 

We moeten ook vermijden dat schuldkwijtschelding gebruikt zou worden om simpelweg andere schulden af te betalen, bijvoorbeeld Chinese of private. Dit kan alleen door sterk multilateraal overleg via de club van Parijs, maar ook met China en de Bretton Woods-instellingen. Dit vergt dus tijd. Onder leiding van de Thesaurie wordt momenteel ook aan een analyse gewerkt over de mogelijke impact van de schuldkwijtschelding op ons land, zowel direct, via bilaterale akkoorden, als indirect, via een mogelijke multilaterale schuldkwijtschelding.

 

Pour ce qui concerne la formulation de la stratégie post-COVID, l'analyse et les réorientations au niveau du volet santé sont pratiquement terminées. C'est le fruit d'une consultation des services de mon administration avec Enabel, la plate-forme de la société civile, Be-cause health, et l'Institut de Médecine Tropicale.

 

Sur le volet socioéconomique, un premier projet a été rédigé. Il tente d'identifier les défis-clés en lien avec l'impact du COVID sur chaque secteur de la coopération belge et les pistes de réponses. C'est à ce stade le fruit d'un travail des experts thématiques au sein de mon administration. Une fois que le projet aura parcouru les étapes d'une consultation interne au sein de l'administration, il sera discuté plus largement avec les postes diplomatiques et les partenaires de la coopération belge. L'idée est de se tourner de préférence vers les plates-formes d'acteurs existants. Vu les incertitudes sur les impacts socioéconomiques, le second volet doit être compris comme une réponse itérative susceptible de se nuancer au fil des mois.

 

Het spreekt voor zich dat de COVID-19-crisis en de gevolgen voor onze partners een belangrijke invloed zullen hebben op de discussies die worden gevoerd op Europees niveau. Het zal ook een weerslag vinden in de manier waarop wij met onze partners samenwerken, onder meer met een duidelijk grotere aandacht voor de gezondheidszorg in de samenwerkingsprogramma's. België is traditioneel altijd al een sterke partner geweest in de ontwikkeling van gezondheidssystemen en dat zullen wij zeker blijven benadrukken in onze internationale relaties. Ook de nieuwe EU-Afrika-strategie zal in dat licht moeten worden bijgestuurd, maar de juiste inhoud ervan is nog in behandeling. De vraag is overigens of de EU-Afrika-top in het najaar, net door de crisis, wel zal kunnen plaatsvinden.

 

13.04  John Crombez (sp.a): Mijnheer de minister, ik kan maar een element toevoegen aan uw antwoord. Inzake de steun voor ontwikkelingssamenwerking – ik laat nu even de schuldverlichting aan de kant – worden altijd zeer moeilijke optelsommen geformuleerd, die nadien druk worden besproken met het middenveld en in artikels.

 

Het enige dat ik wilde toevoegen aan uw antwoord is om te overwegen of België een engagement kan uitspreken dat het een deel van zijn relance aan de ontwikkelingssamenwerking zal verbinden. Dat maakt al die moeilijke discussies over de optelsommen en de cijfers veel gemakkelijker. Die zijn dan niet nodig, want dan is er een vast engagement om onze eigen relance, waar geen vast bedrag aan is gekoppeld, maar die in volle ontwikkeling is, aan de ontwikkelingssamenwerking te verbinden. Ik stel voor dat u dat engagement aangaat, mijnheer de minister, zoals het ODI voorstelde.

 

13.05  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, si j'ai bien compris, à part les 22 millions d'euros additionnels apportés pour l'aide humanitaire et l'allègement des dettes, aucun montant additionnel n'est prévu pour 2020. Vous misez plutôt sur la flexibilité et le soutien multilatéral.

 

13.06  Alexander De Croo, ministre: Aucun montant additionnel à ce qui est prévu dans le budget 2020 n'est effectivement envisagé.

 

13.07  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Chacun reconnaît la plus-value de la coopération belge en termes de flexibilité et d'orientation multilatérale avec un soutien clair à une stratégie européenne, sans oublier les premières initiatives que vous avez prises en vue de l'allègement des dettes. Cependant, il me semble qu'il aurait été pertinent d'aller gratter les fonds de tiroirs de cette législature et d'essayer de faire un geste financier additionnel plutôt que de se contenter de se concentrer sur les stratégies.

 

La Belgique est quand même un des pays les plus riches de la planète. Après une grosse diminution des montants alloués à la coopération belge durant ces dernières années pour n'atteindre que 0,42 % du revenu national brut en 2019, c'était, selon moi, le moment d'envoyer un signal fort. Monsieur De Croo, vous auriez bien fait si vous aviez donné un petit coup d'accélérateur pour finir votre législature en beauté!

 

Quoi qu'il en soit, je reviendrai sur cette question car c'est bien de soutenir les dynamiques multilatérales, mais il faut également pouvoir mettre la main au portefeuille. La Belgique a un rôle de leader à jouer en la matière.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 15 h 38 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.38 uur.