Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives	Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken
du Mercredi 10 juin 2020 Après-midi ______	van Woensdag 10 juni 2020 Namiddag ______

De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.20 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 20 et présidée par M. Ortwin Depoortere.

Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

De voorzitter: Collega's, mijnheer de minister, ik dank u voor uw aanwezigheid. Wij hebben deze namiddag heel wat werk voor de boeg. Wij hebben vier actualiteitsdebatten over respectievelijk de betoging in Brussel op 7 juni 2020, over pestgedrag bij de politie, over geweld tegen de politie en uiteraard een actualiteitsdebat over de coronacrisis.

Voor elk actualiteitsdebat is een groot aantal vragen ingediend. Ik zal het Reglement dan ook heel strikt toepassen, wat betekent dat ik twee minuten spreektijd aan de vraagstellers geef om hun vraag te stellen. Daarna laat ik de minister antwoorden, waarna er nog twee minuten spreektijd is voor elke repliek.

U begrijpt dat ik met vier actualiteitsdebatten enigszins strikter zal moeten toezien op de toegemeten spreektijden.

Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mag ik een opmerking over de actualiteitsdebatten maken?

De vragen die vandaag worden gesteld en de thema's die vandaag worden behandeld, kunnen morgen niet meer tijdens de plenaire vergadering worden behandeld. Ik wil er echt uw aandacht op vestigen, indien een lid meent dat de vragen een actualiteitswaarde voor het plenaire debat morgen hebben. De vragen kunnen nu wel worden gesteld, maar de Kamer zal dan wel in haar wijsheid oordelen dat geen doublure van het debat mogelijk is.

Ik ben bereid het debat te voeren. Ik wil dat alleen maar opmerken.

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik stel dat samen met u vast. De Conferentie van voorzitters heeft vandaag plaatsgevonden en heeft alle actualiteitsdebatten naar de commissie voor Binnenlandse Zaken verwezen. Dat is wat wij vandaag ook zullen doen.

Dat neemt niet weg dat ik weet dat ook een aantal vragen aan mevrouw Wilmès zijn gesteld, die hier natuurlijk niet ter sprake komen.

Laten wij van start gaan met het actualiteitdebat over de betoging in Brussel op 7 juni 2020.

01 Actualiteitsdebat over de betoging in Brussel op 7 juni 2020 en toegevoegde vragen van

- Michael Freilich aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De demonstraties naar aanleiding van Black Lives Matter en tegen racisme" (55006860C)

- Michel De Maegd aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De manifestatie in Brussel op 7 juni en de rellen achteraf" (55006849C)

- Franky Demon aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De betogingen tegen racisme" (55006874C)

- Philippe Pivin aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De manifestatie in Brussel op 7 juni en de niet-naleving van de gezondheidsmaatregelen" (55006882C)

- Sammy Mahdi aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De organisatie van betogingen tijdens de coronacrisis" (55006914C)

- Vanessa Matz aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De strijd tegen racisme bij de politie" (55006908C)

- Joy Donné aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De betoging van 7 juni 2020 in Brussel" (55006925C)

- Hervé Rigot aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De betogingen van zondag 7 juni" (55006929C)

- Vanessa Matz aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De reactie van de politie tijdens de antiracismebetoging in Brussel" (55006941C)

01 Débat d'actualité sur la manifestation à Bruxelles le 7 juin 2020 et questions jointes de

- Michael Freilich à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les manifestations au nom du mouvement Black Lives Matter et contre le racisme" (55006860C)

- Michel De Maegd à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La manifestation du 7 juin à Bruxelles et les dérapages qui ont suivi" (55006849C)

- Franky Demon à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les manifestations contre le racisme" (55006874C)

- Philippe Pivin à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La manifestation du 7 juin à Bruxelles et le non-respect des mesures sanitaires" (55006882C)

- Sammy Mahdi à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'organisation de manifestations pendant la crise du coronavirus" (55006914C)

- Vanessa Matz à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La lutte contre les faits de racisme au sein des services de police" (55006908C)

- Joy Donné à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La manifestation du 7 juin 2020 à Bruxelles" (55006925C)

- Hervé Rigot à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les manifestations du dimanche 7 juin" (55006929C)

- Vanessa Matz à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La réaction policière lors de la manifestation antiraciste à Bruxelles" (55006941C)

Ik heb begrepen dat de heer Freilich zijn vraag nr. 55006860C heeft ingetrokken, als ik dat op die manier mag interpreteren.

01.01 Michel De Maegd (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, ce dimanche 7 juin a eu lieu à Bruxelles une grande manifestation afin de rendre hommage à George Floyd et, de manière générale, à dénoncer le racisme omniprésent dans nos sociétés. Il va sans dire que cette noble cause mérite toutes les manifestations du monde.

Néanmoins, la période de crise sanitaire que nous traversons devait inciter le bourgmestre de Bruxelles à ne pas autoriser cet événement dans de telles conditions. En effet, lors du Conseil national de sécurité, alors que des rumeurs de manifestation naissaient déjà, la première ministre affirmait qu'il existait une multitude de possibilités pour exprimer son soutien à une cause qui soient compatibles avec la période de crise sanitaire.

Jeudi dernier, en séance plénière, la première ministre affirmait une fois de plus, sans ambiguïté: "Il semble que plus de 5 000 personnes auraient l'intention de se mobiliser dimanche. J'espère sincèrement que le bourgmestre trouvera, avec les organisateurs, une alternative à une manifestation qui serait contraire aux décisions prises pour protéger la population du coronavirus et qui ferait courir un grand risque aux participants. Il en va aussi du respect du personnel soignant".

Nous connaissons tous la suite: pas moins de 10 000 personnes se sont rassemblées dans un périmètre bien trop exigu et, à la suite de la manifestation, des dégradations et des pillages de magasins ont malheureusement eu lieu. Au total, 28 policiers ont été blessés et 239 personnes interpellées.

Monsieur le ministre, quelle est votre vision de la situation? Considérez-vous comme normal que le bourgmestre de Bruxelles ait autorisé une telle manifestation dans ce contexte? Le 5 juin, soit deux jours avant les faits, vous avez pris, en concertation avec les membres du CNS, un arrêté ministériel interdisant le rassemblement de plus de dix personnes. Que répondez-vous au ministre bruxellois Rudi Vervoort, qui, alors qu'il siège au sein du CNS, renvoie la responsabilité aux autorités fédérales?

Les syndicats de police ont déposé un préavis de grève. Selon vous, toutes les conditions étaient-elles remplies pour assurer la sécurité et le respect des règles de distanciation sociale? Concrètement, quel était le dispositif mis en place? A-t-il été correctement dirigé?

Enfin, quelles seront les suites données à ces événements?

01.02 Franky Demon (CD&V): Mijnheer de minister, de gebeurtenissen in de Verenigde Staten staan op ons netvlies gebrand. Tegen fascisme en discriminatie zeggen we duidelijk neen. We moeten onze verantwoordelijkheid nemen en ik meen dat de mensen dat ook willen doen, maar wat ik zondag gezien heb kan echt niet. Velen zullen het ermee eens zijn dat dit een zeer wrange nasmaak gaf.

Werd dit gedoogd of toegelaten? Voor mij is dat eigenlijk om het even, het heeft plaatsgevonden en er werd niet op gereageerd. In tijden waarin een barbecue met tien mensen niet kan doorgaan, in tijden waarin grootouders van grote families hun kleinkinderen niet kunnen ontmoeten, kunnen hier in Brussel tienduizend mensen samenkomen en dan ook nog eens geweld plegen.

Mijnheer de minister, ik heb dan ook enkele zeer concrete vragen. Waarom werden betogingen van een dergelijke omvang toegelaten of gedoogd terwijl andere massabijeenkomsten nog steeds verboden zijn?

Zal er een evaluatie komen om te bepalen hoe we daar in de toekomst mee moeten omgaan, in Brussel en in andere steden? Was de politie in de verschillende steden, zeker in Brussel, volgens u voldoende voorbereid op zulke bijeenkomsten?

Zijn er GAS-boetes uitgedeeld voor het niet-naleven van de coronamaatregelen? Waren er dat volgens u voldoende?

Hoeveel demonstranten werden in de verschillende steden en gemeenten volgens uw diensten geteld en opgepakt? Welk gevolg zal eraan worden gegeven?

Laat ons duidelijk zijn, het signaal dat we geven tegen racisme en discriminatie mag niet in het gedrang komen door het – excuseer mij voor de uitdrukking – crapuleus gedrag van sommigen.

01.03 Philippe Pivin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne reviens pas sur les antécédents. Nous avons constaté l'irrespect évident sur place et aux yeux de tous, enfants et adultes, de toutes les mesures qui ont été décidées notamment au Conseil national de sécurité et qui étaient destinées à lutter contre la propagation du virus.

À nouveau, vous avez pu assister, comme nous, à un spectacle affligeant. Les vidéos ont montré des rassemblements de dizaines de personnes saccageant des vitrines de commerces, propriétés d'exploitants qui sont paralysés depuis des mois au même titre que les Belges qui sont confinés chez eux.

Depuis lors, des commentaires ont été faits. Vous avez participé à la réunion de la première ministre qui a, entre-temps, convoqué le bourgmestre de la ville de Bruxelles, bourgmestre qui a donné une autorisation que je qualifie d'irresponsable. Vous avez participé à cette réunion et, d'après M. Vervoort, ministre-président, vous auriez été en capacité d'interdire l'événement, puisque nous sommes dans une phase fédérale.

Monsieur le ministre, que répondez-vous au ministre-président Vervoort qui a évidemment beau jeu d'essayer de déplacer les responsabilités qui sont d'abord probablement les siennes.

Quelles autorisations ont-elles été accordées aux organisateurs de ces rassemblements et à quelles conditions? Qui a géré la coordination de l'événement et quel effectif policier a-t-il été prévu pour l'encadrer? Quelles directives initiales ont-elles été communiquées aux forces de police par les autorités administratives? Quels processus décisionnels ont-ils été réalisés durant la manifestation et, ensuite, face aux débordements survenus dans le cadre des rassemblements? Enfin, y a-t-il eu des demandes de renfort, notamment de la réserve fédérale, par les zones de police locale?

01.04 Sammy Mahdi (CD&V): Ik wil me vooreerst aansluiten bij wat collega Demon al gezegd heeft.

Het is inderdaad onbegrijpelijk wat er afgelopen zondag gebeurd is. Ergens kan ik begrijpen dat mensen hun stem willen laten horen. Wie de beelden heeft gezien van George Floyd, die vermoord wordt door een Amerikaanse politieagent die met zijn knie op zijn hals gaat zitten, wie weet dat we in België al twintig jaar wachten op een degelijk antiracismeplan, kan ook begrijpen dat mensen op een bepaald moment van zich willen laten horen. Daar zijn momenten, maar vooral ook manieren voor om van zich te laten horen. Er zijn heel wat mensen die vandaag niet naar buiten kunnen om hun ouders of grootouders te zien. Er zijn mensen in de zorg die hard werken en iedere dag risico's nemen in het belang van de volksgezondheid. Dan zien dat betogingen plaatsvinden met tienduizenden mensen die samenkomen en de volksgezondheid absoluut niet respecteren, zorgt er enkel voor dat het draagvlak voor een degelijke strijd tegen racisme volledig onderuitgehaald wordt.

Ik wil vooral vooruitkijken. Ik wil niet kijken naar wat er gebeurd is, maar ik wil vooral weten wat er in de toekomst zal gebeuren. We leven in een land waar gelukkig ook nog vrije meningsuiting geldt. Ik ben benieuwd naar de manier waarop in de toekomst betogingen georganiseerd kunnen worden. Ik ben er namelijk wel van overtuigd dat er manieren zijn om een stem te laten horen op een creatieve manier. Dat gebeurde al in de zorgsector, waarbij mensen elke dag om 20.00 uur applaudisseren. Als het gaat om de strijd tegen racisme en discriminatie zijn er nog alternatieven, waarbij er in heel wat steden op een degelijke manier betoogd is met respect voor de volksgezondheid.

Op welke manier gaan we ervoor zorgen dat dit in de toekomst enkel nog op deze manier gebeurt, dat er respect is voor de volksgezondheid, en liefst ook respect voor de openbare orde en voor heel wat handelaars die wekenlang hun winkel hebben moeten sluiten? Nu moeten ze immers vaststellen dat hun winkels volledig vernield zijn.

01.05 Joy Donné (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik ga mijn inleiding overslaan, omdat ze overeenkomt met wat de vorige sprekers al gezegd hebben.

Ik deel natuurlijk de verontwaardiging. Het toelaten en tolereren van de manifestatie van afgelopen zondag met tienduizend deelnemers is compleet onverantwoord in deze coronatijden. Toen hetzelfde plaatsvond in Amsterdam een week eerder, lachten we er nog mee. Wij deden dit nog eens over met dubbel zoveel mensen en een heel pak plunderingen en geweld.

Het is niet de eerste keer dat een manifestatie uit de hand loopt in Brussel. Het is ook niet de eerste keer dat een groep relschoppers dergelijk agressief gedrag tegen de politie vertoont. Dat is trouwens een ander actuadebat waarover we het straks zullen hebben.

De afgelopen jaren volgt in Brussel het ene gewelddadige incident het andere op. Ook deze keer roept het beheer van de manifestatie heel wat vragen op. Het is in politiemiddens algemeen geweten dat aan een manifestatie van een dergelijke omvang niet alleen rustige betogers deelnemen, maar dat er ook onruststokers en hooligans zijn die schade aanrichten en geweld plegen, en dat er criminelen zijn die van de chaos gebruikmaken om diefstallen te plegen. Dat is allemaal niet nieuw. De politie heeft de nodige ervaring om zulke situaties aan te pakken, als ze op de juiste manier zou worden ingezet, als ze de juiste instructies zou krijgen, als er correcte risicoanalyses worden gemaakt, als er een duidelijke eenheid van commando is vanuit het bestuurlijke niveau tot op het terrein. Daarvan was zondag echter niets te merken.

Ik heb dan ook heel wat vragen over hoe de manifestatie is verlopen, hoe de organisatie van de politie is gebeurd, wie daarbij betrokken was, of de juiste risicoanalyse werd gemaakt, of de tolerantiegrenzen duidelijk werden bepaald en of er voldoende manschappen waren gemobiliseerd.

Dat zijn allemaal heel belangrijke vragen, maar ik vind dat ze meer verdienen dan een kort antwoord in deze commissie. Ik wil u dan ook met aandrang verzoeken dat u uw bevoegdheid als toezichthoudende overheid van de burgemeester van Brussel zou aanwenden en een onderzoek zou laten uitvoeren door de Algemene Inspectie om volledige klaarheid te scheppen over de rol en de verantwoordelijkheden van de bestuurlijke overheid in wat er zondag allemaal is misgelopen. Onze burgers en onze politie hebben daar recht op.

01.06 Hervé Rigot (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, ce week-end dans les grandes villes européennes – Londres, Paris, Berlin –, mais également chez nous – Liège, Anvers, Bruxelles –, des milliers de manifestants ont rendu hommage à George Floyd en solidarité avec le mouvement Black Lives Matter et se sont mobilisées contre le racisme en général.

Alors qu'on avance vers un déconfinement, tous les responsables ont évidemment dû peser le pour et le contre de ces rassemblements, pas seulement à Bruxelles, mais partout dans le monde. À Bruxelles, 10 000 personnes se sont rassemblées; à Liège, 1 000 et à Anvers plus de 1 400.

La plus grande partie des participants sont venus masqués ou ont bénéficié de masques distribués par les organisateurs aux abords des lieux de rendez-vous. Les manifestants respectaient autant que possible les gestes barrières.

Exploiter ces rassemblements pour en faire de la politique politicienne est regrettable dans un contexte de lutte contre le racisme. Je préfère citer Emmanuel André pour poser les termes du débat: "Si le racisme n'existait pas, 10 000 personnes n'auraient pas dû rappeler à Bruxelles que nous sommes tous égaux. À ces personnes, je demande de respecter strictement les gestes barrières pendant quinze jours et de continuer leur combat toute leur vie."

Malheureusement, c'est vrai, des casseurs sont venus entacher la manifestation bruxelloise. Ne nous trompons pas: ces casseurs stigmatisent les choses. N'en profitons pas pour nous tromper de débat. Il s'agit évidemment d'actes inacceptables, face auxquels la police a réagi sur instruction du bourgmestre.

Monsieur le ministre, combien d'arrestations ont-elles eu lieu lors de ces manifestations? S'agit-il de personnes déjà connues des services? Des arrestations ont également eu lieu en dehors de Bruxelles, notamment à Anvers. Les forces de l'ordre étaient bien présentes pour la gestion de ces débordements.

Estimez-vous que cette manifestation n'aurait pas dû avoir lieu? Si oui, je vous rappelle que la loi sur la fonction de police vous donne, en son article 11, la possibilité de vous substituer au bourgmestre ou aux autorités locales quand l'intérêt général l'exige. Avez-vous eu recours à cette faculté? L'avez-vous envisagée? Estimez-vous que la manifestation aurait dû être interdite? Si oui, pourquoi ne pas l'avoir décidé?

01.07 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik heb nog een vraag over de voorbereiding van de betoging. Hoe werd op voorhand het risico ingeschat? Wanneer heeft men dat gedaan? Is de risico-inschatting tijdig gebeurd? Is er versterking aangevraagd? Hoe zijn de contacten verlopen tussen het federale niveau, het gewest en het lokale niveau? Wat is de rol van de Nationale Veiligheidsraad geweest? Welke lessen zijn ondertussen getrokken?

Hoe ziet de nasleep eruit? Zijn er al afspraken gemaakt over het vervolgingsbeleid ten aanzien van de plunderaars? Komt er een intern onderzoek naar vermeend politiegeweld?

Ik hoop vooral dat alle plunderaars en mensen die nadien schade hebben aangericht, zullen worden bestraft. Het crapuleus gedrag dat we daar gezien hebben, heeft niets te maken met de overgrote meerderheid van de mensen die aan de betoging hebben deelgenomen. Daarom heb ik heel veel empathie voor de verontwaardiging over de vorm van de betoging. Tegelijk roep ik iedereen op om ook naar de boodschap van de betoging te luisteren.

Na de betoging ontbreekt het nog steeds aan een belangrijk signaal uit de politieke wereld dat de boodschap van die betoging wel degelijk is gehoord en dat er eindelijk maatregelen tegen racisme zullen komen.

Mijn laatste vraag is aan u en aan alle collega's hier aanwezig gericht, mijnheer de minister. In tijden van een gezondheidscrisis heeft die betoging desalniettemin met alle bijbehorende gezondheidsrisico's tienduizend mensen op de been gebracht. Wat zou dat buiten coronatijden geweest zijn? Hoeveel mensen waren er dan op straat gekomen? Hoe luid had het signaal dan geklonken? Vooral, wat zullen we eindelijk met dat signaal doen?

01.08 Dries Van Langenhove (VB): Mijnheer de minister, twee weken geleden hebt u gezegd dat het de laatste keer was dat we zulke scènes zouden zien waarbij de politie op het gezicht krijgt in Anderlecht, voor de zoveelste keer. Enkele dagen geleden, vlak voor de plunderingen in Brussel, zei u nog dat het een verstandige beslissing van het Brusselse stadsbestuur was om die manifestatie te gedogen. "Gedogen" betekent in de realiteit eigenlijk toelaten.

De afgelopen maanden heb ik zelf, samen met bijna 150.000 landgenoten, kunnen zien dat u de coronamaatregelen zeer strikt hebt toegepast. Ik was daar zelf getuige van. U hebt ook gezegd dat u eindelijk iets zou doen aan het geweld tegen de politie in Brussel. Meer nog, u zei letterlijk dat het de laatste keer was dat die mensen op hun gezicht zouden krijgen, klop zouden krijgen, in onze hoofdstad.

Mijnheer de minister, hoe kan het dan dat midden in de coronacrisis tienduizend mensen samenkomen in Brussel en niet alleen een gevaar vormen voor de volksgezondheid, maar ook winkels plunderen, eigendommen vandaliseren en opnieuw de politiemensen die daar staan met gevaar voor eigen leven, op het gezicht slaan, vernederen en met geweld aanvallen? Hoe kan dat als u, zoals u beweert, uw verantwoordelijkheid zou hebben genomen?

01.09 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, liberalen vinden de vrije meningsuiting een van de hoekstenen van onze maatschappij, maar in COVID-19-tijden, waarin wij onze inwoners vragen om drie maanden in hun kot te zitten, waarin wij ondernemers vragen om hun zaak verplicht te sluiten, met omzetverlies en misschien ontslagen tot gevolg, waarin verzorgenden, verpleegkundigen en dokters wekenlang hun best doen om iedereen gezond te houden, is het gewoon onverantwoord, onveilig en oerdom om samenkomsten zoals die van vorige zondag in Luik, Leuven, Antwerpen en Brussel, waar het het ergste was, toe te laten.

Komt er een onderzoek naar de reden waarom de burgemeesters die manifestaties hebben toegelaten en of zij binnen het kader van het MB zijn gebleven?

Dat u ze persoonlijk aanspreekt, vind ik een verantwoordelijkheid van u als minister van Binnenlandse Zaken, maar ik heb twee suggesties voor u en voor minister De Block.

Ten eerste, als er over twee, drie of vier weken weer een heropflakkering is van de epidemie en er zich patiënten aandienen bij de ziekenhuizen, dan vind ik dat men eerst moet vragen waar de betrokkene was op 7 juni 2020. Als zij dan op een van de betogingen aanwezig zijn geweest, dan vind ik dat de ziekenhuisfactuur van die patiënten rechtstreeks naar de betrokken burgemeesters en stadsbesturen moet worden gestuurd.

Ten tweede, de rellen waren onaanvaardbaar. Daar geldt hetzelfde: de stad Brussel moet opdraaien voor de kosten voor de handelaars in de Naamsestraat en de omgeving daarvan, want zij is ervoor verantwoordelijk dat al die mensen zich in de straten van Brussel hebben verzameld.

01.10 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik ben zeer tevreden dat ik in de commissie een en ander met u kan bespreken en enige conclusies kan trekken.

Ik zie dat er in de commissie voorwaar een grote eensgezindheid is dat de federale minister van Binnenlandse Zaken zijn bevoegdheid volledig mag en moet uitoefenen en daarbij geen rekening moet houden met de verschillende gevolgen van de staatshervormingen, die door de overgrote meerderheid van de aanwezigen in de commissie zijn goedgekeurd. Ik neem daar akte van en ik zal onmiddellijk na de vergadering naar het kernkabinet en de regering vertrekken en vragen dat zij mij de universele bevoegdheid geeft om op het terrein op te treden. Dank voor uw steun daarvoor.

Uit de verslagen van het Comité P, het onafhankelijk toezichtsorgaan dat van het Parlement afhangt, blijkt niet dat er een structureel probleem van racisme bij de politie bestaat. Integendeel, er waren slechts weinig klachten. In 2017 waren er 45 klachten en in 2018 waren er 58 klachten op een totaal van 50.000 politiemensen. Van die klachten werd het overgrote deel als ongegrond geklasseerd.

Ik kom onmiddellijk tot de vragen over de voorbereiding en het verloop van de betoging. In eerste instantie zijn de burgemeester en zijn politiekorps verantwoordelijk. Dat zal niemand veranderen, ook geen bijeenkomst van de commissie voor Binnenlandse Zaken van het federale Parlement. De burgemeester moet in overleg met de organisatoren het gevaar inschatten en de nodige maatregelen nemen. Hij moet in de huidige omstandigheden rekening houden met de maatregelen die door de Nationale Veiligheidsraad genomen zijn om de verdere verspreiding van het COVID-19-virus tegen te gaan, en ze daadwerkelijk op zijn grondgebied toepassen. Het is dus aan de burgemeester om hierbij een interpretatie, een implementatie en evenwichten te vinden.

Desgevallend kan volgens de provinciewet, de wet op het politieambt en de verschillende achtereenvolgende staatshervormingen de gouverneur waar nodig bijsturen; in laatste instantie kan ikzelf als minister van Binnenlandse Zaken ook ingrijpen.

Ik herhaal de verzuchting van de vergadering dat onmiddellijk te doen en alle wettelijke bepalingen en bevoegdheden die toegewezen zijn aan alle andere instanties, in één stap over te slaan.

Wat de betoging van zondag in Brussel betreft, werd verzekerd dat de nodige maatregelen in verband met social distancing en het dragen van mondmaskers werden genomen.

De organisatoren hebben tevens tientallen stewards ingezet om het verloop in goede banen te leiden. De federale politie kwam daarbij in versterking op vraag van de lokale politie, zoals dat altijd het geval is in de hiërarchie bij de bestrijding van dergelijke evenementen.

Ik heb van de minister-president van het Brussels Gewest, die sinds de zesde staatshervorming – mee goedgekeurd door een aantal partijen hier vertegenwoordigd – de bevoegdheden van de gouverneur inzake openbare orde uitoefent, evenmin een signaal gekregen dat er problemen verwacht werden, dat er namens zijn ambt moest worden opgetreden of dat een initiatief zijnerzijds noodzakelijk was bij de beoordeling en de organisatie van de betoging. Dat is toch een belangrijk feit; wij leven nog altijd in een rechtsstaat.

Onder meer door de hoge opkomst kon de regels betreffende social distancing niet gerespecteerd worden. Ook het voorschrift om zwijgzaam te betogen en zo de verspreiding van partikels te vermijden, werd niet opgevolgd door de vrije en individuele deelnemers aan de betoging. Nadien zijn er rellen uitgebroken, wat de strijd tegen racisme uiteraard geen dienst heeft bewezen. Met plunderingen en geweld tegen de politie helpt men de boodschap van Black Lives Matter niet, integendeel zelfs. De daders werden geïdentificeerd en worden vervolgd. Ik zal straks nader ingaan op de cijfers.

Ik heb samen met de eerste minister een overleg gehad, waar de burgemeester van Brussel bij aanwezig was. Daar kwam uit dat het mogelijk moet zijn om de vrijheid van meningsuiting te garanderen, zonder dat men daarvoor massaal fysiek moet samenkomen in de periode waarin we nu leven. Het is echter in de eerste plaats aan de burgemeester en de organisatoren om de voorwaarden te scheppen om het samenscholingsverbod en de opgelegde limiet van 20 personen vastgelegd door de Nationale Veiligheidsraad op advies van de GEES, te respecteren.

Ikzelf ben op het moment bezig met een initiatief, wellicht via een ministerieel schrijven, na een korte overlegfase met alle betrokken autoriteiten, waarbij ik algemene en gedurende een bepaalde periode geldende voorschriften uitschrijf met betrekking tot betogingen en het beperken van het aantal aanwezigen tot het in het ministerieel besluit vastgelegde aantal deelnemers aan openbare activiteiten, voor het gehele grondgebied.

En réponse à vos questions communes sur le déroulement de l'événement, je souhaite rappeler que cette manifestation répondait à un appel à manifester. Les initiateurs ont fait remarquer que la réponse à l'appel était très importante et qu'il fallait donc s'attendre à un grand rassemblement de personnes. La police de Bruxelles, regroupée dans la zone Bruxelles-Ixelles, a décidé d'opter pour le dialogue afin que ce rassemblement se fasse de manière pacifique, statique, limitée dans le temps, en respectant dans la mesure du possible les mesures sanitaires. Il a été conseillé aux organisateurs d'opter pour la place Poelaert, offrant plus d'espace, et pour un rassemblement entre 14 h 30 et 16 h 30.

Le dispositif policier était très important, comptant quelques centaines de policiers, dont des cavaliers, plusieurs arroseuses, un hélicoptère et des drones. De plus, des dispositifs de gestion de personnes arrêtées, de suivi judiciaire et de patrouilles de proximité ont été mis en place.

À partir de 14 h 00, la foule a commencé à se rassembler sur la place Poelaert, avec près de 10 000 personnes. Ce rassemblement s'est déroulé sans le moindre incident et en bonne collaboration avec la police. L'organisateur a appelé la manifestation à se disloquer à 16 h 35 et l’appel a été suivi.

Vers 17 h 15, durant la dislocation, via la rue de la Régence comme c'était prévu, une partie des participants s’est retrouvée devant un barrage empêchant l’accès à la zone neutre afin de protéger le Parlement, ses environs et l'ambassade américaine. Des dégradations ont eu lieu et des projectiles furent jetés vers les forces de police déployées derrière le barrage. Grâce à la bonne collaboration et les contacts constructifs tout au long de la journée avec le service d’ordre de l’organisateur, la situation a été désamorcée.

Toutefois, d'autres incidents ont été signalés à partir de 17 h 25 près du carrefour qui croise le boulevard de Waterloo et l'avenue de la Toison d'or. C'est durant la réaction de la police à cette attaque que certaines boutiques de la chaussée ont été saccagées. Une nouvelle dispersion a alors eu lieu et la police a entrepris de procéder à des arrestations administratives.

À partir de 18 h 35, la police a repris le contrôle de la chaussée d’Ixelles pendant que des arrestations se poursuivaient car des incidents avaient encore lieu dans les plus petites artères. Ils furent ensuite jugulés par des patrouilles qui procédèrent à des arrestations administratives.

Sommigen zeggen dat de antiracismeboodschap moest worden gehoord. Het overbrengen ervan was echter behoorlijk gestoord. Dat moet deze commissie toch ook beseffen. Er is een gigantisch spanningsveld tussen de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid die sommigen zichzelf toemeten om een aantal andere zaken te doen die ik volledig veroordeel. Ik zal alle maatregelen nemen en ze ook ten uitvoer leggen als de commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken mij dat toelaat. Daarvoor zullen we elkaar recht in de ogen moeten kijken.

Le calme est revenu vers 21 h 00 et le dispositif policier a continué à patrouiller pour sécuriser les environs. Plus aucun incident ne fut relevé. La police a commencé à procéder aux constatations et aux réparations d’urgence sous protection du dispositif de patrouille.

Le bilan chiffré est le suivant. Dix mille personnes ont participé à la manifestation. Quinze boutiques furent pillées sur le territoire de Bruxelles-Ville. Dix-huit boutiques furent vandalisées à Ixelles. Trente-deux policiers furent blessés légèrement et un plus grièvement, mais sans hospitalisation. Quinze véhicules de police ont été endommagés.

Mijnheer de voorzitter, er waren ook vragen over de cijfers van klachten over racisme bij de politiediensten.

Het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten ontving van april 2017 tot en met december 2017, 99 klachten die betrekking hebben op een of andere vorm van discriminatie in de ruime zin van het woord. Dat gaat over discriminatie op grond van kleur en afkomst, maar ook op grond van geloof, geslacht en een aantal andere zaken.

Enkel op basis van racisme kreeg het Vast Comité P, 45 klachten binnen van april 2017 tot en met december 2017 en in 2018 ontving het 58 klachten op een totaal van 2.965 ingediende klachten bij het Comité P.

Op een totaal aantal van 219 gerechtelijke onderzoeken, gevoerd door de Dienst Enquêtes van het Vast Comité P, werden in 11 onderzoeken feiten van racisme ten laste gelegd van politieambtenaren.

De Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie heeft sinds 2017 tot en met 2019 een totaal van 19 dossiers inzake racisme ten laste van politieambtenaren behandeld.

Er was een verwijzing naar de impact van de betogingen in andere Belgische steden en de eventuele gevolgen en bestraffing ervan.

De politiezone Oostende was voldoende voorbereid. Ik heb trouwens gezien dat enige of sommige leden erg actief waren. Er waren tussen 200 en 250 demonstranten op een ruime oppervlakte en daarom werden geen GAS-boetes uitgedeeld. Niemand werd opgepakt en er waren geen incidenten.

Voor de politiezone Gent werd geen enkele van de vier manifestaties toegestaan. De organisatoren stelden er toch mee door te zullen gaan. De manifestaties verliepen kalm en gedisciplineerd, zodat de politie niet diende over te gaan tot bestuurlijke en/of gerechtelijke aanhoudingen. Voor drie van de vier manifestaties waarbij effectief manifestanten in Gent aanwezig waren, zijn in totaal zes GAS-boetes op basis van de gemeentelijke verordening opgesteld.

In Antwerpen kregen de betogingen evenmin een toelating en dat werd ook duidelijk aan de organisatoren gecommuniceerd. De organisatoren hielden zich niet aan dat verbod en werden geverbaliseerd. Op zondag werden 120 personen bestuurlijk aangehouden. Zij zullen allemaal een GAS-boete krijgen.

Quant au reste du pays, il ressort que des manifestations pacifiques ont eu lieu dans les jours qui précèdent à plusieurs endroits de Belgique, sans qu'aucun incident majeur ne soit à déplorer. Des manifestations ont ainsi eu lieu à Louvain, Liège et Courtrai, tandis qu'une action statique s'est déroulée à Bruges. En province du Hainaut, on ne recense aucune manifestation à proprement dit. Aucun de ces rassemblements n'avait été, au départ, ni autorisé ni toléré par les autorités. Des informations que j'ai pu obtenir, une seule arrestation aurait eu lieu à l'occasion de ces rassemblements à Bruges.

Enfin, j'ai bien reçu votre incitation et votre instigation.

01.11 Michel De Maegd (MR): Monsieur le ministre, merci pour votre réponse limpide. La première ministre a été on ne peut plus claire sur les règles à suivre, et ce à deux reprises. L'arrêté ministériel que vous avez pris deux jours avant ce fiasco est tout simplement incontestable. Il est donc indécent et faux de la part tant du bourgmestre de la ville de Bruxelles Philippe Close, que du ministre-président bruxellois Rudi Vervoort, de rejeter une prétendue faute sur le fédéral. Mais, évidemment, il est plus facile de fuir ses responsabilités. Je le rappelle, la cause était noble, mais il y avait lieu de respecter les règles et, à défaut de l'assumer, ce qui n'a pas pu se faire à Bruxelles mais bien à Gand, à Liège, à Anvers, à Ostende, dans le calme. Et c'est grave!

Mes pensées, monsieur le ministre, vont vers les 28 policiers blessés qui se demandent encore dans quelle situation on a bien pu les mettre. Mes pensées vont aussi vers ces dizaines de personnes, automobilistes, commerçants, touchés par les dégradations. Ces dérapages ne sont malheureusement pas une première à Bruxelles. Les Bruxellois en ont marre que leur ville soit le théâtre d'événements désolants gérés avec amateurisme. Et, contrairement à ce qu'osent prétendre certains mandataires du PS, dénoncer ces failles, c'est bien le débat démocratique. Ce n'est pas du racisme. Ces accusations abjectes venant du PS, permettez-moi de les dénoncer haut et fort!

01.12 Franky Demon (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

Ik denk dat er toch nog een verschil is. De burgemeesters van steden als Gent, Antwerpen, Oostende, Brugge en Luik reageren met een zekere verontwaardiging. De Brusselse burgemeester, de heer Close, reageerde echter op een wijze vergelijkbaar met na de rellen bij de WK-kwalificatie in 2017 of de rellen in Anderlecht. Steeds dat verdedigen! Die verdediging heeft deze keer geduurd totdat de heer Close bij eerste minister Wilmès en bij u op het matje werd geroepen. Tot dan heeft hij het gedogen van de manifestatie verdedigd.

U zegt dat u aan het kernkabinet de vraag zult voorleggen of u als minister van Binnenlandse Zaken sommige burgemeesters misschien wat diepgaander kunt opvolgen. Welnu, ik denk dat u alvast met de burgemeester van Brussel kunt beginnen. U sprak uit de grond van uw hart toen u zei dat u niet langer zult toestaan dat agenten worden gemept of geslagen. Wanneer u echter in de burgemeester geen compagnon de route vindt, dan zal dat probleem blijven bestaan. Daarom meen ik dat u kunt optreden.

Nogmaals, laten wij niet vergeten dat de boodschap van racisme en discriminatie steeds vreedzaam aangepakt moet worden. Dat zeer duidelijk standpunt neemt ook onze partij in.

01.13 Philippe Pivin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci pour les précisions que vous nous avez apportées. Personnellement, j'aurais aimé que vous puissiez également démentir certaines informations selon lesquelles nos forces de l'ordre auraient été interdites, pendant un temps en tout cas, de contrôler les manifestants; interdites aussi d'intervenir face à la casse des vitrines. Il est vrai que certaines vidéos montrent des policiers statiques devant des bris de vitres.

J'aurais aimé que vous puissiez aussi contredire le fait que des policiers auraient été contraints d'abandonner, de délaisser un commissariat qui se trouvait dans le périmètre. Je n'ai rien entendu à ce sujet. Je crois que la clarté devra également être faite sur ce point.

Vous avez dressé un bilan. Il ne faut certainement pas le minimiser, que ce soit par rapport aux policiers blessés ou que ce soit par rapport aux commerces saccagés. Il faut des poursuites, il faut des sanctions, il faut de la fermeté pour éviter que cela ne se reproduise. Combien de fois n'a-t-on pas déjà dit qu'on voudrait éviter que cela se reproduise? Je compte en tout cas sur votre fermeté et votre suivi de ce ixième dossier de violences bruxelloises.

01.14 Joy Donné (N-VA): Mijnheer de minister, u betreurt dat bepaalde zaken niet of niet langer tot de bevoegdheden van de minister van Binnenlandse Zaken behoren. Dat begrijp ik. Ik heb dat in het verleden ook al betreurd, maar één bevoegdheid hebt u wel. Zelfs na de zesde staatshervorming bent u bevoegd om via de AIG, of met andere middelen, een onderzoek in te stellen naar de bestuurlijke overheid in de stad Brussel. Ik vraag u dus vandaag al om de daad bij het woord te voegen. Laat de AIG een onderzoek voeren naar het verloop van de manifestatie en de incidenten van afgelopen zondag. Dat kunt u wel doen.

01.15 Hervé Rigot (PS): Chers collègues, avant tout, cessons un peu la confusion entre le besoin d'expression de 10 000 personnes et le comportement inacceptable et scandaleux de quelques délinquants qui nuisent au message! Croyez-vous franchement qu'au PS, on pense différemment? Il n'est pas question de toucher à nos forces de l'ordre. Il n'est pas question non plus que des délinquants portent atteinte à notre société, aux citoyens et au message que la plus grande partie de ces citoyens voulait porter. Arrêtez donc de généraliser et arrêtez de vous tromper d'adversaire! Ne tombons pas, s'il vous plaît, dans ce rôle scandaleux! Nous devons élever le débat, en tant que politiciens. Ne tombons pas dans le populisme, dans la stigmatisation voire, excusez-moi, pour certains, dans la récupération!

Les bourgmestres ont bon dos. Ils ont été en première ligne depuis le début de cette crise. Pourquoi? Parce qu'il y avait une défaillance à certains moments du fédéral. Dois-je vous rappeler que les communes – et je suis également municipaliste – ont commandé et distribué des masques parce que vous n'étiez pas en mesure de le faire au niveau fédéral dans les temps? Et ces masques étaient conformes! Dois-je vous rappeler que plusieurs communes ont modifié leurs espaces publics pour permettre aux piétons qui attendaient les masques fédéraux de se croiser? Dois-je vous rappeler les difficultés rencontrées par nos bourgmestres frontaliers? Les bourgmestres doivent gérer au quotidien le COVID-19 avec des décisions fédérales qui sont parfois des recommandations, parfois des ordres mais des ordres sans suivi.

La récréation doit se terminer! Les bourgmestres ont l'habitude de gérer de grands événements et beaucoup d'entre eux, et non pas uniquement les bourgmestres concernés, ont dit que l'interdiction était sans doute plus dommageable. Si vous n'étiez pas d'accord, monsieur le ministre, je vous le répète et vous l'avez d'ailleurs dit vous-même, en dernier ressort, vous pouviez interdire cette manifestation, et vous ne l'avez pas fait.

C'est facile de tomber sur un bourgmestre après, mais lui a pris ses responsabilités alors que personne n'était prêt à le faire. Je n'aurais pas voulu le faire non plus. Cela devient un cirque politique: ce n'est pas moi, c'est l'autre. C'est un peu simple. Tirer sur une ambulance, c'est simple sans aucun doute, surtout quand on n'est pas dans l'ambulance et qu'on n'a pas la responsabilité de la conduire!

01.16 Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Collega's, ik dank u voor uw redevoeringen.

In dit debacle wil ik nog een element toevoegen. Zonder in herhaling te vallen, wil ik zeggen dat ook onze partij de rellen veroordeelt die hebben plaatsgevonden. De vrije meningsuiting is, zoals iedereen hier zei, belangrijk. Voorafgaandelijk echter had een en ander besproken moeten worden. De Nationale Veiligheidsraad moest worden samengeroepen en daarbij moesten ook de burgemeester en u aanwezig zijn. Als dat was gebeurd, dan vond deze discussie misschien nooit plaats.

Onwetendheid kan niet worden ingeroepen, want vorige donderdag zijn er in de plenaire vergadering al vragen gesteld over de organisatie van een mogelijke betoging op zondag. Hoewel sommigen het wilden ontkennen, stond het in de sterren geschreven dat er veel deelnemers zouden zijn en zonder de COVID-19-pandemie was er misschien nog meer volk aanwezig. Zulke massabijeenkomsten vallen in de huidige tijden niet te verdedigen. Dat had men op voorhand kunnen regelen en afspreken.

Alleen door dialoog kunnen er oplossingen worden verkregen. Nu worden er paraplu's opengetrokken en steken uitgedeeld. De mensen zijn daarmee niet gediend.

Uit het overleg dat u gisteren had met de premier en met de betrokken burgemeester, heb ik begrepen dat er voortaan een betere dialoog georganiseerd wordt. Laten wij daaruit lessen trekken.

01.17 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le président, comme il s'agit d'un débat d'actualité, j'aimerais en profiter pour réagir à ce qui a été dit, tant par le ministre que par certains de mes collègues.

Je pense effectivement qu'il ne faut pas tout mélanger. Il y a, d'une part, les violences inacceptables qui ont été commises par quelques-uns en marge de la manifestation et bien après la manifestation. Toute violence est inacceptable, que ce soit à l'encontre des policiers ou des commerçants qui ont assez souffert dans le cadre de cette crise.

D'autre part, il y a cette manifestation. J'entends parler d'alternatives à cette manifestation. Quelles étaient ces alternatives? Si ces alternatives existaient réellement, pourquoi le Conseil national de sécurité n'a-t-il pas émis des recommandations pour les rendre possibles?

Je veux aussi insister sur le fait qu'interdire purement et simplement une manifestation, à l'heure où la population a besoin de crier son indignation de manière pacifique par rapport à ce qui se passe aux États-Unis mais aussi en Belgique, aurait créé encore plus de frustrations et aurait certainement alimenté le désir de commettre des violences non pas parce qu'on veut casser – il y a des casseurs, c'est vrai – mais pour crier justement cette indignation. En outre, comme cela a été dit par mes collègues, le ministre avait la possibilité d'interdire cette manifestation si réellement il y avait un risque.

J'aimerais réagir à ce qui a été dit par certains de mes collègues du MR en m'adressant à eux. Je trouve très dangereux votre discours qui revient vraiment à stigmatiser "l'amateurisme", pour reprendre vos mots, des autorités bruxelloises dans le cadre de la gestion des manifestations à Bruxelles. S'il y a des débordements à Bruxelles, ce n'est pas forcément parce qu'il y a des Bruxellois qui s'y trouvent. Ce n'est pas forcément non plus parce que les autorités bruxelloises n'ont pas fait leur job. C'est aussi parce que des gens viennent d'ailleurs pour faire de la casse à Bruxelles. Cela aussi, j'aimerais que vous en ayez conscience car, en stigmatisant à chaque fois Bruxelles, ce que vous faites finalement, c'est le jeu du nationalisme flamand qui tire à chaque fois à boulets rouges sur Bruxelles et qui accuse à chaque fois Bruxelles de tous les maux! Les Bruxellois en ont marre d'être pointés du doigt!

01.18 Sammy Mahdi (CD&V): De Brusselaars zijn het inderdaad beu. Daarin moet ik mevrouw Rohonyi gelijk geven.

Maar "de Brusselaars zijn het beu" heeft niet per se iets te maken met de mensen die van buiten Brussel komen om lastig te doen. Het heeft wel veel te maken met de manier waarop in Brussel wordt omgegaan met de openbare orde.

De strijd tegen racisme is een nobele en belangrijke strijd, die ikzelf ook al heel lang voer. Ik moet ook meemaken dat een aantal mensen die in dit Parlement actief zijn, zeggen dat multiculturaliteit gelijkstaat aan multicriminaliteit.

Ik moet ook omgaan met het feit dat mensen die in deze commissie actief zijn, zeggen dat ik, geboren en getogen in dit land, zou moeten terugkeren naar mijn land, waar dat dan ook moge zijn.

De strijd tegen racisme is dus een nobele strijd. Maar er zijn momenten en er zijn manieren om die te voeren. De politieke recuperatie die ik dan hoor van de collega's van de PS maakt mij misschien nog kwader dan wat ik hoor van de collega's van extreemrechts, tegen wie ik iedere dag de strijd tegen racisme voer.

Wij moeten op een bepaalde manier strijden tegen racisme als wij het draagvlak voor die strijd zo breed mogelijk willen houden. Dat lukt niet als wij mensen die relschoppen niet samen bestrijden. Dat lukt ook niet als wij iedere keer duidelijk maken dat het allemaal niet zo erg is en dat de zaken moeten worden genuanceerd. Hier is geen plaats voor nuance.

Het laatste wat ik daarover nog wil zeggen, en daarmee sluit ik mij aan bij wat de minister al gezegd heeft, is dat wij wel goed moeten weten wat wij van plan zijn en wat wij willen van onze minister van Binnenlandse Zaken. Als wij willen dat burgemeesters geen verantwoordelijkheid meer dragen en niet zelf moeten bepalen en beoordelen in welke mate een betoging plaats kan vinden, en op welke manier die plaats hoort te vinden, moet u mij dat maar zeggen.

Ik meen niet dat dit de richting is die wij samen uit willen gaan. Indien dat wel zo is, luister ik graag mee. Dan zal ik ook daartegen betogen, maar niet met tienduizend man op straat en niet door winkels kapot te slaan.

De voorzitter: Ik meen dat wij hier het debat over de betogingen van zondag kunnen afsluiten.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

02 Débat d'actualité sur la problématique du harcèlement sexuel au sein de la police et questions jointes de

- Michel De Maegd à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le harcèlement sexuel au sein de la police" (55006518C)

- Kattrin Jadin à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les violences et le harcèlement intrapolicier" (55006563C)

- Gaby Colebunders à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les cas d'intimidation sexuelle à la police intégrée" (55006630C)

- Cécile Thibaut à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le harcèlement au sein de la police fédérale" (55006741C)

- Franky Demon à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'intimidation sexuelle au sein de la police" (55006762C)

- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les atteintes à l'intégrité au sein de la police" (55006764C)

- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les atteintes à l'intégrité au sein de la police" (55006765C)

- Nathalie Gilson à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le harcèlement sexuel au sein de la police" (55006772C)

- Meryame Kitir à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le harcèlement raciste et sexuel au sein du personnel des services d'incendie et de police" (55006848C)

- André Flahaut à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le harcèlement au sein de la police" (55006868C)

- Daniel Senesael à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les stress teams et personnes de confiance à la police dans la lutte contre le harcèlement" (55006870C)

- Eric Thiébaut à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le plan de prévention des risques psychosociaux" (55006875C)

- Daniel Senesael à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les procédures disciplinaires dans le cadre de faits de harcèlement au sein de la police" (55006876C)

- Hervé Rigot à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La formation à la prévention et à la gestion du harcèlement au sein de la police" (55006878C)

- Sophie Rohonyi à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le harcèlement sexuel au sein de la police" (55006928C)

- Vanessa Matz à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les mesures pour lutter contre le harcèlement au sein de la police intégrée" (55006939C)

02 Actualiteitsdebat over de problematiek van het ongewenst seksueel gedrag binnen de politie en toegevoegde vragen van

- Michel De Maegd aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Ongewenst seksueel gedrag bij de politie" (55006518C)

- Kattrin Jadin aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Geweld en pesterijen bij de politie" (55006563C)

- Gaby Colebunders aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Seksuele intimidatie bij de geïntegreerde politie" (55006630C)

- Cécile Thibaut aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Pestgedrag bij de federale politie" (55006741C)

- Franky Demon aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Seksuele intimidatie bij de politie" (55006762C)

- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De integriteitsschendingen bij de politie" (55006764C)

- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De integriteitsschendingen bij de politie" (55006765C)

- Nathalie Gilson aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Ongewenst seksueel gedrag bij de politie" (55006772C)

- Meryame Kitir aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Racistische en seksuele intimidatie bij het brandweer- en politiepersoneel" (55006848C)

- André Flahaut aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Pestgedrag bij de politie" (55006868C)

- Daniel Senesael aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De stressteams en vertrouwenspersonen in de strijd tegen pestgedrag bij de politie" (55006870C)

- Eric Thiébaut aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het plan voor de preventie van psychosociale risico's" (55006875C)

- Daniel Senesael aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De tuchtprocedures wegens pestgedrag bij de politie" (55006876C)

- Hervé Rigot aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Opleidingen om pestgedrag te verhinderen of aan te pakken bij de politie" (55006878C)

- Sophie Rohonyi aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Ongewenst seksueel gedrag bij de politie" (55006928C)

- Vanessa Matz aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De maatregelen ter bestrijding van pestgedrag bij de geïntegreerde politie" (55006939C)

02.01 Michel De Maegd (MR): Monsieur le ministre, selon une enquête sur le bien-être au travail, une policière sur quatre aurait déjà été victime de harcèlement sexuel de la part de ses collègues. Cela peut aller de la blague potache au chantage, en passant par les remarques sexistes ou encore l'humiliation.

Une autre étude sur la culture du silence à la police démontre que, plus qu'ailleurs, les victimes préfèrent se taire. Notamment par peur des conséquences, une policière sur deux dans le cas garderait le silence.

Monsieur le ministre, cette situation est particulièrement grave et inquiétante. Un reportage diffusé à la télévision publique francophone a récemment mis en lumière ce phénomène. Il en ressort des situations dramatiques, scandaleuses et traumatisantes pour les victimes. Ces actes sont parfois condamnés par la justice, parfois couverts par la hiérarchie ou même par la zone de police concernée. Vous en conviendrez, de tels faits sont totalement inacceptables. Les auteurs de ce type de comportement doivent, en tout état de cause, rendre des comptes et ne peuvent rester impunis.

Monsieur le ministre, vous avez déjà abordé ce thème en séance plénière. À cette occasion, vous aviez condamné de tels actes avec la plus grande fermeté. Je l'entends bien et j'en suis fort heureux. De même, je sais que la police fédérale s'attaque à ce problème depuis longtemps. Néanmoins, j'aimerais vous poser quelques questions complémentaires.

Avant toute chose, corroborez-vous le constat établi à travers ce reportage et les études citées? Selon les informations dont vous disposez, combien de dossiers ont-ils été ouverts pour de tels faits ces trois dernières années? Observe-t-on une augmentation de ce phénomène?

Concrètement, quelles sont les sanctions généralement appliquées aux auteurs de ces harcèlements? Sont-elles, d'après vous, à la hauteur des faits reprochés?

Enfin, monsieur le ministre, les études le montrent, la situation est bien souvent cachée. Quelles mesures ont-elles été prises pour améliorer la situation? Quels en ont été les résultats? Quelles nouvelles dispositions pourraient-elles être prises, à court et moyen termes, pour permettre aux policières victimes de dénoncer ces comportements et de s'assurer du bon suivi des dossiers ouverts?

02.02 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, ik zal niet in detail treden over de reportage en wat er allemaal is gebeurd bij de politie, maar we zijn wel blij dat dit actualiteitsdebat plaatsvindt, want de problematiek is heel ernstig. De reportage toonde niet alleen de getuigenis over walgelijke feiten, maar ook dat er in sommige zones een omerta heerste. Volgens onze contacten bij de politie zijn de problemen echter breder dan enkel de zones die in de reportage werden vermeld. Er zijn officieren die de bullebakken de hand boven het hoofd houden. Wie zich uitspreekt over de problematiek, mag zich volgens de reportage verwachten aan een overplaatsing of aan een ondankbaar karweitje. Klachten draaien al te vaak op niets uit, behalve dan dat degene die de klacht indient, zelf het onderspit moet delven. Zoals wij het begrijpen, beperken de problemen zich jammer genoeg niet tot enkele zones. Wij hopen dat het onderzoek ons daarover iets meer zal leren.

Een expert sprak in de reportage over de nood aan het blijvend evalueren van goed gedrag en zeden van de politieagenten. In 2017 raadde een docent politiedeontologie al aan om, naast de initiële opleiding, ook in tijd te voorzien voor regelmatige herscholing. Denkt u dat de huidige deontologische vorming tekortschiet? Ziet u heil in een regelmatige herevaluatie? Worden rekruten in de opleiding voldoende gewapend om te leren omgaan met intimidatie? Wordt hun verbale en eventueel fysieke weerbaarheid versterkt tegen, bijvoorbeeld, seksuele intimidatie?

Volgens de reportage heerst er ook een zwijgcultuur. Waarin voorziet u om dat te doorbreken? Bestaat er bijvoorbeeld een meldpunt dat zich specifiek richt op slachtoffers van intimidatie? Bestaan er binnen de lokale en federale politie coaches die zich ontfermen over de nieuw opgeleide rekruten? Denkt u dat er stappen nodig zijn om specifiek vrouwen goed te omkaderen wanneer zij de eerste stappen op de werkvloer zetten? In welke manieren voorziet u om het onderwerp bespreekbaar te maken? Heel belangrijk: hoe verloopt de klachtenprocedure precies? Gaan klachten rechtstreeks naar het Comité P of gaan deze eerst door de handen van de zones? Denkt u dat er redenen zijn om te twijfelen aan de objectiviteit van de klachtenprocedure?

Justitie zou geen prioriteit maken van seksuele intimidatie, zowel in het algemeen als bij de politie. Zal u hierover overleggen met uw collega van Justitie? Welke oplossing ziet u hiervoor? Denkt u dat de besparingscontext mee voor problemen zorgt?

02.03 Cécile Thibaut (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, combien de plaintes internes pour harcèlement moral, sexuel, raciste et LGBTQI-phobe ont-elles été déposées au sein de la police fédérale en 2017, 2018 et 2019? Quelle est la proportion de femmes parmi les plaignants?

Quelle est la proportion de plaintes ayant abouti à une sanction de la personne dénoncée? Quelle est la proportion de plaintes concernant un(e) supérieur(e) hiérarchique? Combien y a-t-il eu de mutations pour ces mêmes années? Dans quelle proportion s'agissait-il d'une mutation de l'auteur(e) des faits?

Quels sont les outils mis à la disposition des zones de police, principalement des petites zones qui ne disposent pas toujours de personnel formé pour réceptionner ces plaintes? Quels sont les moyens alloués pour le recours à des experts externes afin d'aider les chefs de corps en ce sens?

Y-a-t-il des personnes dites "de confiance" dans chaque zone de police? Comment garantir l'anonymat et ainsi encourager la victime à dénoncer les faits dont elle fait l'objet?

De quand date le plan d'action de prévention de la police fédérale? A-t-il fait l'objet d'évaluations? Dans l'affirmative, en quelle année et par le biais de quelle méthodologie?

Quelle lecture la police fédérale et la Commission permanente de la police locale font-elles du rapport de l'université de Gand? Quelles sont les actions prévues en vue de la mise en oeuvre des diverses recommandations? Enfin, quelles actions comptez-vous entreprendre, dès à présent, afin de lutter contre le harcèlement au sein de notre police?

02.04 Franky Demon (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een reportage op de RTBF bracht naar buiten dat nogal wat agenten van de Brusselse politie vrouwonvriendelijke, homofobe of racistische uitspraken doen. De reportage focust zich enkel op de Brusselse politie, maar dit gebeurt waarschijnlijk ook in andere korpsen. Wij willen hier absoluut niet stellen dat alle agenten in hetzelfde bedje ziek zouden zijn. Dat is niet het geval, maar de hierboven geschetste cultuur moet wel worden aangepakt.

Slachtoffers van intimidatie of collega's die getuige zijn van dergelijke uitlatingen willen of kunnen niet altijd actie ondernemen. De procedure om intimidatie aan te klagen is lang, moeilijk en lastig. Veel agenten zijn dan ook bang om het wangedrag van sommige collega's aan te geven.

Mijnheer de minister, ik heb de volgende concrete vragen.

Had u voor het uitzenden van de reportage al signalen opgevangen over intimidatie in sommige korpsen? Volstaan volgens u de bestaande procedures om tegen dergelijke wantoestanden op te treden? Zo nee, zult u de procedures wijzigen? Wanneer en hoe zal dat eventueel gebeuren? Zult u bijkomende maatregelen nemen om dergelijke wantoestanden in de toekomst nog meer te bestrijden en zoveel mogelijk te voorkomen?

02.05 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal één vraag stellen en de andere zult u wel kunnen beantwoorden.

De situatie werd al geschetst door veel collega's hier, maar ook vorig jaar legde een externe enquête bij de federale politie dezelfde malaise al bloot.

Het Comité P is een kijkje gaan nemen naar het politietoezicht in onze buurlanden. Met hun benchmark gingen ze op zoek naar nieuwe inzichten en goede praktijken. Er werden een aantal interessante buitenlandse praktijken toegelicht, die inspiratie kunnen opleveren. Naast enkele gemakkelijk te implementeren praktijken worden ook methodes opgesomd die minder voor de hand liggen. Toch bieden deze methodes inspiratie voor innovatief denken en streven naar vernieuwing. Er werden goede praktijken opgesomd betreffende klachtbehandeling, toezichtonderzoeken, strafonderzoeken en HR-management.

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.

Kunt u meedelen of de aantijgingen van het krantenartikel en de RTBF kloppen? Zo ja, welke? Kunt u de resultaten van de externe enquête nader toelichten en opsommen welke initiatieven er werden genomen? Welke methodes en praktijken geven volgens u inspiratie voor innovatief denken?

Ten slotte, welke initiatieven werden dit jaar genomen om beter samen te werken met buitenlandse toezichthouders?

Bij brief van 5 december 2019 heeft de voorzitster van het Comité P een aantal problemen betreffende de toepassing van de wet van 15 september 2013 betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden overgemaakt aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Een wijzigingswet werd uitgevaardigd op 8 mei 2019.

Het Comité P is bezig met de implementatie van die wet en maakt werk van de externe en interne component van de nieuwe procedure en systeem. Een samenwerking tussen beide componenten dringt zich op. De interne component was eind 2019 nog niet operationeel. Er ontbreekt nog een KB. Daar wordt aan gewerkt.

Het Comité P wees in die brief ook op de noodzaak van een reeks aanpassingen aan het wetgevend kader. Ze maakten een overzicht over van de wijzigingen die die zouden moeten worden aangebracht aan de wetgeving in het kader van de implementatie van het nieuwe systeem en aan de wetten van 15 september 2013 en 18 juli 1991.

In dit kader volgende vraag:

1) Heeft de minister de brief van de voorzitster van het Comité P ook ontvangen?

2) Deelt de minister het standpunt dat een samenwerking tussen beide componenten zich opdringt? Hoe moet die samenwerking gestalte worden gegeven?

3) De interne component was eind 2019 nog niet operationeel omdat er nog een KB ontbreekt. Wat is de huidige stand van zaken van dat KB?

4) Wat is het standpunt van de minister betreffende het overzicht van de wijzigingen die die zouden moeten worden aangebracht aan de wetgeving in het kader van de implementatie van het nieuwe systeem en aan de wetten van 15 september 2013 en 18 juli 1991?

02.06 Nathalie Gilson (MR): Monsieur le ministre, ces dernières semaines, la question de la violence fait à nouveau la une des journaux avec les derniers évènements survenus à Anderlecht, ainsi que la manifestation de dimanche dernier.

Le mardi 26 mai, j'ai également été choquée, comme beaucoup, en prenant connaissance du fait que certains agents de police sont également les victimes de leurs propres collègues. L'article en question fait référence aux cas de harcèlement sexuel perpétrés au sein du corps de police. En tant qu'élue et femme, je dois exprimer ma plus profonde indignation face à ce genre de comportement. Le plus troublant est que semble régner une culture du silence qui a pour résultat qu'en cas de comportement fautif d'un policier, une victime sur deux préfère se taire plutôt que de dénoncer les faits à sa hiérarchie.

Une étude a été faite sous la législature précédant celle de 2014-2019 et elle a été présentée à votre prédécesseur. Cependant, il semblerait que le nombre de victimes de harcèlement ait augmenté depuis lors.

Je sais que vous partagez mon indignation, monsieur le ministre, et que vous ferez tout votre possible pour mener à bien la lutte contre le harcèlement sexuel sur le lieu de travail au sein de la police.

Avez-vous des statistiques qui confirment ce qu'ont dit dans les médias les auteurs de l'étude à propos de l'augmentation du harcèlement sexuel? Pensez-vous qu'il serait intéressant de faire réaliser une nouvelle étude de manière à dégager des pistes pour mieux lutter contre ce terrible phénomène?

Pourriez-vous nous faire part des mesures que vous auriez déjà prises dans le passé pour lutter contre le harcèlement dans la police? Nous devons au plus vite venir en aide à ces victimes et changer cette culture qui porte préjudice non seulement aux membres de la police, mais aussi à la société dans son entièreté.

Le président: Madame Gilson, le délai imparti pour poser une question est de deux minutes selon le Règlement. Essayez dorénavant de vous y tenir, s'il vous plaît!

02.07 Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de minister, een reportage van de RTBF toont verontrustende beelden over interne klachten van morele en seksuele intimidatie, en van homofobe, racistische en misogyne uitlatingen binnen de politie. Volgens onderzoek zou zelfs één politieagente op de vier het slachtoffer zijn geweest van intimidatie.

Ook bij het Brusselse brandweerkorps waren er de voorbije maanden meerdere incidenten die op racisme binnen de rangen wijzen. Brussels staatssecretaris Pascal Smet heeft dan ook aangekondigd het brandweerkorps extern te zullen laten doorlichten.

De procedure om intimidatie aan te klagen, is bovendien lang en moeilijk. Onderzoek wijst bovendien uit dat één op de twee politieagenten bij wangedrag van collega’s liever zwijgt dan een collega aan te geven bij zijn of haar oversten.

Dit schetst een beeld van hoe het eraan toegaat bij de Brusselse politie, maar het is een algemeen probleem binnen de politie en brandweer.

Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van dergelijke praktijken binnen de politie en brandweer?

Welke maatregelen en/of initiatieven onderneemt u om seksuele en racistische intimidatie te voorkomen?

Uit de onderzoekscommissie terreur bleek dat zowel voor de federale als de lokale politie nood was aan een meer eigentijds humanresourcesmanagement. Eén van de aanbevelingen hierin was de noodzaak van een actiever en effectiever diversiteitsbeleid, wat ertoe moet bijdragen dat de samenstelling van de politiediensten een meer correcte weerspiegeling van de maatschappij vormt. Welke initiatieven heeft u hieromtrent al genomen en welke zal u nog nemen?

De voorzitter: De heer Flahaut is niet aanwezig.

02.08 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la question du harcèlement qui nous occupe aujourd'hui soulève celle d'éventuelles procédures disciplinaires qui pourraient en découler.

Pouvez-vous nous dire si des mesures disciplinaires ont déjà été prises suite à des faits de harcèlement au sein de la police fédérale? Dans le cas contraire, quels sont les éléments qui ont empêché que de telles mesures soient prises? A-t-on pu établir un lien entre des personnalités agressives – je pense ici à des policiers qui auraient eu à répondre de plaintes pour violence – et des faits de harcèlement? Des mesures spécifiques sont-elles prises à l'égard de telles personnalités?

02.09 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, je dois vous annoncer qu'il semble que M. Flahaut nous rejoindra bientôt. Peut-être pourriez-vous tenir compte de cette information et lui donner l'occasion de poser sa question après mon intervention?

Monsieur le ministre, la loi sur le bien-être au travail relative à la prévention des risques psychosociaux prévoit des mécanismes de prévention et de protection des travailleurs qui s'estiment victimes de tels risques. Concrètement, une analyse des risques a-t-elle été réalisée sur le sujet au sein de la police intégrée?

La loi impose des plans de prévention depuis de nombreuses années. Je suppose qu'au sein de vos services, des actions concrètes ont déjà été prévues et mises en oeuvre. Quelle en est l'évaluation? Une amélioration a-t-elle pu être observée en matière de plaintes, d'absentéisme?

Un nouveau plan a également été adopté récemment. Pourriez-vous nous en donner les principaux axes? Quelles sont surtout les actions que l'employeur policier, à savoir vous et le commissaire général, s'est engagé à mener? Avec quels moyens?

Par ailleurs, la police est-elle particulièrement exposée aux risques psychosociaux comparativement à d'autres services publics? Une étude a-t-elle été menée à cet égard? Une analyse globale de ces phénomènes a-t-elle été réalisée par le SPF Emploi chargé de l'application de la loi relative au bien-être au travail?

02.10 Hervé Rigot (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, dans le cadre des faits de harcèlement terribles qui ont été relatés il y a quelques jours par la presse, et qui nous préoccupent et nous choquent toutes et tous, la question de la formation de policiers, et en particulier des cadres policiers, à la détection et à la gestion de tels faits dans leur environnement de travail, se pose évidemment.

Monsieur le ministre, des formations spécifiques sont-elles dispensées à cet égard? Dans l'affirmative, sont-elles intégrées aux formations de base ou réalisées à la demande? Dans ce dernier cas, combien de formations ont-elles été dispensées, et à combien de policiers? Si de telles formations ne sont pas encore dispensées aujourd'hui, pourriez-vous nous indiquer pourquoi? Envisagez-vous de les mettre sur pied? 

02.11 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le président, monsieur le ministre, lorsqu’on entame sa carrière dans la police, c’est pour faire respecter la loi, c’est pour protéger ses concitoyens et concitoyennes, et certainement pas pour contourner la loi et harceler ses collègues.

Et pourtant, le reportage Investigation diffusé sur la RTBF met à nouveau en lumière le harcèlement sexuel structurel au sein de la police. Pas parce que les policiers seraient particulièrement adeptes du harcèlement, certainement pas, mais parce qu’il existe une omerta qui empêche d’écarter les pommes pourries.

Dans ce reportage, des jeunes policières témoignent d'insultes, de blagues lourdes, d'attouchements, de chantages, d'avances sexuelles répétées. Ces comportements inacceptables touchent aujourd'hui une policière sur quatre. Cela avait déjà été dénoncé par la CSC en décembre dernier, qui réclamait des responsables de la police fédérale des mesures fortes. Des mesures sont en effet nécessaires au regard des conséquences physiques, psychologiques, comportementales, professionnelles et économiques qu'entraînent ces faits de harcèlement.

Bien sûr, toute victime peut, en tout cas en théorie, porter plainte: auprès de son supérieur, de son syndicat, du contrôle du bien-être au travail, ou encore devant les tribunaux dont on connaît par ailleurs la surcharge de travail et le peu de moyens pour y répondre.

Sauf que selon une étude sur la culture du silence à la police, un policier sur deux préfère se taire plutôt que de dénoncer l’un de ses collègues à sa hiérarchie. En cause: la peur de représailles, mais aussi la difficulté d’appuyer sa plainte par des preuves.

Monsieur le ministre, quelles mesures concrètes sont-elles aujourd'hui mises en place pour lutter contre ce phénomène, tant dans la police fédérale que dans les zones de police, mais aussi pour mieux accompagner les travailleurs et les travailleuses à leur retour au travail après une absence de longue durée suite à des faits de harcèlement?

Qu’en est-il des conseillers en prévention, des cellules d’aide psychologique? Une cellule d'aide psychologique et juridique externe ambulante ne pourrait-elle pas précisément être mise en place afin d'analyser la situation au sein de chaque zone de police? Vous êtes-vous également concerté avec le ministre de la Justice afin de sensibiliser les magistrats à la gravité des faits de harcèlement?

Le Comité P a-t-il été saisi de faits de harcèlement ces dernières années et dans l'affirmative, combien? Quel a été le suivi donné à ces faits?

Enfin, les bourgmestres ont-ils été sensibilisés à ce problème, en particulier lorsqu'ils exercent la fonction de chef de police?

02.12 Pieter De Crem, ministre: Chers collègues, vous m’avez posé des questions diverses concernant la problématique du harcèlement sexuel au sein de la police. Je vous donnerai une réponse globale couvrant l’ensemble des questions posées.

Permettez-moi tout d’abord de préciser que toute forme de discrimination, de racisme ou de comportement irrespectueux ou dénigrant envers des citoyens ou des collègues doit être exclue au sein d’une quelconque organisation et certainement au sein de l’organisation policière. Mais je tiens également à signaler que le problème soulevé ne peut certainement pas être généralisé à l’ensemble de l’organisation policière.

La problématique du comportement abusif, quel qu’il soit, ne laisse personne indifférent et fait l’objet d’un vaste débat de société. Le comportement indésirable et abusif n’a pas sa place sur le lieu de travail, ni dans le secteur privé ni dans le secteur public ni dans les relations intimes ou amicales.

Il n'apparaît pas clairement si le reportage de la RTBF dénonce des faits qui se produisent fréquemment ou dénonce le comportement irrespectueux dans le chef de certains individus. Mon indignation était profonde. Le contexte dans lequel le phénomène de harcèlement sexuel plonge ses racines fait l’objet d’une préoccupation générale au sein de la société. Il se manifeste dans toutes les couches, institutions et organisations sociales de notre pays mais aussi bien au-delà de nos frontières nationales. Ce type de comportement reste toutefois absolument inacceptable. Les différents témoignages présentés dans le reportage sont à la fois choquants et bouleversants mais il faut toujours se garder d’en tirer des conclusions généralisées. Une analyse plus poussée est nécessaire pour pouvoir clairement cerner la problématique et formuler des conclusions adéquates.

Compte tenu de la mission, de la vision et des valeurs de la police intégrée au sein de laquelle de nombreux membres du personnel misent sur la prévention d’un langage, d’attitudes et de comportements irrespectueux, j’ose espérer que le harcèlement sexuel ne constitue pas un problème structurel.

Tous les services concernés, qu’il s’agisse de personnes de confiance, du contrôle interne, de l’Inspection générale, du Comité P ou encore des autorités disciplinaires, doivent, chacun à leur niveau, prendre à cœur leurs responsabilités, pour autant qu’ils aient connaissance des faits précités, notamment afin d’assurer le bien-être des victimes et de leur entourage ainsi que la dignité de la fonction de police.

La réalité objectivée m’apprend qu’en ce qui concerne le "harcèlement sexuel", les résultats de l’analyse de risques "aspects psychosociaux", réalisée en 2018, indiquent clairement que les chiffres pour la police fédérale ne s’écartent à peine ou pas du tout de ceux de tout autre employé belge. C'est un constat.

La même enquête a toutefois indiqué que, si l’on ne prenait en compte que les femmes interrogées, les réponses en matière de harcèlement sexuel seraient deux fois plus fréquentes que dans l’étude comparative utilisée. Cette même enquête montre clairement que la police fédérale obtient de meilleurs résultats que dans l’étude comparative citée en termes d’aide aux victimes.

Les chiffres montrent en outre que le nombre "d’interventions psychosociales formelles" en matière de harcèlement sexuel au sein de la police fédérale, soit 15 000 collaborateurs, reste limité. Les chiffres montrent en effet qu’il n’y a eu que deux procédures de plainte officielle au cours des trois dernières années.

Indépendamment de tous ces constats objectifs, il convient évidemment d’accorder une attention permanente à la problématique susmentionnée. Celle-ci se manifeste souvent par des remarques anodines ou par des comportements ou gestes déplacés envers les collègues principalement féminins présents sur le terrain.

Cette attention permanente se traduit à travers cinq axes principaux:

1. l’application du cadre législatif et réglementaire;

2. une vision stratégique claire;

3. un suivi et un ajustement visibles;

4. des structures et procédures reconnaissables et visibles;

5. des actions préventives et correctrices.

La loi sur le bien-être, le Code sur le bien-être, le Code déontologique, le statut du personnel des services de police et ses arrêtés d’exécution servent de guides et sont complétés par un ensemble d’instruments de contrôle.

En termes de vision stratégique, la lettre de mission du Commissaire général donne une orientation et une vision claires dans le domaine du bien-être et de la sécurité. Ces domaines font partie intégrante de la culture et du fonctionnement de la police fédérale. Cette lettre de mission constitue, en tant que telle, la base de toute l’organisation jusqu’au niveau de l’évaluation de chaque membre du personnel. La visibilité du suivi et de l’ajustement résulte, d’une part, du suivi de l’exécution de la lettre de mission du Commissaire général, du suivi du plan d’action annuel "Bien-être" dans le cadre du plan global de prévention. D'autre part, il résulte aussi de l'obligation quinquennale de réaliser une analyse des risques concernant les aspects psychosociaux dans le cadre de l'élaboration d'un plan global de prévention.

Mijnheer de voorzitter, collega’s, de herkenbare en zichtbare structuren en procedures weerspiegelen zich in de hiërarchische lijn en de HR-diensten, die de eerste aanspreekpunten vormen voor alle medewerkers om hen te helpen en te begeleiden. Binnen de Fed Pol zijn de procedures voor de melding van ongewenst gedrag zichtbaar, herkenbaar en bijzonder toegankelijk. De personeelsleden krijgen alle nuttige documentatie ter beschikking via een interne digitale site.

Uit dit alles blijkt dat er in deze problematiek een ketengerichte benadering moet worden nagestreefd: van bij de aanwerving en de selectie, de verdere opvolging, de preventie en sensibilisering van de personeelsleden en de functioneringsgesprekken in het kader van HR-management.

Dit proces dient nauw te worden opgevolgd via een efficiënt meldingssysteem en de ondersteuning van de slachtoffers. Het sluitstuk voor de daders betreft uiteindelijk het tuchtrechtelijk optreden. Een essentieel onderdeel hiervan is dat zich men bewust wordt van de ernst en de impact van seksueel overschrijdend gedrag en intimidatie. Daarbij moet er ook aan gedacht worden om het leiderschap van bepaalde leidinggevenden in vraag te stellen, indien dat nodig zou zijn. Een zwijgcultuur is absoluut nefast voor elke organisatie.

Deontologie is een essentieel onderdeel van de basisopleiding die elke politieagent volgt. Wat de deontologische opleiding in de verschillende politiescholen betreft, ben ik van mening dat deze nu volstaat als eerste kennismaking met de professionele waarden en thema’s voor toekomstige politie-inspecteurs. Van bij de start in de politieschool wordt aan de aspiranten van de politie uitgelegd dat het respect voor anderen een fundamentele waarde is.

Indien men zich het slachtoffer voelt van ongewenst gedrag, kan men een beroep doen op een vertrouwensdienst om te helpen het gepaste gevolg hieraan te geven en er gepast mee om te gaan. Een dergelijke dienst is in elke politieschool aanwezig. Er is dus nu reeds grote aandacht voor deontologie in de basisopleiding.

Een cluster van 24 studie-uren behandelt specifiek de politionele deontologie. Hierin neemt de gelijkheid tussen mannen en vrouwen, de non-discriminatie en het respect tussen collega’s een belangrijke plaats in. Bovendien is het respect voor de deontologische normen een transversaal gegeven dat in alle clusters van de basisopleiding voorkomt.

Daarenboven wordt tijdens de basisopleiding de nadruk gelegd op een assertieve communicatiestijl en specifieke inbreuken, zoals pesterijen of seksisme. Dit zorgt ervoor dat onze aspiranten beter gewapend zijn om gepast te reageren.

Bovendien volgden reeds 11.013 personeelsleden van de geïntegreerde politie de succesvolle opleiding Holocaust, Politie en Mensenrechten in de Dossinkazerne, waar ook onder meer dilemma’s in verband met racisme en onrespectvol gedrag worden aangekaart.

Ook de nieuwe opleiding rond polarisatie binnen de geïntegreerde politie wordt zeer positief geëvalueerd. Volgens de aanbevelingen van de Europese Raad in het rapport van de Group of States against Corruption (GRECO) van 2019 is deze vorming van goede kwaliteit.

Vervolgens worden regelmatig voortgezette opleidingen over deontologie, de antidiscriminatiewetgeving en diversiteit aangeboden aan de politiemensen op het terrein. Er worden ook specifiekere opleidingen aangeboden over deontologische thema’s door bepaalde provinciale erkende politiescholen met het oog op de vragen en behoeften van de politiezones uit hun regio, bijvoorbeeld "Pesten op het werk" of "Hoe reageren op seksueel grensoverschrijdend gedrag".

De opleiding van de politiekaders, de basisopleiding van de officieren en de promotieopleiding van de hogere officieren richten zich grotendeels op het management van de medewerkers, met de nadruk op het welzijn op het werk.

Monsieur le président, chers collègues, je constate que lors de la dernière session, un tiers des commissaires divisionnaires diplômés étaient des femmes. C’est donc un atout structurel pour l’avenir.

Les résultats de l’enquête sur le bien-être de 2018 ont conduit – en concertation avec les partenaires syndicaux – à un plan d’approche échelonné en 2019 prévoyant trois thèmes transversaux et un trajet de suivi. Ces thèmes transversaux s’articulent très concrètement autour du leadership, de la maîtrise de l’organisation et du harcèlement sexuel.

Le trajet de suivi évoqué dans l’enquête sur le bien-être permet de discuter des résultats distincts au niveau de la direction. Il doit donner lieu à une approche soutenue axée sur la recherche de solutions, au départ des résultats des ateliers organisés à ce niveau et d’un accompagnement dans le processus de sensibilisation. Pour ce faire, tant les dirigeants que les collaborateurs sont disposés à libérer du temps et de l’espace. La méthode appliquée permet à chacun de prendre conscience de son langage et de son comportement et surtout des conséquences ou des effets de ceux-ci sur autrui. Le résultat de ces ateliers donne lieu à des actions qui sont suivies au niveau de la direction et des organisations syndicales. À l’heure actuelle, 50 sessions de ce type ont déjà été réalisées et accompagnées au sein des différentes directions de la police fédérale. Cela requiert énormément de travail mais ces sessions sont indispensables. Une vingtaine d’autres sessions suivront.

Depuis 2019, la police fédérale a lancé la campagne RESPECT dans laquelle plusieurs thèmes liés à la diversité sont périodiquement portés à l’attention des membres du personnel par le biais de campagnes d’affichage et de sensibilisation. Les thèmes suivants y sont abordés: le respect de l’orientation sexuelle, le handicap, la différence d’âge, le grade/niveau, le sexe (H/F), la multiculturalité et les différents statuts (cadre opérationnel/citoyen).

La police fédérale dispose, comme le prévoit la loi de 1996 sur le bien-être, d’un réseau d’environ 120 personnes de confiance réparties sur l’ensemble du territoire belge. Ces derniers sont pilotés par six conseillers en prévention spécialisés dans les aspects psychosociaux du travail.

Les membres de la police intégrée peuvent en outre tous faire appel aux procédures en matière d’atteintes présumées à l’intégrité. Ces membres peuvent contacter les "personnes de confiance Intégrité" et les "services Intégrité" pour des questions, signaux et dénonciations. Les membres opérationnels peuvent en outre contacter le Comité permanent de contrôle des services de police et les effectifs Calog peuvent s’adresser au Service fédéral de médiation.

J'attire également l'attention sur la loi, récemment modifiée, relative au Comité P. En effet, depuis le 17 juin 2019, la procédure de signalement d'une atteinte suspectée à l'intégrité au sein d'une autorité administrative fédérale par un membre de son personnel est applicable aux membres du personnel de la police intégrée. Les compétences conférées par cette loi aux médiateurs fédéraux sont exercées par le Comité P lorsqu'une atteinte suspectée à l'intégrité est dénoncée par un fonctionnaire de police. Les victimes de harcèlement moral et/ou sexuel peuvent déposer une plainte sur le site web du Comité P par un formulaire de plainte spécialement conçu à cet effet.

Bij brief van 5 december 2019 heeft de voorzitster van het Comité P een aantal problemen in verband met de toepassing van de wet van 15 september 2013 betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers gesignaleerd.

Onder voorzitterschap van de FOD Beleid en Ondersteuning, bureau Ambtelijke Ethiek, wordt er gewerkt aan de omzetting van de EU-richtlijn betreffende de bescherming van de melders van vermeende integriteitsschendingen in Belgisch recht, de klokkenluidersregeling. Daarin zullen de interne en de externe component van de procedure gestalte krijgen.

Een tussentijds KB moet de politiediensten de mogelijkheid bieden om de interne component ook gestalte te geven. De redactie van het betreffende KB is bijna voltooid en de FOD BOSA leidt de werkzaamheden. De interne en externe component maken deel uit van een groter kader. Ze houden verband met elkaar en vullen elkaar aan, waar er geen vertrouwen is in de interne meldingskanalen of waar die niet voldoen. Interactie tussen de componenten dient te zorgen voor afstemming.

Tussen 1 april 2017 en december 2019 ontving het Comité P acht klachten over ongewenst seksueel gedrag. In 2017 ging het om drie klachten, in 2018 ook om drie klachten en in 2019 om twee klachten. Het aantal klachten is de afgelopen drie jaar dus stabiel gebleven.

Met betrekking tot de AIG kan ik u meedelen dat het toezichthoudend orgaan twee specifieke klachten over pesterijen of ongewenst seksueel gedrag in 2019 en één klacht in 2020 ontving. De processen-verbaal met betrekking tot die feiten zijn overgelegd aan de bevoegde parketten.

Het stressteam van de politie biedt onthaal, begeleiding en psychosociale en emotionele opvolging aan de personeelsleden van de federale politie en ook aan de lokale politie op haar vraag. Het stressteam staat 24 uur op 24, 7 dagen op 7 ter beschikking van de leden van de geïntegreerde politie om hen bij te staan. De sociale dienst staat de leden van de geïntegreerde politie en hun familie eveneens bij in moeilijke situaties.

Overeenkomstig de bepalingen van de wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten ben ik als minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken in sommige gevallen alleen en in sommige gevallen tezamen met de minister van Justitie, de bevoegde tuchtoverheid van bepaalde categorieën van personeelsleden van de politiediensten. Zo ben ik, samen met mijn collega van Justitie, de gewone en de hogere tuchtoverheid van de directeurs-generaal en de commissaris-generaal van de federale politie.

Ik ben ook de hogere tuchtoverheid van de hogere officieren of de hoofdcommissarissen van de politie en de korpschefs van de lokale politie. In dat verband heeft een dossier met betrekking tot onder meer pesterijen geleid tot het ontslag van ambtswege van een korpschef in 2016.

Ik heb nog specifieke antwoorden voor twee collega's, met onder meer cijfermateriaal.

Messieurs Rigot et Senesael, en ce qui concerne vos questions pour lesquelles vous sollicitez des données chiffrées en matière de formation des agents et des stress teams, je vous demande de bien vouloir introduire celles-ci sous forme de question écrite, vu la nature quantitative des données demandées dans un délai particulièrement court.

Mevrouw Kitir, wat de brandweer betreft, ben ik net als u via de media van bepaalde praktijken binnen de Brusselse politie en brandweer op de hoogte gebracht. Net als u vind ik dergelijk gedrag totaal onaanvaardbaar. Ik veroordeel racistisch en seksistisch gedrag ten zeerste.

Tegen dat gedrag zal door de werkgevers worden opgetreden, zijnde in dit geval de lokale politie en de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp. Zij moeten tegenover hun personeel de gepaste maatregelen treffen. Ik heb hun verzocht mij op de hoogte te houden van het verdere gevolg dat aan dat gedrag wordt gegeven. Ik zal met dezelfde post ook u daarover informeren.

Ik benadruk nogmaals dat pesterijen, racistische uitspraken en denigrerend gedrag tegenover elk personeelslid strafbaar zijn, alsook dat ik de eindverantwoordelijke ben voor het niet-integer gedrag van elk personeelslid van de politie.

Indien zou blijken dat personeelsleden het slachtoffer maar ook getuige van dergelijke feiten zijn, moeten ze van de bevoegde tuchtkanalen gebruikmaken. Ik kan dat niet in hun plaats doen. Zij moeten dat zelf doen. Zij kunnen ter zake inlichtingen inwinnen bij de vertrouwenspersonen en bij de coördinatoren waarnaar ik reeds verwees.

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord en geef nu tijd en ruimte voor de replieken. Een lid is echter niet verplicht te repliceren.

02.13 Michel De Maegd (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je suis soulagé que votre administration se montre attentive à cette situation de harcèlement sexiste et d'humiliation des policières. Oui, c'est vrai, la police n'échappe pas à ce triste phénomène de société. Comme vous, j'ose espérer qu'il ne s'agit pas d'un problème plus structurel dans cet énorme organe policier de 15 000 collaborateurs.

Vous dites qu'une enquête démontre que l'accompagnement des victimes est plus optimal là qu'ailleurs dans la société. Vous citez deux plaintes ces trois dernières années mais, monsieur le ministre, je dois quand même vous dire que de nombreuses personnes ont malheureusement peur de porter plainte par crainte d'être écartées, devenant ainsi doublement victimes.

Je vous rejoins sur l'importance de la prévention et de la formation. Je vous encourage aussi à diligenter une nouvelle enquête pour affiner les données et, surtout, pour éviter qu'une victime de ce genre de faits abjects ne soit pas doublement victime, comme je le disais, pour avoir osé porter plainte. Ce sont les harceleurs qui doivent être punis et non pas l'inverse.

C'est d'autant plus important que, comme vous le dites, un tiers des diplômés sont des femmes, ce qui, je ne vous le cache pas, me réjouit. En termes d'égalité des genres, c'est une belle progression. C'est important dans une société où hommes et femmes doivent tendre vers la parité des responsabilités.

02.14 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw heel uitgebreid antwoord. Ik ben daar enorm tevreden mee. Ik ben echter zeker minstens zo blij met het feit dat we hier niet alleen staan met dit punt, maar dat verschillende partijen zich uitspreken over deze problematiek. We kijken ook uit naar het onderzoek dat gestart is door het Comité P. Dan is het aan ons om snel werk te maken van de aanbevelingen.

Ik heb er wel een klein probleem mee dat u zegt dat het slechts om bepaalde gevallen gaat. Het slachtoffer heeft weinig verhaal als ze een individueel geval is of als ze een van de velen is. Wat is dan een geïsoleerd geval? Dat is natuurlijk niet wat de reportage toonde. Wanneer sommige bullebakken met dit soort gedrag wegraken en het niet mogelijk is om een klacht in te dienen, is het geen individueel geval, maar een structureel probleem. Dat moet worden aangepakt tot in de wortels. Overal zijn wel wat rotte appels. Er is echter geen plaats voor rotte appels binnen de politie, zoals vorige week aangehaald in de plenaire vergadering, niet op vlak van seksuele intimidatie en zeker niet op vlak van racisme.

Ik zeg voorbarig ja, maar laten we daarvoor het onderzoek afwachten. De reportage wekte namelijk toch wat reacties op van mensen die beaamden dat er ook in hun zones zulke dingen gebeuren. We moeten echt verhinderen dat stoorzenders de sfeer verzieken. De klachtenprocedure moet veel beter. Er moet ook duidelijk paal en perk gesteld worden aan het gedrag van sommigen. U zegt dat we het serieuzer moeten nemen. Daar ben ik heel tevreden mee. Liefst een op vier zou slachtoffer zijn van intimidatie. Dit moet echt verleden tijd worden. Mijnheer de minister, u hebt nog werk genoeg, maar u zal zeker onze steun vinden om daarover na te denken.

02.15 Cécile Thibaut (Ecolo-Groen): Si effectivement je me réjouis de voir que la police a réellement pris conscience du problème, je vous ai entendu réciter un long inventaire des mesures et des constats, mais je n'observe que peu d'assurance et de conviction de votre part pour ce qui concerne une réponse globale et coordonnée sur le terrain et proportionnée à la gravité de la situation.

Vous avez souvent fait référence au reportage de la RTBF, qui évoquait principalement l'étude réalisée à Gand. Néanmoins, les recommandations de l'étude universitaire de longue haleine ne datent que de 2019. Mon groupe et moi-même vous enjoignons de constituer un groupe de travail au niveau du Commissariat général de la police fédérale ainsi que de la Commission permanente de la police locale (CPPL) afin de mettre en œuvre les recommandations. Je pense que c'est à partir de ce moment-là que nous obtiendrons des réponses concrètes, qui pourront faire écho au sein de la police.

02.16 Franky Demon (CD&V): Mijnheer de minister, uw antwoord was duidelijk en zeer volledig. U wil de problematiek verder aanpakken. Voor mij zijn twee zaken heel belangrijk. Ten eerste, we moeten ervoor zorgen dat mensen die iets meemaken zich kunnen melden. Ten tweede, laten we de resultaten van het onderzoek van het Comité P afwachten. Daarna kunnen we onmiddellijk aan de slag gaan met de adviezen.

02.17 Hervé Rigot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses bien détaillées, circonstanciées et construites mais comme dit ma collègue, Mme Thibaut, elles auraient peut-être pu faire preuve de davantage d'empathie et d'écoute. En ce qui concerne ma question, je comprends le délai pour y répondre. Je ne manquerai pas de la traduire en question écrite.

Sur le sujet au sens large, nous sommes, heureusement, toutes et tous d'accord pour dire qu'il ne faut pas généraliser ni stigmatiser nos forces de l'ordre qui sont composées d'hommes et de femmes de grande qualité au service de notre population. Malheureusement, ces comportements sont aussi l'apanage généralement d'hommes, de trop d'hommes encore, aujourd'hui, quelle que soit leur fonction, leur statut, leur âge, leur condition sociale. Il ne faut pas non plus banaliser ces comportements et certainement pas au sein de notre police qui se doit d'être exemplaire pour ne pas porter atteinte à son image et à la nécessaire confiance que nous devons avoir en elle.

Vous livrez des données statistiques. Il ne faut pas se limiter aux données des études parce qu'on peut avoir peur de la hiérarchie ou des collègues. C'est aussi un traumatisme d'être victime de violences morales, physiques ou sexuelles. La victime peut aussi nourrir un sentiment de culpabilité. Il faut donc être attentif à ne pas avoir de données biaisées.

Il faut que ces faits soient limités et nous devons agir maintenant. Agissons donc pour mettre un terme à ces actes que tout le monde qualifie d'inacceptables et d'un autre temps, diront certains; moi, j'ai envie de dire d'un temps qui n'aurait jamais dû exister, en tout cas d'un temps qui n'a pas sa place dans une société que nous voulons égalitaire, libre, juste et qui est celle que nous défendons toutes et tous aujourd'hui.

Un cas aussi isolé soit-il est un cas de trop. Le harcèlement sexuel mais aussi moral est aussi un fait au sein de notre police, malheureusement. C'est évidemment inacceptable. Il faut prendre des actions pour changer les mentalités. Nous comptons sur vous, monsieur le ministre, pour le faire et nous ne manquerons pas de le faire avec vous et de suivre les actions qui seront mises en œuvre.

02.18 Sophie Rohonyi (DéFI): Merci monsieur le ministre d'avoir rappelé à quel point ces faits de harcèlement sont inacceptables et d'avoir insisté sur la nécessité de les combattre dès la racine, dès le recrutement, sans pour autant devoir à chaque fois attendre que des faits soient commis. C'est la raison pour laquelle des plans de prévention ont été mis en œuvre à côté des analyses de risques. Je vous remercie vraiment pour tout ce travail.

Cependant, je voudrais réagir sur deux points. Premièrement, lorsque vous dites que le harcèlement n'est pas structurel au sein de la police, cela ressort-il des résultats de l'analyse de risques opérée en 2018? Cela signifierait que les chiffres de la police fédérale ne s'écartent pas de ce qui s'observe dans d'autres secteurs. Je rejoins ici la demande, émise par ma collègue d'Ecolo, de mettre en œuvre les recommandations et d'objectiver le phénomène.

Nous devons vraiment pouvoir actualiser les chiffres qui ont été publiés en 2018. Le problème du harcèlement a été mis en lumière récemment par la RTBF, mais nous savons qu'il existe depuis bien plus longtemps. Les syndicats le dénoncent depuis des mois, voire des années. Ce n'est pas un phénomène récent.

Deuxièmement, il est sans doute vrai que le sexisme n'est pas structurel ni propre à la police: il est propre à notre société. Un travail de sensibilisation doit être réalisé dans l'ensemble des secteurs, en ce compris au sein de la police. Et, pour ce qui concerne les chiffres, il faut pouvoir les mettre en parallèle avec le ressenti des policiers et des policières. On peut faire dire tout et n'importe quoi aux chiffres. Et on ne peut pas se passer de l'expression du mal-être des policiers et des policières. À partir du moment où ces derniers ressentent un malaise dans l'exercice de leurs fonctions, ils ne seront pas à même de les prester de manière correcte, de les mener à bien et donc d'assurer la sécurité de nos concitoyens et concitoyennes.

Concernant le Comité P, j'entends que seules huit plaintes lui auraient été rapportées ces trois dernières années et que, par conséquent, le nombre de plaintes serait resté stable. Je pense qu'on ne peut pas se satisfaire de ces chiffres, qui correspondent à la pointe de l'iceberg. Car, aujourd'hui, un policier sur deux n'ose pas porter plainte à l'encontre de l'un de ses collègues. C'est pourquoi ce travail de sensibilisation doit être poursuivi.

Je vous remercie une fois de plus pour le travail qui a déjà été effectué, tout en insistant sur la poursuite de nos efforts.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

03 Débat d'actualité sur la violence contre la police et questions jointes de

- Eric Thiébaut à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les violences à l’égard des policiers" (55006343C)

- Joy Donné à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les faits de violence envers les policiers bruxellois" (55006378C)

- Sammy Mahdi à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La violence à l'encontre de la police à Anderlecht" (55006381C)

- Sophie Rohonyi à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La lutte contre les violences à l’égard des policiers" (55006380C)

- Koen Metsu à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les faits de violence contre la police à Anderlecht" (55006419C)

- Philippe Pivin à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les faits de violence à l’encontre des policiers" (55006819C)

- Caroline Taquin à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'assistance juridique pour les policiers victimes de violences" (55006826C)

- Vanessa Matz à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'évaluation et le renforcement des mesures prises contre les violences envers la police" (55006942C)

03 Actualiteitsdebat over het geweld tegen de politie en toegevoegde vragen van

- Eric Thiébaut aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het geweld tegen politieagenten" (55006343C)

- Joy Donné aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Geweld tegen de Brusselse politie" (55006378C)

- Sammy Mahdi aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Geweld tegen politie in Anderlecht" (55006381C)

- Sophie Rohonyi aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De bestrijding van geweld tegen politieagenten" (55006380C)

- Koen Metsu aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Geweldpleging tegen de politie in Anderlecht" (55006419C)

- Philippe Pivin aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Het geweld tegen politieagenten" (55006819C)

- Caroline Taquin aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De rechtsbijstand voor politieagenten die het slachtoffer worden van geweld" (55006826C)

- Vanessa Matz aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De evaluatie en de aanscherping van de maatregelen ter bestrijding van geweld tegen de politie" (55006942C)

03.01 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, après notre débat avec votre collègue Geens en séance plénière du 28 mai dernier, je pensais que les questions de ce débat d'actualité allaient tomber. Cependant, la réponse que vous aviez fait lire à votre collègue de la Justice restait très générale au regard de mes questions. J'espère donc que vous pourrez apporter un éclairage plus complet aujourd'hui.

Je soulevais ainsi la question des moyens en hommes et en budget accordés à la police, en me référant à la norme KUL - désormais dépassée par la réalité -, qui prévoit l'encadrement d'un agent de quartier pour 4 000 habitants. Dès lors, monsieur le ministre, comptez-vous proposer une révision de cette norme, qui met clairement en danger les policiers sur le terrain?

03.02 Sammy Mahdi (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik meende ook dat het debat zou wegvallen. Het is niet slecht dat het debat plaatsvindt omdat het nog altijd een relevant thema betreft en wij er helaas iets te vaak over moeten spreken.

Dit weekend heeft opnieuw aangetoond dat geweld tegen de politie te vaak voorkomt en dat het werk van een politieagent allesbehalve eenvoudig is, met name om in gewelddadige omstandigheden te moeten werken. De beelden zijn heel sprekend. Straatstenen en zelfs verkeerslichten worden naar politieagenten gegooid. Een politieagent wordt door een aantal jongeren gewoon los in het gezicht getrapt.

Er zijn echter ook beelden die wij niet krijgen, met name beelden van verwensingen die politieagenten heel vaak moeten verduren, vaak door bepaalde jongeren in bepaalde wijken. Het gaat dan over jongeren die problemen hebben met de openbare orde en hun verstandhouding met de politie zit ook niet goed.

Ik was daarom vooral benieuwd te horen of er al gesprekken zijn geweest met, in dit geval, de burgemeester van Anderlecht, om te bekijken in welke mate ervoor kan worden gezorgd dat tegen dat klein groepje jongeren dat regelmatig voor problemen zorgt en blijkbaar geen respect heeft voor de politieagenten, op de ene of de andere manier kan worden opgetreden.

In een bredere context zullen wij ook moeten bekijken op welke manier wij de relatie tussen politieagenten en burgers, zeker in bepaalde wijken, kunnen herstellen. Er is duidelijk een heel groot gebrek aan respect en begrip voor elkaar. Wij zullen de komende jaren in een breder plaatje daaraan moeten werken. Ik hoop dat daarvoor de komende weken en maanden in het Parlement nog ruimte is.

Ik ben echter vooral benieuwd naar het antwoord op de vraag of er op dit moment bij de lokale overheden en dus de betrokken burgemeesters hetzelfde begrip bestaat voor de problematiek. Beseffen ook zij dat het tijd is dat daartegen wordt opgetreden?

03.03 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, des violences ont à nouveau été commises à l'encontre des policiers ce week-end. Ma question ne fait pas suite à ces violences. Elle faisait référence à d'autres violences qui ont été commises à l'encontre de policiers, au mois de mai à Anderlecht. Cela montre à quel point ces violences sont récurrentes et méritent le débat d'actualité que nous menons. J'en suis donc très heureuse.

Je voudrais revenir aux faits survenus à Anderlecht. À la suite de ceux-ci, la CGSP a réclamé que des moyens supplémentaires soient dégagés en vue du développement de la police de proximité mais aussi la révision de la norme KUL qui est obsolète et décriée depuis plusieurs années. Elle a été évoquée par l'un de mes collègues tout à l'heure. Il s'en est suivi une concertation avec le bourgmestre d'Anderlecht et le chef de corps de la zone de police de Bruxelles-Midi. Vous auriez, lors de cette concertation, répondu positivement à une demande de renforts au profit de cette même zone de police. Si cette décision positive doit être saluée, elle ne peut pas faire oublier pour autant la nécessité de soutenir l'ensemble des zones de police du pays dans leur travail, de même que celle de protéger l'ensemble de nos policiers contre ces violences qui sont inacceptables; on ne le dira jamais assez.

Monsieur le ministre, pouvez-vous par conséquent nous faire savoir si l'ensemble des auteurs des violences qui ont été commises tant à Anderlecht qu'à Bruxelles ou à Anvers ce dimanche ont pu être identifiés et interpellés? Je pense que des informations à ce sujet ont été communiquées dans le cadre du débat d'actualité que nous avons eu tout à l'heure, en tout cas en ce qui concerne Anderlecht.

Quelles mesures concrètes vont-elles être prises pour favoriser le travail de proximité des agents de quartier? Êtes-vous favorable à une révision de la norme KUL? Nous avons besoins d'une réponse à ce sujet. De quelle manière sont enregistrés aujourd'hui les faits de violence à l'encontre des policiers et quelles conclusions en tirez-vous? Dans l'attente du nouveau Code pénal qui devrait prévoir de lourdes peines pour les actes de violence commis à l'encontre des forces de l'ordre, comment se traduit aujourd'hui le principe de tolérance zéro? Où en êtes-vous dans l'exécution de la résolution visant à évaluer et à renforcer les mesures prises pour lutter contre les violences à l'encontre des membres des services de police qui a été adoptée par la Chambre le 28 novembre 2019? Quelles mesures concrètes ont-elles été prises pour assurer la protection de tous nos policiers?

03.04 Koen Metsu (N-VA): Op 20 mei 2020 waren we allemaal getuige van ontzettend laf geweld tegen onze Brusselse politie tijdens een interventie in Anderlecht. Ook al liepen zij letsels op zoals een gebroken neus of een hersenschudding, toch hielden zij vol. Dergelijke feiten vragen om een zeer krachtdadig antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken en gelukkig kwam dat er ook. Op 21 mei 2020 zei u zeer vastberaden tijdens het VTM Nieuws dat dit de laatste keer is dat we dergelijk geweld tegen politiediensten zullen zien. Dat was een welgekomen uitspraak, maar helaas was het de dag nadien alweer prijs. Laat ons eerlijk zijn, het hield niet op. Het trieste dieptepunt waren de rellen van afgelopen zondag, tijdens een betoging tegen politiegeweld in het buitenland. Dit mondt dan uit in geweld tegen onze eigen binnenlandse politie. Soms is het te gek voor woorden.

Zoals we vandaag kunnen vaststellen, gaan we van het ene actualiteitsdebat over naar het andere. Het had misschien beter één groot debat kunnen zijn. Het is goed dat alles aan bod komt. Dit thema is namelijk heel belangrijk.

U deed die straffe uitspraak, die ik erg waardeer. U heeft dus een plan. Waar is dat plan? Wat is het plan? Hoe zorgt u ervoor dat het geweld tegen onze politiediensten effectief ophoudt, zodat we dit niet meer moeten meemaken? Ik steun de vraag van de heer Mahdi over de Brusselse burgemeesters. Welke is hun rol? Wij vernemen dat in bepaalde Brusselse wijken de politie de instructie krijgt om geen pv's in verband met corona of samenscholing op te maken. We weten allemaal wat er enkele jaren geleden door deze straffeloosheid gebeurd is in onder andere Molenbeek. Daarom kijk ik erg uit naar uw antwoorden.

03.05 Philippe Pivin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme cela a été rappelé, il y a quelques instants, le Parlement a adopté, fin 2019, une résolution à l'initiative de notre collègue, Mme Matz.

Cette résolution avait été prise pour inviter le gouvernement à prendre des mesures destinées à lutter contre les violences envers les policiers. Elle avait été initiée sur la base de différentes investigations dont celle du Comité P qui intervient depuis de très nombreuses années sur ces questions. Il a notamment publié, le 8 juin 2018, un rapport qui présentait une évaluation de la problématique, une évaluation des modules de formation existant dans ce domaine, une évaluation des bases de données rassemblant les différents faits de violence recensés. Je rappelle ici que ce recensement n'existe de façon structurée que depuis 2014.

Six mois après l'adoption de cette belle résolution, nous subissons ces images prises notamment à Anderlecht, mais aussi à Bruxelles, des images où des policiers se font non seulement malmener, mais aussi mettre à genoux. Cette situation illustre la gravité de certains phénomènes dans certains quartiers. C'est une évidence que personne ici ne songerait à nier.

Monsieur le ministre, comme M. Metsu l'a dit, vous avez déclaré que de telles images ne doivent plus exister. Je vous donne entièrement raison.

Je voudrais rappeler que des mesures ont déjà été prises durant ces derniers mois ou durant ces dernières années pour renforcer les sanctions contre les auteurs d'agressions commises envers des policiers, policiers qui savent que leur métier comporte intrinsèquement des risques, mais qui n'imaginent pas qu'il peut s'agir de risques de mort.

Monsieur le ministre, qu'en est-il du suivi judiciaire des agressions commises à Anderlecht? Que pensez-vous du suivi judiciaire de ce type d'agressions à l'encontre des policiers depuis maintenant deux ans? Une évaluation a-t-elle été réalisée par votre département quant aux agressions à l'égard des policiers depuis la publication de la circulaire des procureurs généraux en octobre 2017?

Jugez-vous nécessaire de revoir encore et à nouveau le degré des sanctions à l'encontre des auteurs de faits de violence envers des policiers et plus généralement des détenteurs de l'autorité publique?

Quelles avancées ont-elles été enregistrées par votre département, depuis le mois de décembre dernier, concernant les différentes demandes énoncées dans la résolution que nous avons votée au Parlement?

03.06 Vanessa Matz (cdH): Je suis actuellement au sein de la commission des Finances, qui traite des crédits provisoires. Dans ce contexte, j'essaie de défendre un amendement pour qu'il soit tenu compte de la non-activité préalable à la pension (NAPAP) au sein de la police fédérale. Comme vous le voyez, les questions de police ne sont jamais loin, et il est important que nous puissions défendre cet amendement-là en commission Finances, car il fait partie des demandes de la police.

En ce qui concerne le dossier des violences, de nombreux collègues ont rappelé le travail de la résolution votée à la quasi-unanimité en novembre dernier et qui contenait plusieurs demandes précises. Par ailleurs, l'exposé rappelait l'ensemble des mesures prises depuis 2011 en vue de lutter contre les violences à l'égard de la police.

La résolution précitée porte notamment sur l'évaluation des mesures mises en place, sur les groupes de travail constitués ainsi que sur les task forces. Elle visait également l'organisation d'une vaste campagne de publicité et de prévention en rapport avec toutes les formes de violence à l'égard des services de sécurité en général. Nous sommes convaincus de l'effet bénéfique d'une telle campagne. Où en est-elle?

D'autre part, il a souvent été souligné que la lutte contre les violences ne se limitait pas à l'indignation en cas d'incidents pouvant entraîner la mort de policiers dans l'exercice de leurs fonctions. Elle consiste également à manifester du respect tout au long des actes politiques que nous pouvons poser. À ce sujet, le budget est une mesure fondamentale par laquelle nous pouvons montrer notre reconnaissance, en octroyant les moyens nécessaires au bon exercice des missions.

Dès lors, donner l'exemple revient également à prévoir les frais de fonctionnement et d'investissement ad hoc. Je voudrais donc répéter, une fois de plus, toute l'importance d'un financement adéquat de la police fédérale, notamment pour ce qui concerne la question des violences, et j'aimerais vous interroger sur les différents points repris dans la résolution, plus précisément celui des campagnes de publicité.

03.07 Caroline Taquin (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai déjà pu questionner en séance plénière votre collègue du département de la Justice sur ces violences à l'égard de nos policiers en intervention après les agressions commises envers nos policiers à Anderlecht.

Je souhaiterais vous questionner ici précisément sur l'encadrement et le conseil juridique qui est en vigueur pour soutenir le policier victime d'agressions car, s'il faut évidemment tout faire pour empêcher de tels faits, il est certain aussi qu'il faut garantir un suivi efficace, d'une part pour protéger le policier et, d'autre part, pour s'assurer que l'auteur des faits puisse être condamné. Cet aspect du suivi en justice contre de tels faits concerne donc aussi la défense en justice du policier de sa zone ou de la police fédérale si tel est le cas.

Dans le cadre du dispositif actuel, il semblerait que, selon les zones de police locales, ce soutien ne serait pas similaire pour tous les policiers.

Monsieur le ministre, pourriez-vous, dès lors, m'indiquer comment sont pris en charge ces policiers victimes? Quelle est la procédure automatique pour assurer l'assistance juridique de ces policiers? En quoi consiste-t-elle précisément? De quelle façon la désignation d'un avocat est-elle décidée pour défendre le policier? Qu'en est-il de la constitution de partie civile des zones de police? Enfin, des différences existent-elles à ce niveau entre les policiers des zones locales et de la police fédérale?

03.08 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik begin met een open deur in te trappen. Geweld tegen de politie is onder geen enkele voorwaarde en in geen enkele context aanvaardbaar. Toch wil ik het zwart op wit gezegd hebben, omdat collega's uit andere fracties er garen bij spinnen door ons foutief te framen.

Mijnheer de minister, collega Metsu haalde daarnet al enkele data van gebeurtenissen aan. Ik heb u in maart al ondervraagd over de problematiek van het geweld tegen de politie. Ik wil graag een aantal aspecten uit die vragen opnieuw oppikken. In uw antwoord op mijn vraag verwees u naar een beleid dat, naast van strenge bestraffing, ook werk maakt van sensibilisering en preventie. Kunt u toelichten welk sensibiliserings- en preventiebeleid u voert rond de problematiek?

Voorts viel het mij op dat er toch pijnpunten zijn op het vlak van de registratie van de problematiek. Er wordt op het moment geen opsplitsing gemaakt tussen geweldsdelicten tegen federale of lokale politieagenten. Zolang we niet precies weten wat het probleem is en waar het zich voordoet, is het natuurlijk heel moeilijk om tot een doortastend beleid te komen. Er is ook geen onderscheid in de gehanteerde vormen van geweld. Wat bent u van plan met de registratie?

Net als bij alle andere vormen van geweld zijn de aangiftebereidheid van slachtoffers en de nazorg heel belangrijk. U verwees in maart naar de website "geweld", die voor ieder lid van de geïntegreerde politie toegankelijk is, maar die op dat moment geüpdatet werd. Hebt u een zicht op de stand van zaken? Volstaat die website om, ook in de politiekorpsen zelf, de problematiek de aandacht te geven die zij verdient, om die op een zo laagdrempelig mogelijke manier aan te pakken en om die bespreekbaar te maken voor de mensen die eronder te lijden hebben?

03.09 Dries Van Langenhove (VB): Mijnheer de minister, enkele collega's die het probleem van geweld tegen politieagenten bespreken, hebben het over kleine groepen jongeren in bepaalde wijken die geen respect tonen voor de politie.

Collega's, laten wij de realiteit eens even bekijken. Het gaat niet over een kleine groep jongeren, het gaat wel over een gigantisch deel van onze bevolking, een deel dat nog steeds groeit zolang onze grenzen openstaan. Ook klopt het niet dat het slechts over bepaalde wijken gaat, want de politie loopt in elke stad in België gevaar. Overal waar de door jullie geliefde multiculturaliteit bestaat, moeten de politiemensen ogen op hun rug hebben en opletten voor geweld tegen politieagenten. Gaat het werkelijk over een gebrek aan respect tegenover de politie? Dat is toch echt wel het understatement van het jaar als wij zien waarmee de politieagenten dag in dag uit worden geconfronteerd. Ze krijgen kasseistenen naar het hoofd geworpen, hun dienstwapens worden gestolen en ze krijgen trappen in het gezicht, met gebroken botten tot gevolg.

Dergelijke zaken doen zich trouwens niet alleen bij politiemensen voor. Ik vernoem ambulanciers en brandweerlieden die in de val worden gelokt. Buschauffeurs worden aangevallen en dragen tegenwoordig steekwerende vesten.

Collega's, zet alstublieft eens de oogkleppen van de politieke correctheid af en kijk naar de realiteit, zoals ze is. Enkel als wij dit probleem eerlijk durven te benoemen, zullen wij het kunnen oplossen en zullen wij ervoor kunnen zorgen dat onze politiemensen terug veilig op straat kunnen. Dat is niet alleen ten voordele van de politie, onze burgers hebben er recht op.

03.10 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, de situatie is duidelijk geschetst. Wij merken dat het debat in deze commissie steeds vaker terugkomt, omdat op het terrein met steeds grotere regelmaat zulke dingen gebeuren.

Volgens mij moeten er twee zaken gebeuren.

Ten eerste, de politie moet over meer instrumenten beschikken. Daarbij denk ik aan technologie, zoals bodycams en camera's met gezichtsherkenning op de combi's. In voorkomende situaties hebben de agenten zodoende alle middelen om mensen die de politie aanvallen, zo snel mogelijk te kunnen identificeren, waarna met het tweede luik begonnen kan worden.

Daarnaast is er het justitieel aspect. Justitie moet beginnen met de toepassing van snelrecht. Wie op een vrijdag zulke feiten pleegt, moet vrijdagnacht of zaterdag veroordeeld worden en een straf krijgen. Die straf mag niet inhouden dat de verdachte drie maanden vrij rondloopt, wachtend tot hij voor de rechtbank wordt gedaagd. Wel moet de straf bestaan uit het opruimen van al het veroorzaakte vuil en het herstellen van alles wat hij stukgemaakt heeft. De familie, partner en vrienden uit de omgeving van de betrokkene moeten kunnen zien dat de persoon die de dag tevoren geweld pleegde tegen de politie, daarvoor gesanctioneerd wordt.

Ten tweede, als iemand een politieagent of ambulancier aanvalt, vind ik niet dat die persoon solidair is met onze maatschappij en dan moet de maatschappij ook niet solidair zijn met die persoon. Dan moeten wij er ook eens over durven nadenken om alle overheidssteun die die persoon krijgt, zoals kindergeld en werkloosheidsuitkeringen, in te trekken.

Wat denkt u van meer middelen voor de politie, mijnheer de minister, zodat zij de daders sneller kan vatten?

03.11 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, tout comme vous, j’ai pu voir les images de policiers qui ont reçu des coups de pied et de poing de passants lors d’une arrestation à Anderlecht. Ce n’était malheureusement pas un incident isolé. J’insiste sur le fait qu’aucune excuse ni raison ne justifie la violence à l’encontre de policiers. Je condamne donc fermement ces actes de violence.

U hebt ook wel gezien dat ik onmiddellijk contact heb gezocht met de burgemeester van Anderlecht en met de leden van het korps. Ik heb ook gebeld met degenen die het slachtoffer waren van agressie. Ik heb een van hen ook onmiddellijk ontmoet.

J'ai donc contacté le bourgmestre, le chef de corps et les policiers concernés. Le lendemain, j'ai eu une concertation constructive avec l'ensemble des acteurs concernés. La situation actuelle a fait l'objet d'une analyse profonde. Celle-ci nous apprend que la problématique des personnes en séjour illégal touche tout particulièrement la ville de Bruxelles. Il s'agit généralement de multirécidivistes qui subissent des pertes de revenus en raison des mesures prises pour combattre le COVID-19, et qui après l'arrestation, sont rapidement libérés. Il s'agit le plus souvent de soi-disant Algériens. Cela vient du fait que la Belgique n'a pas de traité d'extradition avec l'Algérie. Ils profitent d'une telle situation et en prennent prétexte.

Voorzitter en collega's, op korte termijn is de oplossing voor deze problematiek nultolerantie. Wat men daar bij de politie ook over moge zeggen, want niet iedereen gaat daarmee akkoord. Ook bij de politie gaat niet iedereen daarmee akkoord, maar de oplossing is wel nultolerantie. Ik heb in die optiek alvast versterking beloofd aan de politiezone Brussel-Zuid. Er dient natuurlijk ook op andere niveaus dringend werk gemaakt te worden van het versterken van een ketengerichte aanpak: sterke, ruime, proactieve en sociale actie, inclusief opvoeding, onderwijs en burgerzin, gevolgd door reactieve actie en een effectieve en efficiënte strafvervolging en strafuitvoering. Het is een maatschappelijk probleem dat de politie niet alleen gaat oplossen. Ik denk dat we het daarover allemaal eens zijn.

Op middelkorte termijn zie ik maar één oplossing en dat is een eengemaakte politiezone. Dit moet voor mij op de tafel liggen bij toekomstige regeringsonderhandelingen. Andere zaken die zich nadien nog hebben voltrokken, hadden met betere middelen kunnen worden bestreden als we in een dergelijk kader hadden kunnen werken. Ik herhaal, geweld tegen politie en ordediensten heeft voor mij geen enkele plaats in onze samenleving, maar ook niet in de bestuurscultuur van ons land en in geen enkele bestuurscultuur van steden en gemeenten in dit land. De politiediensten zullen in mij een betrouwbare partner blijven vinden en ik zal proberen met hen het pad uit te stippelen om die zaken tegen te gaan.

Wat de diverse vragen naar cijfermateriaal betreft, feiten van geweld tegen de politie kunnen geregistreerd worden in de tool MISI of Melding Incidenten Signalement Incidents. Dit registratiesysteem voorziet sinds 1 augustus 2017 in de opmaak van algemene statistieken die maandelijks intern door de geïntegreerde politie worden gepubliceerd. Daarnaast laat MISI ook toe aan de politiezones te voorzien in de opmaak van hun eigen statistieken omtrent geweld tegen en door politie.

Op basis van die informatie kan ik u meedelen dat er in 2018 12.378 feiten van geweld tegen de politie werden geregistreerd; 11.865 feiten werden geregistreerd in 2019 en 3.718 feiten tot 25 mei 2020. Dat laatste is natuurlijk maar een tijdsopname. Het betreft voornamelijk feiten van weerspannigheid, smaad en bedreigingen. Als we het aantal registraties van geweld tegen de politie in 2018 en 2019 vergelijken, blijven deze cijfers op nationaal niveau vrij stabiel.

Monsieur le président, chers collègues, de nombreuses mesures ont été mises en place pour appréhender la problématique des violences à l'encontre des policiers et assurer une protection maximale du personnel policier.

Les mesures concrètes suivantes ont notamment été prises pour augmenter la sécurité des policiers sur le terrain:

1. Depuis l'arrêté royal du 28 septembre 2017, les agents de police qui ne disposent comme armement que de moyens incapacitants (un pepper spray) sont de même armement individuel et collectif que les fonctionnaires de police. Cette adaptation répond aux risques liés à leur visibilité durant l'exercice de leurs missions et à l'assistance qu'ils sont amenés à porter aux fonctionnaires de police.

À présent, tous les membres du cadre opérationnel des services de la police intégrée, les agents de police, fonctionnaires de police et les agents de sécurisation de police disposent des mêmes armements individuels et collectifs. C'est un grand pas en avant.

2. En 2017, par l'arrêté royal du 9 avril, la réglementation relative à l'armement réglementaire des membres de la police intégrée a également été adaptée afin d'octroyer au ministre de l'Intérieur la compétence d'autoriser les policiers, qu'ils soient membres de la police locale ou de la police fédérale, à détenir, porter et transporter leur arme de service en dehors des heures de service en cas de réelle menace pour l'intégrité physique ou la vie des personnes ou pour la sécurité publique.

Le ministre de l'Intérieur s'ajoute ici aux autorités qui étaient déjà compétentes pour donner cette autorisation, à savoir le chef de corps pour la police locale et le commissaire général ou le directeur général concerné pour la police fédérale.

3. En 2017 également, par une circulaire ainsi que la GPI 62bis du 19 octobre 2017, la réglementation a été adaptée afin d'autoriser un nouveau calibre pour l'armement collectif qui doit permettre aux policiers de bénéficier d'une meilleure protection dans l'exercice de leur métier et de répondre de manière plus efficace à des attentats terroristes perpétrés avec des armes lourdes. Les marchés pour l'acquisition de ces nouvelles munitions et les armes collectives y liées sont en cours.

4. Depuis ces modifications, le 21 mars 2018, la législation sur l'utilisation des caméras de surveillance permet aux policiers de porter une bodycam lors de patrouilles ou d'interventions.

5. Enfin, un projet pilote pour l'utilisation du taser a été lancé fin 2017. De nombreuses zones de police se sont inscrites dans ce projet pilote.

En outre, du point de vue des formations, je veille à l'amélioration permanente des niveaux, tant de base que de la formation continuée, afin de former les policiers pour détecter, appréhender et gérer au mieux les situations dangereuses ou potentiellement dangereuses.

Sans être exhaustif, je tiens à souligner, en ce qui concerne la formation continuée, une plus grande attention qui a été accordée aux compétences psychosociales: la gestion des conflits, la gestion du stress ou encore la négociation.

L'objectif est une meilleure anticipation et une meilleure évaluation des situations de violence.

- Le développement de ce type de compétences est aussi abordé lors de la formation de base, non seulement dans les modules relatifs à la maîtrise de la violence et du stress mais aussi, par exemple, dans les modules sur la déontologie policière et la communication.

- Un volet spécifique "Violences contre la police" a en outre été intégré dans la formation et se décline sous les quatre thématiques suivantes: "Accidents du travail, qualification et suivi", "Aspects psycho-médico-sociaux", "Encadrement juridique: assistance en justice, dommage aux biens, constitution de partie civile, dossier sinistre", "Bien-être et sécurité au travail".

Outre l’attribution de moyens visant à augmenter la sécurité des policiers sur le terrain et l’attention particulière portée à leur formation, des outils spécifiques améliorant la prise en charge des policiers victimes de violences dans l’exercice de leurs fonctions ont été développés:

- Tout policier victime de violence peut s'adresser au stress team de la police fédérale pour obtenir un soutien psychologique. Ce service de la police fédérale, constitué d’assistants sociaux et de psychologues spécialisés, est disponible 24/7 pour les membres de la police intégrée lors de situations de crise et de faits de violence contre les policiers. Le suivi thérapeutique et psychosocial des membres du personnel ainsi que de leur famille est également assuré par l’équipe du stress team. Dans ce cadre bien précis, l’intervention spécifique de ce service fait l’objet de la circulaire GPI 72. Certaines zones de police disposent de leur propre stress team ou d’un système de peer support.

- Des conseillers en prévention psychosociale sont également à la disposition des policiers.

- Un site internet a été créé pour fournir aux policiers victimes de violence toutes les informations utiles, telles que les bonnes pratiques, la jurisprudence existante, les formulaires à remplir, etc.

- Une rubrique spécifique relative aux faits de violence à l'encontre des policiers lors d’une intervention a été ajoutée dans la banque de données ISLP, afin d’améliorer les statistiques en la matière.

Cela permet non seulement de produire des dossiers judiciaires mais aussi d'utiliser ces informations pour informer les conseillers en prévention. Le service interne de prévention et de protection au travail de la police fédérale analyse les accidents ou incidents et élabore sur cette base des fiches mensuelles de prévention, dans lesquelles sont tirés les enseignements du passé, afin d'éviter que les mêmes accidents ou incidents ne se reproduisent.

Ce service effectue également des analyses de risques, que ce soit pour les missions opérationnelles ou pour le matériel et l’infrastructure. Un avis officiel est ensuite soumis au comité de négociation.

Monsieur le président, voici pour ma réponse globale. Je tiens encore à répondre spécifiquement aux questions posées par Mme Taquin sur l’assistance juridique.

Chère collègue Taquin, en cas de violences commises à l’encontre des membres du personnel des services de police et constituant un fait dommageable, ceux-ci peuvent bénéficier de l’assistance en justice, conformément à l’article 52, §1^er, alinéa 3 de la loi sur la fonction de police (LFP).

Une fois la demande introduite par le membre du personnel, celle-ci est examinée au regard des conditions légales par l’autorité concernée. Lorsque les conditions requises par l’article 52 sont remplies (fait en lien avec le service, existence d’un fait dommageable, absence de faute lourde ou intentionnelle dans le chef du membre du personnel), l’assistance est octroyée.

Cette assistance en justice consiste en la désignation d’un avocat dont les frais et honoraires sont pris en charge par l’autorité. Le membre du personnel peut opter pour un avocat de son choix ou pour un avocat désigné par l’autorité. L’autorité notifie au membre du personnel la décision d’octroi de son assistance en justice et mandate l’avocat désigné.

Dans la circulaire GPI 72 du 8 février 2013 relative à l’assistance en justice des membres du personnel des services de police qui sont victimes d’actes de violence ou de fausses plaintes, une attention toute particulière est notamment demandée aux responsables des zones de police de prêter le soutien nécessaire aux membres du personnel victimes de faits de violence, notamment en se constituant partie civile en tant qu’employeur aux côtés de leurs membres du personnel. Je ne peux que souscrire à cet appel nonobstant bien évidemment la compétence discrétionnaire des zones de police en la matière.

Afin d’inciter tous les acteurs à une application uniforme des mesures de protection juridique et plus spécifiquement de l’assistance en justice, le service juridique de la police fédérale a rédigé et diffusé en date du 7 décembre 2018 le manuel du contentieux et de la protection juridique. Ce recueil a pour objectif d’informer au mieux les gestionnaires de dossiers ainsi que les membres du personnel de la protection juridique dont ces derniers peuvent bénéficier, tout en clarifiant les mesures mises en place et les procédures qui s’y rapportent. Ce document, mis à la disposition de l’ensemble de la police intégrée, est un véritable guide pratique dont peuvent s’inspirer les zones de police.

Ik besluit en herhaal dat geweld tegen de politie en de ordediensten voor mij geen plaats heeft in onze samenleving en dat de politiediensten in mij steeds een betrouwbare partner zullen blijven vinden. Ik wil samen met hen nieuwe paden verkennen om het geweld tegen politiediensten tegen te gaan.

03.12 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos explications. Ceci dit, je suis quand même un peu choqué par le fait que vous liez ce dossier de fusion potentielle des zones de police de Bruxelles avec la problématique des violences faites aux policiers. Je ne vois vraiment pas le rapport entre ces deux dossiers.

Par contre, je le répète, on travaille dans une police structurée à deux niveaux. Cela signifie que l'on a une police zonale, une police locale, et une police fédérale. La police locale de proximité doit pouvoir s'appuyer, en cas de besoin, sur le fédéral. Cela concerne davantage la gestion de l'ordre public, par exemple dans le cas de manifestations.

Or, on sait qu'aujourd'hui, cette logique est de plus en plus souvent inversée. On sait dans quel état est la réserve fédérale. On sait aussi que le recrutement au sein de la DAB, par exemple, ne suit pas et que le cadre n'est pas rempli. Il faut donc marcher sur deux jambes et il y a des choses à faire.

Ces deux piliers nécessitent la collaboration du fédéral avec les zones mais aussi de tout faire pour que nos policiers puissent travailler dans de bonnes conditions matérielles. Ne pas donner les moyens, c'est mettre les travailleurs de la police en danger.

03.13 Sammy Mahdi (CD&V): Mijnheer de minister, ik ben zeer tevreden met uw uitgebreid antwoord. Daar zaten de drie elementen in die volgens mij van belang zijn. Ten eerste, u verduidelijkt dat dit een breed maatschappelijk probleem is en meer dan een politioneel probleem. Ten tweede, u benadrukt dat als er rellen zijn en als mensen de openbare orde niet wensen te respecteren, er een nultolerantie hoort te gelden. Ten derde, dit punt mag voor mij een breekpunt bij de komende onderhandelingen zijn: de fusie van de Brusselse politiezones. Dat heeft te maken met middelen en hoe men deze middelen in Brussel inzet. Die kunnen alleen maar goed worden ingezet als de Brusselse politiezone efficiënter werkt dan vandaag het geval is.

Ik was ook heel tevreden om te horen dat ik door een collega in de zaal werd gecorrigeerd. Hij verduidelijkte dat de problematiek meer is dan alleen de problemen in Anderlecht en niet alleen veroorzaakt wordt door een beperkt clubje dat niet altijd respect heeft voor de politie. Dat klopt. Ik ben zelfs blij om te horen dat er collega's zijn die deze mening delen. Ik dacht immers dat ze een andere mening toegedaan waren. Het is goed om te horen dat er mensen zijn, zoals de heer Van Langenhove, die blijkbaar inzien dat er twee jaar geleden tijdens de mars tegen Marrakech ook relschoppers waren die weinig respect hadden voor de openbare orde en de politie. Hoe die eruitzagen, hoe oud ze waren of welk geslacht ze hadden, deed er toen blijkbaar ook niet toe. In februari van dit jaar begonnen een aantal hooligans, die denken voetbalsupporters te zijn, na een wedstrijd tussen Antwerpen en Club Brugge met elkaar te vechten om daarna met de politie te vechten. Dat maakt duidelijk dat een aantal mensen in deze samenleving, veel meer dan we zouden denken, geen respect hebben voor de openbare orde.

Ik ben dus blij om te horen dat die collega's daar ook zo over denken. Ik hoop dat dit in de toekomst ook op de sociale media van die collega's zal blijken.

03.14 Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse, une fois de plus, très détaillée, qui traduit votre volonté de rendre effective la tolérance zéro contre ces violences. Nous n'en avons jamais douté.

Je tiens aussi à rebondir sur le propos très juste de mon collègue du CD&V. Quand on veut condamner les violences, on doit le faire de la même manière – quel qu'en soit l'auteur. Par conséquent, la tolérance zéro doit s'appliquer tant à l'égard des actes violents commis contre les policiers que de ceux qu'ils peuvent infliger à des citoyens. C'est essentiel à leur protection. À défaut, cela favorise les tensions, que l'on observe au cours des interventions policières et sur les réseaux sociaux, où circulent des appels à la haine. Ce comportement est tout simplement inacceptable. Dès lors, nous devons nous montrer intransigeants envers les uns et les autres.

Il importe de protéger et respecter les policiers, car ils garantissent notre sécurité. Sachez, monsieur le ministre, que nous vous soutiendrons tant que vous continuerez de vous inscrire dans cette dynamique. C'est d'autant plus nécessaire que le manque de moyens humains et matériels touche tous les secteurs et donc, en particulier, les forces de l'ordre. Comme celles-ci sont systématiquement victimes de violences, le nombre de congés maladie et de handicaps ne cesse d'augmenter, entraînant une réduction des effectifs. Dès lors, il convient d'agir pour les protéger au mieux.

03.15 Koen Metsu (N-VA): Mijnheer de minister, de vorige betogen deden mij een beetje mijmerend terugdenken aan vroeger, toen wij zelf op voetbalpleintjes aan het sjotten waren. Ik herinner mij dat er toen al, als er toevallig een politievoertuig of een combi passeerde, ook al deden wij niets fout, ontzettend veel respect en ontzag was voor onze agenten en onze ordediensten. U hebt eigenlijk het enige juiste antwoord gegeven, mijnheer de minister: u predikt nu de nultolerantie en dat is het enige dat op dit moment soelaas kan bieden, zeker in Brussel.

Het moet echter ook wel in de praktijk gebracht kunnen worden. Ik hoop dus dat u bondgenoten vindt in de burgemeesters in en rond Brussel, want anders is het pure moedwil van die lokale besturen die vandaag toch enige lak lijken te hebben aan recht en orde. Blijf dus alstublieft die nultolerantie voortzetten en kenbaar maken aan de lokale besturen. Ik hoop dat u hun ook op de vingers zult tikken, mocht blijken dat er volgende week weer geweld tegen onze politiediensten wordt gerapporteerd.

03.16 Philippe Pivin (MR): Monsieur le ministre, vous avez clôturé votre intervention en disant que vous vouliez "regarder ce qui est possible pour aider à mieux lutter contre les violences policières". Il y a des choses à faire! Songez déjà à améliorer le monitoring des faits de violence. Je vous entends citer le chiffre inquiétant de 12 000 faits relevés sur une année. Vous indiquez qu'il s'agit essentiellement de menaces. J'ai lu que d'année en année, la police recense environ 3 000 procès-verbaux uniquement pour menaces et que c'est une partie émergée de l'iceberg car on ne comptabilise que les menaces les plus importantes. À l'occasion, j'aimerais avoir le détail des chiffres dont vous disposez car je me demande où sont les 9 000 autres. Ce monitoring laisse donc un peu à désirer depuis deux ans.

Une autre chose à améliorer est la sensibilisation au respect envers les forces de l'ordre. Une campagne de sensibilisation était prévue, il suffit de relire la résolution 2019 (au point 2). À ma connaissance, cela n'a pas été le cas pour des raisons budgétaires. Il y a des choses à faire: accélérer les procédures, revoir l'anonymisation des policiers, etc. Il y a des choses à faire dans le cadre de nos compétences respectives car il en va de la protection des policiers. Nous comptons sur eux pour protéger la population et je pense que le moins que l'on puisse faire est de leur permettre de compter sur nous pour les protéger dans l'exercice de leur métier.

03.17 Caroline Taquin (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces informations. J'entends vos réponses, mais vous comprendrez que plusieurs témoignages font état de différences de traitement parfois interpellantes et ce, même s'il est évident qu'il faut analyser chaque situation au cas par cas. J'entends que vous incitez toutes les autorités administratives à suivre ces pratiques d'assistance juridique pour les policiers victimes. C'est important pour eux et aussi pour combattre toute impunité. Ne faudrait-il pas, plutôt qu'inciter, obliger? Jugez-vous cependant nécessaire de modifier cette procédure? Une analyse détaillée et une évaluation de cet accompagnement pour les policiers victimes ont-elles déjà été réalisées, notamment par les gestionnaires de ressources humaines au sein de la police fédérale et des zones de police locales? Ont-elles été communiquées au niveau de la Commission permanente de la police locale? Je ne doute pas un seul instant que vous voudrez bien répondre à ces dernières petites questions, car elles ont vraiment leur importance.

03.18 Vanessa Matz (cdH): Comme mon collègue Pivin, je ne peux bien sûr que regretter que la campagne de publicité ou de prévention par rapport aux services de sécurité et au respect de ceux-ci ne se soit pas tenue faute de moyens. Telles sont, en tout cas, les informations qui nous sont parvenues. On aurait choisi de ne pas réaliser cette campagne. Je comprends très bien que vous vivez avec un budget à flux tendu et que, forcément, lorsqu'il n'y a pas de nouveau budget ou de nouvelle priorité et que, depuis deux ans, vous vivez avec les mêmes crédits, les choses sont compliquées. De nouveau, ne s'agissait-il pas, de la part de vos collègues, de solliciter une enveloppe complémentaire pour cette campagne de publicité qui est essentielle?

Le deuxième point important est du même tonneau. Excusez-moi l'expression un peu triviale! Il faut une réponse au niveau de la justice pour les auteurs. Actuellement, trop d'entre eux passent à travers les mailles du filet. Pour quelles raisons? Faute de moyens, la justice ne peut les poursuivre de manière optimale et ne peut arriver à cette tolérance zéro que nous souhaitons tous. Dans d'autres domaines, c'est le cas aussi. Vous savez que nous vous interpellons aussi de manière permanente sur ces questions.

Le domaine de la justice ne relève bien sûr pas de votre compétence, mais il est clair que c'est une réponse aussi que les policiers victimes et leurs proches attendent. Ils attendent une réponse judiciaire. Dans la résolution, le fait d'éventuellement augmenter les peines était mentionné. Nous l'avions indiqué de manière extrêmement large afin d'y réfléchir. Cependant, la question n'est pas tellement d'augmenter les peines, mais d'appliquer celles qui sont déjà présentes et sur lesquelles il existe déjà une majoration. Cela constitue une réponse également.

J'ai bien entendu tout ce que vous mettiez en place comme dispositifs, mais je pense qu'il est grand temps d'en faire l'évaluation, d'en retirer quelques mesures fortes avec celles de la prévention et de la publicité et avec celles d'une justice qui répond de manière optimale.

03.19 Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, ik ben zeer blij dat u stelt dat er op middelkorte termijn slechts één mogelijke oplossing is voor de Brusselse situatie, namelijk de eengemaakte politiezone. Vlaams Belang heeft een wetsvoorstel ingediend om die eengemaakte politiezone te creëren in Brussel. Het is ondertussen in deze commissie besproken en er zijn hoorzittingen geweest met mensen van het terrein. Ik kijk dan ook uit naar het stemgedrag van alle fracties bij de stemming, die waarschijnlijk volgende week kan plaatsvinden.

Dat behoeft echt geen applaus, mijnheer Van Langenhove. We zullen de stemming afwachten.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

04 Débat d'actualité sur le COVID-19 et questions jointes de

- Sarah Schlitz à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La conférence interministérielle sur les droits des femmes pendant la crise du coronavirus" (55006498C)

- Kattrin Jadin à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les policiers alcoolisés pendant les heures de service" (55006535C)

- Gaby Colebunders à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le dépistage et le traçage de contacts à la police de Bruges" (55006536C)

- Jessika Soors à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les visites domiciliaires effectuées par la police dans le cadre de la crise du coronavirus" (55006538C)

- Bercy Slegers à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "BE-Alert" (55006564C)

- Kattrin Jadin à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La réunion du comité de concertation au sujet des ouvertures des frontières" (55006583C)

- Hervé Rigot à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les frontières européennes" (55006678C)

- Eric Thiébaut à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La gestion des passages frontaliers le samedi 30 mai" (55006680C)

- Mathieu Bihet à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les zones de secours" (55006789C)

- Michael Freilich à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'assouplissement des mesures de confinement" (55006857C)

- Meryame Kitir à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'ouverture des frontières" (55006915C)

- Gaby Colebunders à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La nécessité d'une communication claire à toutes les zones de police quant aux contrôles frontaliers" (55006924C)

- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'impact de la crise du coronavirus sur la sélection et le recrutement" (55006930C)

- Sarah Schlitz à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La préparation de la prochaine conférence interministérielle sur les droits des femmes" (55006947C)

04 Actualiteitsdebat over COVID-19 en toegevoegde vragen van

- Sarah Schlitz aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De interministeriële conferentie over vrouwenrechten in het licht van de coronacrisis" (55006498C)

- Kattrin Jadin aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De politieagenten die tijdens de werkuren onder invloed van alcohol waren" (55006535C)

- Gaby Colebunders aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Testing en contactopsporing bij de Brugse politie" (55006536C)

- Jessika Soors aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De woonstbetredingen door de politie in het kader van de coronacrisis" (55006538C)

- Bercy Slegers aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "BE-Alert" (55006564C)

- Kattrin Jadin aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De vergadering van het overlegcomité over de heropening van de grenzen" (55006583C)

- Hervé Rigot aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De Europese grenzen" (55006678C)

- Eric Thiébaut aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De situatie aan de grensovergangen op zaterdag 30 mei" (55006680C)

- Mathieu Bihet aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De hulpverleningszones" (55006789C)

- Michael Freilich aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De versoepeling van de lockdownmaatregelen" (55006857C)

- Meryame Kitir aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De opening van de grenzen" (55006915C)

- Gaby Colebunders aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De nood aan duidelijke communicatie aan alle politiezones met betrekking tot de grenscontroles" (55006924C)

- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De impact van de coronacrisis op de selectie en de rekrutering" (55006930C)

- Sarah Schlitz aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De voorbereiding van de volgende interministeriële conferentie over vrouwenrechten" (55006947C)

De voorzitter: Mag ik eerst vragen aan de aanwezige leden, zowel hier ter plaatse, als thuis, of er een consensus bestaat om te verwijzen naar de schriftelijk ingediende vragen? Zo kan de minister zijn antwoord geven en daarna is er dan wat meer ruimte om te repliceren. Iedereen is het daarmee eens? Ik merk instemming met mijn voorstel.

04.01 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): J'ai pu lire dans le communiqué de presse qui a suivi la “CIM droits des femmes" du 8 mai dernier que vous vous êtes engagé à charger toutes les zones de police de réaliser un travail proactif en reprenant contact avec les cas connus de violences conjugales et intrafamiliales via les dépôts de plaintes du début d'année (victimes et auteurs).

Avez-vous déjà fait passé cette consigne aux zones de police? Par quel moyen? Quelles en sont les modalités pratiques?

Avez-vous pris d'autres engagements lors de cette réunion?

Vous m'aviez par ailleurs informée lors de notre dernier échange de votre volonté de publier une circulaire commune avec le Ministre Geens en vue de lutter contre les violences intrafamiliales? Pourriez-vous nous en dire plus sur ce projet? De quoi s'agit-il? Selon quel calendrier sera-t-elle adoptée?

04.02 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le Ministre, lors d'une journée de contrôle à la frontière belgo-néerlandaise, des membres de la police fédérale ont récemment été pris en flagrant délit lorsqu'ils consommaient des boissons à teneur alcooliques et en faisant un barbecue pendent leurs heures de service. Une image désolante lorsque l'on sait ce que nos forces de l'ordre ont réellement presté ces dernières semaines et que notre population « isolée » a particulièrement souffert pendant cette période de confinement.

D'ailleurs la grande majorité de notre population a beaucoup de respect pour le travail qu'accomplisse nos policiers au jour le jour. Cependant, la réputation de nos forces de l'ordre a été abîmée par quelques individus irresponsables. Je ne peux qu'espérer que cela reste un cas isolé et que l'enquête interne permettra de tirer les justes conclusions.

Monsieur le Ministre, mes questions à ce sujet sont les suivantes :

Les résultats de l'enquête interne sont-ils déjà connus ?

Dans la négative, pour quand pouvons-nous les attendre ?

Quelles ont été les conséquences pour les policiers pris en flagrant délit ?

Vos services ont-ils connaissance de cas similaires ?

Je vous remercie, Monsieur le Ministre, pour les réponses que vous voudrez bien m'apporter.

04.03 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Bij de Brugse politie zijn er drie gevallen van Corona. De politie onderzoekt zelf met wie deze agenten in contact kwamen omdat de contactopsporing bij de overheid te stroef verloopt. De agenten die in nauw contact stonden met de besmette collega's moeten “onmiddellijk thuisblijven zodra ze symptomen vertonen" aldus de korpschef. Er worden geen bijkomende tests uitgevoerd. Dat gebeurt enkel via de geijkte kanalen.

Terwijl de overheid massaal geld investeert in contactopsporing moet het korps zelf aan contactopsporing doen omdat dit nog steeds niet correct verloopt bij de overheid. Er zijn echter veel contactopspoorders nog steeds met hun vingers aan het draaien. Vindt u dit een efficiënte manier van werken? Beschikt het korps over voldoende kennis om dit op een correcte manier te doen? Hoe reageert de politie hier zelf op?

De mensen die in nauw contact stonden met hun besmette collega's worden gevraagd thuis te blijven zodra ze symptomen vertonen. Is dit een correcte manier van werken aangezien mensen tijdens de incubatieperiode waarschijnlijk al besmettelijk zijn?

Het testen gebeurt via de geijkte kanalen en is de bevoegdheid van mevrouw De Block, maar is het als minister van Binnenlandse Zaken niet uw taak om er over te waken dat er testmogelijkheden zijn voor noodsituaties bij uw diensten zoals deze? Ik herinner u aan de situatie in de kazerne van Willebroek.

04.04 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik vroeg u in het verleden al naar de praktijk van woonstbetredingen door de politie in het kader van de coronacrisis. U antwoordde toen dat de onschendbaarheid van de woning een essentieel grondrecht is in een rechtsstaat, en dat de politiediensten met gezond verstand moeten optreden en prioriteit moeten geven aan een genegotieerde interventie en aan dialoog. U benadrukte dat het gebruik van dwang enkel en alleen een ultiem middel is, dat slechts kan worden toegepast in geval van absolute noodzaak, en dat voorrang moet worden gegeven aan de toelating van een magistraat.

Op het moment dat ik u die vraag stelde, was er sprake van 1 woonstbetreding. U noemde dat 'een uitzondering'. Dat stelde mij enigszins gerust.

Het lijkt er echter op dat de voorbije weken woonstbetredingen meermaals werden toegepast. Zo konden we bijvoorbeeld lezen dat de politie over een tuinhek moest klimmen om een tuinfeest stil te leggen. Ik heb hierover voor u volgende vragen:

Hoeveel woonstbetredingen voerde de politie uit sinds de aanvang van de coronamaatregelen, op basis van artikel 27 van de wet op het politieambt?

Waarom werd in deze gevallen geen toelating van een magistraat gevraagd?

Hoe werd de absolute noodzaak van deze woonstbetredingen vastgesteld? Op welke manier werd besloten dat een minder ingrijpend alternatief niet mogelijk was?

Is het mogelijk om de rechtsgeldigheid van de vaststellingen te betwisten, als de noodzakelijkheid niet voldoende kan worden aangetoond?

Hoeveel woonstbetredingen voerde de politie uit sinds de aanvang van de coronamaatregelen, met toelating van een magistraat?

Waarom werd specifiek in deze gevallen toelating van een magistraat gevraagd?

Hoeveel woonstbetredingen voerde de politie uit sinds de aanvang van de coronamaatregelen, met toelating van de bewoners?

04.05 Bercy Slegers (CD&V): Geachte minister, tijdens de coronacrisis werd het Belgisch alarmeringssysteem BE-Alert reeds veelvuldig ingezet om de bevolking correct te informeren over de geldende coronamaatregelen. Zo waren er op 11 mei op lokaal, provinciaal en nationaal niveau samen reeds 111 verzendingen in het kader van COVID-19. In totaal zijn hierbij 4,5 miljoen berichten verzonden. Tijdens de voorlaatste verzending door het Crisiscentrum op 6 mei werden 767.487 e-mails verzonden naar mailadressen ingeschreven op het BE-Alertsysteem.

Dat dit alarmeringssysteem belangrijk is om de bevolking snel en correct te kunnen informeren bij een pandemie zoals we die nu meemaken staat vast. Ook in de toekomst blijft dit een belangrijk instrument bij een eventuele heropflakkering van het coronavirus of gelijk welke andere noodsituatie zich in de toekomst in ons land kan voordoen.

Toch valt het me op dat het bereik van het systeem op vandaag nog steeds aan de lage kant is en wanneer je een rondvraag doet bij de bevolking valt op dat er geen brede bekendheid van BE-Alert is.

Daarom heb ik enkele vragen voor u:

Hoeveel Belgen zijn effectief ingeschreven op BE-Alert, alle kanalen (sms, telefonisch en via mail) inbegrepen?

Wat kunt u doen om de bekendheid van BE-Alert te verhogen? Kan er in de toekomst bijvoorbeeld een nieuwe promotiecampagne opgezet worden om inwoners aan te moedigen zich in te schrijven op het alarmeringssysteem? Zo ja wie zal dit doen en wanneer kan dit gebeuren?

Om de drempel tot inschrijven te verlagen en ook de jongere generaties te bereiken stel ik voor dat er ook een BE-alert-versie in een APP-vorm zou komen. Een APP is niet enkel hip bij de jeugd en maar is daarenboven ook makkelijk in die zin dat je er van gelijk waar op kan inloggen als je de info uit de berichten nog eens wil herbekijken en wil lezen. Via de APP kunnen de mensen ook gewaarschuwd worden en een bericht krijgen indien nodig. Het is dus een tweeledig instrument die volgens mij de drempel zeer sterk kan verlagen tot het gebruik van het BE-Alert-systeem.

Alvast bedankt voor uw antwoorden.

04.06 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le Ministre, en date du 27 et 28 mai 2020, un comité de concertation composé d'experts du GEES et des décideurs politiques compétent en la matière se sont réunis autour de la question de l'ouverture des frontières.

D'ailleurs, lors de la récente commission de l'Intérieur, vous m'avez répondu à ce sujet que vous allez obtenir au soir même un rapport du GEES à cet effet.

Monsieur le Ministre, mes questions à ce sujet sont les suivantes :

Quelles sont les conclusions du rapport émis par le GEES quant à l'ouverture des frontières ?

Quels sont les résultats dudit comité de concertation ?

Avec quels pays pouvons-nous attendre une ouverture des frontières dans un futur proche et sous quelles conditions ?

Je vous remercie, Monsieur le Ministre, pour les réponses que vous voudrez bien m'apporter.

04.07 Hervé Rigot (PS): Monsieur le Ministre, le 11 mai vous répondiez à une de mes questions concernant la coordination de l'ouverture des frontières intérieures dans l'Union Européenne. Vous me disiez alors que les frontières resteraient fermées jusqu'au 8 juin et que les déplacements transfrontaliers pour raisons touristiques restaient interdits.

Le 13 mai, l'Union Européenne a présenté des recommandations pour une réouverture progressive. Vous interveniez encore dans cette commission à ce sujet le 26 mai dernier, soulignant notamment que l'évolution de la pandémie dans les différents Pays Membres devait guider l'avancée vers une ouverture progressive des frontières. Depuis lors, divers pays ont fait connaitre des mesures concernant la gestion de leurs frontière cet été. C'est notamment le cas de la Grèce, qui a établit une liste de pays en provenance desquels les voyageurs pourraient entrer sur leur territoire, avec ou sans mesures spécifiques. La Belgique se trouve d'ailleurs sur cette liste comme pays d'origine imposant le passage par une quarantaine.

La Grèce a établi ses mesures en fonction de recommandations de l'Agence Européenne de la Sécurité Aérienne. Pouvez-vous nous dire quels sont les éléments qui amènent cette agence à classer les aéroports belges comme « à risque » ? Le sont-ils comme aéroport de départ ou également comme aéroports de transit pour des vols internationaux à escale ?

S'agit-il là d'une approche coordonnée au niveau européen ? Une liste semblable est-elle dressée au niveau belge ?

Dans l'affirmative, des mesures spécifiques – et des moyens – sont-ils envisagés pour le suivi de mesures du même ordre ?

En tout état de cause, quelles sont les mesures prises au niveau de la police des aéroports dans la perspective d'une reprise plus importante des déplacements transfrontaliers à plus ou moins brève échéance ? Quels sont les moyens spécifiques affectés à cet effet dans les aéroports du pays ?

04.08 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le Ministre, interrogé en commission concernant les mouvements transfrontaliers, vous expliquiez être en contact avec vos homologues ministres dans les pays voisins. Je crains que les habitants frontaliers de la France ne soient désormais plus en mesure d'accorder beaucoup de crédit à la qualité de ces contacts.

En effet, des déclarations sont parues dans la presse suivant lesquelles les visites en dehors de nos frontières sont à nouveau possibles à dater du 30 mai. Des citoyens interpellent les autorités locales pour en recevoir confirmation – sans nouvelle de vos services et en se basant sur vos déclarations dans la presse, celles-ci ne peuvent que partir du principe que les informations sont correctes.

Des centaines de personnes refoulées plus tard, ce n'est que l'après-midi du samedi recevons la confirmation officielle par voie d'Arrêté Ministériel que l'on peut aller rendre visite à des parents ou faire ses courses dans les pays limitrophes. Jusqu'à preuve du contraire, la France est bien un pays limitrophe de la Belgique ? Mais manifestement l'accord des autorités française n'était pas acquis au moment de vos déclarations. Ni même à celui de la publication de l'arrêté. Il semblerait même que des belges aient été verbalisés par la gendarmerie française à cette occasion. Ce n'est que dans le milieu de l'après-midi qu'une déclaration précise que l'Arrêté est valable pour les Pays-Bas, l'Allemagne, le Luxembourg… mais pas la France, et ce au moins jusqu'au 15 juin.

Monsieur le Ministre,

Comment justifiez-vous qu'un Arrêté Ministériel soit pris autorisant des passages de frontières sans vous être assuré de l'accord des autorités étrangères concernées ?

Comment justifiez-vous de cette nouvelle bourde en matière de communication vers nos concitoyens frontaliers ?

S'il devait se confirmer que des citoyens belges ont été verbalisés et reçoivent une amende en s'étant rendu de bonne foi – et même comme votre texte règlementaire les y autorise – sur le territoire français, entendez-vous prendre le montant des amendes à votre charge ?

04.09 Mathieu Bihet (MR): Monsieur le Ministre, comme vous le savez, notre pays se compose actuellement de 35 zones de secours dont 14 en Wallonie, 20 en Flandre et une seule à Bruxelles, intégrée dans le système en 2014. Cette répartition, si elle a pu correspondre dans le passé et à des degrés divers à une certaine réalité, semble aujourd'hui quelque peu dépassée.

Je vais me permettre de prendre l'exemple wallon que je connais le mieux. On trouve actuellement en Wallonie 6 zones de secours dans la Province de Liège, 3 en Province de Namur et de Hainaut, 1 pour le Luxembourg et le Brabant wallon. Comment expliquer un tel décalage ?

Les zones de secours font par ailleurs face à des problèmes de financement malgré les efforts consentis par le Fédéral ces dernières années. Complémentairement à l'intervention fédérale, ce sont les communes qui financent les zones de secours.

Cette crise a démontré le besoin d'efficacité auquel doit répondre notre État, d'autant que des nouvelles mesures en matière d'efficacité pourraient aboutir à des économies d'échelles importantes. La déclaration de politique régionale wallonne contient un passage d'une importance cruciale pour les zones de secours. Le Gouvernement wallon a fait part de sa volonté de réformer le financement des zones de secours en indiquant que le financement serait repris par les Provinces.

Mes questions, Monsieur le Ministre, sont donc les suivantes :

Existe-t-il une volonté du Gouvernement de repenser le découpage actuel des zones de secours ? Par ailleurs et si cette volonté existe, cette évolution pourrait-elle se calquer sur les provinces actuelles : 1 zone par province ?

Comment intégrer la présence des représentants des provinces au sein des conseils et collèges de zone ?

Je vous remercie.

04.10 Michael Freilich (N-VA): Hoe verloopt de opvolging door de politie na het versoepelen van de lockdown Welke controles zijn er nog voorzien aan onze grenzen Welke informatie wordt verschaft aan passagiers die toekomen op Zaventem?

04.11 Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de minister, de grenscontroles worden op 15 juni opgeheven. Europa adviseerde alle EU-lidstaten om vanaf 15 juni weer de grenzen te openen. De meerderheid van de landen heeft zich daar achter geschaard, onder meer al onze buurlanden. Er is echter één uitzondering: Spanje zal niet eerder dan 1 juli de grenzen openen.

Onder welke voorwaarden worden de grenzen geopend? Werd er een gezamenlijke aanpak besproken voor alle EU-landen?

Onder welke voorwaarden zullen personen uit het buitenland België binnen mogen komen? Sommige landen leggen toeristen voorwaarden op zoals testen of attesten. Welke voorzorgsmaatregelen worden er in België genomen?

Welk advies hebben de gezondheidsexperten gegeven over het heropenen van de grenzen?

Voert u nog gesprekken met andere landen buiten de EU om de grenzen te openen? Zo ja, welke en met welke heeft u een akkoord gesloten?

04.12 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Beste minister, wij hebben rondgebeld naar verschillende politiezones met de vraag of zij op de hoogte waren van de regels met betrekking tot de grensovergangen. Erg veel zones konden ons echter geen sluitend antwoord geven over de maatregelen die onze buurlanden hanteren. Op welke manieren stroomlijnen u of uw diensten de communicatie die voortkomt uit de bilaterale gesprekken tussen België en de buurlanden met betrekking tot de grensovergangen? Worden er hier fouten rond gemaakt? Hoe tracht u deze te verhinderen in de toekomst?

04.13 Tim Vandenput (Open Vld): De dienst Rekrutering en Selectie van de politie hernam haar selectie-activiteiten op maandag 6 april 2020. Als gevolg van de gezondheidssituatie werden de selectieproeven gedurende twee weken opgeschort. In deze periode werden de nodige voorbereidingen getroffen om de selecties te kunnen herstarten, rekening houdend met de richtlijnen op het vlak van social distancing en hygiëne. Dit zowel in het belang van de kandidaten als van het personeel. Dergelijke maatregelen vereisen uiteraard de nodige aanpassingen, wat ook een impact heeft op het aantal kandidaten dat kan worden toegelaten.

De kandidaten mochten in het kader van hun deelname aan de selectieproeven voor een functie bij de politie een essentiële verplaatsing maken. Ze kregen de raad om hun uitnodigingsbrief mee te nemen om deze verplaatsing te kunnen rechtvaardigen.

Het bleef mogelijk dat de selectieproeven alsnog werden uitgesteld indien ze de nodige veiligheidsmaatregelen niet konden garanderen. In dit geval werden de kandidaten hiervan telefonisch of per mail verwittigd.

In dit kader volgende vraag:

1) Kan de minister meedelen welke impact Covid 19 heeft gehad op de selectie en rekrutering bij de politie vanaf 13 maart 2020 tot op heden?

1.1) Bleef de opschorting beperkt tot 2 weken? Draait de dienst sinds 6 april opnieuw op zijn volle capaciteit?

1.2) Welke voorbereidingen en maatregelen werden getroffen om de selecties te kunnen herstarten, rekening houdend met de richtlijnen op het vlak van social distancing en hygiëne? Hoelang blijven deze van kracht?

1.3) Werd de deelname aan de selectieproeven voor een functie bij de politie beschouwd een essentiële verplaatsing? Werd er dus niemand beboet noch vervolgd daarvoor?

1.4) Werden er alsnog selectieproeven uitgesteld?

2) Kan de minister meedelen welke impact Covid 19 heeft gehad op de politiescholen vanaf 13 maart 2020 tot op heden?

3) Kan de minister meedelen hoeveel kandidaten er in 2020 zullen kunnen deelnemen aan de selecties en rekrutering? Mogen we rekenen op 800 of 1400 nieuwe politieagenten voor dit jaar?

04.14 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le Ministre, la prochaine CIM aura lieu le 26 juin prochain. D’après mes informations elle portera notamment sur la lutte contre les violences intrafamiliales. Me confirmez-vous cette information?

Cet enjeux reste évidemment fondamental durant la période de déconfinement. Les femmes qui ont quitté leur domicile ne peuvent pas y retourner tandis que certains lieu d’hébergement, comme les hôtels mis à disposition, vont devoir fermer.

Quels engagements le Gouvernement fédéral va-t-il y porter?

Merci, Monsieur le Ministre, pour vos réponses à mes questions.

04.15 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik ga in op uw voorstel om onmiddellijk een globaal antwoord te geven, vermits ik reeds kennis heb kunnen nemen van de ingediende vragen.

04.16 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Excusez-moi mais le président n'a pas consulté tous les membres par rapport à sa proposition. J'ai deux questions extrêmement précises à poser sur les violences envers les femmes, en prévision de la prochaine CIM, et j'ai peur que ma réponse soit noyée dans une réponse plus générale.

Le président: Chère collègue, il vous est toujours possible d'intervenir au moment des répliques.

04.17 Pieter De Crem, ministre: Chère collègue, vous n'avez pas à vous inquiéter car la première réponse que je vais donner est la réponse à votre question.

04.18 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, merci beaucoup!

04.19 Pieter De Crem, ministre: Madame Schlitz, je tiens à répondre à vos deux questions orales concernant les travaux et résultats de la conférence interministérielle (CIM) des droits des femmes. Je ne fais officiellement pas partie de cette CIM dont les travaux sont en cours et la prochaine réunion fixée au 26 de ce mois. Je me limiterai donc aux engagements policiers qui relèvent de mon domaine de compétences.

La plupart de ces engagements doivent d’ailleurs être réalisés en collaboration avec mon collègue le ministre de la Justice, M. Geens. Le Collège des procureurs généraux et le ministre de la Justice sont en effet responsables des missions de la police judiciaire. Mon rôle consiste à fournir un appui à la police en matière de gestion de PLIF - Personnel (dont la formation), Logistique, Informatique, Finances -, de manière à ce qu’elle puisse accomplir ses tâches de police administrative et judiciaire.

Comme dans d’autres domaines, il est clair que la période de la crise du COVID-19 met également en lumière la problématique de la violence intrafamiliale et de la violence entre partenaires: non seulement cette crise révèle encore plus fort la problématique, mais elle met aussi en évidence le fonctionnement des différents services, dont les services de police, et montre où des adaptations sont possibles, voire souhaitables.

En collaboration avec les services de police, je tiens dès lors à utiliser ces leviers pour faire la différence. Bien que mes services ne fassent pas formellement partie de la CIM sur les droits des femmes, j’ai prêté dès le départ mon entière collaboration aux travaux. Nous avons participé à la concertation, mais aussi examiné et précisé les demandes ou attentes des membres de la conférence à l’égard des services de police. Au travers des questions parlementaires et propositions de résolution également, nous suivons de près la problématique, en particulier durant la période à risque plus importante que nous avons connue au cours des semaines et mois écoulés.

Dans ce contexte, je tiens aussi à souligner que l’une des premières directives énoncées le 27 mars 2020 par la task force "police intégrée COVID-19" portait justement sur l’assistance aux victimes et notamment les groupes cibles vulnérables. Cela montre clairement que la police n’a pas attendu; au contraire, elle est pleinement consciente des dangers de la violence intrafamiliale et de la violence entre partenaires, ainsi que du rôle qu’elle doit remplir pour contribuer à la prévention, à la protection et au suivi des victimes et des auteurs de violence intrafamiliale et de violence entre partenaires.

Cette directive spécifique vient s’ajouter aux directives déjà en vigueur sur les fonctionnalités policières en général et l’assistance aux victimes en particulier, de même qu’aux directives contraignantes et communes reprises dans les différentes lettres qui ont été envoyées.

La GPI 58 mentionne la reprise de contact de victimes récentes de violences intrafamiliales comme méthode de travail à suivre dans le cadre de l’assistance aux victimes. Cette méthode doit toutefois être appliquée de manière réfléchie, étant donné qu’une telle intervention dans des cas particuliers peut rouvrir d’anciennes blessures ou entraîner de nouvelles tensions. Pour cette raison, il convient surtout de faire appel au professionnalisme des personnes chargées de l’assistance aux victimes afin de juger correctement, au cas par cas, de l’opportunité d’une reprise de contact.

En ce qui concerne votre question relative à une directive commune avec mon collègue de la Justice, il a été décidé, sur la base d’une concertation, de ne pas se précipiter et d’examiner d’abord si les directives existantes COL 3-4/2006, revues en 2015, doivent encore être adaptées. Cette réflexion est également en cours.

Enfin, pour votre question relative aux hôtels ayant servi de maisons de refuge et d’accueil en période de confinement, vous avez pu constater, tout comme moi, qu’une approche efficace en ce domaine n’est possible que lorsque chaque acteur de la chaîne (prévention, réaction, suivi) fait ce qu’il s’est engagé à faire. Cette approche en chaîne relève, par conséquent, aussi d'une "responsabilité collective et partagée". La mise à disposition d’hôtels en période de confinement en constitue un bon exemple.

Cette décision n’a pas été prise au niveau fédéral, mais par les différentes entités fédérées de Flandre, de Wallonie et de Bruxelles, du fait que le renvoi vers les maisons refuges "habituelles" sur le marché régulier n’était plus possible en période de confinement. Il appartient donc aux entités fédérées et aux différents services sociaux organisant l’accueil des victimes d’assurer le retour à un fonctionnement "normal", de sorte que l’accueil dans les hôtels ne soit effectivement plus nécessaire. J’ai cru comprendre que les différentes entités fédérées y travaillent. Les services de police locaux en sont dès lors informés par leurs partenaires sur le terrain: les services sociaux et le SPF Justice.

Mme Jadin m’avait interrogé sur les policiers alcoolisés pendant les heures de service. Comme elle est absente, je vous propose, monsieur le président, que ma réponse écrite lui soit transmise par mon administration.

Collega Colebunders, u had een vraag over testing en contactopsporing bij de Brugse politie. Ik zie dat u goed samenwerkt met collega Demon. Het is als het ware interprovinciale samenwerking.

Op zaterdag 23 mei werd de leiding van de Brugse lokale politie ervan ingelicht dat twee – en geen drie – politiemensen die de dag voordien plots ziek waren geworden, positief testten op het COVID-19-virus. Waar en hoe zij de besmetting hebben opgelopen is niet bekend. Het is in dit geval zeker niet omdat zij werden belaagd of bespuwd.

De korpschef heeft op zondag een mail naar alle medewerkers verzonden om dit te melden. De melding was vooral bedoeld als een herhaalde waarschuwing aan alle politiemensen en burgermedewerkers om alle reeds afgekondigde beschermings- en veiligheidsmaatregelen zorgvuldig te blijven naleven.

Het spreekt vanzelf dat een aantal contacten van beide politiemensen onvermijdelijk vallen onder het geheim van het onderzoek en dat daarover dus niet verder aan derden kan worden gecommuniceerd.

Er was een goede samenwerking met alle Brugse diensten, zowel de stadsdiensten als het OCMW. Er werd ook een beroep gedaan op een klinisch psycholoog en een bedrijfspsycholoog, die beiden tot het personeelskader van het politiekorps behoren.

Collega Soors, u stelde mij een vraag over de woonstbetredingen door de politie in het kader van de coronacrisis. Op basis van de Algemene Nationale Gegevensbank als bron van de politiële criminaliteitsstatistieken zijn er geen cijfergegevens beschikbaar inzake het aantal woonstbetredingen, daar deze geen deel uitmaken van de ANG. Ik heb ook geen kennis van het precieze incident waarnaar u in uw vraagstelling verwijst. Maar ik herhaal wat ik al eerder in deze commissie aan u heb geantwoord: de onschendbaarheid van de woning is een essentieel grondrecht in een rechtsstaat. De politiediensten moeten met gezond verstand optreden en prioriteit geven aan een genegotieerde interventie en aan dialoog.

De finaliteit van het betreden van de plaatsen zoals bepaald in artikel 27 van de wet op het politieambt betreft het doorzoeken van plaatsen om personen op te sporen die in gevaar verkeren of om de oorzaak van het gevaar op te sporen en, in voorkomend geval, personen te evacueren eens de oorzaak ervan werd geïdentificeerd.

Over de cijfergegevens van dit in hoofdzaak juridische luik dien ik u door te verwijzen naar mijn collega, de minister van Justitie.

Collega Slegers is niet aanwezig in de vergadering, maar ik heb een uitgebreid antwoord op haar vraag over BE-Alert. Ik stel voor dat het antwoord wordt medegedeeld zoals opgesteld door mijn administratie.

Mevrouw Jadin, de heer Rigot, de heer Thiébaut, mevrouw Kitir en de heer Colebunders hadden vragen over de opening van de grenzen. Ik zal die vragen globaal beantwoorden.

Les mesures aux frontières ont été assouplies en deux temps. Le gouvernement a décidé, le vendredi 29 mai, d'autoriser à nouveau les visites familiales au départ et à destination des pays voisins. Il est à nouveau possible de faire du shopping dans la zone frontalière. Plus fondamentale était la décision du Conseil national de sécurité du 3 juin de lever toutes les restrictions de voyage existantes au sein de la zone Schengen à partir du 15 juin dans le cadre de la stratégie de déconfinement.

Je réserverai la réponse à Mme Jadin concernant la suppression et les informations du GEES à ce sujet dont il a été tenu compte pour le rapport.

Monsieur Rigot, la situation aux frontières extérieures de la zone Schengen à laquelle vous avez fait référence dans votre question est bien plus complexe. La réflexion entre la Commission et les États membres à ce sujet est encore en cours. J'ai participé, vendredi dernier, à un Conseil des ministres européen à l'ordre du jour duquel figurait ce point.

Afin de garantir une politique uniforme aux frontières extérieures, il n'y a pas vraiment d'autre choix que de laisser les différents pays prendre des décisions similaires concernant les voyages autorisés en dehors de l'Union européenne. Un consensus se dégage notamment pour maintenir les restrictions actuelles au moins jusqu'au 1^er juillet et de rouvrir, ensuite, progressivement les frontières aux pays où la situation est suffisamment sûre en termes de santé publique.

La Grèce, comme d'autres pays, a effectivement pris une décision différente, pour l'instant, et a établi une liste sélective de pays dont les citoyens peuvent entrer sur son territoire sans quarantaine. Les informations que je vous donne sont celles en ma possession à cette heure. Il est donc possible que des évolutions interviennent encore cette semaine.

Mon collègue grec ne m'en a pas informé, mais d'après les informations dont je dispose, pour prendre sa décision, la Grèce s'est basée sur une liste de l'Agence européenne de la sécurité aérienne qui comprend des aéroports se situant dans des zones présentant un risque plus élevé de propagation du virus. Ces aéroports ne sont donc pas classés dans la catégorie à risque sur la base de mesures prises, mais sur la base de la zone dans laquelle ils sont situés.

En ce qui concerne la police aéronautique (LPA), aucun effectif supplémentaire n'a été prévu pour le redémarrage des activités dans les aéroports. Depuis le 1^er juin, la LPA ne fournit plus de renforts pour les postes de contrôle aux frontières nationales.

Au sein de la police fédérale, donc LPA comprise, chaque collaborateur a reçu un certain nombre de masques en tissu. Par ailleurs, chaque unité est équipée de masques chirurgicaux, d'un nombre limité de masques FFP2, de gels désinfectants, d'un nombre limité de lunettes de protection, de visières et de gants. Ces stocks font l’objet d’un suivi et sont reconstitués s’il échet. Les différents postes de la LPA ont également été dotés d'écrans de plexiglas afin d’assurer la protection du personnel lors de l'exécution d'un certain nombre de tâches (contacts avec des tiers tels qu’auditions ou accueil).

Monsieur Thiébaut, j'ai bien reçu vos questions. Dans le cadre de cette phase fédérale de planification d’urgence, le processus décisionnel relatif aux mesures à prendre pour contrôler la propagation du coronavirus est centralisé au sein du Conseil national de sécurité dont vous connaissez la composition.

Les restrictions de voyage à nos frontières font partie de ce processus décisionnel. Elles ne sont pas une fin en soi mais constituent, en réalité, une mesure nécessaire pour maintenir la politique sur notre territoire. Il est dès lors évident que ce type de mesures est pris de manière autonome par notre autorité, en concertation avec nos pays voisins, la Commission européenne et les autres États membres de l’Union européenne, sans avoir à obtenir leur accord à ce sujet. Je peux vous assurer qu’aucun de nos pays voisins n’a demandé ou ne demandera notre accord lorsqu’ils adapteront leurs mesures aux frontières. Les États membres procèdent toutefois à une concertation et à une coordination permanentes.

La commissaire européenne, Mme Johansson, organise en outre des réunions de concertation quasi hebdomadaires, par vidéoconférence, avec ses collègues et les ministres de l’Intérieur de l’Union européenne afin de coordonner les politiques frontalières des États membres. De telles réunions se sont tenues la semaine passée et encore cette semaine.

En ce qui concerne spécifiquement la décision du 29 mai, le gouvernement a effectivement décidé d’autoriser à nouveau les visites familiales et le shopping dans les pays voisins. Cette décision a été prise du fait qu’il y avait une forte demande de la population à cet égard, en particulier de ceux qui vivent dans les régions frontalières, et du fait que les rapports du GEES évoquaient une marge de manœuvre. Comme je viens de le dire, il s’agit d’une mesure nationale qui n’a d’effet que sur le territoire belge mais qui se situait aussi dans le cadre de la réciprocité en ce qui concerne, par exemple, des Français dans l'impossibilité de se rendre sur le territoire belge.

Les autres pays, y compris nos pays voisins, prennent leurs propres mesures nationales et déterminent entre autres à quelles fins de voyage une personne peut ou non entrer sur leur territoire. Cela signifie de facto que les visites familiales étaient déjà possibles à partir du 1^er juin aux Pays-Bas, en Allemagne et au Luxembourg mais pas en France, étant donné que sa législation nationale ne le permettait pas et ne le permet toujours pas.

Chaque citoyen doit, lorsqu'il se rend à l'étranger, bien s'informer sur la législation en vigueur. Je peux ainsi encore faire référence à la remarque que la première ministre a faite, ainsi que moi-même. Nous avons clairement mis cet aspect en valeur dans la communication concernant les décisions du Conseil national de sécurité du 3 juin. Nous avons clairement conseillé aux citoyens de bien s'informer avant de se rendre à l'étranger. Par ailleurs, mon confrère des Affaires étrangères veille à ce que ces informations soient facilement accessibles en mettant à disposition des informations correctes et actualisées pour chaque pays au moyen d'avis de voyage disponibles sur le site internet des Affaires étrangères.

De heer Freilich is niet aanwezig in de vergadering, maar hij had vragen over de maatregelen die gerespecteerd dienen te worden met betrekking tot het persoonlijk gedrag bij de start van fase 3. Ik zal dat antwoord schriftelijk meedelen.

Mevrouw Kitir is ook niet meer aanwezig in de vergadering. Zij had vragen met betrekking tot de reisbeperkingen. Ik zal het antwoord aan de diensten bezorgen.

Mijnheer Colebunders, ik heb al geantwoord op uw vragen betreffende de grenzen, maar de maatregelen die wij en de buurlanden hebben genomen, zijn natuurlijk ingegeven door de nationale behoeften. Ze kunnen op evidente wijze van land tot land verschillen. Schengen laat namelijk toe nationale maatregelen te nemen, als die in het belang van het land zijn. U weet bijvoorbeeld dat er in Frankrijk nog altijd grenscontroles zijn, behoudens de controles van de douane, naar aanleiding van een verhoogd terrorismeniveau in Frankrijk, maar dat geheel terzijde.

Voor het overige heb ik geantwoord. De informatie die ik u geef, is geen gedateerde informatie, maar het is duidelijk dat midden volgende week een volledig overzicht gemaakt zal kunnen worden van de landen binnen de Schengenzone waarheen men zich zal kunnen begeven. U weet dat dit voor Spanje niet het geval zal zijn voor 1 juli. Het grootste deel van de andere landen zal zich wellicht op 15 juni richten. Indien dat niet het geval zou zijn, dan zal het wellicht de periode tussen 15 juni en 1 juli zijn.

Er rest mij ten slotte nog een vraag van collega Vandenput over de impact van corona op de rekrutering en selectie. De dienst Rekrutering en Selectie is, na een beperkte opschorting van de selectietesten, werkzaam gebleven en organiseert zich volgens de principes van social distancing. Tijdens de lockdown was er een beperkte terugval van kandidaten die zich hebben aangeboden voor deelname aan de selectie. De korte opschorting heeft de dienst toegelaten om zich organisatorisch en logistiek te organiseren met het oog op het installeren van sanitaire maatregelen, op basis van de met de vakorganisaties overlegde risicoanalyse. Solliciteren werd trouwens steeds door het vigerend ministerieel besluit als een essentiële verplaatsing beschouwd.

Wat de algemene werking van de politiescholen betreft, werd met het oog op het waarborgen van de openbare veiligheid en gezondheid beslist, naar analogie van de hogescholen en universiteiten en op basis van het advies van de Risk Management Group, de scholen niet te sluiten. De lessen worden bij voorkeur op afstand en dus online gehouden.

De voortgezette opleidingen werden wel opgeschort en de functionele opleidingen werden, na analyse van de situatie, enkel voortgezet met respect voor de te nemen maatregelen van social distancing alsook het aantonen van de operationele noodzaak.

De voortgezette, functionele of gecertificeerde opleidingen worden sinds begin juni opnieuw ingepland, met respect voor de sanitaire maatregelen.

Omtrent de promoties/opleidingen die voor het grootste deel waren afgerond, met andere woorden de aspiranten die hun opleiding vóór 1 juni moesten afronden, werd beslist dat alle erkende politiescholen de examens organiseren, met respect voor de regels inzake social distancing.

Ondertussen werden de nodige examens georganiseerd voor de opleidingen van agent, inspecteur, beveiligingsagent en hoofdinspecteur, behoudens voor de modules waarvoor fysiek contact noodzakelijk is. De voorziene inschrijvingen liepen steeds door en vonden eveneens plaats op die vooropgestelde momenten in april, mei en juni.

De aanwerving van 1.400 aspirant-inspecteurs is en blijft gepland voor 2020.

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.

Ik geef het woord aan de vraagstellers voor een eventuele repliek. Ik hanteer de volgorde van de ingediende vragen.

04.20 Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses précises. Je n'ai pas l'impression d'avoir obtenu des éléments pour la prochaine CIM. Je sais qu'elle aura lieu le 28 juin et que l'ordre du jour est en construction.

Je suis ravie que les directives au sujet du rappel des victimes et des témoins soient enfin en route. Toutes les initiatives pour améliorer la sécurité des femmes dans ce contexte sont bonnes à prendre. Vous dites qu'il ne faut pas se précipiter mais je ne pense pas qu'on se soit précipité sur ce sujet pendant la crise. Je salue néanmoins volontiers les initiatives récentes qui ont été prises.

Je reviendrai vers vous au sujet des positions que vous soutiendrez lors de la CIM du 28 juin.

04.21 Gaby Colebunders (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, daarnet gaf ik u een pluim voor uw uitgebreide uitleg in het debat rond seksuele intimidatie, maar nu blijf ik echt op mijn honger zitten, en dat vind ik echt niet leuk. Over de drie gevallen van coronabesmetting bij de Brugse politie hebt u mij uitgebreid bevestigd dat ze besmet zijn, maar gelukkig niet door een spuugincident of omdat ze aanwezig waren op een zwembadbarbecue, om maar iets te noemen. Het maakt ook niet veel uit. Het gaat er wel om dat deze mensen besmet zijn en hoe snel het virus in de kazerne kan rondgaan. Hier gaat het duidelijk over contacttracing en hoe we die gaan toepassen.

Een en ander verloopt niet zoals we verwacht hebben. Daar bent u het vast mee eens. Als we dan zelf contacttracing moeten toepassen bij de politie, dan vraag ik mij af in hoeverre dit mogelijk is en in hoeverre we dit ook zullen doen. Het testen vind ik heel belangrijk om te vermijden dat we met dezelfde situatie geconfronteerd worden als enkele weken geleden in de kazerne van Willebroek.

Mijn tweede vraag ging over de grensovergangen. In een vorige vergadering gaf u mij hierover ook al een uitleg, als zouden de bevoegde politiediensten geïnformeerd zijn. Wij hebben onze stoute schoenen aangetrokken en naar bepaalde politiediensten gebeld, en dit bleek niet te kloppen. De uitleg die we van hen kregen, was niet dezelfde als die van de Veiligheidsraad. Dat kan niet voor politiediensten.

Ik begrijp uw uitleg over bepaalde akkoorden in andere landen wel, en ik ben het ook volledig eens met het feit dat elk land zijn eigen manier toepast. Maar het is toch wel duidelijk dat onze burgemeesters hier in België de uitleg van u of van uw diensten moeten krijgen. Als daar de informatie fout is of niet is doorgedrongen, dan moeten wij daar toch vragen bij stellen.

04.22 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik heb u hier inderdaad al naar gevraagd. De aanleiding om u hier opnieuw naar te vragen, was niet een specifiek incident, maar wel de in de media circulerende verhalen, al dan niet met betrokkenheid van mediafiguren, over de politie, die zich genoodzaakt had gezien om tot woonstbetredingen over te gaan.

Het maakt mij bezorgd dat hierover geen cijfers voorhanden zijn en dat er geen registratie bestaat, want, zoals u zelf zegt, betekent een woonstbetreding een schending van een essentieel grondrecht en dat verdient wel beter dan louter de inschatting op basis van het gezond verstand van een politieagent of de aftoetsing bij een magistraat. Als een woonstbetreding nadien wordt betwist en er bestaan daar geen gegevens over, dan is het eigenlijk woord tegen woord, tenzij een burger bijvoorbeeld materiële schade zou kunnen aantonen.

Dat blijft voor mij dus een aandachtspunt en voor u ook, hoop ik. Hopelijk is de crisis ten einde en zullen, gelet op de versoepelde maatregelen, hoe langer, hoe minder woonstbetredingen nodig zijn. Hoe dan ook dring ik erop aan dat u ook in uw toekomstig beleid mee waakt over de bescherming van dat grondrecht.

04.23 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, je ne suis pas très satisfait de la réponse du ministre à ma question sur la problématique de l'ouverture des frontières avec la France. Le 30 mai dernier, une communication du ministre De Crem a été largement diffusée dans la presse nationale. Elle annonçait aux frontaliers qu'il serait possible d'aller en France et dans tous les pays limitrophes du nôtre pour visiter leur famille et faire leurs courses. Dès le matin, suite à cette annonce, des citoyens belges ont passé la frontière pour aller faire leurs courses et ils ont été arrêtés par la gendarmerie nationale qui leur demandait ce qu'ils faisaient en France. Ils ont dit qu'ils avaient entendu le ministre de l'Intérieur dire qu'ils pouvaient venir faire leurs courses. Les gendarmes français n'étaient pas au courant de cette disposition.

Dans un premier temps, les autorités policières françaises et belges ont cru qu'il existait un certain décalage entre l'annonce et la transmission de l'information aux acteurs de terrain. À 14 h 30, ce samedi-là, on a reçu copie de l'arrêté royal signé du ministre De Crem qui confirmait cette décision. On a appris un peu plus tard qu'au niveau du ministre de l'Intérieur français, il n'y avait pas d'accord. Il semble y avoir eu des Belges sur le territoire français, qui ont dû payer une amende pour non-respect des mesures de confinement suite à cette annonce du ministre De Crem, alors qu'il n'y avait pas d'accord du ministre de l'Intérieur français.

Monsieur le ministre, je ne peux pas comprendre votre explication. Comme pour la problématique du port du masque dans les magasins, vous me renvoyez toujours, quand cela vous pose problème, au Conseil national de sécurité, en me faisant bien comprendre qu'il y a des socialistes autour de la table. Or ici, je ne vois pas du tout le rapport avec le Conseil national de sécurité. J'ai reçu un arrêté royal signé uniquement de vous. Vous y confirmiez que les Belges pouvaient aller faire leurs courses et aller voir leur famille en France, ce qui n'était pas juste. Je ne peux que m'insurger contre vos explications. Je ne comprends toujours pas ce qui a posé problème dans le processus. Je ne comprends toujours pas comment vous avez pu communiquer à la presse sans avoir l'accord de votre homologue français.

Le président: Quelqu'un d'autre veut-il prendre la parole sur le sujet du COVID-19?

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

Collega's, ik stel voor om vraag nr. 55006873C van mevrouw Soors, vragen nrs. 55006287C en 55006327C van de heer Cogolati, vraag nr. 55006343C van de heer Thiébaut, vraag nr. 55006378C van de heer Donné, vraag nr. 55006381C van de heer Mahdi, vraag nr. 55006380C van mevrouw Rohonyi, vraag nr. 55006419C van de heer Metsu, vraag nr. 55006819C van de heer Pivin, vraag nr. 55006826C van mevrouw Taquin, vraag nr. 55006942C van mevrouw Matz, vraag nr. 55006395C van de heer Colebunders, vraag nr. 55006504C van mevrouw Kitir, vraag nr. 55006626C van de heer Colebunders, de vragen nrs. 55006633C, 55006647C, 55006643C en 55006648C van de heer Cogolati, de samengevoegde vragen nrs. 55006840C van mevrouw Thibaut, 55006927C van mevrouw Rohonyi en 55006935C van de heer Thiébaut, vraag nr. 55006880C van de heer Rigot, vraag nr. 55006902C van de heer Thiébaut en de vragen nrs. 55006909C en 55006940C van mevrouw Matz uit te stellen naar een volgende vergadering, aangezien een groot aantal vraagstellers hier niet meer aanwezig is.

De vragen nr. 55006093C van mevrouw Soors en nr. 55006533C van de heer Friart worden omgezet in schriftelijke vragen.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.24 uur.

La réunion publique de commission est levée à 17 h 24.