Commission de la Justice

Commissie voor Justitie

 

du

 

Mercredi 10 juin 2020

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 10 juni 2020

 

Namiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.21 uur en voorgezeten door mevrouw Kristien Van Vaerenbergh.

La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 21 et présidée par Mme Kristien Van Vaerenbergh.

 

Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Actualiteitsdebat over de impact van COVID-19 op justitie en toegevoegde vragen van

- Stefaan Van Hecke aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De coronacrisis en de mogelijkheid om in persoon te verschijnen voor de raadkamer" (55006728C)

- John Crombez aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het KB nr. 4 inzake de mede-eigendom en het vennootschaps- en verenigingsrecht" (55006745C)

- Stefaan Van Hecke aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Bezoeken in de forensisch-psychiatrische centra" (55006778C)

- Laurence Zanchetta aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het beheer van klachten over intrafamiliaal geweld tijdens de periode na de lockdown" (55006810C)

- Stefaan Van Hecke aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Simulated reality-weddenschappen" (55006850C)

- Zakia Khattabi aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "Het dragen van mondmaskers in een verschillende kleur in de gevangenis van Sint-Gillis" (55006907C)

- Zakia Khattabi aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De verlenging van de coronamaatregelen" (55006916C)

01 Débat d'actualité sur l'impact du COVID-19 sur la justice et questions jointes de

- Stefaan Van Hecke à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La crise du coronavirus et la possibilité de comparaître en personne devant la chambre du conseil" (55006728C)

- John Crombez à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "L’AR n° 4 concernant la copropriété et le droit des sociétés et des associations" (55006745C)

- Stefaan Van Hecke à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les visites dans les centres psychatriques médico-légaux" (55006778C)

- Laurence Zanchetta à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La gestion des plaintes de violences intrafamiliales durant la période post-confinement" (55006810C)

- Stefaan Van Hecke à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les paris en réalité simulée" (55006850C)

- Zakia Khattabi à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Le port de masques de couleurs différentes à la prison de Saint-Gilles" (55006907C)

- Zakia Khattabi à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La prolongation des mesures prises dans le cadre de la lutte contre le COVID-19" (55006916C)

 

01.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het recht op een eerlijk proces is ook tijdens deze coronacrisis een fundament van de rechtsstaat. In het koninklijk besluit nr. 3 van 9 april 2020 kondigde de regering een aantal maatregelen aan inzake veroordeelden tot een vrijheidstraf die verschijnen voor de strafuitvoerings­rechtbank. Zij worden alleen vertegenwoordigd door een raadsman.

 

Op 27 april stelde u in deze commissie bovendien dat koninklijk besluit nr. 3 geen bepalingen bevat inzake de verschijning van verdachten of beklaagden voor de strafrechtbanken ten gronde of voor de onderzoeksgerechten, maar dat die ingeval van overmacht kunnen beslissen dat de aangehouden personen niet ter rechtszitting kunnen verschijnen.

 

Het is toch belangrijk te benadrukken dat verdachten ook persoonlijk aanwezig moeten kunnen zijn. De overmachtsituatie moet tot een minimum beperkt worden. Het is trouwens ook niet duidelijk hoelang overmacht zal kunnen worden ingeroepen, temeer omdat koninklijk besluit nr. 3 niet verlengd zal worden, wat er lijkt op te wijzen dat de situatie binnenkort weer normaal moet worden voor de strafgerechten en de onderzoeksgerechten.

 

Vandaar de volgende vragen.

 

Ten eerste, op 27 april stelde u dat overmacht kon verantwoorden dat zittingen plaatsvonden zonder de aanwezigheid van de verdachte. Intussen is de situatie veranderd. Kan men vandaag nog steeds spreken van een situatie van overmacht? Is deze praktijk verantwoord? Zo ja, op welke basis? Zo neen, hoe wil u garanderen dat beklaagden hun zitting effectief kunnen bijwonen?

 

Ten tweede, het koninklijk besluit nr. 3 van 9 april 2020 zou niet verlengd worden. Gevangenen die voorwaardelijk vrij zijn zullen daarom midden juni moeten terugkeren naar de gevangenis. Er zal dus hoe dan ook een vernieuwde in- en uitstroom zijn. Zal in dergelijke omstandigheden nog een beroep gedaan kunnen worden op overmacht om verschijningen voor de strafrechtbanken of de onderzoeksgerechten te weigeren? Waarom wel, of waarom niet?

 

Ik heb ook nog een vraag in verband met de forensisch psychiatrische centra; die lijken een beetje tussen de mazen van het net te zijn geglipt.

 

Sinds 25 mei is bezoek mogelijk in de gevangenissen, met inachtneming van een aantal veiligheidsmaatregelen, maar personen die in een Forensisch Psychiatrisch Centrum geïnterneerd zijn, kunnen vooralsnog geen bezoek ontvangen. Volgens de websites van de FPC's van Antwerpen en Gent was een bezoek alvast tot 30 mei niet mogelijk. Dat is later dan de datum van 25 mei die voor gevangenen gold. Recente informatie is niet beschikbaar, maar blijkbaar zou een bezoek nog altijd niet kunnen? Dat was in ieder geval zo op het moment van de indiening van mijn vraag.

 

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, bezoek aan gevangenissen is sinds 25 mei weer mogelijk. Waarom wordt een onderscheid gemaakt tussen de FPC's en de gevangenissen? Op welke basis wordt de datum van 30 mei gehanteerd?

 

Ten tweede, is bezoek aan de Forensisch Psychiatrische Centra vandaag wettelijk toegelaten? Indien ja, op welke basis? Is de beslissing om vooralsnog geen bezoek toe te laten een beslissing van de FPC's zelf? Wat is uw visie daarop? Indien neen, waarom niet? Tegen wanneer wilt u bezoek in de FPC's weer mogelijk maken?

 

Voor mijn vraag nr. 55006850C verwijs ik naar de ingediende tekst.

 

Zoals u ongetwijfeld weet, heeft de coronacrisis ervoor gezorgd dat sportcompetities wereldwijd onderbroken werden. Men kan dus niet meer wedden op de wedstrijden die normaal gezien zouden plaatsvinden. Enkele gokbedrijven hebben daar intussen iets op gevonden: zij bieden nu 'simulated reality'-weddenschappen aan. Voor zulke weddenschappen worden echte wedstrijden met artificial intelligence (AI) nagebootst. Ze duren 90 minuten, en verwijzen naar echte competities en ploegen.

 

De ontwikkelaar van het systeem prijst het bij bedrijven aan door te stellen dat spelers zo toch nog kunnen inzetten op een onderbroken sportcompetitie, en zelfs kunnen gokken op wedstrijden die gepland waren maar afgelast werden. Bij Ladbrokes bijvoorbeeld kan je intussen wedden op wedstrijden van de gesimuleerde virtuele voetbalcompetitie.

 

Deze 'simulated reality'-weddenschappen zijn een nieuw fenomeen, dat nog een stap verdergaat dan de gecontesteerd virtuele weddenschappen. Het KB dat de regels daarrond vastlegt, verbiedt namelijk verwijzingen naar de naam van bestaande sportploegen, en verwijzingen naar bestaande wedstrijden, evenementen of bestaande competities.

 

Ik heb daarover de volgende vragen.

 

Welke regelgeving is van toepassing op de 'simulated reality'-weddenschappen? Zijn 'simulated reality'-weddenschappen wettelijk toegelaten? Waarom wel of niet?

 

Is het KB van 4 mei 2018 betreffende kansspelen over virtuele sportevenementen in de vaste kansspelinrichtingen klasse IV, van toepassing op 'simulated reality'-weddenschappen? Waarom wel of niet?

 

In het verleden is meermaals gebleken dat gokoperatoren de wet op een erg lakse manier interpreteren, en zo spelen invoeren die de wetgever niet voorzien had. Dat was zo voor virtuele weddenschappen, en dat lijkt nu opnieuw te gebeuren. Wilt u hier rond actie ondernemen, en 'simulated reality'-weddenschappen expliciet verbieden? Zo ja, welke stappen wil u concreet ondernemen? Zo nee, waarom niet?

 

01.02  Zakia Khattabi (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, pour ma première question, je me réfère à ma question écrite.

 

La section belge de l'OIP dénonçait dernièrement une pratique interpellante à la prison de Saint-Gilles: les détenus devraient porter des masques de couleurs différentes selon qu’ils sont à l’isolement pour raisons médicales, qu’ils sont de retour ou s’ils n’ont rien. L’OIP épingle ainsi, je cite, une "stigmatisation qui va jusqu’à mettre en cause le secret professionnel".

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous cette information? Le cas échéant qui est à l'origine de cette pratique, celle-ci existe-t-elle ailleurs et comment jugez-vous cette pratique?

 

Ma deuxième question a trait à la prolongation des mesures qui ont été prises durant la période COVID.

 

Monsieur le ministre, vous vous rappelez peut-être qu'il y a quelques semaines, vous déclariez à l'occasion d'une interview publiée dans La Libre Belgique que, bien que les arrêtés royaux de pouvoirs spéciaux soient limités dans le temps, certaines mesures comme la tenue d'audiences par vidéoconférence pourraient être prolongées par la suite.

 

Suite à cette interview, je vous ai interpellé sur le fait qu'il faudrait, sans doute, procéder à une évaluation avant d'envisager une quelconque prolongation. À l'époque, vous aviez abondé dans mon sens. Mais depuis, une proposition de loi visant précisément à prolonger cette mesure pour l'étendre au-delà de la crise sanitaire a été déposée par les collègues MM. Verherstraeten et Slegers.

 

Outre le fait que la mesure n'a fait l'objet d'aucune évaluation, je voudrais rappeler que la première tentative en matière de visioconférence date de 2016, qu'elle était de votre fait et qu'elle fut annulée suite à l'arrêt du 21 juin 2018 de la Cour constitutionnelle.

 

Monsieur le ministre, au regard de l'échange que nous avons eu il y a quelques semaines sur la question de l'évaluation, comment accueillez-vous cette initiative législative? Confirmez-vous votre première réponse qui voulait que l'on ne prolonge pas de mesures sans évaluation préalable? Enfin, ne considérez-vous pas que les arguments présidant à l'annulation par la Cour constitutionnelle de votre loi de 2016 restent valables et peuvent, dès lors, à nouveau être retenus?

 

01.03 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, Mijnheer Van Hecke, wat het KB nr. 3 betreft, lopen de meeste bepalingen daarvan tot 17 juni 2020. Het KB wordt niet verlengd.

 

Na de adviezen van het College van Hoven en Rechtbanken, het College van procureurs-generaal, de ordes van advocaten en enkele experten, werden geen specifieke bepalingen opgenomen met betrekking tot de verschijningen van verdachten of beklaagden voor de strafrechtbanken of de onderzoeksgerechten. Het uitgangspunt daarbij was en is inderdaad de vaststelling dat ingevolge de genomen coronamaatregelen er zich een overmachtsituatie voordoet, waardoor het juridisch mogelijk is dat aangehoudenen niet ter terechtzitting in persoon verschijnen. Dit uitgangspunt vindt steun in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, zoals ik reeds eerder meedeelde in uw commissie.

 

De hoven en rechtbanken hebben naar die normen hun zittingen gehouden en in de penitentiaire inrichtingen werden de technische middelen geïnstalleerd zodat de participatie van de gedetineerden aan de debatten maximaal kon worden gewaarborgd. Ik dien eraan toe te voegen dat het de voorzitter-rechter van de betrokken kamer is, die het laatste woord heeft. Deze kon of kan wel degelijk bevelen dat de verdachte of de beklaagde in persoon verschijnt. De minister van Justitie of een andere instantie van de uitvoerende macht, komt daar niet in tussenbeide. Het is in die optiek dat er wel degelijk overbrengingen gebeurden en gebeuren. Met andere woorden, indien de gerechtelijke overheden uitdrukkelijk om de uithaling of de overbrenging van gedetineerden verzochten, hebben de penitentiaire administratie en de DAB daar steeds gevolg aan gegeven. Ook aan de steeds verdere normalisering van de werking van de rechterlijke orde, die ik steun, zullen de genoemde diensten van de EPI en van de DAB zich uiteraard aanpassen.

 

Mijnheer Van Hecke, u stelde ook een vraag over de bezoeken in de Forensisch Psychiatrische Centra.

 

De minister van Justitie is niet bevoegd voor de interne rechtspositie van geïnterneerden die verblijven in Forensisch Psychiatrische Centra of in andere psychiatrische ziekenhuizen of zorginstellingen. De basiswet van 12 juni 2005 is enkel van toepassing op gedetineerden die in de gevangenis verblijven en waar, zoals u weet, het bezoek sedert 25 mei mogelijk is.  In samenspraak met de penitentiaire administratie kan ik dus het bezoek in de penitentiaire instellingen regelen, maar niet in bijvoorbeeld de FPC's. Die laatste staan in voor het aspect van de zorg-, de begeleidings- en de samenlevings­voorwaarden, waarvan de bezoekregeling integraal deel uitmaakt, onder het toezicht van de zorginspectie. Een recente raadpleging van de website leert dat het bezoek in de FPC's van Antwerpen en Gent sedert vorig weekend is heropgestart.

 

Mijnheer Van Hecke, u stelde ook een vraag over de gesimuleerde realityweddenschappen.

 

Deze vorm van weddenschappen zijn een nieuw fenomeen en zijn gebaseerd op de snelle technologische evolutie, meer bepaald de artificiële intelligentie. Dergelijke nieuwe fenomenen vragen een grondige analyse en onderzoek door de Kansspelcommissie. Dit onderzoek is momenteel nog niet afgerond. Alvorens een standpunt in te nemen, wacht ik op de analyse van de Kansspelcommissie. Indien die spelen de grenzen van het huidig wettelijk kader te buiten zouden gaan, dan moet er daarin een beslissing worden genomen.

 

Madame Khattabi, la distribution des masques buccaux ne se veut nullement discriminatoire. La seule intention est d'empêcher la propagation du COVID-19. Tous les détenus disposent d'un masque et sont obligés de le porter dans des circonstances bien définies. Seuls les masques buccaux en tissu peuvent revêtir des couleurs différentes en fonction de celle du tissu disponible au moment de leur production. Cette variété est simplement due au manque de tissu uniforme en stock.

 

Les détenus en isolement médical à cause de la présence de symptômes qui pourraient indiquer une infection au COVID-19 portent un masque buccal chirurgical – et non en tissu – dans toutes les prisons du pays. Ceux qui se trouvent en isolement préventif, parce qu'ils viennent d'entrer en prison, sont mis en quarantaine pendant quatorze jours et portent un masque en tissu d'une autre couleur.

 

Les masques restent dans les sections, où ils sont distribués, et sont maintenus dans un circuit de lavage séparé pour éviter le moindre risque de contamination. La prison applique ainsi des instructions nationales. Le constat formé par l'OIP ne se rapporte donc pas à une pratique locale.

 

Madame Khattabi, pour ce qui concerne votre question quant à la prolongation des mesures COVID, je dois vous dire qu'il peut y avoir une certaine confusion à propos du recours à la vidéoconférence et aux applications qui sont décrites ou proposées. La proposition de loi n° 1295 à laquelle vous vous référez introduit un nouveau régime de vidéoconférence en matière pénale. Il ne s'agit certainement pas d'une prolongation de mesures temporaires prises par un arrêté royal de pouvoirs spéciaux COVID. Elle fait suite à l'annulation par la Cour constitutionnelle de l'introduction d'un tel régime légal en 2016. À tout seigneur tout honneur: c'est sur la proposition de la présidente de cette commission – Mme Van Vaerenbergh – que le texte législatif relatif à la vidéoconférence en matière pénale a vu le jour en 2016. Une demande d'annulation de la loi ayant été rapidement introduite, celle-ci n'a jamais été mise en pratique afin d'éviter des vices de procédure. Je suis favorable à l'adoption de ce texte au plus vite, car il faudra encore beaucoup de temps – peut-être un contrôle constitutionnel et une procédure d'appel d'offres – avant qu'elle ne puisse entrer en vigueur.

 

Il n'est par conséquent pas encore possible d'évaluer cette mesure puisqu'elle n'a jamais été appliquée.

 

Enfin, je voudrais faire référence à mes réponses fournies à des questions récentes concernant l'utilisation de la vidéoconférence lors des audiences devant la chambre du conseil ou la chambre des mises en accusation. Il est important de comprendre qu'il ne s'agit pas d'audiences par vidéoconférence, mais bien d'une possibilité offerte à un avocat, dont le client n'est pas présent à l'audience mais se trouve en prison, de consulter son client par vidéoconférence durant l'audience. Il peut également choisir de rendre ce contact public afin de permettre au tribunal d'être également en contact avec le suspect de cette manière. Ce sont des choix volontaires de l'avocat et de son client.

 

En ce qui concerne l'usage de la vidéoconférence dans les affaires civiles, nous bénéficions d'une longue expérience en la matière et cette pratique a été évaluée comme positive au cours de la précédente législature. Il est probable que la pandémie du COVID-19 favorisera l'utilisation des installations prévues. L'arrêté de pouvoirs spéciaux n°2 prévoyait à titre temporaire la possibilité pour le juge de décider, en plus d'une procédure écrite, de tenir un débat avec les parties par vidéoconférence.

 

La proposition de loi n° 1295 prévoit également cette possibilité avec cette nuance importante qu'il ne s'agit pas d'une mesure imposée par le juge mais appliquée à la demande des parties. Compte tenu du caractère volontaire de la mesure, il me semble qu'il s'agit d'une modernisation que la justice ne devrait pas se refuser surtout au vu du contexte actuel.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, intussen is de heer Crombez aangekomen, die ook een vraag had in dit debat. Mijnheer Crombez, gaat u deze stellen of verwijzen naar uw schriftelijke neerslag? Zodoende kunnen wij nog het antwoord horen.

 

01.04  John Crombez (sp.a): Mevrouw de voorzitter, u kunt het zich niet voorstellen hoe graag ik deze vraag wil stellen.

 

Mijnheer de minister, ik zal het zeer kort houden.

 

Mijn vraag gaat over de bescherming van Belgische activa. Er is een COVID-maatregel genomen, die geldig is tot eind deze maand, met betrekking tot de organisatie van vergaderingen binnen vennootschappen, dat is koninklijk besluit nr. 4. Het lijkt mij zeker de moeite waard om te overwegen om dit koninklijk besluit aan te passen, omdat de coronamaatregelen zijn aangepast en er veel meer mogelijk is, ook op het vlak van bescherming van de kleine aandeelhouder.

 

Zou een antimisbruikbepaling niet gepast zijn mocht dit koninklijk besluit blijven bestaan, ter bescherming van Belgische activa en de kleine minderheidsaandeelhouders?

 

Mevrouw de voorzitter, ik wil u nog bedanken voor uw toegeeflijkheid.

 

01.05 Minister Koen Geens: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Crombez, ik geef u hetzelfde antwoord als hetgeen ik u vorige week met liefde zou gegeven hebben, zoals altijd. Als algemene bedenking geef ik u mee dat elke wetgeving verkeerd gebruikt kan worden en zelfs misbruikt worden. Men mag uit een concreet geval nooit afleiden, in mijn ogen, dat de wettekst zelf misbruik toelaat, laat staan bevordert.

 

De FSMA is een onafhankelijke instelling en ik ben niet bevoegd om mij uit te spreken over de manier waarop zij haar bevoegdheden uitoefent, maar ik heb er alle vertrouwen in dat zij op gepaste wijze van haar bevoegdheden gebruik maakt en verwijs hiervoor, in dit specifieke geval, naar haar persberichten van 29 mei 2020 en 2 juni 2020.

 

Als er sprake is van misbruik, kunnen aandeelhouders zich bovendien wenden tot de voorzitter van de ondernemingsrechtbank, zetelend in kort geding, met een verzoek om de beweerde onwettige toepassing van de wet te beletten, door de schorsing van de samengeroepen vergadering te vragen. Zelfs als de rechter in kort geding zou oordelen dat er in dit geval geen reden is om dat te doen, is tot zes maanden nadien een vordering ten gronde mogelijk voor de ondernemingsrechtbank. Misbruik van recht wordt immers in algemene termen uitdrukkelijk genoemd als nietigheidsgrond, en dus ook als schorsingsgrond van een besluit van de algemene vergadering. Artikel 2:42, ten tweede, van het Wetboek van Vennootschappen.

 

Voor zover nodig kan ik u meedelen dat de Raad van State in een arrest van maandag 1 juni jongstleden een vordering tot schorsing van het koninklijk besluit nr. 4 heeft afgewezen bij gebrek aan uiterst dringende noodzakelijkheid. In wezen bevat hoofdstuk 2 van het KB nr. 4 maar één verbod en dat is een vergadering houden die niet COVID-19-veilig is. Alle andere opties kan de vennootschap al dan niet lichten. Naar mijn gevoel is er dus geen probleem met het KB nr. 4 op zich. Het verslag aan de Koning geeft bovendien uitdrukkelijk aan dat voor de keuze die in concreto wordt gemaakt, met het belang van alle betrokkenen rekening moet worden gehouden.

 

01.06  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Dank u wel voor de antwoorden, mijnheer de minister.

 

Wat betreft de verschijning voor de strafrechtbanken of de onderzoeksgerechten, zal het KB niet worden verlengd na 17 juni. Dat is al één zaak. U zegt dat het al dan niet verschijnen afhangt van de beslissing van de voorzitter van de rechtbank of van de raadkamer. Dat hangt dus af van één en dezelfde persoon. Ik heb voorbeelden gekregen van advocaten die een mailtje kregen van de griffie, waarin gewoon staat: "Gelet op de maatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad, kan uw cliënt niet in persoon verschijnen." Iets in die zin. Niet een beoordeling geval per geval, maar gewoon een algemene maatregel.

 

Mijnheer de minister, na 17 juni is er eigenlijk geen reden meer voor het inroepen van overmacht. De voorzitter moet dat zelf beslissen, maar als wij allemaal op een terras mogen gaan zitten en op restaurant mogen, mits inachtneming van de afstandsregels, als bijna alle kinderen weer naar school mogen en als de tijdelijk vrijgelaten gevangenen terug binnenkomen en er meer bezoek mogelijk is in de gevangenissen, hoe kan men dan nog spreken over een reden van overmacht waardoor iemand niet fysiek aanwezig mag zijn bij de behandeling van vooral strafzaken? Dat is dus echt niet houdbaar.

 

Er zijn verschillende behandelingen op dit moment. Bij de ene rechtbank gebeurt het wel en bij de andere niet. In dezelfde rechtbank is het zo dat in de ene kamer een aangehoudene wel verschijnt en in een andere kamer niet. Ik heb nog een voorbeeld, er is een rechtbank waar men niet mag verschijnen voor de rechtbank maar wel fysiek zijn strafdossier mag gaan inzien op de griffie. Probeer dat maar eens uit te leggen aan rechtzoekenden en advocaten die daarmee dagelijks worden geconfronteerd. Misschien moet de Nationale Veiligheidsraad toch de hint geven dat overmacht op dit moment niet meer zomaar kan worden ingeroepen.

 

Het lijkt mij dat het probleem met de FPC's ondertussen is opgelost. Ik weet dat er altijd discussie is over de bevoegdheid en dat Justitie niet helemaal bevoegd is, maar als de Nationale Veiligheidsraad beslissingen kan nemen over bezoek aan woon-zorgcentra en kan beslissen wanneer kinderen terug naar school mogen, dan vind ik het bizar dat de Nationale Veiligheidsraad niets zou kunnen zeggen over de FPC's. Ik vermoed dat dit tussen de mazen van het net geglipt is. Misschien is het aan te raden dat bij een eventuele tweede opstoot het bezoek aan FPC's meegenomen wordt in de algemene oefening, zoals bij andere instellingen.

 

Mijnheer de minister, ten slotte, in verband met de simulated reality-weddenschappen, wij weten allemaal dat die sector zeer creatief is, steeds nieuwe spelletjes en gokproducten zoekt en daarbij de grenzen van de wettigheid opzoekt en vaak erover gaat. U kondigt een analyseonderzoek van de Kansspelcommissie aan. Dat is echt noodzakelijk. Ik hoop echt dat die analyse snel zal worden gemaakt. Als blijkt dat dit inderdaad in strijd is met de wetgeving, moet er ook meteen en kordaat worden opgetreden.

 

01.07  John Crombez (sp.a): Dank u wel, mijnheer de minister, voor uw antwoord.

 

Ik heb natuurlijk ook een vraag ingediend voor de minister van Financiën. Dat spreekt voor zich.

 

Een bijkomend element is dat we de wetgeving in coronatijden hebben veranderd, omdat de situatie is veranderd. Alleszins zal ik hem ondervragen over het feit dat advocaten die in zulke dossiers optreden, ook betrokken zijn bij het toezicht van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, de FSMA, zelf.

 

In het koninklijk besluit nr. 4 is inderdaad bepaald dat de regels in het kader van de coronapandemie niet mogen worden overtreden. Dat geeft wel de mogelijkheid om de vergaderingen op een andere manier te organiseren dan in normale tijden. Een normale organisatie moet dienen om alle aandeelhouders en de Belgische activa te beschermen. Maar hier wordt een meer precaire situatie gecreëerd. Natuurlijk bestaat de mogelijkheid in het algemeen recht om tegen zulke situaties te procederen. Het is echter ook van belang in zulke volatiele economische tijden dat er zo weinig mogelijk risico's worden genomen met de verdediging en de beheersing van de Belgische activa en de belangen van de minderheidsaandeelhouders.

 

In uw antwoord haalt u zelf aan dat antimisbruikbepalingen daarvoor wel zeer dienstig kunnen zijn, anders dan lange processen, waarin het vaak moeilijk is om te bewijzen dat iemands belangen zijn geschaad. U verwees naar één specifiek geval, dat het meeste in de media was gekomen, waarbij het gaat over potentieel 1 miljard euro. Het gaat niet over kleine aangelegenheden, zoals een vergadering van een syndicus of een vzw, waarmee ik overigens niet het belang van de regeling voor die laatste wil ontkennen. Mijns inziens is het zelfs voor de resterende weken beter om de veiligheid vanuit het oogpunt van de gezondheid en het economisch belang te garanderen.

 

01.08  Zakia Khattabi (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, je comprends de votre réponse que l'information selon laquelle, à Saint-Gilles, la couleur du masque varie en fonction de l'état de santé du détenu est fausse car vous me dites que ce qui se passe à la prison de Saint-Gilles répond au protocole qui a été instauré, de manière générale, dans l'ensemble des prisons. J'en prends bonne note. Je suis dès lors surprise de la communication de la section belge de l'Observatoire international des prisons. Je vérifierai. Mais il est vrai que l'enfer est pavé de bonnes intentions et, parfois, ces bonnes intentions peuvent mettre à mal d'autres principes. Je prends acte de votre réponse. Je m'en réjouis si cette information ne se confirmait pas.

 

Pour ce qui concerne la deuxième question, sauf erreur de ma part, il me semble que, dans l'exposé des motifs, la mesure est présentée comme une prolongation des mesures prises dans le cadre des pouvoirs spéciaux. C'est ce qui a permis de voter l'urgence en séance plénière, étant donné que cela a été présenté comme l'une des mesures COVID. Je le relirai et, le cas échéant, je prendrai sur moi de reconnaître mon erreur.

 

Sur le fait que vous souteniez la proposition, on sait que la logique à l'œuvre ces dernières années dans le service public est celle de la rationalisation et de la modernisation. Et, sous le couvert de cette rationalisation et de cette modernisation, on voit bien que, à tous les étages des services publics, ce sont des économies qui sont faites, parfois au détriment de principes fondamentaux, notamment l'aspect humain pour ce qui concerne la justice. Or une des craintes par rapport à la proposition de loi, c'est précisément d'arriver à une déshumanisation de notre justice sous prétexte que les déplacements coûtent cher. J'ai d'ailleurs lu un article provenant de votre site qui disait que les déplacements des détenus coûtent cher et prennent du temps et que, de ce fait, la vidéoconférence répondait à cet impératif-là.

 

Je pense qu'il faut rester attentif. La modernisation n'est pas une fin en soi. Elle doit rester au service d'une justice humaine. C'est ce que je répèterai à l'occasion des travaux, lorsqu'ils reviendront en commission. Monsieur le ministre, je vous remercie pour les réponses que vous m'avez apportées.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55006428C van de heer Boukili wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 55006722C van de heer Boukili wordt uitgesteld.

 

02 Vraag van Valerie Van Peel aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De handhaving van richtlijn 2011/93/EU ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen" (55006816C)

02 Question de Valerie Van Peel à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "L'exécution de la directive 2011/93/UE relative à la lutte contre l’exploitation sexuelle d'enfants" (55006816C)

 

02.01  Valerie Van Peel (N-VA): De Europese Commissie heeft in oktober 2019 een inbreukprocedure tegen dertien lidstaten, waaronder België, gestart omdat deze landen de EU-regels ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (Richtlijn 2011/93/EU) niet in nationaal recht hebben omgezet.

 

De EU heeft strikte regels om seksueel misbruik van kinderen in heel Europa strafbaar te stellen. Het bevat een alomvattende richtlijn, waardoor veel lidstaten, waaronder België, vertraging hebben opgelopen bij de uitvoering van de nieuwe maatregelen. Om er echter voor te zorgen dat kinderen doeltreffend tegen seksueel misbruik en seksuele uitbuiting worden beschermd, moeten alle lidstaten de bepalingen van de richtlijn volledig naleven.

 

Ook in december 2015 heeft de Europese Commissie beslist om een met reden omkleed advies tot België te richten betreffende de nationale omzetting van de Europese richtlijn 2011/93/EU ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. Daarop werd een wetsontwerp tot verdere uitvoering van de Europese verplichtingen op het vlak van seksuele uitbuiting van kinderen, kinderpornografie, mensenhandel en hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf aangenomen in mei 2016. De EU-regels zouden toch niet geheel zijn omgezet in onze nationale wetgeving.

 

Ik heb daarover de volgende vragen.

 

In welke mate is de Europese richtlijn 2011/93/EU omgezet in ons nationaal recht? Welke stappen werden er concreet gezet sinds het ontvangen van de aanmaningsbrief van de Europese Commissie inzake bestrijding seksueel misbruik van kinderen op 10 oktober 2019?

 

Wat is uw mening over het bijsturen van de Belgische wetgeving volgens deze Europese richtlijn?

 

Worden er op korte termijn nog initiatieven genomen om de Europese richtlijn om te zetten in Belgische wetgeving? Werden er adviezen ingewonnen?

 

02.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Van Peel, de Europese richtlijn waarnaar u verwijst, diende door de lidstaten te worden omgezet tegen ten laatste 18 december 2013. België heeft voor die datum alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen meegedeeld, zowel voor de federale als de deelstatelijke departementen.

 

In 2015 volgde een gemotiveerd advies van de Europese Commissie voor een aantal punten van de richtlijn en werd tot verdere uitvoering van de Europese verplichtingen op het vlak van onder meer seksuele uitbuiting van kinderen, kinderpornografie en mensenhandel de wet van 31 mei 2016 aangenomen. In uitvoering daarvan werden twee koninklijke besluiten uitgevaardigd. In december 2016 werd de inbreukprocedure door de Commissie gesloten.

 

Zoals u aangeeft, ontving de FOD Justitie eind 2019 opnieuw een mededeling van de Commissie met betrekking tot een inbreukprocedure, voor een aantal andere punten van de richtlijn. Tevens werd een EU Pilot opgestart voor bijkomende uitleg over rechtspraak, rechtsleer en -praktijk voor een aantal punten van de richtlijn. Daaropvolgend werden door de betrokken departementen, zowel federaal als deelstatelijk, binnen de gestelde termijn en op zeer gedetailleerde wijze, uitleg en toelichting verstrekt aan de Europese Commissie.

 

Op dit ogenblik wordt gewacht op de analyse van die informatie door de Commissie. Tot nu toe hebben wij geen antwoord mogen ontvangen. Nadien kan desgevallend worden nagegaan op welke punten de Europese Commissie nog een bijsturing van de wetgeving noodzakelijk zou achten en kunnen desgevallend wetgevende of beleidsmatige initiatieven worden genomen. Wij werken steeds op een constructieve wijze samen met de Europese Commissie en zijn, net zoals bij de inbreukprocedure in 2015, bereid om in een constructieve dialoog met de Europese Commissie te treden.

 

02.03  Valerie Van Peel (N-VA): Mijnheer de minister, uw schets van het concrete verloop is natuurlijk correct, maar misschien kunt u wat concreter ingaan op de punten waarover het nog gaat. Gaat het over technische details, juridische spinsels of toch eerder over de grond van de zaak?

 

U kunt dat nu niet zeggen? Dat was eigenlijk wat ik wou weten. Ik zal hierop dus nog eens moeten terugkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Stefaan Van Hecke aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken over "Problemen met de integriteit van het MaCH-systeem" (55006851C)

03 Question de Stefaan Van Hecke à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les problèmes d'intégrité de l'application MaCH" (55006851C)

 

03.01  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Al meer dan enkele jaren is duidelijk dat veel magistraten problemen ondervinden met het MaCH-systeem. Het zou al bij de uitrol sterk verouderd zijn, en het gebruiksgemak laat te wensen over. Bovendien lijkt het er nu op dat MaCH ook de integriteit van de rechtsgang zou kunnen belemmeren.

 

Door een slecht opgebouwd systeem, zouden immers de teksten van de vonnissen in MaCH nog aangepast kunnen worden door iedereen die toegang heeft tot MaCH. Ook pv's van terechtzittingen van verhoren zouden nog aangepast kunnen worden door iedereen die toegang heeft tot MaCH. Het vakje definitief zou simpelweg uitgevinkt kunnen worden.

 

Ik heb hierover voor u volgende vragen:

 

Kunt u bevestigen dat deze kwetsbaarheden in MaCH bestaan? Zo ja, vormt dit geen gevaar voor de integriteit van de rechtsgang? Welke stappen wilt u ondernemen om hieraan tegemoet te komen? Hoe kan de integriteit gewaarborgd worden? Zo neen, wil u dit verder laten onderzoeken?

 

Kunt u garanderen dat van deze kwetsbaarheden geen misbruik werd gemaakt? Zo ja, op welke basis? Zo neen, waarom niet?

 

De dienst ICT zou kunnen nagaan of mensen nog in het systeem zijn geweest, of een wijziging hebben aangebracht. Bent u op de hoogte van zulke aangebrachte wijzigingen? Wilt u door de dienst ICT laten nagaan of nog wijzigingen werden aangebracht aan documenten die niet meer aangepast mogen worden? Waarom wel of niet?

 

Er zou, in de toekomst, een versleuteling komen na een elektronische handtekening. Zo zou een wijziging niet meer mogelijk zijn. Dat systeem is vandaag echter maar in een aantal rechtbanken van toepassing. Zal dit systeem het beschreven probleem verhelpen? Hoe?

 

Waarom werd het maar in een beperkt aantal rechtbanken uitgerold? Tegen wanneer zullen alle rechtbanken hiermee uitgerust zijn.

 

Men werkt aan een digitalisering van de vonnissen in MaCH. Voor een vonnis dat men elektronisch wil versturen, zou dat echter inhouden dat steeds handmatig gescand moeten worden. Dat is een enorme werklast. Is dit inderdaad het geval? Werkt u aan een meer gebruiksvriendelijke oplossing?

 

03.02 Minister Koen Geens: Ik denk dat er verwarring is. Momenteel zijn er twee mogelijkheden. Ofwel zijn de definitieve teksten van bijvoorbeeld vonnissen nog opgesteld op papier, waarbij het me moeilijk lijkt om deze te wijzigen door aanpassingen in het informaticaprogramma, ofwel zijn de vonnissen digital native, en dus origineel in digitale vorm. Ze zijn bovendien ook digitaal ondertekend met een gekwalificeerde handtekening, wat wijzigingen achteraf inderdaad onmogelijk maakt. Uiteraard kunnen ontwerpteksten altijd aangepast worden. Daarom zijn het ook ontwerpteksten. Overigens, wie definitief getekende teksten achteraf nog aanpast, zou een misdrijf kunnen begaan.

 

We werken inderdaad aan de digitale ondertekening van vonnissen, enerzijds, en de digitale ondertekening van afschriften voor conform getekende kopieën, anderzijds. Als de vonnissen digitaal getekend zijn, is het uiteraard niet nodig ze te scannen, omdat ze al digitaal zijn. Bij onze projecten omtrent digitaal ondertekenen van afschriften wordt niet vertrokken van een gescand document, maar van de originele digitale ontwerptekst. De werkwijze waarbij men een ontwerptekst afdrukt, tekent en opnieuw scant, is nooit een onderdeel geweest van de projecten van de stafdiensten ICT.

 

Ik stel vast dat de vooroordelen over het MaCH-programma hardnekkig zijn. Ik ontving recent nog een schrijven van het voorzitterschap van het College van het openbaar ministerie met de vraag om zo snel mogelijk het oude programma PAGE te vervangen door MaCH.

 

Ik lees in de verslagen van de Hoge Raad voor de Justitie dat zij die het programma voluit gebruiken, tevreden zijn over het programma, maar dat zij die het slechts summier kennen, zeggen dat het niet goed is. Onbekend is onbemind.

 

Het geeft aan dat er nog steeds een groot gebrek is aan opleiding. Ook daar wordt door het IGO aan gewerkt. Hiermee heb ik ook niet gezegd dat het niet beter kan. Om die reden wordt MaCH ook steeds verder uitgebouwd, onder andere met het elektronisch tekenen en digitaal verzenden van de vonnissen.

 

03.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Er zijn natuurlijk believers en non-believers, maar een jaar geleden waren we nu volop in campagnemodus. Ik herinner mij goed dat er toen heel veel debatten zijn geweest, soms heel gespecialiseerde politieke debatten over Justitie, vaak voor een publiek van magistraten, parketmagistraten, mensen van de zetel en griffiers. Er werden daar vaak heel gedetailleerde voorbeelden gegeven van zaken die echt niet lopen. Misschien krijgt men alleen maar opmerkingen voor de zaken die niet goed lopen en niet voor de zaken die wel goed lopen, maar er zijn wel degelijk problemen. Ik denk niet dat wij die moeten minimaliseren.

 

Dit is informatie die ik heb gekregen van mensen die dagelijks met MaCH werken. Ik heb er nooit mee gewerkt, maar blijkbaar kan men een tekst invoeren en is er een vakje waar men definitief of niet moet aanvinken. Het vinkje bij definitief kan men blijkbaar eenvoudig wegvinken en men kan aanpassingen aan een tekst aanbrengen, niet alleen aan een vonnis, maar ook aan een proces-verbaal van verhoor van partijen of van een verloop van een zitting. Dat werd mij meegedeeld door mensen die daarmee dagelijks werken. Dat probleem wordt naar voren gebracht, maar u zegt dat er een verwarring zal zijn en ontkent dat zoiets mogelijk is. Dat strookt niet met wat in de praktijk wordt vastgesteld.

 

Ik wil u dus vragen om dat goed te bekijken en om uw oor te luisteren te leggen, ook bij de magistraten op het terrein, bij de magistraten­verenigingen om te vernemen wat hun ervaringen zijn en of dit specifieke probleem effectief aanleiding geeft tot mogelijke manipulatie. Ik denk dat dit essentieel is. Wij zijn allemaal voor meer informatiseren, maar informatisering moet veilig zijn. Als een vonnis is geveld of een proces-verbaal is opgesteld, kan het niet de bedoeling zijn dat daaraan nog wijzigingen kunnen worden aangebracht.

 

Ik zeg niet dat er veel mensen rondlopen die de bedoeling hebben om teksten te wijzigen, maar de technische mogelijkheid om nog wijzigingen aan te brengen, moet volledig worden uitgesloten. Ik vind dat de diensten dat toch moeten kunnen garanderen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Ludivine Dedonder à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "L'affaire de la croix byzantine" (55006679C)

04 Vraag van Ludivine Dedonder aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De zaak van het Byzantijnse kruis" (55006679C)

 

04.01  Ludivine Dedonder (PS): Monsieur le ministre, en 2008, la salle du trésor de la cathédrale de Tournai a fait l'objet d'une attaque à main armée. À la suite de cette attaque, la croix byzantine, deux bagues épiscopales et deux autres croix ont été volées, ainsi que huit calices datant du 17e siècle. Il est vrai que cette croix a une valeur pécuniaire importante mais vu son histoire, sa valeur est surtout hautement symbolique.

 

La gestion de ce dossier au niveau policier a été assurée par la police judiciaire de Tournai de l'époque et la Cellule Art du Service central Vols organisés et vols d'œuvres d'art, qui ont fourni un appui, en raison de l'existence de liens avec l'étranger, en l'occurrence dans ce cas les Pays-Bas. Dans le cadre de leurs missions de coordination de l'information et de fourniture d'appui, ils ont donné des avis au parquet de Tournai et ont adressé une demande à Interpol afin que la croix byzantine soit reprise dans la liste des oeuvres d'art les plus recherchées. Les toutes dernières informations reçues à ce sujet remontent à la fin de 2015.

 

Pouvez-vous m'indiquer où nous en sommes dans ce dossier à l'heure actuelle?

 

04.02  Koen Geens, ministre: Madame Dedonder, j'ai soumis vos questions au Collège des procureurs généraux et le procureur général de Mons m'a donné les réponses suivantes: "L'enquête portant sur le vol évoqué, commis en 2008, est toujours en cours. Les œuvres concernées ont immédiatement été signalées à l'international et le sont toujours actuellement. La récupération de tels objets peut prendre plusieurs années, comme ce fut le cas par exemple du reliquaire-cylindre volé en 1980 en l'église Saint-Pierre de Lessines et seulement retrouvé par la police fédérale en 2009. Pareille issue heureuse est donc toujours à espérer en l'espèce."

 

04.03  Ludivine Dedonder (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Je me réjouis que l'enquête soit toujours en cours. Si on pouvait avoir la même issue qu'à Lessines, ce serait une bonne chose.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen nrs 5500006871C en 5500006873C van mevrouw Soors worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

05 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De geweldpleging tegen de politie in Brussel" (55006944C)

05 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "Les violences à l'encontre de la police à Bruxelles" (55006944C)

 

05.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, bij de arrestatie van een man in Anderlecht werd de politie belaagd en waren we getuige van geweld tegen de politie middels het verspreiden van een filmpje door de politievakbond.

 

Ik ondervroeg u hierover reeds in de plenaire donderdag twee weken geleden, alsook vorige week in de commissie. Ik mocht geen antwoord ontvangen op onderstaande vragen.

 

Klopt het dat de verdachte waarvan de arrestatie zo moeilijk verliep ondertussen opnieuw voorwaardelijk vrij is?

 

Klopt het dat de verdachte een strafblad heeft voor zware criminele feiten? Zo ja welke straffen heeft hij gekregen? Wanneer en hoe werden deze uitgevoerd?

 

05.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Van Vaerenbergh, vorige week heb ik u in de commissie meegedeeld dat vier verdachten door het parket van Brussel bij de onderzoeksrechter zijn voorgeleid en dat de rechter drie van hen onder aanhoudingsmandaat heeft geplaatst en één van hen onder voorwaarden heeft vrijgelaten. Ik meen dat u die laatstgenoemde persoon in uw vraag bedoelt als zijnde de verdachte waarvan de arrestatie zo moeilijk verliep. Ik deel u ook mee dat die verdachte nog een uitvoerbare straf van twaalf maanden had lopen.

 

Ik kan u melden dat hij op dit ogenblik die veroordeling in de gevangenis ondergaat. Hij is dus niet meer op vrije voeten. Uw vragen werden opnieuw bij het openbaar ministerie gecheckt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Kristien Van Vaerenbergh aan Koen Geens (VEM Justitie, Regie der Gebouwen en Europese Zaken) over "De discriminatie bij het toekennen van het omgangsrecht" (55006946C)

06 Question de Kristien Van Vaerenbergh à Koen Geens (VPM Justice, Régie des Bâtiments et Affaires européennes) sur "La discrimination à l'octroi du droit aux relations personnelles" (55006946C)

 

06.01  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, het BW neemt sinds 95 als uitgangspunt het systeem van de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag, ongeacht of de ouders al dan niet gehuwd zijn of al dan niet (wettelijk of feitelijk) samenleven, uit de echt gescheiden zijn of feitelijk gescheiden leven. Dit houdt in dat de ouders alle belangrijke beslissingen in het leven van hun kind samen nemen alsook het beheer van de goederen van de kinderen doen, uitgezonderd het geval waar een rechterlijke beslissing hier anders over oordeelt.

 

Een verblijfsregeling wordt uitgewerkt als de ouders niet samenleven. Deze bepaalt dan waar, wanneer en hoe lang het kind bij elk van zijn ouders verblijft. In het geval de ouders niet tot een overeenkomst komen beslist de rechtbank.

 

Vroeger was er geen wettelijke voorkeur wat betreft de verblijfsregeling. Er was maximale vrijheid. De wet van 18 juli 2006 paste dit aan. Als er geen overeenstemming is bij de ouders moet de rechtbank, op vraag van minstens één van hen, bij voorrang de mogelijkheid voor verblijfsco-ouderschap onderzoeken.

 

De wet bepaalt niet dat de rechter het gelijkmatig verdeeld verblijf van de kinderen ook moet opleggen. Het volstaat de mogelijkheid te onderzoeken. De rechter blijft dus de mogelijkheid hebben het hoofdverblijf aan een ouder toe te kennen met daarnaast een secundair verblijf voor de andere. Dit kan indien de rechter van oordeel is dat de regeling van strikt gelijk verblijf niet de meest passende oplossing is.

 

Geregeld krijg ik als volksvertegenwoordiger e-mails met uittreksels van vonnissen, het zal u ook wel te beurt vallen. Laatst werd mijn aandacht getrokken door een organisatie die reeds jaren werkt rond ouderverstoting. Zij klagen aan dat de rechtspraak door familierechters in het kader van het omgangsrecht door de band genomen, en dus het niveau van de individuele gevallen overstijgend, veelal in het nadeel van mannen zou uitdraaien. Uit hun analyse van de rechtspraak concluderen zij dat mannen gediscrimineerd worden in de rechterlijke uitspraken met betrekking tot het omgangsrecht.

 

Het IGVM schuift de vraag tot onderzoek door naar de FOD Justitie.

 

Behoort zulk een onderzoek tot de bevoegdheid van de HRJ? Kan zij, indien u dat wenselijk acht en zij hiervoor voldoende middelen hebben, belast worden met een algemeen en breed onderzoek naar de inhoud van rechtspraak met betrekking tot dit thema?

 

Bestaan er mogelijkheden om rechters en raadsheren te sensibiliseren rond deze aangekaarte problematiek?

 

06.02 Minister Koen Geens: Mevrouw Van Vaerenbergh, een echtscheiding alsook de beslissing over de verblijfsregeling is een complexe materie die zowel de ouders als het kind hard kan treffen. Een kind mag nooit in de situatie terechtkomen dat het de in te zetten pion in een echtscheiding is. De ouderverstoting mag nooit het antwoord op het conflict zijn. Het belang van het kind dient te allen tijde centraal te staan.

 

Zoals ik reeds in een eerder antwoord op schriftelijke en mondelinge vragen over deze thematiek heb meegedeeld, buigt de werkgroep Werking Familierechtbanken zich over de complexe materie van de ouderverstoting en de gelijkmatig verdeelde verblijfsregeling.

 

Uit deze discussies is gebleken dat de wet van 18 juli 2006 tot het bevoorrechten van een gelijkmatig verdeelde huisvesting van het kind van wie de ouders gescheiden zijn en tot regeling van de gedwongen tenuitvoerlegging inzake de huisvesting van het kind voor heel wat discussies zorgt.

 

Een gedragen voorstel tot wetswijziging alsook een algemene aanpak voor ouderverstoting is tot op heden uitgebleven en dient deel uit te maken van een algemene aanpak van de wetsevaluatie met betrekking tot het ouderlijk gezag en de gelijkmatig verdeelde verblijfsregeling.

 

Het is wenselijk dat ouderverstoting op verschillende niveaus wordt aangepakt. Zo dienen de ouders alsook de betrokken maatschappelijke assistenten, de magistraten enzovoort te worden gesensibiliseerd over het bestaan van de problematiek.

 

Deze sensibilisering is het voorbije jaar opgevoerd. Zo organiseerde het IGO in mei 2019 een opleiding met betrekking tot ouderverstoting. Ook stond het onderwerp op de agenda van een Middag van het recht, georganiseerd door de FOD Justitie. Deze studiedag werd door de coronacrisis helaas naar een later tijdstip uitgesteld.

 

Met betrekking tot uw vraag over de Hoge Raad voor de Justitie kan ik u meedelen dat de Hoge Raad te allen tijde ambtshalve kan beslissen om een bijzonder onderzoek te voeren om structurele of persoonlijke disfuncties op te sporen en aanbevelingen te formuleren, maar zowel de wetgever als de Hoge Raad hebben er steeds over gewaakt dat een dergelijk onderzoek zich niet zou mengen in de inhoudelijke behandeling van dossiers, zoals expliciet is opgenomen bij de recente uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheden door de wet van 23 maart 2019.

 

06.03  Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vraag nr. 5500006818C van de heer Pivin wordt uitgesteld.

 

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.03 u.

La réunion publique de commission est levée à 15 h 03.