Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du
Climat |
Commissie
voor Energie, Leefmilieu en Klimaat |
du Mercredi 17 juin 2020 Après-midi ______ |
van Woensdag 17 juni 2020 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.06 uur en voorgezeten door de heer Bram Delvaux.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 06 et présidée par M. Bram Delvaux.
- Barbara Creemers aan Philippe De Backer (Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post) over "Diepzeemijnbouw" (55005377C)
- Barbara Creemers aan Philippe De Backer (Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post) over "Het standpunt van België met betrekking tot de BBNJ-conferentie" (55005904C)
- Thierry Warmoes aan Philippe De Backer (Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post) over "De aansprakelijkheid van België als sponsorstaat" (55007201C)
- Thierry Warmoes aan Philippe De Backer (Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post) over "De evaluatie van de diepzeemijnbouwwetgeving" (55007200C)
- Thierry Warmoes aan Philippe De Backer (Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post) over "Het Belgische standpunt op de aankomende ISA-meetings" (55007203C)
- Barbara Creemers à Philippe De Backer (Agenda numérique, Télécommunications et Poste) sur "L'exploitation minière marine" (55005377C)
- Barbara Creemers à Philippe De Backer (Agenda numérique, Télécommunications et Poste) sur "La position de la Belgique en ce qui concerne la conférence BBNJ" (55005904C)
- Thierry Warmoes à Philippe De Backer (Agenda numérique, Télécommunications et Poste) sur "La responsabilité de la Belgique en tant qu'État parrain" (55007201C)
- Thierry Warmoes à Philippe De Backer (Agenda numérique, Télécommunications et Poste) sur "L'évaluation de la législation relative à l'exploitation minière des fonds marins" (55007200C)
- Thierry Warmoes à Philippe De Backer (Agenda numérique, Télécommunications et Poste) sur "La position belge aux prochaines réunions de l'AIFM" (55007203C)
01.01 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik heb een aantal vragen over diepzeemijnbouw.
Het zal u niet verbazen dat wij niet zo'n voorstander zijn van al die menselijke activiteit in internationale wateren. Die activiteit is volgens ons onvoldoende gereguleerd en wordt onvoldoende gecontroleerd door wettelijke kaders. We beseffen dat er veel vraag is naar grondstoffen en mineralen afkomstig van de bodem van de zee, maar verscheidene studies tonen ook aan dat aan de stijgende vraag tegemoet kan worden gekomen als we meer mineralen zouden recycleren. Bovendien kunnen deze mineralen ook ontgonnen worden door traditionele ontginning op het land.
België speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de diepzeemijnbouw. Sinds 2013 staat ons land borg voor een exploitatiecontract van een gebied in de Stille Oceaan. Ik stel me toch vragen bij het voorzorgsprincipe, zoals ik vanochtend ook al aangaf. We horen dat onze eigen wet op de diepzeemijnbouw zou worden herzien. Daarvan zou ik graag een stand van zaken krijgen wat de timing betreft, het voorontwerp en de belangrijkste wijzigingen. Ook het beleidskader dat de federale regering zal ontwikkelen voor de diepzeemijnbouw baart me zorgen, vooral dan het voorzorgsprincipe. Hoe gaan we dit principe en het principe dat de vervuiler betaalt vertaald zien naar het beleidskader dat er zit aan te komen?
Ik heb enkele specifieke vragen over het project in de Stille Oceaan.
Ons land steunt dat. Mijzelf reken ik daar niet bij. Ik vraag me dan ook af welke publieke inspraak er geweest is. Zijn de stakeholders geconsulteerd alvorens dit project door België gesteund werd? Als we dit als land steunen en ons tegelijkertijd verbinden aan de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen, wordt er dan op gelet dat er geen conflict ontstaat tussen deze twee gegevens? Mij schijnt het dat ze veelvuldig met elkaar in conflict raken.
Er is nog niet zoveel wetenschappelijk onderzoek verricht over ecosystemen en biodiversiteit van de diepzee. We begrijpen ze nog niet voldoende. We weten nog niet welke impact er zal zijn. Het Verenigd Koninkrijk, toch niet het land met het meest ecologische bestuur, heeft al beslist om geen exploitatievergunningen meer te sponsoren of te ondersteunen, tot er voldoende wetenschappelijk bewijs is van de impact van de diepzeemijnbouw op de maritieme ecosystemen. Waarom wachten wij daar niet op? Wat is de stand van zaken van dat wetenschappelijke onderzoek?
Mijn voorganger in de commissie, Anne Dedry, heeft twee jaar geleden een aantal vragen gesteld over het MER-rapport dat DEME moet opstellen voor de uitvoering. Zit dat eraan te komen? Gaat u ons dit komen presenteren in het Parlement?
Onlangs
riep Greenpeace op tot het project Thirty by Thirty: 30 % van de
oceanen beschermen tegen 2030. Wat is het standpunt van België in dezen?
Wat is het
standpunt van België over de oprichting van een moratorium op diepzeemijnbouw
met onmiddellijke ingang en tot er een netwerk van zeereservaten is opgericht?
Welke inspanningen
levert de federale regering om de recyclagepercentages van gebruikte, maar
herbruikbare mineralen op te krikken in het kader van de circulaire economie?
De International
Seabed Authority (ISA) heeft opgeroepen om de Mining Code niet te
formaliseren voordat er een nieuw VN-verdrag over de zogenaamde biodiversity
of areas beyond national jurisdiction is om de oceanen beter te beschermen.
Steunt België de oproep van de andere ISA-lidstaten om eerst die
onderhandelingen af te ronden vooraleer de Mining Code hier wordt
geformaliseerd?
01.02 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, mijn vragen betreffen dezelfde problematiek.
Over diepzeemijnbouw hebben wij ook een voorstel van resolutie ingediend, waarover er volgende week hoorzittingen plaatsvinden.
Ten eerste, België treedt op als sponsorstaat bij het exploratiecontract van Global Sea Mineral Resources (GSR) in de Clarion-Clippertonzone in de Stille Oceaan. Volgens het internationaal recht betekent dit dat België garant staat voor de acties van GSR in dat gebied. Wat zijn voor België de concrete aansprakelijkheid en de juridische risico's? U verklaarde eerder al in deze commissie dat de Belgische overheid niet aansprakelijk, maar wel mee verantwoordelijk is voor de diepzeemijnbouwactiviteiten van GSR. Ik vind dat vaag geformuleerd. Wat bedoelt u precies met "niet aansprakelijk, maar wel verantwoordelijk"? Wat gebeurt er als er tijdens diepzeemijnbouwactiviteit schade ontstaat aan het maritieme milieu? Ik denk bijvoorbeeld aan een lek. Wie compenseert die schade? GSR of sponsorstaat België?
Ten tweede, kunt u de aansprakelijkheid van België als sponsorstaat voor GSR duidelijk en concreet specificeren? Wat houdt de aansprakelijkheid van België als sponsorstaat in? Het gaat mij dus vooral om meer specifieke informatie over de verantwoordelijkheid van België.
Mijnheer de minister, ik kom dan aan een volgende vraag.
In september 2019 hebt u in deze commissie meegedeeld dat er een evaluatie met publieksconsultatie van de bestaande diepzeemijnbouwwetgeving is uitgevoerd. Op basis hiervan zou er een nota opgesteld worden voor de regering en konden er eventueel wetgevende initiatieven worden genomen. U ging toen echter niet in op de inhoud en de conclusies van deze evaluatie. Ik had graag geweten wat de conclusies en aanbevelingen van de evaluatie en de nota inhouden. Welke lacunes zijn aan het licht gekomen in de bestaande wetgeving? Welke vervolgacties, wetgevende initiatieven of andere acties zal de regering aan deze evaluatie en de nota verbinden? Zullen de evaluatie en de nota publiek gemaakt worden?
Mijn volgende vraag betreft de bijeenkomst van de International Seabed Authority (ISA), het VN-orgaan dat voor die problematiek bevoegd is.
Normaal gezien ging de volgende Annual Assembly en Council Meeting van deze organisatie volgende maand door in Kingston, Jamaica. Door de COVID-19-crisis zijn de meetings nu uitgesteld tot oktober 2020. Ook hierover heb ik een aantal vragen. Om te beginnen had ik graag geweten wat er aan de agenda staat van deze bijeenkomsten. Is het de bedoeling om daar een wettelijk kader voor de exploitatie goed te keuren? Zoals u weet is momenteel alleen de exploratie geregeld. Wat is de status van de onderhandelingen over die exploitatie?
Ngo's klagen al langer over een gebrek aan transparantie bij de ISA. Ze vragen, enerzijds, de openstelling van de Legal and Technical Commission (LTC) en, anderzijds, de oprichting van een Environment Committee, met publieke toegang tot alle milieu-informatie. Verdedigt België deze vraag bij de ISA? Welke standpunten zal de Belgische afvaardiging verdedigen tijdens deze meetings? Hoe is deze positie bepaald? Welke actoren werden betrokken bij de totstandkoming van de Belgische standpunten?
01.03 Minister Philippe De Backer: Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, aangezien het om vrij technische vragen gaat, zal ik ze punctueel en concreet proberen te beantwoorden.
Vooreerst, de nationale wetgeving inzake diepzeemijnbouw dateert al van 2013 en werd opgesteld door de toenmalige minister van Economie. Pas in de jongste jaren, ook door het beleid dat mijn kabinet heeft gevoerd en de vragen die ik daarover zelf heb gesteld, is er een heel nauwe samenwerking ontstaan tussen de FOD Economie en de bevoegde administraties van de dienst Marien Milieu. In die samenwerking zal de dienst Marien Milieu vooral focussen op de milieuaspecten die gepaard gaan met de exploratie van de zeebodem en in een latere fase de eventuele exploitatie ervan. Door die samenwerking werd in september 2019 door de FOD Economie een evaluatie van de Belgische regelgeving inzake diepzeemijnbouw opgestart. Daarbij werden ook alle relevante stakeholders geconsulteerd. Daaropvolgend hebben de bevoegde overheidsdiensten een nota opgesteld die recentelijk aan de ministers van Buitenlandse Zaken, Economie en Noordzee, mezelf dus, zijn bezorgd. Die nota kan als basis dienen voor de volgende wetgevende initiatieven ten aanzien van de prospectie-, de exploratie- en de exploitatiefase. De nota bevat ook een plan van aanpak en een tijdlijn. De minister van Economie heeft daarin de lead.
Het is de bedoeling om een geïntegreerd en participatief beleidskader uit te werken dat streeft naar toch wel heel strenge milieustandaarden en milieunormen. De lat moet duidelijk hoog gelegd worden, zodat de exploitatie enkel onder heel strenge milieuvoorwaarden en met een absoluut minimum aan milieuverstoring kan plaatsvinden. De toepassing van het voorzorgsprincipe, in eerste instantie het vermijden van ernstige en onomkeerbare schade aan het milieu, en het principe dat de vervuiler betaalt, zijn enkele leidraden die dienen bij de opstelling en de herziening van de nationale wetgeving.
Voor mij is ook een wetenschappelijke onderbouwing altijd heel belangrijk. Dat geldt voor geheel het Noordzeebeleid en voor dit dossier in het bijzonder. Een lacune in de huidige wetgeving is bijvoorbeeld het ontbreken van een duidelijk wetgevend kader voor het opstellen van de milieueffectenbeoordeling en de uitvoering van een monitoringplan. Dat zal dan ook een van de aandachtspunten zijn in de herziening van de wetgeving. Dat is ook exact wat België internationaal bepleit binnen de ISA: de opstelling van regionale milieubeheersplannen en de opstelling van een strenge exploitatiereglementering, inclusief de aansprakelijkheid voor schade.
Het klopt inderdaad dat België de exploratielicentie van GSR heeft gesponsord. Dat wil dus zeggen dat men de procedure heeft gesteund. Het gaat niet over financiële ondersteuning. De bestaande wetgeving bepaalt vandaag niet dat hieraan een publieksconsultatie moet voorafgaan. We hebben er wel voor gezorgd dat GSR of eventueel een ander bedrijf om tot een effectieve exploitatie over te gaan opnieuw een sponsorship aan de Belgische overheid moet aanvragen om via de internationaal vastgelegde procedures een exploitatiecontract te kunnen verwerven. Het is ook belangrijk te melden dat onze ervaringen en de contacten die we hebben gehad ons leren dat GSR het bieden van hoge milieugaranties absoluut nastreeft en op die manier ook de toon zet om die milieustandaarden internationaal, bij andere bedrijven en andere landen, te kunnen afdwingen opdat ook zij die zullen respecteren. Op die manier krijgt men een hoogwaardig level playing field om dit te kunnen doen. We hebben dus maar één exploratiecontract gesponsord. De aard en de schaal van de huidige exploratie door GSR is naar onze inschatting absoluut niet in strijd met de duurzame ontwikkelingsdoelen, integendeel, maar we hebben nog geen steun verleend aan een exploitatiecontract. De afweging met de duurzame ontwikkelingsdoelen moet daar nog verder worden onderzocht.
Het is wel mijn overtuiging dat er inderdaad een coherente en transparante regelgeving nodig is, zowel nationaal als internationaal, om de juiste impact van diepzeemijnbouw te kunnen inschatten. Die moet gericht zijn op het voeren van wetenschappelijk onderzoek en het verwerven van meer informatie. Men moet ook de relevante overheidsdiensten en stakeholders absoluut betrekken in een participatief project. Men kan pas een vergunning afleveren op het moment dat is vastgesteld dat er voldoende data en informatie is om de juiste inschatting te kunnen maken om de vergunningen te kunnen afleveren. Zolang het perspectief bestaat dat we internationaal kunnen wegen om een procedure af te dwingen die iedereen in hetzelfde streng milieukader brengt, proberen we onze invloed aan de onderhandelingstafel aan te wenden om die voorschriften en regulering te beïnvloeden. Heel wat informatie over de milieueffectenverklaringen is ook al raadpleegbaar op de website van de FOD Economie. De herziening van de actuele wetgeving zal ook het voorwerp uitmaken van een parlementaire bespreking, naast een aantal andere beleidsmatige en juridische aspecten. Daar moet ook het resultaat van de milieueffectenrapportering aan bod kunnen komen.
Wij zijn internationaal heel actief om de bescherming van oceanen te promoten. Wij zijn een van de trekkers van het initiatief Thirty by Thirty. Wij maken ook deel uit van een internationale alliantie met veel andere landen die hierover aan het samenwerken zijn. België heeft over dat thema ook al verschillende initiatieven georganiseerd. Wij hebben bijvoorbeeld op de VN-klimaattop een Blue Leaders Meeting georganiseerd. Tijdens de COP 25 in Madrid in december 2019 hebben wij dat nog eens herhaald.
Ook zijn er verschillende opvolgeffecten van alles wat te maken heeft met de Blue Leaders, om die landen te proberen samenbrengen om ambitieus te zijn op het vlak van de bescherming van oceanen. Dat is ook gepland voor de VN-Oceaanconferentie die normaal in juni 2020 in Lissabon zou plaatsvinden, maar die door COVID-19 werd geschrapt.
Door die rol op ons te nemen, kunnen wij de samensmelting van Thirty by Thirty in andere processen mee laten nemen, wat belangrijk is. Wij kunnen aldus immers als sterke speler mee aan de onderhandelingstafel komen.
Bij de opmaak van de voorschriften betreffende de exploitatie, de zogenaamde regulations, kunnen wij ook milieuoverwegingen meegeven en actief zijn binnen het BBNJ-proces, dat ook als basis zal dienen om de beschermde gebieden op volle zee te kunnen creëren.
Een onderlinge afstemming met andere beleidsprocessen vergt natuurlijk een continue evenwichtsoefening, maar wij hebben die ambitie al een aantal keer heel duidelijk op tafel gelegd.
Door wetenschappelijke studies krijgen wij steeds meer inzicht in de manier waarop wij een en ander kunnen doen. Die informatie kan op haar beurt opnieuw worden gebruikt om te bekijken op welke manier wij de bescherming op de meest efficiënte manier kunnen verwezenlijken.
Er waren een aantal concrete vragen over de oproep van ISA-leden om eerst het BBNJ af te ronden vooraleer tot een Mining Code te komen.
Verschillende studies, waaraan u ook in uw vraag refereert, wijzen op de impact van mijnbouw op het land, die heel goed gekend is. Ook de sociale impact is al verschillende keren in kaart gebracht. Tegelijk blijft de economische vraag naar bepaalde mineralen alleen maar stijgen. Wat de studies aantonen, is dat wij moeten kijken naar een globale vraag naar mineralen, nodig voor bijvoorbeeld de energietransitie. Zo vraagt hernieuwbare energie om extra inspanningen. Ook moet naar alternatieven worden gekeken, om die vraag te kunnen inlossen. Circulaire economie en recyclage zijn deel van de oplossing, maar ook diepzeemijnbouw is voor mijn part in ieder geval ook een piste die in dat kader nader moet worden onderzocht.
Wij hebben gesteld dat het voor ons niet wenselijk is de formalisering van de Mining Code on hold te zetten tot de BBNJ-onderhandelingen zijn afgerond. Dat zou voor ons absoluut niet wenselijk zijn. Immers, na afronding van de BBNJ-onderhandelingen zal er een verdrag zijn, maar zullen er nog geen beschermde gebieden zijn. De kans bestaat dus dat de aanduiding van beschermde gebieden daardoor vertraging zou oplopen, indien landen toch zouden proberen hun diepzeemijnbouwbelangen te verdedigen. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat de druk op ISA heel groot wordt om snel met diepzeemijnbouw te kunnen beginnen na de afronding van de BBNJ-onderhandelingen, en dat de goedkeuring van de Mining Code er heel snel zou worden doorgejaagd. Het is net belangrijk voor ons dat ter zake een evenwichtige oefening plaatsvindt.
Nogmaals, er worden ook veel studies gedaan en dat genereert bijkomende informatie. Ik heb begrip voor de bezorgdheden die er zijn, maar in vorige antwoorden in de commissie heb ik er al op gewezen dat België in een sterke onderhandelingspositie zit om een aantal zaken te kunnen afdwingen. Door de initiatieven die wij hebben genomen op andere fora hebben wij landen rondom ons verzameld. Wij zijn ook zeer actief binnen het BBNJ-proces dat moet leiden tot dat nieuwe internationaal bindend akkoord onder de Verenigde Naties, een zeerechtenverdrag over biodiversiteit buiten de nationale jurisdicties, en natuurlijk ook bij de aanname van een strategie voor het biodiversiteitsverdrag. Volgens ons is de succesvolle afronding van het BBNJ-proces nodig om juist de beschermde mariene gebieden in volle zee te kunnen creëren.
Ik kom dan tot de vraag van de heer Warmoes.
Ik heb al een aantal keren geantwoord op de vraag inzake de conclusies, de aanbevelingen en de lacunes van de nota, waar ik al even naar verwees. De opgemaakte nota bevat een evaluatie van de Belgische reglementering inzake diepzeemijnbouw. Daaruit blijken een aantal zaken: de nood aan afstemming tussen nationale en internationale regelgeving, maar ook de bevestiging van belangrijke principes zoals het voorzorgsbeginsel en "de vervuiler betaalt".
Er zijn natuurlijk vervolgacties. Op dit moment is er overleg bezig tussen mijn medewerkers en die van de minister van Economie. We hopen zo snel mogelijk afspraken te kunnen maken om de vervolgacties en de timing daarvan te kunnen communiceren.
Op dit moment is de nota ter bestudering gegeven aan verschillende diensten, om na te gaan welke conclusies moeten worden getrokken.
U verwijst naar mijn uitspraak dat we niet aansprakelijk maar wel verantwoordelijk zijn. Dat volgt gewoon uit het internationaal recht. Volgens de internationale regelgeving is de sponsorstaat ervoor verantwoordelijk dat de contractant zijn verplichtingen nakomt conform de regels: data verzamelen, jaarrapporten opmaken, maatregelen nemen om de milieu-impact te beperken. Concreet betekent dit dat België die verplichtingen niet zelf moet uitvoeren, maar wel alle nodige en passende maatregelen moet nemen opdat GSR de verplichtingen naleeft. Indien dat het geval is, is België niet aansprakelijk voor schade die zich zou voordoen aan het marien milieu. We zouden enkel aansprakelijk zijn wanneer we dat niet zouden doen. Wat de exploratiefase betreft, voorziet onze wetgeving in heel wat garanties om aan die verplichtingen tegemoet te komen. Bij een herziening zullen die garanties verder verfijnd en uitgewerkt worden.
De internationale bijeenkomsten hebben natuurlijk hun eigen ritme. De Assembly, het hoogste orgaan binnen de ISA, beslist over het algemeen beleid. De Council moet dan het uitvoerend orgaan zijn binnen de ISA en bepaalt meer specifiek het beleid. België is waarnemer binnen de Council, wij zitten in de Assembly.
De agenda voor oktober is nog niet verspreid. Er zijn een aantal punten waarvan wij vinden dat ze zeker moeten worden besproken, zoals verdere onderhandelingen over het wettelijk kader voor de exploitatie en het aannemen van een methode om de nieuwe leden van de Legal and Technical Commission aan te duiden. De regulations om het wettelijk kader vorm te geven, zijn vandaag nog niet ver genoeg gevorderd om al goedgekeurd te worden, zelfs niet in oktober, denken wij. Een precieze datum om dit aan te nemen is dan ook nog niet vastgelegd.
Heel wat ngo's wijzen inderdaad op een mogelijk gebrek aan transparantie bij ISA. België heeft ook al heel vaak gepleit voor meer transparantie binnen ISA. We hebben vorig jaar nog gepleit voor een nieuwe procedure voor de verkiezing van de leden van de Legal and Technical Commission, met meer expertise en minder nadruk op de geografische afkomst. Die discussie loopt nog.
Ik heb ook al een toelichting gegeven op dat niveau over hoe wij in België publieksconsultaties en participatieve processen organiseren om de stakeholders erbij te betrekken als GSR een mijntest zou uitvoeren. Wij hebben daar onze rol kunnen spelen. Wij bepleiten ook dat de Legal and Technical Commission bij de aanvraag van een contract voor exploitatie een verplichte consultatie door onafhankelijke milieuexperts zou laten doen, om ook dat aspect absoluut te coveren.
De standpunten zullen dus afhangen van wat er uiteindelijk op de agenda komt. Die positie wordt, zoals altijd, bepaald door de formele CoorMulti, onder leiding van de FOD Buitenlandse Zaken. Voorafgaandelijk aan die vergaderingen wordt er overleg gepleegd met de bevoegde overheidsdiensten en stakeholders, zoals ngo's, wetenschappers en natuurlijk ook de bedrijfswereld. In die formele CoorMulti wordt tussen de verschillende diensten het formele standpunt van België bepaald, op basis van de agenda die wij dan gekregen zouden hebben.
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik hiermee heel wat vragen in detail heb beantwoord.
01.04 Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor de antwoorden. Ik denk dat het duidelijk is dat we nog heel veel gaan leren van de hoorzittingen die er binnenkort komen.
Ik wil drie punten aanstippen in mijn repliek.
U zegt te hameren op strenge milieunormen en een minimale impact, maar dan moet u zich ook de vraag durven te stellen waar dat evenwicht ligt. Ik hoef het u niet uit te leggen dat het voor mij veel meer zal overhellen naar ecologie en voor u naar economie. Voor mij is een "minimale impact" geen impact. Daarom blijf ik een beetje op mijn honger voor de laatste vraag. Volgens onderzoeken kan men al veel doen door het recyclagepercentage van herbruikbare mineralen op te trekken. Economie versus ecologie: ik hoop dat we daarover volgende week in de hoorzittingen meer zullen vernemen.
U zegt dat in het verleden het participatief karakter niet zo belangrijk was, in de toekomst is het dat wel. We gaan aan de slag met stakeholders. Dan hoop ik dat de stakeholders ook het evenwicht tussen ecologie en economie goed in het oog houden. Ik roep dan ook op om daarover te waken.
Ik kom toch nog even terug op het voorzorgsprincipe. Ik denk dat het voor mij iets anders betekent dan voor u, zeker wanneer we spreken over de Mining Code versus BBNJ. Voor mij is het een geval van de kip of het ei. Het voorzorgsprincipe zegt dat alle gebieden beschermd zijn tegen diepzeemijnbouw tot we weten wat de schadelijke gevolgen zijn. Pas dan gaat men gebieden aanduiden die beschermd zullen worden. Voor mij helt het evenwicht over naar ecologie, waardoor ik een voorstander ben van het nauwer toepassen van het voorzorgsprincipe.
Laat ons hierop verder doorgaan in de hoorzitting van volgende week.
01.05 Thierry Warmoes (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, u hebt inderdaad
geantwoord op de meeste vragen voor zover u dat kon.
Ik sluit me
enerzijds aan bij wat mijn collega gezegd heeft over het voorzorgsprincipe, dat
u terecht aangehaald heeft. Anderzijds spreekt u over exploitatie. Ik denk dat
we op dezelfde lijn zitten als mijn collega. Wij vragen in ons voorstel van
resolutie dat er op basis van het voorzorgsprincipe een moratorium op deze
activiteiten komt, tot de kennis, die nu nog schaars is, voldoende is. Ik stel
vast dat u in uw uitleg hetzelfde zegt. U zegt voorstander te zijn van het
voorzorgsprincipe, maar in de feiten laat u een en ander wel vooruitgaan. In
die zin zijn we natuurlijk blij dat België internationaal actief is rond de
Blue Leaders Meeting en de bescherming van de oceanen, maar we moeten wel
opletten dat u geen tegenstrijdig imago krijgt.
Ik noteer alvast dat verschillende stakeholders betrokken worden bij de
standpunten die België zal innemen op de bijeenkomsten van de ISA. U had het
meer bepaald over wetenschappers, ngo's en bedrijven. Dat lijkt ons in orde te
zijn en wij hopen dat deze drie categorieën evenwichtig zullen kunnen bijdragen
aan het bepalen van het Belgische standpunt.
U zei ook
dat de relevante stakeholders geconsulteerd werden bij de doorlichting van de
huidige wetgeving. Misschien kunt u mij schriftelijk laten weten wie dat waren?
Dat geldt trouwens voor beide gevallen, zowel voor het doorlichten van de
wetgeving als voor het bepalen van de standpunten. Wie zijn dat precies? Er
zijn immers wel erg veel ngo's.
Ik had ook
gevraagd of de evaluatie van de wetgeving en de nota daarover publiek zouden
worden gemaakt maar daar hebt u niet op geantwoord.
01.06 Minister Philippe De Backer: De diensten analyseren dat momenteel nog volop. Volgende week is er een hoorzitting en als er stappen worden gezet, zal de geijkte procedure gevolgd worden, met parlementaire debatten, in alle transparantie.
L'incident est clos.
02 Vraag van Kurt Ravyts aan Philippe De Backer (Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post) over "De mossel-, oester- en zeewierkweek in de Noordzee" (55006115C)
02 Question de Kurt Ravyts à Philippe De Backer (Agenda numérique, Télécommunications et Poste) sur "La culture de moules, d'huîtres et d'algues marines en mer du Nord" (55006115C)
02.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, de firma Codevco wenst een nearshore aquacultuurproject te installeren en exploiteren op de Noordzee, in zone C Westdiep.
Zone C maakt deel uit van de commerciële en industriële zones, conform het marien ruimtelijk plan 2020-2026. Er was daar reeds een proefproject en dat wordt door de aanvrager om verschillende redenen aanzien als de beste zone.
Zone C overlapt met heel wat andere activiteiten. Alhoewel het openbaar onderzoek voor de vergunning tot volgende week loopt, is er toch grote ongerustheid aan de Westkust, in het bijzonder bij de stad Nieuwpoort. Naast de plaatselijke kustvisserij die visgronden zou dreigen te verliezen worden ook andere gebruikers bedreigd, zoals hobbyvissers, de wedstrijdzeilerij, toeristische motorboten en de militaire schietstand. Bovendien loopt er een officiële vaarroute door de zone.
Aangezien de procedure loopt, is mijn vraag niet zozeer hoe de federale overheid en de administratie dit zullen beoordelen. Het zou ook onwelvoeglijk zijn om dat te vragen, maar mijn vraag is wel hoe het samengaan van dergelijke commerciële projecten met diverse aspecten die binnen de zone overlappen, wordt geregeld. Is dat een kwestie van afweging, zoals bij een omgevingsvergunning?
02.02 Minister Philippe De Backer: Zoals de heer Ravyts weet, is er een marien ruimtelijk plan (MRP) opgesteld. De dienst Marien Milieu heeft in april een aanvraag gekregen voor een gebruiksvergunning in zone C. Het aanvraagdossier zit op dit moment nog in de eerste fase. Er wordt gekeken of het volledig is; daarna wordt de aanvraag bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, zodat 90 dagen lang de mededingingsprocedure kan spelen. Overeenkomstig de afspraken die wij al gemaakt hebben met de gouverneur en de kustburgemeesters, worden ook zij door ons ingelicht. Vandaar wellicht uw vraag.
In een volgende fase zal een raadgevende commissie waarin alle federale en Vlaamse diensten zitting hebben die bevoegd zijn voor zeezaken het project beoordelen op verschillende criteria, zoals de meerwaarde op economisch en maatschappelijk vlak, het meervoudig ruimtegebruik – daarover hebben we in het marien ruimtelijk plan een heel duidelijke filosofie opgesteld –, de impact op de natuur, de mogelijke gevolgen voor de veiligheid in de zeegebieden, de eventuele impact op het zeezicht en de kwaliteit van het plan op technisch en economisch gebied. Daarnaast wordt ook gekeken naar exploitatie en onderhoud, alsook naar de sterkte van het consortium op technisch, economisch en maatschappelijk vlak. Er wegen dus verschillende criteria mee in de beoordeling. Op basis van dat advies kan ik uiteindelijk beslissen om al dan niet een gebruiksvergunning toe te kennen.
Het louter toekennen van een gebruiksvergunning is nog geen garantie dat het project onmiddellijk uitgevoerd kan worden. De regelgeving schrijft immers naast de gebruiksvergunning ook een verplichte milieuvergunning en een Natura 2000-toelating voor.
Het is perfect mogelijk om die verschillende projecten en activiteiten te laten samenkomen. Dat heb ik ook al vorig jaar in deze commissie uiteengezet. Voor de opstelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode 2020-2026 is er een heel uitgebreid traject gevolgd, waarbij alle stakeholders en sectoren, met inbegrip van de pleziervaart en visserij, betrokken werden. Het MRP werd ook onderworpen aan een publieksconsultatie. Dat laatste was een goede zaak. Juist doordat we een heel participatief traject hebben doorlopen, is er ook een afvalbeheersplan uit de bus gekomen en werd er een visserijeffectenrapport opgenomen in de milieueffectenprocedure. Bij het al dan niet toekennen van een gebruiksvergunning wordt ook gekeken naar het aspect van meervoudig ruimtegebruik. Het MRP is ondertussen al twee keer goedgekeurd door de ministerraad, dus het heeft een heel duidelijk participatief traject doorlopen, ook met heel wat discussies en debatten in het Parlement. Die projecten kunnen volgens mij dus perfect samengaan.
Specifiek voor de zone waar u het over hebt, wil ik toch een aantal dingen duidelijk maken.
Het gaat over 4,5 vierkante kilometer gelegen in Natura 2000-gebied, waar de bodemberoerende recreatieve visserij al verboden is sinds de invoering van het eerste MRP in 2014. Ook het huidige MRP schrijft voor dat de bodemverstoring in deze zones slechts 0,1 % van de oppervlakte mag bedragen en uit het ingediende dossier blijkt dat de verstoring nog veel kleiner zal zijn. Ook gelet op de oppervlakte en de ligging zal de zone geen hinder meebrengen voor de pleziervaarders.
De Belgische
Noordzee is, zoals u weet, 3.500 vierkante kilometer groot. Het gaat hier
om een gebied van 4,5 vierkante kilometer dat niet toegankelijk zal zijn
en waarvan een deel nu reeds wordt ingenomen door een aantal wetenschappelijke
projecten. Er is ook een positief advies van de DG Scheepvaart over het
marien ruimtelijk plan. Er is dus geen enkele hinder voor de scheepvaartroutes
of toegang tot de havens en, voor zover het nog niet werd aangehaald, het
zeezicht is ook geen beletsel, want er zal nauwelijks iets te zien zijn van het
project boven water.
Ik ben natuurlijk op de hoogte dat Nieuwpoort geen voorstander is van het project, maar het moet toch worden bewezen op een veel ruimer plaatje. Het is tijdens deze crisis nog eens duidelijk gebleken dat de kustgemeentes voor hun inkomsten heel sterk afhankelijk zijn van het toerisme. Dat is niet zo evident gebleken, dus als wij daar een duurzame economische activiteit aan kunnen toevoegen, die de blauwe economie en innovatie stimuleert in de kustgemeentes, waarin België een echte voortrekkersrol zou kunnen spelen, dan zal dat ook in moeilijke tijden voor werkgelegenheid zorgen in de regio en voor inkomsten voor de kustgemeentes. Op die manier zullen zij minder afhankelijk worden van het toerisme en nieuwe wegen kunnen inslaan om ook werkgelegenheid en economische ontwikkeling in de regio mogelijk te maken.
02.03 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer degelijk, inhoudelijk antwoord, waarmee ik een hele stap vooruit kan zetten en waarmee ik de lokale actoren ook wat beter kan inlichten.
De principes van het meervoudig ruimtegebruik en van een participatief proces klinken immers zeer mooi, maar u merkt dat lokale belangengroepen toch nog altijd een aparte invulling geven aan die principes. Wij blijven het alvast verder volgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De behandeling van de vragen eindigt om 14.44 uur.
Le développement des questions se termine à 14 h 44.