Commission de l'Énergie, de l'Environnement et du Climat

Commissie voor Energie, Leefmilieu en Klimaat

 

du

 

Mardi 30 juin 2020

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 30 juni 2020

 

Voormiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.03 uur en voorgezeten door de heer Bram Delvaux.

La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 03 et présidée par M. Bram Delvaux.

 

Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Vraag van Leen Dierick aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De herstelbaarheid van toestellen" (55001830C)

01 Question de Leen Dierick à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La réparabilité des appareils" (55001830C)

 

01.01  Leen Dierick (CD&V): In oktober 2019 kaartte consumentenorganisatie Test-Aankoop nog de problemen aan rond de herstelbaarheid van toestellen. Test-Aankoop beschikt over een meldpunt ‘Te Rap Kapot’ waar sinds 2016 reeds 9.116 klachten werden geregistreerd. 15% ervan gaat over smartphones – vooral defecte schermen en batterijen die te snel leeglopen – 9% over printers en 8,5% over wasmachines. Een bron van ergernis voor vele burgers waarbij men het toestel vaak net na het verlopen van de garantietermijn kan weggooien. Naast de verplichting een nieuw toestel te moeten aankopen, heeft dit ook negatieve gevolgen op het milieu. Als alle apparatuur in Europa één jaar langer zou meegaan, zou er vier miljoen ton CO2 minder uitgestoten worden tegen 2030, het equivalent van twee miljoen auto’s.

Gelukkig is Europa hiermee aan de slag gegaan en komen er nieuwe regels voor reparatie en herbruikbaarheid van apparaten vanaf maart 2021. De producenten van koelkasten, wasmachines, afwasmachines en televisies dienen hun toestellen duurzamer en beter herstelbaar te maken. Gedurende tien jaar dienen er reserveonderdelen voor deze toestellen beschikbaar te zijn en met een levertermijn van maximaal 15 dagen.

 

Mijn vragen aan de minister:

1. Heeft u ook klachten ontvangen over vervroegde of geplande veroudering? Indien ja, over welke toestellen gaat het hier? Graag cijfers opgesplitst per jaar.

 

2. Welke stappen heeft u in het verleden ondernomen om producenten aan te zetten de recycleerbaarheid, herstelbaarheid en duurzaamheid van hun toestellen te verhogen?

 

3. Zal u nog stappen ondernemen om producenten aan te zetten de recycleerbaarheid, herstelbaarheid en duurzaamheid van hun toestellen te verhogen?

 

4. Hoe staat u tegenover de nieuwe Europese regels voor reparatie en herbruikbaarheid van apparaten?

 

01.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mevrouw Dierick, u vroeg mij welke stappen ik in het verleden heb gezet om producenten ertoe aan te zetten de recycleerbaarheid, herstelbaarheid en duurzaamheid van hun toestellen te verhogen.

 

Wat het nieuwe businessmodel betreft, werd een pilootproject gerealiseerd door de FOD Volksgezondheid in 2018 en 2019 met een bedrijf dat de verlichtingssystemen levert. Dat bedrijf wenste het businessmodel te veranderen voor een deel van het productengamma en kreeg daarbij begeleiding. De doelstelling was naar een product-as-a-servicemodel te evolueren. Het bedrijf levert dan een complete service aan zijn klanten en blijft eigenaar van de installaties en producten die het ter beschikking stelt. De begeleiding bestond erin te bepalen wat moet worden gewijzigd op het niveau van het ontwerp van producten en installaties opdat de componenten en materialen later gemakkelijk kunnen worden gerecupereerd en hergebruikt.

 

De uit die projecten geleerde lessen op het vlak van productontwerp werden gevaloriseerd in het kader van de werkzaamheden van het comité CEN-CENELEC om standaarden te bepalen voor een efficiënt gebruik van de hulpbronnen in producten. Er werd een gids voor de bedrijven uitgewerkt. De gids is in dit stadium nog te complex om op grote schaal verspreid te kunnen worden. In een tweede fase zal de gids vereenvoudigd en daarna digitaal verspreid worden.

 

Wat het aandeel gerecycleerd plastiek betreft, in 2018 werd een studie uitgevoerd voor rekening van de FOD Volksgezondheid om criteria te ontwikkelen die een producent die dit wenst toe te laten te communiceren over het aandeel gerecycleerd plastiek in zijn producten. Die studie overloopt de verschillende bestaande certificatie­systemen op basis van de massabalans. Dat leverde een aantal schema's op die een gelijke basis vormen voor een toekomstige certificatie van het aandeel gerecycleerd plastiek.

 

Het is ook belangrijk te noteren dat in het kader van de uitvoering van de nieuwe richtlijn betreffende het eenmalige gebruik van bepaalde kunststofproducten, de SUP of single-use plastics directive, de Europese Commissie een methode ontwikkelt die eveneens gebaseerd is op de massabalans om het aandeel gerecycleerd plastiek in flessen te bepalen. Die flessen moeten tegen 2025 25 % gerecycleerd plastic bevatten en tegen 2030 30 %. De resultaten van de Belgische studie zullen dus worden gevaloriseerd in het kader van die nieuwe Europese werkzaamheden. De FOD Volksgezondheid en het DG Leefmilieu zullen erop toezien actief deel te nemen aan de werkzaamheden.

 

In samenwerking met de Benelux-partners heeft de FOD Volksgezondheid in 2018 een studie meegefinancierd over herstelbaarheid. De doelstelling van de studie was horizontale herstelbaarheidscriteria te bepalen voor alle productcategorieën, met inbegrip van de ontmanteling, de beschikbaarheid van losse stukken, de beschikbaarheid van herstelleidingen, terugnamesystemen enzovoort en bij te dragen tot het werk van het standaardiseringscomite CEN-CENELEC.

 

In het kader van de Europese richtlijn Ecodesign heeft dat comité immers de vraag gekregen van de Europese Commissie om horizontale standaarden te ontwikkelen voor een efficiënter gebruik van de hulpbronnen, bijvoorbeeld de herstelling of recuperatie van de onderdelen, de recycleerbaarheid enzovoort. Die standaarden zullen vervolgens per productcategorie die onder de richtlijn Ecodesign valt, worden uitgewerkt. De FOD Volksgezondheid volgt het werk van het CEN nauwgezet op en hij zit in het redactiecomité van meerdere werkgroepen. In dat verband heeft de FOD de resultaten van de studie over herstelbaarheid dus gebruikt en gevaloriseerd, met steun van de Benelux-collega's. Het onderdeel over de communicatie naar de consument moet nog verder worden uitgediept. De Europese Commissie onderzoekt hoe hierover een pilootproject kan worden opgezet.

 

Wat recycleerbaarheid betreft, zoals al vermeld, is de FOD Volksgezondheid nauw betrokken bij het werk van het comité CEN-CENELEC EU, dat instaat voor de ontwikkeling van horizontale standaarden voor een efficiënter gebruik van de hulpbronnen. Zo leverde de FOD een bijdrage aan de ontwikkeling van de standaard voor de recycleerbaarheid van producten en hij volgde dat ook mee op.

 

Eind 2017 werd gestart met een strategische monitoring in de recyclagecentra. Het is de bedoeling om over een tijdsbestek van drie jaar dertien materiaalstromen te analyseren, bijvoorbeeld pmd, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, glas, papier, textiel, gevaarlijk afval en bouwafval, om elementen te identificeren met betrekking tot het productontwerp die de recyclage van die producten en de recuperatie van een bestanddeel ondermijnen. De waarnemingen worden uitgevoerd op het terrein in de sorteer- en recyclagecentra. Op basis van de vaststellingen zullen er voorstellen worden geformuleerd om de hinderpalen weg te werken. Dat kan een actie zijn op het niveau van de sorteercentra zelf, op het niveau van de producent, met inbegrip van distributeurs-producenten, of op het niveau van de Belgische of Europese wetgever.

 

Na een presentatie van het publiek werd een gezamenlijke werkgroep opgericht met de federaties DETIC, voor cosmetica, detergenten en lijmen, Fevia, voor voeding, en Comeos voor handel en distributie. Op basis van de voorgestelde resultaten en contact met de betrokken partijen werden leden van die werkgroep belast met het presenteren van een reeks acties die in de gewenste richting gaan. Zo hebben zij opleidingen georganiseerd binnen hun federaties en hebben zij interne denkgroepen voorstellen gevraagd voor de verbetering van het ontwerp van bepaalde producten. Voor dat laatste punt is het proces nog steeds aan de gang. De resultaten zullen ons over enkele maanden worden voorgelegd.

 

In het specifieke geval van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, AEEA, wordt een werkgroep, zoals die met DETIC, Fevia en Comeos, opgericht met Agoria. Ook de resultaten van die werkgroep zullen ons over enkele maanden worden voorgelegd.

 

Zo kom ik tot uw tweede vraag.

 

Zoals ik reeds heb aangetoond, heb ik aan mijn administratie gevraagd, in samenwerking met de FOD Economie en het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling, om nieuwe acties voor te stellen in overleg met de maatschappelijke stakeholders, ter ondersteuning van de ontwikkeling van de circulaire economie op federaal niveau. Veel voorstellen hebben betrekking op het recycleren en herstellen van de duurzaamheid van producten in het algemeen.

 

Wat uw derde en laatste vraag betreft, al op 1 oktober 2019 werden tien Ecodesignverordeningen aangenomen. Deze werden gepubliceerd eind 2019. België heeft de eisen rond beschikbaarheid van wisselstukken en reparatie-informatie altijd gesteund. Ik ben dus tevreden met deze nieuwe regels, die zowel consumenten als onafhankelijke reparateurs zullen helpen.

 

Zoals eerder vermeld, heeft mijn administratie actief bijgedragen aan een specifieke ondersteunende norm die momenteel wordt voorbereid op het niveau van CEN-CENELEC.

 

01.03  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw heel uitgebreid antwoord dat heel veel informatie bevat.

 

Ik ben uiteraard tevreden dat er al op tal van fronten wordt gewerkt en dat deze problematiek vooral op Benelux- en Europees niveau wordt aangepakt. Ik denk dat dit de juiste niveaus zijn waarop dat moet gebeuren. Als land alleen kunnen we immers niet veel doen. Dit moet Europees worden aangepakt.

 

Ik vind het goed dat er pilootprojecten zijn waaruit wij lessen kunnen trekken. Het zou goed zijn om daarover regelmatig feedback te krijgen in het Parlement, bijvoorbeeld als er studies afgerond zijn dat we de conclusies daarvan kunnen bespreken. Dat is een thema dat wij zeker en vast op de agenda moeten zetten om aan te pakken.

 

In mijn eerste vraag had ik om een aantal cijfers gevraagd over klachten. Die heb ik niet gekregen, maar u mag mij die gerust schriftelijk bezorgen.

 

01.04 Minister Marie-Christine Marghem: Ik zal de cijfers over de klachten opvragen.

 

01.05  Leen Dierick (CD&V): Dank u wel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van Leen Dierick aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De brief van mevrouw Demir, Vlaams minister van Energie, over de impact van de coronacrisis" (55006312C)

02 Question de Leen Dierick à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La lettre de Mme Demir, ministre flamande de l'Énergie, sur l'impact de la crise du coronavirus" (55006312C)

 

02.01  Leen Dierick (CD&V): Op 24/04/2020 verstuurde Vlaams minister van Energie, mevrouw Zuhal Demir, een brief naar u als federaal minister van Energie omtrent de opvallende evoluties op de groothandelsmarkt van elektriciteit. Naar aanleiding van haar brief stel ik u graag volgende vragen:

1) Gaat u in op het verzoek van de Vlaamse minister van Energie om met haar in dialoog te treden en dat de Vlaamse en federale administratie elkaar inzicht geven in de mate waarin de productie uit hernieuwbare energiebronnen de afgelopen weken teruggeschroefd werd in België of in de omringende landen?

2) Hoe verhoudt u zich tegenover de terugschroeving van de productie uit hernieuwbare energiebronnen dat de afgelopen weken in België en omringende landen (mogelijk) plaatsvond? Kan u mij een lijst bezorgen van die landen waar een terugschroeving plaatsvond?

3) De CREG heeft tot de conclusie gekomen dat er geen marktmanipulatie kan worden vastgesteld door Engie Electrabel. Heeft u reeds aan CREG en Elia een bijkomende analyse gevraagd van de huidige marktsituatie? Zal er in de analyse een luik worden voorzien over de negatieve prijzen en hoe dit al dan niet vertaald wordt naar een verlaagde elektriciteitsfactuur voor burgers en ondernemingen?

4) Welke maatregelen plant u in de toekomst nog om de elektriciteitsfactuur voor burgers en ondernemingen te laten dalen?

5) Welke initiatieven zal u al dan niet aan Elia als netbeheerder vragen om de balanceringsverantwoordelijken, de producenten van energie nog meer aan te zetten om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen en om de interconnectiecapaciteit optimaal te gebruiken?

6) Wegens einde brandstofcyclus was het niet mogelijk om de kerncentrales te moduleren. Bent u voorstander dat u als de Minister van Energie samen met de exploitant bekijkt welke mogelijkheden er wel zijn naar modulering toe in de toekomst bij zeer lage energievraag? Welke initiatieven kan u nemen?

 

02.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mevrouw Dierick, in februari hebben verschillende stormen die een deel van de EU hebben getroffen, de productie van elektriciteit uit windenergie sterk doen toenemen en daarmee ook het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de elektriciteitsproductie. In België werd bijna 25 % van de vraag gedekt door de windturbines. In maart was de productie van windenergie weer op het niveau van januari en was er meer export dan import. Voor april hebben we nog geen geconsolideerde gegevens, maar het lijkt erop dat het totale verbruik weer is gedaald.

 

Het IEA heeft enkele analyses kunnen uitvoeren, die wekelijkse records lijken aan te geven voor het aandeel van de intermitterende HEB's zon en wind in het elektriciteitsverbruik in Spanje en Italië bijvoorbeeld. Die records moeten worden gecompenseerd door de algemene daling van het elektriciteitsverbruik tijdens de lockdown. Mijn administratie beschikt niet over voldoende volledige officiële gegevens om een voldoende gedetailleerde analyse van de evolutie van de voorbije weken uit te voeren. In dit stadium kunnen we echter zeggen dat er geen aanwijzingen zijn voor een significante daling in de afgelopen weken van het percentage hernieuwbare energiebronnen in de mix van de energiebronnen die worden gebruikt voor de elektriciteitsproductie in België. Een absolute daling van de productie uit hernieuwbare energiebronnen is mogelijk, hoewel er aanwijzingen zijn dat sommige productieoverschotten werden geëxporteerd. In dat geval mag het intermitterende karakter van de belangrijkste hernieuwbare energiebronnen, wind en zon, niet worden vergeten. De niet-exhaustieve gegevens die in dit stadium werden verzameld, laten voor april een aanzienlijke daling zien in absolute termen van hun productie. Zwakkere windomstandigheden kunnen de daling verklaren.

 

Wat de buurlanden van België betreft, is het ook nog te vroeg om een inventaris op te maken. Sommige gegevens die door het IEA werden verzameld, lijken erop te wijzen dat de productie van zonne- en windenergie als percentage van het verbruik, niet significant afneemt. De resultaten voor de buurlanden zijn algemene trends, de resultaten voor België van de afgelopen weken zijn gebaseerd op niet-officiële en nog niet gevalideerde gegevens.

 

Op uw eerste, derde, vijfde en zesde vraag heb ik al geantwoord naar aanleiding van de vraag nr. 635 van de heer Verduyckt tijdens de plenumvergadering van 23 april 2020 en daarna tijdens de commissievergadering van 29 april 2020. Ik herhaal wat ik heb gezegd.

 

De CREG ontleent in die materie haar bevoegdheden aan de verordening van het Europees Parlement en de Europese Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie, beter bekend als REMIT. Het doel van REMIT is een Europees kader voor de regelgeving scheppen, specifiek voor de groothandelsmarkt, om de werking ervan te verbeteren en om misbruik, marktmanipulatie, poging tot marktmanipulatie of misbruik van voorkennis te verhinderen en in voorkomend geval te bestraffen. Het doel is dus elk gedrag te vermijden dat tot oneerlijke concurrentie leidt en dat het vertrouwen van de deelnemers aan de energiemarkt zou ondermijnen. Op die manier zou de bepaling van de prijs op de groothandelsmarkt gebaseerd moeten zijn op een correcte interactie tussen vraag en aanbod.

 

In overeenstemming met haar reglementaire bevoegdheden volgt de CREG het gedrag van alle marktspelers permanent op, wat uiteraard met nog meer aandacht gebeurt tijdens de huidige erg uitzonderlijke periode. De CREG heeft inderdaad vastgelegd dat ENGIE haar nucleaire productie in de huidige periode van april niet moduleert. Dat heeft, zoals u al hebt opgemerkt, gevolgen voor de elektriciteitsmarkt. Zoals de CREG in het kader van haar bevoegdheden regelmatig doet, heeft zij over dat feit aan Electrabel specifieke vragen gesteld. Het is niet ongewoon dat de CREG een marktspeler om informatie vraagt, wanneer feiten optreden die niet frequent voorvallen en die dus enige nadere toelichting vereisen.

 

Op het moment betreft het geen formeel onderzoek. De CREG analyseert wel de feiten die zijn voorgevallen. Indien ENGIE argumenten met betrekking tot de veiligheid van de centrales aanvoert, moedig ik de CREG aan contact op te nemen met de veiligheidsinstantie, het FANC, om de argumenten te laten controleren.

 

02.03  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van Kurt Ravyts aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De federale actieradius rond CCUS en het Europese decarbonisatiepakket voor de gassector" (55006602C)

03 Question de Kurt Ravyts à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le périmètre d'action fédéral en matière de CSVC et le paquet décarbonation pour le secteur du gaz" (55006602C)

 

03.01  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, acht grote bedrijven in de Antwerpse haven hebben een samenwerkingsovereenkomst getekend om de technische en economische haalbaarheid van Carbon Capture Utilisation & Storage (CCUS) en de bouw van een CO2-infrastructuur ter ondersteuning hiervan te onderzoeken. Het consortium is intussen Antwerp@C gedoopt en diende eind mei 2020 aanvragen in om Europese subsidies te verkrijgen voor uitgebreid onderzoek rond dit project. Het gaat daarbij over de aanleg van een nieuw leidingnetwerk, een verbinding met Rotterdam en over de bouw van een installatie om CO2 vloeibaar te kunnen maken en dus te kunnen verschepen. Het consortium mikt op een halvering van de 18 miljoen ton aan broeikasgassen die het uitstoot, een substantieel deel van de totale uitstoot van broeikasgassen in Vlaanderen.

 

Op 15 januari 2020 hebt u in de commissie gezegd dat de verdeling van de bevoegdheden inzake de decarbonisatie in België complex is. Op initiatief van de federale overheid en in overleg met de Gewesten werd er een juridische analyse van de precieze verdeling van die bevoegdheden opgestart. Het doel hiervan was het ontwikkelen van een samenhangend beleid.

 

In het kader van de Europese Green Deal zou de Europese Commissie een decarbonisatiepakket voor de gassector voorstellen dat de aspecten van de toekomstige energiepolitiek in dat domein zou bevatten. Bij de voorbereiding van het decarbonisatie­pakket werd reeds in 2019 een samenwerking tussen de federale overheid en de Gewesten gelanceerd in het kader van ENOVER. Die samenwerking zou nog worden versterkt.

 

Mevrouw de minister, kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot die juridische analyse van de verdeling van de bevoegdheden ter zake? Is de federale overheid, net als de Vlaamse regering, bereid om steun te verlenen aan het project van het consortium in Antwerpen dat een belangrijke CO2-reductie kan teweegbrengen in België? Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de ontwikkelingen rond het decarbonisatiepakket voor de gassector in het kader van de Europese Green Deal?

 

03.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer Ravyts, de federale overheid erkent dat een diepgaande decarbonisatie van het energie­systeem nodig is met het oog op klimaat­neutraliteit tegen 2050, waarbij naast verdere elektrificatie ook een rol is weggelegd voor onder meer hernieuwbare en gedecarboniseerde gassen, waaronder waterstof en synthetische brandstoffen. Met het oog op de productie van dergelijke gassen en brandstoffen kan CCUS een interessante piste vormen, bijvoorbeeld door de productie van zogenoemd blauwe waterstof door SMR in combinatie met CCUS.

 

De verdeling van de bevoegdheden tussen de verschillende entiteiten in België om beleid te ontwikkelen inzake deze decarbonisatie, inclusief CCUS, is echter complex, onder meer omdat verschillende beleidsdomeinen direct of indirect betrokken zijn: naast Energie en Leefmilieu ook onder meer Mobiliteit, Industrieel Beleid en Innovatie.

 

De AD Energie heeft daarom aan een externe adviseur advies gevraagd over een aantal juridisch-technische aspecten in verband met de bevoegdheidsverdeling inzake waterstof en hernieuwbaar gas als input om de federale positie te kunnen ontwikkelen. Dit advies werd ondertussen bezorgd aan de AD Energie, waar het nog wordt bestudeerd. Tot een eventuele steunverlening aan het consortium Antwerp@C door de federale overheid kan in ieder geval alleen worden besloten nadat de resultaten van de analyse door de AD Energie gekend zijn.

 

Op 11 december 2019 publiceerde de Europese Commissie de European Green Deal, waarin de contouren van de prioriteiten voor de Commissie-Von der Leyen worden geschetst. De scope van het eerder aangekondigde decarbonisatiepakket voor de gassector werd erin uitgebreid tot een breder initiatief inzake smart sector integration. Zo zal er worden gekeken naar de optimale interactie tussen verschillende energiedragers als elektriciteit, gas, warmte en waterstof, en tussen diverse beleidsdomeinen in het bijzonder Energietransport, Industrieel Beleid en Landbouw, om tot een kostenefficiënte decarbonisatie van het energiesysteem te komen.

 

Volgens de meest recente informatie is de publicatie van deze communicatie over smart sector integration, die het overkoepelend kader zal vormen voor meer gerichte initiatieven op EU-niveau, bijvoorbeeld voor waterstof, gepland voor eind juni. Mijn administratie bereidt zich hier dan ook grondig voor en zij heeft reeds initieel overleg met de Gewesten opgestart om op een efficiënte manier een Belgische positie te kunnen bepalen zodra het document wordt gepubliceerd.

 

03.03  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor de accurate informatie.

 

Het advies werd bezorgd aan de AD Energie en wordt bestudeerd. Ik ben blijkbaar net op tijd, want eind juni, dat is vandaag.

 

03.04 Minister Marie-Christine Marghem: Dat was het moment van de vraag van de administratie.

 

03.05  Kurt Ravyts (VB): Ik heb daar alle begrip voor.

 

Samen met u kijk ik uit naar het overkoepelend kader met betrekking tot die smart sector integration. Ik zal hierop zeker terugkomen de komende maanden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De toegenomen middelen voor het Just Transition Fund en de stand van zaken van het Belgische dossier" (55006640C)

- Samuel Cogolati aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het Energietransitiefonds" (55006847C)

- Thierry Warmoes aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het Energietransitiefonds" (55006938C)

- Tinne Van der Straeten aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het Energietransitiefonds" (55006951C)

04 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'augmentation des moyens du Fonds pour une transition juste et le point sur le dossier belge" (55006640C)

- Samuel Cogolati à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le Fonds de transition énergétique" (55006847C)

- Thierry Warmoes à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le Fonds de transition énergétique" (55006938C)

- Tinne Van der Straeten à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le Fonds de transition énergétique" (55006951C)

 

04.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik onderbreek u even. Is het mogelijk dat de vragen verkeerdelijk zijn samengevoegd? Vragen over het Just Transistion Fund en het Energietransitiefonds zijn onder dit punt samengevoegd, maar er staan nog vragen over het Energietransitiefonds op de agenda. Het gaat mij om de volgorde van de vragen.

 

04.02 Minister Marie-Christine Marghem: Ik heb vier vragen gekregen over het Energietransitiefonds en één of twee over het Just Transition Fund.

 

04.03  Kurt Ravyts (VB): Mijn vraag gaat over het Just Transition Fund. Dat heeft niets te maken met het Energiefonds.

 

04.04 Minister Marie-Christine Marghem: Exact.

 

04.05  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Ik stel voor dat we de volgorde aanhouden zoals die op de agenda staat. Ik wilde het gewoon signaleren omdat er straks nog vragen over het Energietransitiefonds aan bod komen.

 

De voorzitter: Ik stel voor dat wij gewoon de agenda volgen om verwarring te voorkomen.

 

Mevrouw de minister, stemt u daarmee in?

 

04.06 Minister Marie-Christine Marghem: Ja.

 

De voorzitter: Mijnheer Ravyts, ik geef u het woord.

 

04.07  Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de Europese Commissie stelt voor dat 25 % van alle EU-programma's die geld naar de lidstaten schuiven, moet worden besteed aan vergroening. Ook het Europees Transitiefonds voor de regio's die moeite hebben met de energietransitie of reconversie krijgt nu, althans volgens de pers, fors meer middelen. Voor de financiering van dat Just Transition Fund, gelinkt aan het cohesiebeleid, stelde de Europese Commissie in het voorjaar aanvankelijk een budget van 7,5 miljard euro voorop. Nu stijgt dat, althans volgens de pers, naar 40 miljard euro, waarbij het Belgisch budget zou stijgen – ik spreek in de voorwaardelijke wijs – van 68 miljoen euro naar 380 miljoen euro. De vrijgave van de volledig toegewezen financiële middelen uit het Just Transition Fund staat natuurlijk wel in verband met de evolutie van de nationale doelstellingen naar klimaatneutraliteit tegen 2050.

 

In het Overlegcomité van februari 2020 hebben de overheden in dit land zich er ook toe verbonden om de nationale langetermijnstrategie op geregelde tijdstippen te actualiseren en zodoende nog eens de gemeenschappelijke wil te beklemtonen om naar koolstofneutraliteit te streven. De kern van mijn vraag gaat over de eigenlijke toewijzing van de JTF-middelen, wat via de territoriale Just Transition Plans gebeurt. Zelfs al is het Europees cohesiebeleid in België tot nu toe uitsluitend door de Gewesten uitgevoerd, is het uitermate belangrijk om de financiële middelen van het JTF op de juiste manier te besteden. Bijgevolg stelde u in het voorjaar dat er zo snel mogelijk overleg moest worden gepleegd met de Gewesten, de Gemeenschappen en alle stakeholders.

 

Mevrouw de minister, kunt u bevestigen dat de middelen voor het JTF door de Europese Commissie zullen worden opgetrokken en dat dus ook de middelen voor België tot 380 miljoen euro stijgen? Dat stond zo in de pers, ik vraag gewoon uw bevestiging.

 

Welke is de intra-Belgische stand van zaken rond de voorbereiding van het Belgische territoriale Just Transition Plan? In hoeverre werd daarover al met de Gewesten overlegd?

 

Kunt u een overzicht geven van de behandeling van dit dossier op DGE-niveau, in het CCIM, binnen ENOVER en binnen de FOD Financiën, waarvan u op 11 februari stelde dat de FOD Financiën verzocht was om dienaangaande een coördinerende taak op zich te nemen?

 

04.08  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, ma question est plus précise et concerne le Fonds de transition énergétique alimenté par la prolongation de Doel 1et 2. Vous avez pris la décision d'accorder au Fonds, cette année, 23 millions d'euros à quinze projets en matière d'énergie dans différents secteurs, dont 7,7 millions d'euros, soit un tiers, doivent être attribués au secteur nucléaire.

 

J'aimerais en savoir davantage sur les projets soutenus dans le secteur du nucléaire (durée, bénéficiaires, etc.).

 

De voorzitter: Collega Warmoes is belet. Hij vraagt om zijn vraag nr. 55006938C om te zetten in een schriftelijke vraag, maar omdat het hier gaat over samengevoegde vragen is dit niet mogelijk, bijgevolg komt de vraag te vervallen.

 

04.09  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag gaat niet over het Just Transition Fund maar over het Energietransitiefonds. Voor de inleiding verwijs ik naar de ingediende vraag.

 

Mevrouw de minister,

uit het persbericht van de ministerraad:

Er werden tweeënveertig projectvoorstellen ontvangen binnen de vooropgestelde deadline, waaronder zestien die voldeden aan de selectie- of deelnemingscriteria. Daarvan behaalden er vijftien minstens vijftig procent van de quotering op de globale evaluatie van de toekenningscriteria.

Samen krijgen deze projecten zo'n 23 miljoen euro subsidies. Deze werden verdeeld over drie assen. Eén: de productie van energie op basis van hernieuwbare energiebronnen in de Noordzee en de biobrandstoffen: 10,5 miljoen euro. Twee: nucleaire energie (fusie, ontmanteling, afvalbeheer): 7,7 miljoen euro. Drie: bevoorradingszekerheid en evenwicht van het distributienet: 4,7 miljoen euro.

 

Het gaat over het Energietransitiefonds en de goedgekeurde projecten.

 

Welke begunstigden kregen hoeveel subsidie?

 

Hoeveel gaat naar hernieuwbare energie in de Noordzee, dus uitgezonderd biobrandstoffen?

 

Er zijn zeer veel projecten inzake nucleaire energie. Op welke wijze dragen zij bij tot de energietransitie?

 

04.10 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer de voorzitter, ik zou graag eerst antwoorden op de vragen van de heer Ravyts.

 

De voorzitter: Dat is goed. Daarna kan hij dan repliceren en dan kunt u antwoorden met betrekking tot het Energietransitiefonds.

 

04.11 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer de voorzitter, zoals u weet publiceerde de Europese Commissie op 27 mei haar voorstel tot herstelplan Next Generation EU. Daarin staat een voorstel tot verhoging van de middelen voor het Just Transition Fund naar 40 miljard euro. Voor België zou dit inderdaad 380 miljoen euro betekenen in plaats van de oorspronkelijke 67,4 miljoen euro.

 

Het is uiteraard positief dat België meer middelen ter beschikking zal hebben om de rechtvaardige transitie in ons land te ondersteunen. Klimaatneutraliteit an sich vergt echter natuurlijk veel meer dan deze som. Daarbij mogen wij niet uit het oog verliezen dat de mogelijkheid tot halvering van het fonds, vanwege het gebrek aan klimaatneutraliteit als nationale doelstelling, ons nog steeds boven het hoofd hangt. Dit zou een groot verlies betekenen voor ons land.

 

De verhoging van de middelen voor het JTF zou een stap in de goede richting zijn, maar voorzichtigheid blijft geboden. Het gaat in dezen bovendien nog steeds om een voorstel van de Europese Commissie dat nog goedgekeurd moet worden door het Europees Parlement en de Raad.

 

In verband met de stand van zaken met betrekking tot de Territorial Just Transition Plans, op 26 mei heeft de taskforce Sustainable Finance, onder de vleugels van de FOD Financiën, een eerste keer intra-Belgisch overlegd over de stand van zaken van het JTF en het Just Transition Mechanism, waarvan het fonds deel uitmaakt.

 

Met betrekking tot de stappen voor de ontwikkeling van de territoriale plannen zal er in juli een technisch en politiek overleg tussen de federale overheid en de Gewesten plaatsvinden om de terms of reference voor het transitieplan op te stellen, in overleg met de DG REFORM en de DG REGIO van de Europese Commissie.

 

Welk Belgisch besluitvormingorgaan de terms of reference formeel zal valideren is nog niet beslist. Belangrijker op dit moment is dat de acties van alle betrokken overheden zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd.

 

In augustus schrijft de Commissie de overheidsopdracht uit. In oktober zal dan de technische assistentie worden verleend.

 

Tot slot wijs ik u erop dat de federale overheid in het kader van het Nationaal Energie- en Klimaatplan de opdracht heeft gekregen om een nationaal debat over rechtvaardige transitie te organiseren, waarbij alle politieke actoren, autoriteiten en belanghebbenden moeten worden betrokken. Deze dialoog zal worden ondersteund door een analyse van de positieve en negatieve effecten van de overgang naar een klimaatneutrale samenleving en zal met name op de identificatie van beleidsopties gericht zijn.

 

Het spreekt voor zich dat ook de uitkomst van deze maatschappelijk dialoog een belangrijk element vormt voor elke beslissing met betrekking tot de besteding van de middelen die België uit het JTF zou krijgen.

 

04.12  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor de actualisering van de toestand.

 

Ik onthoud dat er op 26 mei een eerste overleg van de FOD Financiën over de sustainable finances plaatsvond. Er zal ook een technisch en politiek overleg in juli plaatsvinden. In augustus is er dan de overheidsopdracht op Europees niveau.

 

De nationale dialoog in het NEKP over de rechtvaardige transitie, waar de besteding van de middelen zal worden bepaald, is ook heel belangrijk.

 

Ik dank u voor de actualisering. Ook hierover zullen wij na de zomer in gesprek gaan.

 

04.13  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, dans le cadre de l'appel à projets du 31 octobre 2019, 42 propositions de projet ont été reçues dans le délai imparti, à savoir jusqu'au 31 janvier 2020. Parmi ces propositions, seize répondent aux critères de sélection ou de participation; quinze des seize projets recevables ont obtenu au moins 50 % de la cotation à l'évaluation globale des critères d'attribution.

 

Le Conseil des ministres du 6 juin 2020 a, par conséquent, marqué son accord quant à l'octroi d'une subvention à quinze projets d'un montant total de 23 006 075 euros. Les projets sont répartis selon les trois axes thématiques du Fonds de transition énergétique tels que décrits en détail dans l'appel à projets en vigueur au 31 octobre 2019 publié sur le site du SPF Économie.

 

À la lumière des compétences de l'État fédéral dans le cadre du Fonds de transition énergétique, les trois axes thématiques sont les suivants: axe 1, sources d'énergie renouvelable dans la zone économique exclusive belge en mer du Nord et biocarburants; axe 2, énergie nucléaire; axe 3, sécurité d'approvisionnement et équilibre du réseau de transport.

 

Pour une description circonstanciée de ces axes thématiques, il est également renvoyé à l'appel à propositions de projet d'octobre 2019. Je vais vous envoyer, au cours de cette réunion de commission, un tableau que je ne vais évidemment pas vous décrire verbalement car un petit dessin vaut mieux qu'un long discours. Ce tableau vous permettra d'apprécier la qualité des projets ou, en tout cas, leur nom, l'axe thématique auxquels ils répondent et le montant de l'aide qui leur est accordée.

 

Vous pouvez, en outre, consulter un tableau plus détaillé reprenant la description des quinze projets sélectionnés. Pour ce faire, je vais vous communiquer le lien qui vous permettra d'y accéder.

 

Tous les critères de sélection et de participation en vigueur sont énumérés au chapitre 3 de l'appel à projets dont question qui date, comme je l'ai dit, du 31 octobre 2019. Cet appel à projets peut être consulté sur la page internet du Fonds de transition énergétique en cliquant sur le lien que je vais vous communiquer.

 

Le deuxième axe thématique du Fonds de transition énergétique qui a trait à l'énergie nucléaire vise à encourager la recherche et le développement dans des projets innovants relatifs à l'énergie nucléaire: fission et fusion, sûreté nucléaire, démantèlement, gestion des déchets radioactifs et des combustibles usés en vue de préparer la sortie progressive du nucléaire. Cette liste n'est pas exhaustive.

 

Madame Van der Straeten, je peux répéter ce que je viens de dire en néerlandais, si vous le souhaitez. Mais je pense que vous comprenez très bien le français et que personne n'a envie de m'entendre lire en néerlandais, langue que je maîtrise peut-être moins bien. Nous vous enverrons pendant la commission le tableau et les liens

 

04.14  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. Je me réjouis de recevoir ce lien avec les détails plus précis des projets concernés.

 

Je dois vous avouer que je trouve assez paradoxal qu'un fonds qui doit prévoir la sortie du nucléaire, et qui est d'ailleurs financé par la prolongation des réacteurs Doel 1 et 2, finance en réalité de nouveaux projets dans ce secteur. D'autant plus parce que la directive Euratom impose à l'exploitant de prendre en compte et de supporter tous les coûts qui ont trait à la gestion des déchets radioactifs, y compris les coûts de recherche et de développement.

 

Je pense à un fonds similaire, le Fonds de transition juste de la Commission européenne. On se rend bien compte que le secteur nucléaire est complètement exclu de ce fonds de la commission. Je trouve étonnant qu'en Belgique, on ne suive pas cette évolution du niveau européen.

 

04.15 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer de voorzitter, ik heb nog een antwoord voor mevrouw Van der Straeten op haar tweede vraag.

 

Dit jaar zijn er geen projecten met betrekking tot hernieuwbare energie in de Noordzee geselecteerd, maar misschien ook niet ingediend. In de vorige oproepen zijn er wel geselecteerd. Meestal hebben dergelijke projecten een lange looptijd, die tot vijf jaar kan bedragen.

 

04.16  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Ik dank mevrouw de minister voor haar antwoord, dat een herhaling is van het wettelijke kader en een herhaling van hetgeen dat op de website staat.

 

Het gaat hier uiteindelijk over een aantal andere dingen, namelijk over de beoordeling van de projecten. Op de lijst met goedgekeurde projecten vallen toch wel een aantal zaken heel erg op. Blijkbaar wordt in Vlaanderen geen fundamenteel onderzoek gedaan, alleen in Wallonië. Daarnaast moet de beoordeling van de criteria voor fundamenteel versus niet-fundamenteel onderzoek bekeken worden. We krijgen straks de tableau en kunnen er dan nog eens extra naar kijken, maar er zitten toch een aantal bijzondere projecten bij. Het project van ArcelorMittal betreft het koolstof halen uit de verbranding van steenkool. Dit wordt uitgestoten en dat is dan een biobrandstofproject. Dat lijkt mij iets bijzonders. Ik heb ernstige vragen over de geselecteerde projecten en of ze wel degelijk beantwoorden aan de criteria.

 

Dragen die projecten werkelijk bij aan de energietransitie? Misschien moet er eens een globale oefening gebeuren over de jaren heen. Er zijn namelijk al een aantal projectoproepen geweest over de jaren heen. Er moet bekeken worden hoe het fonds beter kan werken zodat de projecten die daarin worden goedgekeurd eigenlijk pertinenter zijn.

 

04.17  Marie-Christine Marghem, ministre: Je crois qu'il faut d'abord analyser l'ensemble du dossier, qui vous est accessible par les liens que je vais vous communiquer. Une législation peut bien sûr toujours évoluer et peut faire l'objet de propositions. Je ne dis pas que les choses sont parfaites. L'arrêté royal qui fonde l'ensemble des critères et qui sert de règle à l'administration pour leur appréciation des projets proposés chaque année peut évidemment être critiqué et amélioré. Il faut pouvoir en discuter ultérieurement, quand chacun aura la même connaissance du dossier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Samuel Cogolati à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le site de Tecnubel-Transnubel-ECS à Villers-le-Bouillet" (55006646C)

05 Vraag van Samuel Cogolati aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De site van Tecnubel-Transnubel-ECS in Villers-le-Bouillet" (55006646C)

 

05.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen):"Quelles sont les missions précises de gestion des déchets radioactifs etde démantèlement de Tecnubel, Transnubel et ECS à Villers-le-Bouillet ?Quel volume et quels types de déchets radioactifs Tecnubel, Transnubel et ECS sont-ils autorisés à gérer sur leurs sites de Villers-le-Bouillet? Selon l'ONDRAF, quel est l'inventaire des déchets nucléaires et matériaux radioactifs présents sur le site de Tecnubel/Transnubel à Villers-le-Bouillet ? Quels sont les coûts nucléaires estimés pour les déchets radioactifs physiquement présents sur le site de Transnubel à Villers-le-Bouillet ? Quel est le niveau de radioactivité des matériaux entreposés par ces sociétés à Villers-le-Bouillet ? Quelle est la protection mise en place contre les rayonnement ionisants à Villers-le-Bouillet ?" 

 

05.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur Cogolati, dois-je vous répondre maintenant ou puis-je le faire par écrit?

 

05.03  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, si vous m'envoyez votre réponse assez rapidement, c'est très bien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen nrs. 55006757C van de heer Ben Achour en 55006759C van de heer Wollants worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

06 Samengevoegde vragen van

- Leen Dierick aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het vereenvoudigen van de energiefactuur" (55006779C)

- Kurt Ravyts aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De uitvoering van het akkoord van oktober 2018 over de vereenvoudiging van de energiefactuur" (55006792C)

06 Questions jointes de

- Leen Dierick à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La simplification de la facture énergétique" (55006779C)

- Kurt Ravyts à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'exécution de l'accord d'octobre 2018 sur la simplification de la facture énergétique" (55006792C)

 

06.01  Leen Dierick (CD&V): Omdat een energiefactuur voor veel consumenten een kluwen is, werd in 2018 het initiatief genomen door de verschillende ministers bevoegd voor energie in ons land en door de federale minister van consumenten om de energiefactuur eenvoudiger te maken. Iedereen zou duidelijke informatie krijgen over hoeveel energie verbruikt werd, hoe groen die energie is, welk contract men heeft en hoe de factuur precies opgesplitst is over energieprijs, netkosten en diverse taksen en bijdragen. Het initiatief werd jammer genoeg niet afgerond.

 

Mijn vragen aan de Minister zijn:

 

1. Er was een akkoord met alle energieministers om te werken aan een eenvoudigere energiefactuur voor consument. Waarom werd dit niet gefinaliseerd?

 

2. Welke stappen hadden nog gezet moeten worden om dit initiatief te finaliseren? Zijn er wetswijzigingen nodig en zo ja, welke?

 

3. Zal de Minister nog een initiatief nemen? Zo ja, welke?

 

Ik dank de minister voor haar antwoord.

 

06.02  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, in oktober 2018 heeft toenmalig federaal minister van Consumentenzaken Kris Peeters met alle energieministers van België een akkoord gesloten om de energiefactuur te vereenvoudigen. De consumenten moesten meer inzicht krijgen in onder andere hun verbruik, de kostprijs, de modaliteiten van hun contract en de manier waarop de factuur precies wordt opgesplitst. Die vereenvoudiging moest tegen 1 maart 2019 zijn afgerond. Volgens verklaringen van de Vlaamse minister van Energie begin april 2019 zou de verdere uitvoering van het akkoord verhinderd of bemoeilijkt zijn, doordat de federale regering in lopende zaken ging.

 

Kunt u bevestigen dat het akkoord van oktober 2018 om de energiefactuur te vereenvoudigen, niet volledig kon worden geïmplementeerd? Welke aspecten van het akkoord moeten nog worden uitgevoerd? Welke wetswijzigingen zijn gebeurlijk hiervoor nodig?

 

06.03 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer de voorzitter, ik zal heel kort zijn.

 

Ik ben het er helemaal mee eens, maar ik ben niet bevoegd voor het dossier. Dat is de verantwoordelijkheid van de minister van Consumenten.

 

06.04  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, dat antwoord verbaast mij, want het akkoord was volgens mij wel degelijk gesloten met de verschillende ministers bevoegd voor Energie. De minister van Consumenten is daarbij ook betrokken, maar alles op haar afschuiven lijkt mij toch raar.

 

Ik zal mijn vraag dus ook aan haar richten.

 

06.05  Marie-Christine Marghem, ministre: Premièrement, je vais simplement répondre à Mme Dierick qui a vécu la précédente législature avec moi que c'était un geste de gentillesse et de collégialité de M. Kris Peeters. Deuxièmement, le texte que j'ai sous les yeux est très clair. Mon administration est d'avis qu'il s'agit de la respon­sabilité du ministre des Consommateurs. Je suis donc mon administration mais je veux bien rappeler à Mme Muylle que nous avons cet accord – parce qu'elle ne le connaît pas –, et y travailler avec elle le plus rapidement possible, sachant qu'elle est occupée à un tas d'autres choses. Nous pouvons lui en parler ensemble.

 

06.06  Kurt Ravyts (VB): Ik was van plan hetzelfde te zeggen als collega Dierick.

 

Mevrouw de minister, u was wel aanwezig in oktober 2018. Ik heb nu begrepen dat dit een collegiale geste was van gentleman Kris Peeters. Wij zullen mevrouw Muylle daarover bevragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega Warmoes heeft verzocht zijn vraag nr. 55006815C om te zetten in een schriftelijke vraag.

 

07 Samengevoegde vragen van

- Reccino Van Lommel aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het politieke akkoord van het Pentalateraal Forum over de rol van waterstof" (55006838C)

- Bram Delvaux aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De ambitie van het Pentalateraal Energieforum inzake waterstof" (55007536C)

07 Questions jointes de

- Reccino Van Lommel à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'accord politique du Forum pentalatéral au sujet du rôle de l'hydrogène" (55006838C)

- Bram Delvaux à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'ambition du Forum pentalatéral de l’énergie en ce qui concerne l'hydrogène" (55007536C)

 

07.01  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, mijn vraag handelt over het politieke akkoord dat bij het Pentalateraal Forum werd bereikt over de rol van waterstof in de komende periode. Daaruit bleek en blijkt ook uit een aantal andere signalen die wij horen, dat Nederland de komende jaren een voortrekkersrol wil spelen in een klimaatneutrale energievoorziening in Europa. Het ziet waterstof daarbij als een cruciale factor. Het wil zich bijgevolg ook verder positioneren als een soort waterstofhub in Noord-West-Europa. In dat Pentalateraal Forum zitten behalve Nederland uiteraard ook België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk en Zwitserland.

 

Mevrouw de minister, daarom had ik graag van u het volgende vernomen.

 

Wat is tijdens dat Pentalateraal Forum juist beslist? Wat zijn de gevolgen voor het federale beleid inzake waterstof in België? Welke rol zal België ter zake tijdens de verdere ontwikkeling van waterstof in de toekomst opnemen?

 

07.02  Bram Delvaux (Open Vld): Mevrouw de minister, mijn vraag sluit uiteraard aan bij de vraag van de heer Van Lommel.

 

Wij hebben vastgesteld dat het Pentalateraal Energieforum vrij recent, tijdens de maand mei 2020, een verklaring heeft afgelegd over de te verstrekken samenwerking op het vlak van waterstof. Het engagement of de bedoeling is een gezamenlijke langetermijnvisie te ontwikkelen, eventuele hindernissen op het vlak van regelgeving of handel te identificeren, het grensoverschrijdende gebruik van waterstof te bevorderen en dies meer.

 

De heer Van Lommel heeft al naar Nederland verwezen, maar ook Duitsland heeft recent zijn nationale strategie op het vlak van waterstof voorgesteld.

 

Mevrouw de minister, daarom heb ik een aantal vragen voor u.

 

Wat was de rol van België bij het opstellen van de gezamenlijke politieke verklaring van het Pentalateraal Energieforum? Welke accenten heeft België ter zake precies gelegd? Hoe staat u tegenover de ontwikkeling van waterstof? Waar ziet u een rol voor ons land? Wat verwacht België van de Europese strategie inzake waterstof? Welke standpunten werden door ons land aan de Europese Commissie overgebracht? Is een nationale waterstofstrategie in samenwerking met de Gewesten ook voor ons land aan de orde?

 

07.03 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van Lommel, eind mei werd inderdaad de joint declaration of the Pentalateral Energy Forum on hydrogen ondertekend door de Pentalanden, waaronder België. In die verklaring drukken de Pentalidstaten in essentie hun inzet uit om de samenwerking te versterken op het vlak van waterstof die op CO2-reducerende wijze geproduceerd wordt, met als doel bij te dragen tot de volledige decarbonisatie van het energiesysteem, voornamelijk met een focus op waterstof die uit hernieuwbare energiebronnen geproduceerd wordt. Die groene waterstof zal vooral op langere termijn een rol spelen in het decarbonisatieproces.

 

De rol van waterstof in het decarbonisatieproces wordt voornamelijk erkend in het kader van het decarboniseren van moeilijk te decarboniseren sectoren zoals de industrie en het transport. Waterstof zal eveneens een belangrijke rol spelen in een geïntegreerd toekomstig energiesysteem in Europa, dat gebaseerd is op sectorkoppeling.

 

Aangezien er nog geen nieuwe federale regering is, is er nog geen geïntegreerde nationale strategie met betrekking tot waterstof. Wat de concrete gevolgen zijn voor het federale beleid inzake waterstof is daarom nog niet duidelijk. In de interfederale reflectienota inzake waterstof, die in 2019 is opgesteld, werd echter wel vermeld dat de federale overheid in eerste instantie een faciliterende en coördinerende rol heeft. Zoals de zaken er heden ten dage voorstaan, zal die als basis genomen worden.

 

Midden juni zou de Europese Commissie zowel een smart sector integration strategy als een waterstofstrategie uitbrengen. Ook voor België zal de ontwikkeling van waterstof hoogstwaarschijnlijk een belangrijke rol spelen in een geïntegreerd, toekomstig energiesysteem in Europa, dat gebaseerd is op sectorkoppeling. Opportuniteiten inzake waterstof worden over het algemeen teruggevonden in de industriesector, bijvoorbeeld bij raffinaderijen en de staal- en chemische industrie.

 

Ook lijkt er een grote rol weggelegd te zijn voor de Belgische havens: de havens van Antwerpen en Gent en Port of Zeebrugge. Daarenboven zijn verschillende Belgische bedrijven, zoals Colruyt, Air Liquide en Agfa-Gevaert, reeds sterke spelers inzake waterstoftechnologie en willen zij die verder ontwikkelen.

 

Bovendien heeft de FOD Economie op 6 maart een oproep tot indiening van blijken van belangstelling van de federale en regionale Belgische entiteiten voor een IPCEI-waterstof – pardonnez-moi, mais je ne connais pas l'acronyme – gelanceerd. Het doel van OIB is om de actoren te identificeren die op het Belgisch grondgebied zouden kunnen deelnemen aan die projecten op Europese schaal, waarbij ik opmerk dat er momenteel nog geen IPCEI-waterstof als dusdanig bestaat. Op basis daarvan zal er een onderbouwde beslissing worden genomen over de deelname aan IPCEI-waterstof. In meer algemene zin zal België ook verder inzetten op de analyse van de opportuniteiten omtrent de ontwikkeling van waterstof.

 

Mijnheer Delvaux, België is actief lid van het Pentalateraal Energieforum. De pen voor die verklaring werd vastgehouden door Oostenrijk en Nederland als voortrekkers inzake waterstof. Mijn diensten hebben de besprekingen van nabij en actief gevolgd, samen met vertegenwoordigers van de Gewesten. België staat dus helemaal achter de boodschap van de politieke verklaringen.

 

Op uw tweede en vierde vraag, waterstof is zeker heel belangrijk voor België. Momenteel lopen er al enkele testprojecten, onder andere in de haven van Antwerpen en bij Fluxys. Mijn diensten leveren ook de vergunningen voor de waterstofleidingen. Mijn administratie onderzoekt momenteel de bevoegdheden inzake de ontwikkeling en het gebruik van waterstof. Op basis daarvan zullen wij een federale visie inzake waterstof voorstellen. Er vindt over waterstof reeds structureel energieoverleg plaats met de Gewesten in de werkgroep Waterstof om een nationale visie inzake waterstof te ontwikkelen.

 

De Europese Commissie zal op 18 juli de strategie voorstellen die ze heeft ontwikkeld zonder de lidstaten te consulteren. We zullen het voorstel van strategie van de Commissie dus aandachtig bestuderen en onze commentaar overmaken om te komen tot een gebalanceerde strategie die voldoet aan onze verwachtingen.

 

07.04  Reccino Van Lommel (VB): Mevrouw de minister, in de doelstellingen van dat Pentalateraal Forum wordt de inzet uiteraard uitgedrukt. Er wordt gefocust op groene waterstof in het kader van de verdere decarbonisatie.

 

U zei dat er nog geen nieuwe federale regering is en hoewel ik daar enigszins begrip voor heb, kan ik alleen hopen dat men in de voorbije jaren niet heeft stilgezeten. Als dergelijke overlegmomenten plaatsvinden, dan vraag ik mij af wat België eigenlijk te verkondigen heeft in dat debat. Die bijeenkomsten zijn immers zeer belangrijk.

 

U zegt dat de federale overheid een faciliterende rol heeft als het gaat over het verdere onderzoek naar opportuniteiten. Dat antwoord is dus vrij vaag en wollig. We mogen gerust veel meer ambitie uitstralen inzake waterstof. We zien immers dat Nederland een absolute voortrekker wil zijn voor heel Europa. Waarom kunnen wij ook geen tandje bijsteken, de opportuniteiten verder onderzoeken en mee de kar trekken?

 

07.05  Bram Delvaux (Open Vld): Mevrouw de minister, het is belangrijk dat wij in België historisch veel pijpleidingen hebben. U hebt ook verwezen naar de diverse proefprojecten, klein en groot, die intussen lopen. Vooral die inzake groene waterstof zijn heel positief. België heeft dus heel wat troeven in het waterstofverhaal waarop we moeten inzetten en we moeten Europa oproepen om daar ambitieus in te zijn. We moeten werken aan een duidelijke visie inzake waterstof en er tegelijkertijd voor zorgen dat we de boot niet missen. We hebben al een pioniersrol in het offshoregebeuren, laten we die ook ontwikkelen met betrekking tot waterstof.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De projecten die via het Energietransitiefonds gesubsidieerd worden" (55006853C)

- Kris Verduyckt aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het Energietransitiefonds en de projecten voor 2020" (55006931C)

08 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Les projets subsidiés par le Fonds de transition énergétique" (55006853C)

- Kris Verduyckt à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le Fonds de transition énergétique et les projets pour 2020" (55006931C)

 

08.01  Kurt Ravyts (VB): Ik zoom met deze vraag in op een specifiek aspect van de subsidiëring van projecten.

 

Mevrouw de minister, u hebt bekendgemaakt dat er 15 projecten ten belope van 23 miljoen euro worden gesubsidieerd en dat de helft van de subsidies naar projecten van hernieuwbare-energieproductie op zee gaat. Volgt u als federaal minister ook de Vlaamse actieradius? In februari 2019 ondertekenden de Vlaamse regering en enkele bedrijven het Blauwe Clusterpact, waarmee ze willen inzetten op duurzame initiatieven op, in en rond de Noordzee. Ook hier wordt gewerkt met een projectenoproep waarbij wel breder wordt gemikt dan alleen op hernieuwbare energie. Een van de leden van de cluster kondigde begin vorig jaar een project aan voor een multifunctioneel eiland op zee, met onder andere energieopwekking en energieopslag. Het doel van de studie was de inschatting van de techno-economische haalbaarheid van een multi-use-eiland.

 

Het federaal Energietransitiefonds subsidieert dan weer een haalbaarheidsstudie naar de rentabiliteit van een multifunctioneel eiland met belangrijke energiefunctie voor de Belgische kust, namelijk het project C-nergy. De studie C-nergy gaat uit van een combinatie van innovatieve technieken voor energieopwekking en energieopslag op een kunstmatig eiland. Beide projecten behandelen eigenlijk hetzelfde, tenzij de minister dat kan weerleggen. De focus van de federaal gesubsidieerde studie van vijftien maanden van onder andere Econopolis Strategy nv, de Uliège en Dredging International ligt op alle energiegerelateerde activiteiten en potentiële kostenreducties.

 

Worden de projecten uit het Energietransitiefonds eigenlijk afgestemd op Vlaamse innovatie­projecten in verband met de blauwe economie, zeker wanneer ze ook energieopwekking op de Noordzee behelzen?

 

In hoeverre wordt, los van een aantal wettelijke procedures rond vergunningen, eigenlijk samen­gewerkt rond de toekomstige hernieuwbare-energieproductie en -energieopslag op zee tussen de federale regering en de deelstaat Vlaanderen? Ik verwijs bijvoorbeeld naar de plannen voor waterstoffabrieken en het advies dat aan DG Energie werd bezorgd door het in een vorige vraag aangehaalde externe bureau. U subsidieert, de Vlaamse regering subsidieert, maar eigenlijk hebben de gesubsidieerde projecten hetzelfde doel. Kunt u wat meer klaarheid brengen?

 

08.02  Kris Verduyckt (sp.a): Het Energietransitiefonds beoogt onderzoek, ontwikkeling en innovatie op het vlak van energie aan te moedigen en te ondersteunen. In het kader van het Energietransitiefonds organiseert de Algemene Directie Energie jaarlijks een oproep tot voorstellen overeenkomstig artikel 3, §1, van het koninklijk besluit van 9 mei 2017 tot vaststelling van de gebruiksvoorwaarden van het Energietransitiefonds. De kandidaten moesten hun projectvoorstel indienen in oktober 2019, voor in aanmerking te komen voor projectsubsidies 2020. Zowel Belgische als Europese rechtspersonen komen hiervoor in aanmerking.

Op de ministerraad van 6 juni 2020 keurde de regering voor 23 miljoen€ aan steun goed voor 15 geselecteerde projecten. In de oproep werd er specifiek verwezen naar hernieuwbare energie in de Belgische exclusieve economische zone in de Noordzee, biobrandstoffen, kernenergie, bevoorradingszekerheid, netevenwicht.

VRAGEN:

Hoeveel aanvragen waren er voor deze projectoproep?

Welke projecten zijn geselecteerd (voor welke bedragen)? En aan welke energiebron worden ze gelinkt?

Op basis van welke criteria worden deze projecten geselecteerd?

Waarom kunnen projecten gelinkt aan kernenergie aanspraak kunnen maken op subsidies van het energietransistiefonds (in het kader van de voorziene kernuitstap)?

 

08.03 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer Ravyts, wat uw eerste vraag betreft, tot op heden werd de aard van de beoogde projecten in het Energietransitiefonds niet afgestemd op de Vlaamse innovatieprojecten in verband met blauwe economie, ook niet wanneer ze de energieopwekking op de Noordzee tot doel hebben.

 

Wat de tweede vraag betreft, in het kader van de offshore tender en de onshore netversterking vindt onder meer in een specifieke werkgroep ENOVER in het kader van het zogenaamde vergunningsverlenend en -faciliterend comité periodiek een overleg plaats tussen de federale en de gewestelijke overheden.

 

Samenwerking tussen de federale en gewestelijke overheden rond waterstof is er ook in het kader van onder andere de ENOVER-werkgroepen Waterstof en Opslag, Smart Sector Integration. Aangezien de transmissienetbeheerder Elia eveneens bevoegd is voor de ontwikkeling van het transmissienet in het Belgisch deel van de Noordzee worden offshore productie-eenheden dan ook op zee op het transmissienet aangesloten.

 

Zo wordt de energie beschikbaar gemaakt voor iedere vorm van afname, zowel op land als op zee, en dus ook voor de aangekondigde waterstoffabriek.

 

08.04  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, zoals ik al verwachtte, is uw antwoord kort en afgemeten.

 

Er is over de projecten inderdaad geen afstemming tussen de projecten in het Energietransitiefonds en de Vlaamse innovatieprojecten. Als men daarover even nadenkt, is dat toch wel merkwaardig. Sommige bedrijven gaan naar de federale overheid en dienen hun projecten in, terwijl andere bedrijven deel uitmaken van de Blauwe Cluster met de Vlaamse overheid, terwijl het volgens mij over hetzelfde gaat, namelijk energieopwekking en energieopslag op een kunstmatig eiland.

 

Ik vind dat geen ideale situatie. U bent daarvoor wel niet verantwoordelijk, maar uw partij is het samenwerkingsfederalisme toch genegen en ik vind dat er daarover toch eens moeten worden nagedacht, des te meer omdat er wel samenwerking is rond de offshore tender en het aan land brengen van de hernieuwbare energie. Dat is logisch, conform de bevoegdheden inzake de vergunningen.

 

Wij kunnen hierop de volgende jaren nog terugkomen.

 

08.05  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, ik heb geen antwoord gekregen. Ik zou toch graag een antwoord krijgen op mijn vraag of minstens het overzicht.

 

08.06  Marie-Christine Marghem, ministre: Je peux renvoyer à la réponse que j'ai donnée tout à l'heure, mais je peux aussi, comme c'est suggéré, vous l'envoyer par mail durant cette réunion. Vous pourrez alors l'examiner en détail y compris grâce aux liens informatiques vers le site du SPF Économie qui vous permettront de constater la qualité des dossiers dans les moindres détails.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Kris Verduyckt aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het Belgische standpunt met betrekking tot de EU-biodiversiteitsstrategie 2030" (55006906C)

09 Question de Kris Verduyckt à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La position belge en ce qui concerne la stratégie européenne 2030 en faveur de la biodiversité" (55006906C)

 

09.01  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, op 20 mei 2020 heeft Europa de biodiversiteitstrategie 2030 Bringing Nature Back into our Lives voorgesteld. Het is een hele boterham, ik vat het kort samen. Tegen die datum wil men 30 % van het Europese land en 30 % van de zee als beschermd gebied gaan beschouwen. De zaken die blijven hangen zijn het aanplanten van drie miljard bomen, het verminderen van het pesticidengebruik met 50 % en de hele aanpak van de rivieren.

 

Mevrouw de minister, ik ga ervan uit dat u ondertussen kennis hebt genomen van deze strategie. Graag ontving ik een eerste reactie van u met betrekking tot deze voorstelling.

 

Wat betekent dit volgens u concreet voor België op gebied van natuuruitbreiding en -herstel en op budgettair vlak?

 

Vandaag is in ons land 37 % van de zeeoppervlakte beschermd gebied, via het plan Natura 2000. In de praktijk zien wij echter dat het vooral gaat over een papieren bescherming en dat daar toch nog heel wat activiteiten plaatsvinden. Betekent het dat met deze strategie daarin ook eindelijk verandering komt?

 

09.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer de voorzitter, de EU-biodiversiteitstrategie 2030, met voorgestelde doelstellingen, werd positief onthaald, in de eerste plaats vanwege de noodzaak aan dringende actie teneinde de biologische diversiteit en de bodem te beschermen en te herstellen. Daarnaast werd deze ook positief onthaald gezien de impact van het biodiversiteitverlies op de economie, onze gezondheid, het welzijn van de burgers, het klimaat, ons voedsel enzovoort. Het is om deze redenen dat de strategie een holistische benadering hanteert, waarbij alle relevante sectoren zullen worden betrokken, om zo tot een geïntegreerde aanpak te komen. De federale regering juicht deze aanpak toe.

 

De doelstelling van natuuruitbreiding omvat gebieden met een juridisch beschermingsstatuut, zoals reservaten, gebied met belangrijke natuurwaarden die op duurzame en natuurgerichte wijze worden beheerd en verbindingszones tussen de gebieden.

 

In uitvoering van de EU-strategie werden nog geen concrete doelstellingen aangegeven per land. Dit zou ook voorbarig zijn, rekening houdend met het feit dat deze strategie voorlopig alleen de krijtlijnen uitzet met het oog op de internationale onderhandelingen omtrent een globaal biodiversiteitkader, dat volgend jaar in de conventie inzake biologische diversiteit zal aangenomen worden.

 

Hierna zullen de doelstellingen concrete uitwerking krijgen.

 

Voor dit dossier werd een specifiek netwerk van experts van het federale niveau evenals van de drie Gewesten opgericht. Via deze groep is het overleg omtrent deze strategie reeds lopend. Deze groep werkt op dit moment aan de opmaak van de standpuntfiche, die vervolgens aan de kabinetten zal worden voorgelegd ter voorbereiding van de informele raad Leefmilieu van de Europese Unie, die gepland is voor eind juni. Tevens vindt er samenwerking plaats met het netwerk van experts dat zich over de Farm to Fork Strategy buigt teneinde een consistente benadering van beide strategieën te verzekeren.

 

Wat betekent dit budgettair concreet voor België?

 

De strategie geeft aan dat een significant deel van de 25 % van het EU-budget dat toegekend is aan klimaatdoelstellingen zal worden geïnvesteerd in biodiversiteit, in het bijzonder via natuurgebaseerde oplossingen.

 

Door de implementatie van de klimaatmaatregelen zullen zodoende ook biodiversiteituitdagingen worden aangepakt. Ook het gemeenschappelijk landbouwbeleid zal met het oog op coherentie en consistentie tussen de Europese biodiversiteit en de Farm to Fork Strategy voor een deel aan de financiering bijdragen.

 

Een uitvoeringsplan met concrete maatregelen, indicatoren en mijlpalen, instrumenten en middelen, wordt in een volgende fase uitgewerkt, na goedkeuring van de biodiversiteitstrategie door het Europees Parlement en door de Europese Raad. Op basis hiervan zal de budgettaire weerslag kunnen worden bepaald.

 

De Europese biodiversiteitstrategie houdt ook een opportuniteit in voor financiële ondersteuning van uitvoeringsmaatregelen, het opzetten van samenwerking en capaciteitsopbouw. Investeren in de bescherming, het herstel, en het duurzame gebruik van de biodiversiteit, is daarnaast ook essentieel met het oog op het economisch herstel na COVID-19.

 

Zo werd berekend dat de kosten-batenratio voor een effectief wereldwijd natuurbeschermingsplan minstens 100 op 1 is. Dit hoeft niet te verbazen aangezien biodiversiteitverliezen, klimaatverandering en andere milieu-uitdagingen volgens het Wereldeconomisch Forum tot de grootste risico's voor de economie worden gezien.

 

Daarnaast wordt investeren in natuurlijk kapitaal als een van de vijf belangrijkste fiscale herstelmaatregelen gezien met het hoogste economische multiplicatoreffect en een positieve klimaatimpact.

 

De strategie bepaalt dat 10 % van de afgebakende 30 % van de oppervlakte een strikte bescherming moet krijgen.

 

Er is tevens bepaald dat voor alle Natura 2000-gebieden een actieplan met concrete doelen, maatregelen en monitoring wordt opgesteld en in uitvoering wordt gebracht. Volgens de bepalingen van de Habitatrichtlijn kunnen activiteiten in Natura 2000 doorgaan, mits ze werden beoordeeld op mogelijke milieueffecten en er geen impact wordt veroorzaakt op de aanwezige natuurwaarden. Bovendien zijn bepaalde activiteiten toegelaten en wordt in dit gebied ook aan natuurherstel gedaan.

 

In het Belgische deel van de Noordzee gaat het voornamelijk om het herstellen van grindbedden. Ook wordt onderwatergeluid beperkt om de natuurlijke habitat van onder andere de bruinvis en de zeevogels niet te verstoren.

 

Gezien de dringende noodzaak om het biodiversiteitverlies te stoppen, ook in marinegebieden, wordt nu een strikte bescherming ingevoerd op een beperkte oppervlakte van de afgebakende gebieden. Het is dus niet vereist om het hele mariene Natura 2000-gebied strikt te beschermen, wel om het beheerplan uit te voeren en te monitoren.

 

09.03  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor een eerste reactie hierop.

 

Op het vlak van leefmilieu zijn, zoals u zegt, klimaatopwarming en biodiversiteit de grootste uitdagingen. Ze zijn trouwens zeer sterk met elkaar verbonden en dat geldt ook voor onder andere de gezondheidscrisis die we nu meemaken.

 

U zegt dat dit positief wordt onthaald en dat is belangrijk: Ik verwacht van u als minister ook dat u dergelijk plan positief onthaalt en dat u dat ook zegt. Verder zegt u dat er nog geen concrete doelstellingen zijn en dat er nog verdere uitvoeringsplannen moeten worden gemaakt. In de toekomst zullen we het daar dus zeker nog over hebben. Ik kijk daar naar uit, want daar zijn heel wat interessante dingen over te zeggen. Natuurherstel gaat niet altijd samen met het planten van bomen en dergelijke, maar die concrete discussies kunnen we later nog voeren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Tinne Van der Straeten aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De audit van NIRAS" (55006953C)

10 Question de Tinne Van der Straeten à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'audit de l'ONDRAF" (55006953C)

 

10.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, EY heeft een audit uitgevoerd die betrekking had op het functioneren van NIRAS en de effectiviteit van het projectmanagement.

 

Ik heb hierover de volgende vragen.

 

Wanneer vond de audit plaats en op wat had de audit precies betrekking en op wat dus niet? Welke waren de conclusies van de audit? Welke punten werden aangepakt en waar; wat betreft interne organisatie, processen en procedures, dan wel punten die moeten worden aangepakt via een eventuele wetswijziging? Tot slot, kunt u het rapport bezorgen aan de commissie?

 

10.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer de voorzitter, ik heb een momentje nodig.

 

10.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): U mag mij het antwoord ook schriftelijk bezorgen.

 

10.04 Minister Marie-Christine Marghem: Misschien wel.

 

10.05  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Vandaag?

 

10.06 Minister Marie-Christine Marghem: Ik hoop het. Wij hebben de antwoorden van de administratie niet op dit moment, maar misschien wel in de namiddag. Wij zullen zien.

 

10.07  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Madame la ministre, dès que vous les aurez reçus, veuillez me les envoyer.

 

10.08  Marie-Christine Marghem, ministre: S'ils ne vous parviennent pas assez vite, envoyez-moi un petit mail.

 

10.09  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): C'est d'accord.

 

10.10  Marie-Christine Marghem, ministre: Évidemment, je ne vais pas rester à côté de l'ordinateur pour vérifier. En tout cas, mon collaborateur va le faire; si ce n'est pas cet après-midi, ce sera peut-être demain matin.

 

10.11  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): D'un autre côté, cette question était prévue à notre agenda le 9 juin.

 

10.12  Marie-Christine Marghem, ministre: Le 9 juin, oui, je sais. Je suis d'accord. Parfois, il faut un peu insister. Moi aussi, j'insiste.  

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Questions jointes de

- Kattrin Jadin à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le retrait des subsides pour les fédérations environnementales régionales" (55006986C)

- Séverine de Laveleye à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le financement des coupoles environnementales" (55007014C)

- Barbara Creemers à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le financement des organisations de défense de l'environnement" (55007323C)

11 Samengevoegde vragen van

- Kattrin Jadin aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De intrekking van de subsidies voor de gewestelijke milieufederaties" (55006986C)

- Séverine de Laveleye aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De financiering van de milieufederaties" (55007014C)

- Barbara Creemers aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De financiering van de milieuorganisaties" (55007323C)

 

11.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, il me revient qu'il aurait été procédé à un arrêt des subventions aux fédérations environnementales francophones et flamandes en 2019, alors qu'on connaît l'importance de leur travail collégial, notamment pour la préparation des COP successives auxquelles la Belgique a participé et pour les plans fédéraux en matière environnementale.

 

Fin de l'année 2019 vous auriez signalé aux fédérations environnementales que vous ne seriez plus en mesure de mettre en œuvre le financement correspondant, étant donné que le gouvernement à l'époque était en affaires courantes, et ce, alors que les programmes étaient déjà établis et que les subsides étaient déjà pris en compte dans les comptabilités respectives de ces fédérations. La situation au niveau du gouvernement a changé depuis lors et risque encore de changer ces prochains jours. C'est la raison pour laquelle les fédérations espèrent fortement voir le financement fédéral tout de même assuré.

 

Madame la ministre, est-il envisagé d'attribuer les subsides tels qu'ils étaient déjà attribués aux fédérations environnementales lors des dernières années, afin qu'elles puissent assurer le financement de leurs missions de 2019 et de 2020? Dans la négative, pouvez-vous me faire part des raisons pour lesquelles le fédéral a définitivement mis fin ou pourrait définitivement mettre fin aux subsides pour les fédérations environnementales régionales?

 

11.02  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, les quatre fédérations environnementales (IEW, BBL, BRAL et IEB) n'ont pas perçu les subsides fédéraux 2019.

 

Elles avaient répondu à l’appel à projets conformément aux dispositions réglementaires mais vous n’avez pas pu donner suite à la demande de subsides, et les montants qui auraient dû leur être attribués ont dès lors été totalement perdus. Or le travail, quant à lui, a bien été réalisé, avec notamment leur contribution au sujet de votre Plan national Énergie-Climat.

 

Ensuite, la situation 2020 est à nouveau plus que critique. Conformément au nouvel arrêté royal de mai 2019, les quatre fédérations ont introduit une procédure de reconnaissance quinquennale qui leur permettrait de déposer, après ladite reconnaissance, une demande de financement annuelle pour 2020.

 

Alors que la décision administrative relative à leur reconnaissance aurait dû être rendue au plus tard le 16 mai - nous sommes le 30 juin -, ils sont toujours en attente d’une réponse. Or, sans décision de reconnaissance, les quatre fédérations ne pourront pas introduire de demande de subsides pour 2020 avant l’échéance du 1er septembre, ce qui impliquerait une perte de 100 % de leur financement fédéral pour l’année 2020 ainsi qu’une insécurité administrative pour les années suivantes.

 

Madame la ministre, comment expliquez-vous que les fédérations soient amenées à exécuter leurs missions sans le soutien financier prévu depuis 2019? Un dédommagement partiel a-t-il été prévu pour 2019? Où en est-on à ce jour dans le processus de reconnaissance des fédérations? Seront-elles reconnues dans les temps pour introduire leur demande de subsides 2020 le 1er septembre?

 

11.03  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Artikel 2 van de Wet van 23 mei 2018 houdende diverse bepalingen inzake het leefmilieu regelt de erkenning en subsidiëring van niet-gouvernementele milieuorganisaties die koepel zijn, in België Bond Beter Leefmilieu, Bral.Brussels, Inter-Environemment Bruxelles en Inter-Environnement Wallonie.

Voor 2019 voorzag een vereenvoudigde procedure in de aanvraag tot erkenning als koepel tegelijk een subsidieaanvraag. Vanaf 2020 treedt een vernieuwde procedure in werking zoals voorzien in het koninklijk besluit van 12 mei 2019. Kandidaten kunnen voor een periode van vijf jaar erkend worden als milieukoepels van organisaties. De erkenning als koepel geeft niet automatisch recht op subsidies, maar is essentieel om er toegang toe te krijgen via een jaarlijkse aanvraag. Conform het koninklijk besluit van 12 mei 2019 hebben de vier organisaties een erkenningsprocedure van vijf jaar aangevraagd die hen in staat zou stellen om na die erkenning jaarlijks een financieringsaanvraag in te dienen.

De vier milieuorganisaties hebben voor het jaar 2019 een aanvraag en werkingsverslag ingediend, maar noch een erkenning noch federale subsidie ontvangen. Bovendien hebben bovenstaande milieuorganisaties voor 1 april van dit jaar een aanvraag tot erkenning als milieukoepel voor een periode van vijf jaar ingediend in de vernieuwde procedure van 2020. Hoewel het administratieve besluit over hun erkenning tegen 31 mei had moeten worden genomen, wachten ze nog steeds op antwoord. Zonder een erkenningsbesluit kunnen de vier federaties echter geen subsidieverzoek voor 2020 indienen vóór de wettelijk voorgeschreven termijn (1 september), wat zou betekenen dat 100% van hun federale financiering voor het jaar verloren gaat voor het jaar 2020 én administratieve onzekerheid voor de volgende jaren.

In dat kader daarvan heb ik een aantal vragen voor u:

Hoe verklaart u het gegeven dat bovenstaande milieuorganisaties geen nieuws hebben ontvangen over hun aanvraag tot erkenning en bijbehorende subsidieaanvraag in 2019?

Is er alsnog een compensatie gepland voor milieuorganisaties die in 2019 geen erkenning noch subsidie kregen toegekend?

Wat is de huidige status omtrent het erkenningsproces voor bovenstaande milieuorganisaties in de nieuwe procedure? Zullen ze tijdig worden erkend om hun subsidieaanvraag voor 2020 op 1 september in te dienen? ​

 

11.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, je comprends très bien la situation puisque j'ai moi-même reçu des messages et répondu, à plusieurs reprises d'ailleurs, aux représentants de ces associations qui ont contacté mon cabinet. Mon souhait est de vous informer correctement à travers les réponses que je vais vous donner.

 

Il n'a jamais été dans mes intentions ni dans celles du gouvernement de supprimer définitivement les subventions des fédérations environnementales dont nous reconnaissons le travail important, et ce, notamment à l'occasion des rencontres internationales que vous avez citées, madame Jadin.

 

Néanmoins, ces subsides sont non obligatoires, ce qui signifie que l'État n'a pas d'obligation à l'égard des demandeurs de leur livrer ces subsides. Mais ce sont les circonstances et non la volonté de l'État qui interviennent en la matière. Mme Jadin l'a signalé: la situation gouvernementale passe par différents stades. Ces circonstances dues aux affaires courantes, à la prudence budgétaire et au budget seulement disponible en douzièmes provisoires ont engendré l'impossibilité d'attribuer les subsides en 2019.

 

Ce n'est pas du tout une mesure prise à l'encontre des ces fédérations! C'est une mesure de précaution. Cela a été expliqué notamment à la directrice d'Inter-Environnement Wallonie, seule organisation à avoir demandé à être reçue en entretien. La directrice a parfaitement compris la situation, vu son expérience passée dans un cabinet ministériel. Son nom m'échappe, mais notre entretien me reste en mémoire.

 

Pour ce qui est des subsides relatifs à l'année 2020, avant de les verser aux fédérations, celles-ci doivent obtenir une reconnaissance. Un appel à candidatures a donc été lancé, mais étant donné les affaires courantes et le fait que la reconnaissance s'appliquera pour une durée de cinq années, il n'apparaît pas qu'un gouvernement en affaires courantes puisse prendre une telle décision pour l'avenir.

 

En fonction du changement de la situation, dans les jours à venir, rien n'est impossible, mais pour l'instant nous ne pouvons prendre une telle décision.

 

Mevrouw Creemers, de milieuorganisaties zijn zeer goed op de hoogte van wat er gebeurt. Het is trouwens ook niet de gewoonte om te communiceren over een subsidie als deze geen verplicht karakter heeft, zoals bijdragen aan internationale organisaties. Er is geen compensatie gepland, gelet op de budgettaire behoedzaamheid die er reeds geruime tijd is. Er is ook geen legale basis om dit te doen vermits er geen KB is. Gelet op de budgettaire behoedzaamheid van een regering in lopende zaken, is voorzichtigheid geboden inzake belangrijke financiële engagementen. Daarom is het geboden enkel te voldoen aan de verplichte subsidies, niet aan de subsidies die momenteel geen wettelijke basis hebben om die nominatief te krijgen, zoals voor internationaal erkende organisaties.

 

11.05  Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour ces réponses.

 

J'entends bien la difficulté du département qui ne peut pas verser ces subsides pour le moment, étant donné qu'il ne s'agit pas d'une dépense obligatoire avec une base légale, mais d'une dépense récurrente – malgré tout. Je pense savoir que c'était un financement sur lequel les fédérations pouvaient compter. J'imagine que cela pose quelques problèmes d'organisation dans leur comptabilité.

 

Je me demande quelles pourraient alors être les autres possibilités. Pour le subside de 2019, les choses étant ce qu'elles sont au niveau fédéral, des compensations rétroactives pourraient-elles un jour être envisagées, dans la mesure où nous pourrions nous imaginer avoir peut-être un gouvernement qui pourrait alors mettre les choses en ordre? Ou cela sera-ce vraiment à fonds perdus pour 2019 et pour 2020? Sachant que cela pourrait aussi poser des problèmes d'accréditation pour ces fédérations. 

 

11.06  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse, mais je suis vraiment perplexe, étonnée et relativement mécontente.

 

S'agissant de l'année 2019 d'abord, les ONG environnementales ont fait le travail pour lequel elles sont subsidiées, et vous en avez bénéficié. L'arrêté royal d'attribution des subventions reconnaît spécifiquement que les ONG environnementales jouent un rôle crucial dans les politiques fédérales favorisant le développement durable. Les missions de ces organisations sont des actions de recherche, d'information, de sensibilisation et de remise d'avis concernant les enjeux climatiques.

 

Je crois qu'on ne peut pas dire aujourd'hui que le climat n'est pas une priorité C'est probablement la première priorité à laquelle nous sommes confrontés. Cela nécessite que ces plates-formes puissent avoir les outils pour remplir leurs missions.

 

En outre, on sait que l'administration vous a fait des recommandations pour trouver des moyens de remédier au manque de subsides pour 2019. Je pense que votre cabinet n'y a pas répondu jusqu'à présent. Elle ne demandait pas 100 % du subside 2019, mais de trouver des solutions.

 

Pour 2020, le 16 mai était la date d'une reconnaissance quinquennale. Ce n'était pas encore un engagement financier. Par contre, le fait de ne pas leur donner de reconnaissance fédérale engage clairement le prochain gouvernement. Cela aboutit à un vide juridique vis-à-vis duquel le prochain gouvernement, que l'on espère voir aboutir le plus vite possible – je pense que c'est aussi votre cas –, sera en difficulté, parce qu'on n'aura pas suivi administrativement ce qui est prévu par le nouvel arrêté royal.

 

En tout cas, ce sont les avis juridiques qui ont circulé et sur la base desquels nous avons pu réfléchir à ce dossier. Nous plaçons ces structures dans une situation impossible, car elles vont poursuivre le travail pour lequel elles sont reconnues sans aucun soutien. Politiquement, il est très particulier que notre gouvernement ne reconnaisse pas leur expertise et ne la valorise pas à travers une solution un tant soit peu créative. Nous savons que les circonstances sont compliquées et que M. De Croo a répondu qu'au plus tard en septembre, il transmettrait un avis à Enabel ou à d'autres organisations bénéficiant de subsides pluriannuels.

 

Bref, nous avons besoin d'entendre qu'une solution sera trouvée pour que ces acteurs puissent bénéficier d'argent encore cette année. Ce n'est pas possible de les laisser travailler dans de telles conditions. Je vous remercie, madame la ministre.

 

11.07  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik kan slechts de verontwaardiging van mijn collega delen.

 

Het koninklijk besluit waarop onze koepelorganisaties hebben voortgewerkt, dateert van 12 mei 2019. Toen bevond de regering zich toch ook al in lopende zaken? Waarom draagt u hen dan op om zowel de subsidiedossiers van 2019 te maken als de erkenningdossiers die uiterlijk vorige maand ingediend moesten zijn? Dat kost hen allemaal tijd en werk. Ik begrijp maar moeilijk dat zij zolang in het ongewisse zijn gebleven en dat dit nu pas bovenkomt.

 

De regering zit in lopende zaken, maar het Parlement niet. Als het probleem zo groot was, waarom konden wij daar niet rond werken in het Parlement? De vier koepelorganisaties op het vlak van milieu kunnen erg veel input leveren. Ik begrijp niet waarom dit nu naar boven komt, waarom zij van 2019 nog altijd niets weten en nu nog steeds niet weten of zij erkend zullen worden voor de komende vijf jaar. Daar kan ik niet bij, zeker niet in deze tijden van klimaaturgentie.

 

Ik kan dan ook alleen maar pleiten voor een aanpassing van dat reglement. De koepelorganisaties weten niet of ze erkend zullen worden en of zij tegen 1 september al dan niet een dossier moeten indienen. Zo kunnen zij toch niet werken? Het gaat over minstens één fulltime personeelslid en werkingsmiddelen per koepelorganisatie. Die organisaties kunnen op die manier niet werken en wij kunnen hen daardoor ook geen adviezen vragen. Ik pleit daarom voor openheid ten aanzien van de koepelorganisaties en voor een aanpassing van het reglement zodat zij in het najaar alsnog aanvragen kunnen indienen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De publieksraadpleging van NIRAS rond de geologische eindberging van hoogradioactief afval" (55007063C)

- Tinne Van der Straeten aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De publieksbevraging door NIRAS" (55007510C)

12 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La consultation publique de l'ONDRAF sur le stockage géologique de déchets hautement radioactifs" (55007063C)

- Tinne Van der Straeten à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La consultation publique de l’ONDRAF" (55007510C)

 

12.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, mijn vraag gaat over een dossier dat wij ondertussen al heel goed kennen. Op 13 juni – ondertussen ruim twee weken geleden – is de publieksraadpleging gesloten over een voorstel voor geologische of ondergrondse eindberging van hoogradioactief afval op het Belgisch grondgebied.

 

Het voorstel, samen met een bijbehorend milieueffectenrapport, doorloopt een wettelijke procedure die naast de raadpleging van het publiek het advies van verschillende officiële instanties vereist. Ondertussen geraakte bekend dat het advies van het Waals Gewest zeer kritisch is en het heeft over aanzienlijke tekortkomingen. Het Waals Gewest vraagt dat NIRAS alternatieven onderzoekt. Ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft de plannen verworpen.

 

Kunt u meer inhoudelijke toelichting geven bij de adviezen van het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en ook het Vlaams Gewest?

 

Welke andere officiële instanties hebben adviezen gegeven? Welke zijn hier de belangrijkste opmerkingen?

 

Welke zijn de resultaten van de publieksraadpleging?

 

Welke zijn nu de volgende stappen in de procedure?

 

12.02  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, de publieksbevraging is inderdaad afgelopen. Op zijn website zegt NIRAS dat de bevraging heel wat waardevolle reacties opleverde.

 

Kunt u verduidelijken hoeveel antwoorden uiteindelijk werden ontvangen?

 

Gaven alle Gewesten ondertussen een advies? Wat is de inhoud van hun advies in grote lijnen?

 

Wat is de tijdlijn van de verdere procedure en wanneer zal NIRAS zijn beleidsvoorstel aan de regering bezorgen?

 

12.03 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer de voorzitter, ik heb een zeer uitgebreid antwoord.

 

Ten eerste, de globale cijfers in verband met de reacties van het publiek. Er waren veel opmerkingen en reacties op de raadpleging die op 13 juni 2020 om middernacht werd gesloten. Er waren 12.160 reacties uit België, waarvan 12.075 via de dedicated website en 85 per post van gemeenten, particulieren, organisaties enzovoort. Er waren 9.397 reacties uit het buitenland, waarvan 9.244 via de dedicated website en 154 per post, SEA-contacten in het buitenland, particulieren, diverse instanties, organisaties enzovoort. Ten slotte, was er een petitie met ongeveer 40.000 ondertekenaars, vooral uit Duitsland en het Groothertogdom Luxemburg. Die petitie heeft geen betrekking op het onderwerp van het ontwerpplan. Zij vraagt immers een zo snel mogelijk stillegging van de reactoren van Doel en Tihange, de verlenging van de raadpleging na de duur van de lockdown en de opening ervan tot de burgers, de lokale overheden en alle andere instellingen van de betrokken buurlanden. De cijfers zullen waarschijnlijk enigszins evolueren, met name omdat brieven met een poststempel van voor de afsluiting van de raadpleging nog steeds bij NIRAS binnenkomen.

 

Wat de adviezen van de Gewesten betreft, de regeringen van het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams Gewest doen in hun adviezen een reeks gezamenlijke waarnemingen. Volgens NIRAS lijkt het erop dat onder andere de volgende opmerkingen onder de aandacht moeten worden gebracht. De drie Gewesten wijzen op het generieke en conceptuele karakter van de door NIRAS ingediende documenten en zijn van mening dat NIRAS het moeilijk maakt om een omstandig advies te formuleren over alle punten van het ontwerpplan en het milieueffectenrapport voor het langetermijnbeheer van geconditioneerd hoogradioactief en/of langlevend afval, die door NIRAS werden opgesteld.

 

De Gewesten delen ook de wens om verder te zoeken naar alternatieve oplossingen of varianten op het geologische opbergsysteem. De regeringen van het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevelen de mogelijkheid van langdurige, maar tijdelijke opslag onder de oppervlakte aan. Bovendien delen de Gewesten de wens om een zekere flexibiliteit, en daarmee de omkeerbaarheid van de beheersoplossing, te garanderen zodat toekomstige generaties kunnen beslissen om begraven afval te recupereren.

 

Meer specifiek dient opgemerkt te worden dat er in het advies van het Waals Gewest bezorgdheid bestaat over het waarborgen van de deelname van de gedefederaliseerde entiteiten en de gemeenten aan de aanneming van het nationale beleid.

 

Wat het advies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, moet worden opgemerkt dat er bezorgdheid bestaat over de betrokkenheid van het Gewest bij het hele besluitvormingsproces. Ik merk ook dat het Gewest benadrukt dat er op termijn een beslissing moet worden genomen over het langetermijnbeheer van geconditioneerd hoogradioactief en/of langlevend afval, maar dat het van mening is dat deze beslissing kan worden genomen enkel mits garanties op het vlak van omkeerbaarheid. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wijst bovendien op de nood om ervoor te zorgen dat de voorzieningen die door de afvalproducenten worden getroffen om de berging van hoogradioactief en/of langlevend afval te financieren beschikbaar en voldoende moeten zijn om de overdracht van deze financiële lasten naar de regeringen en de toekomstige generaties te vermijden.

 

Het Vlaams Gewest heeft een zeer technische analyse gemaakt van de documenten die door NIRAS werden ingediend en onderzoekt bijvoorbeeld de robuustheid van het plan of de gevolgen van het plan op hydrogeologisch vlak. Het Vlaams Gewest is van mening dat een beslissing nemen ten gunste van een opslagoplossing niet de nood kan uitsluiten om flexibel te zijn en rekening te houden met de toekomstige ontwikkelingen en innovaties.

 

Veel van de bezorgdheden die door de Gewesten in hun advies zijn geformuleerd, en in het bijzonder bezorgdheden die verband houden met de omkeerbaarheidsmodaliteit, de raadplegingsmodaliteit van alle stakeholders en de kwesties die verband houden met de keuze van een locatie zullen door NIRAS worden behandeld in een later stadium van het bepalen van het nationaal beleid voor het langetermijnbeheer van hoogradioactief en/of langlevend afval.

 

Ten slotte, wat betreft de andere officiële instanties, op het einde van de raadpleging, dat wil zeggen op 13 juni 2020, beschikte NIRAS over de officiële adviezen van de gewestelijke regeringen, de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, het Adviescomité SEA over de procedure voor het beoordelen van de gevolgen van de plannen en programma's die een aanzienlijke impact kunnen hebben op het milieu en van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle.

 

Het Adviescomité SEA beoordeelt als verantwoordelijke instantie voor de beoordelingsprocedure ingevolge de wet van 13 februari 2006 de kwaliteit en volledigheid van het ontwerp van milieueffectenrapport, alsook de leesbaarheid ervan. Het comité merkt op dat zijn opmerkingen uit het advies over het ontwerp van repertorium in beschouwing werden genomen. Het stelt vast dat het ontwerp van verslag werd aangepast, gezien het generieke en conceptuele karakter van het ontwerp van het plan. Het geeft een overzicht van de milieu-effecten waarmee in de toekomst rekening moet worden gehouden.

 

Het advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling is verdeeld. Een deel van de leden is van mening dat een principiële beslissing ten gunste van de geologische berging onverwijld moet worden genomen, terwijl sommige leden beweren dat deze beslissing niettemin voorbarig is en zij het gebrek aan studies over andere opties betreuren.

 

Het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle is van mening dat de geologische berging, en in het bijzonder de berging in galerijen of in diepe boorgaten, de veiligste langetermijnbeheersoptie vormt voor geconditioneerd radioactief en/of langlevend afval. Bovendien meent het FANC dat de opslag, ongeacht de variant ervan, een last en een risico vormt voor toekomstige generaties.

 

Een aantal van deze adviezen wijst op de potentiële voordelen van een gedeelde opslagoplossing met één of meerdere andere landen. Qua verdere stappen worden al deze reacties momenteel door NIRAS geanalyseerd, met het oog op het opstellen van de wettelijk voorziene verklaring, alsook een beleidsvoorstel voor het beheer op lange termijn voor hoogradioactief en/of langlevend afval, eventueel aangepast op basis van deze reacties. Daarna zal NIRAS een finaal beleidsvoorstel voorleggen aan zijn toezichthoudende overheid, de federale ministers bevoegd voor Economie en Energie. Dat zal iets voor september zijn, denk ik. We zullen zien of ik dat nog zal zijn.

 

12.04  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, uiteraard heeft het voorstel van NIRAS een generiek conceptueel karakter. Ik onthoud vooral het woord 'flexibiliteit' doorheen de adviezen van de gewestregeringen. Het is echter belangrijk dat het FANC aangeeft – dit was al eerder het geval – dat de ondergrondse, geologische berging de veiligste optie is voor een gedeelde opslag met andere landen.

 

Onze fractie is natuurlijk geen specialist, maar wij menen dat het voorgaande de meest logische oplossing is. Ik weet dat er hier in het gremium andere meningen zijn, maar bovengrondse opslag lijkt voor het FANC op lange termijn iets meer risicohoudend. Dat wij moeten openstaan voor innovaties daaromtrent en inzake flexibiliteit, is natuurlijk gemakkelijk gezegd. Wij moeten echter vooruit in het dossier.

 

U hebt verklaard dat er in september 2020 een finaal beleidsvoorstel zal komen. Ik ben heel benieuwd naar dat voorstel. Wij zullen dat hier uiteraard nader bespreken.

 

12.05  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw omvangrijke antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55007138C van mevrouw Jadin wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

13 Question de Samuel Cogolati à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le comité technique permanent de l'ONDRAF" (55007173C)

13 Vraag van Samuel Cogolati aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het Vast technisch comité van NIRAS" (55007173C)

 

13.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen):

Madame la Ministre,

 

Le comité technique permanent de l'ONDRAF est composé de représentants des principaux producteurs de déchets radioactifs (dont Electrabel, l'IRE, Belgonucleaire). Ce comité est consulté pour avis sur les questions techniques, scientifiques et financières relatives aux missions de l'ONDRAF, notamment sur les programmes de gestion à long terme des déchets radioactifs.

 

A quelle fréquence se réunit le comité technique permanent ? Quel est le statut des avis rendus pour le CA de l'ONDRAF ? Les PV de ces réunions sont-ils publics ? Pourriez-vous transmettre au Parlement les PVs des réunions du Comité des 5 dernières années ?

 

Quel était l'avis du comité technique permanent au sujet du projet d'enfouissement soumis à consultation depuis le 15 avril ? Pourriez-vous le transférer aux membres du Parlement ?

 

N'existe-t-il pas au sein de l'ONDRAF de comité scientifique et technique impartial et indépendant des producteurs de déchets radioactifs, comme le CNE2 en France, le Kärnavfallsradet en Suède, le CoRWM en Grand-Bretagne ou encore la BGE en Allemagne ?

 

Ne serait-il pas plus sain, éthique et impartial d'exclure les producteurs de déchets radioactifs des questions touchant aux programmes de gestions et aux financements du processus de décision du Conseil d'administration ?

 

Ce comité technique est-il bien conforme au principe d'indépendance de l'Article 6, §2 de la Directive 2011/70/Euratom du Conseil du 19 juillet 2011 ("Les États membres veillent à ce que l’autorité de réglementation compétente soit séparée sur le plan fonctionnel de tout autre organisme ou organisation impliqué dans la promotion ou l’utilisation de l’énergienucléaire ou de substances radioactives, y compris la production d’électricité et les applications faisant appel aux radio-isotopes, ou de la gestion du combustible usé et des déchets radioactifs, afin de garantir l’indépendance effective dans sa fonction réglementaire de toute influence indue.")?

 

13.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur Cogolati, conformément à l'article 3 du règlement d'ordre intérieur du comité technique permanent, ce dernier se réunit au moins deux fois par an. Des réunions extraordinaires peuvent être tenues si les circonstances l'exigent et les avis du comité technique permanent sont établis à l'attention du conseil d'administration de l'ONDRAF, tout en ne liant pas ce dernier comme le précise l'article 13, §5, de l'arrêté royal du 30 mars 1981 qui détermine les missions et fixe les modalités de fonctionnement de l'ONDRAF.

 

La réglementation ne prévoit pas qu'une copie de ses avis soit transmise à l'autorité de tutelle de l'ONDRAF et pour obtenir copie de ses avis, il conviendrait d'adresser une demande à l'organisme lui-même ou aux producteurs qui font partie de ce comité, conformément à la législation applicable en matière de transparence administrative.

 

Lors de la réunion extraordinaire du comité technique permanent du 8 février 2018, les membres du comité technique permanent ont émis un avis positif concernant "la proposition d'éléments pour l'arrêté royal fixant le processus d'approbation de la politique nationale relative à la gestion à long terme des déchets de haute activité et/ou de longue durée de vie et instaurant la première partie de cette politique".

 

Il n'existe pas de comité scientifique et/ou technique en tous points comparable à ceux que vous citez. En effet, l'article 13, §4, de l'arrêté royal du 30 mars 1981 précité dispose que "le conseil d'administration s'entoure des avis émanant des milieux scientifique et industriel compétents qui sont de nature à l'éclairer dans l'exercice de sa mission". Dans ce cadre, il précise "qu'il constitue un comité technique permanent composé de représentants des producteurs de déchets radioactifs".

 

Ce comité permet à l'ensemble des producteurs de déchets radioactifs mais aussi aux représentants de l'État belge, en sa qualité de responsable financier des passifs nucléaires, d'exprimer leurs points de vue et d'émettre un avis sur une série de sujets relatifs à la gestion des déchets radioactifs. L'institution de ce comité par le Roi – cette consultation est donc réglementée – assure une concertation du secteur et des opérateurs concernés en amont des décisions prises par le conseil d'administration de l'ONDRAF et contribue ainsi à avoir une meilleure compréhension des sujets techniques. Cela peut s'avérer particulièrement précieux dans un domaine technique comme la gestion des déchets radioactifs. La concertation avec les producteurs permet aussi de privilégier les solutions tenant pleinement compte des contraintes et préoccupations de toutes les parties prenantes, ce qui s'avère particulièrement utile dès lors que la réglementation prévoit la conclusion de conventions entre l'ONDRAF et les producteurs de déchets radioactifs. Ceci ne remet nullement en cause le principe selon lequel il appartient au conseil d'administration d'exercer son pouvoir d'appréciation et de prendre et de motiver ses décisions de manière impartiale et indépendante.

 

13.03  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse mais je vous avoue que je m'étonne quand même de la présence de ce comité qui, par nature, n'est effectivement pas impartial puisqu'il représente directement les exploitants et les producteurs du nucléaire.

 

13.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Ce n'est pas lui qui décide. C'est le conseil d'administration.

 

13.05  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): C'est lui qui conseille directement et qui est organiquement intégré dans l'organigramme de l'ONDRAF, ce qui n'est par exemple pas le cas avec l'ANDRA en France où il existe un comité indépendant en plus, qui conseille directement l'Assemblée nationale et le ministère de l'Énergie. Il serait intéressant d'examiner ces exemples européens pour pouvoir évoluer vers une institution complètement indépendante en la matière.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55007243 van collega Hanus wordt op haar verzoek omgezet in een schriftelijke vraag.

 

14 Vraag van Kurt Ravyts aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De milieugerelateerde (voor)studies rond de nieuwe ontwikkelingszone voor offshore windturbines" (55007258C)

14 Question de Kurt Ravyts à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Les études environnementales (préalables) sur la nouvelle zone de développement d'éoliennes en mer" (55007258C)

 

14.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, deze vraag moet ik beginnen met een soort felicitatie, aangezien België wereldwijd gezien het vierde land is inzake offshore windenergie. Zo werd gisteren bekendgemaakt. De bouw van windturbines op land wordt wat moeilijker, want er vindt discussie plaats voor het Europees Hof van Justitie over de Vlaamse normen omtrent slagschaduw, geluidshinder en veiligheid. Inzake offshore windturbines doen wij hopelijk – daarover gaat mijn vraag – naarstig vlot voort.

 

In verband met de taskforce Offshore stelde u op 11 februari 2020 dat er openbare aanbestedingen zouden worden gelanceerd voor een externe coördinatieopdracht en een certificeringsopdracht. Zodra de externe coördinator is aangesteld, wordt de taakgroep uitgebreid met technische experts om de externe coördinator zo snel mogelijk al de bestaande studies en data te bezorgen met het oog op de gapanalyse. Daarna kunnen de langverwachte studies bodem, wind, water van start gaan in de Prinses Elisabethzone aan de westkust.

 

In opdracht van de ENOVER-werkgroep organiseert de taskforce ook tussentijds overleg met de gewestelijke administraties en kabinetten in het kader van de vergunningen om de vooruitgang van de onshore netversterkingsprojecten aan de moedigen. Via het monitoringprogramma WinMon.be evalueerde de offshoresector zelf de voorbije tien jaar de milieu-impact op het mariene milieu van zowel de bouw- als de exploitatiefase van Belgische offshore windparken. Tijdens de Global Wind Day van 15 juni hebben de wetenschappelijke partners en het Belgian Offshore Platform samengevat wat ze tot nu toe geleerd hebben over de milieueffecten van offshore windparken op korte en lange termijn. Die effecten blijken zeer divers. De genuanceerde inzichten maken het mogelijk om de ongewenste effecten verder te beperken en de goed geachte effecten te bevorderen in de richting van een maximale milieuvriendelijke ontwikkeling van offshore windparken.

 

Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken omtrent de Natura 2000-onderzoeken? Zijn de studies bodem, wind, water voor de nieuwe ontwikkelingszone Prinses Elisabeth ondertussen gestart?

 

In hoeverre kunnen de op Global Wind Day gedeelde en veruitwendigde inzichten rond de milieueffecten van offshore turbines op het mariene milieu de studies beïnvloeden en versnellen?

 

Wat is de stand van zaken rond de verschillende aspecten van de taskforce Offshore?

 

14.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer Ravyts, het aanbestedingsproces met overlegprocedure voor de externe coördinator voor de voorstudies over onder andere bodem, wind en water is in zijn finale fase. De externe coördinator zal AD Energie bijstaan bij de uitvoering van de datagapanalyse en bij de aanbesteding van de bedrijven die de desktopstudies en fieldstudies zullen uitvoeren.

 

Voor studievragen nodig ik u uit om contact op te nemen met de bevoegde minister, de heer De Backer, die de milieustudies in de Belgische Noordzee opvolgt. Ook voor uw tweede vraag moet u contact opnemen met de heer De Backer.

 

Wat uw derde vraag betreft, kan ik u meedelen dat de volgende vergadering van de taskforce Offshore begin juli voorzien is. Daar zullen afspraken worden gemaakt om de bestaande planning te kunnen respecteren.

 

In de taskforce worden verscheidene onderwerpen opgevolgd, onder meer de Natura 2000-studies, de nodige voorstudies met een focus op de aanwerving van de externe coördinator en de start van de voorstudies, de ontwikkeling van de onshore en offshore grid MOG Ventilus en Boucle-du-Hanaut en de ontwikkeling van de regelgeving voor de toekomstige tender.

 

14.03  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik zal de vragen zeker aan minister De Backer richten. Ik concludeer toch dat de voorstudies nog niet zijn aangevat. Begin juli 2020 worden afspraken over de planning gemaakt. Dat wordt nog spannend in het licht van de kernuitstap in 2025.

 

We zullen ook hierop uitvoerig terugkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55007268C van mevrouw Dierick wordt in een schriftelijke vraag omgezet, net zoals vraag nr. 55007287C van de heer Senesael.

 

14.04  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, c'est le jour des questions et réponses écrites!

 

De voorzitter: Absoluut!

 

14.05  Marie-Christine Marghem, ministre: Cela nous permet d'avancer, puisqu'il y a quand même 38 points à l'agenda!

 

De voorzitter: Vraag nr. 55007292C van de heer Ben Achour wordt eveneens omgezet in een schriftelijke vraag.

 

15 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het arrest van het Grondwettelijk Hof over de verlenging van de levensduur van Doel 1 en 2" (55007349C)

- Samuel Cogolati aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De milieu-impact van de levensduurverlenging van Doel 1 en 2" (55007362C)

15 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'arrêt de la Cour constitutionnelle relatif à la prolongation de la durée de vie de Doel 1 et 2" (55007349C)

- Samuel Cogolati à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'impact environnemental de la prolongation de la durée de vie de Doel 1 et 2" (55007362C)

 

15.01  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik probeer de gevolgen op te volgen van het arrest van 5 maart 2020 dat de wet van 28 juni 2015 inzake de verlenging van de levensduur vernietigd heeft.

 

Het nieuwe feit is dat de federale ministerraad op 19 juni zijn akkoord gaf aan uw voorstel een overheidsopdracht op te starten voor de uitvoering van de noodzakelijke milieubeoordelingen. De opdracht zal worden gegund via een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking, met raadpleging van een specifieke ondernemer, daar de dienstverlener over een erkenning moet beschikken.

 

Mijn vragen hierover zijn de volgende.

 

Welke stappen heeft de coördinerende administratie, de DG Energie, sinds het arrest genomen in dit dossier? Het is nu bijna vier maanden later. Zoveel tijd is er niet meer, dat weten wij. Is er inmiddels duidelijkheid over de modaliteiten van de noodzakelijke procedures, gelet op de vigerende en betrokken Europese richtlijnen?

 

Ik herinner mij dat u zei dat er een probleem was met de wet van 6 december 2018, waarvoor onlangs een koninklijk besluit verschenen is omtrent de federale milieueffectbeoordelingen die nodig zijn voor klasse 1-inrichtingen, die met ioniserende straling. U zei dat er problemen waren over deze procedure.

 

Tot slot, op 15 april kon u nog geen precieze tijdstabel geven voor dit dossier. Kunt u dit nu al?

 

15.02  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): "Le gouvernement a lancé un marché public le 19 juin visant à évaluer l'impact environnemental de la prolongation des réacteurs nucléaires de Doel 1 et 2.

 Cependant, le support de la Loi du 6 décembre 2018 portant modification de la loi du 15 avril 1994 relative à la protection de la population et de l'environnement contre les dangers résultant des rayonnements ionisants et relative à l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire, qui implémente la directive, n'est clairement pas suffisant. Vous l'avez aussi admis en Commission. Dès lors, pourriez-vous nous indiquer quelle est la base légale exacte de cette étude d'impact environnemental de Doel 1 et 2?

 Allez-vous vous concentrer uniquement sur la sécurité d'approvisionnement dans le cadre de l'étude d'impact environnemental? Si oui, pourquoi faire appel à un bureau d'études? Ne pourriez-vous pas vous charger seul (comme l'ONDRAF dans le cadre de sa consultation publique sur l'enfouissement) de l'étude d'impact environnemental? Ou allez-vous également couvrir le report de désactivation des centrales de Doel 1 et 2?

 Pourriez-vous partager le cahier des charges avec le Parlement? Quel est le timing?"

 

15.03  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur Ravyts, si vous le permettez, je répondrai cette fois-ci en français, parce que je n'ai pas reçu de version traduite. S'il faut attendre que je trouve les mots en néerlandais, nous serons encore là demain! Je le dis avec humour. De plus, je connais très bien ce dossier. En répondant lentement, j'apporterai une réponse plus personnelle et spontanée.

 

Comme vous le savez, le 5 mars, voici quelques semaines, la Cour constitutionnelle a conclu à l'annulation de la loi du 28 juin 2015 qui ordonnait la prolongation de Doel 1 et 2 jusqu'en 2025. Elle a apporté des précisions à l'arrêt de la Cour de justice européenne en décidant de maintenir les effets de la loi annulée, le temps que celle-ci puisse être adaptée et en demandant une évaluation appropriée des incidences sur l'environnement, comprenant une participation du public et une consultation transfrontalière au plus tard le 31 décembre 2022. Il ne nous reste donc plus beaucoup de temps, même s'il nous en reste pas mal. Nous n'avons pas cessé de travailler, dès le lendemain de l'arrêt. De plus, nous avions déjà préparé le terrain auparavant.

 

Je me permets d'insister sur cette date-phare du 31 décembre 2022, car elle nous sert de référence ultime à partir de laquelle nous avons élaboré un rétro-calendrier. Entre aujourd'hui et cette date, un nouveau projet de loi devra être discuté et voté à la Chambre. De surcroît, une consultation publique devra être organisée avant la présentation parlementaire du texte en bonne et due forme. Toutes ces étapes, sachez-le bien, ne sont pas non plus placées sous mon contrôle direct. Dès lors, je ne vais pas m'engager sur un timing précis. Cela étant, chaque décision que je prends a été mûrie par mon administration, mon cabinet et nos conseils, en vue de garantir une sécurité juridique maximale à tout ce processus. Vous devez aussi savoir que la loi de 2006, que vous avez visée, ne s'accorde pas complètement avec le cadre législatif actuel.

 

Je pourrais découper le temps qui nous reste avant 2022 en trois étapes.

 

D'ici la fin de l'année, nous allons commander la réalisation d'études d'impact environnemental sur le report de désactivation des centrales de Doel 1 et 2. Mon administration a lancé récemment le marché public en vue de trouver la contrepartie d'expertise qui devra mener cette étude. En 2021, une consultation publique nationale et transfrontière devra avoir lieu. En 2022, nous ferons le nouveau parcours parlementaire du nouveau projet de loi qui sera établi sur la base des deux étapes précitées et qui accompagnera le dossier très complet devant le Parlement pour débat et vote.

 

J'insiste sur le fait qu'en aucun cas, l'État n'assumera une quelconque responsabilité tant sur le volet des travaux réalisés ou à réaliser par Electrabel que sur le plan de leur exécution. Les responsabilités ont été extrêmement bien délimitées sur l'ensemble du travail de préparation de cette procédure. L'État fédéral se chargera uniquement du volet sécurité d'approvisionnement. C'est, ni plus ni moins, la totalité de sa charge.

 

L'État fédéral fera réaliser la mise à jour de l'évaluation des incidences ainsi qu'une évaluation appropriée ayant trait au principe légal strict qui ressort de la décision-cadre de la loi du 28 juin 2015 strictement focalisé sur le report des désactivations des deux centrales. C'est donc une loi économique qui exprime simplement le report de la désactivation des centrales et la charge de l'État sera limitée à ce scope.

 

L'analyse des incidences environnementales relatives au report de désactivation des centrales nucléaires doit être distinguée de celle propre à faire par l'exploitant, des travaux relatifs à ce report de désactivation.

 

Mon administration aurait-elle pu se charger de cette étude d'impact environnemental? La réponse à cette question se trouve dans l'avis de pré-information de marché public préparé par mon administration fin 2019. Je ne sais si vous vous en souvenez, mais en attendant l'arrêt de la Cour constitutionnelle belge, je ne suis par restée les bras croisés. Mon administration et moi-même avons décidé de lancer un marché de pré-information pour tester le marché et évaluer la contrepartie. J'ai donc fait le choix de faire appel à des prestataires de services dûment habilités. Dans le but de donner une sécurité juridique maximale à ce dossier, il m'a semblé essentiel qu'il convenait de faire appel à un prestataire extérieur disposant de tous les agréments et de toutes les compétences lui permettant de réaliser les évaluations des effets environnementaux nucléaires et non-nucléaires.

 

Mon administration a préparé la décision du Conseil des ministres du 19 juin 2020 via une procédure négociée sans publication préalable, avec consultation de l'unique prestataire de services répondant aux critères d'indépendance vis-à-vis de l'exploitant et disposant des agréments. Je reformule: le 19 juin dernier, j'ai fait passer au gouvernement un dossier qui a été accepté et qui permet à mon administration de lancer le marché public qu'elle a préparé. C'est un marché public par procédure négociée sans publication préalable avec consultation de l'unique prestataire de services qui répond, sur le marché, aux critères d'indépendance vis-à-vis de l'exploitant et qui a les agréments nécessaires conformément à la loi.

 

Ce prestataire de services ne vous est pas inconnu puisqu'il s'agit du SCK CEN. Mon administration a commencé à travailler à la préparation de la consultation publique nationale et transfrontière qui aura lieu en 2021. Je suis donc déjà en 2021. Nous avons accompli le travail que nous devions faire au niveau de l'État fédéral dans le cadre de la première tranche de mon calendrier pour l'année 2020, puisque le marché a été lancé. Le SCK CEN, une fois désigné, va ensuite faire son travail, c'est-à-dire l'évaluation des effets environnementaux nucléaires et non nucléaires dans le scope de la loi du 28 juin 2015. Mon administration et moi-même préparons déjà l'étape 2021 pour la consultation publique nationale et transfrontalière.

 

Je reviendrai vers vous le plus longtemps possible, une fois que le calendrier des consultations transfrontières et nationales sera fixé.

 

15.04  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor de transparantie in dit dossier.

 

U hebt de beslissingen van de ministerraad van 19 juni zeer uitvoerig toegelicht, wat een goede zaak is. Verder hebt u ook de verantwoordelijkheid van de exploitant en de federale overheid nog eens toegelicht. Ook hebt u een benaderend traject naar eind 2022 voorgesteld, een dossier dat hier ongetwijfeld nog zal terugkeren.

 

15.05  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je reste quand même dubitatif quant au support et à la base juridique puisque vous nous avez déjà répondu que celle-ci n'était pas suffisante. Je me demande donc ce qui a changé parce que j'ai l'impression que la loi du 6 décembre 2018 n'a pas encore été modifiée et qu'elle n'est pas non plus suffisante pour lancer ce marché.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vragen nrs. 55007412C en  55007413C van de heer Senesael worden omgezet in schriftelijke vragen.

 

16 Question de Séverine de Laveleye à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La lutte contre l’importation illégale de viande sauvage" (55007461C)

16 Vraag van Séverine de Laveleye aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De strijd tegen de illegale invoer van het vlees van wilde dieren" (55007461C)

 

16.01  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, Il a été relayé dans la presse que vous avez plaidé ce mardi 23 juin auprès de vos collègues européens en faveur de la mise en place d’un mécanisme européen de surveillance du trafic illicite de viande sauvage. Le trafic de viande sauvage entraîne, en effet, de nombreux impacts négatifs (environnementaux et sanitaires, notamment), qui sont autant de menaces à la biodiversité et à la réalisation des Objectifs de Développement Durable.

 

Si des leviers importants se trouvent au niveau européen en termes d’échange de données et de surveillance commune de l’importation illégale de viande sauvage, des actions peuvent également être entreprises au niveau fédéral.

 

Ainsi, Madame la ministre, j’aimerais connaître votre position quant à l’opportunité d’élaborer – conjointement avec l’administration des douanes, les autorités compétentes en matières de sécurité de la chaîne alimentaire, de santé animale et de conservation de la nature – un plan d’action national visant à mettre fin au commerce illégal de viande sauvage. Seriez-vous désireuse de prendre part à l’élaboration d’un tel plan ?

A titre informatif, nous avons déposé avec mon groupe politique une proposition de résolution qui détaille 8 missions qui devraient selon nous être rencontrées par un tel plan d’action national.

 

16.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, madame de Laveleye, suite à l'étude visant à quantifier l'importation illégale de viande de brousse via l'aéroport de Zaventem, il est apparu évident qu'il fallait obtenir plus d'informations sur ce trafic à l'échelon européen. Ce trafic n'est en effet pas limité à la Belgique. Il inclut la possibilité, et même quasiment la certitude, de réseaux d'échanges européens.

 

Le trafic de viande de brousse vers et au sein de l'Union européenne est un volet peu connu du trafic des espèces sauvages. Pourtant, il a des impacts négatifs majeurs sur les populations d'animaux et l'équilibre des écosystèmes, sans compter les conséquences potentiellement extrêmement dommageables sur la santé humaine et sur la santé animale. Agir sur cette thématique fait donc partie de mes engagements pour enrayer la perte de biodiversité.

 

C'est la raison pour laquelle j'ai, avec sept autres collègues ministres européens de l'Environnement, fait un appel aux commissaires ayant en charge la santé et la sécurité alimentaire ainsi que l'environnement et le commerce pour mettre en place un système de surveillance effectif afin de contrôler l'importation illégale de viande sauvage aux frontières de l'Union européenne.

 

Un projet pilote a été déposé à la Commission européenne par le Parlement européen. J'ai déjà répondu favorablement à une demande d'engagement de la Belgique, si ce projet devait se concrétiser au niveau européen.

 

Une collaboration étroite entre mon administration, les douanes et l'AFSCA existe dans le cadre de la Convention sur le commerce international des espèces de faune et de flore sauvages menacées d'extinction qui couvre le trafic de viande de brousse lorsque l'espèce est protégée. Elle est mise en pratique dans le cadre des contrôles aux frontières.

 

J'ai l'intention de proposer à mes collègues ayant notamment en charge les douanes et la protection de la santé animale la mise en place d'une task force nationale. Celle-ci aurait pour mandat de préparer nos engagements pour un commerce durable des animaux exotiques dont l'un des volets aura trait à la viande de brousse.

 

Les recommandations de la conférence de décembre 2019 "Dead or Alive: Towards a Sustainable Wildlife Trade" serviront notamment de base pour définir ces engagements.

 

Enfin, les éléments de votre résolution seront également examinés par la task force.

 

16.03  Séverine de Laveleye (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Nous sommes heureux de constater que vous prenez ce sujet à cœur et à bras-le-corps, et que vous avez mobilisé le niveau européen qui est stratégique en termes de lutte contre le commerce illégal.

 

Comme vous l'avez souligné, la Belgique peut également prendre des initiatives à son niveau. En effet, les douanes sont confrontées à un problème de moyens. Il faudrait aussi parfaire la collaboration entre les services des douanes, de l'AFSCA et de votre administration. En tout état de cause, les agents sur le terrain pourraient faire plus s'ils disposaient de moyens plus importants.

 

Nous nous réjouissons de voir que vous planifiez une task force nationale pour analyser les leviers et pour faire écho aussi à ce que la conférence de décembre 2019 a pu mettre sur la table. C'est vraiment une excellente nouvelle. Je me rends compte qu'on a beau être en affaires courantes, vous annoncez déjà une task force. Celle-ci sera-t-elle soutenue par le prochain gouvernement? J'imagine en effet que vous n'avez pas les moyens de mettre immédiatement sur pied cette task force.

 

En tout cas, nous continuerons à faire le suivi de ce dossier. Nous serons des partenaires depuis le Parlement sur ces questions. Quand nous aurons l'occasion d'y travailler en débat parlementaire, ce sera peut-être le moment de parfaire ce débat.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

17 Question de Samuel Cogolati à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "Le plan de remédiation d'Umicore à Olen" (55007490C)

17 Vraag van Samuel Cogolati aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "Het verbeterplan van Umicore in Olen" (55007490C)

 

17.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Monsieur le président, madame la ministre, je vous ai posé une question à ce sujet lors de la précédente commission. Je sais qu'entre-temps, une réunion a eu lieu entre, d'une part, l'AFCN et l'ONDRAF et, d'autre part, Umicore.

 

Cette réunion visait à présenter à Umicore une note de vision commune des deux agences visant à assainir le site. Comme vous me le disiez la fois passée, il y a un volume qui pourrait atteindre 275 000 m³ de substances radioactives. Dans cette note de vision, l'ONDRAF comme l'AFCN ont exprimé qu'il fallait stocker géologiquement toutes les substances qui dépassaient les 1 000 Bq/g.

 

Madame la ministre, avez-vous déjà un aperçu du volume des substances radioactives qui dépassent 1 000 Bq/g? Quel plan d'action souhaitez-vous imposer à Umicore, en coopération avec le ministre de l'Intérieur pour l'AFCN?

 

Enfin, je me pose des questions quant aux provisions d'Umicore. Vous m'avez répondu la fois passée qu'elles n'avaient pas changé, qu'elles étaient toujours de 30 millions d'euros pour le site d'Olen. Mais s'il s'agit de stocker plus géologiquement ou de transmettre à l'ONDRAF la charge et l'autorité sur la gestion des déchets radioactifs qui sont présents sur le site d'Olen, on se rend bien compte que le montant de 30 millions d'euros est complètement ridicule et très clairement insuffisant - d'où ma question. Je vous remercie.

 

17.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur le président, monsieur Cogolati, comme indiqué dans le rapport national relatif à la mise en œuvre de la directive 2011/70/EURATOM du Conseil établissant un cadre communautaire pour la gestion responsable et sûre du combustible usé et des déchets radioactifs de 2018, l'inventaire des substances radifères sur le site d'Umicore à Olen et dans ses environs, qui devraient être gérées en tant que déchets radioactifs, pourrait se situer entre 55 000 m³ et environ 275 000 m³ répartis comme suit.

 

Premièrement, le contenu de l'installation d'entreposage autorisé UMTRAP qui est de 55 000 m³ de substances non conditionnées, y compris des aiguilles de radium et des résidus. L'activité alpha totale, principalement du radium 226, est d'environ 38 000 GBq, et les niveaux de concentration d'activité varient grandement et peuvent aller jusqu'à 30 MBq/kg.

 

Deuxièmement, en fonction des décisions de l'AFCN, une fraction du contenu ou le contenu total des deux autres installations d'entreposage autorisées d'Umicore. Il s'agit de l'installation d'entrepose Bankloop - 30 000 m³ de substances non conditionnées provenant de l'assainissement d'un ruisseau, le Bankloop. L'activité alpha totale, principalement du radium 226, est d'environ 140 GBq. Le niveau de concentration d'activité est d'environ 3200 Bq/kg.

 

La deuxième installation d'entreposage, dite 2016, pour un volume de 9 000 m³ de substances non conditionnées provenant d'activités d'assainissement sur le site, avec un niveau de concentration d'activité qui se situe entre 500 et 10 000 Bq/kg.

 

Troisièmement, en fonction des décisions de l'AFCN, une partie ou la totalité des substances radioactives qui seraient enlevées au cours d'éventuelles futures activités d'assainissement sur le site d'Umicore et qui pourraient représenter un volume de l'ordre de 50 000 m³.

 

Quatrièmement, en fonction des décisions de l'AFCN, une partie ou la totalité des substances radioactives qui seront enlevées lors du futur assainissement de la décharge D1 à proximité du site d'Umicore et qui pourraient atteindre 130 000 m³.

 

L'AFCN et l'ONDRAF évaluent actuellement la fraction des substances NORM (Naturally Occuring Radiaoctive Materials) à gérer au titre de la directive 2006/21/CE sur l'industrie extractive et la fraction à gérer par l'ONDRAF en tant que déchets radioactifs au titre de la directive 2011/70/EURATOM précitée. Il convient en effet de séparer ce qui est déchets radioactifs et qui arrivera dans le champ de responsabilité de l'ONDRAF de ce qui n'est pas dans son champ de responsabilité et qui fait partie de l'assainissement non radiologique. Comme indiqué dans notre programme national, je l'ai déjà dit, une politique nationale pour les déchets radioactifs radifères qui seront identifiés et qualifiés comme tels devra être établie.

 

Des assainissements ont été effectués, entre autres du Bankloop. Des installations d'entreposage de matériaux radifères issus de ces opérations d'assainissement ont été autorisées et mises en place, le tout sous l'autorité de l'AFCN et de l'Openbare Afvalstoffenmaatschappij (OVAM).

 

Toujours sous l'autorité de l'AFCN et de l'OVAM, l'assainissement de la décharge D1 et des autres sites contenant des polluants radifères est en cours de préparation. L'ONDRAF m'a indiqué qu'une note de vision commune à l'AFCN et à l'ONDRAF avait été établie et approuvée par les deux organismes au début du mois de janvier 2020. Le but est de la transmettre à Umicore pour discussion et mise en œuvre.

 

L'ONDRAF n'est pas encore en mesure d'estimer le coût du conditionnement de l'ensemble des substances pour leur gestion à long terme en raison d'incertitudes majeures sur le devenir même des installations existantes, sur l'ampleur des mesures de protection qui devraient être mises en œuvre et sur les volumes de déchets qui devraient être pris en charge par l'organisme.

 

Pour l'instant, je ne puis mieux dire et je ne peux rien faire d'autre que de laisser les experts indépendants faire leur travail pour identifier la meilleure filière de gestion pour ces matières qui sont pour l'instant sous l'étroite surveillance de l'AFCN. Dès que j'aurai du nouveau, je reviendrai vers vous pour vous faire un état de la situation d'avancement du travail commun de l'ONDRAF et de l'AFCN - et subsidiairement de l'OVAM.

 

17.03  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie. De nombreux éléments de réponse s'entrecoupent avec la réponse donnée lors de la précédente commission et reviennent sur le rapport d'inventaire que j'ai pu consulter. Je me suis donc permis de vous poser à nouveau une question parce que je savais qu'une réunion s'était tenue entre l'AFCN, l'ONDRAF et la direction d'Umicore. Je me posais la question de savoir quelle décision avait été prise. Manifestement, la clarté n'est pas encore faite. Je me permettrai dès lors, dans les mois à venir, de revenir vers vous afin de connaître la décision qui aura été prise.

 

Franchement, mon inquiétude est d'ordre financier. Nous savons que le montant des provisions est de 30 millions d'euros depuis plusieurs années. S'il s'agit de transmettre à l'ONDRAF 275 000 m³, le montant précité est complètement insuffisant. C'est mon angle de vue dans ce dossier.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

18 Question de Samuel Cogolati à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La procédure d'infraction aux règles européennes en matière de déchets radioactifs" (55007491C)

18 Vraag van Samuel Cogolati aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De procedure in geval van inbreuken op de Europese regels inzake radioactief afval" (55007491C)

 

18.01  Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, on a parlé de cette procédure au cours de précédentes commissions. Y a-t-il du nouveau dans cette procédure? Qu'est-ce que la Commission a enclenché? La consultation qui s'est déroulée du 15 avril au 13 juin a-t-elle apporté quelque chose dans cette procédure pour répondre aux exigences de la Commission en ce qui concerne la directive Euratom?

 

18.02  Marie-Christine Marghem, ministre: Monsieur Cogolati, je vais vous faire grâce des redites qui sont liées aux rétroactes et aux réponses que j'ai données à des questions analogues dans cette même commission le 11 février 2020 et le 10 juin 2020.

 

Je vous rappelle que l'ONDRAF doit proposer une politique nationale pour la gestion à long terme des déchets radioactifs de haute activité et/ou à vie longue, déchets dénommés B et C. C'est une obligation européenne issue de la directive 2011/70/Euratom du 19 juillet 2011 transposée en droit belge par une loi du 3 juin 2014.

 

Pour tenir compte des avis de 2011 et 2015 de l'AFCN, notre autorité de sûreté nucléaire, les ministres de l'Économie et de l'Énergie ont demandé à l'ONDRAF d'établir une nouvelle proposition qui, pour sa première étape, se limite au principe de stockage géologique sur le territoire belge sans indication de la roche hôte à ce stade. Nous avons demandé que cette proposition se réalise par étapes, avec à chaque étape une consultation du public. Nous l'avions formulé en novembre 2018.

 

Le processus est divisé en différentes étapes et nous avons franchi la première puisque l'ONDRAF a lancé cette consultation publique qui s'est terminée le 13 juin dernier.

 

La consultation publique n'a donc pas porté sur un projet d'installation de stockage mais sur la proposition d'un plan, à savoir une décision de principe sur le stockage géologique, qui est la solution recommandée par de nombreux experts nationaux et internationaux issus des milieux académiques, des centres de recherche nucléaire et non nucléaire et des instituts spécialisés.

 

La Commission européenne nous informait qu'elle était d'avis que la Belgique ne respectait pas la directive européenne 2011/70 précitée relativement à l'établissement d'un cadre communautaire pour la gestion responsable et sûre du combustible usé et des déchets radioactifs. Dans cet avis motivé, la Commission européenne constatait l'absence de procédure claire pour la définition de la politique belge en matière de gestion sûre à long terme du combustible usé et des déchets radioactifs de catégorie B et C ou, à tout le moins, demandait à la Belgique qu'elle précise quelles activités doivent être encore menées à bien pour mettre en place cette politique ainsi qu'un calendrier précis pour son adoption.

 

J'ai répondu à cette mise en demeure en disant que mon collègue Peeters et moi-même avions demandé à l'organisme en novembre 2018 de soumettre cette proposition de politique nationale au comité d'avis SEA, en application de la loi du 13 février 2006 relative à l'évaluation des incidences de certains plans et programmes. Je vous passe l'énumération de la loi. Ce dossier est toujours en cours d'instruction par la Commission européenne à ce jour et je suis, comme vous, en attente d'une réponse de sa part.

 

Comme toujours avec la Commission européenne, nous n'avons que des délais indicatifs ou pas de délai du tout et nous attendons la réponse. Naturellement, la Commission européenne s'informe et voit ce que nous faisons, notamment à travers la presse et dans les contacts entre administrations. Elle a donc bien vu que nous avions progressé dans notre politique nationale par la réalisation de la première étape qui, comme je l'ai dit tout à l'heure, fera en sorte que l'ONDRAF va agréger les milliers d'interventions qui ont été reçues dans le cadre de cette consultation publique pour proposer un projet d'arrêté royal en septembre à ce gouvernement-ci ou au suivant. Nous verrons.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen nrs. 55007508C en  55007512C van mevrouw Van der Straeten worden omgezet in schriftelijke vragen, evenals vraag nr. 55007523C van de heer Verduyckt en vraag nr. 55007528C van mevrouw Hanus.

 

19 Vraag van Bram Delvaux aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De vergelijkende PwC-studie inzake de energieprijzen in België tegenover onze buurlanden" (55007533C)

19 Question de Bram Delvaux à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "L'étude comparative de PwC sur les prix de l'énergie en Belgique et dans les pays voisins" (55007533C)

 

19.01  Bram Delvaux (Open Vld): Mevrouw de minister, zowat een jaar na de aankondiging ervan werd de PwC-studie die de energieprijzen in België vergeleek met die in de buurlanden, opgeleverd. Dat gebeurde in opdracht van de vier energieregulatoren in ons land en de studie moet als basis dienen voor de invoering van een energienorm in België.

 

Uit de studie, die de prijzen van januari 2020 analyseert, blijkt dat we in België relatief weinig betalen voor aardgas, maar dat de elektriciteits­factuur voor gezinnen, kmo's en elektro-intensieve industrieën hoog oploopt. Tijdens de commissievergadering van 8 juni werd hier al kort naar verwezen door collega Ravyts, maar er werd toen niet dieper ingegaan op de inhoud van de studie.

 

Mevrouw de minister, hoe staat u, ten eerste, tegenover de resultaten van de studie? Wat zijn voor u de belangrijkste conclusies?

 

Ten tweede, hoe denkt u op basis van de vaststellingen in het rapport over te gaan tot de invoering van een energienorm? Welke maatregelen zullen we volgens u moeten nemen om onze bedrijven slagkrachtig te houden en de gezinnen de nodige koopkracht te bieden? Denkt u hiervoor specifiek aan bepaalde federale hefbomen?

 

Ten derde, werd de studie reeds besproken met de Gewesten? Indien ja, wat was hiervan de uitkomst? Indien niet, bent u dat nog van plan?

 

Ten vierde, wat zal met de resultaten van de studie worden gedaan? Wat zijn de volgende stappen?

 

19.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer de voorzitter, mijn antwoord is in het Frans opgesteld. Ik hoop dat dat geen probleem is.

 

Monsieur Delvaux, à la demande des quatre régulateurs belges de l'énergie (le fédéral et les régionaux), PwC a mené une étude comparative des prix de l'électricité et du gaz naturel qui sont observés chez nous et dans les pays voisins (Allemagne, France, Pays-Bas et Royaume-Uni). L'analyse des prix énergétiques de janvier dernier permet de conclure en quatre points.

 

Premièrement, les ménages et les entreprises belges raccordés en basse tension paient une facture d'électricité plus élevée que ceux des pays voisins. Deuxièmement, la facture d'électricité des entreprises qui ne sont pas électro-intensives et qui sont raccordées en moyenne ou haute tension reste néanmoins comparable à celle qui est observée dans les pays suscités. Troisièmement, étant donné que les pays limitrophes – tout comme la Région flamande – octroient souvent des réductions élevées aux entreprises qui exercent des activités électro-intensives, les entreprises comparables établies à Bruxelles et en Wallonie souffrent évidemment d'un désavantage concurrentiel causé par la disparité des aides. Enfin, la facture du gaz naturel est peu élevée en Belgique, dans la mesure où les consommateurs paient peu d'obligations de service public, de surcharges et de prélèvements par rapport aux consommateurs d'électricité.

 

L'étude des régulateurs pourrait servir de base à l'élaboration de mesures destinées à évaluer et garantir une bonne position concurrentielle des entreprises belges. C'est nécessaire. En pratiquant cet exercice, nous devons tenir compte de la capacité financière de tous les consommateurs ainsi que du budget de l'État. De même, nous devons répartir de manière équilibrée les efforts qui doivent être accomplis entre ces différents pôles.

 

Il appartiendra au futur gouvernement fédéral, évidemment en concertation avec les gouvernements régionaux, de veiller à protéger la compétitivité de nos entreprises, notamment, les entreprises électro-intensives. Et, si j'ai un conseil à donner, j'invite chacun à prêter attention à la définition de l'électro-intensivité. En effet, il existe différentes définitions qui aboutissent parfois à ce que des entreprises de moyenne importance, qui sont pourtant très gourmandes en énergie électrique – je pense, par exemple, à une boulangerie industrielle qui emploie 50 personnes et qu'on ne peut pas comparer à BASF –, sont mises sur le côté alors qu'on devrait avoir un regard nuancé pour les aider de manière équilibrée et ciblée. Il faut donc faire attention à la définition.

 

Le prochain gouvernement – j'espère que nous aurons l'occasion de discuter de la question lors des négociations – devra instaurer les réformes nécessaires pour garantir une bonne compétitivité de nos entreprises en chiffrant, au préalable, l'impact de ces réformes sur le pouvoir d'achat des ménages et le budget de l'État fédéral. Ces trois pôles doivent être examinés avec beaucoup de nuances.

 

19.03  Bram Delvaux (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Natuurlijk kijken wij ook uit naar de regeringsonderhandelingen en de concrete stappen die de nieuwe regering met betrekking tot de problematiek van de energienorm zal doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van Bram Delvaux aan Marie-Christine Marghem (Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling) over "De omzetting van het Clean Energy Package" (55007537C)

20 Question de Bram Delvaux à Marie-Christine Marghem (Énergie, Environnement et Développement durable) sur "La transposition du Clean Energy Package" (55007537C)

 

20.01  Bram Delvaux (Open Vld): Mevrouw de minister, in november 2016 werd het Clean Energy Package afgekondigd op Europees niveau. Dat omvat een gans pakket aan nieuwe wetgeving, richtlijnen en verordeningen met betrekking tot energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en met betrekking tot de werking van de interne elektriciteitsmarkt, een betrouwbare energievoorziening enzovoort.

 

Ik heb hierover de volgende vragen, mevrouw de minister.

 

Wat is de stand van zaken voor wat betreft de federale omzetting en implementatie van het Clean Energy Package? Zullen de deadlines worden gehaald, bijvoorbeeld inzake de elektriciteitsrichtlijn die moet worden omgezet voor het einde van december 2020? Indien niet, wat is hiervan de oorzaak?

 

Hoe verloopt de samenwerking met de CREG en de verschillende Gewesten hieromtrent?

 

Welk tijdspad wordt hiervoor vooropgesteld?

 

20.02 Minister Marie-Christine Marghem: Mijnheer Delvaux, de vier verordeningen, ACER, Governance, Interne elektriciteitsmarkt en Risicoparaatheid, zijn rechtstreeks toepasbaar en derhalve niet onderhevig aan omzetting. Wel zie ik erop toe dat alle verplichtingen die rechtstreeks aan België worden opgelegd, ook worden opgevolgd. Dat houdt onder andere een analyse in van de compatibiliteit met de bestaande Belgische wetgeving, zoals de netwerkcode inzake elektriciteit maar ook de opmaak van onder andere het Nationaal Energie- en Klimaatplan.

 

Wat betreft de richtlijn inzake EMD en hernieuwbare energie, is de analyse afgerond inzake de identificatie van de bepalingen van richtlijnen die in België omzetting vereisen evenals de indicatie welke nationale wet- of regelgeving daartoe zou moeten worden gewijzigd of ingevoerd.

 

De administratieve voorbereiding en consultaties met de stakeholders zijn volop aan de gang.

 

De eerste concrete tekstvoorstellen en aanpassingen worden momenteel uitgewerkt en zullen binnenkort aan mij worden bezorgd. Zeker de analyse van de richtlijn EMD is een heel uitgebreide oefening die veel tijd in beslag neemt. Het is een uitdaging om het wetgevende proces op tijd rond te krijgen.

 

De samenwerking met de Gewesten verloopt via specifieke ENOVER-werkgroepen en is onontbeerlijk om te komen tot coherente Belgische wetgeving en een duidelijke analyse van de bevoegdheidsverdelingen.

 

De contacten tussen de CREG en mijn administratie verlopen op heel regelmatige en constructieve wijze. Voorlopig werkt mijn administratie nog vanuit de veronderstelling dat een tijdige federale omzetting van de richtlijnen Elektriciteitmarkt en design en RED II mogelijk is. Veel zal echter na het zomerreces duidelijk worden.

 

Inzake de richtlijn 2018/2002 inzake herziening van de richtlijn 2012/27EU betreffende de energie-efficiëntie was de deadline van de omzetting van artikel 6 op 25 juni 2020 vastgelegd. Die deadline is niet gehaald, aangezien bijkomende maatregelen nodig zijn voor het behalen van de gestelde Belgische energie-efficiëntie­doelstellingen. Momenteel zijn politieke discussies lopende tussen de verschillende entiteiten om te bepalen hoe die Belgische energie-efficiëntiedoelstellingen kunnen worden gedekt.

 

Er wordt een inschatting gemaakt van de energiebesparingen die gerealiseerd kunnen worden met de bestaande federale maatregelen en die ter ondersteuning van de gewestelijke bijdragen mee in rekening kunnen worden gebracht. In het NEKP staat: "De federale Staat zal de Belgische bijdrage ondersteunen met begeleidende maatregelen."

 

Momenteel lijkt de gewestelijke regelgeving de vereiste omzettingen inzake de facturatie­regelgeving in het kader van de artikelen 9 en 11 van richtlijn 2018/2002 volledig te dekken. Zodra de officiële publicaties van de gewestelijke regelgevingen beschikbaar zijn, zal op federaal niveau worden geanalyseerd en beoordeeld welke federale ondersteuning nog noodzakelijk wordt geacht, om zo de Belgische omzetting te vervolledigen en de gehele omzetting te verzekeren.

 

Indien nodig kan de CREG worden gemobiliseerd voor herziening van de tarificatieregelgeving en/of kan het federaal niveau aanpassingen doorvoeren in artikel 18 van de elektriciteitswet. Dit lijkt tot op heden echter niet noodzakelijk om de omzetting te dekken, maar behoeft verdere analyse. De omzetting van de artikelen 9 en 11 dient tegen 25 oktober 2020 te worden genotificeerd aan de Europese Commissie.

 

De laatste richtlijn van het Clean Energy Package, de Energy Performance of Buildings Directive betreft een gewestelijke bevoegdheid.

 

20.03  Bram Delvaux (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor het uitvoerig antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 55007550C van mevrouw Schlitz wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.49 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12 h 49.