Commission des Affaires sociales, de l'Emploi et des Pensions

Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen

 

du

 

Mercredi 1 juillet 2020

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 1 juli 2020

 

Voormiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 18 et présidée par Mme Marie-Colline Leroy.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.18 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Colline Leroy.

 

Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Question de Ludivine Dedonder à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "Les conséquences de la réintégration après un accident de travail" (55002658C)

01 Vraag van Ludivine Dedonder aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "De gevolgen van de re-integratie na een arbeidsongeval" (55002658C)

 

01.01  Ludivine Dedonder (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, en juin 2018, le Conseil consultatif fédéral des aînés a remis un avis sur les conséquences de la réintégration après un accident de travail sur la pension.

 

La législation actuelle sur les retraites prévoit des conditions différentes pour les périodes assimilées en raison de maladie ou d’invalidité et pour les périodes assimilées dues un accident du travail ou à̀ une maladie professionnelle.

 

En effet, l’arrêté royal du 21 décembre 1967 portant règlement général du régime de pension de retraite et de survie des travailleurs salariés stipule que les périodes de maladie ou d’invalidité “ne peuvent être assimilées que pour autant que le travailleur bénéficie des indemnités prévues par la législation en matière d’assurance maladie-invalidité ou de protection de la maternité”. Tandis que pour l’assimilation des périodes d’accident du travail ou d’une maladie professionnelle, ce même arrêté royal exige “que l’incapacité de travail atteigne 66 % au moins”.

 

Selon le Conseil, la réintégration d’une victime d’un accident du travail ou d’une maladie professionnelle a des conséquences négatives sur la future pension des personnes concernées si elles reprennent le travail à plus d’un tiers temps.

 

Le Conseil recommande donc une modification de l’article 34 de l'arrêté royal du 21 décembre 1967 pour que les victimes d'un accident du travail ou d’une maladie professionnelle qui souhaitent reprendre progressivement un emploi ne subissent plus de conséquences négatives dans le calcul de leur pension.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous ce constat? Avez-vous pris en compte l’avis du Conseil consultatif fédéral des aînés? Quel est votre avis sur la question? Êtes-vous disposé à modifier cette règle?

 

01.02  Daniel Bacquelaine, ministre: Madame la présidente, madame Dedonder, le Conseil consultatif fédéral des aînés semble dire que le pourcentage d'incapacité de travail est directement influencé par le régime de travail.

 

Je peux toutefois vous assurer que cela n'est pas le cas puisque le travailleur conservera l'assimilation sur la base de son dernier salaire tant que son incapacité de travail est reconnue à au moins 66 %, quel que soit son régime de travail. La reconnaissance d'incapacité à 66 % expire, cependant, lorsque l'intéressé reprend une activité à temps plein.

 

Une adaptation de la législation n'est dès lors pas nécessaire, à mon sens. En effet, tant que l'intéressé n'a pas repris un travail à temps plein, l'assimilation pour la pension pour les jours d'inactivité est maintenue durant toute la période d'incapacité à 66 %. Lorsqu'il reprendra un travail à temps plein, il sera à nouveau assuré de se constituer une pension complète puisqu'il bénéficiera d'un salaire à temps plein.

 

01.03  Ludivine Dedonder (PS): Monsieur le ministre, si je comprends bien, même si les personnes reprennent progressivement le travail, elles ne seront pas pénalisées au niveau de leur pension. C'est bien ce que vous dites? 

 

01.04  Daniel Bacquelaine, ministre: Tant que l'intéressé n'a pas repris un travail à temps plein, l'assimilation pour la pension est maintenue durant toute la période d'incapacité à 66 %.

 

01.05  Ludivine Dedonder (PS): Je vais contacter le Conseil consultatif fédéral des aînés pour discuter de la question, et je reviendrai vers vous, le cas échéant.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Interpellatie van Ellen Samyn aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "De stand van zaken van de lijst van zware beroepen" (55000004I)

02 Interpellation de Ellen Samyn à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "L'état d'avancement de l'élaboration de la liste des métiers pénibles" (55000004I)

 

02.01  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de regering-Michel besliste om een lijst van zware beroepen op te stellen. De beroepscategorieën opgenomen in deze lijst zouden vóór het bereiken van de verhoogde wettelijke pensioenleeftijd een vervroegd pensioen kunnen opnemen. De vakbonden en u als minister van Pensioenen bereikten reeds in 2018 een akkoord over een lijst van zware beroepen in de openbare sector.

 

Wat specifiek de zorgsector betreft, bevat de lijst volgende beroepen: het verplegend en verzorgend personeel van de ziekenhuizen, zorgcentra en andere instellingen en diensten erkend door de overheid, MUG-personeel en ambulanciers, opvoedend en begeleidend personeel in domeinen van jeugdzorg en gemeenschapsinstellingen, kinderverzorgers en omkaderingspersoneel kinderopvang en personeel tewerkgesteld in gesloten centra.

 

Het overgrote deel van deze beroepen bestaat echter ook in de private sector en daar wringt het schoentje. Tevergeefs probeerden sociale partners en de werkgeversorganisaties tot een overeenkomst te komen om een lijst van zware beroepen op te stellen voor de private sector. Eind 2018 strandde het overleg en anno 2020 is er nog steeds geen overeenkomst.

 

Het is voor iedereen overduidelijk dat het zorgpersoneel uit zowel de openbare als de private zorgsector in de frontlinie stond en nog steeds staat tijdens deze coronacrisis, maar ook los van deze crisis is iedereen ervan overtuigd dat een job in de zorgsector een zwaar beroep is, dat onmogelijk uitgeoefend kan worden tot de leeftijd van 67 jaar.

 

Het verzorgend en verplegend personeel voldoet nochtans aan de vier criteria die de vorige regering zelf heeft vooropgesteld om te worden opgenomen in de lijst van zware beroepen: fysiek zwaar werk – bijvoorbeeld lasten en tillen; belastende werkorganisatie – ploeg- en nachtwerk; een verhoogd veiligheidsrisico; en mentale of emotionele belasting.

 

Het is een spijtige zaak dat de regering tijdens haar volheid van bevoegdheid juist in deze coronatijd de kans heeft gemist om eindelijk eens werk te maken van de lijst met zware beroepen. De coronahelden figuurlijk in de bloemen zetten of voor hen applaudisseren is een nobel gebaar, maar er is dringend nood aan het verbeteren van de werkomstandigheden van verpleegkundigen en ander zorgpersoneel. Er is dringend nood aan om het beroep opnieuw aantrekkelijk te maken. Er is dringend nood aan een herwaardering van het beroep, wat betekent een betere verloning en goede pensioenvoorwaarden. Kortom, een statuut waar een werkbare carrière en een goed en verzekerd pensioen op vervroegde leeftijd een must is.

 

Het verplegend en verzorgend personeel heeft recht op duidelijkheid over zijn toekomst. Ze verdienen het niet dat het overleg weer op de lange baan wordt geschoven. Ze verdienen het niet om loze beloften voorgeschoteld te krijgen. Ze verdienen het niet dat er nog geen wetsontwerp op tafel ligt. De regering is blijkbaar niet in staat gebleken om werkelijke hervormingen door te voeren, die ten goede zouden komen aan de mensen die onze samenleving in deze onzekere tijden recht hebben gehouden en hoop hebben gegeven.

 

Twee weken geleden kreeg u nog een schrijven van een aantal verpleegkundigenorganisaties. Heeft u of de regering ondertussen nog overleg gehad met de belangengroepen en werkgevers in de zorgsector, om gehoor te geven aan hun eisen? Zo ja, wat was het resultaat hiervan? Zo nee, waarom niet? Is de regering van plan om het overleg over de lijst van zware beroepen in de private sector snel op te nemen, waar dat twee jaar geleden strandde?

 

Zal er, nu we twee jaar later zijn, opnieuw over de lijst van zware beroepen in de openbare sector worden onderhandeld? Of blijft de lijst definitief?

 

Zal de regering de directe benadering van arbeidsomstandigheden, die door de regering-Michel was gevolgd, behouden? Of zal men ook kijken naar een indirecte benadering, waarbij er meer nadruk komt te liggen op het objectiveren van de gezondheidseffecten van het beroep?

 

Welke concrete maatregelen zullen op korte termijn worden genomen om tegemoet te komen aan het zware beroep van zorgkundige of verzorgend personeel?

 

02.02 Minister Daniel Bacquelaine: Mevrouw Samyn, ik heb op 7 juni een brief ontvangen van de Nationale Federatie van de Belgische Verpleegkundigen. In die brief vragen de Federatie en de partnerberoepsverenigingen om het beroep van verpleger te beschouwen als een zwaar beroep op basis van de criteria die het Nationaal Pensioencomité op 12 september 2016 heeft vastgelegd. Die criteria luiden: belastende arbeidsomstandigheden door fysieke inconveniënten verbonden aan de werkomgeving, een belastende werkorganisatie, belasting door verhoogde veiligheidsrisico's, belasting van mentale en of emotionele aard.

 

Ik heb in de loop van de vorige legislatuur een wetsontwerp uitgewerkt dat toelaat aan werknemers, zelfstandigen en ambtenaren die een zwaar beroep hebben uitgeoefend, dus alle werkenden met een zwaar beroep, om hetzij hun pensionering te vervroegen, hetzij hun beroepsactiviteit voort te zetten en te genieten van een hoger pensioen. Het wetsontwerp werd op 23 mei 2018 goedgekeurd door twee van de drie vakbondsorganisaties die in het Comité A zitting hebben. In het Comité A werd bovendien een akkoord gesloten over een lijst die de zware functies in de publieke sector definieert. De volgende functies zijn opgenomen op die lijst: het verpleegkundig en verzorgend personeel van ziekenhuizen, zorgcentra en andere door de overheid erkende instellingen waarvan wordt erkend dat het beroep zeer zwaar is. Dat laat toe om de loopbaan die in aanmerking wordt genomen voor de opening van het recht op vervroegd pensioen, met 15 % te vermeerderen.

 

De gezondheidscrisis waarmee wij werden geconfronteerd, bevestigt meer dan ooit de noodzaak om de zwaarte van het beroep van verpleegkundig en verzorgend personeel in de pensioenwetgeving te erkennen. Het is echter noodzakelijk te streven naar een erkenning van de zware beroepen volgens gelijkaardige modaliteiten in de drie pensioenstelsels, meer bepaald het ambtenaren-, werknemers- en zelfstandigenpensioen. Die bezorgdheid is des te relevanter, aangezien het verpleegkundig personeel verdeeld is over die drie stelsels.

 

Tot mijn grote spijt zijn de sociale partners er voor de privésector niet in geslaagd om een akkoord te sluiten over een lijst van zware functies vóór het begin van de periode van lopende zaken van de regering in december 2018.

 

Zoals aangegeven in mijn antwoord aan de federaties van verpleegkundigen, hoop ik dat de hervorming, die zich reeds in een vergevorderd stadium bevindt, voortgezet zal kunnen worden door de volgende, volwaardige regering en dat er een snel een akkoord zal kunnen worden gesloten door de sociale partners van de privésector.

 

Het gaat effectief om een belangrijke hervorming, die het resultaat is van lange onderhandelingen en die verschillende onderdelen omvat die niet van elkaar kunnen worden gescheiden. De volgende regering moet erop toezien dat de hervorming wordt afgewerkt. Gezien het akkoord in het Comité A en gezien de hoogdringendheid om rekening te houden met de zware beroepen zou het ontwerp kunnen worden aangenomen voor de publieke sector, zodra een nieuwe regering is aangesteld, met een uitbreiding voor de gelijkaardige functies in de privésector. Zo luidt trouwens de aanbeveling van de sociale bemiddelaars die werden aangesteld om de standpunten van de sociale partners van de privésector dichter bij elkaar te brengen. Dat zal alle zorgverleners toelaten om ongeacht hun statuut te genieten van de bepalingen om vroeger met pensioen te gaan of te genieten van een hoger pensioen, zonder dat zij hoeven te wachten op een definitieve lijst van de zware functies in de privésector.

 

02.03  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, u gaf al deels dat antwoord twee weken geleden in de plenaire vergadering.

 

Een van de vragen van de sector is inderdaad om werk te maken van de lijst van zware beroepen, waarin een aantal onbillijkheden rechtgezet zouden kunnen worden. Wie erkend wordt in een zwaar beroep, zal een beetje vroeger met pensioen kunnen gaan. Dat wil zeggen dat op de zestigste verjaardag pensioen zou kunnen worden aangevraagd. Mij lijkt dat geen onbillijke vraag. Zoals ik al aangaf tijdens de toelichting, voldoet het verzorgend en verplegend personeel aan de vier criteria die uzelf in 2018 heeft vooropgesteld om opgenomen te worden in de lijst van zware beroepen. De criteria zijn fysiek zwaar werk, een belastende werkorganisatie, een verhoogd veiligheidsrisico en mentale of emotionele belasting.

 

Wat de zorgsector vooral nodig heeft, zijn geen woorden maar daden. Wat de zorgsector vooral niet nodig heeft, is bezwijken onder de druk. Wat de zorgsector vooral ook niet nodig heeft, is extra emotionele belasting. En wat de zorgsector vooral niet nodig heeft, is een kapotgewerkte rug, zodat het beroep niet meer naar behoren kan worden uitgeoefend. De zorgsector vraagt al zo lang, voordat er sprake was van een coronapandemie, naar een grondige hervorming. Ù stelt zelf in een krantenartikel twee weken geleden: "We juichen elke dag voor het verplegend personeel, maar hier zijn meer concrete dingen nodig. Erkenning van het zwaar beroep is niet genoeg. We zullen moeten kijken naar de loonschaal en de aantrekkelijkheid van de job."

 

U geeft nu aan dat er nood is aan hervorming, maar maak daar dan nu werk van. Schuif het niet door naar de volgende regering. Op uw website bijvoorbeeld staat sinds 2017 niets meer te lezen over de zware beroepen. Er is geen spoor van uw aangekondigde wetsontwerp. Neem uw verantwoordelijkheid op en maak werk van de lijst. Investeer in een herwaardering van het beroep, maak het aantrekkelijk. Geef die helden en alle werknemers in de andere sectoren waar een zwaar beroep wordt uitgeoefend, waar ze recht op hebben.

 

Moties

Motions

 

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Ellen Samyn en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van mevrouw Ellen Samyn

en het antwoord van de minister van Pensioenen,

- overwegende dat werd beslist een lijst van zware beroepen op te stellen;

- overwegende dat de sociale partners reeds een akkoord bereikten omtrent een lijst met zware beroepen in de openbare sector;

- overwegende dat ook voor de private sector dringend een lijst met zware beroepen dient te worden opgelijst;

- overwegende dat de COVID-19-pandemie nogmaals heeft aangetoond dat onder meer de jobs in de zorgsector zware beroepen zijn;

vraagt de regering:

- in overleg met zowel de private sector als de sociale partners zo spoedig mogelijk de onderhandelingen herop te starten om een lijst van zware beroepen op te stellen."

 

Une motion de recommandation a été déposée par Mme Ellen Samyn et est libellée comme suit:

"La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de Mme Ellen Samyn

et la réponse du ministre des Pensions,

- considérant qu’il a été décidé de l’établissement d’une liste des métiers pénibles;

- considérant que les partenaires sociaux ont déjà abouti à un accord concernant une liste des métiers pénibles dans le secteur public;

- considérant qu’il y a lieu d’établir d’urgence une liste des métiers pénibles pour le secteur privé également;

- considérant que la pandémie du COVID-19 a montré une fois de plus que les métiers dans le secteur des soins constituent des métiers pénibles;

demande au gouvernement:

- de redémarrer dans les meilleurs délais, en concertation tant avec le secteur privé qu’avec les partenaires sociaux, les négociations en vue de l’établissement d’une liste des métiers pénibles."

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Isabelle Galant.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Isabelle Galant.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

03 Question de Marc Goblet à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "L’impact de la crise sur certaines pensions complémentaires" (55005388C)

03 Vraag van Marc Goblet aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "De impact van de crisis op bepaalde aanvullende pensioenen" (55005388C)

 

03.01  Marc Goblet (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, les personnes qui s'apprêtent à prendre leur retraite et qui comptaient sur un montant assez élevé pour leur pension complémentaire risquent d'avoir une très mauvaise surprise.

 

En effet, pour les plans de pension comme les contributions définies gérées par un fonds de pension ou par une entreprise d'assurances dans le cadre d'une branche 23, dont les performances sont liées au rendement des marchés, la loi garantit certes du 1,75 %. Mais ces dernières années, les rendements ont été élevés. Les assurés ont dès lors accumulé un excédent substantiel.

 

C'était sans compter l'émergence de la crise sanitaire que nous connaissons, puisque depuis, les marchés financiers ont enregistré des reculs de 15 à 20 %. Les personnes qui vont être pensionnées dans les jours à venir vont se retrouver avec des montants fort différents de ce qui leur avait été annoncé.

 

Vu la situation, une demande de dérogation à la loi sur les pensions complémentaires a été introduite auprès de vous. L'objectif est d'obtenir le report du paiement de ces pensions complémentaires pour une durée indéterminée, en espérant qu'entre-temps, les marchés remontent, et que les personnes qui partent à la pension ne voient pas maintenant leur pension complémentaire rabotée.

 

Monsieur le ministre, cela démontre une nouvelle fois que la seule garantie valable de pension pour les travailleurs, c'est le premier pilier, qu'il faut absolument renforcer. Néanmoins, aujourd'hui, que comptez-vous faire pour les personnes proches de la pension qui comptaient sur cette pension complémentaire?

 

Allez-vous accepter la demande de report introduite? Doit-on s'attendre une nouvelle fois à ce que l'État doive se substituer pour garantir le montant promis aux travailleurs concernés?

 

03.02  Daniel Bacquelaine, ministre: Cher collègue, je voudrais d'abord préciser que, pour ma part, je ne privilégie pas la pension complémentaire au détriment de la pension légale. Pour moi, les deux sont importantes et la politique que j'ai menée ces dernières années avait d'abord et avant tout pour objectif de garantir la pérennité du premier pilier de pension. Je suis toutefois d'avis que la pension complémentaire est, comme son nom l'indique, un complément nécessaire à la pension légale pour garantir à nos concitoyens, lorsqu'ils sont pensionnés, un niveau de vie qui soit plus en lien avec celui qu'ils avaient lorsqu'ils étaient actifs professionnellement.

 

S'agissant de ces pensions complémentaires et concernant l'étude de la FSMA à laquelle on fait référence, j'ai déjà précédemment répondu aux questions qui m'étaient posées à ce sujet. Je rappellerai que cette étude portait sur les plans de pension de type prestations définies qui ne concernent que 10 % du total des affiliés à un engagement de pension complémentaire. Dans le cadre de ces plans de type prestations définies, les fluctuations des marchés financiers n'ont pas d'impact sur la prestation que l'affilié perçoit lors de sa mise à la retraite. Cette prestation est en effet définie dans le règlement de pension et l'organisme de pension doit payer à l'affilié la totalité de la prestation qui est définie dans le règlement. S'il y a une insuffisance, l'employeur doit l'apurer. La crise COVID-19 n'a donc pas d'impact sur la prestation définie à laquelle l'affilié a droit dans le cadre de ces plans de pension.

 

Par ailleurs, il y a des plans de pension de type contributions définies dans le cadre desquels l'affilié a droit à la capitalisation des contributions versées dans le plan, au fur et à mesure de son affiliation.

 

De tels plans peuvent être gérés par une entreprise d'assurances dans le cadre de la branche 21. En ce cas, la crise COVID-19 n'entraîne également aucun impact sur la prestation, puisque celle-ci est garantie par ladite entreprise. La majorité des plans de pension de type contributions définies sont administrés dans une telle branche.

 

Il est également possible de gérer des plans de type contributions définies au sein de la branche 23 ou auprès d'une institution de retraite professionnelle. En l'espèce, la capitalisation obtenue dépend en effet de la fluctuation des marchés, étant entendu – comme vous le précisez dans votre question – que, pour en tenir compte, le législateur a prévu précisément un rendement minimum légal à charge de l'employeur et du secteur. Du reste, nous en avons négocié ensemble le taux de 1,75 %. Quelles que soient les fluctuations que connaissent les marchés, l'affilié aura donc droit, en tout état de cause, à ce minimum légal.

 

Je tiens à préciser que c'est le Groupe des Dix qui avait décidé de revoir à la baisse ce taux de garantie minimum légale. Contrairement à ce que vous pourriez soupçonner, je n'ai donc pas affaibli la protection des travailleurs.

 

Compte tenu de ce qui précède, je puis vous rassurer et vous confirmer qu'il n'est pas question que les travailleurs attendent avant de bénéficier de leur pension complémentaire. Celle-ci est liquidée lors de leur départ à la retraite. Les employeurs ou les secteurs doivent bien entendu, si nécessaire, apurer les déficits éventuels – y compris sur le plan de la garantie minimum légale de rendement. Par conséquent, il n'y a aucune raison que l'État doive se substituer à un quelconque organisme privé.

 

Au demeurant, j'attire votre attention sur les informations récentes de la FSMA parues dans la presse, selon lesquelles les fonds d'investissement et les institutions de retraite professionnelle ont plutôt bien résisté à la crise COVID-19. S'agissant des secondes, au début du mois, le taux de couverture des engagements à court terme s'élevait ainsi à 144 % et celui des engagements à long terme à 117 %.

 

En conclusion, je ne peux partager entièrement votre point de vue au sujet des pensions complémentaires. Je pense que notre système de pensions complémentaires, qui est très différent de celui en vigueur aux Pays-Bas et qui ne peut donc y être comparé, a bien démontré à l'occasion de la crise du COVID-19 qu'il comprenait des balises pour protéger les affiliés d'éventuelles fluctuations des marchés.

 

03.03  Marc Goblet (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses circonstanciées.

 

Je maintiens que le plus important est la pension du premier pilier et que s'il y a une vraie volonté de la renforcer, il faut se diriger vers une pension minimale et garantir une progressivité plus forte qu'elle ne l'est aujourd'hui.

 

En ce qui concerne la problématique des pensions complémentaires, votre réponse théorique est tout à fait correcte mais je tiens à souligner qu'on n'a jamais été à l'abri d'employeurs ou de branches d'assurance qui seraient défaillants et qui ne pourraient pas remplir leurs obligations. Je ne compare pas avec la situation aux Pays-Bas – je connais bien les différences – mais nous ne sommes pas à l'abri d'une défaillance dans le système d'assurance ou de pension complémentaire dans lequel l'employeur doit éventuellement compléter la prestation définie. À ce moment-là, ce sera de toute façon le pensionné qui sera sanctionné.

 

Il est important que nous ayons une réflexion beaucoup plus avancée sur la question des pensions de premier pilier et les pensions complémentaires.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- Gaby Colebunders aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "De aanpassing van de mijnwerkerspensioenen door de FPD" (55006459C)

- Frank Troosters aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "De mijnwerkerspensioenen" (55006497C)

- Anja Vanrobaeys aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "De uitvoering van de wet betreffende het pensioensupplement van de mijnwerkers" (55006571C)

- Barbara Creemers aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "De stand van zaken met betrekking tot de wet over de mijnwerkerspensioenen" (55006740C)

04 Questions jointes de

- Gaby Colebunders à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "Le réajustement des pensions des mineurs par le SFP" (55006459C)

- Frank Troosters à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "Les pensions des mineurs" (55006497C)

- Anja Vanrobaeys à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "L'exécution de la loi relative au supplément de pension des mineurs de fond" (55006571C)

- Barbara Creemers à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "L'état d'avancement de la loi relative aux pensions des mineurs" (55006740C)

 

La présidente: Chers collègues, dans le cadre de cette série de questions jointes, je me permets de vous rappeler le petit exercice chronométré auquel nous nous soumettons pour essayer de ne pas dépasser les délais.

 

M. Colebunders étant absent, sa question est sans objet. Je ne vois pas non plus M. Troosters.

 

04.01  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de voorzitter, hij heeft zich gisteren verontschuldigd bij de diensten. Ik weet niet of het mogelijk is om zijn vraag om te zetten in een schriftelijke vraag?

 

La présidente: C'est une question jointe. Comme M. Troosters est absent, sa question devient sans objet.

 

04.02  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op 7 mei werd de wet goedgekeurd die de berekeningswijze van het pensioensupplement van de ondergrondse mijnwerkers rechtzet. Hiermee wordt een foutieve berekening van het pensioensupplement van de ondergrondse mijnwerkers rechtgezet, alsook wordt voorzien in een retroactieve uitbetaling tot 10 jaar terug van misgelopen pensioenrechten.

 

Op het moment dat ik mijn vraag indiende, was de wet nog niet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Wij hebben daar toch wel een tijdje op moeten wachten. Nu weet ik trouwens ook dat dit gebeurt met perkamenten. Die publicatie is ondertussen gelukkig wel gebeurd. Dat is voor de mijnwerkers toch wel essentieel, om te vernemen hoe het zit met de verdere uitvoering en administratieve verwerking van de dossiers.

 

De wet is gepubliceerd. Vanaf wanneer zullen de mijnwerkers een aangepast pensioensupplement ontvangen?

 

Dan heb ik nog een vraag over de retroactieve uitbetaling. Wij weten immers dat al deze dossiers manueel moeten worden verwerkt. Wanneer zal de Federale Pensioendienst starten met de administratieve verwerking van de dossiers zodat het pensioensupplement ook retroactief kan worden toegepast? Is er voldoende personeel voor? Hoelang zal het ongeveer duren vooraleer alle mijnwerkers het supplement, waarvoor ze bijdragen hebben betaald, zullen ontvangen?

 

Op welke manier zal het supplement worden uitbetaald?  Wat zijn de modaliteiten daarvan?

 

04.03  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Madame la présidente, je vous souhaite un bon anniversaire.

 

Mijnheer de minister, u hebt menig mijnwerkershart op de proef gesteld in de maand mei. Ik weet dat veel mijnwerkers deze vergadering via livestream volgen. Zij zouden zeer graag uw standpunt horen, met uitleg over wat er precies is misgelopen en waarom het zolang geduurd heeft vooraleer de wet gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad.

 

Ik sluit mij aan bij de vraag van collega Vanrobaeys naar een stand van zaken. Wat is er intussen gebeurd om de berekening te starten? Vanaf wanneer is uitbetaling mogelijk?

 

La présidente: Madame Creemers, merci pour vos bons vœux.

 

04.04 Minister Daniel Bacquelaine: Mevrouw de voorzitter, de wet van 15 juni 2020 betreffende de berekeningswijze van het pensioensupplement van de ondergrondse mijnwerkers werd in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd op 19 juni laatstleden. De publicatie van de wet kon niet vroeger plaatsvinden, omdat het perkament dat werd bezorgd door de diensten van de Kamer fouten bevatte en niet overeenkwam met de tekst die in de plenaire vergadering werd aangenomen, waardoor men genoodzaakt was de ondertekenings­procedure door de Koning en de bezegeling door de minister van Justitie opnieuw op te starten.

 

Zoals ik reeds heb aangegeven, vereist de uitvoering van die wet een manuele herziening van alle betrokken dossiers. Een herziening van een dergelijke omvang vereist een nauwkeurige end-to-endvoorbereiding. De uitvoering zal in twee fases moeten plaatsvinden. Tijdens de tweede fase zal ieder dossier verschillende stappen moeten doorlopen. In de eerste fase zullen de huidige pensioentoepassingen moeten worden aangepast en intensieve testen ondergaan. In de tweede fase zullen de individuele pensioendossiers worden behandeld. Die behandeling bestaat uit verschillende stappen, zoals het opzoeken van historische gegevens volgens een nog te bepalen volgorde, manuele en individuele pensioenberekeningen en de berekening van de individuele saldo's en de betaalbaarstelling. Op het einde van deze fase zullen de betrokken personen een nieuwe pensioenbeslissing ontvangen.

 

Ik wil benadrukken dat elke herzieningsverrichting moet worden geïntegreerd in de bestaande werkschema's voor lopende pensioenprojecten en -processen zonder dat andere rechthebbenden daarvan nadeel ondervinden.

 

Bovendien moet men gedurende een lange periode voldoende VTE's vrijmaken die de noodzakelijke expertise bezitten. Het voorstel om nieuwe personeelsleden aan te werven is dus geen goed idee. Er zijn maanden nodig alvorens een nieuw personeelslid de nodige kennis heeft verworven om productief te zijn. Werken met interimarissen of contracten van korte duur is dus volledig uitgesloten.

 

Kortom, de Federale Pensioendienst wordt geconfronteerd met een grote operationele uitdaging die niet moet worden onderschat en verbindt zich ertoe deze met de nodige aandacht waar te maken binnen een redelijke termijn, gespreid over 2020 en 2021.

 

De FPD heeft in het kader van de onderhan­delingen over de nieuwe bestuursovereenkomst een vraag ingediend met het oog op het verkrijgen van de nodige kredieten – 150.000 euro in 2021 – om deze uitdaging aan te gaan.

 

04.05  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het is voor de mijnwerkers heel belangrijk te weten wanneer die rechtzetting zal gebeuren en wanneer zij dat hoger pensioensupplement zullen ontvangen. Zij hebben daarop 30 jaar moeten wachten omdat er een fout stond in het koninklijk besluit en dat dit zo werd toegepast door de Federale Pensioendienst.

 

Ik heb begrepen dat de Federale Pensioendienst zich ertoe engageert om het werk te doen in de loop van 2020 en 2021 en dat alle mijnwerkers tegen eind 2021 zullen ontvangen waarop zij recht hebben omdat daarvoor de nodige kredieten zijn aangevraagd. Ik hoop dan ook dat de Federale Pensioendienst deze kredieten zullen ontvangen zodat de mijnwerkers na al die jaren eindelijk krijgen waarop ze recht hebben en waarvoor ze bijdragen hebben betaald.

 

Ik begrijp dat er expertise nodig is om die ingewikkelde dossiers opnieuw historisch samen te stellen en recht te zetten en dat dit niet ten koste mag gaan van andere rechthebbenden op een pensioen. Als de mijnwerkers het perspectief krijgen dat ze tegen eind 2021 allemaal hun supplement retroactief op hun rekening zullen krijgen, zullen ze heel tevreden zijn.

 

04.06  Barbara Creemers (Ecolo-Groen): Het is goed dat die duidelijkheid er nu is. Ten laatste eind 2021 komt dit in orde. Voordien werd ook al eens voorjaar 2021 gecommuniceerd. Het moet heel duidelijk zijn, maar het moet ook heel duidelijk zijn dat het geen effect heeft op de retroactiviteit. In de wet werd 1 januari 2011 opgenomen. De retroactiviteit is voor iedereen hetzelfde, of het begin 2021 of eind 2021 zal zijn. Het is heel belangrijk dat we dat goed communiceren aan alle mijnwerkers die zitten te wachten.

 

Ik wil toevoegen dat de mijnwerkers zelf een enorm archief hebben van de historische gegevens waarnaar u op zoek bent. Zij hebben de hand al uitgestoken om daar samen met u aan te werken. Ik zou die uitgestoken hand zeker aannemen. Dat zal heel veel opzoektijd besparen voor uw diensten. Ik stel voor dat we samen met mevrouw Vanrobaeys op geregelde tijdstippen deze vraag indienen, zodat de mijnwerkers weten dat het dossiers zeker niet op de lange baan wordt geschoven en dat we daar allemaal voor zullen strijden en heel hard voor zullen werken om inderdaad te geven waar ze recht op hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "De heropstart van de IGO-controles" (55006730C)

05 Question de Anja Vanrobaeys à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "La reprise des contrôles liés à la GRAPA" (55006730C)

 

05.01  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijn vraag gaat over een oude IGO-controleprocedure. Wordt de vraag dan niet beter samengevoegd met het lijstje van andere gelijkaardige vragen? Voor mij is het om het even, maar dat lijkt mij enigszins gemakkelijker.

 

La présidente: Je me suis fait la même réflexion en lisant les intitulés, mais comme cela n'est pas fait, je ne sais pas si cela a été prévu dans les réponses du ministre. (Non.)

 

Il est plus simple alors de suivre l'ordre. Les réponses sont distinctes.

 

Mme Vanrobaeys, vous pouvez poser votre question.

 

05.02  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, in een antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 66 aangaande de opschorting van de IGO-controles in het kader van de covid-19 pandemie verklaarde u de IGO-controles op te schorten ‘zolang de maatregelen in strijd tegen de verspreiding van het corona-virus van toepassing zijn.’

 

Verder verklaarde u: ‘het opschorten van de controles zal ten vroegste worden opgeheven vanaf fase 3 van de exit-maatregelen, op de datum die zal worden weerhouden op de nationale veiligheidsraad.

 

Gezien het gaat over een zeer kwetsbare groep in het kader van het corona-virus (65+), gezien vakanties naar het buitenland momenteel niet zijn toegestaan en, als ze worden toegestaan, dikwijls extra voorzorgsmaatregelen met zich meebrengen (bv. bij aankomst twee weken in quarantaine), gezien zolang het virus aanwezig blijft in onze samenleving en er nog geen geneesmiddel of vaccin op de markt is, de maatregelen van social distancing van kracht blijven, lijkt het ons gezond verstand de IGO-controles op te schorten totdat de gezondheid van deze kwetsbare groep kan gegarandeerd worden.

 

Bent u bereid in naam van de volksgezondheid en ter bescherming van de meest kwetsbare de opschorting van de controlemaatregelen te verlengen zolang maatregelen van social distancing van toepassing zijn?

 

Wat zal uw kabinet/administratie adviseren aan de veiligheidsraad betreffende de heropstart van de controles voor IGO-begunstigden?

 

Alvast bedankt voor de verstrekte antwoorden.

 

05.03 Minister Daniel Bacquelaine: Mevrouw de voorzitter, beste collega, in antwoord op uw schriftelijke vraag nr. 66 over de tijdelijke opschorting van de IGO-controles volgend op de coronacrisis, gaf ik aan dat een heropstart van de controles ten vroegste zou kunnen plaatsvinden in de derde fase van de exitstrategie. Zoals u weet trad deze fase in werking op 8 juni laatstleden. Ik heb echter beslist om de controleprocedures nog niet te laten heropstarten, aangezien de doelgroep van deze controles een risicogroep vormt voor het coronavirus.

 

Indien de postbode het verblijfsbewijs niet heeft kunnen afgeven aan de betrokkene bij een van zijn drie reglementaire bezoeken, moet de betrokkene zich binnen de vijf werkdagen naar de gemeente begeven. Vele gemeentelijke administraties werken echter nog steeds alleen op afspraak, wat tot gevolg zou kunnen hebben dat de betrokkene niet binnen de voorziene termijn naar het gemeentehuis kan gaan.

 

Ik heb dus aan de Federale Pensioendienst gevraagd om de verblijfscontroles op te schorten tot eind augustus. Een evaluatie van de gezondheidssituatie en de werkelijke situatie op het terrein zal worden uitgevoerd door de FPD, om te weten of een heropstart vanaf september mogelijk zal zijn.

 

05.04  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het klopt, dit gaat om kwetsbare bejaarden die tot de risicogroep voor het coronavirus behoren. Vandaar mijn vraag hoelang de controles zullen worden opgeschort. Ik heb begrepen dat nu al vaststaat dat dit tot eind augustus zal zijn, maar dat anderzijds de Federale Pensioendienst dan, ook eind augustus veronderstel ik, een evaluatie zal maken van de situatie op het terrein om te bepalen of de controles nog langer moeten worden opgeschort.

 

Eerlijk gezegd vind ik, samen met armoede­organisaties, dat zolang er social distancing is en zolang er nog maatregelen worden genomen om het coronavirus in te dijken, de controles dienen te worden opgeschort. Het gaat immers om een risicogroep die sowieso meer gevaar op besmetting loopt. Zoals u zelf aangeeft, zijn er ook nog altijd maatregelen van kracht, zoals bijvoorbeeld in het gemeentehuis alleen maar op afspraak terechtkunnen. Ik denk dat die mensen het ook niet gemakkelijk vinden om hun brieven te versturen via het postkantoor. We weten ook niet in welke situatie ze zich precies bevinden: met andere gezondheidsklachten zitten ze mogelijk nog altijd in lockdown. Ik ken risicopatiënten die door hun gezondheidstoestand vrijwel nog in lockdown zitten. Het is voor hen belangrijk om zekerheid te hebben.

 

Ik vraag mij af wanneer precies die evaluatie zal worden gedaan. Ik hoop dat het niet is zoals de situatie gisteren met de kermissen, waarbij een ministerieel besluit wordt gepubliceerd dat vandaag ingaat en waardoor mensen zich in allerijl moeten voorbereiden. Zal die evaluatie midden of eind augustus of misschien pas in september gedaan worden? De betrokkenen moeten toch weten of de controles nog verder worden opgeschort in september en/of oktober.

 

Mijnheer de minister, u zult waarschijnlijk al vernomen hebben dat het Parlement een wetsvoorstel bespreekt om de controles op termijn aan te passen, zodat ze iets menselijker zouden verlopen. Het zou mooi zijn dat als de gezondheidstoestand het toelaat, de opschorting aansluit op de meer menselijke aanpak van de IGO-controles.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van Anja Vanrobaeys aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "De pensioenrechten voor pleegouderverlof" (55006949C)

06 Question de Anja Vanrobaeys à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "Les droits de pension pour le congé parental d'accueil" (55006949C)

 

06.01  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, met de wet van 6 september 2018 tot wijziging van de regelgeving met het oog op de versterking van het adoptieverlof en tot invoering van het pleegouderverlof, B.S. 26 september 2018, werd naast een verbetering van het adoptieverlof ook een pleegouderverlof ingevoerd, met ingang van 1 januari 2019. Voor de eerste drie dagen daarvan ontvangt de pleegouder het normale loon, voor de resterende periode een uitkering vanwege de ziekteverzekering.

Voor de gelijkstelling voor de opbouw van jaarlijkse vakantie werd een regeling uitgewerkt. Voor de gelijkstelling van de pensioenen antwoordde u op mijn vraag op de commissie van 11 december 2019 dat de FPD bezig was met de voorbereiding van een koninklijk besluit, maar dat dit koninklijk besluit maar kon genomen worden door een nieuwe regering.

Mijn vragen zijn dan ook:

Wanneer zal het koninklijk besluit dat de gelijkstelling voor de opbouw van pensioenrechten voor pleegouderverlof worden genomen?

Wanneer zullen de reglementaire teksten daartoe worden gepubliceerd?

 

06.02 Minister Daniel Bacquelaine: Mevrouw Vanrobaeys, op basis van de analyse van de Federale Pensioendienst blijkt een reglementaire wijziging noodzakelijk voor de gelijkstelling van de periodes van pleegouderverlof in het pensioen van de werknemers. Deze wijziging kan echter niet gebeuren in deze periode van lopende zaken.

 

06.03  Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de minister, het statuut van deze regering is soms wat eigenaardig. Het is een bijzondere situatie. Misschien kunnen we het daarover eens zijn. Ik had toch begrepen dat er geen lopende zaken meer waren, maar een volmachtenregering met volheid van bevoegdheid.

 

Ik heb die vraag over de gelijkstelling van het pleegouderverlof voor de pensioenen al eens aan de vorige regering van lopende zaken gesteld. Het KB en de reglementering liggen gewoon klaar en zijn voorbereid door de Federale Pensioendienst. Dit is eigenlijk al op het nippertje niet gebeurd door de vorige regering met volheid van bevoegdheid. Ik dacht dat dit toch wel een KB was dat we konden uitvoeren. Ik denk dat dit voor pleegouders heel belangrijk is. Ik denk dat pleegouders een belangrijk maatschappelijk engagement opnemen. Zij geven toekomstkansen aan kinderen uit een kwetsbare of moeilijke gezinssituatie. Ik vind dat dit engagement moet worden gewaardeerd. Ik vind het dan ook spijtig dat het zo lang duurt vooraleer de gelijkstelling van de pensioenen voor pleegouders wordt gerealiseerd. De teksten liggen klaar. Ik denk dat het niet zo moeilijk is. Het zou gemakkelijk zijn mocht het door de regering gebeuren, maar als dit zo blijft aanslepen zal ik zelf een initiatief nemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van Ellen Samyn aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "Het ontbreken van gegevens over de gemengde loopbaan voor de berekening van het pensioen" (55006976C)

07 Question de Ellen Samyn à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "L'absence de données dans le cadre d'une carrière mixte pour le calcul de la pension" (55006976C)

 

07.01  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, naar verluidt kan er voor een aantal personen geen automatische pensioenberekening worden gemaakt: voor de jaren waarin men als ambtenaar heeft gewerkt, met name in militair dienstverband, zouden er geen weddegegevens beschikbaar zijn bij de Federale Pensioendienst. Nochtans zijn voor die personen alle gegevens van de gemengde loopbaan wel bekend, alleen de inkomsten als militair zijn onbekend.

 

Mijnheer de minister, bent u hiervan op de hoogte? Zo ja, over hoeveel dossiers gaat het?

 

Is het niet vreemd dat de Federale Pensioendienst niet te weten kan komen hoeveel iemand gedurende zijn loopbaan in het leger heeft verdiend voor de berekening van het pensioen?

 

07.02 Minister Daniel Bacquelaine: Mevrouw Samyn, (…) dat het onmogelijk is om een automatische pensioenberekening uit te voeren voor sommige personen met een gemengde loopbaan. Het betreft meer bepaald personen, vaak voormalige militairen, die de openbare dienst hebben verlaten vóór 2011 en die dus voor hun dienstjaren gepresteerd in de publieke sector recht zullen hebben op wat men een uitgesteld pensioen noemt.

 

Voor de statutaire personeelsleden in dienst bij het begin van het CAPELO-project in 2011 werden de werkgevers van de publieke sector enkel verplicht om de gegevens met betrekking tot de statutaire personeelsleden voor de periode vanaf 1 januari 2006 in te voeren. Voor de statutaire personeelsleden die niet meer in dienst waren in 2011 en die dus recht zullen hebben op een uitgesteld pensioen, bestond er geen verplichting tot aangifte.

 

De dossiers werden handmatig behandeld. In geval van ontbrekende gegevens werden ze opgevraagd bij de voormalige werkgevers op het ogenblik van de pensioenaanvraag.

 

Gezien de harmonisering van de voorwaarden voor het vervroegd pensioen en de ontwikkeling van de simulatietool voor het toekomstige pensioenbedrag op pensioen.be, is een gebrek aan registratie van de gegevens niet langer verantwoord. De FPD probeert daarom in samenwerking met Sigedis om op een proactieve manier voormalige statutaire personeelsleden te identificeren, teneinde aan de werkgevers te vragen de ontbrekende gegevens in te voeren.

 

Volgens de raming die door de Federale Pensioendienst mee werd bezorgd, zijn 24.024 personen bij de problematiek betrokken. Ongeveer 60 % van de dossiers betreft loopbaanjaren die bij Defensie werden gepresteerd. Van de overige 40 % betreft 14 % HR-Rail, 2 % het Vlaams ministerie van Onderwijs, 2 % de Vlaamse overheid, 2 % het departement Onderwijs van de Franse Gemeenschap, 1,5 % de federale politie en 1,3 % bpost.

 

07.03  Ellen Samyn (VB): Mijnheer de minister, ik begrijp uit uw antwoord dat de cijfers pas bij de pensioenaanvraag worden vrijgegeven. Het is goed te vernemen dat de Federale Pensioen­dienst de ontbrekende gegevens voor de zowat 24.000 betrokkenen op een proactieve manier zal invoeren.

 

Bedankt voor uw antwoord en dank aan de Federale Pensioendienst voor de proactiviteit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Evita Willaert aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "De coronasteunmaatregelen en de stand van zaken m.b.t. de IGO en de controleprocedure" (55007168C)

08 Question de Evita Willaert à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "Les mesures d'aide corona et la situation en ce qui concerne la GRAPA et la procédure de contrôle" (55007168C)

 

08.01  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitter, ik wil u graag eerst een heel gelukkige verjaardag wensen.

 

Mijnheer de minister, enkele zaterdagen geleden besliste de superkern over een aantal bijkomende steunmaatregelen in het kader van de coronacrisis. Eén ervan is de premie van zes keer 50 euro voor ontvangers van een inkomensgarantie-uitkering voor ouderen. Dit is enerzijds een goede maatregel, anderzijds blijft het totaal ontoereikend omdat zelfs met die 50 euro extra gedurende zes maanden de uitkeringen nog altijd ver onder de armoedegrens liggen.

 

Mijnheer de minister, wat moet er nog gebeuren om de steunmaatregel voor de personen met een inkomensgarantie-uitkering uit te voeren? Wat is de stand van zaken?

 

Toen ik de vraag indiende vroeg ik ook naar de modaliteiten. Ik wou weten om welke zes maanden het ging maar intussen heb ik begrepen dat het voor de andere uitkeringen om de maanden juli tot en met december gaat. Ik veronderstel dat dit dus ook voor de IGO geldt.

 

Op de vraag over het opschorten van de controleprocedure hebt u inmiddels al een duidelijk antwoord gegeven naar aanleiding van de vraag van collega Vanrobaeys.

 

La présidente: Madame Willaert, je vous remercie pour vos vœux. Je me souviendrai avoir passé une année avec le ministre des Pensions. Je ne sais pas si je dois y voir un signe de l'âge qui avance.

 

08.02 Minister Daniel Bacquelaine: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Willaert, op uw vragen over de premie van zes keer 50 euro voor de IGO-gerechtigden, kan ik u meedelen dat het koninklijk besluit bijzondere machten dat die premie invoert werd goedgekeurd door de ministerraad op 26 juni laatstleden. Ondertussen werd het besluit ondertekend door de Koning. Het zal in de loop van de komende dagen worden gepubliceerd.

 

Tous les bénéficiaires de la GRAPA vont donc bénéficier automatiquement de cette prime, et ce indépendamment du fait qu'ils perçoivent le montant de base ou le montant de base majoré. La prime sera payée pour la première fois à la fin du mois de juillet. À partir du mois d'août, elle sera versée en même temps que la GRAPA. Vu qu'elle est octroyée pendant six mois, la dernière prime sera payée au mois de décembre.

 

Wat uw vragen met betrekking tot de opschorting van de verblijfscontroles betreft, verwijs ik u naar het antwoord dat ik zonet heb gegeven op de vraag van mevrouw Vanrobaeys over hetzelfde onderwerp.

 

Au sujet de la question que me posait Mme Thémont, je souligne que la décision de ces six fois cinquante euros n'émane pas du Conseil des ministres mais bien du kern+10. Les modalités au niveau du montant et la durée de la prime ont été déterminées par le kern+10. Ce dernier n'a pas prévu de prolongation de cette mesure au-delà de décembre 2020.

 

08.03  Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik dank u voor de antwoorden.

 

Het dossier is heel belangrijk. Zoals ik in mijn vraag al aangaf, is dat extraatje een goede zaak. Het leven is tijdens de coronacrisis immers inderdaad op verschillende vlakken duurder geworden voor de mensen. Wij zijn zeker vragende partij voor een blijvende evaluatie van de impact van het duurdere leven, in het bijzonder op mensen in armoede, teneinde te bekijken of een dergelijke maatregel eventueel nog moet worden verlengd. Wij zullen dat moeten evalueren.

 

Zoals ik in mijn vraag ook al aangaf, moet het Parlement bovendien hard blijven werken om de uitkeringen die ver onder de armoedegrens liggen, eindelijk tot aan de armoedegrens op te trekken. Dat staat voor ons op nummer één in de ranglijst van wat moet gebeuren.

 

Inzake de controleprocedure treed ik mevrouw Vanrobaeys helemaal bij. U kent onze mening over de controleprocedure. Dat debat hebben wij uitvoerig gevoerd en zullen wij ook blijven voeren. Er is nu immers een wetsvoorstel van mevrouw Lanjri in behandeling, dat een aantal belangrijke verbeteringen aan de procedure wil aanbrengen. Wij zullen er mee voor ijveren dat die verbeteringen er ook effectief komen.

 

Zoals mevrouw Vanrobaeys al vroeg, is het ook mijn vraag om een en ander goed te evalueren. Ook voor ons zou de procedure immers opgeschort moeten blijven, zolang de social distancing geldt en omdat het over kwetsbare groepen gaat. Wij vragen u daar op tijd werk van te maken, zodat de betrokkenen niet van de ene op de andere dag het nieuws krijgen dat de procedures opnieuw worden opgestart, maar dat ze dit voldoende op voorhand weten. Zolang de social-distancingmaatregelen van kracht zijn, lijkt het ons om gezondheidsredenen veel beter om de betrokkenen gerust te laten.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de Sophie Thémont à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "Les mesures d’aide sociale complémentaires à la suite de la crise du COVID-19" (55007594C)

09 Vraag van Sophie Thémont aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "De bijkomende sociale steunmaatregelen in het licht van de COVID-19-crisis" (55007594C)

 

09.01  Sophie Thémont (PS): Madame la présidente, je n'ai pas encore posé la question, mais j'ai l'impression que M. le ministre y a déjà répondu. Puis-je poser ma question?

 

La présidente: Oui, je vous propose de la poser. Ce n'est pas une question jointe.

 

09.02  Sophie Thémont (PS): En effet, elle n'était pas jointe.

 

Monsieur le ministre, la crise que nous venons de traverser a plongé de nombreux Belges dans la précarité. Quant à ceux qui se trouvaient déjà dans cette situation avant le confinement, leur quotidien est devenu encore plus difficile.

 

Je souligne le travail et les mesures prises pour stimuler la consommation dans les secteurs affectés par la crise. La relance se poursuit. Je salue notamment le principe d'une mesure d'aide sociale complémentaire pour les allocataires sociaux, sous forme de 50 euros mensuels pendant six mois.

 

Néanmoins, selon la Fédération des Services Sociaux, ce montant est trop bas et devrait être revu à la hausse à raison de 200 euros additionnels par mois.

 

Monsieur le ministre, sur quels critères vous êtes-vous basé pour déterminer ce montant de 50 euros? Cette somme sera-t-elle ajoutée automatiquement au montant de la GRAPA? Envisagez-vous, le cas échéant, de prolonger cette aide au-delà du mois de décembre 2020?

 

La présidente: Madame Thémont, avez-vous eu l'opportunité d'entendre les réponses du ministre sur ces questions?

 

09.03  Sophie Thémont (PS): J'ai entendu, à un moment donné, une mention des 50 euros. C'est pour cela que je me suis connectée. J'ai entendu mon nom.

 

La présidente: C'est bien ce qu'il me semblait. Pouvons-nous alors reprendre? Je vous remercie, monsieur le ministre. Cela facilite les choses.

 

09.04  Daniel Bacquelaine, ministre: Madame la présidente, madame Thémont, comme je l'ai indiqué, l'arrêté royal de pouvoirs spéciaux qui instaure cette prime a été approuvé par le Conseil des ministres le 17 juin dernier. Il sera publié incessamment au Moniteur belge.

 

Il est question de six fois 50 euros. Quant aux modalités et à la décision du montant précité, je vous renvoie la question puisque c'est bien le kern+10 qui les a adoptés, avec l'accord de tous les partis – y compris donc le Parti Socialiste – qui y participaient.

 

Pour ce qui concerne la question de savoir si cette prime est suffisante, je vous répondrai qu'il s'agit d'une prime circonstancielle qui s'inscrit dans le cadre des mesures de soutien du pouvoir d'achat liées à la crise du coronavirus. Cela n'empêche évidemment pas une réflexion plus approfondie sur la revalorisation des allocations les plus basses et sur la lutte efficace contre la pauvreté dans l'ensemble du pays.

 

09.05  Sophie Thémont (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Mon groupe fait effectivement partie du kern+10 et nous avons soutenu cette proposition. Nous avions d'ailleurs déposé un texte visant à instaurer une prime de 200 euros par mois.

 

Je dirai pour terminer mon intervention qu'il est vraiment nécessaire d'augmenter les allocations pour permettre de se situer au-dessus du seuil de pauvreté. Comme vous l'avez souligné, il s'agit vraiment d'une priorité.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de Gilles Vanden Burre à Daniel Bacquelaine (Pensions) sur "L'évaluation de la procédure de contrôle de la GRAPA par les facteurs" (55007467C)

10 Vraag van Gilles Vanden Burre aan Daniel Bacquelaine (Pensioenen) over "De evaluatie van de door de postbodes uitgevoerde IGO-controle" (55007467C)

 

10.01  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Madame la présidente, monsieur le ministre, la procédure de contrôle des bénéficiaires de la GRAPA par les facteurs, qui avait été mise en place le 1er juillet 2019, a été suspendue durant la période de confinement, ce qui est une très bonne chose.

 

Nous souhaitons que cette procédure de contrôle, en vigueur depuis exactement un an, soit profondément revue. Monsieur le ministre, que prévoyez-vous en la matière? Avant le confinement, il était prévu que vous nous présentiez en commission des Affaires sociales l'évaluation de cette procédure de contrôle. Cela n'a pas pu se faire, étant donné les événements liés au COVID-19.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous déjà dévoiler ici quelques conclusions ou envoyer des documents aux parlementaires? Ce serait utile pour notre travail. Par ailleurs, êtes-vous favorable à une révision de cette procédure de contrôle? Avez-vous déjà pu identifier des critères qui vous semblent importants?

 

En commission des Affaires sociales, la collègue Nahima Lanjri nous a fait part d'une proposition de loi qui revoit cette procédure de contrôle. Le débat est entier et c'est très bien car nous sommes vraiment demandeurs d'une réforme en profondeur. Monsieur le ministre, quels sont vos critères? Comptez-vous faire un travail à cet égard?

 

10.02  Daniel Bacquelaine, ministre: Monsieur Vanden Burre, comme je l'ai indiqué à Mme Vanrobaeys, j'ai décidé de prolonger la suspension des contrôles jusqu'à la fin du mois d'août. La situation sera évidemment réévaluée avant ce terme, pour savoir où nous en sommes dans la crise sanitaire.

 

En ce qui concerne l'évaluation de la nouvelle procédure de contrôle des bénéficiaires de la GRAPA, l'administratrice générale du Service fédéral des Pensions (SFP) a pu en présenter, le 3 mars dernier, les premiers résultats devant cette commission. Cette évaluation a été validée par le Comité de gestion du SFP à la fin du mois d'avril en raison de la crise sanitaire. Si vous le souhaitez, je lui demanderai de la transmettre aux membres de la commission. Les résultats sont positifs, selon l'expression du SFP, lequel constate qu'en moyenne le certificat de résidence a pu être remis par le facteur aux bénéficiaires de la GRAPA dans 78 % des cas. Par ailleurs, le SFP observe que la vaste majorité de ceux auxquels le certificat n'a pu être remis et qui ont dû, dès lors, se rendre à la commune ont pu respecter le délai de cinq jours ouvrables.

 

En outre, l'évaluation démontre que, malgré l'augmentation importante du nombre de bénéficiaires contrôlés, le nombre de suspensions et, plus significatif encore, celui des suspensions injustifiées ont très fortement diminué. En comparaison avec les chiffres de 2018, le nombre de suspensions injustifiées des bénéficiaires contrôlés est descendu de 12,95 % à 1,28 %. Ces chiffres prouvent donc clairement que l'objectif de la nouvelle procédure, qui consistait à réduire le nombre de suspensions injustifiées, est presque totalement atteint.

 

Pour ce qui concerne l'amélioration de la procédure, le SFP examine la possibilité de mettre en place un système d'échange de données afin de pouvoir exclure les personnes admises dans un hôpital ou un centre de soins ou de revalidation. Il s'agit de données qui ne sont actuellement pas disponibles et qui ne l'étaient d'ailleurs pas non plus dans le cadre de l'ancienne procédure.

 

Le SFP examine aussi la possibilité de demander à la commune d'enregistrer, via un système informatique, le fait que le bénéficiaire s'est présenté à la commune dans un délai de cinq jours ouvrables afin de le dispenser du renvoi par la poste du certificat de résidence, ce qui permettra de diminuer la charge administrative pour le citoyen.

 

Un groupe de travail a par ailleurs été mis en place afin de démarrer une nouvelle campagne d'information à l'attention de tous les bénéficiaires de la GRAPA. Une brochure destinée aux professionnels et qui explique le déroulement de la procédure a également été élaborée par le SFP. En collaboration avec bpost, une sensibilisation des facteurs au temps d'attente lors des tentatives de remise du certificat de résidence a en outre été réalisée.

 

10.03  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Merci, monsieur le ministre. Je pense que c'est effectivement une bonne chose qu'on puisse disposer de l'évaluation. Donc merci d'avance de l'envoyer aux députés.

 

Quelques éléments positifs ressortent de votre réponse. Je pense notamment à la sensibilisation des facteurs aux temps d'attente et aux contacts avec les bénéficiaires de la GRAPA qui sont des personnes âgées en situation de précarité. Il s'agit donc de publics extrêmement fragiles. Les chiffres que vous donnez en ce qui concerne les suspensions injustifiées diminuent, ce qui est une bonne chose. J'examinerai cela en détail mais il n'en reste pas moins que pour nous, dans le processus même de contrôle, au-delà des objectifs, certaines choses doivent être réformées en profondeur et c'est ce que nous nous attacherons à faire dans le cadre des discussions en commission. Je pense qu'il est intéressant qu'il y ait des pistes pour que le SFP donne son avis et des critères. Notre objectif reste en tout cas clairement de revoir cette procédure de contrôle compte tenu des retours de terrain que nous avons eus. Essayons en tout cas d'avancer de manière constructive et surtout, de trouver une solution structurelle d'ici fin août si la situation sanitaire n'évolue pas. Il ne faudra pas traîner dans nos réflexions et nos travaux.

 

Je vous remercie en tout cas pour ces chiffres et ces premières conclusions du rapport.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 11 h 37.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.37 uur.