Commission des Finances et du Budget

Commissie voor Financiën en Begroting

 

du

 

Mercredi 15 juillet 2020

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 15 juli 2020

 

Namiddag

 

______

 

 


De openbare commissievergadering wordt geopend om 13.06 uur en voorgezeten door de heer Jan Bertels.

La réunion publique de commission est ouverte à 13 h 06 et présidée par M. Jan Bertels.

 

Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.

De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.

 

01 Actualiteitsdebat over de luchtvaartsector en toegevoegde vragen van

- Reccino Van Lommel aan Sophie Wilmès (eerste minister) over "Het overleg en de mogelijke staatssteun aan Brussels Airlines" (55006152C)

- Gilles Vanden Burre aan Sophie Wilmès (eerste minister) over "De intenties van de regering inzake de staatssteun aan Brussels Airlines" (55006154C)

- Maria Vindevoghel aan Sophie Wilmès (eerste minister) over "De toekomst van Brussels Airlines en van onze nationale luchthaven" (55006161C)

- Theo Francken aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Brussels Airlines" (55006820C)

- Theo Francken aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het faillissement van Swissport" (55006898C)

- Florence Reuter aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De impact van de crisis op de luchtvaart­sector" (55007004C)

- Maria Vindevoghel aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "Het reddingsplan voor Brussels Airlines" (55007304C)

- Maria Vindevoghel aan Sophie Wilmès (eerste minister) over "De redding van Brussels Airlines" (55007305C)

- Theo Francken aan Sophie Wilmès (eerste minister) over "De luchthaven van Zaventem" (55007312C)

- Patrick Prévot aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De onderhandelingen tussen Lufthansa en de Belgische regering" (55007369C)

- Joris Vandenbroucke aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De aanslepende onder­handelingen over Brussels Airlines" (55007406C)

- Maria Vindevoghel aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "Het sociaal akkoord bij Brussels Airlines en Lufthansa" (55007478C)

- Malik Ben Achour aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De toekomst van Brussels Airlines" (55007791C)

01 Débat d'actualité sur le secteur aérien et questions jointes de

- Reccino Van Lommel à Sophie Wilmès (première ministre) sur "La concertation et l'éventuelle aide d'État à Brussels Airlines" (55006152C)

- Gilles Vanden Burre à Sophie Wilmès (première ministre) sur "Les intentions gouvernementales à propos des aides publiques à l’entreprise Brussels Airlines" (55006154C)

- Maria Vindevoghel à Sophie Wilmès (première ministre) sur "L'avenir de Brussels Airlines et de notre aéroport national" (55006161C)

- Theo Francken à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Brussels Airlines" (55006820C)

- Theo Francken à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La faillite de Swissport" (55006898C)

- Florence Reuter à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le secteur aérien face à la crise" (55007004C)

- Maria Vindevoghel à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le plan de sauvetage de Brussels Airlines" (55007304C)

- Maria Vindevoghel à Sophie Wilmès (première ministre) sur "Le sauvetage de Brussels Airlines" (55007305C)

- Theo Francken à Sophie Wilmès (première ministre) sur "L'aéroport de Zaventem" (55007312C)

- Patrick Prévot à Nathalie Muylle (Emploi, Économie et Consommateurs) sur "Les négociations entre Lufthansa et le gouvernement belge" (55007369C)

- Joris Vandenbroucke à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les négociations interminables au sujet de Brussels Airlines" (55007406C)

- Maria Vindevoghel à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'accord social chez Brussels Airlines et Lufthansa" (55007478C)

- Malik Ben Achour à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L’avenir de Brussels Airlines" (55007791C)

 

01.01  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb al meermaals vragen gesteld over de situatie bij Brussels Airlines. Ondertussen is het al enkele maanden geleden dat wij daarover in de plenaire vergadering grote debatten gevoerd hebben. Wij zijn er daarna nog enkele keren op teruggekomen in de commissievergaderingen.

 

Mijnheer de minister, ik begrijp u enigszins, als u zegt dat u in het kader van de vertrouwelijkheid niet zomaar informatie met ons kunt delen, maar het begint hoog tijd te worden. Ook uit de persberichten van vandaag blijkt een zekere zenuwachtigheid bij de mensen van Brussels Airlines. Zij zijn opnieuw toekomstige vluchtschema's aan het uitstellen. Zo zullen wij er zeker niet komen. Er is ook zenuwachtigheid bij het personeel van de bedrijven die gekoppeld zijn aan de luchthaven. Vaak wordt daarnaar verwezen met de term indirecte werkgelegenheid.

 

Mijnheer de minister, hoe ver staan wij? Is er een akkoord in zicht? Zijn er afspraken gemaakt? Welke garanties zullen zij kunnen waarmaken als wij als overheid over de brug zouden komen met eventuele middelen?

 

01.02  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de luchtvaartsector is heel zwaar getroffen door de gezondheidscrisis. Dat is een open deur intrappen, maar de situatie ziet er zeker niet goed uit. De onzekerheid blijft heel groot, zolang er geen vaccin is.

 

Wij zijn het er allemaal over eens dat de luchthaven van een groot economisch belang is. De nationale luchthaven is inderdaad de tweede grootste economische pool van ons land, met 24.000 rechtstreekse en 60.000 onrechtstreekse jobs en met een toegevoegde waarde van 3 miljard euro voor onze economie, maar die toegevoegde waarde is natuurlijk gecreëerd door de vele duizenden werknemers die zich dag in, dag uit inzetten, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, in weer en wind, zelfs op feestdagen. Zij hebben daarvoor heel dikwijls hun sociaal leven opgeofferd.

 

Ondertussen heeft de luchthavenfamilie het grootste faillissement meegemaakt sinds de corona-uitbraak. Daarbij hebben 1.500 mensen hun job verloren. Het faillissement van Swissport is een catastrofe voor al wie zijn job verloren heeft en voor al wie aan de slag gaat bij de opvolger van Swissport, Alyzia, want de mensen krijgen er een interim- of dagcontract. De mensen van de cleaning zijn dan nog eens ondergebracht bij een onderaannemer. U begrijpt ongetwijfeld dat de mensen kwaad zijn. De vakbonden hebben dan ook gelijk, als zij zeggen dat er op de luchthaven een sociale dumping georganiseerd wordt.

 

Op de hoorzitting vorige week hoorde ik zowel van Brussels Airport als van Brussels Airlines dat de voortzetting van Brussels Airlines van groot belang is. Brussels Airlines staat in voor 40 % van de luchthavenactiviteit.

 

In het begin van de crisis werd al snel aan de alarmbel getrokken bij Brussels Airlines en werd gezegd dat men de zomer niet zou halen als er geen financiële ondersteuning zou komen. Ondertussen is het 15 juli en we weten nog altijd niet hoe het zit met Brussels Airlines. Zoals de vorige spreker al zei, de mensen lopen zenuwachtig.

 

Er is een sociaal akkoord gesloten tussen de werknemers en de directie van Brussels Airlines. De sociale partners hebben in de hoorzitting gezegd dat het met het mes op de keel was en dat het sociaal akkoord zal leiden tot veel slechtere werkomstandigheden. Ze noemden het zelfs de 'ryanairisering' van de jobs.

 

Op de hoorzitting zeiden de vakbonden ook dat er tot nog toe nog altijd wordt gesproken van 1.000 van de 4.000 jobs die op de helling staan. Brussels Airlines, voor 67 miljoen euro verkocht aan Lufthansa, vraagt de Belgische overheid nu om 200 miljoen euro.

 

Ondertussen is er een akkoord in Duitsland en heeft de Duitse overheid een belang van 20 % in Lufthansa en twee zetels in de raad van bestuur. Als een bedrijf zo groot is dat, wanneer het slecht gaat, dit gevolgen heeft voor de hele samenleving, zouden de opbrengsten wanneer het goed gaat dan ook niet beter terugvloeien naar de samenleving?

 

Een faillissement van Brussels Airlines zou dramatisch zijn voor de hele luchthavengemeenschap. Daarom zijn wij voor een eigen homecarrier en een luchthaven in handen van de overheid, wat de meest stabiele oplossing zou zijn voor de luchtvaartsector in zijn geheel.

 

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen. Hoever staat het met de onderhandelingen tussen Lufthansa en de Belgische overheid? Vraagt u tewerkstellingsgaranties en het behoud van de arbeids- en loonvoorwaarden? Vraagt u ook garanties wat betreft het behoud van de vluchtroutes? De mensen zijn daarover immers ook bezorgd.

 

Ziet u als minister opportuniteiten in het terug in overheidshanden nemen van onze nationale luchtvaartmaatschappij, zoals de heer Bouchez al heeft aangehaald? De luchthavenuitbater BAC is voor 25 % in overheidshanden. BAC heeft de voorbije vijf jaar 390 miljoen euro winst gemaakt. Kan zij de luchtvaartmaatschappij niet ter hulp schieten door bijvoorbeeld de huurgelden te verlagen? Wat kan de meerwaarde van BAC hierin zijn?

 

Heeft de Belgische regering een plan in de lade liggen indien de deal met Lufthansa niet zou doorgaan?

 

Wat het sociaal akkoord betreft, wat denkt u dat de gevolgen kunnen zijn voor het personeel en de passagiers? Zal dit niet ten koste gaan van de service en zullen de arbeidstijden die aan de mensen worden opgelegd de veiligheid niet in het gedrang brengen?

 

01.03  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, il s'agit du dossier complexe et sensible de l'avenir de Brussels Airlines. Nous avons suivi le dossier de près mais il est important de voir où nous en sommes aujourd'hui.

 

On parle d'une aide de l'État de l'ordre de 300 millions d'euros pour Brussels Airlines, qui est dans les mains de Lufthansa. On sait qu'un deal est intervenu entre l'État allemand et Lufthansa pour injecter de l'argent public. On voit que des choses se mettent en place mais on ne voit pas l'atterrissage au niveau belge. Les discussions ont l'air tendues et compliquées. Les choses bloqueraient sur les garanties consenties par Lufthansa.

 

Vous avez déclaré que vous n'étiez pas opposé à une aide mais que vous souhaitiez des garanties sur le maintien et le développement du hub de Bruxelles, tant au niveau des opérations que de l'emploi. On peut vous comprendre mais pour les écologistes, il est impensable d'injecter de l'argent public dans une compagnie aérienne sans qu'il y ait des conditions sociales et environnementales strictes en lien avec les objectifs de l'Accord de Paris. C'est fondamental pour nous, ce secteur doit aussi se réformer en profondeur.

 

Monsieur le ministre, il faut que vous portiez le message d'une restructuration du secteur au niveau européen. Tous les pays voisins sont en train de négocier. Il est important d'avoir une restructuration à l'échelon européen au niveau fiscal, environnemental ou au niveau des trajets. Pour nous, il est difficile à comprendre qu'il y ait encore des trajets en avion de moins de 1 000 ou 500 kilomètres. Cela n'a plus aucun sens. Nous plaidons vraiment pour réduire ces sauts de puce, comme c'est le cas en France, et pour un investissement massif dans les solutions de trains.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous votre intention d'intervenir financièrement pour aider Brussels Airlines? Où en sont les discussions avec Lufthansa? Si ces discussions ne devaient pas aboutir, quelles seraient les options? Allez-vous racheter une partie de Brussels Airlines ou augmenter votre participation dans l'aéroport? Quels sont vos plans à ce stade?

 

Il est important de savoir où nous en sommes, surtout en ce qui concerne les garanties et conditions qui sont sur la table.

 

01.04  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eersteminister, de inleiding werd reeds gegeven. Het is belangrijk om vooral tot de essentie te komen.

 

Het is hoogtijd dat er een oplossing komt voor Brussels Airlines. Ik heb vernomen dat als er nu geen beslissing valt, het mogelijk tot grounding zal komen. Dan zullen vele duizenden vakantiereizigers niet kunnen vertrekken omdat de vliegtuigen aan de grond moeten vanwege financiële en cashproblemen. Kan u zeggen wat nu de situatie is? Zal er snel een akkoord komen? En dan bedoel ik zo snel mogelijk, vandaag, morgen of overmorgen.

 

In verband met Swissport, wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot het faillissement en de wet-Renault?

 

Mijnheer de vice-eersteminister, ik hoop dat wij er samen uit geraken, samen voor Vlaams-Brabant. Wij hebben het er reeds over gehad, het is een heel belangrijk dossier voor onze regio en voor heel Vlaanderen en heel België. Alle vertrouwen, maar ik hoop dat het deze week kan landen, letterlijk en figuurlijk.

 

01.05  Joris Vandenbroucke (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal niet meer herhalen waarom het belangrijk is dat er een deal wordt gesloten tussen de federale regering, Brussels Airlines en de moederholding Lufthansa, aangezien we daarover al een paar keer gesproken hebben. Ik stel alleen vast dat de onderhandelingen blijven aanslepen. In de pers las ik dat Lufthansa een stugge houding inneemt. Gisteren vernam ik dat Brussels Arilines een deel van het gepland zomerschema niet zal kunnen uitvliegen wegens de opdrogende liquiditeiten.

 

Mijnheer de minister, kunt u ons een algemene stand van zaken geven van de onderhandelingen over het steunpakket voor Brussels Airlines? Ligt het faillissement van Brussels Airlines als optie op tafel, is dat een denkbaar scenario? Is een al dan niet tijdelijke nationalisering van Brussels Airlines, zoals sommigen opperen, een denkbare optie voor de regering? Tot wanneer beschikt Brussels Airlines over voldoende liquiditeiten om de heropgestarte operaties voort te zetten?

 

01.06  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis plusieurs semaines, vous négociez avec Lufthansa l'octroi d'une aide financière de quelque 300 millions d'euros qui permettrait de sortir Brussels Airlines de l'ornière. Vous avez rappelé à raison, le 3 juin, que ce soutien nécessitait d'être conditionné à un certain nombre de garanties, notamment en matière d'emploi et de perspective de croissance de la société.

 

En ce qui me concerne, je continue de penser que cette intervention ne peut s'envisager que si nous obtenons une participation dans le capital de la filiale de 25 % plus une action afin de déterminer une minorité de blocage.

 

Par ailleurs, et selon les informations parues dans La Libre Belgique du 19 juin, le groupe allemand n'exclurait plus l'idée de laisser Brussels Airlines faire faillite et se serait livré à un chantage en utilisant cet argument dans le cadre des négociations relatives au plan social qui se sont conclues, le 24 juin, par un accord.

 

Rappelons que 1 000 emplois sur les 4 000 que compte la compagnie sont menacés. La presse avance également le chiffre de 400 millions, montant qui représenterait désormais les besoins de l'entreprise.

 

Monsieur le ministre, quel est l'état d'avancement des pourparlers avec Lufthansa? Dans le cadre de ces discussions, êtes-vous confronté à ce chantage sur la faillite éventuelle de l'entreprise? Confirmez-vous que la situation financière se soit aggravée et que la somme nécessaire au maintien de la compagnie ait évolué pour atteindre quelque 400 millions d'euros?

 

01.07 Minister Alexander De Croo: Collega's, u hebt aangegeven dat ik tot nu toe bijzonder voorzichtig ben gebleven bij het beantwoorden van vragen van het Parlement over de status van de onderhandelingen. Ik wou het overleg uiteraard alle kansen geven en dat wil ik nog steeds. Het lijkt mij echter logisch, nu de onderhandelingen al meer dan drie maanden duren, dat ik deze keer wat meer details geef over de gespreksonderwerpen en de energie die de federale overheid al aan de onderhandelingen besteed heeft.

 

Om te beginnen geef ik enkele algemene opmerkingen mee. De lijn die de Belgische Staat volgt, is die van een engagement. Het gaat hier om een buitenlands bedrijf met een activiteit die in ons land niet zeer groot is in vergelijking met de totale omvang van de groep. Uiteraard is die activiteit wel belangrijk voor de werknemers in Brussel.

 

Als men een beroep wil doen op Belgische financiering, dan lijkt het mij logisch dat daar iets tegenover staat, meer bepaald een absoluut engagement. De voorbije maanden hebben wij dan ook actief gewogen op de ontwikkeling van een nieuw businessplan. Hierdoor is dat plan sterk verbeterd, want het initiële businessplan liep slechts tot 2023 en hield eigenlijk alleen rekening met de herstructurering. Wij hebben gezorgd voor de toevoeging van een groeihoofdstuk, waarin de periode van 2023 tot 2026 nader gedetailleerd werd, opdat de werknemers, van wie we zoveel inspanningen zouden vragen, een perspectief met betrekking tot het ontwikkelingspotentieel van het bedrijf zou worden geboden.

 

Zonder dat element zou men ons eigenlijk vragen om een herstructurering te financieren, wat mij uitgesloten lijkt. Het is iets anders wanneer men eerst een oefening van herstructurering financiert om daarna een zeker ontwikkelingspotentieel te bieden. Dat is in mijn ogen een andere discussie.

 

Wij hebben onze rol gespeeld in de totstandkoming van dat akkoord en ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om alle werknemers en de vakbonden van Brussels Airlines hulde te brengen voor de manier waarop zij hieraan meegewerkt hebben. De onderhandelingen waren zeker niet evident en de uitkomst, met het sociaal akkoord, is iets wat vrij uniek is in de geschiedenis van ons land.

 

Wij hebben ons als overheid zeer constructief opgesteld en geprobeerd te helpen waar dat nodig was. In Duitsland is er nog geen sociaal akkoord; in België is dat er wel en ligt het klaar. Het sociaal akkoord is absoluut niet evident: men spreekt over een reductie van het aantal jobs met 25 % en bepaalde groepen moeten nog fors inleveren op hun loon.

 

Als aandeelhouder van Brussels Airlines hebben wij bemiddeld om tot een goed overleg te komen tussen Brussels Airport en Brussels Airlines. We leveren inspanningen om de internationale aantrekkelijkheid van Brussels Airport te verbeteren. We zijn bijvoorbeeld in verregaande onderhandelingen met de Verenigde Staten om een systeem van preclearance te kunnen opzetten. Dat zorgt er eigenlijk voor dat wie naar de Verenigde Staten vliegt, de immigratieactiviteiten in Brussel kan uitvoeren en niet twee uur in de rij in de Verenigde Staten hoeft te staan. Ten slotte hebben wij de voorbije maanden zeer intens overleg gepleegd met de Europese Commissie om een draagvlak te creëren voor een specifieke oplossing voor Brussels Airlines. Dat is onze eerste lijn. Als ik luister naar de commissie, denk ik dat u het ermee eens bent dat wij garanties vragen.

 

De tweede lijn, die in mijn ogen minstens even belangrijk is, bestaat erin dat wij absolute redelijkheid in de onderhandelingen aan bod hebben gebracht. Een blinde toezegging van Belgisch geld zou van enige naïviteit getuigen. Ik hoef u er niet aan te herinneren dat men de voorbije jaren heeft geprobeerd om van Brussels Airlines een lagekostenmaatschappij te maken en die te integreren in Eurowings, om dan achteraf te concluderen dat dat misschien een slecht idee was. Er is in die periode tijd verloren en dat weegt vandaag op de situatie van Brussels Airlines. Voor ons is het belangrijk dat de inspanningen van ons als overheid, maar vooral van de werknemers, ergens toe leiden. Dat betekent dat wij een garantie vragen dat het overeengekomen businessplan wordt uitgevoerd, als de marktomstandigheden dat toelaten.

 

Daar wil ik heel duidelijk in zijn. Men kan een businessplan maken, maar een businessplan moet zich wel aanpassen aan de omstandigheden. Als zou blijken dat de economische toestand zich de komende jaren niet herstelt, dan zou het niet goed zijn om te blijven vasthouden aan een businessplan dat niet overeenstemt met de realiteit. Zou het zich op een normale manier ontwikkelen, dan lijkt het mij wel logisch dat we kijken op welke manier de engagementen die erin staan, worden nagekomen. Wij wensen niets af te dwingen wat onredelijk is, maar willen er alleen voor zorgen dat de afspraken die worden gemaakt, ook worden gerespecteerd, als de omstandigheden dat toelaten.

 

Ik meen dat het absoluut logisch is dat als men aan de Belgische overheid middelen vraagt, daar engagementen tegenover staan. Ik vind het ook logisch dat de overheid duidelijk maakt dat die engagementen gerespecteerd worden maar dat een en ander afhankelijk is van hoe de wereld zich ontwikkelt in de komende jaren.

 

In mijn ogen is er een zeer grote bereidheid om op een redelijke manier mee te denken en ons te engageren, maar als men ons vraagt een soort blanco cheque te geven aan een buitenlands bedrijf op een moment dat de werknemers een grote inspanning geleverd hebben, kunnen wij daar niet zomaar mee meegaan. Tegenover de Belgische steun moeten redelijke voorwaarden staan, net zoals dat het geval is in Zwitserland en in Oostenrijk.

 

Je vais vous donner les rétroactes, surtout pour vous expliquer tous les efforts qui ont été faits au cours des derniers mois. S'il se dit que les négociations prennent du temps et n'avancent pas, de notre côté, nous avons montré énormément de proactivité.

 

Il faut en effet constater qu'après trois mois, nous n'avons toujours pas d'accord, mais c'est à vous de juger si l'État belge a joué son rôle pour l'obtention d'un accord rapide ou non.

 

Le 17 mars, Brussels Airlines a demandé l'aide financière de l'État belge. Pour rappel, Brussels Airlines est une filiale de Lufthansa à 100 %. L'État belge s'est déclaré ouvert à cette demande, compte tenu du rôle majeur de Brussels Airlines dans le cluster de Brussels Airport et tous les emplois que cela représente. Vous connaissez naturellement les arguments. Mais il demande des garanties en échange. Il est vrai que l'échec de Eurowings est resté dans les esprits.

 

Je vous rappelle les conditions macro que nous avions mises en avant. Lufthansa doit investir dans Brussels Airlines. Il ne revient pas uniquement à l'État belge de le faire. La concertation sociale doit être respectée. Le nombre de licenciements secs doit être le plus faible possible. Des perspectives d'avenir sont nécessaires. Il ne doit pas seulement s'agir d'une restructuration. Brussels Airlines dispose d'atouts de poids et de potentiel de développement si cela est réalisé correctement. Des garanties que les engagements passés seront respectés doivent être données. Nous devons éviter qu'après une injection de fonds, l'actionnaire majoritaire renonce à ses engagements. La recapitalisation doit être suffisante pour éviter des problèmes de solvabilité de Brussels Airlines. La lutte contre le changement climatique doit être prise en considération.

 

Ik stel alleen vast dat in de onderhandelingen Lufthansa heel vaak terugkwam op punten die voor ons land belangrijk waren en waarop wij absoluut de nadruk hebben gelegd.

 

Op basis van het feit dat Brussels Airlines een zwaar negatief eigen vermogen en een probleem van solvabiliteit heeft, waren wij voorstander om equity, kapitaal in het bedrijf te injecteren.

 

Lufthansa heeft steeds duidelijk gemaakt dat dit een optie was waarvan zij geen voorstander zijn. Daarover zijn bijzonder veel discussies geweest. Er was ook altijd een vraag van Lufthansa om een grant te geven, een subsidie, een lening zonder terugbetaling.

 

Wij hebben steeds duidelijk gemaakt dat dit voor ons geen optie was. Wij hebben dat van in het begin gezegd. In de discussie over de vorm van de financiering is Lufthansa altijd bij het standpunt gebleven dat het een lening moet zijn, dat het niets anders kan zijn.

 

Garanties ten opzichte van het toekomst­perspectief zijn steeds bijzonder moeilijk gebleken in de onderhandelingen. Lufthansa heeft ook meermaals gezegd dat het probleem van onderkapitalisering van het bedrijf in hun ogen niet belangrijk is, omdat zij vinden dat men dit op groepsniveau moet bekijken.

 

Men kan dat op groepsniveau bekijken, maar op het moment dat de moedermaatschappij de kraan toedraait zit een lokaal bedrijf met bijzonder grote problemen.

 

Wij hebben maximaal ons best gedaan om te luisteren naar de bezorgdheden van Lufthansa. We hebben dan een aantal tegemoetkomingen voorgesteld. Men was er geen voorstander van dat wij aandeelhouder zouden worden van het bedrijf. Wij hebben dan voorgesteld om gebruik te maken van profit sharing certificates, een hybride instrument dat de kenmerken heeft van een lening, maar dat wel telt ten opzichte van het kapitaal van een onderneming. Dat zou een oplossing zijn die enerzijds tegemoetkomt aan de vraag van Lufthansa en anderzijds ook tegemoetkomt aan onze bezorgdheid, omwille van het feit dat het bedrijf zwaar ondergekapitaliseerd zou zijn.

 

Als wij tot een garantie zouden kunnen komen dat de kapitalisatie van het bedrijf een engagement is dat Lufthansa zal nakomen, dan kan het in mijn ogen ook via een lening gaan. Ik denk niet dat dit voor ons een punt van geloof is. Het instrument van financiering is voor mij niet het essentiële. Wat voor mij veel essentiëler is, is dat we ervoor zorgen dat de afspraken die gemaakt zijn ook worden nageleefd.

 

We hebben een escalatie- en sanctiemechanisme uitgewerkt om potentiële conflicten rond de aangegane engagementen op te lossen. Op die manier worden conflicten via dialoog opgelost en moeten ze niet via een rechtbank opgelost worden. In dit mechanisme is er ook plaats voor een neutrale arbiter die onpartijdig een advies kan geven. Bovendien is het evident dat er steeds rekening zal worden gehouden met de heersende marktomstandigheden en dat we niet iets aan Brussels Airlines of Lufthansa zouden vragen dat economisch onhaalbaar is.

 

Het is pas wanneer Lufthansa zich niet zou houden aan het businessplan op een moment waarop dat businessplan wel kan worden uitgevoerd dat er eventueel in een sanctie zou kunnen worden voorzien. Als het businessplan uiteindelijk uitgevoerd wordt, zouden er uiteindelijk geen sancties volgen. Hiermee wordt betracht een manier te vinden niet enkel om te blokkeren als engagementen niet worden nagekomen, maar vooral ook om te kunnen deblokkeren. Het dient tot niets om in een bedrijf te zitten en zaken te blokkeren als er geen deblokkeringsmechanisme is. Er zijn bijzonder veel inspanningen gedaan om zo'n mechanisme te vinden waar een neutrale arbiter een eventueel conflict tussen verschillende partijen kan oplossen.

 

De Belgische overheid heeft ook bijzonder veel inspanningen geleverd om het businessplan uit te werken en om het sociaal akkoord tot stand te laten komen, heeft bemiddeld bij Brussels Airport en onderhandeld om de preclearance in orde te krijgen en heeft heel veel contact met de Europese Commissie gehad. Ik geef u graag een idee over de intensiteit van de gesprekken langs onze kant. In die periode zijn er in totaal 24 video- of conferencecalls geweest, zijn er in totaal zes verschillende versies van een overeenkomst gemaakt, grotendeels allemaal van onze hand en zijn er drie brieven gestuurd aan de premier. Soms verliep er bijzonder veel tijd tussen de interacties. Tussen 11 mei en 11 juli hebben we nooit een tegenvoorstel gekregen van Lufthansa ten opzichte van de voorstellen die wij op tafel gelegd hebben.

 

Ik geef u die transparantie omdat ik denk dat het logisch is dat ik op dit moment verantwoording afleg aan het Parlement ten opzichte van de rol die de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en mijn team gespeeld hebben. Ik blijf ervan overtuigd dat een akkoord met de huidige aandeelhouder in de beste interesse van iedereen zou zijn.

 

Het lijkt mij ook wel logisch dat op een moment dat uitzonderlijk is en waarop men uitzonderlijke dingen vraagt van werknemers en eventueel van de overheid, men enige garantie heeft dat wat wij afspreken, ook zal worden uitgevoerd. Vertrouwen is goed, maar controle is beter. Ik zal niet zeggen van wie die spreuk was. Op een moment als dit is het logisch dat wij, ten opzichte van het Belgisch belastinggeld, vragen naar een zekere conditionering ter zake.

 

Ik betreur dat Brussels Airlines vandaag de expansie van haar vluchten stillegt. Dat is een slag in het gezicht van de werknemers die zware inspanningen hebben gedaan. Ik hoop dat de hervatting van de activiteiten van Brussels Airlines zo snel mogelijk kan gebeuren, maar dat zal niet afhangen van ons, maar van de reactietijd van de partijen waar wij mee onderhandelen.

 

Er zijn de voorbije maanden ook veel contacten geweest op politiek niveau. Ik denk dat dat ook logisch is: de Duitse overheid is vandaag voor 20 % aandeelhouder van Lufthansa. Er waren dan ook politieke contacten tot op het hoogste niveau in Duitsland en ik hoor dat men op politiek niveau in Berlijn wil dat er een redelijk akkoord komt tussen Duitsland en ons land. Ik ben het eens met die politieke stellingname van Berlijn. Ik hoop dat wij op het niveau van de bedrijven ook snel dezelfde houding zullen zien.

 

01.08  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de minister, ik ben alvast verheugd dat u vandaag de nodige openheid heeft getoond, want het Parlement heeft daar zeker recht op.

 

U hebt gezegd dat u een rol gespeeld hebt in de totstandkoming van het akkoord, dat er duidelijke garanties worden gevraagd en dat er wordt opgeroepen tot redelijkheid. Dat is allemaal heel goed. Daartegenover staat mijn grote bezorgdheid over uw uitspraak dat er onderling bijzonder weinig interactie is. U hebt zelf wel enkele voorstellen gedaan, maar op twee maanden tijd is er nog geen tegenvoorstel van Lufthansa gekomen. Als Parlement moeten wij ons durven afvragen waar Lufthansa de noodzaak laat blijken. Speelt er een verborgen agenda bij Lufthansa? Hoe belangrijk is Brussels Airlines voor Lufthansa?

 

Er werd niet gesproken over bedragen, hoewel er in de pers wel geregeld bedragen worden genoemd. Ik neem echter aan dat hierover bij de onderhandelingen voort zal worden gesproken. Het mag echter zeker niet om een cadeau aan Lufthansa gaan. We mogen immers niet vergeten dat Lufthansa in 2017 voor 2,6 miljoen euro 55 % van de aandelenportefeuille gekregen heeft. Als overheid moeten wij dus wel onze verantwoordelijkheid opnemen, maar dat moet voorwaardelijk en tijdelijk zijn. Het mag geen cadeau zijn en moet dus terugbetaald worden.

 

01.09  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, ik denk dat het personeel toch nog altijd heel ongerust zal zijn met wat wij hier horen. Er is nog altijd geen akkoord, het moet nog ondertekend worden. Voor mij blijft het nog altijd heel vaag.

 

Ik vind het goed dat u een aantal voorwaarden vooropstelt, maar ik blijf nog altijd heel bezorgd. Zo hebt u niet geantwoord op de vraag of er een oplossing klaarligt, gesteld dat Lufthansa de onderhandeling alsnog afbreekt. Zal de overheid Brussels Airlines desgevallend in handen nemen, zoals wij voorstellen? Is dat een optie, wanneer de gesprekken finaal niet zouden lukken? Wij blijven daar nog altijd voorstander van. Ik kan veel voorbeelden geven van landen waar de overheid dat gedaan heeft. Bij TAP in Portugal werd er zo een akkoord afgesloten met de overheid, ook al zit TAP in alliantie met Star Alliance. Indien het niet lukt met Lufthansa, is het dus perfect mogelijk dat de overheid de zaken in eigen handen neemt. Wij weten allemaal dat een sterke luchtvaartmaatschappij, een home carrier, erg belangrijk is op de luchthaven, zowel vanuit economisch opzicht als voor de duizenden mensen die daar werken.

 

01.10  Gilles Vanden Burre (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse plus longue qu'habituellement, mais cela était nécessaire.

 

Il nous semble à nous aussi qu'il est important et même fondamental que ce soit l'actionnaire, donc Lufthansa, qui intervienne en priorité pour aider sa filiale Brussels Airlines avant qu'un seul euro d'argent public ne soit dépensé. Mais on ne sait toujours pas clairement si Lufthansa veut réellement intervenir et investir pour l'aider, ce qui est vraiment préoccupant.

 

Par ailleurs, si, à un moment donné, vous décidez de dépenser de l'argent public pour soutenir l'entreprise, cela devra effectivement être accompagné de conditions extrêmement strictes et fortes. En effet, on ne peut absolument pas dépenser de l'argent public aveuglément et, comme vous l'avez dit, accorder des subsides sans aucune condition. Pour nous, cela est totalement exclu. Il faut des conditions très strictes et très fortes en matière sociale et en matière environnementale, comme je le disais dans ma question.

 

Vous n'avez pas détaillé les conditions qui sont sur la table actuellement. Mais il faudra tenir compte de l'Accord de Paris, d'une taxation du kérosène, d'une diminution des vols de courte durée, de la nécessité d'avoir des emplois de qualité pour les femmes et les hommes qui travaillent dans le secteur. C'est en tout cas sur cette base que les écologistes pourront juger un accord qui serait conclu par le gouvernement.

 

Enfin, quid d'un éventuel plan B, si la médiation avec Lufthansa ne fonctionnait pas et si aucun accord n'était trouvé? Je suppose que vous vous préparez à ce scénario. Plusieurs options ont été évoquées par certains collègues. Serait-il possible que l'État rachète temporairement? Est-il question d'actionner un levier via l'actionnariat de l'État dans Brussels Airport? Pour ce qui nous concerne, nous ne privilégions aucune piste. Mais nous souhaiterions savoir si un plan B est sur la table. J'imagine que l'on doit pouvoir réfléchir à la question, vu l'état des négociations.

 

01.11  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het omstandige antwoord. Ik heb drie opmerkingen.

 

Ten eerste, het lijkt mij logisch dat er een businessplan is want dat zou er eigenlijk voor alle bedrijven moeten zijn. Ik hoop dat er ook een businessplan was voor Aviapartner toen dat 25 miljoen euro heeft gekregen. Ik heb dat nooit gezien, maar ik zoek het wel uit want dat interesseert mij. Ik probeer daar trouwens ook een bezoek te brengen maar dat is blijkbaar onmogelijk, de luchthaven lijkt wel een oninneembaar fort. Ik zou tevens het businessplan van Air Belgium wel eens willen zien want dat lijkt neer te komen op rondvliegen met twee versleten oude bakken. Maar goed, een businessplan is zeker belangrijk.

 

Ten tweede, u zegt dat u geen blanco cheque wil geven. Niemand pleit daar voor, maar intussen bent u al maanden bezig. U zegt dat u twee maanden heeft moet wachten, van 11 mei tot 11 juli, om een tegenvoorstel te krijgen. Dat is iets wat ik niet wist en u maakte die opmerking dan ook terecht. Een minister kan immers niet reageren als hij geen antwoord heeft gekregen. Ik neem dus aan dat u op 11 juli toch een reactie hebt gekregen en hoop dat het nu vooruit kan gaan. Uit uw antwoord heb ik echter duidelijk kunnen opmaken dat u ervoor gaat zorgen dat het nu vooruitgaat.

 

Ten derde, wij willen een akkoord zoals dat in Wenen, Zürich en Genève is gesloten met Swissair en Austrian Airlines. Ook ik wil iets in dezelfde orde en graag met dezelfde voorwaarden. Waarschijnlijk kunt u een heel eind die richting uitgaan want het zou me verbazen als Lufthansa zoiets niet op tafel zou leggen. Waarom zou men in België immers iets anders vragen dan in die andere landen? Het lijkt me onwaarschijnlijk dat men hier meer zou vragen.

 

Ik hoop dat er snel een akkoord komt want dat is echt nodig. U moet zich niet laten chanteren, daar pleit ik zeker niet voor, maar ik hoop dat het nu snel kan gaan. Mijnheer de minister, u weet dat u op onze steun kunt rekenen, maar laat het nu wel vooruitgaan want Brussels Airlines is enorm belangrijk voor de luchthavengemeenschap in Vlaams-Brabant en heel het land.

 

01.12  Joris Vandenbroucke (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u oprecht voor de transparantie. U beseft zelf ook wel dat u hier een weinig hoopgevend verhaal moet komen brengen, maar ik ben blij dat we de realiteit te horen krijgen. Een proactieve en geëngageerde houding en de politieke stellingname van Berlijn, dat is allemaal prima maar het betekent natuurlijk weinig zolang er geen akkoord is.

 

In welke situatie zitten wij echter ondertussen? In alle eerlijkheid, van dat systeem van profit sharing certificates ken ik het fijne niet, maar het klinkt alsof wij denken garanties te kunnen krijgen terwijl Lufthansa de weg naar deelname aan het kapitaal blijft afsluiten. Ik weet niet hoe dat met elkaar verzoenbaar is.

 

Anderzijds is er ook tijdsdruk want het zomerschema kan niet volledig worden ontplooid. Wanneer komt nu eigenlijk het moment waarop we effectief moet kiezen, als het geld op is? Verbeter mij als ik het verkeerd zie, maar volgens mij zijn er dan nog twee opties: een faillissement en dan zien wie er in het gat springt of zelf de winkel overnemen, al dan niet tijdelijk. Voor alle duidelijkheid, die laatste optie geniet niet onze voorkeur maar ze is wel beter dan Lufthansa een blanco cheque geven. Ik ben heel blij dat u duidelijk hebt gezegd dat dit laatste absoluut geen optie is voor de federale regering, om zomaar subsidie te geven. Ik hoop dat dit uw standpunt blijft, ook als het hoogdringend wordt.

 

01.13  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse et pour les nombreux éléments que vous avez communiqués en toute transparence. Vous avez cité le nombre de vidéoconférences et le nombre de propositions qui ont été faites, etc. Je ne doute pas que les efforts ont été importants. Personne ne remet cela en cause.

 

Toutefois, on a l'impression que les discussions se font dans un rapport de forces déséquilibré, alors qu'au départ, c'est la Lufthansa qui est demandeuse. Or nous avons le sentiment que c'est l'État belge qui devrait faire les efforts et les compromis, comme si nous étions dans un rapport de forces défavorable. J'ai l'impression qu'il reste un peu de travail à faire pour rééquilibrer ce rapport de forces et pour faire comprendre à la Lufthansa que l'État belge a aussi des exigences qui sont légitimes. À cet égard, on doit privilégier un mécanisme qui offre des garanties et qui lie la compagnie dans le temps. Il ne s'agit pas de décaisser, et puis de se rendre compte, dans quelques mois ou années, qu'on s'est fait rouler dans la farine.

 

Il y a aussi la question du plan B. Que fait-on si on n'aboutit pas? Avec quels moyens? Avec quelles ambitions tant en termes financiers que de mobilité et de modèle économique? Nous devons anticiper ces questions, en intégrant toute une série d'exigences liées à ce que certains appellent "le monde de demain" et qui doit, à mon avis, guider notre action publique dès maintenant.

 

01.14  Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eersteminister, ik dank u voor uw duidelijke toelichting die heel uitgebreid was.

 

Belastinggeld gebruiken om SN te helpen, kan zeker. Dat kan echter alleen maar via tijdelijke hulp die daarna moet worden terugbetaald. Ik heb alle fracties hier aan het woord gehoord en merk dat er een consensus over is.

 

U volgt de juiste lijn. Het moet immers duidelijk zijn dat het geld voor een groeiscenario en niet voor een herstructureringsscenario moet worden gebruikt. U hebt dat heel duidelijk gemaakt. Het is normaal dat wij garanties bij de uitvoering van het plan vragen en in een terugbetaling voorzien van het belastinggeld dat wij ter beschikking zouden stellen.

 

Ik herhaal dat een partij die van oordeel is dat wij zonder enige garantie en zonder enige terugbetaling een subsidie moeten geven, dat hier in de commissie ook moet durven opwerpen. Ik heb dat echter vandaag nog niet gehoord.

 

Ik wil het nog even over de cijfers hebben. SN moet blijven bestaan. Dat staat buiten discussie. De maatschappij vertegenwoordigt immers 40 % van de business van onze luchthaven en 40 % van de tewerkstelling. Dat gaat over 9.000 à 10.000 werknemers die dankzij SN op de luchthaven zijn tewerkgesteld.

 

Belangrijk is ook dat de luchthaven van Brussel de grootste groeipool is binnen de Lufthansa-groep, waaronder de luchthavens van Zürich, München, Frankfurt en Wenen. Hier is capaciteit. Hier is kapitaal om te investeren. Er zijn ook mensen die de vluchten hier willen nemen via de hubfunctie. Dat is heel belangrijk en dat weet Lufthansa ook. Lufthansa heeft enorm schrik om hier weg te gaan en een andere luchtvaartmaatschappij die hubfunctie dan zou kunnen komen invullen.

 

Die troef moeten wij verder uitspelen. Ik ben ervan overtuigd dat u dat met uw ploeg ook zeker doet.

 

Ten slotte, ik hoor hier spreken over nationaliseren als Plan B. Dat is vandaag echter geen optie. Om te nationaliseren, is ook altijd een akkoord met Lufthansa nodig over onder andere prijs en modaliteiten. Dat zal ook veel geld kosten. Lufthansa zal niet voor 26 miljoen euro de luchthaven opnieuw aan ons verkopen, zijnde het bedrag dat wij voor die participatie van 55 % hebben gekregen. Dat zal zij niet doen.

 

SN zou in dat geval ook uit de Star Alliance stappen, waardoor ook een aantal …

 

Dat is wel waar, mevrouw Vindevoghel. Ik zal echter niet met u discussiëren, want u bent van de vakbond.

 

Nationaliseren is vandaag echt geen optie. Indien Lufthansa SN failliet wil laten gaan, moeten wij op een andere manier naar de situatie kijken. Ik ben er echter niet van overtuigd dat Lufthansa SN failliet zal laten gaan, omwille van de redenen die ik heb aangehaald.

 

Mijnheer de minister, ik ben het dus met u eens dat een goed akkoord nog altijd mogelijk is. Blijf dus gewoon bij uw standpunt. Dan zullen wij er wel uitkomen.

 

De voorzitter: Een goed akkoord is wat wij allemaal wensen. Laat ons de sereniteit bewaren.

 

Willen nog fracties spreken? (Neen)

 

In dat geval kunnen wij het actualiteitsdebat afronden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

01.15  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le président, la commission a-t-elle une heure de fin ou allons-nous épuiser l'ordre du jour?

 

Le président: La commission se terminera à 16 h 00.

 

02 Vraag van Dieter Vanbesien aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De verloren inkomsten door de 'as van belastingontwijking'" (55005664C)

02 Question de Dieter Vanbesien à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La perte de recettes due à "l'axe de l'évasion fiscale"" (55005664C)

 

02.01  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, eind april stelde een rapport vast dat Amerikaanse bedrijven die in Europa actief zijn, hun winsten verschuiven naar de landen waar de belastingen het attractiefst zijn. De winnaars, in volgorde van gulzigheid, zijn Luxemburg, Nederland, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk. Dat is de as van de belastingontwijking.

 

Die vier landen zorgen ervoor dat de andere Europese landen meer dan 27 miljard euro mislopen. België is een relatief grote verliezer. Onze staatskas ziet elk jaar opnieuw 2,6 miljard euro door de neus geboord worden. Wij weten dat, omdat in de Verenigde Staten de bedrijven verplicht worden die informatie openbaar te maken. In Europa is dat niet het geval. Als wij ook de Europese bedrijven meetellen, is het totale cijfer dus waarschijnlijk nog veel hoger. Het is een pervers systeem, omdat op die manier landen tegen elkaar worden opgezet in een race naar de bodem en inkomsten van elkaar afsnoepen. De multinationals zijn daarbij de lachende derde.

 

Mijnheer de minister, bent u voorstander van een Europees minimumniveau voor de vennootschapsbelasting?

 

Kunnen wij stappen zetten om te vermijden dat bedrijven hun winst uit België wegschuiven naar een ander land, bijvoorbeeld door het heronderhandelen van bestaande dubbelbelastingverdragen?

 

Bent u het ermee eens dat ook in Europa bedrijven ertoe verplicht moeten worden hun winst per land bekend te maken?

 

Zult u initiatieven nemen om de transfers naar Nederland, Luxemburg en andere landen in de toekomst te vermijden?

 

02.02 Minister Alexander De Croo: Dank u voor uw vraag, maar ik wil toch eerst opmerken dat mijn administratie bedenkingen heeft bij de gebruikte methodologie van de studie en dus ook de omvang van de geraamde verliezen voor de schatkist wegens profit shifting, waarnaar u in uw vraag verwees.

 

Het voorstel tot wijzing van de richtlijn 2013/34, wat de openbaarmaking van informatie over de winstbelasting voor bepaalde ondernemingen betreft, valt onder de bevoegdheid van mijn collega-minister van Economie. Het is trouwens niet aan de Belgische minister van Financiën om zich uit te spreken over de standpunten die collega's in andere lidstaten zouden kunnen innemen in debatten over voorstellen van richtlijnen, meer specifiek over de publieke landenrapportage en de gemeenschappelijke heffingsgrondslag in de vennootschapsbelasting. België werkt constructief mee aan de besprekingen van die voorstellen en zoekt naar compromissen.

 

Op verzoek van de G20 wordt er momenteel een discussie over de minimumbelasting gevoerd binnen het Inclusive Framework, dat daarbij ondersteund wordt door de expertise van het OESO-secretariaat. De G20 heeft gevraagd dat de meer dan 130 landen die aan die discussie deelnemen, eind dit jaar een consensus zouden bereiken.

 

Op EU-niveau heeft de Commissie nog geen voorstellen met betrekking tot de minimumbelasting geformuleerd. Ik wens trouwens ook niet vooruit te lopen op die discussie. België steunt in ieder geval het idee dat alle ondernemingen, ook de grote internationale digitale spelers, een fair deel van belastingen moeten bijdragen.

 

Er lopen momenteel onderhandelingen met Nederland over een nieuw dubbelbelastingsverdrag. België let erop dat daarin de aanbevelingen van de OESO over verdragsmisbruik en het kunstmatig vermijden van een vaste inrichting, BEPS-acties 6 en 7, worden opgenomen.

 

02.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Dank u wel voor uw antwoord. Wat het Inclusive Framework in de OESO betreft, staat er nog een andere vraag op de agenda voor later vandaag.

 

Iedereen heeft de mond vol van eerlijke belastingen en van een faire bijdrage van iedereen. Maar een groep die vandaag de dag nog al te vaak de dans ontspringt, zijn de multinationals. Zij maken handig gebruik van het eeuwenoude principe divide et impera, verdeel en heers. Ik begrijp dat het helemaal niet evident is om internationaal de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Maar ik ben ervan overtuigd dat we moeten blijven werken aan een verdere integratie van de Europese landen. Hoe meer Europese landen zich als één blok presenteren, hoe moeilijker het voor multinationals zal zijn om individuele landen tegenover elkaar uit te spelen. Ik hoop dat ze dat snel zullen inzien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- Kurt Ravyts aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De lopende waarborgregeling voor de overbruggingskredieten met staatswaarborg" (55006118C)

- Jan Bertels aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De leningen met staatsgarantie" (55006190C)

- Sander Loones aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De overbruggingskredieten met staatswaarborg" (55006338C)

- Steven Matheï aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De duur van de staatswaarborgregeling en de kostprijs van het betalingsuitstel" (55006342C)

- Sander Loones aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De toekenning van betalingsuitstel voor kredieten" (55006621C)

- Jan Bertels aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het bankenplan voor de KMO’s" (55006785C)

- Sander Loones aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het bankenakkoord en de staatswaarborg" (55007667C)

03 Questions jointes de

- Kurt Ravyts à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le régime de garantie en cours pour les crédits ponts avec garantie d'État" (55006118C)

- Jan Bertels à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les prêts garantis par l'État" (55006190C)

- Sander Loones à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les crédits ponts avec garantie d'État" (55006338C)

- Steven Matheï à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La durée du régime de garantie d'État et le coût du report de paiement" (55006342C)

- Sander Loones à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'octroi de reports de remboursement de crédits" (55006621C)

- Jan Bertels à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le plan bancaire pour les PME" (55006785C)

- Sander Loones à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'accord bancaire et la garantie d'État" (55007667C)

 

03.01  Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, wij hebben vorige week en de week ervoor reeds gediscussieerd over de terugbetalingsduur van de leningen met staatsgarantie en het bankenplan voor de kmo's. Ik zal die discussie niet heropenen.

 

Mijnheer de minister, hebt u reeds nieuwe gegevens gekregen hetzij van de Nationale Bank, hetzij van Febelfin die de discussie nog verder kunnen verrijken? Wij gaan de discussie van het wetsvoorstel wat mij betreft niet overdoen, tenzij u echt wilt, maar dat is niet de bedoeling.

 

03.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, het betreft veel samengevoegde vragen, maar ik zal specifiek op uw vraag antwoorden. De Nationale Bank meldt dat ze bezig is met het verwerken van de meest recente informatie, maar wij hebben die nog niet gekregen.

 

De voorzitter: Mijnheer Matheï, ik had u niet gezien, maar u hebt ook een toegevoegde vraag.

 

03.03  Steven Matheï (CD&V): (…)

 

03.04 Minister Alexander De Croo: De Nationale Bank is nog bezig met de verwerking van de gegevens en wij hebben die nog niet gekregen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Monsieur Piedboeuf, nous arrivons à votre question. Vous avez la parole.

 

03.05  Benoît Piedboeuf (MR): Merci monsieur le président. En réalité, j'avais déjà reçu la réponse du ministre à cette question ainsi qu'aux deux suivantes à mon nom. J'aimerais toutefois qu'elles soient actées dans le compte rendu de la réunion. J'en aurai deux autres tout à l'heure, mais je ne veux pas prendre la place d'un collègue.

 

Le président: Il s'agit bien des questions nos 55005835C, 55006127C et 55006509C?

 

03.06  Benoît Piedboeuf (MR): Tout à fait. À l'issue d'une réunion précédente, la collaboratrice du ministre m'avait communiqué les réponses, je ne demanderai donc pas au ministre de les répéter.

 

04 Question de Benoît Piedboeuf à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'engagement individuel de pension (EIP) et le droit passerelle" (55005835C)

04 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De individuele pensioentoezegging (IPT) en het overbruggingsrecht" (55005835C)

 

Conformément à l'article 38, § 1er, 19°, du Code des impôts sur les revenus 1992, sont exonérés les avantages résultant, pour les dirigeants d'entreprise qui recueillent des rémunérations visées à l'article 30, 2°, du paiement incombant à l'entreprise ou à la personne morale visée à l'article 220 ou 227, 3°, de cotisations et primes visées à l'article 52, 3°, b, qui se rapportent à des rémunérations qui sont allouées ou attribuées régulièrement et au moins une fois par mois avant la fin de la période imposable au cours de laquelle l'activité rémunérée y donnant droit a été exercée et à condition que ces rémunérations soient imputées sur les résultats de cette période.

Dans les conditions de déduction de l'EIP se trouve le fait qu'il faut une rémunération régulière. Quid du respect de cette condition pour les dirigeants d'entreprise qui auront suspendu leurs rémunérations pendant la période Covid du fait qu'ils ont bénéficié du droit passerelle? Il me paraît indispensable de préciser que ce droit passerelle, qui est techniquement un revenu de remplacement et normalement pas un revenu de dirigeant d'entreprise, peut entrer en considération en l'occurrence.

 

Avez-vous prévu de neutraliser ce problème potentiel si l'administration fiscale venait à refuser le bénéfice du régime de l'EIP pour cette raison?

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Benoît Piedboeuf à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La déductibilité fiscale des aides alimentaires versées par des parents à leurs enfants" (55006127C)

05 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De belastingaftrek voor onderhoudsgeld dat ouders aan hun kinderen betalen" (55006127C)

 

Monsieur le ministre, il existe une obligation alimentaire des parents envers leurs enfants. L’état de besoin de la personne crédirentière qu’implique cette obligation alimentaire n’est pas applicable pour les enfants mineurs ou les enfants majeurs encore aux études, mais bien dans les autres cas de figure.

 

Dans le contexte difficile que nous traversons suite à la pandémie du covid-19, de nombreux enfants majeurs qui travaillent dans le secteur culturel se retrouvent particulièrement en difficulté, à défaut de mesures prises en leur faveur. De nombreux parents n’ont pas eu et n’ont toujours pas d’autres alternatives que de les aider financièrement, les contrats de leurs enfants étant devenus caducs du jour au lendemain et les intéressés se retrouvant par conséquent sans ressources depuis lors.

 

Certains pourraient probablement demander une aide aux CPAS, sans garantie qu’ils soient dans les conditions pour l’obtenir, mais même dans ce cas, le coup de massue moral que cela occasionnerait pour beaucoup les conduit à refuser cette solution aléatoire.

 

Pouvez-vous confirmer que dans ce contexte, l’aide financière apportée par ces parents à ces enfants peut être déduite par les premiers à titre de rente alimentaire sur pied de l’article 104, alinéa unique, 1°, du C.I.R. 1992?

 

Pouvez-vous confirmer que les rentes alimentaires, payées par les parents aux enfants, qui peuvent être déduites (et être imposées) fiscalement, comprennent tant les frais ordinaires qu’extraordinaires tels que définis à l’article 203bis, § 3, du Code civil. Et que les frais extraordinaires ne doivent, par débition, pas satisfaire à la condition de régularité des versements?

 

Enfin, donnerez-vous les instructions pour que, dans les circonstances évoquées ici, l’état de besoin requis ne soit pas mis en cause par l’administration fiscale lorsqu’elle vérifiera les déclarations des débirentiers relatives à l’exercice d’imposition 2021?

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Benoît Piedboeuf à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La prolongation durable de l’accord avec le Luxembourg concernant le télétravail frontalier" (55006509C)

06 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De duurzame verlenging van het akkoord met Luxemburg inzake telewerk voor grenswerkers" (55006509C)

 

Monsieur le ministre, le 19 mai, Belgique et Grand-Duché ont convenu un accord amiable par lequel «les jours de travail (…) pendant lesquels l'emploi a été exercé à domicile suite aux mesures prises pour combattre la pandémie, peuvent être considérés comme ayant été prestés dans l'État contractant dans lequel le travailleur frontalier aurait exercé l'emploi sans (ces) mesures.

Cet accord vaut du 11 mars 2020 au 30 juin 2020. À partir du 1er juillet 2020, l'application de l'accord sera prolongée jusqu'à la fin de chaque mois si les deux autorités compétentes en conviennent par écrit au moins une semaine avant le début du mois.»

 

Cette mesure, à visée sanitaire, a des impacts positifs: le désengorgement des voies de communication et l'amélioration de la qualité de vie des travailleurs, sans perte de productivité.

 

Le télétravail frontalier est immédiatement et largement praticable, est plébiscité par les employés et les employeurs et réduit la pression sur l'environnement naturel.

 

Il renforce l'attractivité de la main-d'œuvre belge pour les employeurs grand-ducaux.

 

Le manque à gagner fiscal, que l'administration y oppose, ne s'accroît pas pour les travailleurs frontaliers déjà exonérés, et d'autre part, serait compensé par l'économie d'infrastructures routières, la croissance de l'emploi et des moyens financiers de ménages belges, l'augmentation de la consommation locale, la création d'activités de service (coworking, informatique, etc.) de ce côté-ci de la frontière.

 

Nous portons aussi à votre connaissance que les entreprises grand-ducales renoncent à suivre des formations, tenir réunions et repas d'affaires en Belgique, vu la 'sanction fiscale' qui menace leurs employés. C'est un manque à gagner pour le secteur HoReCa du sud du pays et les mêmes et l'état grand-ducal sont demandeurs d'une plus grande facilité, pour les cadres résidant en Belgique, de prester des missions professionnelles en dehors du Grand-Duché.

 

Monsieur le ministre, un accord amiable temporaire, c'est bien. Mais le moment est idéal pour convenir d'un accord définitif entre États pour un développement le plus large possible de la pratique du télétravail frontalier et de la prestation de missions internationales, au bénéfice de nos deux économies.

 

Quelle proposition faites-vous?

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Vraag van Steven Matheï aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De verlenging van de akkoorden met betrekking tot de thuiswerkende grensarbeiders" (55006494C)

07 Question de Steven Matheï à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La reconduction des accords concernant les travailleurs frontaliers travaillant à domicile" (55006494C)

 

07.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ten gevolge van de coronacrisis worden de meeste werknemers verplicht thuis gezet om van daaruit te werken. Dit geldt ook voor grensarbeiders, waardoor zij niet meer naar hun plaats van tewerkstelling mogen gaan in het buitenland. Om te vermijden dat zij geconfronteerd worden met mogelijke negatieve fiscale gevolgen, sloot u een overeenkomst met zowel Nederland, Duitsland, Frankrijk als Luxemburg.

De overeenkomsten bepalen dat werknemers die ten gevolge van de COVID-19 gezondheidscrisis van thuis uit werken belastbaar kunnen blijven in de staat waar ze voorheen, voor het uitbreken van de crisis, hun beroepsactiviteit uitoefenden.

Voor Frankrijk en Luxemburg is deze regeling van toepassing tot 30 juni 2020. Voor Nederland en Duitsland is deze regeling van toepassing tot 31 mei 2020.

Heel wat grensarbeiders werken nog steeds van thuis uit. In de overeenkomst met beide landen staat opgenomen dat deze verlengd kan worden tot het einde van de volgende kalendermaand indien beide bevoegde autoriteiten zulks schriftelijk overeenkomen ten minste één week voor de aanvang van de betreffende volgende kalendermaand.

 

Kan de minister verduidelijken of er reeds een akkoord werd bereikt met Nederland en Duitsland om de overeenkomst te verlengen?

Zo ja, wanneer werd dit al akkoord bereikt of zijn er al gesprekken in die zin aangevat?

Zo nee, waarom niet?

 

Mocht er al een akkoord bereikt zijn of mochten er al gesprekken in die zin zijn aangevat, blijft de inhoud van de overeenkomst dan volgens de minister onveranderd?

Zo nee, waarom niet?

 

Kan de minister verduidelijken of de maandelijkse verlenging van de overeenkomsten met Nederland, Duitsland, Frankrijk en Luxemburg spontaan zal gebeuren wanneer in de betrokken landen thuiswerk als norm wordt gehanteerd?

 

Ik heb gezien dat de akkoorden zijn verlengd tot 31 augustus, maar heb nog een bijkomende vraag. Als thuiswerk nog altijd wordt aanbevolen in de desbetreffende landen, wordt die automatische verlenging ook na 31 augustus voortgezet?

 

07.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Matheï, wat betreft uw bijkomende vraag, ik heb nog geen reactie gekregen van die landen om een extensie na 31 augustus mogelijk te maken. In principe hebben we tot 31 augustus de tijd, maar het zou natuurlijk beter zijn mochten we dat vroeger krijgen.

 

07.03  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, ik begrijp dat dit van nabij wordt opgevolgd. Dit is een belangrijk thema voor de grensarbeiders.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Steven Matheï aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De sensibilisering van sportclubs omtrent fiscale verplichtingen" (55006574C)

08 Question de Steven Matheï à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La sensibilisation des clubs sportifs aux obligations fiscales" (55006574C)

 

08.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, met deze vraag gaan wij terug naar februari, nog voor de coronacrisis. Toen was er op een gegeven moment van alles te doen rond sportclubs en het aanbieden van gratis dranken en btw-controles.

 

Ik heb u toen ook bevraagd en bij monde van minister De Block antwoord gekregen in de plenaire vergadering. Zij zei dat er aan tafel zou worden gezeten met de sportfederaties en de sportclubs om de fiscale verplichtingen te bespreken, omdat zij blijkbaar niet altijd even duidelijk zouden zijn voor de bestuurders van de clubs.

 

Is er ondertussen overleg geweest met de sportfederaties?

 

Ik had toen ook al een suggestie gedaan: op de website van de FOD Financiën staat onder vzw's een zeer uitgebreide powerpointpresentatie over de fiscale verplichtingen, maar die dateert van 2015 en staat dus eigenlijk vol met gedateerde en foute informatie. Men zou daarnaar kijken, maar daarnet stond die presentatie nog altijd op de website. Komt daar een update van?

 

08.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Matheï, tijdens het overleg tussen de voorzitter en de RSZ midden juni werd gezamenlijk beslist om een nieuwe informatiecampagne op te starten gericht op sportclubs. Binnen de Algemene Administratie van de Fiscaliteit worden de voorbereidingen opgestart om dat zo snel mogelijk te kunnen doen.

 

08.03  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, het is inderdaad belangrijk dat die sensibilisering en de update van de informatie er komen. Dat kan de werking van de clubs op het terrein alleen maar ten goede komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- Wouter Vermeersch aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "Het Europees herstelfonds van 750 miljard euro" (55006595C)

- Sander Loones aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De financiering van het Europese herstelfonds" (55006598C)

- Jan Bertels aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De financiering van het Europese herstelplan" (55006644C)

09 Questions jointes de

- Wouter Vermeersch à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le fonds de relance européen de 750 milliards d'euros" (55006595C)

- Sander Loones à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le financement du fonds de relance européen" (55006598C)

- Jan Bertels à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le financement du plan de relance européen" (55006644C)

 

09.01  Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, we hebben hier al een aantal gesprekken over gehad, ook met de premier. Het is een goed herstelplan, een herstel- en weerbaarheidsplan, een solidair en verantwoord plan dat u, en België bij monde van de premier, terecht al steun heeft toegezegd. Het bevat ook een nieuwe, baanbrekende financiering voor Europa. Hopelijk wordt het dus goedgekeurd.

 

De vraag gaat specifiek over de verschillende mogelijkheden, waarbij elk voorstel ongetwijfeld voor- en tegenstanders heeft. In de verschillende mogelijkheden zit wel een lijn om de eigen middelen te verhogen. De Commissie somt die op: een digitaks, een vorm van minimumtaks voor grote bedrijven, een taks op niet-recycleerbaar plastic, het carbon border adjustment mechanism inzake CO2.

 

Heeft uw administratie al de oefening gemaakt van de mogelijke impact, de voor- en nadelen? Hoe staat u zelf tegenover die voorstellen? Wat zijn de bijzondere voordelen die België al dan niet kan behouden? Ik neem aan dat de premier daarop zal kunnen antwoorden na de Europese top, maar als u het in primeur kunt, nu, mag u dat.

 

09.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, wat wil dat dan zeggen als ik nu al zou kunnen antwoorden in haar plaats!

 

Het plan van de Commissie biedt een perspectief op hoe we de economische motor van Europa en de lidstaten zo snel mogelijk op kruissnelheid kunnen brengen. We moeten de schaal van Europa optimaal inzetten om snel en sterk uit de crisis te komen. Het voorstel van raadsvoorzitter Michel is alvast een stap in de goede richting. Het behoudt een aantal belangrijke evenwichten binnen het MFK, het stelt een specifiek brexitfonds in het vooruitzicht, voorziet in een billijke verdeling en een hoog ambitieniveau binnen het herstelfonds en biedt een duidelijk perspectief op een sterk evenwicht tussen solidariteit en verantwoordelijkheid. Vooral wat het laatste punt betreft, dienen de discussies in de Europese Raad verder uitgediept te worden.

 

Momenteel ligt een aantal bronnen voor eigen inkomsten op tafel. Deze moeten helpen bij de terugbetaling van de geleende financiering voor het COVID-19-herstelplan na 2027. Vanuit belastingtechnisch oogpunt zijn er meerdere mogelijkheden ter financiering van het EU-budget, maar het is momenteel te vroeg om daar al een definitief standpunt over in te nemen. Plastictaks is zonder twijfel het snelst uitvoerbaar. Er zijn zeker ook mogelijkheden om een koolstoftaks in te voeren op goederen van buiten de eenheidsmarkt die niet aan bepaalde normen voldoen.

 

Voor een mogelijke belasting op multinationale, digitale ondernemingen, verwijs ik naar het lopende project bij de OESO voor de hervorming van de internationale fiscaliteit. Tegen eind 2020 wordt een wereldwijde oplossing verwacht voor een meer faire belastingbijdrage van digitale bedrijven, wat het startschot kan zijn voor een Europese vertaling van die nieuwe belastingregels.

 

Voor overige bronnen zal België constructief mee onderzoeken welke belastingen of bijdragen hiervoor het best geschikt zijn.

 

De Europese Commissie heeft enkel de kortingen, de rebates, behouden voor lidstaten die in het huidige MFK ook reeds recht hebben op een korting, namelijk Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden. Initieel had de Europese Commissie een uitdoving tegen 2025 voorgesteld, maar deze uitdoving wordt nu op een langere termijn geschoven. De Europese Commissie voorziet enkel in een forfaitaire korting, de lump sum rebate, op de bni-bijdrage.

 

Voor de btw-bijdrage en de afdracht van douanerechten zijn de regels gelijk voor alle lidstaten. Gezien de grote afdracht van douanerechten aan de EU, mag België een significant volume aan inningskosten op de nationale begroting inschrijven.

 

In de huidige discussies hierover is het belangrijk voor België dat de 20 % inningskosten zo goed mogelijk behouden kunnen blijven.

 

09.03  Jan Bertels (sp.a): Dank u wel, mijnheer de minister, voor uw constructief antwoord. Ik onthoud vooral dat u zegt dat we de pistes voor de eigen financiering constructief bekijken. Ik onthoud ook dat de plastictaks snel invoerbaar is, dat de CO2-taks voor producten van buiten de Europese Unie ook moet kunnen en dat u voor het opleggen van minimumbelasting aan multinationals kijkt naar de werkzaamheden bij de OESO. Daaruit begrijp ik ook dat we er vanuit de Europese Unie en vanuit België voor moeten zorgen dat de werkzaamheden bij de OESO ook vooruitgang kunnen boeken en ergens toe kunnen leiden. We moeten ons niet laten afdreigen door de Verenigde Staten, om er één te noemen.

 

Met betrekking tot de rebates en de kortingen voor een aantal landen, is de informatie die u geeft juist. Het maakt deel uit van het voorstel van de heer Michel om het te spreiden over een langere periode.

 

Wat de btw betreft, ben ik verheugd dat u zegt dat de inningskosten die we als land hebben belangrijk zijn. Ze kunnen belangrijker worden wanneer er een grens komt ten gevolge van de brexit, als die er komt.

 

Ik heb ook begrepen dat u ernaar streeft om de 20% inningskosten te kunnen behouden. Dat is volgens mij een goed uitgangspunt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

De voorzitter: Mijnheer Loones, u hebt gemerkt dat we al ver gevorderd zijn in deze vragenronde. U had ook een vraag met betrekking tot het Europese herstelfonds. Wenst u daar nog iets aan toe te voegen? Ik heb het antwoord van de minister goed samengevat, hoop ik.

 

Laten we even kijken of we even een stapje terug moeten zetten omtrent de volgorde van de vragen.

 

Mijnheer Loones, wenst u de vraag over de uitspraak van het Duitse Hooggerechtshof naar aanleiding van het beleid van de ECB nog te stellen? Of beschouwen we ze als gesteld? U wenst ze te stellen.

 

10 Vraag van Sander Loones aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De uitspraak van het Duitse hooggerechtshof n.a.v. het beleid van de ECB" (55006088C)

10 Question de Sander Loones à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'arrêt de la Cour suprême allemande sur la politique de la BCE" (55006088C)

 

10.01  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de voorzitter, deze vraag gaat over een belangrijke materie die we vorige week ook kort hebben aangehaald in de commissie. Vandaar wil ik het hier ook nog even over hebben met de minister.

 

Het Duits hooggerechtshof, het Bundes­verfassungsgericht, heeft een belangrijke uitspraak gedaan over de Europese Centrale Bank, de ECB. Er wordt een spanningsveld gecreëerd tussen het lakse monetair beleid van die Centrale Bank en de visie daarop van Duitsland en ook vanuit de Europese en Duitse regelgeving. In dat verband is er op Europadag, 9 mei, een zeer interessant opiniestuk van de heer De Croo, de minister van Financiën, verschenen in Knack. Het was een zeer interessant stuk omdat de minister bevestigt dat het Duits hooggerechtshof wijst op een evidentie, dat dat spanningsveld er is. Het is niet omdat het de schijn heeft van een Europese bevoegdheid dat die bevoegdheid zomaar kan worden opgerekt, althans door een Europese instelling. Zijn er intussen nieuwe inzichten bij de minister? In Duitsland is het thema in volle beweging.

 

De Europese Centrale Bank heeft beloofd een volledige reeks aan documentatie te bezorgen aan het Duitse parlement. Dat gebeurt op vraag van het Duitse parlement. Alle fracties hebben zich daar verenigd en een brief gericht aan de ECB. Ik ben zelf zo'n brief aan het finaliseren, dezelfde brief. Ik hoop die in overleg met de andere fracties hier te bespreken en te bezorgen aan de ECB zodat ze dezelfde informatie die ze hebben bezorgd aan het Duitse parlement ook bezorgen aan dit Parlement.

 

Het zou interessant zijn om de inzichten van de minister daarover te kennen en om te weten of hij dit als waardevolle informatie inschat.

 

10.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Loones, zoals u zelf aangeeft, maakt de Europese constructie een onderscheid tussen monetair beleid waarvoor de ECB exclusief bevoegd is, en economisch beleid waar de lidstaten zelf voor het overgrote deel de verantwoordelijkheid dragen. De belangrijkste taak van de ECB is ervoor te zorgen dat de prijsstabiliteit in de eurozone verzekerd is.

 

Sinds de crisis van 2007 heeft de ECB nieuwe instrumenten ontwikkeld om een goede werking van het monetaire transmissiemechanisme te garanderen en ervoor te zorgen dat we voldoende stimulerend kunnen blijven nu de beleidsrente dicht bij zijn benedengrens zit, terwijl de neerwaartse druk op de inflatie toch wel blijft aanhouden. Een en ander is er steeds op gericht geweest de primaire doelstelling van prijsstabiliteit te realiseren.

 

De aankoop van overheidspapier op de secundaire markt zorgt er nu weliswaar voor dat de financieringskost van overheden en ook van andere sectoren van de economie, zoals bedrijven en gezinnen, gedrukt wordt.

 

Niettemin blijven de schatkisten van de verschillende overheden in het eurogebied zelf volledig verantwoordelijk voor hun begrotings­tekorten en de financiering daarvan. Over de inzet van activa-aankopen, inclusief die van overheids­papier als monetair beleids­instrument, beslist de raad van bestuur van de ECB immers op basis van de risico's voor prijsstabiliteit binnen het Eurogebied.

 

Los van de specifieke bedenkingen van het Duitse gerechtshof herinnert zijn arrest eraan dat een centrale bank zich met haar maatregelen niet in de plaats kan en mag stellen van de schatkist of de regeringen in het algemeen. Ik denk niet dat de ECB dat gedaan heeft. Mijn inziens heeft de ECB gehandeld binnen de grenzen van haar monetair beleidsmandaat, zoals ook bevestigd is door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

 

De monetaire actie van de ECB dient te worden aangevuld met een economisch en monetair beleid om de ongekende uitdagingen die voor ons liggen het hoofd te bieden, maar dat vereist coördinatie tussen de verschillende EU-lidstaten.

 

De EU is inderdaad geen federale staat, maar het is ook veel meer dan een gewone internationale organisatie of een verdrag. Het is een ongeëvenaarde politieke constructie die tot doel heeft de vrede, onze gemeenschappelijke waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen.

 

Daartoe hebben de lidstaten unaniem beslist om aan de Unie een aantal bevoegdheden te verlenen. Op sommige gebieden zijn dat gedeelde bevoegdheden, maar op andere gebieden zoals in het geval van het monetair beleid gaat het om exclusieve bevoegdheden.

 

De lidstaten vertrouwen hun monetair beleid, zoals gedefinieerd in het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, toe aan een instelling die zij volledig onafhankelijk hebben gewild. Dat was trouwens ook een belangrijke Duitse vereiste.

 

Bovendien hebben de lidstaten unaniem het Hof van Justitie van de EU de exclusieve bevoegdheid verleent om het Europees recht te zeggen en te interpreteren. Het Hof van Justitie heeft definitief voor recht verklaard dat de ECB binnen haar bevoegdheden gebleven is, zoals die worden omschreven in dat verdrag.

 

Daarom is er op deze vragen voor de nationale rechtbanken, inclusief de grondwettelijke hoven, geen enkele ruimte om dit te betwisten. Indien de lidstaten daar unaniem niet mee akkoord kunnen gaan, blijft er nog de mogelijkheid om het verdrag te wijzigen.

 

Ik ben van mening dat in bepaalde gevallen het gebruik van een gekwalificeerde meerderheid beter zou zijn dan de unanimiteit, ook op het vlak van fiscaliteit, omdat de onderhandelingen over een aantal fiscale onderwerpen veel te lang aanslepen en omdat in het verleden een aantal onderhandelingen over fiscale zaken door een of een paar lidstaten werd geblokkeerd omdat ze hun goedkeuring koppelden aan de goedkeuring van andere dossiers.

 

Ik ben ook van mening dat een stemming met een gekwalificeerde meerderheid gevaren kan inhouden voor kleinere lidstaten, daar hun gewicht veel minder groot is.

 

In de discussie op Europees vlak over het opgeven van unanimiteit op fiscaal vlak heb ik mij altijd constructief opgesteld.

 

Het is ook duidelijk dat er stap per stap gewerkt zal moeten worden en dat niet beslist kan worden voor alle fiscale dossiers gelijktijdig om de unanimiteit te schrappen. Het moet eerst grondig onderzocht worden. In een eerste stap zou bijvoorbeeld gekeken kunnen worden naar maatregelen ter bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking en -ontwijking en naar maatregelen die slaan op administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand of naar fiscale maatregelen in de strijd tegen de klimaatverandering en voor de bescherming van het leefmilieu.

 

10.03  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, wij hebben u in het verleden al kritischer gehoord over het ultralakse beleid van de Europese Centrale Bank, in de commissie en in uw opiniestuk waarin u schreef dat de Centrale Bank nooit de rol van een schatkist kan vervullen, noch een economisch beleid kan voeren. Ik weet dat die stem in u leeft, maar er vandaag wat minder uitgekomen is. Het zij zo, zolang die maar in uw hoofd leeft.

 

Ik ben wel blij dat u zeer consequent blijft verwijzen naar het aspect prijsstabiliteit en niet naar het aspect inflatie. Ik vrees dat wij de komende maanden en jaren nog wel zullen zien waarom dat de relevante referentie blijft.

 

Wij hebben vorige week donderdag in de plenaire vergadering van de Kamer een resolutie goedgekeurd waarin expliciet verwezen wordt naar de Europese Centrale Bank. Die Europaresolutie heeft een grote meerderheid gehaald. Wij hadden een amendement ingediend waarin stond dat de Europese Centrale Bank de ruimte mag benutten binnen de bestaande kaders. Ook het Parlement zegt dus zeer duidelijk dat de ECB zich aan haar mandaat moet houden en dat mandaat niet te buiten mag gaan. Het is belangrijk om die referentie nog eens naar boven te halen. De historische deal is natuurlijk geweest dat de euro er kon komen op voorwaarde dat er een Duits monetair beleid werd gevoerd. Dat blijkt steeds minder het geval te zijn.

 

Wij zullen vermoedelijk nog vaak over dit thema discussiëren. Ik verwijs ook nog naar het arrest van het Europees Hof van Justitie van vandaag over de boetes die Vestager wou opleggen aan Apple. Zij heeft geen gelijk gehaald.

 

Ik wil u uitnodigen om dit debat mee te blijven voeren in het Parlement en om opiniestukken te blijven schrijven. Ik wil de premier alvast uitnodigen om die opiniestukken ook te lezen. Ik had haar gevraagd of zij uw stuk gelezen had en of het doorgesproken was in de regering, maar dat bleek niet het geval te zijn. Laat uw stem maar horen, de premier mag die stem dan gerust volgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van John Crombez aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "het KB nr. 4 houdende bepalingen inzake mede-eigendom en het vennootschaps- en verenigingsrecht" (55006689C)

11 Question de John Crombez à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'AR n° 4 portant des dispositions en matière de copropriété et droit des sociétés et associations" (55006689C)

 

11.01  John Crombez (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, omwille van de COVID-19 pandemie zijn uitzonderlijke maatregelen genomen om diverse vergaderingen onder meer digitaal te laten doorgaan.

 

De minister van Justitie zei daarover dat “De voorgestelde regeling geldt voor de gewone, bijzondere als buitengewone algemene vergaderingen. Dat laatste is dit jaar van bijzonder belang, omdat talloze vennootschappen en verenigingen zich hadden voorgenomen hun statuten aan te passen aan het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, dat op 1 januari 2020 op alle bestaande vennootschappen en verenigingen toepasselijk is geworden. Ondanks het feit dat ze nog tot 1 januari 2024 de tijd hebben om hun statuten aan te passen, kiezen de meeste vennootschappen en verenigingen ervoor dat dit jaar al te doen."

 

Aangezien de diverse maatregelen die met evidente dringendheid werden genomen ondertussen werden versoepeld, en gezien de toezichtsfunctie van de FSMA in deze materie, had ik de minister graag de volgende vragen gesteld.

 

Vermits de samenkomst van de meeste vergaderingen opnieuw op een meer normale manier kan gebeuren, zeker met kleinere aantallen, dient het KB nr. 4 dan niet te worden aangepast voor de maand juni, aangezien een eigenschap van het KB net is dat de bescherming van de aandeelhouders in brede zin beperkter is dan de normaal vigerende wetgeving en ook geen antimisbruikbepaling is voorzien?

 

Op welke manier heeft het FSMA haar toezicht intensiever gemaakt en versterkt, gezien de bescherming van de aandeelhouders in brede zin verminderd is?

 

Ziet de minister een gevaar in het gegeven dat Belgische activa vervreemd kunnen worden door deze tijdelijke maatregel met minder bescherming?

 

Ik heb deze vraag met betrekking tot de moeilijkheid die in coronaperiode kon ontstaan waarbij Belgische activa zouden worden vervreemd of in waarde benadeeld door zittingen van algemene vergaderingen of buitengewone algemene vergaderingen, al een hele tijd geleden ingediend en ik wil er nog een element aan toevoegen.

 

Als advocaten namens entiteiten die ook ten nadele van Belgische activa kunnen werken, optreden en tegelijk lid zijn van het toezichtsorgaan in België, bestaat er volgens mij een groot probleem voor het toezicht op de transacties. Wat is uw mening daaromtrent?

 

11.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Crombez, het volmachtenbesluit voert tijdelijk een aantal versoepelingen en keuzemogelijkheden in om vennootschappen in staat te stellen op een rechtsgeldige wijze een algemene vergadering te organiseren, zonder de dwingende regels ter bestrijding van COVID-19 te overtreden.

 

Het volmachtenbesluit voert een optionele regeling in. De vennootschappen mogen dus nog steeds het gewone recht toepassen zonder afbreuk te doen aan de dwingende regels ter bestrijding van COVID-19.

 

De vraag of het koninklijk besluit moet worden aangepast, gelet op de evolutie van de COVID-19-pandemie en de aanpassing van de maatregelen ter bestrijding ervan, behoort tot de bevoegdheid van de minister van Justitie.

 

De opdracht van de FSMA bestaat erin erop toe te zien dat de informatie die genoteerde ondernemingen verplicht aan de markt verstrekken, investeerders in staat stelt zich een juist beeld te vormen van de situatie van de onderneming, namelijk bij de uitoefening van hun aandeelhoudersrechten. In het kader van die opdracht heeft de FSMA een Q&A over het koninklijk besluit nr. 4 gepubliceerd. In die Q&A formuleert zij een aantal aanbevelingen om de transparantie van de algemene vergaderingen te bevorderen. Zij heeft ook een opvolging op individuele basis gedaan van de organisatie van een algemene vergadering door de genoteerde vennootschappen.

 

Zoals ik reeds vermeldde, beoogt het koninklijk besluit in essentie de vennootschappen een optioneel rechtskader ter beschikking te stellen dat hun toelaat de algemene vergaderingen te houden, rekening houdend met de COVID-19-maatregelen. Dat is zonder afbreuk van de overige geldende regels die de bescherming van de aandeelhouders tot doel hebben, en de rechtsmiddelen die tot hun beschikking staan om hun rechten desgevallend te laten naleven.

 

11.03  John Crombez (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik had al gezegd dat de vraag al wat achterhaald is. Ik heb de minister van Justitie bevraagd over de regels. De reden waarom ik ook aan u een vraag heb gericht, heeft te maken met het toezicht van de FSMA. Ik begrijp dat de bijkomende vraag niet evident is, maar ik blijf wel aandringen op een antwoord om de volgende reden.

 

Als de rechten van kleine aandeelhouders in het gedrang komen, gebeurt dat met steun van advocaten die soms rechtstreeks zelf de toezichthouder zijn bij de FSMA en die dus moeten oordelen of de kleine aandeelhouders hun rechten wel degelijk volgens de wetten en regelgeving kunnen uitoefenen of niet. Ze zijn tegelijk uitvoerende partij, die de kleine aandeelhouder aanvalt, en beschermende partij, die de kleine aandeelhouder moet beschermen. U bent wat dat betreft toch wel bevoegd en ik vraag uw aandacht daarvoor, corona of niet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van Steven Matheï aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De impact van de coronacrisis op de aanvullende personenbelasting" (55006701C)

12 Question de Steven Matheï à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'incidence de la crise du coronavirus sur les additionnels à l'impôt des personnes physiques" (55006701C)

 

12.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de voorzitter, voor gemeenten is het heel belangrijk dat ze goed weten waar ze aan toe zijn, wat de aanvullende personenbelasting betreft. Naast het gemeentefonds en de onroerende voorheffing is dit een belangrijke bron van inkomsten. Ik had al gevraagd naar de eventuele effecten op de inkomsten inzake het inkomstenjaar 2019, 2020 en 2021. Ik weet niet of hier op dit moment al meer duidelijkheid over bestaat. Is er ook in een overleg voorzien met de gemeenten en de steden, of toch tenminste een goede communicatie? Zo kunnen de ramingen snel worden bezorgd, van zodra ze bekend zijn, zeker met het oog op de aanpassing van de meerjarenplannen en de budgetten die momenteel beginnen en in het najaar op kruissnelheid komen.

 

12.02 Minister Alexander De Croo: In het kader van de COVID-19-maatregelen is beslist een uitstel van betaling van twee maanden te verlenen, op het vlak van de inkohiering van de personenbelasting, voor de inkohieringen vanaf 12 maart 2020.

 

Aangezien de incohiering van de personenbelasting zowel de federale, de regionale als de gemeentelijke overheid betreft, is het logisch dat er een impact zal zijn voor de gemeentefinanciën. Toch dient onderscheid gemaakt, al naargelang het gaat over inkohieren met een te betalen bedrag of met een terug te geven bedrag. In het laatste geval is er geen impact voor de betrokken overheden, aangezien de terugbetalingen gewoon doorgaan. Het is dus enkel een impact die uitgaat van de kohiering, wanneer er een te betalen bedrag is. De precieze omvang van de impact is momenteel nog niet bekend, aangezien ook nog niet alle inkohieringen zijn uitgevoerd. De termijn loopt nog tot 30 juni 2020, datum die ondertussen al voorbij is.

 

Momenteel schatten we het bedrag van de impact op de gemeentefinanciën voor het aanslagjaar 2019 op 100 à 150 miljoen, op een globaal bedrag en aanvullende gemeentebelasting van de personenbelasting van 3,3 miljard euro.

 

Wat de afrekening betreft van de voorschotten naar de gemeenten, kan ik u meedelen dat deze reeds is uitgevoerd in de loop van mei 2020. Alle steden en gemeenten kennen nu reeds die afrekening. De steden en gemeenten die een positief saldo vertoonden hebben dit ontvangen op 27 mei 2020. Andere steden en gemeenten moeten uiteraard niets betalen.

 

De federale overheid zal het huidige negatieve saldo verrekenen met de storting die normaal in juni zal plaatsvinden. Op dat vlak ondervinden de gemeenten dus weinig hinder.

 

Wat het aanslagjaar 2020-2021 betreft, kan nog weinig concreets worden gezegd. Er dient te worden gewacht op de nieuwe macro-economische verwachtingen van het federaal Planbureau alvorens zelf nog meer voorlopige cijfers kunnen worden verstrekt op het vlak van de impact van COVID-19 op de personenbelasting en, mutatis mutandis, op de aanvullende personenbelasting.

 

Het zal trouwens pas in september 2020 duidelijk worden welke de impact zal zijn van deze extreem omvangrijke COVID-19-pandemie op onze economie.

 

Momenteel is er nog geen overleg vooropgesteld met de steden en gemeenten. Zodra er in die zin initiatieven worden genomen, breng ik u op de hoogte.

 

12.03  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het zijn bijzondere tijden voor de federale overheid, maar ook voor de lokale besturen, en dat geldt ook voor de financiële consequenties ervan. Daarom roep ik ertoe op om de gegevens zo snel mogelijk, zodra ze bekend zijn, transparant door te geven en desgevallend in overleg met de lokale besturen te voorzien, zodat die effecten kunnen worden meegenomen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de Benoît Piedboeuf à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La révision de la convention fiscale belgo-française" (55006959C)

13 Vraag van Benoît Piedboeuf aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De herziening van het Belgisch-Franse belastingverdrag" (55006959C)

 

13.01  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, les travailleurs belgo-français paient leurs impôts en France pendant leur vie active et en Belgique lors de leur retraite. C'est une situation assez unique puisque cela ne se passe pas comme cela avec les autres pays frontaliers.

 

La Belgique est favorable à l’imposition des pensions dans l’État de la source et elle essaie systématiquement de faire valoir cette position lors de toute négociation visant à conclure une nouvelle convention fiscale avec la France.

 

Il était question en 2016 de négociations en cours. Ces négociations ont-elles abouti? Les pensions des Belges ayant travaillé en France vont-elles être taxées en France et non plus en Belgique?

 

13.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur Piedboeuf, la convention préventive de double imposition actuellement en vigueur entre la Belgique et la France date du 10 mars 1964. Depuis de nombreuses années, des négociations sont menées en vue de son remplacement. Ces négociations ont abouti au paraphe d'un projet de nouvelle convention le 12 décembre 2019. Le texte paraphé est actuellement en cours de relecture et de traduction dans les deux pays.

 

La procédure de signature sera ensuite initiée. S'agissant d'un traité mixte c'est-à-dire relevant simultanément de la compétence de l'autorité fédérale, des Communautés et des Régions, la nouvelle convention devra recueillir la signature de toutes les entités concernées. Une fois signé, le texte de la convention sera considéré comme définitif et fera l'objet d'une publication par les deux États.

 

13.03  Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie. J'aurais voulu savoir ce qu'elle prévoyait mais le texte va arriver.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van Dieter Vanbesien aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De rol van BlackRock als Europees adviseur voor de duurzaamheid van de financiële wereld" (55007010C)

14 Question de Dieter Vanbesien à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le rôle de BlackRock en tant que conseiller européen pour la durabilité du monde financier" (55007010C)

 

14.01  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Op 8 april werd bekendgemaakt dat de vermogensbeheerder BlackRock door de Europese Commissie werd aangesteld als adviseur om eventuele nieuwe bankenregels op het vlak van klimaat, duurzaamheid en ethiek mee uit te werken. Het aanstellen van BlackRock als adviseur van de Europese Commissie op dat vlak lijkt een beetje op het aanstellen van een vos om het kippenhok te bewaken. BlackRock is namelijk de grootste investeerder ter wereld in fossiele brandstoffen. Volgens berekeningen van de krant The Guardian is BlackRock op dit moment eigenaar van ongeveer 3,27 miljard vaten olie en 1,35 miljard ton steenkool. Verder heeft BlackRock nog voor in totaal 87,3 miljard dollar in fossiele industrieën belegd.

 

Er is een duidelijk belangenconflict voor de grootste vermogensbeheerder om aanbevelingen te doen over de prudentiële behandeling van bankinstellingen die deel uitmaken van haar eigen investeringsuniversum. Daarenboven is de toekenning inhoudelijk niet coherent. De twee belangrijkste kwesties die in het rapport behandeld worden zijn het gebruik van de Europese taxonomieverordening als hoeksteen van de agenda voor duurzame financiering en de zogenaamde materialiteitsbenadering voor het rapporteren van klimaatgerelateerde informatie. Op beide thema's was BlackRock uit financieel eigenbelang de voorbije jaren een van de grootste critici van de Europese aanpak. Het is vreemd dat datzelfde bedrijf nu een neutraal advies zou moeten uitbrengen over die thema's, vandaar mijn vragen.

 

Mijnheer de minister, wat is uw houding inzake die beslissing? Hebt u contact opgenomen met de Europese Commissie om uw bezorgdheid daarover uit te drukken of overweegt u dat alsnog te doen? Zult u proberen die beslissing te laten terugdraaien?

 

In een reactie stelt de Europese Commissie dat voor BlackRock werd gekozen omdat haar aanbod financieel en technisch het beste was. Dat betekent met andere woorden dat het bedrijf werd geselecteerd omdat het dat rapport wilde schrijven voor een bodemprijs en omdat het reeds de meeste inside-informatie had, wat ook niet echt verwonderlijk is.

 

Zal u een initiatief nemen om de Europese regels voor dergelijke aanbestedingen in de toekomst aan te passen zodat dergelijke situaties niet meer mogelijk zijn?

 

14.02 Minister Alexander De Croo: De aanstelling van de adviseur in kwestie is een beslissing van de Europese Commissie en is volgens haar verlopen in overeenstemming met de geldende regels. Ik heb geen enkele reden om daaraan te twijfelen. Ik heb ook geen enkele bevoegdheid op dat vlak.

 

De aanbestedingsregels moeten een objectieve selectie mogelijk maken. De beoordeling moet gebeuren op basis van de gestelde criteria, zonder onderscheid en zonder vooroordelen. Dat is een belangrijk principe. Als BlackRock het gehaald heeft, dan is dat gebeurd op basis van een objectieve beoordeling. Daar ga ik van uit.

 

Ten slotte merk ik op dat er rechtsmiddelen zijn om desgevallend dergelijke beslissingen aan te vechten. Als niet-verkozen kandidaten zich benadeeld of onrechtmatig behandeld voelen, staat het hen vrij deze rechtsmiddelen in te zetten.

 

14.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Ik weet natuurlijk dat de Europese Commissie die beslissing heeft genomen en dat dit niet uw bevoegdheid was. Ik vroeg hoe u zich tot die beslissing verhoudt en wat uw mening hierover is.

 

De BlackRock werd gecontracteerd op basis van de criteria dat het financieel en technisch het beste was. Hoe dat soort bedrijf zich verhoudt tot de inhoud van het rapport dat moet worden geschreven, zou ons moeten doen nadenken over welke criteria we in zo'n aanbesteding moeten opnemen en welke rol wij daarin kunnen spelen. We moeten er blijven over waken dat bepaalde lobbygroepen zichzelf niet binnensluizen in de Europese instellingen of in de Belgische instellingen om op die manier zaken te neutraliseren voor ze goed en wel zijn opgestart.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Dieter Vanbesien aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "Het klimaatbeleid van BNP Paribas" (55007011C)

15 Question de Dieter Vanbesien à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La politique climatique de BNP Paribas" (55007011C)

 

15.01  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, op 18 maart werd een verontrustend rapport gepubliceerd over 35 van de belangrijkste banken wereldwijd.

 

Uit de cijfers van het rapport bleek dat deze banken samen de sector van de fossiele energie met maar liefst 2,7 biljoen dollar hebben ondersteund. Zeer opmerkelijk waren ook de cijfers voor BNP Paribas. Van de in 2019 in die lijst opgenomen 17 Europese grootbanken heeft BNP Paribas de meeste bijkomende financiering verstrekt aan fossiele energie.

 

Enkele van de meest opmerkelijke cijfers betreffen die met betrekking tot de financiering van de exploratie en het aanboren van nieuwe reserves. Het opgebruiken van alle steenkool-, olie- en gasreserves die op dit moment worden ontgonnen, is al meer dan wat wij aankunnen om de opwarming van de aarde onder de twee graden te houden. Het aanboren van nieuwe voorraden valt helemaal niet te verzoenen met de klimaatdoelen van Parijs en toch voorzag BNP Paribas voor deze activiteiten de voorbije 4 jaar in 30 miljard dollar aan financiering.

 

We hebben het er al een paar keer over gehad dat België via de FPIM de grootste aandeelhouder van BNP Paribas is en zowel de wet als de beheersovereenkomst draagt FPIM op om actief deel te nemen aan het beheer van de ondernemingen waarin zij participeert, alsook voortdurend met hen in een strategische dialoog te gaan.

 

Daarenboven maakt de Franse wetgeving het mogelijk dat aandeelhouders die meer dan 5 % van de aandelen bezitten resoluties kunnen agenderen op de algemene aandeelhouders­vergaderingen, wat deze aandeelhouders slagkracht en zeggenschap geeft in de dialoog met het management.

 

Mijnheer de minister, ik heb daarom de volgende vragen. Hebt u kennisgenomen van dit rapport? Hebt u contacten gehad met het management om deze cijfers aan te kaarten? Welke concrete stappen en initiatieven heeft België het voorbije jaar genomen om het klimaatbeleid van BNP Paribas in positieve richting bij te sturen? Welke concrete stappen en initiatieven plant België daarrond het komende jaar?

 

15.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer Vanbesien, wat uw eerste vraag betreft, ik ben mij ervan bewust dat de sector van de fossiele brandstoffen een heel kapitaalintensieve sector is en dat banken, ook BNP Paribas, in een groot deel van deze financieringsbehoefte voorzien.

 

Wat uw tweede vraag betreft, FPIM en BNP Paribas onderhouden voortdurend en regelmatig contact over de verschillende belangrijke onderwerpen met betrekking tot het beheer van BNP Paribas, met inbegrip van de klimaatgerelateerde vraagstukken.

 

Het totaalbedrag van kredieten dat BNP Paribas verleent aan de olie- en gassector is sinds 2016 stabiel gebleven. Haar blootstelling aan hernieuwbare energie is in diezelfde periode verdubbeld.

 

De operaties die wel zijn gestegen, houden geen verband met financiering door BNP Paribas, maar met de deelname aan de structurering en verspreiding van gesyndiceerde kredieten en obligatie-uitgiften op de financiële markten. Die hebben voornamelijk betrekking op overdrachten van reeds bestaande activa tussen bedrijven. Ze dragen geenszins bij tot de creatie van nieuwe olie- en gascapaciteit.

 

Op uw derde en vierde vraag, de Groep BNP test verschillende tools en methodologieën om de blootstelling van haar krediet- en beleggingsportefeuille aan klimaatrisico's zo goed mogelijk te evalueren. Zo ondersteunt ze onder andere de aanbeveling van de taskforce om climate related financial disclosures, voert die ook uit en publiceert informatie die in lijn ligt met die aanbeveling.

 

Ze engageert zich ook tegenover de science based targets initiative. Die coalitie is een partnership van de Carbon Disclosure Project, het United Nations Global Compact, het World Resources Institute en WWF. Het doel is om bedrijven te ondersteunen die milieudoelstellingen nastreven die in lijn liggen met het akkoord van Parijs.

 

Daarnaast ondertekende ze in 2018 het Katowice Commitment en in september 2019 het Collective Commitment to Climate Action onder leiding van UNEP. Op die manier engageert de groep zich op constante basis om tools te ontwikkelen die het mogelijk maken om haar kredietportefeuille af te stemmen op de doelstellingen van het akkoord van Parijs.

 

Daarnaast, op 26 april jongstleden publiceerde een Britse ngo de resultaten van haar onderzoek uit 2020, Banking on a Low-Carbon Future, waarin geanalyseerd werd hoe twintig Europese banken de risico's en kansen in verband met klimaatverandering beheren. BNP Paribas wordt door die ngo erkend als een Europese bankleider.

 

In 2019 kondigde BNP Paribas een tijdschema aan voor de exit uit thermische steenkool, die is voorzien tegen 2030 in de landen van de Europese Unie en de landen van de OESO en tegen 2040 in de rest van de wereld. Vandaag is BNP van de tien grootste banken ter wereld een van de enige twee die deadlines hebben gesteld voor de uitstap uit steenkool. BNP Paribas heeft sinds 2017 nergens ter wereld nog een project omtrent steenkoolcentrales of steenkoolmijnen gefinancierd.

 

Het Banking on Climate Change 2020-rapport, dat 35 internationale banken vergelijkt, benadrukt overigens de verbintenissen en het leiderschap van BNP Paribas op het vlak van restrictief financieringsbeleid rond fossiele brandstoffen.

 

15.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik heb de indruk dat de communicatie vanuit de bank niet altijd overeenkomt met de realiteit. Er zijn wel intenties, maar ik ben er niet helemaal van overtuigd dat de intenties altijd gehaald worden. U deelt zelf mee dat de investering in fossiele brandstoffen de jongste jaren vlak is gebleven, terwijl in het rapport staat dat BNP Paribas de grootste bijkomende financiering verzorgt van al de Europese banken.

 

In elk geval ben ik wel blij dat de bezorgdheid bij u ook leeft en dat wij dat aan de bank duidelijk blijven maken. Toch zullen wij de resultaten daarvan van nabij blijven opvolgen en bekijken of de vertegenwoordiger van ons land in die raad van bestuur ter zake de nodige initiatieven blijft nemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De vragen 55007012C en 55007015C van de heer Vanbesien zijn omgezet in schriftelijke vragen.

 

16 Samengevoegde vragen van

- Wim Van der Donckt aan David Clarinval (VEM Begroting en Ambtenarenzaken) over "De kostenraming van de consumptiecheque" (55007089C)

- Wim Van der Donckt aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De raming van de kosten van de consumptiecheques" (55007790C)

16 Questions jointes de

- Wim Van der Donckt à David Clarinval (VPM Budget et Fonction publique) sur "L'évaluation du coût du chèque consommation" (55007089C)

- Wim Van der Donckt à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'estimation du coût des chèques de consommation" (55007790C)

 

16.01  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 6 juni 2020 werd door de Kern plus tien onder meer beslist over een consumptiecheque van 300 euro, 100 % aftrekbaar en belastingvrij. Wellicht zullen niet alle loontrekkenden deze consumptiecheque krijgen. Het hangt van de goodwill van de werkgever af om deze cheque al dan niet toe te kennen.

 

De kostenraming van deze maatregel werd op 221 miljoen euro geschat. Hoe komt men aan het bedrag van 221 miljoen euro? Is dat een voorzichtige raming?

 

16.02 Minister Alexander De Croo: De impact van deze maatregel is niet door de fiscale administratie berekend. Ik kan geen toelichting geven bij de berekening van het door u genoemde bedrag van 221 miljoen euro.

 

16.03  Wim Van der Donckt (N-VA): De minister van Begroting, de heer Clarinval, heeft dat bedrag genoemd.

 

16.04 Minister Alexander De Croo: In principe zouden er alleen kosten kunnen voortkomen uit de fiscale aftrekbaarheid van de cheques. Het is immers iets dat men geeft dat men anders niet zou geven. De enige kosten zijn die in de vennootschaps­belasting. Men zou ook kunnen zeggen dat er een compensatie is via de btw, van bijkomende consumptie, die misschien van een iets lager niveau zal zijn, maar dat toch een zekere compensatie is.

 

Dat bedrag verwondert mij. Ik zal mij informeren bij mijn collega. Het lijkt mij hoog te zijn. Het zou mij verwonderen als het zo hoog zou zijn.

 

De voorzitter: Mijnheer Van der Donckt, u hebt nog een vraag te goed bij minister Clarinval.

 

16.05  Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik had de vraag aan beide ministers gesteld, omdat ik op voorhand al wist dat er pingpong zou worden gespeeld.

 

Mijnheer de minister, ik begrijp dat het moeilijk is om dat in te schatten, vandaar ook mijn vraag hoe men aan dat bedrag van 221 miljoen euro komt. Dat zal waarschijnlijk een voorzichtige inschatting zijn. Men kan beter wat meer inschrijven als voorzichtige en vooruitziende minister van Begroting dan te weinig en nadien moeten aanpassen.

 

Ik zal dit verder opvolgen en uw collega daarover ook ondervragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van Steven Matheï aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "Criminele weldoeners" (55007188C)

17 Question de Steven Matheï à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Des bienfaiteurs criminels" (55007188C)

 

17.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, vorig jaar kondigde het Limburgse parket aan een onderzoek te zullen starten naar criminele weldoeners bij amateurvoetbalclubs en verenigingen. De aanleiding was een onderzoek uit Nederland in 2018 waaruit bleek dat in minstens 36 % van de Nederlandse gemeenten een criminele weldoener actief was. Dat kan op verschillende manieren gebeuren, bijvoorbeeld bij een sportclub in de vorm van sponsoring of als bestuurslid, als een criminele weldoener zelf een goed doel opzet of evenementen organiseert.

 

Mijnheer de minister, kunt u verduidelijken of het witwassen van geld door criminele weldoeners via sportclubs en andere verenigingen ook hier een probleem vormt? Zijn daar al cijfers over bekend?

 

Ziet u manieren om dat te vermijden? Is het mogelijk om een uitgebreide informatie- of sensibiliseringscampagne op te starten om sportclubs en verenigingen hiervan bewust te maken?

 

17.02 Minister Alexander De Croo: De Cel voor Financiële Informatieverwerking heeft de voorbije jaren een aantal dossiers behandeld waarbij er onder meer sprake was van dubieuze investeringen in lokale verenigingen of sportclubs. De initiële meldingen van verdachte transacties in die dossiers hadden betrekking op het witwassen van geld van criminele organisaties via investeringen in cashintensieve handelszaken. Na verder financieel onderzoek werd echter vastgesteld dat er ook geïnvesteerd werd in het lokale verenigingsleven, niet zozeer om criminele inkomsten wit te wassen, want er is meestal geen of weinig return, maar wel om invloed en goodwill af te kopen bij de lokale gemeenschap.

 

De CFI heeft die dossiers voor verder gevolg gemeld aan de parketten wegens ernstige aanwijzingen over het witwassen van geld afkomstig van drugshandel en georganiseerde misdaad. De focus lag in de dossiers op de witwasaspecten, maar de steun aan verenigingen of lokale gemeenschappen werd eveneens vermeld in de onderzoeksverslagen. Tussen 2016 en 2019 ging het om vijf dossiers voor een totaalbedrag van 150.000 euro aan verdachte verrichtingen die beschouwd kunnen worden als steun aan verenigingen.

 

In de strategische analyse Witwassen van geld uit drugshandel van begin 2019 heeft de CFI de problematiek van criminele steun aan het lokale verenigingsleven ook aangehaald. De conclusies van de analyse werden gedeeld met de financiële instellingen, zodat ze zich bewust zijn van de mogelijke risico's.

 

In de huidige economische context, gekenmerkt door een zware economische crisis, is er een verhoogd risico dat criminele organisaties zwartgeld investeren in ondernemingen in financiële nood. Criminele steun aan lokale verenigingen is bovendien relatief beperkt van omvang en gebeurt dikwijls in cash, waardoor dergelijke verrichtingen mogelijk niet opgevangen worden door het detectiesysteem van de financiële instellingen.

 

Soms is er ook kennis van de lokale situatie vereist om correct te kunnen inschatten welke steun als problematisch beschouwd moet worden.

 

De actoren in het preventieve antiwitwassysteem zijn zich bewust van de problematiek van criminele investeringen in het lokale sociale weefsel en zullen verdachte verrichtingen in dat kader nader onderzoeken. Naast die financiële aanpak zijn er initiatieven voor wijkwerking, de lokale politie en de gemeentebesturen kaderend in de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde misdaad nodig en zijn die waarschijnlijk efficiënter in het tegengaan van criminele investeringen in lokale verenigingen.

 

17.03  Steven Matheï (CD&V): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.

 

Ik ben blij te horen dat er al contact was met de financiële instellingen om hun een soort van leidraad mee te geven, maar ik maak uit uw antwoord ook op dat er een belangrijke taak is weggelegd voor de lokale politie en de lokale overheden. Het lijkt mij dus ook een goed idee om de sensibilisering uit te breiden tot zowel de lokale besturen en de lokale politie, als de clubs en de verenigingen. Zij moeten zich bewust zijn van de gevaren. Meestal is dat echter niet eenvoudig. Misschien kan dat element ook meegenomen worden in het overleg met de sportfederaties over fiscale bepalingen, waarover wij het zopas hadden, en kunnen wij hun een heel pakket informatie aanbieden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Vraag van Steven Matheï aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het European Financial and Economic Crime Centre" (55007189C)

18 Question de Steven Matheï à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le European Financial and Economic Crime Centre" (55007189C)

 

18.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, hier slaan we de brug naar uw antwoord van daareven, toen werd gezegd dat de coronacrisis ook aanleiding geeft tot verhoogde waakzaamheid inzake witwassen en misbruik. We kunnen dan kijken naar het initiatief dat de Europese Commissie op 5 juni samen met Europol heeft genomen tot oprichting van een onderzoekseenheid, EFECC, juist om zich te focussen op de financiële criminaliteit waarvan men verwacht dat ze zal stijgen naar aanleiding van de coronacrisis. Men zegt dat een heel aantal bedrijfstakken gevaar loopt zoals de bouwsector, de horeca, het toerisme en de reisbureaus omdat criminelen kunnen infiltreren in deze sectoren en ervan gebruik kunnen maken voor het witwassen van geld.

 

Mijnheer de minister, kan u verduidelijken op welke manier de federale overheid, en eventueel ook de FOD Financiën, kan samenwerken met het EFECC? Kan u verduidelijken welke andere, bijkomende maatregelen worden genomen om de verwachte golf van financiële criminaliteit ten gevolge van corona het hoofd te bieden?

 

18.02 Minister Alexander De Croo: Wat uw eerste vraag betreft, verwijs ik naar de minister van Binnenlandse Zaken.

 

In het kader van de nieuwe reglementering inzake de samenwerking op het vlak van btw, kunnen de leden van EUROFISC, dus de ambtenaren van de Bijzondere Belastinginspectie van België, informatie verstrekken en vragen stellen aan Europol. Op die manier werkt de BBI samen met het nieuwe Europese centrum inzake de financiële criminaliteit. Gedurende de coronacrisis heeft de BBI een bijzonder team opgericht, belast met de screening van aanvragen tot terugbetaling van btw. Meer dan 80 miljoen euro werden tot nu toe geblokkeerd en dit zonder noemenswaardige bezwaren. Dat bewijst meteen het frauduleus en opportunistisch karakter van deze aanvragen.

 

18.03  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het verheugt me dat de BBI reeds inspeelt op de gevaren die opduiken inzake financiële criminaliteit. We zullen dat ook zo blijven opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Samengevoegde vragen van

- Sander Loones aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De oprichting van een "bad bank" door de ECB" (55007322C)

- Dieter Vanbesien aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De oprichting van een Europese 'bad bank'" (55007932C)

19 Questions jointes de

- Sander Loones à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La création d'une "bad bank" par la BCE" (55007322C)

- Dieter Vanbesien à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La création d'une 'bad bank' européenne" (55007932C)

 

19.01  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dit dossier gaat al een tijdje mee. In 2017 riepen de eerste stemmen hier al toe op. Dat was toen door Andrea Enria van de Raad van Toezicht van de ECB,  die het voorstel deed om een Europese bad bank op te richten waar alle zure leningen van de banken in zouden kunnen worden ondergebracht, maar dat voorstel werd afgeschoten. Het voorstel kwam recent opnieuw in het nieuws, omdat de nieuwe voorzitter van de ECB, Christine Lagarde, het op tafel legde. Zij verwees ook naar een aantal gesprekken daarover, vandaar enkele vragen, mijnheer de minister.

 

Bent u op de hoogte van die gesprekken en bent u erbij betrokken? Kunt u daarover iets vertellen? In welke mate kan het voorstel relevant zijn voor ons? Ik denk dan vooral aan Dexia. Wat denkt u van de mogelijke doorwerking ervan?

 

Ik zie dat vooral Frankrijk het voorstel steunt en als wij de Fransen zien, dan denken wij altijd aan Italiaanse banken, zeker aan wat daar nu allemaal aan het gebeuren is. De Franse banken hebben een grote blootstelling ter zake, dus het besmettingsgevaar is dan ook altijd groot.

 

Ik zou dan ook graag uw inzichten vernemen, mijnheer de minister.

 

19.02  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de oprichting van een zogenaamde bad bank zou worden overwogen om een mogelijke sterke toename van problematische leningen op te vangen. Dat idee werd in de eurozone meer dan twee jaar geleden reeds besproken en vervolgens verworpen, maar nu zou de ECB onder haar nieuwe voorzitster, mevrouw Lagarde, de afgelopen weken banken en ambtenaren geraadpleegd hebben met het oog op de uitrol van een dergelijke bad bank als reservoir voor leningen die te kampen hebben met terugbetalingsproblemen. Gelet op de mogelijke toename van problematische schulden in de eurozone van de huidige 500 miljard euro naar maar liefst 1 biljoen euro, zou een bad bank kunnen voorkomen dat de bancaire kredietverstrekking aan de reële economie in problemen zou komen.

 

Ik heb hierover de volgende vragen, mijnheer de minister.

 

Wat is het huidige statuut van het plan? Hoever zijn de plannen reeds gevorderd en is er sprake van een taskforce op Europees niveau om het plan concreet te maken? Is de oprichting van een dergelijke bad bank dit jaar reeds besproken in de Europese Raad, de Raad van Ministers of in een van de voorbereidende vergaderingen? Is de Nationale Bank van België op dit moment al betrokken geweest bij de eerste raadplegingen vanuit de ECB?

 

Hoe verhoudt België zicht tot een dergelijk plan? Mocht het realiteit worden, aan welke voorwaarden moet een dergelijke oprichting voldoen, opdat België er zijn steun aan kan geven?

 

Hoe schat u het risico in op een verdubbeling van het aantal problematische uitstaande schulden in de eurozone? Hoe verhoudt de evolutie van dergelijke schulden in België zich tot de andere landen in de eurozone?

 

19.03 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, ik zou willen verwijzen naar mijn antwoord op de mondelinge vraag van 20 april 2020 hierover.

 

Ikzelf noch mijn diensten, de Nationale Bank of de Thesaurie zijn op de hoogte van een mogelijke oprichting van een zogenaamde Europese bad bank. Ik heb evenmin weet van dergelijke discussies tussen de ECB en de Europese Commissie.

 

Er is momenteel dan ook geen concreet voorstel, dus ik kan daar moeilijk op reageren. Het is ook niet duidelijk of bestaande bad banks, zoals Dexia, in zo'n structuur zouden worden opgenomen als die structuur er zou komen. Ik heb echter geen indicaties dat zo'n structuur er zou komen.

 

19.04  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb er alle begrip voor dat u niet kan reageren op iets dat nog niet formeel is overgemaakt. Er is echter wel wat geroezemoes in de wandelgangen. We gaan ervan uit dat het feit dat minstens twee fracties hierover vragen indienen u en uw diensten zal aanzetten tot aandachtigheid voor dit dossier.

 

19.05  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Ik sluit mij aan bij de heer Loones. We zullen dit van nabij verder opvolgen en we vragen dat u ons op de hoogte brengt als er toch vragen zouden komen voor u, de Nationale Bank of de ECB.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van Sander Loones aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "Het steunpakket aan Griekenland" (55007335C)

20 Question de Sander Loones à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le programme d'aide pour la Grèce" (55007335C)

 

20.01  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, het is al corona dat de klok slaat. Dat is ook begrijpelijk. Het heeft een gigantisch negatieve impact op de gezondheid maar ook op de economie. We zien ook wel dat dit argument voor zowat alle situaties wordt gebruikt. Zeer recent zag ik dat Griekenland de vinger in de lucht stak om te zeggen dat ze ook nog een som geld hadden gekregen naar aanleiding van de hele discussie over de Grexit destijds. Denk maar aan het reddingsplan en het steunpakket. Nu gebruikt Griekenland het argument van corona om te melden dat ze zich niet kunnen houden aan de voorwaarden van terugbetaling.

 

Hebben er verdere gesprekken over plaatsgevonden? Stel dat dit zou gebeuren, welke financiële blootstelling zou dit dan geven voor België?

 

20.02 Minister Alexander De Croo: Ik ben niet op de hoogte van een vraag van de Griekse regering tot wijziging van de voorwaarden met betrekking tot het derde steunpakket. Het is echter wel duidelijk dat de coronacrisis een impact zal hebben op alle lidstaten en dat hiermee rekening zal moeten gehouden worden.

 

Op geen enkele vergadering van de eurogroep heeft de Griekse regering een dergelijk voorstel gedaan. Dit is niet besproken geweest met mijn Europese collega's. Griekenland heeft ook nooit te kennen gegeven dat het van plan is de schulden binnen de bilaterale leningen van 2010, het eerste steunpakket, vervroegd terug te betalen en aldus de voorwaarden en kenmerken van deze leningen te willen wijzigen.

 

Aangezien er geen voorstel op tafel ligt, is er dus ook geen impact voor ons land.

 

20.03  Sander Loones (N-VA): Mijn Grieks is niet perfect, mijn Engels valt mee, en dat geldt ook voor mijn Twitterlijn. Het grote voordeel van ooit deel te hebben uitgemaakt van het Europees Parlement is dat ik nogal wat kranten volg, waaronder ook Griekse. Een aantal weken geleden stond er een aantal artikelen in de kranten over dit onderwerp. Dat er nog geen formele vraag is, is mogelijk, maar in deze geldt: een verwittigd man is er minstens twee waard.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr.  55007336C van de heer Van Hees is ingetrokken.

 

21 Vraag van Yoleen Van Camp aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De coronacrisis en de fiscale aftrekbaarheid van de cheques die de lokale economie aanmoedigen" (55007375C)

21 Question de Yoleen Van Camp à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La crise du coronavirus et la déduction fiscale des chèques destinés à promouvoir l'économie locale" (55007375C)

 

De voorzitter: Mevrouw Van Camp, men signaleert mij dat u uw microfoon nog moet inschakelen.

 

21.01  Yoleen Van Camp (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijn microfoon is ingeschakeld.

 

Mijnheer de minister, ik verwijs naar het nieuwe VIA-akkoord waarin steden en gemeenten wordt opgelegd in meer voordelen voor hun personeel te voorzien. Daarbij is het interessant ze aan te bieden onder een vorm waarin ook de lokale economie wordt ondersteund, bijvoorbeeld via lokale cheques.

 

Het probleem is dat die voordelen voor de gemeentebesturen zijn gelimiteerd en dat de fiscale aftrekbaarheid van de lokale cheques voor 2020 wel is verhoogd in het kader van de coronacrisis. Dat is echter nog niet gebeurd voor 2021 en daarna. Daardoor lichten steden en gemeenten die optie zeker voor 2020 maar nog niet voor de komende jaren.

 

Omwille van de grote impact van corona die niet alleen in 2020 maar zeker ook de komende jaren ten volle zal opduiken, wil ik u volgende vragen stellen.

 

Bent u van plan om de fiscale aftrekbaarheid permanent of toch voor een paar jaar te verhogen, zeker in het kader van dat VIA, zodat de gemeenten de juiste keuze kunnen maken en de voordelen zoveel mogelijk in lokale cheques uitkeren? Op die manier kunnen de lokale economie, onze handelaars, de horeca en de lokale bedrijven beter worden ondersteund.

 

21.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van Camp, u hebt het waarschijnlijk over de belastingvrije consump­tiecheque van 300 euro waarover tijdens de kern plus tien van 6 juni 2020 werd beslist.

 

Het is de bedoeling de geldigheid van de cheque te beperken tot twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de verplichting wordt opgeheven om de inrichtingen die tot de horecasector behoren, te sluiten in het kader van de dringende maatregelen om de verspreiding van COVID-19 tegen te gaan.

 

De cheques mogen tot en met 31 december 2020 worden uitgereikt. Er zijn voorlopig geen plannen om de maatregel in de toekomst te verlengen. Het gaat hier om een voorbeeld van een tijdelijke maatregel die omwille van een tijdelijke crisis wordt ingevoerd.

 

21.03  Yoleen Van Camp (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op dat vlak was ik mee. Ik ken de beperking, die net is wat ik hier aankaart.

 

Ik hoop dat u op basis van mijn vraag zeker de mogelijkheid wil bekijken om de maatregel die ik volledig steun, ook naar de komende jaren door te trekken.

 

Vooral in het kader van het VIA-akkoord zouden de gemeentebesturen snel een antwoord op die vraag moeten krijgen zodat zij ook voor de komende jaren de voordelen voor hun personeelsleden echt kunnen verzilveren. Het is een win-winsituatie omdat het geld ook mee in de lokale middenstand wordt geïnjecteerd.

 

Ik hoop dat u na mijn vraag het dossier zeker wil bekijken, waarvoor ik u alvast dank.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van Yoleen Van Camp aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De studie van de Nationale Bank over de kosten van migratie" (55007573C)

22 Question de Yoleen Van Camp à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'étude de la Banque nationale sur le coût de la migration" (55007573C)

 

22.01  Yoleen Van Camp (N-VA): Mijnheer de minister, ik stelde deze vraag reeds in oktober, februari en juni. In juni vroeg ik ook of de studie van de Nationale Bank over de kosten van asielzoekers, ten gevolge van de coronacrisis vertraging opliep. U antwoordde toen dat er misschien een lichte vertraging zou zijn, maar niet veel en dat u nog steeds verwachtte dat de studieresultaten tegen de zomer beschikbaar zouden zijn.

 

Vandaag is de laatste commissievergadering voor het zomerreces en het leek mij een goed moment om eens te horen of de studie nog op schema zit. Het is nu zomer, hebt u reeds enig zicht op de exacte datum van de oplevering van de studie van de Nationale Bank?

 

22.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, de resultaten van de studie over de economische impact van migratie in België zullen worden voorgesteld aan de Regentenraad van de Nationale Bank van België op een nog nader te bepalen datum in september of oktober van dit jaar. Vervolgens zullen ze worden gepubliceerd in het economisch tijdschrift van de Nationale Bank.

 

22.03  Yoleen Van Camp (N-VA): Mijnheer de minister, heb ik het goed begrepen, sprak u over een uitstel naar september?

 

De voorzitter: De minister zei effectief dat de studie wordt voorgesteld aan de Regentenraad in september of oktober.

 

22.04  Yoleen Van Camp (N-VA): Dat is jammer. Er was steeds gesproken over voor de zomer. Wat kosten asielzoekers dit land, dat zijn gegevens waarop onze bevolking recht heeft en echt op zit te wachten. Het is jammer dat u nu spreekt van september, terwijl u altijd had verkondigd dat de vooropgestelde timing van de zomer zou worden gehaald. Wees er maar zeker dat ik hier in september opnieuw zal staan met mijn vraag; ik blijf de kwestie volgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van Steven Matheï aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De evaluatie van de aanbevelingnen van de onderzoekscommissie Panama Papers" (55007618C)

23 Question de Steven Matheï à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L"évaluation des recommandations de la commission d'enquête Panama Papers" (55007618C)

 

23.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, in een eerder antwoord hebt u gezegd dat er rond 1 maart een update van de boordtabel op het kabinet is aangekomen en dat een opvolgingsverslag zou worden opgesteld, en aan de Kamer zou worden bezorgd, over de aanbevelingen van de desbetreffende commissie die onder uw bevoegdheid valt.

 

Mijnheer de minister, wat is de timing hiervan? Is dat opvolgingsverslag er al? Wanneer kunnen wij daar akte van nemen?

 

23.02 Minister Alexander De Croo: Het opvolgings­verslag met de aanbevelingen, dat onder mijn bevoegdheid valt, zal ik zo snel mogelijk aan de Kamer bezorgen. Men is er volop mee bezig. Wij hopen die boordtabel tegen eind augustus beschikbaar te kunnen maken. We geven toe dat we daar enige vertraging hebben.

 

23.03  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, ik heb daar alle begrip voor, gezien de situatie van de afgelopen maanden. Wij kijken uit naar dat verslag.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Vraag van Steven Matheï aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het progressievoorbehoud" (55007619C)

24 Question de Steven Matheï à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La réserve de progressivité" (55007619C)

 

24.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, het progressievoorbehoud houdt in dat de inkomsten uit het buitenland meegerekend worden om het tarief in België te bepalen. Nu is er een arrest van het hof van beroep van Antwerpen dat stelt dat men ook moet kijken naar de hoedanigheid of de soort van inkomsten uit het buitenland. Als deze hier aan een apart tarief worden getaxeerd, moeten ze eruit gelaten worden. Op basis van deze rechtspraak is het dus mogelijk dat andere inkomsten ten onrechte aan het progressievoorbehoud zijn onderworpen. In uw antwoord op een schriftelijke vraag gaf u aan dat de administratie een onderzoek voerde naar de mogelijkheden tot cassatie tegen het desbetreffende arrest.

 

In die context heb ik een aantal vragen.

 

Wordt of werd er cassatieberoep ingediend? Zo ja, op welke gronden? Zal u aan de administratie de opdracht geven om een omzendbrief uit te werken om desgevallend rekening te houden met de conclusies uit het arrest?

 

24.02 Minister Alexander De Croo: Mijn administratie heeft ondertussen haar onderzoek afgerond en zal geen cassatieberoep aantekenen. Ze zal wel een omzendbrief uitwerken waarin niet alleen het inkomen zal worden bekeken waarvan sprake in dit geding, namelijk de lijfrente-uitkering, maar ook andere inkomsten die in België  afzonderlijk belastbaar zijn.

 

24.03  Steven Matheï (CD&V): Dat is heel duidelijk. Dank u wel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

25 Vraag van Steven Matheï aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De controles op erkende elektronische platformen van deeleconomie" (55007620C)

25 Question de Steven Matheï à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les contrôles des plateformes électroniques d'économie collaborative" (55007620C)

 

25.01  Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, deze vraag past in de bijkluswet, die momenteel nog van kracht is, en handelt meer bepaald over een aspect ervan, met name de deelplatformen. Meerdere deelplatformen zijn erkend en daar bestaat een lijst van. In een eerdere vraag vroeg ik u naar de controle daarop. U antwoordde dat er, logischerwijze vooraleer een platform op de lijst komt, een voorafgaandelijk onderzoek plaatsvindt om na te gaan of het platform aan alle voorwaarden voldoet.

 

Ik vraag mij af, wanneer de administratie vaststelt dat aan alle voorwaarden is voldaan en dat het desbetreffend platform op de website wordt geplaatst als zijnde erkend platform, of de voorwaarden vanaf dat moment nog gecontroleerd worden. Sommige platformen zijn bij aanvang weliswaar in orde met al de voorwaarden, maar voldoen in het vervolg van het verhaal niet meer aan al de voorwaarden. Wanneer mensen gebruikmaken van de platformen die op de lijst vermeld staan, dan gaan zij er natuurlijk van uit dat die perfect in orde zijn. Wanneer dat niet het geval is, dan kunnen de gebruikers in de problemen komen.

 

Mijnheer de minister, kunnen wij ervan uitgaan dat deelplatformen die op de lijst staan, op dat moment ook aan de voorwaarden voldoen?

 

25.02 Minister Alexander De Croo: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Matheï, wij moeten een onderscheid maken tussen de voorwaarden voorzien op het vlak van de erkenning en de voorwaarden op het vlak van de vrijstelling van de inkomsten. De erkenning geeft niet automatisch recht op vrijstelling van belasting van de via het platform uitgekeerde inkomsten. Vooraleer een platform erkend wordt, vindt een onderzoek plaats waaruit moet blijken dat het platform voldoet aan de in artikel 53.1 van het koninklijk besluit Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 opge­somde voorwaarden. Het onderzoek betreft uitsluitend de formele voorwaarden waaraan het platform moet voldoen om erkend te worden. Na de publicatie van de goedkeuring in het Belgisch Staatsblad vindt er controle plaats indien er aanwijzingen bestaan dat niet meer aan al de voorwaarden wordt voldaan. Indien blijkt dat een platform niet meer voldoet aan al de voorwaarden, is er mijns inziens niet in een wettelijke procedure tot intrekking van de erkenning voorzien.

 

Zolang de erkenning van het platform niet is ingetrokken en al de andere voorwaarden voor de toepassing van het belastingstelsel van de deeleconomie zijn vervuld, kan dat stelsel van toepassing zijn. Van zodra de intrekking van de erkenning van het platform uitwerking heeft gekregen, is evenwel niet langer voldaan aan de fundamentele wettelijke voorwaarde voor de toepassing van het belastingstelsel van de deeleconomie. Om op het belastingstelsel aanspraak te kunnen maken, moeten de betreffende diensten uitsluitend worden verleend in het kader van overeenkomsten die tot stand worden gebracht door tussenkomst van een erkend platform. Wanneer de dienstverrichter in een bepaald jaar ook inkomsten voor diensten van dezelfde aard verkrijgt via een niet-erkend platform, dan wordt het geheel van de inkomsten voor het volledig jaar uitgesloten van het stelsel voor de deeleconomie.

 

De intrekking van de erkenning van een platform wordt bekendgemaakt op de website van de FOD Financiën en heeft uitwerking vanaf de dertigste dag na haar bekendmaking. De dienstverrichter heeft zodoende voldoende tijd om te beslissen of hij na de uitwerking van de intrekking van de erkenning al dan niet verder dergelijke diensten blijft verrichten via het betreffende platform.

 

Het element dat ik net vermeldde over het feit dat er inderdaad niet is voorzien in een procedure voor het laten vervallen van de erkenning, zou moeten worden aangepakt. Ik ben daar wel voorstander van. Zodra wij een "wet diversen" zouden kunnen maken, ben ik best bereid om dat daaraan toe te voegen.

 

25.03  Steven Matheï (CD&V): Dit zou inderdaad een meerwaarde vormen voor degenen die het platform gebruiken, voor zover het natuurlijk nog relevant is en kan worden gebruikt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

26 Question de Marco Van Hees à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le dernier rapport de la CTIF" (55007741C)

26 Vraag van Marco Van Hees aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "Het jongste rapport van de CFI" (55007741C)

 

26.01  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le président, monsieur le ministre, le dernier rapport de la Cellule de traitement des informations financières (CTIF), relatif à l’année 2019, mentionne le nombre de déclarations reçues des acteurs économiques tenus de lui communiquer des informations.

 

Ce qui frappe, c’est l’écart dans le nombre de déclarations. Ainsi, les établissements financiers ont établi 11 237 déclarations en 2019 mais pour la même année, les commerçants en diamants et les avocats n’ont rentré que, respectivement, 15 et 11 déclarations à la CTIF. Cela signifie que les avocats, par exemple, ont rentré mille fois moins de déclarations que les établissements financiers.

 

Cela est d’autant plus inquiétant que le rôle douteux de certains avocats belges a été pointé dans l’affaire des Dubaï Papers, ce qui a fait l’objet de nombreuses plaintes déontologiques de la part de citoyens et associations auprès du barreau, lequel a jugé ces plaintes recevables. S’agissant des diamantaires, la CTIF pointe elle-même quelques dossiers de grande ampleur relatifs aux diamants en raison d’indices sérieux de blanchiment de capitaux en lien avec la fraude fiscale grave (c'est à la page 18 du même rapport).

 

Monsieur le ministre, comment expliquez-vous le nombre si faible de déclarations des commerçants en diamants et des avocats? Envisagez-vous des mesures pour remédier à ce problème?

 

26.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur Van Hees, par rapport à votre première question, concernant le commerce du diamant, il faut bien admettre que le nombre de déclarations de soupçons émanant directement du secteur est encore relativement faible. Il faut toutefois souligner que des mesures ont été prises pour remédier à cette situation, j'y reviendrai.

 

En ce qui concerne les avocats, il faut d'abord préciser que l'article 5, § 1er, 28°, de la loi du 18 septembre 2017 limite les cas et les activités où l'avocat est visé par les obligations LBC/FT. Elle instaure à l'article 52 de la même loi un mécanisme particulier de communication avec la CTIF, avec un passage par le bâtonnier de l'Ordre auquel il appartient. Son article 53 prévoit une exemption de communication d'information à la CTIF dans le cadre de leurs activités de défense en justice et de conseil juridique, car cette loi reconnaît le secret professionnel des avocats.

 

En vertu dudit article 52, les avocats qui, dans l'exercice des activités énumérées à l'article 5, § 1er, 28°, sont confrontés à des fonds, des opérations à exécuter, ou des faits visés audit article 47, sont tenus d'en informer immédiatement le bâtonnier de l'Ordre dont ils relèvent. Le bâtonnier vérifie le respect des conditions visées aux articles 5, § 1er, 28°, et 53.

 

Il doit vérifier que l'avocat agit bien dans le cadre du champ d'application de la loi avant de décider de transmettre des informations à la CTIF. Son évaluation ne porte pas sur le soupçon émis par l'avocat. Si les conditions d'application sont respectées, le bâtonnier transmet immédiatement à la CTIF, de manière non filtrée, les informations reçues par l'avocat.

 

La Cour constitutionnelle dispose dans son arrêt n° 10/2008 du 23 janvier 2008 que les informations connues de l'avocat à l'occasion de l'exercice des activités essentielles de sa profession, y compris dans les matières énumérées à l'article 3, 5°, de la loi du 11 janvier 1993 reprises à l'article 5, §1er, 28°, de la loi du 18 septembre 2017, à savoir l'assistance et la défense en justice du client, et le conseil juridique, même en dehors de toute procédure judiciaire, demeurent couvertes par le secret professionnel. Elles ne peuvent donc pas être portées à la connaissance de la CTIF.

 

Même si on pourrait s'attendre à une plus grande collaboration du secteur, ces facteurs expliquent pour partie le nombre moins important de déclarations de soupçons reçues des avocats. Le secteur financier est de par ses caractéristiques propres (nature d'activités et produits financiers proposés, profils de clientèle) naturellement confronté à un nombre plus important d'opérations financières susceptibles d'être en relation avec du blanchiment ou du financement du terrorisme. Il n'est donc pas étonnant que ce secteur fasse plus de déclarations que les avocats.

 

Concernant les commerçants en diamant, plusieurs mesures ont été prises pour un meilleur encadrement et une meilleure détection des opérations suspectes de blanchiment dans ce secteur. D'abord, l'Antwerp World Diamond Centre (AWDC) a entrepris de sensibiliser ses membres à la prévention du blanchiment des capitaux et du financement du terrorisme.

 

Des formations sur la prévention du blanchiment et du financement du terrorisme sont régulièrement organisées par l'AWDC. En 2019, plusieurs documents ont été préparés et publiés par l'AWDC pour aider les diamantaires à mieux répondre à leurs obligations LBC/FT et pour améliorer la transparence des flux financiers dans ce secteur. L'AWDC a créé une cellule anti-blanchiment avec un compliance officer qui aide les commençants en diamants à remplir leurs obligations.

 

En 2019, le SPF Économie, l'autorité de supervision LBC/FT des diamantaires a mis à jour l'analyse sectorielle des risques de blanchiment et de financement du terrorisme dans le secteur des commerçants en diamants. Dans le cadre de cette analyse, plusieurs réunions de coordination ont eu lieu au SPF Économie à Anvers avec les acteurs, pour discuter des conclusions de l'analyse et des recommandations pour améliorer les mécanismes de prévention du blanchiment  et du financement du terrorisme dans le secteur.

 

Toutes ces mesures devraient permettre d'améliorer la prévention du blanchiment et du financement du terrorisme dans le secteur.

 

Concernant les avocats, l'article 85 de la loi du 18 septembre 2017 a désigné les bâtonniers des Ordres auxquels les avocats appartiennent pour superviser le plan de la LBC/FT, et s'assurer qu'ils mettent correctement en oeuvre les obligations LBC/FT qui résultent de la loi du 18 septembre 2017.

 

Les bâtonniers peuvent, en vertu de la loi, imposer des sanctions administratives aux avocats qui n'appliquent pas correctement la loi précitée. La CTIF a eu des réunions de coordination avec les deux Ordres des avocats pour, entre autres, parler du nombre de déclarations de soupçons reçues. L'article 121 de la loi du 18 septembre 2017 permet à la CTIF de donner un retour d'information aux autorités de supervision sur la qualité des processus déclaratifs des entités assujetties à cette loi.

 

26.03  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, merci pour toutes ces informations très détaillées, comportant moult références légales. Je me pose la question: votre réponse n'est-elle pas l'explication du problème? Ces filtres qui existent pour les avocats font probablement qu'il y a si peu de dénonciations à la CTIF. Mais n'est-ce pas un problème? Ne faut-il pas revoir cette législation qui met trop de filtres, par rapport à ce que les avocats pourraient transmettre comme dossiers problématiques de blanchiment et de financement du terrorisme? Poser la question est y répondre.

 

En ce qui concerne les diamants, je prends note des différentes mesures que vous avez citées pour moraliser le secteur, si l'on peut parler ainsi. Mais j'ai l'impression que des mesures comme la taxe carats ne sont pas de nature à améliorer les contrôles qui peuvent avoir lieu, comme le contrôle des stocks de diamants en matière fiscale. C'est le genre de mesures qui favorisent, encore un peu plus qu'avant, la fraude et le blanchiment dans ce secteur.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Président: Marco Van Hees.

Voorzitter: Marco Van Hees.

 

27 Question de Marco Van Hees à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le rapport annuel du SPF Finances" (55007775C)

27 Vraag van Marco Van Hees aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "Het jaarverslag van de FOD Financiën" (55007775C)

 

27.01  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, depuis quelques années, le SPF Finances ne fournit plus de rapport annuel dans un document unique de type PDF, facile à consulter et à conserver, ce qui complique l’observation des évolutions chiffrées entre années.

 

Toutefois, bien plus dommageable en termes de transparence, le dernier rapport annuel est tout simplement dépourvu d’annexes statistiques. Les dizaines de tableaux publiés les années précédentes ont disparu pour ne laisser place qu’à de maigres chiffres clés.

 

La justification de cet élagage par le porte-parole du SPF Finances dans Le Vif - L’Express du 9 juillet 2020 - "Au vu des statistiques de fréquentation, nous avons sélectionné les chiffres clés les plus intéressants et les plus consultés" - est atterrante. Depuis quand un service public est-il habilité à bafouer l’impératif de transparence au nom d’une forme d'audimat?

 

Pouvez-vous prescrire au SPF Finances d’appliquer les principes de transparence auxquels il est tenu en publiant sur son site internet, pour l’année en question et les suivantes, un document comprenant toutes les annexes statistiques qui étaient disponibles les années précédentes?

 

27.02  Alexander De Croo, ministre: Cher collègue, depuis toujours, le SPF Finances met l'ensemble de ses chiffres à la disposition de ceux qui en font la demande. Jusqu'en 2019, ces chiffres - en ce compris les tableaux publiés dans les rapports annuels - étaient mis à disposition de tout un chacun.

 

En 2020, il a été décidé de ne plus publier ces tableaux dans les rapports annuels, et ce pour trois raisons.

 

Premièrement, ces chiffres ne sont que peu, voire pas du tout, consultés. Une analyse quantitative des consultations a démontré que la grande majorité des tableaux chiffrés avaient été consultés moins de 20 fois - consultations par le personnel du SPF Finances comprises.

 

Deuxièmement, l'élaboration de ces tableaux chiffrés nécessitait un investissement important de la part de nombreux collaborateurs de différentes administrations. Les tableaux chiffrés en format HTML ou PDF ne sont pas faciles à consulter, et la comparaison entre années apparaît, elle aussi, compliquée.

 

Si nous comparons l'effort nécessaire aux résultats obtenus, il n'apparaît pas efficient de continuer à procéder de la sorte. Dès lors, il n'a pas été décidé de cesser de publier ces chiffres, mais simplement de ne plus les joindre au rapport annuel. Les différentes administrations continuent néanmoins à collecter des données, et des tableaux chiffrés seront publiés en ligne dans un format plus adéquat.

 

Troisièmement, divers chiffres, tableaux chiffrés et statistiques sont publiés sur le site internet du SPF Finances à la rubrique "Statistiques et analyses", qui reprend de nombreuses statistiques pertinentes.

 

27.03  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses, que j'aurais toutefois préférées plus claires. D'un côté, vous donnez des raisons pour ne pas publier ces chiffres et, de l'autre, vous nous dites que certains sont publiés ailleurs. Tous les chiffres qui étaient disponibles avant dans le rapport annuel sont-ils toujours publics? Est-il possible de les obtenir?

 

J'espérais que vous diriez que le SPF Finances est tenu par cette obligation de transparence, quel que soit le nombre de personnes qui consulte ces chiffres. Je pensais que vous alliez défendre ce principe, mais je suis déçu de constater que ce n'est pas le cas. Si ces chiffres ne sont pas là, et si vous refusez d'enjoindre le SPF Finances de les publier, je ne vois d'autre solution que vous adresser des questions écrites pour obtenir ces chiffres, que je consultais dans le rapport annuel.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

28 Question de Marco Van Hees à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'absence d’envoi de déclarations fiscales sur papier" (55007742C)

28 Vraag van Marco Van Hees aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "Het niet versturen van papieren belasting­aangifte­formulieren" (55007742C)

 

28.01  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le président, monsieur le ministre, il me revient que des citoyens n’ont pas reçu de déclaration fiscale au 30 juin 2020, qui est pourtant la date limite pour rentrer celle-ci complétée lorsque l'on n'utilise pas Tax-on-web. Quand ils téléphonent à l’administration – puisque le site internet du SPF Finances ne mentionne aucune adresse e-mail –, on ne leur signale pas la raison de l’absence de déclaration ou on évoque un possible retard de la poste.

 

Il faut donc introduire une plainte pour découvrir que la raison du non-envoi de la déclaration découle en réalité, soit du fait d'avoir utilisé Tax-on-web l’année passée, soit du fait d'avoir activé l'e-box. C'est le courrier que reçoivent ceux qui introduisent une plainte.

 

Pourtant, de très nombreuses raisons font qu'on est dans l’incapacité d’utiliser Tax-on-web, même si dans le passé, on a recouru – ou reçu de l’aide pour recourir – à des services en ligne.

 

Monsieur le ministre, trouvez-vous normal que non seulement les citoyens ne reçoivent pas de déclaration papier, mais en plus qu'ils ne soient pas prévenus de ce non-envoi? Ne faudrait-il pas omettre d’envoyer une déclaration papier uniquement aux personnes qui l’ont explicitement accepté? Même si l’envoi inutile d’une déclaration peut sembler un coût financier et environnemental important, n’est-il pas proportionnellement plus grave de pousser des citoyens dans une situation de non-déclaration dont le préjudice financier peut être très lourd à l’échelle de ces personnes? Enfin, est-il normal qu’on pousse les citoyens à utiliser Tax-on-web mais que l’administration ne soit, elle, joignable que par téléphone et non par e-mail?

 

28.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur le président, monsieur Van Hees, depuis l'exercice d'imposition 2019, le SPF Finances n'envoie plus de déclaration papier aux contribuables qui ont utilisé Tax-on-web l'année précédente. En 2020, le SPF Finances y a ajouté les contribuables ayant activé leur e-box.

 

Dans la mesure où les contribuables concernés étaient déjà entrés dans le canal numérique et remplissaient leur déclaration de manière électronique, il n'était plus pertinent de leur envoyer une déclaration papier, celle-ci étant de toute façon inutilisée. Cette mesure qui a été présentée lors de la conférence de presse de la déclaration fiscale 2019 permet de diminuer les coûts financiers mais principalement aussi les coûts environnementaux. En effet, en 2018, une déclaration papier avait été envoyée à environ 500 000 contribuables qui remplissaient pourtant leur déclaration via Tax-on-web.

 

L'administration utilise le canal utilisé par le contribuable l'année précédente. De cette manière, celui-ci n'est pas pris au dépourvu. S'il a utilisé Tax-on-web, il ne recevra pas de papier l'année suivante et remplira sa déclaration ou consultera sa proposition de déclaration fiscale simplifiée (PDS) de manière électronique. S'il a rentré sa déclaration ou PDS sous format papier, il continuera à recevoir du papier l'année suivante.

 

Par ailleurs, il est toujours possible, pour les contribuables qui souhaitent recevoir une déclaration papier, d'en faire la demande explicite, par exemple s'ils sont dorénavant dans l'incapacité d'utiliser Tax-on-web. Il leur suffit de contacter leur centre compétent par téléphone. Une déclaration leur sera alors envoyée dans un délai de deux mois maximum.

 

L'administration a fait le choix de diminuer l'utilisation de l'adresse e-mail notamment pour des raisons de sécurité. Elle encourage effectivement l'utilisation des services en ligne, raison pour laquelle elle continue à les développer. L'utilisation de ce canal est davantage sécurisé, le contribuable ayant dû s'identifier via son eID ou itsme. Par ailleurs, le téléphone est un canal plus efficace que le mail, tant pour le contribuable que pour l'administration. Le SPF Finances s'aligne aussi sur un modèle de prestation de service développé par l'OCDE.

 

28.03  Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses, même si elles ne me satisfont pas. En effet, le SPF a décidé de changer de politique en matière d'envoi de la déclaration papier sans en informer les contribuables. Ces derniers ne connaissent donc pas la décision qui a été prise.

 

Je conçois que la déclaration papier représente des coûts budgétaires et environnementaux. Mais il s'agit ici, selon moi, d'une question de proportionnalité. De plus, l'impact d'une non-déclaration peut être très important pour le budget des contribuables. Cet élément devrait être pris en compte. En effet, on met les contribuables dans une situation telle qu'ils attendent jusqu'au dernier moment car on ne leur a pas donné de réponse adéquate au téléphone et qu'on leur a dit que leur déclaration allait arriver. Et finalement, à l'échéance du 1er juillet, ils ne l'ont pas rentrée parce qu'ils n'ont pas reçu une réponse satisfaisante de la part du SPF Finances, ce qui leur est dommageable.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

29 Question de Hugues Bayet à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La prolifération des arnaques financières durant le confinement et le déconfinement" (55007785C)

29 Vraag van Hugues Bayet aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De forse toename van de financiële oplichtingspraktijken tijdens de lockdown en de exitfase" (55007785C)

 

29.01  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, la FSMA a relevé une augmentation des arnaques financières sur Internet ou par téléphone au cours de la période de confinement et de déconfinement liée à la crise sanitaire. Il semblerait que des fraudeurs aient profité du fait qu'un grand nombre de personnes confinées passent leur temps sur le web pour leur communiquer des propositions frauduleuses d'investissement. La technique reste la même: des produits financiers à rendement mirobolant sont proposés au consommateur, des investissements dans l'achat de masques ou la production de chloroquine avec un retour sur investissement ou encore des offres de gestion de patrimoine avec des intérêts aux taux plus élevés que ceux du marché.

 

Une fois l'argent versé par le consommateur, il n'en revoit plus jamais la couleur. Malheureusement, les fraudeurs tirent profit du fait que bon nombre de nos concitoyens essuient une perte de revenus et sont donc attirés par ces offres de rendement soi-disant garanti. Il est clair que ces arnaques sont susceptibles de mener à des situations dramatiques puisqu'elles touchent des personnes d'ores et déjà en situation de précarité.

 

Je m'interroge, monsieur le ministre, sur l'ampleur de ce phénomène ainsi que sur les mesures mises en place pour y faire face. Disposez-vous de chiffres plus précis sur le nombre de personnes qui furent victimes de ces arnaques durant la crise sanitaire? A-t-on, par ailleurs, une idée des sommes perdues par nos concitoyens du fait des ces fraudes? Dans une réponse à une question écrite que je vous avais adressée, vous m'aviez assuré de la bonne coopération entre la FSMA et les autorités judiciaires. Dans ce cadre, des plaintes ont-elles été déposées pour des fraudes commises durant la crise? Des mesures particulières ont-elles été mises en place au vu de la prolifération de ces arnaques?

 

29.02  Alexander De Croo, ministre: Je peux préciser que la FSMA n'a pas constaté durant la période de confinement d'augmentation significative du nombre de notifications relatives aux fraudes à l'investissement qui pourraient découler de la crise COVID-19.

 

À titre indicatif, au cours du 1er semestre 2020, la FSMA a reçu 493 notifications de consommateurs contre 495 l'année précédente. La FSMA a, toutefois, observé durant cette période que les escrocs n'hésitaient pas, dans le cadre de fraudes à l'investissement, à exploiter l'actualité COVID-19. La FSMA a, dès lors, publié de nombreuses mises en garde afin de sensibiliser le consommateur aux risques d'escroqueries dans le contexte de la crise liée au COVID-19.

 

Les statistiques du nombre exact de victimes de ces fraudes durant la crise sanitaire et du montant total perdu ne sont pas disponibles. Cependant, à titre indicatif, la FSMA a été contactée durant cette période par 31 consommateurs au sujet de la fraude à l'investissement en lien avec le COVID-19. Parmi eux, 32 ont signalé que les escrocs utilisaient la crise COVID-19 pour justifier le non-paiement de sommes promises. Quatre d'entre eux ont signalé que de nouveaux montants leur étaient réclamés au titre de taxes supplémentaires dues à la crise COVID-19.

 

Des consommateurs ont signalé avoir perdu au total une somme de 23 654 euros. Cinq de ces consommateurs ont signalé avoir reçu des offres frauduleuses d'investissement qui leur ont été présentées comme une alternative aux banques qui pourraient connaître une crise liée à cette pandémie. Ces consommateurs ont investi dans ces offres pour un montant total de 25 901 euros. L'Autorité des services et marchés financiers (FSMA) a également reçu neuf signalements de phishing exploitant l'actualité de la crise du COVID-19.

 

La FSMA collabore activement avec les autorités judiciaires. Lorsqu'elle répond aux questions de consommateurs victimes d'une fraude à l'investissement, la FSMA leur conseille systématiquement de porter plainte auprès des autorités judiciaires. De plus, outre la publication d'une mise en garde, la FSMA dénonce aux autorités judiciaires les faits liés aux fraudes à l'investissement qu'elle constate dans le cadre de son contrôle.

 

Elle communique régulièrement aux autorités judiciaires les nouvelles informations obtenues dans le cadre de ces enquêtes menées dans les dossiers dénoncés. La FSMA répond également aux demandes d'information qui lui sont adressées par les parquets et par les juges d'instruction. Elle ne dispose, toutefois, pas d'une vue sur le nombre de plaintes déposées à la police en matière de fraude à l'investissement.

 

La FSMA dénonce systématiquement aux autorités judiciaires les nouveaux sites web agissant irrégulièrement en Belgique. Dans un souci de prévention, cette administration a pris en outre l'initiative, lorsque cela apparaît opportun, de proposer dans le cadre des dossiers qu'elle dénonce aux autorités judiciaires le blocage de l'accès aux sites Internet proposant des offres frauduleuses d'investissement. En 2019, 173 blocages ont ainsi été opérés, faisant principalement suite à une décision du parquet de Bruxelles.

 

Pour répondre à votre troisième question, la FSMA a développé des outils et procédures et pris un certain nombre d'initiatives pour sensibiliser les consommateurs financiers au risque de fraude à l'investissement ainsi que pour aider les victimes de ces fraudes, à savoir le traitement des questions des consommateurs, la mise à disposition sur le site web de la FSMA de toutes ces informations utiles aux consommateurs afin de leur permettre d'éviter des fraudes à l'investissement, la publication très régulière de mises en garde contre les sites Internet de sociétés agissant irrégulièrement en Belgique ou, au sujet des problématiques générales, la dénonciation systématique aux autorités judiciaires de nouveaux sites web frauduleux s'adressant au public en Belgique ou encore la mise à disposition des compliance officers des établissements de crédit d'une liste de tous les comptes bancaires étrangers dont l'utilisation a été relevée dans le cadre de fraudes à l'investissement.

 

Outre ces actions quotidiennes, la FSMA a également pris les initiatives particulières suivantes pour lutter contre l'escroquerie financière. En janvier 2020, le parquet fédéral et la FSMA ont réuni la presse afin de communiquer publiquement sur la fraude à l'investissement et ce, afin de sensibiliser davantage encore le public belge. Il s'agit d'une première action conjointe de communication entre ces autorités respectives.

 

De plus, dans la mesure où les fraudeurs entrent généralement en contact avec leurs victimes par le biais des réseaux sociaux, la FSMA a lancé sur Facebook et Google une campagne digitale contre la fraude à l'investissement. Cette campagne, dont le slogan est "Une offre trop belle pour être vraie: comment dire non?" est menée entièrement en ligne. Elle vise à mettre en garde les victimes potentielles contre des offres qui sont trop belles pour être vraies. Elle sera menée en deux vagues.

 

La première vague a été lancée le 19 juin 2020 et cible les personnes pensionnées. La deuxième vague est prévue à l'automne. La première vague de la communication de la campagne a déjà connu un grand succès. Elle a atteint plus de 700 000 personnes sur Facebook et engendre un total de 7,8 millions de vues sur Facebook et Google.

 

Dans le cadre de cette campagne, la FSMA a également proposé sur son site web un nouveau test qui permet aux consommateurs d'évaluer, sur la base de neuf questions, si l'offre d'investissement qui leur est faite présente un caractère frauduleux. Le résultat obtenu donne une indication du risque de fraude.

 

Par ailleurs, afin de sensibiliser un public encore plus large aux fraudes à l'investissement et de renouveler sans cesse le message, la FSMA envisage également d'autres actions, telles que le développement de vidéos d'animation abordant ce thème.

 

29.03  Hugues Bayet (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci pour cette réponse très complète. Je remercie au passage les services de la FSMA pour tout leur travail de mise en garde de nos concitoyens. Au travers des chiffres que vous avez cités, nous constatons que c'est plus que nécessaire.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

30 Question de Hugues Bayet à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les comptes en banque détenus par les Belges à l’étranger" (55007786C)

30 Vraag van Hugues Bayet aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De buitenlandse bankrekeningen van Belgische onderdanen" (55007786C)

 

30.01  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, nous apprenions récemment qu'en 2019, les contrôles menés par l'administration fiscale concernant les comptes des Belges détenus à l'étranger avaient rapporté plus de 87 millions d'euros aux finances publiques.

 

Les chiffres rapportés par l'administration donnent le tournis, tant les contrôles se sont révélés concluants: sur les 11 223 dossiers examinés, 75 % étaient positifs et ont donc mené à un supplément d'impôt sur les intérêts ou dividendes.

 

Cette somme a, en grande partie, pu être récupérée grâce aux échanges d'informations organisés entre États, que ce soit au sein de l'Union européenne, via les directives DAC, ou par le biais d'accords interétatiques - comme c'est le cas avec la Suisse. Il est dès lors devenu beaucoup plus difficile pour quelqu'un de dissimuler une partie de son patrimoine dans un autre pays puisque, désormais, l'administration reçoit des informations à ce sujet. En témoigne, du reste, le fait que de plus en plus de Belges déclarent leurs comptes étrangers au fisc: en 2018, 173 048 comptes ont été spontanément déclarés, tandis qu'en 2019, ce chiffre s'élevait à 321 752, donc près du double.

 

Reste qu'au vu des ressources humaines limitées dont dispose l'administration fiscale et du pourcentage de contrôles positifs, on peut sans aucun doute supposer qu'une part importante de ces comptes détenus à l'étranger sont utilisés aux fins d'éviter l'imposition en Belgique. On est donc certainement, avec ces 87 millions d'euros, face à la partie émergée de l'iceberg.

 

Monsieur le ministre, lorsque l'on évoque ce montant de 87 millions, parle-t-on d'impôts enrôlés ou d'impôts effectivement récupérés? Comment expliquez-vous un pourcentage de contrôles positifs aussi élevé? Quelles sont les ressources, tant matérielles qu'humaines, dont dispose l'administration fiscale pour contrôler et récupérer ces sommes dissimulées au Trésor belge? Dans quels États les comptes contrôlés se trouvaient-ils majoritairement?

 

30.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur le président, il y a bien un vote en ce moment en séance plénière?

 

30.03  Patrick Prévot (PS): Monsieur le ministre, une motion a été déposée pour inscrire le point IVG à l'ordre du jour.

 

30.04 Minister Alexander De Croo: Wij rekenen op sommigen onder u om dit voluit te steunen.

 

En réponse à votre première question: le montant de 87 millions d'euros correspond au supplément de revenus enrôlés lors des contrôles effectués dans le cadre de l'échange de données internationales sur les comptes détenus par les résidents belges à l'étranger. L'impôt sur ces suppléments de revenus est de 30 % mais dépend de la situation particulière de chaque dossier et des éventuelles quotités exemptées qui s'y appliqueraient.

 

En réponse à votre deuxième question: de par son essence même, le service de gestion des risques cherche à maximiser le rendement des contrôles effectués. Cet objectif passe, entre autres, par une maximisation de leur productivité. Pour atteindre cet objectif, dans le cadre de l'échange de données internationales, le processus de sélection a mis en avant les dossiers présentant une absence totale de revenus immobiliers d'origine étrangère ou les dossiers présentant une différence significative entre les revenus connus par l'administration et ceux déclarés. La mise à disposition des informations pour l'agent taxateur dans l'application Taxi et pour le contribuable via MyMinfin rend plus incontestable l'existence de celles-ci dans le cadre de la procédure de rectification de la déclaration.

 

En réponse à votre troisième question: l'administration a, dans un premier temps, mis en place un processus automatisé d'identification des informations reçues de l'étranger. Celui-ci a été appuyé par un réseau d'agents chargés de réaliser l'identification manuelle des informations qui n'ont pu être identifiées de manière automatisée. Celles-ci ont ainsi pu être mises à disposition de la gestion des risques via la data warehouse en support du processus de sélection des agents taxateurs via l'application Taxi, et en support des contrôles à effectuer des contribuables via MyMinfin dans le cadre de la compliance.

 

Pour le service extérieur, les dossiers sélectionnés dans ce cadre sont traités en priorité pour leur rendement élevé. Il est à noter qu'en ce qui concerne le recouvrement, le fisc belge doit le plus souvent avoir recours à une procédure d'assistance mutuelle au recouvrement telle que prévue dans les instruments juridiques internationaux. L'administration générale de la perception et du recouvrement dispose de collaborateurs polyvalents, compétents pour initier une telle procédure.

 

En réponse à votre quatrième question: le pays d'origine des revenus ne constitue pas un critère de sélection. La répartition des pays dans lesquels les comptes sont détenus pour les dossiers sélectionnés pour être contrôlés suit ainsi la répartition générale de l'origine de la détention des comptes à l'étranger. Les quatre pays limitrophes de la Belgique représentent ainsi la majorité des comptes détenus par les Belges à l'étranger. Les autres pays dans lesquels les résidents belges détiennent le plus de comptes à l'étranger sont: l'Espagne, le Royaume-Uni, la Suisse, l'Italie, la Pologne, le Portugal et les États-Unis.

 

30.05  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse qui démontre que nous avons encore beaucoup de boulot en termes d'évasion fiscale. Il y a manifestement du pain sur la planche.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Je vois que le vote en séance plénière n'est toujours pas présent sur les écrans d'ordinateurs. Je suppose que tous les députés présents disposent d'un ordinateur branché pour pouvoir voter. (Oui)

 

31 Question de Hugues Bayet à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L’action de la BCE face à la crise du coronavirus" (55007787C)

31 Vraag van Hugues Bayet aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De door de ECB in het licht van de coronacrisis genomen maat­regelen" (55007787C)

 

31.01  Hugues Bayet (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis le commencement de la crise sanitaire, la Banque centrale européenne (BCE) a pris des mesures visant à faire face aux conséquences économiques et sociales de la crise du coronavirus. La plus emblématique de celles-ci est le Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP) qui consiste en des rachats de dettes d'États et d'entreprises pour un important montant de 1 350 milliards d'euros.

 

Parallèlement à cela, la BCE a également décidé de refinancer 742 banques à un taux négatif, à hauteur de 1 300 milliards d'euros. En d'autres termes, la BCE va rémunérer les banques pour qu'elles octroient des crédits à leurs clients.

 

Bien que ces interventions puissent avoir des effets bénéfiques, notamment la réduction des risques de crise de la dette, il convient tout de même d'en souligner les défauts, particulièrement en se penchant sur les programmes passés. La politique d'assouplissement quantitatif menée par la BCE ces dernières années n'en était d'ailleurs pas exempte, puisque les 2 600 milliards injectés dans l'économie européenne entre 2014 et 2018 ont aussi été vecteurs de spéculation dans le chef des banques, de création de bulles financières ou encore de financement d'activités polluantes.

 

Alors que nous sortons à peine d'une crise sanitaire sans précédent avec des conséquences sociales et économiques colossales, il serait tout bonnement indécent que les banques utilisent cet argent pour nourrir la spéculation, et non l'économie réelle et nos citoyens, qui en ont réellement besoin. Si les banques sont aidées encore une fois, il faut que ce soit dans l'intérêt général et surtout pour éviter un désastre socioéconomique.

 

Monsieur le ministre, disposez-vous de chiffres concernant l'allocation des sommes injectées par la BCE dans les banques entre 2015 et 2018? Si oui, qu'en ressort-il au niveau de la Belgique? Si non, des mesures sont-elles prises pour qu'on en sache plus dans le cadre des programmes de crise susmentionnés?

 

Existe-t-il des garanties pour que les 1 300 milliards octroyés en relation avec le TLTRO soient réellement consacrés à l'économie réelle, et donc à des crédits destinés aux citoyens et PME? Si non, ne conviendrait-il pas de plaider en ce sens au niveau européen, pour aider nos entreprises et nos citoyens?

 

Président: Jan Bertels

Voorzitter: Jan Bertels

 

31.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur le président, monsieur Bayet, les mesures de politique monétaire pour lutter contre l'inflation faible comprennent des octrois de liquidités, mais aussi le maintien de taux d'intérêt directeurs de la BCE à des niveaux historiquement faibles.

 

De manière générale, ni les conditions de financement favorables, ni les liquidités à injecter n'ont été restreintes à des usages spécifiques. Néanmoins, tout indique que l'impulsion monétaire de l'eurosystème, en ce compris les sommes injectées dans le système bancaire entre 2015 et 2018, a contribué à ce que les banques accordent davantage de financement à l'économie réelle et à des tarifs avantageux. Les estimations fondées sur des modèles montrent que la reprise dans la dynamique d'octroi de prêts bancaires à l'économie réelle de la zone euro aurait été plus lente en l'absence des mesures de politique monétaire mises en place à partir de la mi-2014.

 

La Belgique est certainement en ligne avec ses estimations qui valent pour la zone euro dans son ensemble.  Depuis 2014, la dynamique des prêts aux entreprises non financières y a été particulièrement vigoureuse, c'est à dire au-dessus de la moyenne de la zone euro.

 

Les taux des prêts aux sociétés financières et au logement se sont réduits au rythme des baisses successives du taux directeur plancher de la BCE. Le maintien des taux au plancher a ainsi permis de préserver les conditions de financement avantageuses pour l'économie réelle et ce malgré les tensions commerciales et géopolitiques accrues des dernières années.

 

Les potentiels effets secondaires indésirables de la politique monétaire particulièrement accommodante sont suivis de près par le Conseil des gouverneurs de la BCE. C'est par exemple le cas pour les risques en matière de bulle financière. On constate que jusqu'ici il n'y a pas eu de signes de surchauffe financière généralisée. Par ailleurs, pour traiter les risques non généralisés, les outils de la politique prudentielle restent privilégiés. C'est d'ailleurs dans ce cadre que face à l'accélération du cycle de crédit belge, la Banque nationale a imposé aux banques belges, en juin 2019, des mesures spécifiques visant à contrecarrer une surchauffe du marché de l'immobilier résidentiel.

 

En ce qui concerne plus particulièrement les mesures de politique monétaire prises face à la crise COVID-19, il y a principalement le Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP) et l'assouplissement des targeted long-term (refinancing) operations (TLTRO). Ces mesures ont pu éviter un durcissement procyclique des conditions financières. Le PEPP a, notamment, pu contrecarrer l'augmentation des spreads sur le marché obligataire des secteurs privé et public. Le financement par le marché des entreprises a donc pu reprendre, après une première réaction abrupte des marchés financiers au début de la crise. Le PEPP a, par ailleurs, contribué au maintien des conditions financières favorables pour tous les États de la zone euro sur le marché obligataire souverain. Cela a facilité le support que la politique budgétaire apporte à l'heure actuelle à l'économie et a évité une fragmentation des marchés au sein de la zone euro.

 

31.03  Le président: Monsieur le ministre, je suis désolé de vous interrompre, mais nous devons suspendre la réunion, car un vote est en cours en séance plénière auquel nous devons participer.

 

Wij zullen dus even schorsen.

 

31.04  Patrick Prévot (PS): Monsieur le président, le vote vient d'être ouvert. Je viens de voter.

 

31.05  Alexander De Croo, ministre: Je vous en prie, cela me permettra de respirer un peu!

 

31.06  Patrick Prévot (PS): Veuillez nous excuser, monsieur le ministre, mais c'est important!

 

31.07  Alexander De Croo, ministre: C'est beaucoup plus important que ceci.

 

La réunion publique de commission est suspendue de 15 h 53 à 16 h 00.

De openbare commissievergadering wordt geschorst van 15.53 uur tot 16.00 uur.

 

31.08  Alexander De Croo, ministre: L'assouplissement des conditions des TLTRO III décidé en réponse à la crise du COVID-19 est de nature à davantage soutenir l'octroi des prêts bancaires à l'économie réelle en dépit de l'environnement macro­économique détérioré et incertain. Le principe général des TLTRO est que plus une banque prête à l'économie réelle, plus elle peut emprunter des fonds via les TLTRO et plus elle peut obtenir des fonds à un tarif avantageux.

 

Face à cette crise sanitaire, les conditions ont été révisées. Désormais, le taux d'emprunt des fonds TLTRO peut descendre jusqu'à -1 % pour la période de juin 2020 à juin 2021 à condition que les banques participantes maintiennent leurs octrois de prêts à l'économie réelle, à l'exclusion des prêts au logement pendant la période de crise. Ce tarif particulièrement avantageux offre donc clairement un incitant aux banques à soutenir les flux de financement vers les entreprises et ménages qui en ont besoin pendant cette période difficile.

 

On observe ainsi un très large pic dans l'octroi de prêts aux sociétés non financières à partir de mars pour l'ensemble des pays de la zone euro, ce qui reflète le besoin accru de liquidités des sociétés non financières et des PME, en particulier pour lesquelles le crédit bancaire est une importante source de financement.

 

31.09  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses très complètes.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

32 Question de Hugues Bayet à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L’étude de l'ONG Tax Justice Network identifiant un 'axe de l’évasion fiscale' en Europe" (55007946C)

32 Vraag van Hugues Bayet aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De studie van de ngo Tax Justice Network die een 'as van belastingontwijking' in Europa blootlegt" (55007946C)

 

32.01  Hugues Bayet (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, une récente étude menée par l'ONG Tax Justice Network nous confirme hélas, une fois de plus, que l'évasion fiscale coûte extrêmement cher aux finances publiques. Elle identifie un "axe de l'évasion fiscale" en Europe, basé sur quatre pays, à savoir le Royaume-Uni, la Suisse, les Pays-Bas et le Luxembourg. Cet axe serait la cause d'une part importante des pertes de recettes fiscales en relation avec de nombreuses multinationales américaines. Selon l'étude, ces pertes sont chiffrées à 27,6 milliards de dollars par an.

 

Pour identifier cet axe, Tax Justice Network a, entre autres, comparé les bénéfices enregistrés par les multinationales américaines dans ces quatre États avec ceux qui sont enregistrés dans les autres pays de l'Union européenne, notamment le nôtre. Le résultat est sans appel, puisqu'on découvre que 271 milliards ont été enregistrés dans les quatre pays de l'axe, contre seulement 102 milliards dans tous les autres États de l'Union. La raison est la suivante: sur ces 271 milliards transférés vers les pays de l'axe, ces multinationales n'ont payé que 15,9 milliards de dollars d'impôts, soit un taux d'imposition effectif de 5,8 %. Pire encore, la Belgique figurerait parmi les pays les plus touchés par ces transferts de bénéfices scandaleux, avec seulement 2,6 milliards de dollars de recettes fiscales annuelles.

 

À l'heure où l'on parle d'une chute du PIB belge de 10,6 %, d'un déficit public entre et 10 et 12 %, ainsi que de plusieurs dizaines de milliers d'emplois perdus suite à la crise sanitaire, ces révélations sont tout bonnement inadmissibles. C'est pourquoi j'aimerais, monsieur le ministre, vous poser les questions suivantes.

 

Aviez-vous pris connaissance de l'étude susmentionnée? Ou, à défaut, étiez-vous informé de l'ampleur des montants perdus du fait de la politique fiscale menée par certains de nos plus proches voisins, rien qu'en ce qui concerne les multinationales américaines?

 

Ensuite, Tax Justice Network propose de relancer l'Assiette commune consolidée pour l'impôt des sociétés (ACCIS) ou encore d'adopter un taux d'imposition minimum des sociétés en Europe pour résoudre ce problème. Ne serait-ce pas là une bonne manière d'éviter les transferts de bénéfices et, dès lors, les pertes causées par cette évasion fiscale? De même, ne pourrait-on pas financer une partie du plan de relance de l'Union européenne avec ces sommes ainsi récupérées?

 

32.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur le président, monsieur Bayet, je vous confirme avoir eu connaissance de l'étude que vous avez mentionnée. Après son examen par mon administration, il en ressort que l'évaluation de l'évasion fiscale en question repose sur une méthode inexacte, tant pour l'évaluation globale que pour la répartition entre pays. Cette appréciation ne vise toutefois nullement à remettre en question l'existence des phénomènes d'érosion de la base imposable qu'engendre la concurrence fiscale. Comme vous le dites, le phénomène pourrait être atténué si les États entre lesquels celle-ci prévaut actuellement s'accordaient sur l'instauration d'une base imposable harmonisée ou d'un niveau d'imposition minimum. Ces deux pistes sont explorées pour le moment, respectivement au sein de l'Union européenne et de l'OCDE.

 

Dans le premier cas, il s'agit de l'ACCIS, à laquelle vous faites allusion. Les travaux à ce sujet se sont poursuivis sous l'égide de la présidence croate de l'Union européenne. Ils reprendront avec la présidence allemande, dès que les contours du projet de l'OCDE de taxer les acteurs de l'économie numérique seront connus avec davantage de certitude.

 

L'ACCIS ne concernera toutefois que les États membres de l'Union européenne et n'aura donc pas d'incidence directe sur la façon dont les deux des quatre États repris par l'étude dans ce soi-disant axe de l'évasion fiscale, à savoir le Royaume-Uni et la Suisse, conçoivent leur base imposable.

 

L'autre piste, à savoir le niveau d'imposition minimum, fait l'objet de la Global Anti-Base Erosion Proposal (GloBE) de l'OCDE. Cette proposition en cours d'élaboration vise à garantir que les groupes multinationaux qui cherchent à transférer leurs revenus dans les États ne les imposant pas ou très faiblement supportent néanmoins un niveau d'imposition minimal. Pour ce faire, divers moyens sont envisagés qui se réfèrent tous à un taux d'imposition minimum.

 

32.03  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse. Je reprendrai contact avec ce réseau pour savoir quelle méthode a été utilisée. Il est clair que cela met en lumière un problème prégnant. L'ACCIS n'est peut-être pas la solution miracle mais il faut bien commencer par quelque chose. C'est évidemment toujours la question de l'œuf ou la poule. Attend-on que le monde entier prenne la même décision, auquel cas je pense qu'on n'y arrivera jamais? Ou bien l'Europe montre-t-elle le chemin? Les États-Unis sous Barack Obama l'ont déjà fait en demandant la suppression du secret bancaire à la Suisse et ils l'ont quand même obtenue.

 

Je pense qu'on peut avancer sur toutes les pistes car cette injustice ne peut plus durer. Il est très difficile de faire comprendre aux citoyens et aux entrepreneurs belges pourquoi ils paient de plus en plus d'impôts, alors que toute une série de multinationales ne paient rien ou quasiment rien.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

33 Question de Malik Ben Achour à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Le rôle des banques centrales dans l'après-crise-COVID-19" (55007788C)

33 Vraag van Malik Ben Achour aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De rol van de centrale banken in het postcoronatijdperk" (55007788C)

 

33.01  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, le Centre national de coopération au développement (CNCD-11.11.11) a publié, le 23 juin dernier, une étude s'intéressant à l'action des banques centrales dans la crise que nous traversons. Elles se sont bien souvent retrouvées au centre du jeu au cours des dernières semaines. Leur rôle a été et est toujours crucial afin d'atténuer la crise économique – dont on ne connaît peut-être que les prémices – et les risques de dérapage sur les marchés financiers.

 

Face aux défis qui ne manqueront pas de se poser demain en raison de l'endettement dû à la crise du coronavirus, le moment est peut-être venu d'adapter le mandat de la Banque centrale européenne (BCE) en y intégrant les risques climatiques et en précisant que la neutralité carbone, le plein emploi et la stabilité financière sont des objectifs aussi importants que la stabilité des prix.

 

C'est l'une des conclusions de ce document qui aborde, par ailleurs, la problématique des recettes propres de l'Union européenne qui devront permettre de rembourser cette dette commune en augmentation. Sur ce point, le texte avance plusieurs pistes de solution, au premier rang desquelles figure la lutte contre l'optimisation fiscale des sociétés transnationales qui induit, chaque année, 650 milliards de dollars de pertes en recettes fiscales selon une étude du Fonds monétaire international (FMI) de 2015.

 

Avez-vous pris connaissance de cette étude? Que pensez-vous de la possibilité de faire évoluer le mandat de la BCE? Comment le gouvernement se positionne-t-il à ce sujet dans le cadre européen? Quels remèdes privilégiez-vous, dans le contexte actuel, afin de répondre à la question des recettes propres de l'Union européenne?

 

33.02  Alexander De Croo, ministre: J'ai effectivement pris connaissance de cette étude. Les propositions qui s'y trouvent vont au-delà du mandat actuel de la BCE, qui est une institution indépendante. Pour changer ce mandat, une modification du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne et une modification du Protocole sur les statuts du système européen des banques centrales et de la BCE sont nécessaires. Cela signifie qu'une majorité d'États membres doivent être d'accord avec ces modifications. Le gouvernement belge n'a pas encore pris position puisque ce point n'a pas été discuté. Par contre, la BCE a déjà indiqué, à plusieurs reprises, qu'elle voulait davantage tenir compte de l'économie verte, moins polluante et durable dans ses opérations avec les banques.

 

Concernant les remèdes pour répondre à la question des ressources propres, le gouvernement belge n'a pas encore pris de décision. Je suis d'avis qu'une solution mixte sera la seule possibilité pour arriver à un niveau adéquat de ressources propres. Pour certains des instruments proposés, comme la lutte contre l'optimalisation fiscale des sociétés transnationales ou la taxe sur les services digitaux, une solution plus globale sera nécessaire.

 

33.03  Malik Ben Achour (PS): Merci monsieur le ministre. Nous nous doutons bien que l'idée d'une modification du mandat de la Banque centrale est très ambitieuse.

 

Néanmoins, je tenais à ramener devant cette commission cette étude, qui aborde non seulement la question du rôle des banques centrales mais aussi celle des dettes souveraines et de l'enjeu de l'annulation ou de la restructuration de ces dettes. Cela vaut la peine de se pencher également sur les autres aspects de cette étude, qui pourrait nourrir la réflexion politique dans les prochains mois.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

34 Vraag van Sander Loones aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De belasting op internetreuzen" (55007794C)

34 Question de Sander Loones à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La taxe sur les géants du web" (55007794C)

 

34.01  Sander Loones (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de belasting op internetreuzen is een thema dat hoog aan de agenda staat van het Europees Parlement, maar ook in dit Parlement is daarover minstens al één voorstel ingediend. Ik heb daarover wel wat vragen.

 

Men ziet dat het debat internationaal wordt gevoerd in het kader van de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, die probeert daarvoor multinationaal, buiten de Europese Unie, een kader op te zetten. Dat gaat niet al te vlot. Gisteren las ik een artikel op Bloomberg, waarin onder andere ook werd verwezen naar de hoorzitting die in het Europees Parlement heeft plaatsgevonden. Directeur-generaal Economische en Financiële Zaken Benjamin Angel zei dat het niet vlot loopt. Hij had het vooral over het spanningsveld met de Verenigde Staten en of we de verkiezingen daar niet moeten afwachten. Hij voegde er onmiddellijk aan toe dat, of het nu de democraten of de republikeinen zullen worden in Amerika, we eigenlijk weten dat ze niet echt voorstander zullen zijn. Hij lijkt aan te sturen op temporisering.

 

Daarnaast hebben we het debat gehad met de heer Luc Batselier van de Belgische Permanente Vertegenwoordiging bij de OESO, die zich afvraagt wat dat voor ons zou kunnen betekenen. Stel dat die taks wordt ingevoerd, wat brengt dat dan op voor de staatskas van dit land? Hij zegt dat de opbrengst minimaal zal zijn, dat we daar niet veel zouden kunnen uithalen.

 

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, wat betreft de mogelijke opbrengst, kunt u de cijfers van de heer Batselier al dan niet bevestigen? In de brede scope, natuurlijk, want men kan de parameters gebruiken die men wil, maar er lijkt zich daar toch wel een kader af te tekenen. Wat zou daarvan de opbrengst kunnen zijn?

 

Ten tweede, hoe zit het precies met de link met de Verenigde Staten? De VS heeft nu opnieuw een pakket van handelssancties aangekondigd met extra heffingen ten aanzien van Frankrijk. De VS zegt er onmiddellijk bij dat ze dat het eerste anderhalf jaar niet zal doen, op voorwaarde dat Frankrijk de GAFA-taks anderhalf jaar op ijs zet. Welke handelssancties zouden er tegen ons kunnen worden genomen? Welke economieën zijn gevoelig ten opzichte van de Verenigde Staten?

 

Ten derde, er is ook een meer algemeen debat rond de Common Consolidated Corporate Tax Base, de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. Die CCCTB verdient volgens mij een veel belangrijker debat omdat men daar echt zal bepalen waar een vennootschap wordt getaxeerd. Men ziet dat de parameters die nu daarvoor worden gebruikt vooral in het voordeel spelen van grote geïndustrialiseerde landen. In Europa gaat het dan om Frankrijk en Duitsland. Daar is mijn schrik dat wij enkel een symbool zouden kunnen binnenhalen met GAFA, waarvan ik persoonlijk wel vind dat wij die belasting zouden moeten heffen.

 

Het is onlogisch want dit is een vennootschapsvorm die nu aan taxatie ontsnapt. Het is logisch dat die ook betalen. Als we die trofee symbolisch zouden binnenhalen, zouden we gigantisch veel verliezen op het vlak van de CCCTB. Dan is het evenwicht zoek.

 

34.02 Minister Alexander De Croo: Het lijdt geen twijfel dat de invoering door individuele staten een zeer moeilijke oefening wordt. Frankrijk heeft die taks in 2019 ingevoerd, maar intussen weer on hold gezet om problemen met de VS te vermijden. De meeste van de zogenaamde internetreuzen zijn natuurlijk in dat land gevestigd. Het lijkt er dus op dat men eerder op supranationaal niveau tot een vergelijk zal moeten komen om de invoering van die taksen een redelijke kans op slagen te geven. Daartoe worden initiatieven genomen, zowel op Europees vlak als op het niveau van de OESO.

 

Wat de mogelijke opbrengst betreft, is het momenteel nog speculatief om cijfers naar voren te schuiven. Alles hangt immers af van de uiteindelijke wettelijke basis die zal worden aangenomen om te kunnen bepalen hoe groot de opbrengst zal zijn. Ik kan momenteel niet vooruitlopen op de zaken. Ik kan wel meegeven dat de opbrengst in Frankrijk gedurende het eerste jaar 280 miljoen euro bedroeg, tegenover een raming van 500 miljoen euro, dus iets meer dan de helft van het geraamde bedrag. Afgemeten aan de omvang van België tegenover Frankrijk zou een soortgelijke taks in ons land maar een fractie van de Franse taks opbrengen, maar ik ga mij daarop niet vastpinnen.

 

Het klopt dat de aankomende presidents­verkiezingen in de VS belemmeren dat er in oktober van dit jaar op OESO-niveau een akkoord zal worden bereikt inzake het ontwerp van belastingheffing van de actoren van de digitale economie. De werkzaamheden worden evenwel intensief voortgezet. Het doel blijft het te beëindigen en zelfs tot een akkoord te komen tegen het einde van het jaar, dus na die verkiezingen.

 

Zoals altijd bepleit, blijf ik erbij dat een dergelijke belasting idealiter op Europees niveau moet worden ingevoerd. Immers, unilaterale en potentieel uiteenlopende initiatieven van lidstaten zouden schade toebrengen aan de eengemaakte markt en zouden aanleiding geven tot concurrentieverstoring, buitenproportionele admi­nistratieve lasten voor betrokken ondernemingen en tot een risico op dubbele of zelfs meervoudige belastingsheffing. Wij blijven dus absoluut voorstander van een oplossing op het niveau van de OESO.

 

Het unilateraal invoeren van een dergelijke belasting in België zou slechts in laatste instantie in overweging mogen worden genomen, dat wil zeggen als er geen mondiale of Europese oplossing is. Indien we zouden beslissen om unilateraal een digitale dienstenbelasting goed te keuren, zouden we het risico lopen op handelssancties door de VS die vergelijkbaar zijn met wat Frankrijk ertoe gebracht heeft om de toepassing van de belasting op te schorten, dat wil zeggen heel hoge douanekosten op Belgische export naar de VS. Zoals u aangeeft, hebben de VS reeds gedreigd dergelijke represaille­maatregelen op te leggen aan andere Europese staten die van plan waren een unilateraal initiatief te nemen, zoals Duitsland en Italië.

 

De digitale dienstenbelasting die door de Europese Commissie is voorgesteld, is in elk geval niet formeel verbonden met de CCCTB. De eerste wordt beschouwd als een indirecte belasting, terwijl de tweede de directe belastingsheffing van vennootschappen betreft. Niettemin lijdt het geen twijfel dat indien de invoering van een digitale dienstenbelasting op Europees niveau opnieuw aan de orde zou zijn, de eventuele gevolgen daarvan op de CCCTB, bijvoorbeeld via de aftrekbaarheid daarvan, zorgvuldig zouden moeten worden geanalyseerd alvorens te komen tot de overeenstemming over de goedkeuring ervan.

 

34.03  Sander Loones (N-VA): Dank u wel, mijnheer de minister. Ik meen dat wij het hier allemaal over eens zijn. Toen de vennootschapsbelasting werd ingevoerd, bestonden die digitale reuzen nog niet. De digitale economie bestond nog niet. Daardoor worden die bedrijven vandaag niet belast, en dat is eigenlijk niet eerlijk. Dit moet worden aangepakt.

 

Ik onthoud uit uw antwoord twee zaken. Ten eerste, wij moeten bekijken hoe wij dit met onze internationale partners kunnen aanpakken, om ervoor te zorgen dat het echt effect heeft. En ten tweede, het heeft 280 miljoen euro opgebracht in Frankrijk. Dat is een land dat ongeveer zes keer groter is dan België, zeker? Dan kom ik voor België op 40 of 50 miljoen euro uit. Ik ben wel bang dat als men dat in balans zet voor de CCCTB wij een trofee binnenhalen terwijl wij tegelijk iets belangrijks verliezen. Maar dit is een debat dat wij ongetwijfeld in deze commissie zullen voortzetten.

 

Dit is voor het reces mijn laatste vraag aan u, mijnheer de minister. Ik wil u bedanken voor de zeer fijne en grondige samenwerking. In het eerste jaar van deze legislatuur alleszins, want wat mij en onze fractie betreft, beloven het nog boeiende jaren te worden. U kunt alvast als voorbeeld genomen worden van een minister die respect opbrengt voor het Parlement en die de samenwerking vlot laat verlopen. Ik dank u daarvoor.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

35 Vraag van Dieter Vanbesien aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De OESO-onderhan­delingen over de aanpak van belasting­ontwijking door multinationals" (55007931C)

35 Question de Dieter Vanbesien à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "Les négociations à l'OCDE sur la lutte contre l'évasion fiscale opérée par les multinationales" (55007931C)

 

De voorzitter: Mijnheer Vanbesien, hebt u nog iets toe te voegen na het antwoord dat u net gehoord hebt?

 

35.01  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, deze vraag gaat effectief grotendeels over hetzelfde onderwerp. Ik kom dan ook meteen bij de specifieke vragen.

 

Mijnheer de minister, wat is nu de exacte positie van de Verenigde Staten op dit moment? U hebt gezegd dat men daar zal wachten tot na de presidentsverkiezingen, maar bent u ervan overtuigd dat ze daarna terugkomen? Is dit niet eerder definitief?

 

Zou België al unilateraal een initiatief kunnen nemen, in afwachting van de OESO of Europa? Ik heb begrepen dat dit alleen in laatste instantie zou kunnen en ik heb dus geen neen gehoord.

 

Kan België er nu bij het Duitse voorzitterschap volop op aandringen om onmiddellijk werk te maken van die CCCTB en zo mogelijks binnen de termijn van het Duitse voorzitterschap een akkoord te sluiten?

 

35.02 Minister Alexander De Croo: De Amerikaanse presidentsverkiezingen belemmeren zoals gezegd het bereiken van een akkoord maar we blijven wel verder werken. Een dergelijke belasting op Europees niveau blijft onze preferentiële optie, omdat dit anders zou kunnen leiden tot dubbele belasting en buitenproportionele administratieve lasten. Het unilateraal invoeren kan pas in laatste instantie. Uw samenvatting was dus goed.

 

35.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Ik meen wel dat dit thema niet meer weggaat want bij het publiek zal de overtuiging groeien dat we daar iets mee moeten doen. Ik hoop dat we in de komende jaren vooruitgang zullen boeken, liefst op Europees niveau.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

36 Vraag van Dieter Vanbesien aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "Zwart geld en de maatregelen tegen fiscale fraude" (55007933C)

36 Question de Dieter Vanbesien à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "L'argent au noir et les mesures dans le cadre de la lutte contre la fraude fiscale" (55007933C)

 

36.01  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Enkele weken geleden hebben we het artikel in De Tijd gelezen van Steven Vanden Berghe, de topman van de rulingdienst. Hij zegt dat er op de Belgische rekeningen voor miljarden aan zwart geld staat. Dat gebeurde ongeveer gelijktijdig met de boekvoorstelling van Karel Anthonissen, voormalig gewestelijk directeur bij de BBI, die stelde dat het zwart geld dat Belgen in binnen- en buitenland hebben geparkeerd onze schatkist nog tientallen miljarden euro kan opleveren.

 

Sindsdien hebben heel wat parlementsleden van verschillende fracties de duidelijke wil getoond om van fraudebestrijding een topprioriteit te maken. Het is dan ook belangrijk om het niet bij woorden te laten, zoals dat in het verleden vaak wel gebeurd is. Uzelf hebt in de plenaire vergadering van 25 juni 2020 gezegd dat het overduidelijk is dat wanneer er een regering met volledig mandaat komt, de strijd tegen fiscale fraude voor u absoluut een deel van dat mandaat moet zijn. Daarom heb ik enkele vragen.

 

Welke zijn volgens u de nodige maatregelen die de volgende regering moet nemen op het vlak van fraudebestrijding, zowel regelgevend als beleidsmatig?

 

Wat de huidige permanente vierde regularisatieronde betreft, deelt u de mening dat het aangeraden zou zijn om een duidelijke einddatum in te stellen waarmee we een einde stellen aan de mogelijkheid tot regulariseren? Wilt u dat openlaten, zoals het vandaag in de wet staat?

 

De heer Van den Berghe heeft uitgelegd dat het regulariseren van het kapitaal in de eerste regularisatierondes niet verplicht was. Op 25 juni 2020 stelde u dat de bestaande vierde regularisatieronde een andere logica volgt. Nu zou het verplicht zijn om de verjaarde kapitalen te regulariseren, terwijl dit in het verleden slechts een optie was.

 

Een aantal fiscalisten betwisten dit. Blijft u bij uw interpretatie van de wet en zijn er bij uw weten rechtzaken lopende waarbij deze verplichting om alle verjaarde kapitalen te regulariseren worden aangevochten?

 

36.02 Minister Alexander De Croo: Uw verwijzing naar wat ik in de plenaire vergadering heb gezegd, is terecht. Ik wilde hier ook aan refereren. Ik heb gezegd dat het aan de onderhandelaars was om een en ander te concretiseren. In mijn ogen geldt dit evenzeer voor de eventuele einddatum van de huidige regularisatieregeling. Indien de partijen die bij de regeringsonderhandelingen betrokken zijn het nodig achten om daar een einddatum vast te leggen, kan dit zeker meegenomen worden in de onderhandeling.

 

Met betrekking tot deze regularisatieregeling, de zogenaamde vierde regularisatieronde, is er een omkering van de bewijslast. Fiscaal verjaarde kapitalen moeten geregulariseerd worden, tenzij de belastingplichtige kan aantonen dat het kapitaal zijn normale belastingregime heeft ondergaan.

 

Op dit moment zijn er een tiental rechtszaken hangende voor de rechtbank van eerste aanleg in Brussel, met betrekking tot de problematiek van de fiscaal verjaarde kapitalen. Op 29 juni 2020 heeft de rechtbank trouwens een eerste vonnis afgeleverd, dat gunstig was voor de administratie.

 

36.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.

 

Wij hebben de voorbije weken gezien dat mensen uit het werkveld in deze moeilijke tijden een zeer realistische bron van financiering aanbieden. Zij overstijgen bij wijze van spreken hun rol door die suggesties publiek te maken. Ik hoop dan ook dat hun voorstellen nauwgezet zullen worden onderzocht en dat mogelijke wetswijzigingen die nodig zouden zijn om correcte informatie te verkrijgen brede steun zullen genieten in de volgende regering.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

37 Question de Malik Ben Achour à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La taxation des multinationales" (55007949C)

37 Vraag van Malik Ben Achour aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelingssamenwerking) over "De belastingheffing voor multinationals" (55007949C)

 

Voorzitter: Dieter Vanbesien.

Président: Dieter Vanbesien.

 

37.01  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, les multinationales pratiquent une stratégie offensive d'optimisation fiscale. Si certains en doutaient encore, le dernier rapport de l'OCDE sur l'impôt des sociétés, publié ce 8 juillet 2020, vient en apporter une nouvelle preuve.

 

L'organisation a analysé les données agrégées de 4 000 déclarations d'impôts d'entreprises multinationales et constate effectivement un décalage entre le lieu où sont déclarés les bénéfices et ceux où sont exercées les activités économiques. Or, l'impôt sur les sociétés demeure plus que jamais une source fonda­mentale de revenus pour les États puisque l'OCDE nous apprend qu'il représentait, en 2017, 14,6 % du total des recettes fiscales des États contre 12,1 % en 2000.

 

Vous le savez, au mois de juin, les États-Unis ont annoncé une pause dans les pourparlers qui avaient lieu, sous l'égide de l'OCDE, et qui auraient dû aboutir, d'ici la fin de l'année, à un accord sur la taxation des multinationales. Tous ces éléments me confortent dans ma volonté d'en arriver à une contribution juste de ces entreprises, sujet sur lequel j'ai déposé une proposition de résolution.

 

À la suite du retrait américain, Pascal Saint-Amans, que nous avons reçu et auditionné, il y a deux semaines, dans le cadre des débats sur ce texte et qui est le directeur du Centre de politique et d'administration fiscales de l'OCDE, déclarait que cela ne devait pas empêcher les autres pays d'avancer afin de trouver une solution qui serait "prête à l'emploi" après les élections américaines.

 

Monsieur le ministre, avez-vous pris connaissance de ce rapport de l'OCDE? Pourriez-vous faire un état des lieux des pourparlers actuels à l'OCDE? Quel mandat la Belgique a-t-elle donné à ses négociateurs?

 

On le sait, la France a décidé d'avancer seule sur la taxation des GAFA. Vous répétez régulièrement qu'on ne peut avancer seul dans ce dossier. Que pensez-vous alors de la position de la France? Est-elle de nature à inspirer celle de la Belgique?

 

37.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur le député, la seconde édition du Corporate Tax Statistics qui vient d'être publiée et à laquelle vous faites allusion a retenu toute mon attention. Sachez que je partage votre souhait d'arriver à une contribution fiscale juste des entreprises multinationales!

 

En ce qui concerne particulièrement la taxation des GAFA et des autres acteurs de l'économie digitale, il est vrai que la perspective d'élections présidentielles aux États-Unis compromet l'obtention au niveau de l'OCDE d'un accord en octobre de cette année-ci. Toutefois les travaux s'y poursuivent avec beaucoup d'intensité.

 

Je continue à penser que c'est au niveau mondial qu'une solution doit être trouvée à ce sujet, d'autant plus que les initiatives unilatérales entraînent le risque, pour les États, de subir des sanctions commerciales de la part des États-Unis. Ces derniers ont déjà menacé de prélever des droits de douane très élevés sur leurs importations en provenance de plusieurs États européens, notamment l'Allemagne et l'Italie qui avaient envisagé d'adopter unilatéralement une taxe sur les services numériques. En outre, ce sont des menaces de représailles similaires qui ont conduit la France à suspendre l'application de sa taxe dans l'attente d'une solution européenne. Je préfère de loin agir au niveau européen.

 

Je pense que l'instauration d'une taxe à l'échelle belge doit vraiment être la dernière option à envisager si une mesure coordonnée apparaît impossible.

 

37.03  Malik Ben Achour (PS): Monsieur le ministre, je serai bref, d'autant que nous avons déjà eu des débats en commission autour de la résolution que je porte. J'aimerais simplement évoquer l'initiative prise par quatre économistes de renommée internationale, à savoir Joseph Stiglitz, Thomas Piketty, Jayati Ghosh et José Antonio Ocampo, qui plaident en faveur de l'instauration d'une taxation sur les multinationales et d'un impôt sur la fortune. Ainsi, ils ont fixé le taux minimal de l'impôt sur ces sociétés à 25 % au niveau mondial.

 

Il est en effet impératif d'avancer, et les élections américaines seront certainement déterminantes à cet égard.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Nous en venons à présent aux questions de M. Friart.

 

37.04  Benoît Friart (MR): Monsieur le président, afin de ne pas retarder inutilement le ministre, je vais simplement poser ma dernière question et lui demander s'il peut me remettre les réponses à mes quatre premières questions.

 

38 Question de Benoît Friart à Alexander De Croo (VPM Finances et Coopération au développement) sur "La frilosité des banques à prêter de l’argent aux entreprises" (55007378C)

38 Vraag van Benoît Friart aan Alexander De Croo (VEM Financiën en Ontwikkelings­samenwerking) over "De terughoudendheid van de banken om geld te lenen aan bedrijven" (55007378C)

 

38.01  Benoît Friart (MR): Monsieur le ministre, je pouvais lire dans La Libre Belgique du 19 juin 2020 que la BCE a octroyé, dans le contexte de crise du coronavirus, près de 1 310 milliards d'euros de prêts aux banques de la zone euro. Sept cent cinquante banques auraient sollicité la BCE pour des crédits qui courent sur trois ans. Ces prêts constitueraient une bonne affaire pour les banques, car la BCE aurait déterminé, sous certaines conditions, un taux négatif de 1 %, ce qui signifie que les banques vont recevoir de l'argent sur leur crédit.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous tout d'abord nous confirmer ces chiffres? Ensuite, pouvez-vous nous indiquer si des banques belges ont fait appel à ces prêts? Dans l'affirmative, lesquelles?

 

Parallèlement à ceci, il ressort du monde de l'entreprise que les banques rechignent à prêter de l'argent aux entreprises malgré la garantie de l'État.

 

En mars dernier, vous aviez présenté un important plan de soutien, avec un système de garantie de 50 milliards d'euros pour les entreprises, un dispositif qualifié de "bazooka" pour lutter contre les effets économiques de la crise du coronavirus.

 

L'objectif était de garantir que les banques octroient de nouveaux crédits et des nouvelles lignes de crédit aux entreprises non financières, aux indépendants et aux organisations du secteur non marchand viables pour une durée de 12 mois.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous indiquer dans quelles mesures ce dispositif "bazooka" a été utilisé à ce stade?

 

Par ailleurs, il semblerait qu'un dispositif "bazooka 2" soit en préparation afin de mieux répondre à la demande de crédits des PME. Pouvez-vous nous expliquer son fonctionnement? En quoi change-t-il du dispositif initial "bazooka 1"? Qu'en est-il de la répartition de la prise de risque entre l'État et des banques?

 

Enfin, il apparaîtrait que certaines banques refusent systématiquement des crédits à certains secteurs, comme, par exemple, le commerce de détail ou l'horeca. Pouvez-vous nous confirmer cette situation? Qu'est-il mis en place afin d'éviter que les banques refusent des crédits aux indépendants et PME issues de secteurs qu'elles considèrent comme à risque?

 

38.02  Alexander De Croo, ministre: Monsieur Friart, merci pour votre question. L'extension de la mesure de garantie bancaire figure à l'agenda de la séance plénière aujourd'hui. C'est en fait une adaptation. La mesure actuelle continue à exister, mais la date jusqu'à laquelle on peut contracter des emprunts a été étendue jusqu'à la fin de l'année. Il s'agit de crédits de liquidités, sur maximum 12 mois.

 

La nouvelle voie qui est ouverte est pour des crédits de 12 à 36 mois. Ce ne sont pas des crédits de liquidités, mais plutôt des crédits d'investissements pour d'autres buts. Elle est orientée spécifiquement vers les PME, selon la définition européenne des PME, donc jusque 250 employés.

 

Le schéma de garantie a un peu changé: ce n'est plus avec un first loss de 3 %, et puis un partage de 3 à 5, et puis 80-20. En fait, c'est d'emblée un partage de 80-20 dans le cas de perte. J'ai compris que la demande est très forte spécifiquement au sein des PME pour avoir accès à des prêts garantis à plus longue durée que le dispositif actuel.

 

Pour ce qui concerne l'utilisation, il importe de regarder le volume total de crédits. On constate que le volume de crédits a augmenté pour les mois de mars et avril par rapport à l'an dernier. Nous ne disposons pas encore, selon moi, des données pour le mois de mai. C'est le résultat de plusieurs effets. On peut en effet imaginer qu'il y a eu moins de crédits d'investissement en cette période mais qu'il y a eu plus de prêts de liquidités. Ce qui m'importe, c'est que le volume total augmente.

 

Je ne dispose actuellement pas de données pour les différents secteurs. Nous avons toutefois un mécanisme de retour, selon lequel les entreprises qui n'auraient pas obtenu de financement peuvent s'adresser à un point de contact: soit la FSMA, soit le service de médiation qui tentent de retracer d'éventuels problèmes.

 

De toute évidence, l'octroi de crédits reste soumis à une analyse économique. Le but n'a jamais été que chaque demande de crédit soit octroyée. Il faut que cela corresponde à un projet économique valable. On veut s'assurer que l'appétit des banques pour le risque reste mesuré. C'est la raison de ce schéma de garantie.

 

38.03  Benoît Friart (MR): Monsieur le ministre, effectivement, il est important de pouvoir prolonger ce crédit de douze à trente-six mois, car on se rend bien compte que la crise du coronavirus va perdurer. Les effets qu'elle a eus sur les entreprises, ne fût-ce que ces trois derniers mois, ont été très intenses et destructeurs. Il est, dès lors, important que les entreprises puissent plus facilement reconstruire leur trésorerie, leurs liquidités sur une durée de trente-six mois.

 

J'ai également bien pris note du changement de schéma de garantie. C'est important, car les banques étaient vraiment très frileuses face à cet octroi de crédit. Ce nouveau schéma de garantie ne pourra que favoriser l'octroi de crédits à nos entreprises.

 

Vous évoquez aussi l'augmentation du volume de crédits. Effectivement, tous ne sont probablement pas liés à des investissements mais nombreux sont ceux qui sont liés aux crédits de caisse. Enfin, vous faites référence au point de contact, qui est lui aussi important.

 

Monsieur le ministre, je vous remercie et constate que nous terminons dans la bonne humeur.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Als ik het goed heb begrepen, zijn alle vragen nu behandeld.

 

Mijnheer Friart, checkt u nog even met het secretariaat wat met uw andere drie vragen gebeurt? Ik noteer dat zij zijn ingetrokken.

 

Mijnheer de minister, ik dank u hartelijk voor uw komst. Wij kunnen in een volgende commissie met een schone lei beginnen. Collega's, ik dank ook u allen. Wij hebben nog een leuke plenaire vergadering voor de boeg. Het is nog niet gedaan.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.39 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16 h 39.