Dialogue interparlementaire Climat

Interparlementaire Klimaatdialoog

 

du

 

Mercredi 7 octobre 2020

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Woensdag 7 oktober 2020

 

Voormiddag

 

______

 

 


La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 09 et présidée par Mme Mélissa Hanus.

De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.09 uur en voorgezeten door mevrouw Mélissa Hanus.

 

01 COP 26: état de la situation - Audition de

- M. Peter Wittoeck, chef de service Changement climatique du SPF Environnement;

- Mme Lien Vandamme et M. Nicolas Van Nuffel, représentants de la Coalition Climat.

01 COP 26: stand van zaken - Hoorzitting met

- de heer Peter Wittoeck, diensthoofd Klimaatverandering, FOD Leefmilieu;

- mevrouw Lien Vandamme en de heer Nicolas Van Nuffel, vertegenwoordigers van de Klimaatcoalitie.

 

La présidente: Herr Präsident des Parlament der Deutschsprächigen Gemeinschaft, monsieur le membre représentant le Parlement bruxellois, chers collègues des parlements des Régions et des communautés et de la Chambre des représentants, madame et messieurs, le dialogue interparlementaire a pour objectif de jeter, par ses activités, des ponts entre la politique des entités fédérées et celle de notre État fédéral. Cette initiative a été couronnée de succès par le passé. Les résolutions communes adoptées par les parlements à l'occasion de la CP23 à Bonn et de la COP24 à Katowice en sont la preuve. Les membres des différentes délégations ont souhaité aborder de nouveaux thèmes au sein de ce dialogue interparlementaire. Nous nous concentrons aujourd'hui sur la préparation de la future COP26 qui se déroulera à Glasgow en 2021.

 

Nous avons reçu de nombreuses suggestions concernant l'organisation de cette audition et nous vous en remercions. Nous démarrons aujourd'hui les auditions avec l'expert belge par excellence, M.Peter Wittoeck, chef de service Changement climatique au SPF Santé publique, ainsi qu'avec les représentants de la Coalition Climat que sont Nicolas Van Nuffel et Mme Lien Vandamme. Bienvenue à eux.

 

Cette audition pourra être complétée par d'autres dans les prochaines semaines, après concertation entre les différents chefs de délégations.

 

Avant de céder la parole à nos invités, je prendrai, si vous le permettez, encore quelques instants pour préciser la méthode de travail. Après l'exposé introductif de nos invités, je donnerai la parole aux différents chefs de délégations, qui sont des représentants des différents parlements, pour un premier tour de questions. Après quoi, les orateurs répondront aux questions et aux remarques formulées. Ensuite, je donnerai la parole suivant l'ordre des groupes politiques tel qu'il résulte de la répartition de la clé D'Hondt au sein de la Chambre des représentants. Pour chaque tour de questions, et afin qu'un maximum de membres puissent prendre la parole, je demanderai à chacun de respecter un temps d'intervention maximal de deux minutes; je sais que c'est court, mais cela permettra au plus grand nombre possible de prendre la parole aujourd'hui.

 

Si M. Wittoeck est prêt, je l'invite dès lors à prendre la parole. Il s'agit du négociateur en chef pour la délégation belge au cours des dernières COP. Je l'invite à prendre la parole pour faire un état des lieux des défis à relever lors de la COP26 à Glasgow en 2021, ainsi qu'un aperçu des récentes évolutions au niveau européen.

 

Ensuite, M. Nicolas Van Nuffel et Mme Lien Vandamme prendront la parole.

 

Monsieur Wittoeck, si vous êtes prêt, la parole est à vous.

 

01.01  Peter Wittoeck: Madame la présidente, je suis presque là. Mes excuses pour le petit retard. J'essaie de vous partager mon écran, de sorte que tout le monde puisse voir ma présentation.

 

Eerst en vooral, dank u wel om mij nog eens uit te nodigen om u een beetje toelichting te geven bij recente ontwikkelingen in het klimaatbeleid. Het thema voor vandaag, als ik het goed heb begrepen, is de voorbereiding van de COP26. Die zou normaal eind dit jaar, binnenkort, hebben plaatsgevonden, maar die is uitgesteld tot november volgend jaar. Er zijn niettemin, denk ik, een aantal belangrijke ontwikkelingen, waarbij ik u graag een beetje toelichting zou geven.

 

Ik begin mijn presentatie met een slide die ik u ook in januari toonde: de evaluatie door VN-secretaris-generaal Antonio Guterres over de vorige COP in Madrid vorig jaar, die zijn ontgoocheling uitte over de uitkomst van de COP25, wanneer het erom gaat een impuls te geven met het oog op de verhoging van het ambitieniveau en om verder uitvoering te geven aan een aantal aspecten van de overeenkomst van Parijs. Op die slide heb ik heel bondig de uitdagingen, de thema's die centraal zullen staan tijdens de COP26, samengevat. Of die nu dit jaar plaatsvindt of volgend jaar, dat maakt wat dat betreft niet veel verschil uit. Ik zal in mijn presentatie niet ingaan op al die thema's, want dat zou ons, denk ik, te ver leiden. Ik zal vooral focussen op het thema ambitie.

 

Het uitstel van de COP en ook van de vergaderingen van de subsidiary bodies, les organes subsidiaires, de hulporganen, die normaal in juni moesten plaatsvinden, betekent niet dat het internationale verhaal rond klimaatverandering stilligt. Men probeert net als overal de onmogelijkheid om fysiek te vergaderen, op te vangen door zoveel mogelijk de zaken die virtueel kunnen, ook virtueel te organiseren. Dat heeft men bijvoorbeeld in juni gedaan met de organisatie van wat men het June Momentum noemde, waar een hele reeks thema's in verschillende settings werd besproken, maar waar uiteraard niet werd onderhandeld over de uitstaande punten om volledig uitvoering te kunnen geven aan de Overeenkomst van Parijs.

 

Er zijn in essentie twee uitstaande punten: het operationeel maken van de Overeenkomst van Parijs en het ambitieverhaal. Het gaat over het sluiten van de kloof die er nog steeds is tussen de verplichtende doelstellingen uit de Overeenkomst van Parijs en hetgeen de partijen bij die Overeenkomst tot nu toe hebben beloofd en waartoe zij zich op nationaal niveau hebben verbonden in de Nationally Determined Contributions (NDC's).

 

Zoals ik al zei, zal ik mij niet concentreren op het Paris Agreement Rulebook. Ik heb u in januari al een overzicht gegeven van de punten die nog openstonden na de COP25 in Madrid. Die punten blijven openstaan tot de COP26 in Glasgow volgend jaar. Ik herhaal dat een van de grootste knelpunten nog steeds de operationalisering van artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs is, met name de koolstofmarkt.

 

Ik zal het dus hebben over het ambitiemechanisme van de Overeenkomst van Parijs. Ter herinnering, om ervoor te zorgen dat ons collectief ambitieniveau in overeenstemming is met de temperatuursdoelstellingen – namelijk ruim beneden de twee graden en streven naar maximaal anderhalve graad – is in de Overeenkomst van Parijs besloten dat onze inspanningen op nationaal niveau daarmee coherent moeten zijn.

 

Daarom wordt er elke vijf jaar een evaluatie georganiseerd, de Global Stocktake, die daarna elke twee jaar wordt gevolgd door een update van de NDC's, de plannen en doelstellingen die de partijen in Parijs hebben ingediend bij de Verenigde Naties.

 

Ik breng u in herinnering dat de Overeenkomst van Parijs specificeert dat de opeenvolgende NDC's steeds ambitieuzer moeten worden en de hoogst mogelijke ambitie van de partijen in kwestie moeten reflecteren. Ik herinner er u ook aan dat die collectieve evaluatie de eerste keer is gebeurd in 2018 en dat wij dus voor het einde van dit jaar voor de eerste keer een geüpdatete NDC zullen moeten indienen bij de VN. Het is belangrijk om dat in herinnering te brengen, omdat dat de context vormt voor de rest van mijn verhaal.

 

Niet onbelangrijk is ook de verplichting die Parijs ons oplegt om dit jaar een langetermijnstrategie in te dienen, een strategie met als horizon het midden van de eeuw en daarna. Dat is gebeurd door de Europese Unie.

 

In de context van de overeenkomst door de Europese Raad dat de Europese Unie tegen 2050 klimaatneutraal moet worden, heeft de Europese Unie dat gegeven als een deel van de langetermijnstrategie, de Europese Green Deal, ingediend bij de Verenigde Naties.

 

We werken nu op Europees niveau ook aan een geüpdatete Nationally Determined Contribution, die vóór het einde van 2020 – het is niet voor COP26, Parijs is daar expliciet over – bij de VN moet worden ingediend.

 

De Europese Commissie had in haar eerste mededeling over de Green Deal en daarvoor al, toen mevrouw von der Leyen voorzitster werd van de Europese Commissie, de ambitie om de Europese reductiedoelstelling in het kader van horizon 2030, die momenteel een emissiereductie van minstens 40 % inhoudt, naar 50 of 55 % te brengen.

 

Dat is het centrale gegeven van wat ik u verder wil vertellen. Dat is extreem relevant voor internationale onderhandelingen, want de Europese Unie wil zichzelf als globale leider profileren. Dat is ook een van de doelstellingen in de Green Deal.

 

De internationale gemeenschap kijkt dus heel sterk naar de Europese Unie om die intenties, zoals de Europese Commissie die naar voren heeft gebracht en zoals ze als geheel heeft aangekondigd in de mededeling dat zij een hernieuwde NDC zal indienen, ook waar te maken. Dat is een bepalende factor voor de positieve dynamiek die we hopen op internationaal niveau te zien ontstaan.

 

Onze huidige doelstelling, zoals die in 2014 door de Europese Raad is vastgelegd, is om collectief op Europees niveau, de emissies met minstens 40 % ten opzichte van 1990 te reduceren op het territorium van de Europese Unie. De koolstofmarkt en de onduidelijkheid daarover in de context van Parijs speelt daarin geen enkele rol.

 

De Europese Raad heeft in 2014 ook beslist hoe die doelstelling moet worden verdeeld. Dat is, enerzijds, over de sectoren die deelnemen aan het Europese emissiehandelssysteem, het ETS, die hun emissies volgens de huidige wetgeving collectief moeten reduceren met 43 % tegen 2030 ten opzichte van 2005. Anderzijds moeten de non-ETS-sectoren, waarvoor de lidstaten een doelstelling hebben gekregen, in de huidige context hun emissies met 30 % reduceren ten opzichte van 2005.

 

Tegelijk heeft de Europese Raad in 2014 nog niet beslist op welke manier die inspanning van 30 % precies over de lidstaten moest worden verdeeld. Dat is in 2016 in een volgende fase gebeurd, toen de wetgeving daarover is goedgekeurd door de Europese Raad en het Europees Parlement.

 

De Europese Raad heeft toen echter wel een aantal grote principes vastgelegd. De kosteneffectiviteit moest, enerzijds, een belangrijke factor zijn bij de verdeling van de inspanningen. Billijkheid en solidariteit moesten, anderzijds, ook criteria zijn voor de verdeling van de inspanningen over de lidstaten heen in de non-ETS-sectoren.

 

De reductie is dus 30 % voor de non-ETS-sectoren. Ik zal u kort beschrijven hoe de verdeling toen is gebeurd.

 

De Europese Raad had, behalve wat ik u net vertelde, ook beslist dat de verdeling over de lidstaten in de non-ETS-sectoren in verhouding moest staan met hun welvaart of, concreter uitgedrukt, hun bruto binnenlands product per inwoner. Dat leidde in de analyses van de Europese Commissie tot een lineaire functie, waarbij u aan de linkerkant van de grafiek de emissies ziet die de landen met een bruto binnenlands product lager dan het Europese gemiddelde zouden krijgen. Aan de rechterkant van de slide ziet u de rijkere Europese lidstaten, waaronder ook België. U kan het einde van de lijn aan de rechterkant niet helemaal zien. Dat zou echter hebben geleid tot heel grote reducties, met name in de rijkste lidstaten. Dat zou volgens de grafiek ongeveer tussen 60 % en 70 % liggen.

 

Om te vermijden dat dergelijke, wellicht bijna onmogelijk te halen doelstellingen aan de rijkere lidstaten zouden worden opgelegd, besliste de Europese Raad ook om de maximuminspanning die aan een lidstaat zou worden gevraagd, te beperken tot 40 %. Op die manier ontstaat de grafiek die u hier ziet. De punten op en rond de lijn zijn de inspanningen en emissiereducties die volgens de Europese Commissie de verdeling reflecteren op basis van het bruto binnenlands product per inwoner, afgetopt op de genoemde maximuminspanning van 40 %.

 

Vervolgens heeft het wetgevend proces met daarin de onderhandelingen zijn beloop gekregen. Het eindresultaat, de doelstellingen die de lidstaten opgelegd kregen, was voor een deel hetzelfde als wat de Commissie had geanalyseerd, namelijk een verdeling op basis van het bruto binnenlands product per inwoner, maar toch niet helemaal. De rode vierkantjes op de grafiek zijn de uiteindelijke doelstellingen.

 

Dat is allemaal nogal abstract, maar het wordt concreter als ik toon hoe de verdeling op basis van het bruto binnenlands product per inwoner – de groene bolletjes op de grafiek – zich verhoudt tot de doelstelling die de landen hebben gekregen – in het rood – in het kader van de Effort Sharing Regulation.

 

Ik zoom even in op België. Waar België volgens de formule van het bruto binnenlands product per inwoner een emissiereductie zou hebben gekregen van 38 %, is dat uiteindelijk 35 % geworden. Dat is gelukt omdat België destijds samen met een aantal andere relatief tot zeer rijke en relatief kleine Europese lidstaten – u ziet ze op het kaartje opgesomd – een alliantie heeft gesloten. Zo is ons land erin geslaagd om de factor kosteneffectiviteit, die ook door de Europese Raad was genoemd, maar die dus niet de eerste basis was voor de analyses van de Commissie, mee in rekening te brengen. Dankzij de alliantie met de vermelde landen is dat gelukt en hebben landen zoals België een vermindering van hun inspanningen gekregen, en dankzij de generositeit van Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, als ik het zo mag zeggen, die aanvaardden om hun inspanningen met 1 % te verhogen. Hiermee bracht ik in herinnering hoe de huidige doelstellingen voor de lidstaten tot stand zijn gekomen.

 

Ik ga even naar vandaag: de Green Deal. U kent de uitspraak van mevrouw von der Leyen, maar niet alleen van haar, want het begint echt realiteit te worden: de Green Deal staat nu echt in het centrum van het Europese beleid en wordt de nieuwe groeistrategie genoemd, in al zijn verschillende aspecten, met de bedoeling om onze economie en samenleving vrij verregaand te transformeren. Ik bespaar u alle details, hoewel het geen details zijn, want het gaat om gigantisch belangrijke thema's natuurlijk. De Green Deal heeft onder andere de bedoeling – dat moet ik toch zeggen in de context waarin wij spreken, zijnde de internationale onderhandelingen – om de positie van de Europese Unie als globale leider te kunnen laten continueren.

 

Als deel van die Green Deal en centraal in de communicatie van de Europese Commissie vanaf het begin is er de verankering.

 

L'ancrage de l'objectif est déjà acquis au niveau du Conseil européen, sous forme de conclusion du Conseil européen, dans une loi européenne Climat. Cela deviendra probablement un règlement portant le titre "European Climate Law" pour le long terme avec la promesse de soumettre un plan pour augmenter le niveau d'ambition à l'horizon 2030 d'au moins 50 % voire 55 %. Ce sont les annonces qui ont été faites au début du trajet pour développer le Pacte vert européen. Et ce sont ces éléments que je vais encore vous exposer.

 

La loi européenne Climat était promise pour mars de cette année. En effet, en mars 2020, la Commission européenne a soumis, au Conseil et au Parlement, sa proposition de règlement, Regulation, pour intégrer la neutralité carbone dans la loi Climat. En même temps, elle a annoncé qu'elle était en train d'explorer des options pour augmenter le niveau d'ambition à l'horizon 2030, avec cette fourchette de 50 à 55 %. Les négociations sur cette proposition de loi Climat au sein du Parlement européen et du Conseil sont en cours depuis quelques temps.

 

Entre-temps, le mois passé, la Commission a aussi soumis son Climate Target Plan qui est la communication sur l'objectif à l'horizon 2030. Dans celle-ci, la Commission européenne propose clairement que l'Union européenne prenne, comme objectif collectif à l'échelle de l'économie dans son entièreté – on ne fait là pour l'instant pas de distinction entre ETS et non-ETS – l'objectif d'au moins 55 % en dessous du niveau de 1990.

 

Comme vous le savez, le Parlement européen, co-législateur pour cette législation, pour la loi Climat, s'était déjà exprimé avant la COP25 et, je crois même, avant la COP24 à Katowice.

 

Je prends ici, par exemple, un extrait de la résolution adoptée par le Parlement européen en amont de la COP25, dans laquelle il demande  clairement que l'Union européenne réduise ses émissions de 55 % à l'horizon 2030. Elle a été adoptée avec une très large majorité, comme vous le voyez sur le slide. Je suppose que vous reconnaissez vos collègues dans les groupes respectifs au Parlement européen. 

 

Entre-temps, comme je l'ai dit, le Parlement européen s'est aussi saisi de la proposition de la Commission sur le règlement européen loi Climat. Le vote en plénière (première lecture) au Parlement européen a lieu aujourd'hui. J'entends que les résultats seront communiqués demain. Je ne peux donc pas encore vous montrer les résultats du vote au Parlement européen sur les 55 % (ou au moins 55 %) proposés par la Commission européenne dans le contexte de la loi Climat.

 

Mais ce que je peux vous montrer, ce sont les résultats du vote dans les deux comités les plus importants. Le comité ITRE (Industrie, Recherche et Énergie), avait, dans son avis en plénière, demandé que le niveau d'ambition européen à l'horizon 2030 soit augmenté à "au moins 55 %". Cela va déjà un peu plus loin que cette résolution qui parlait de 55 %. Maintenant, c'est "au moins 55%". Le comité qui prépare la base pour le vote en plénière, le comité Environnement, a lui voté en faveur d'une augmentation du niveau d'ambition d'au moins 40 % à 60 %. Il est donc allé encore un peu plus loin que le comité ITRE. Nous verrons ce qui va être décidé aujourd'hui en plénière. Mais vous voyez déjà que le Parlement européen s'oriente aussi assez fortement vers une augmentation du niveau européen dans les zones proposées par la Commission européenne, très généralement parlant.

 

Regardons comment les États membres se positionnent à présent dans ce contexte. Lors du Climate Action Summit, organisé par le secrétaire général des Nations Unies en septembre 2019, plusieurs États membres s'étaient engagés à augmenter le niveau d'ambition de leurs plans nationaux. Vous savez de quels pays il s'agit.

 

Entre-temps, d'autres démarches ont été entreprises. C'est ainsi que huit pays avaient envoyé une lettre à M. Timmermans, vice-président de la Commission, en lui demandant que le degré d'ambition européen soit augmenté à au moins 55 %.

 

Recenter was er een bespreking in een informele zitting van de Raad Milieu van de Europese Unie, met de klimaat- en milieuministers van de lidstaten. Uit het verslag van die – weliswaar informele, maar politiek toch relevante – vergadering leer ik dat tien lidstaten, u ziet ze hier in het donkerrood, zich expliciet hebben uitgesproken voor een emissiereductiedoelstelling van minstens 55 % en dat bijkomend vier lidstaten zich voor 55 % emissiereductie hebben uitgesproken. U ziet er misschien slechts drie; Malta is een beetje te klein, maar het hoort er ook bij.

 

Dan kijken wij even naar België. U zult gezien hebben dat op veel van de kaarten die ik daarnet toonde, België niet ingekleurd was. Ik wil dus even focussen op de positie van België.

 

Het is een terugblik op onze doelstellingen zoals wij die op zeer korte termijn hebben, tegen horizon 2020, hier in het rood gekleurd, en hoe onze historische uitstoot tot 2017 zich daartoe verhoudt, om dan vooruit te blikken hoe België ervoor staat in de context van de huidige Europese doelstellingen, dus de doelstelling van –40 % en daarvan afgeleid de doelstelling van –35 % voor België in de non-ETS-sectoren. Dat is de rode lijn aan de rechterkant. Het is geen puntdoelstelling, u weet dat, het is een lineair traject dat moet gevolgd worden, weliswaar met flexibiliteit.

 

Als wij bekijken hoe die verplichting zich verhoudt tot de officiële projecties, zoals wij die hebben meegedeeld in het kader van ons Nationaal Energie- en Klimaatplan, zien wij dat met de bestaande maatregelen, existing measures, de kloof met ons huidig doelstellingentraject zeer groot is. Als de federale overheid en de drie gewesten er echter in slagen om al die maatregelen uit te voeren, blijven wij grosso modo onder het lineaire traject.

 

U zag reeds de grootte van de kloof tussen bestaande en bijkomende maatregelen. Een andere manier om te illustreren hoe groot die inspanning is, is met de cijfers die ik daarnet toonde: de inspanning van de jaarlijkse emissiereductie zal moeten verdubbelen ten opzichte van onze historische uitstoot. Mogelijk zal het zelfs meer zijn, want de cijfers van de historische uitstoot die ik u net toonde, zijn intussen bijgesteld naar de recentste cijfers. U ziet dat hier op de zwarte lijn. U ziet dat de evolutie niet in de richting gaat van het respecteren van de lineaire trajecten die u daarnet op de grafiek zag. Het is dus een bijzonder grote uitdaging voor het beleid in België.

 

Hier ziet u dezelfde grafiek kort samengevat, maar nu op een tijdschaal tot 2050. Met onze langetermijnstrategie komen wij niet tot klimaatneutraliteit. België heeft er zich als lidstaat ook niet toe geëngageerd om op nationaal niveau klimaatneutraal te worden. Volgens deze grafiek is dat doel ook behoorlijk veraf in de non-ETS-sector.

 

Als wij klimaatneutraliteit willen bereiken, zullen wij opnieuw een versnelling hoger moeten schakelen ten opzichte van de al verhoogde versnelling om onze huidige doelstelling 2030 te halen.

 

Laten wij eens kijken wat de verhoging van de Europese doelstelling zou kunnen betekenen voor België. Ik benadruk "zou", want wij hebben nog onvoldoende informatie om meer te doen dan een schatting te maken, een simulatie als het ware, van wat de afgeleide Belgische doelstelling van een verhoging tot –55 % zou moeten betekenen.

 

In de grafieken die volgen, heb ik daarom een van de scenario's gebruikt die de Europese Commissie voorstelt in de impact assessment die het Climate Target Plan begeleidt, waarbij de non-ETS-sectoren die op dit moment 30 % moeten reduceren ten opzichte van 2005, 39 % zouden moeten reduceren.

 

De andere scenario's veranderen de scope van ETS en non-ETS, maar zij liggen daar niet zo ver vandaan. Ik heb het scenario gekozen waarin de scope voor de ETS-sectoren en de non-ETS-sectoren dezelfde blijft.

 

Als wij dezelfde logica gebruiken als die van de Commissie in 2014-2016, en die ook aanvaard is door de Raad, namelijk aan de hand van het bruto binnenlands product per inwoner, dan kunnen wij een aantal scenario's uittekenen met verschillende startpunten en eindpunten. Het startpunt was het heden, 0, en het einde was 40, dus minimaal stabiel blijven en een maximale reductie van 40 %.

 

Ik heb voor mijn grafieken een aantal percentages gekozen waarbij de minimuminspanning van de armste lidstaat, Bulgarije, evolueert van 15 % tot, in een ander scenario, 25 %. Aan de kant van de rijkste lidstaat hebben we bekeken wat een plafond van 50 %, 55 % of 60 % emissiereductie zou kunnen betekenen. Dat ziet u weergegeven in de lijnen op de grafiek, net zoals de lijnen die de huidige inspanningen weergeven.

 

Het voorgaande is abstract. Concreter staat het weergegeven op de volgende grafiek. In het rood ziet u de huidige doelstellingen. De verschillende lijnen die u daaronder ziet, reflecteren de verschillende simulaties, de verschillende spreads, in termen van minimuminspanning en maximuminspanning over de lidstaten heen.

 

Ik focus opnieuw even op wat dat voor België kan betekenen, waarvoor het heden op –35 % staat, maar een beter vergelijkingspunt is de initiële –38 %, gelet op de correctie op kosteneffectiviteit. Uitgaande van de verschillende scenario's die ik daarnet toonde, betekent dit, volgens een benadering van bruto binnenlands product per inwoner, dat België op een reductie van 43 tot 45 % uitkomt.

 

Een andere vaak geciteerde studie, uitgevoerd door het Duits onderzoeksinstituut Agora Energiewende samen met het Öko-Institut, heeft een vergelijkbare oefening gedaan voor twee scenario's. In een eerste scenario moeten, zoals de Commissie voorstelt, de non-ETS-sectoren samen 39 % reduceren en in een tweede scenario moeten ze samen veel meer reduceren. In het scenario van 39 %, waarop ook de grafieken zijn gebaseerd die ik u daarnet toonde, moet België ook ongeveer 44 tot 45 % emissiereductie realiseren, tussen 2005 en 2030 in non-ETS-sectoren.

 

Daarmee heb ik enkele elementen gegeven van de discussie die momenteel binnen België heerst, met name in functie van de Europese Raad op 15 en 16 oktober en de tweede sessie van de Europese Raad op 10 en 11 december, waarbij in twee fases zal worden beslist over het ambitieniveau op horizon 2030. Het is tot nu toe niet evident geweest – daarmee druk ik mij voorzichtig uit – om België toe te laten zich op een actieve manier te positioneren in dat debat.

 

Mevrouw de voorzitter, daarbij wil ik het houden. Ik wil besluiten, niet met de ontgoocheling, maar met de hoop van de VN-secretaris-generaal dat wij er alsnog in kunnen slagen om de doelstellingen van het akkoord van Parijs te realiseren.

 

In die context hebt u wellicht allen ook de hoopgevende boodschap meegekregen, met name de aankondiging van China, de grootste uitstoter en een belangrijke handelspartner. China is de grootste uitstoter, en zonder meer een belangrijke handelspartner en een belangrijke speler op het internationale vlak, zeker wat concurrentievermogen en economie in het algemeen betreft. President Xi Jinping kondigde aan dat China zijn emissiepiek zal bereiken vóór 2030 en koolstofneutraal zal zijn vóór 2060. Het is een succes voor de Europese Unie en de Europese klimaatdiplomatie, die momenteel heel actief bilateraal onderhandelt met onze belangrijkste partners en die naar China is gegaan met de vraag om te pieken tegen 2025. China besliste dat dit vóór 2030 wordt, en om koolstofneutraal te worden tegen 2060.

 

Mes excuses, madame la présidente, si j'ai dépassé mon temps de parole.

 

La présidente: Pas de problème! Je vous remercie monsieur Wittoeck.

 

Pour la suite, je donnerai la parole aux représentants de la Coalition Climat, à qui je demanderai aussi d'être le plus synthétique possible. Certes, ce n'est pas toujours facile, mais cela permettra de laisser un temps d'échange avec les parlementaires présents aujourd'hui.

 

La parole est à M. Van Nuffel.

 

01.02  Nicolas Van Nuffel: Madame la présidente, j'attends le lancement de la présentation.

 

Mesdames et messieurs les députés, je commence par vous remercier de l'opportunité qui nous est donnée de nous adresser à vous aujourd'hui sur la base de l'état des lieux qui a été fait par M. Wittoeck. Tout d'abord, je vais nous présenter et présenter la coalition climat. (On peut passer à la diapositive suivante).

 

La commission Climat a été créée en 2008. Elle réunit de très larges secteurs de la société civile belge au niveau national. Vous y trouvez les ONG environnementales, des ONG de développement, les trois syndicats et toute une série de mouvements citoyens et des organisations de jeunesse. Nous travaillons ensemble depuis 2008. Pendant des années, nous avons concentré une bonne partie des travaux de la coalition climat sur le fait de sensibiliser, de mobiliser la population belge sur les questions climatiques. À partir de 2019, on a quelque peu laissé ce travail de côté, puisque les jeunes ont pris la main et qu'on a vu de très nombreuses manifestations citoyennes, pas seulement organisées par les jeunes, pour appeler à plus d'ambition climatique.

 

Ce qui réunit les acteurs de la société civile au sein de la coalition climat, c'est une conviction commune que davantage d'ambition n'est pas seulement une nécessité absolue amenée par la science, pas seulement une obligation légale car, comme M. Wittoeck l'a expliqué, pour être en phase avec l'accord de Paris, il y a nécessité légale aujourd'hui de rehausser l'ambition. Mais il n'y a pas seulement ces deux éléments-là. Rehausser l'ambition est faisable et désirable.

 

Un tas d'études démontrent que, pour l'Union européenne, rehausser ses ambitions sera bénéfique à l'économie, sera bénéfique à l'emploi, sera bénéfique à la cohésion sociale. C'est non seulement faisable mais aussi désirable. Je pense que tel est le cœur du travail que nous accomplissons depuis des années, principalement du travail que nous avons effectué depuis deux ans, travail qui se concentre sur une série d'éléments concrets, sur lesquels ma collègue, Lien Vandamme, qui coordonne le travail politique de la coalition climat, reviendra dans un instant.

 

Il y a une série de piliers à notre action quels que soient les sujets que nous abordons.

 

Le premier est l'ambition. M. Wittoeck l'a souligné: cela sera un des cœurs du débat à la COP26. Nous nous attarderons sur cette question.

 

Un deuxième élément: les ambitions ne suffisent pas. Il faut des mesures concrètes. Nous nous sommes donc concentrés sur les différents épisodes de l'élaboration du Plan national Énergie-Climat qui a fini par être envoyé à la Commission européenne, mais qui correspond au degré d'ambition actuel et non pas au degré d'ambition qui s'annonce. Il faudra fort probablement le revoir très prochainement.

 

Une troisième dimension: la question de la transition juste et de s'assurer que non seulement nous devons réaliser les ambitions climatiques pour assurer le mieux-être social mais nous devons le faire avec une préoccupation permanente pour l'emploi et la justice sociale.

 

Quatrième levier important: la gouvernance climatique sur laquelle cette commission interparlementaire s'est déjà arrêtée sous la législature précédente. Ce sujet est éminemment important pour le dialogue interparlementaire.

 

Last but not least, n'oublions pas la solidarité internationale! Nous savons que le réchauffement climatique est là aujourd'hui. Il coûte déjà extrêmement cher à nos pays, mais peut-être encore plus cher (moins en argent, mais en vies humaines) dans les pays en voie de développement puisque aujourd'hui les victimes du réchauffement climatique, ce n'est pas pour demain, c'est aujourd'hui et elles se comptent par millions dans les deltas d'Asie, dans le désert du Saël, dans les Andes, etc. Nous insistons toujours pour ne pas oublier cette notion de solidarité internationale dans les politiques climatiques.

 

Il est évident que la crise liée au COVID-19 réinterroge l'ensemble de nos politiques. La coalition climat a été créée en 2008. Nous étions à la veille de l'explosion de la crise financière qui était, dans les faits, déjà présente en 2008, mais ne faisait pas encore la une des médias. Dans les années qui ont suivi, nous avons beaucoup entendu que la priorité devait être la relance économique et la création d'emplois et que l'on s'occuperait du climat plus tard. Ce type de position a entraîné ce qui se passe aujourd'hui, c'est-à-dire un retard très important dans la mise en œuvre des engagements climatiques. La nécessité aujourd'hui est donc d'agir autrement et d'utiliser cette crise, qui est d'abord une tragédie pour des millions de gens et des tas d'entreprises, et d'utiliser ce moment essentiel pour relancer différemment.

 

La crise du COVID-19 nous apprend énormément et nous avons entendu énormément de choses par rapport à cette crise sanitaire majeure que l'on peut reporter sur la question climatique. La première est la nécessité d'écouter la science. Dieu sait combien nous avons entendu les experts tout au long de cette crise et à quel point ils ont été nécessaires pour fonder la décision politique. Malheureusement, nous avons insuffisamment écouté les spécialistes scientifiques depuis des décennies sur la question climatique.

 

Ils disent d'évidence - et on a même entendu des virologues se prononcer sur la question - que d'un point de vue épidémiologique, même si on prend uniquement cette question-là, la crise climatique va avoir des impacts bien plus graves à long terme sur les vies humaines que la crise actuelle du COVID-19.

 

Deuxièmement, ce que nous apprend la crise, c'est que mieux on est préparé, plus on peut faire face et plus on est résilient. Cela s'applique évidemment aussi à la crise climatique: la nécessité de la solidarité et la nécessité d'avoir une approche transversale.

 

Cela nécessite aujourd'hui que non seulement, quand on parle de climat mais aussi quand on parle de politique de relance et de reconstruction, on ait en tête que la période qui démarre maintenant, la période de la reconstruction doit être une période non seulement de reconstruction mais aussi de construction d'un autre modèle qui soit réellement basé sur la mise en œuvre des dix-sept objectifs de développement durable.

 

Sur la diapositive, vous avez deux idéogrammes chinois. Certains ou certaines sont peut-être familiers avec ces deux idéogrammes. En chinois, la notion de crise s'inscrit avec deux idéogrammes: le premier d'entre eux signale le danger, le deuxième signale l'opportunité. Nous devons être attentifs à tous les dangers mais il nous semble important de saisir les opportunités comme cela a été fait après la crise de 1929 à travers le New Deal. C'est exactement ce que nous propose la Commission européenne aujourd'hui: rééditer le type de réponse de Franklin Roosevelt aux États-Unis à partir de 1933, mettre des moyens massifs en œuvre pour faire de la crise une opportunité pour construire autre chose.

 

Qui va payer? C'est évidemment la première question que l'on se pose. On se dit que ces principes sont très beaux mais en a-t-on vraiment les moyens? Premièrement, je voudrais insister sur la question du coût de l'inaction. Il y a un rapport qui a fait date, il y a une quinzaine d'années, c'est le rapport de Sir Nicholas Stern, sur le coût de l'inaction. Ce rapport est légèrement dépassé aujourd'hui, quinze ans plus tard, mais les études continuent à paraître les unes après les autres.

 

Au mois de juin dernier, une étude est parue dans la revue scientifique de renommée internationale Nature. Elle met en évidence que, déjà aujourd'hui, le coût de l'inaction des 40 dernières années s'élève à 600 milliards de dollars par an en termes de dégâts climatiques et que si nous continuons comme cela, ce seront 500 milliards supplémentaires au niveau mondial qui viendront s'ajouter. À côté du coût de l'action, ceci paraît totalement minime. Évidemment, les coûts continueront à augmenter dans le temps mais il va falloir aller chercher les moyens.

 

La Commission européenne a fait des propositions essentielles à ce propos. Je ne vais pas les détailler aujourd'hui mais il est clair qu'autour de Next Generation UE, des propositions sont sur la table. Un débat démarre maintenant entre le Conseil, le Parlement et la Commission sur les moyens. Sera notamment à l'ordre du jour du Conseil européen de la mi-octobre la mise en place de nouvelles ressources propres pour l'Union européenne et notamment - enfin! -, la mise en place peut-être d'une taxe sur les transactions financières au niveau européen que la Commission avait essayé de mettre en place il y a dix ans et qui n'a jamais vu le jour, même si une coopération renforcée avait avancé sur le sujet.

 

J'en arrive ainsi au dernier élément qui nous semble essentiel. Il faut réunir tous les acteurs autour de la table pour élaborer ces mesures de reconstruction – je pense ici notamment aux différents secteurs, aux partenaires sociaux et aux acteurs sociétaux, tels que nous – et discuter de la façon dont on peut allier prospérité, justice sociale et respect des limites de la planète. Tout cela, selon une vision qui a récemment été rejointe par la Région bruxelloise et qui est de plus en plus reconnue au niveau international, à savoir l'économie du Donut qui consiste à revoir la notion du développement durable et à la faire avancer pour donner sa juste place à l'économie qui occupe une place importante. En effet, ce sont nos entreprises qui créent la valeur qui nous permet de vivre ensemble. Toutefois, il ne faut pas oublier que l'objectif de l'économie est de permettre à toutes et tous de réaliser une série d'objectifs sociaux à l'intérieur des limites planétaires. Nous parlons de climat, mais il y a également d'autres limites planétaires qui sont gravement mises en danger.

 

Selon nous, il est essentiel – je ne m'étendrai pas sur le sujet car il faut pouvoir avancer sur les questions spécifiques à la COP26 – que les plans de relance et de reconstruction servent de colonne vertébrale pour aller vers un modèle de développement plus durable. Pour ce, des choix doivent être faits au niveau des secteurs que nous soutenons en matière d'économie de demain. Il faut accompagner les secteurs de l'économie d'hier pour leur permettre d'évoluer, de changer. Il faut  accompagner les travailleuses et les travailleurs dans leur reconversion, si nécessaire. Il faut aussi et surtout utiliser les moyens disponibles pour soutenir le développement des énergies renouvelables, les modifications importantes dans les secteurs du transport, de l'alimentation, du bâtiment, etc. Des moyens seront, d'ailleurs, dégagés par l'Union européenne à cette fin. Des moyens peuvent également être trouvés au niveau des réorientations. L'année passée, le WWF a mis en évidence que la Belgique, qui n'est pas forcément le plus mauvais élève, consacrait 2,7 milliards d'euros pour subsidier les énergies fossiles. Ne serait-il pas temps de réorienter ces moyens pour subsidier la transition vers une économie sans carbone?

 

Je termine ainsi mon introduction et je passe la parole à ma collègue Lien Vandamme.

 

La présidente: Monsieur Van Nuffel, je vous remercie pour votre intervention

 

Je vous donne maintenant la parole, Mme Vandamme, si possible pour une dizaine de minutes, afin de pouvoir passer aux échanges.

 

01.03  Lien Vandamme: Mevrouw de voorzitter, ik zal ingaan op COP26, de uitgestelde klimaattop die het voorwerp uitmaakt van deze vergadering, maar waar nodig zal ik ook de link leggen met de processen die nu lopen in Europa en België. Ik zal beginnen met een zeer logisch statement: het is niet omdat de coronacrisis de wereld heeft stilgelegd dat de klimaatcrisis is gestopt. We hebben dit jaar al verschillende dramatische gevolgen van de klimaatcrisis gezien, bosbranden in Californië en overstromingen in Oeganda. We zien ook steeds vaker steeds ernstiger gevolgen in België.

 

De urgentie is dus niet verdwenen en wij vinden het nodig om dat hier te herhalen. Het was dan ook belangrijk dat u deze sessie georganiseerd hebt, want het is niet omdat er geen klimaattop is in 2020 dat er dit jaar geen klimaatactie kan en moet zijn. Er zijn dit jaar nog belangrijke momenten, aangezien de deadline inzake ambitie en internationale klimaatfinanciering betrekking had op 2020, niet op de COP26. Dat betekent dus dat er dit jaar toch dingen moeten gebeuren, ondanks het uitstel van de COP.

 

Er zijn twee belangrijke internationale momenten waarop men vooruitgang wil boeken, de UNFCCC Climate Change Dialogues van eind november tot begin december, ongeveer het moment waarop de onderhandelingen normaal gezien zouden hebben plaatsgevonden, en een klimaattop die georganiseerd wordt door het voorzitterschap van de COP26 en secretaris-generaal Guterres van de VN op de vijfde verjaardag van het akkoord van Parijs, 12 december. Als ik het goed begrepen heb, zullen beide internationale evenementen virtueel doorgaan. Bij het laatste rekent men op de aanwezigheid van staatshoofden en regeringsleiders om engagementen aan te gaan met betrekking tot de ambities en andere zaken.

 

De belangrijkste onderwerpen aan de agenda van de COP26 zijn de ambities, artikel 6 van het akkoord van Parijs over de koolstofmarkten en een aantal rechtvaardigheidskwesties, die jaarlijks terugkomen bij de klimaattop. Ik ga kort in op deze verschillende punten.

 

Ik zal niet te lang stilstaan bij de ambities, want die zijn al behandeld. Het komt erop neer dat de deadline 2020 er is en dat wij willen dat de Europese Unie een leidende rol speelt om de engagementen die in de Green Deal geformuleerd worden hard te maken, af te kloppen en in te dienen. Dat moet liefst zo snel mogelijk gebeuren om de rol inzake klimaatdiplomatie ten volle te kunnen spelen. Men moet kunnen aantonen dat men zijn huiswerk gemaakt heeft en het nieuwe plan heeft ingediend, waarna men naar de andere grote vervuilers in de wereld kan gaan kijken om hetzelfde te doen.

 

Zoals daarjuist gezegd, zijn er nog twee Europese Raden waarop dat kan afgeklopt worden, in oktober en in december. In het licht van de klimaatdiplomatie is het belangrijk dat er in oktober een beslissing komt, zodat er een nieuw plan kan worden ingediend, waarin België een actieve rol op zich neemt en zich wel profileert als een van de voortrekkers van de verhoging van de ambitie naar minstens 55 % in 2030.

 

Wat betekent dit alles voor België en de Interparlementaire Klimaatdialoog?

 

De Europese Unie zal de doelstelling verhogen. Die dynamiek is er. De Europese Commissie wil het. Het Europees Parlement wil het. Het Europees Parlement heeft al gestemd voor 60 % emissiereductie op Europees niveau. Het Belgisch Nationaal Energie- en Klimaatplan zal dus aangepast moeten worden. Deze beslissing zal namelijk een impact hebben op de doelstellingen van België. Heel veel landen zijn hun nationale plannen al aan het verhogen. Het is nu aan België om daar ook aan te beginnen. Hier moet niet mee gewacht worden tot de doelstelling vastligt en verdeeld is. Het is duidelijk dat we een stevige inspanning zullen moeten leveren. We moeten daar nu al aan beginnen. De Interparlementaire Klimaatdialoog moet deze dynamiek op gang brengen om de discussies te starten en echt een verschil te maken. Zo kan het nieuwe Nationale Energie- en Klimaatplan wel vertrekken van voldoende ambitie, samenwerking en een versterking van de regio's en de federale regering om samen die ambitie waar te maken.

 

De koolstofmarkten zijn extreem belangrijk en het is extreem belangrijk dat die markten correct worden ontworpen. Zij bezitten namelijk het potentieel om het akkoord van Parijs volledig te ondermijnen. We hebben daar veel over te zeggen. Het is ook een heel erg technische kwestie. Dat zullen we volgend jaar behandelen. Dan kan ik die kwestie heel uitgebreid komen uitleggen. Het komt erop neer dat de markten correct moeten worden ontworpen, zodat ze het akkoord van Parijs niet ondermijnen. Ook moet er rekening worden gehouden met mensenrechten en het belang van duurzame ontwikkeling in die koolstofmarkten. Onder het Kyoto Protocol hebben we gezien dat dat vaak niet het geval was.

 

Een andere belangrijke kwestie is de financiering voor loss and damages. Daar zal ik echter ook niet bij stilstaan. Deze kwestie is erg belangrijk voor volgend jaar.

 

Bij de internationale klimaatfinanciering zal ik wel even stilstaan, omdat daarin een belangrijk Belgisch luik zit, waarvoor we naar de Interparlementaire Klimaatdialoog kijken. Dit behandelt de beloofde financiering onder het VN-Klimaatverdrag door de historische vervuilers, de rijke landen, van ontwikkelingslanden om hen bij te staan in hun klimaatuitdagingen. Dit betreft dus koolstofarme ontwikkeling en de aanpassing aan de gevolgen van de klimaatcrisis die er nu al zijn. Ook daar is de deadline op 2020 ingesteld. De rijke landen hebben beloofd om vanaf 2020 jaarlijks in 100 miljard dollar te voorzien voor die financiering.

 

Een belangrijk onderwerp dat ook op de COP26 zal worden besproken, is vooruitkijken naar een nieuwe doelstelling in 2025, maar ook dat is naar volgend jaar verschoven. Ik zal straks nog dieper ingaan op wat dat voor België betekent.

 

Waarvoor kijken wij naar die Interparlementaire Klimaatdialoog? Welke onderwerpen ziet de Klimaatcoalitie op dit moment als prioritair? Op dit moment is dat niet de COP26 omdat die naar volgend jaar is verschoven, maar dat wil niet zeggen dat er geen andere belangrijke onderwerpen zijn om te bespreken.

 

Nicolas is daarnet al dieper ingegaan op de heropbouw, die in functie moet staan van het behalen van de duurzame ontwikkelings­doelstellingen en de klimaatdoelstellingen. Voor ons lijkt dat ook een interessant onderwerp voor de Interparlementaire Klimaatdialoog, om erop toe te zien dat de relance op die manier verloopt en dat niet opnieuw dezelfde fouten worden gemaakt als in het verleden.

 

Een ander punt is de klimaatgovernance. Die staat op uw agenda, u hebt daarover in december een vergadering. Dat is belangrijk. Ook daarbij zal ik nu dus niet te veel stilstaan, maar ik wil wel gewoon herhalen dat de klimaatgovernance een hele grote rem zet op de klimaatambitie, de klimaatsamenwerking en het klimaatbeleid in België. Een grondige hervorming daarvan is nodig.

 

Er is een nieuwe federale regering. Dat wil zeggen dat er nu dus opnieuw volwaardige regeringen zijn die belangrijke stappen kunnen zetten. In het regeerakkoord van de federale regering staan een aantal engagementen om beter samen te werken met de deelstaten en een aantal voorstellen om de klimaatgovernance aan te pakken. Wij kijken dus echt wel uit naar de komende maanden om daarin stappen te zetten en naar de Interparlementaire Klimaatdialoog om dat grondig aan te pakken.

 

Een ander onderwerp dat heel sterk daarmee gelinkt is, is de verdeling van de klimaatdoelstellingen voor 2030. Ik herinner u aan wat er in 2020 is gebeurd. Er is jaren achter gesloten deuren onderhandeld over die doelstellingen, waardoor het op het moment dat de verdeling rond was al te laat was om ze nog te beginnen implementeren. Dat moeten we vermijden in de discussie over 2030.

 

Wij kijken daarvoor ook naar u om daaromtrent transparantie te vragen. Waar worden die besprekingen gehouden? Zijn ze al bezig? Wie neemt daar welke positie in? Wordt er rekening gehouden met de ambitieverhoging die eraan zit te komen? Dat is ook belangrijk, want als we nu verdelen op basis van de huidige ambitie en niet kijken naar de toekomst, dan kunnen we binnenkort opnieuw beginnen. Dat zijn een aantal belangrijke zaken waarin u zeker een rol kunt spelen.

 

Ik sluit af met een laatste punt, de internationale klimaatfinanciering. Dat is ook een onderwerp waarvoor we nu echt naar België en naar de Interparlementaire Klimaatdialoog kijken.

 

Er is die sterke link met COP26. Daarom dat ik er ook nu iets meer op inga. Er is de link met de internationale onderhandelingen in het algemeen, maar vooral, er is een momentum. Er is op dit moment een engagement van België om aan klimaatfinanciering 50 miljoen euro per jaar te besteden, tot en met 2020. Dat wil dus zeggen dat er vanaf volgend jaar een nieuw engagement moet komen. Eigenlijk is er nu een momentum om het daarover te hebben. Er moet zo snel mogelijk duidelijkheid komen over wat die financiering van België zal zijn.

 

Wat vragen wij dan van België? Wij vragen een heel drastische verhoging van de financiering. België heeft tot nu toe 50 miljoen euro bijgedragen en dat is het engagement geweest sinds het begin van de klimaatfinanciering. Daar zit dus geen stijging in, terwijl internationaal wel werd beloofd dat dit zou stijgen. Vijftig miljoen euro is een bijzonder kleine bijdrage in het licht van een internationale doelstelling van 100 miljard dollar. Wij vragen eigenlijk al jaren om die te doen stijgen. Wij hebben nu ook berekend hoeveel de bijdrage van België zou moeten zijn. We hebben dat berekend op basis van de capaciteit die België heeft, dus de rijkdom van ons land, maar ook op basis van de verantwoordelijkheid die België heeft in het veroorzaken van de klimaatcrisis. Dat zijn twee principes die ook ingebed zitten in het VN-Klimaatverdrag, dat is niet uit de lucht gegrepen. Dat zijn echt principes die bepalen wat landen moeten doen. Op basis daarvan hebben wij berekend dat een eerlijke bijdrage van België 500 miljoen euro per jaar bedraagt.

 

Belangrijk om op te merken is dat die financiering niet mag wegen op het budget van Ontwikkelingssamenwerking. Op dit moment wordt bijna zo goed als alle klimaatfinanciering waarin wij voorzien vanuit België ook gerapporteerd als ontwikkelingssamenwerking. Tegelijkertijd daalt het budget voor ontwikkelingssamenwerking, waardoor er in totaal in minder middelen wordt voorzien, eerder dan in extra middelen. Dat is een heel groot probleem.

 

Waarom kijken we nu naar de Interparlementaire Klimaatdialoog om daarrond te werken? Het gaat om een Belgisch engagement, maar het zijn zowel de regio's als de federale regering die bijdragen aan de internationale klimaatfinanciering. Er moet dus een afspraak komen tussen die verschillende entiteiten over wat het Belgisch engagement zal zijn in de komende jaren. Dat is ook gelinkt aan de effort sharing voor 2030. Bij de doelstellingen voor 2020, ter herinnering, ging het over hernieuwbare energie, de uitstoot, de doelstellingen, de klimaatfinanciering en de verdeling van de inkomsten uit de emissiehandel. Dat zal nu waarschijnlijk ook gelinkt worden, het is dus ook gelinkt aan de discussie over effort sharing. De internationale klimaatfinanciering is een kwestie die elke keer als er internationale onderhandelingen zijn, heel hoog op de agenda komt en een belangrijke impact heeft op het vertrouwen in de onderhandelingen en op de positie die landen kunnen innemen bij die onderhandelingen. Om die reden is het ook een belangrijk onderwerp om af te stemmen tussen de deelstaten en de federale regering. Daarom kijken wij naar de Interparlementaire Klimaatdialoog om daar werk van te maken.

 

Jullie hebben hierover al gesproken bij de behandeling van de vorige interparlementaire klimaatresolutie. Er zijn een aantal punten die wij naar voren schuiven voor de Interparlementaire Klimaatdialoog. Wij willen vooral benadrukken dat wij overtuigd zijn van de sterkte van de dialoog en dat wij die zeker willen behouden. Wij moeten die dialoog ook versterken in het licht van de klimaatgovernance die op andere niveaus vastloopt. Het is echt een drijfveer voor betere klimaatsamenwerking in België. Wij willen dat zeker benadrukken. Enkele van de onderwerpen die wij naar voren schuiven, zijn de relance post-corona op een eerlijke en duurzame manier, transparantie bij de verdeling van de doelstellingen voor 2030 en de internationale klimaatfinanciering.

 

01.04  Nicolas Van Nuffel: Madame la présidente, soyez rassurée, je ne m'exprimerai pas plus de trente secondes. Il ne me paraît pas nécessaire de rappeler les messages que j'ai énoncés lors de l'introduction. 

 

Sur le plan de l'ambition, la situation politique est relativement claire. La Commission européenne a proposé 55 %, tandis que le Parlement européen a adopté ce matin un amendement réclamant 60 %. La résolution définitive doit encore être approuvée. Il faut attendre l'avis du Conseil, mais nous savons qu'il existe une majorité qualifiée au sein de l'Union européenne pour rehausser l'ambition. 

 

Je ne puis que vous appeler à une seule initiative. Aujourd'hui, l'unique voie réaliste possible est de se préparer à un rehaussement de l'ambition pour entreprendre la nécessaire transformation de notre économie, de manière à sortir, dans une génération, de l'économie du carbone.

 

La présidente: Je remercie les représentants de la Coalition Climat pour leur présentation.

 

Nous allons poursuivre par un premier tour de parole avec les chefs de délégation qui poseront leurs questions. Ensuite, les intervenants y répondront. J'invite ceux qui posent leurs questions à bien préciser à qui ils s'adressent. Puis, nous passerons à un deuxième tour de prise de parole, conforme à la clé D'Hondt, où les membres des différents partis pourront intervenir.

 

01.05  Karl-Heinz Lambertz (SP): Frau Vorsitzende, ich finde es besonders sympathisch, dass man hier mit der kleinsten Einheit Belgiens anfängt, um dann zu den Gröberen zu kommen, wobei Belgien insgesamt in diese Frage auch klein ist. Die Deutschsprachige Gemeinschaft übt erst seit 2020 gewisse Zuständigkeiten im Bereich der Energiepolitik aus, aber sie hat natürlich nicht die gröbste Zuständigkeiten in diesem Bereich.

Ich möchte hier zwei Fragen stellen.

 

Herr Wittoeck, ich würde gerne von Ihr wissen, was die wichtigste Gründe sind, nach Ihre Meinung, warum Belgien sich nicht auf Klimaneutralität festlegen will. Ich gebe zu, die Frage ist ein bisschen rhetorisch.

 

Den Vertreterinnen der Klimakoalition, sehen Sie für Ihre Arbeit und Ihre Mitglieder eine Möglichkeit, einen konkrete Beitrag zum Zustandekommen der Zusammenarbeit zu leisten, die sicherlich in den belgische Bundesstaaten nötig ist, zwischen der föderale Ebene, den regionale und Gemeinschaftsebenen und den kommunale Ebenen, damit wir die Zielen, die jetzt hier im Raumen stehen und von der EU bekräftigt und verstärkt sind, effektiv erreichen können? Sie haben gesagt, dass Sie das wünschen und fordern. Das ist sehr richtig. Sie haben da auch recht. Sehen Sie eine Möglichkeit, einen konkrete Beitrag dazu zu leisten, dass es zu diese Entscheidungen und Orientierung kommt?

 

Le président: Vielen Dank, Herr Lambertz.

 

01.06  Philippe Muyters: Mevrouw de voorzitter, ik heb een vraag voor de heer Wittoeck.

 

Doelstellingen vooropstellen is niet zo moeilijk. Men kan heel hoge en heel ambitieuze doelstellingen vooropstellen. Het probleem is om ze daarna te behalen en realiseren.

 

U hebt gezegd dat bij de doelstellingen van 2014 de verdeling over de landen vooral op basis van het bbp is gebeurd, hoewel de kostenefficiëntie en de solidariteit oorspronkelijk duidelijk mee naar voren waren geschoven.

 

Die ambities worden nu verhoogd voor Europa. Is er een kans dat we de kostenefficiëntie hoger op de agenda kunnen plaatsen, waardoor het mogelijk is om binnen Europa de grootste verlaging te doen daar waar die het minste kost? Ik wil het heel plastisch uitdrukken. Stel dat men in Bulgarije voor een veel lagere kostprijs 10 % kan verlagen in plaats van 3 % in België, zouden we dan een instrument hebben waardoor we in Europa onze inspanning kunnen inzetten waar we de grootste efficiëntie kunnen bereiken? Is daarvoor een mogelijkheid in uw ogen? Zijn daar instrumenten voor?

 

01.07  Tristan Roberti (Ecolo): Madame la présidente, je voudrais d'abord vous remercier d'avoir organisé aujourd'hui cette séance, et remercier les services de la Chambre. C'est vrai qu'en préparant cette séance, nous avions proposé, au niveau du Parlement bruxellois, une série de personnes à entendre, et plusieurs groupes avaient insisté pour que la société civile puisse être associée à nos travaux. Je vous remercie d'y avoir été attentifs.

 

D'abord un court témoignage. J'ai participé lundi à une conférence interparlementaire Climat au niveau européen, organisée par le Bundestag dans le cadre de la présidence européenne assurée actuellement par l'Allemagne. Je voudrais témoigner ici qu'il ressortait quelque chose d'assez clair: le fait que l'Union européenne fixe une ambition forte et a un vrai effet de levier sur les États et sur les parlementaires.

 

Des débats ont eu lieu. Certains pays, certains représentants disaient: "Cela va être difficile d'arriver à cette ambition." D'autres, nos amis scandinaves, disaient: "Non, les ambitions ne sont pas assez fortes, il faut les rehausser." On sentait, en tout cas, que le fait qu'un cap soit fixé avait vraiment une conséquence concrète.

 

Je n'ai pas à proprement parler préparé de questions. Je vais laisser la parole au groupe parlementaire. Je voudrais simplement dire que dans nos échanges au Parlement bruxellois, la thématique de la gouvernance est revenue à différentes reprises. Notre conférence interparlementaire va y travailler: la gouvernance, dans ses aspects travail de répartition des objectifs, des ambitions entre les entités, mais aussi dans son aspect capacité pour la Belgique de porter une voix forte au niveau de l'Union européenne et des différentes organisations internationales.

 

Je rejoins la question de mon collègue du Parlement germanophone et m'adresse aux représentants de la Coalition Climat: pourriez-vous nous en dire un peu plus sur vos attentes par rapport au monde politique sur ce point?

 

Enfin, j'ai une question plus personnelle. Au fond, on sait qu'il y a aussi des menaces sur les ambitions climatiques, des choses qui viennent parasiter d'une certaine manière nos ambitions, et je pense plus particulièrement au Traité sur la Charte de l'énergie, qui est en cours de renégociation. Je voudrais savoir si le panel qui nous est proposé aujourd'hui a des réflexions par rapport à cela. Je vous remercie.

 

01.08  Antoine Hermant (PTB): Madame la présidente, je remercie les intervenants pour leurs exposés fort intéressants. Tous les partis présents au niveau du Parlement wallon sont particulièrement préoccupés par le défi climatique. Cela représente un défi énorme pour l'humanité et nous en sommes bien conscients, même si tous les partis ont bien sûr une stratégie différente pour y répondre.

 

La déclaration de politique régionale indique une ambition d'au moins 55 % pour 2030 et une neutralité carbone d'ici 2050. Nous espérons que les autres Régions du pays vont s'aligner sur cet objectif. Nous comptons sur l'impulsion du nouveau gouvernement fédéral pour répondre aussi à ce très grand défi.

 

Voilà pour les questions particulières. Je prendrai à nouveau la parole lors du deuxième tour de table pour mon groupe parlementaire. Je vous remercie.

 

01.09  Mélissa Hanus (PS): Au nom de la Chambre des représentants, je souhaiterais poser une question qui s'adresse peut-être plus particulièrement à M. Wittoeck. Dans le cadre de la commission Climat du Parlement fédéral, parmi nos réflexions, nous avons abordé, via des auditions particulières, la question de la préservation de la biodiversité sous le prisme de la lutte contre l'apparition de pandémies. Nous en avons parlé au cours des derniers mois. Je me demandais donc s'il était envisageable, s'il était possible et pertinent dans les débats de pouvoir aborder également ce thème éventuellement au niveau de la COP. Avez-vous déjà eu des contacts, des échanges à ce sujet en particulier qui fait actuellement l'objet de débats à la Chambre des représentants et qui concerne la préservation de la biodiversité? Je vous remercie.

 

La présidente: Pour ce qui est de l'organisation de nos travaux, je propose que tous les intervenants, M. Wittoeck et les représentants de la Coalition Climat, puissent, de manière synthétique, répondre à l'ensemble des premières questions, avec un temps de parole de maximum dix minutes chacun. Ensuite, nous passerons au second tour de prise de parole. Je donne tout d'abord la parole à M. Wittoeck et, ensuite, aux représentants de la Coalition Climat.

 

01.10  Peter Wittoeck: Ik begin met de vraag van de heer Lambertz, maar niet in het Duits, omdat mijn Duits niet zo goed is.

 

Mijnheer Lambertz, u noemde het een retorische vraag, maar ik zal er toch een antwoord op geven. De reden waarom België in tegenstelling tot andere Europese lidstaten niet expliciet de doelstelling heeft geformuleerd klimaatneutraal te worden, is zoals altijd wat dubbel. Toen België begin dit jaar zijn langetermijnstrategie heeft ingediend bij de Europese Commissie was dat, zoals vaak, een compilatie van drie gewestelijke strategieën. Een beperkt deel was overlappend.

 

De Belgische doelstelling met het oog op horizon 2050 is de som van de drie samenstellende delen. Het Waalse Gewest heeft de doelstelling koolstofneutraal te worden. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest steunt eveneens het Europese doel koolstofneutraal te worden tegen 2050 en wil in die richting evolueren. Het Vlaamse Gewest heeft de doelstelling in de non-ETS-sectoren, maar niet in de hele economie, in tegenstelling tot de twee andere gewesten, de emissies te reduceren met 85 % ten opzichte van 2005.

 

Als men die zaken bij elkaar optelt, wat eigenlijk niet kan, want aan de ETS-kant kan men de som niet maken, komt België niet aan het soort klimaatneutraliteit dat te zien is in de scenario's van de Commissie, zijnde ongeveer 95 % emissies reduceren en de rest compenseren met negatieve emissies.

 

Ik zei dat het antwoord dubbel is, want toen het Overlegcomité de nationale langetermijnstrategie heeft goedgekeurd, heeft het zijn beslissing expliciet een minimale verbintenis genoemd, op geregelde tijdstippen te actualiseren. Het Overlegcomité bevestigt zo naar eigen zeggen de gemeenschappelijke wil om naar koolstofneutraliteit te streven.

 

Enerzijds zijn er dus de concrete strategieën, waarvan men de cijfers niet kan optellen om tot klimaatneutraliteit op nationaal niveau te komen, maar anderzijds is er de aankondiging van een proces waarbij de strategie wordt geactualiseerd in de context van een streven naar koolstofneutraliteit.

 

Ik wil niet te veel de exegese maken van het taalgebruik van het Overlegcomité, maar de anderhalvegraaddoelstelling van het akkoord van Parijs heef het ook over "to strive", als ik mij niet vergis. Dat is een vrij letterlijk synoniem van het Nederlandse "streven".

 

Mijnheer Muyters, hoe kunnen wij – ook nu – inderdaad kosteneffectiviteit in de verdeling van de inspanningen inbouwen?

 

Indien u hebt gekeken naar de grafieken die ik u heb getoond, over zowel de historische als de huidige verdeling en wat een mogelijke verdeling zou kunnen zijn, namelijk in de simulaties voor de reductie met 55 %, dan merkt u dat rekening wordt gehouden met de kosteneffectiviteit, in die zin dat de hellingsgraad van de rechte voor de rijkere lidstaten, die verder zitten op hun kostencurve en relatief gezien hogere reductiekosten hebben, al deels in rekening wordt gebracht. Dat is echter slechts een inleiding op mijn antwoord.

 

Een tweede aspect is datgene wat ik u toonde over de huidige doelstellingen. De genoemde 38 %, die de verdeling zou zijn geweest op basis van het bruto binnenlands product per inwoner en al gerelativeerd door wat ik u net opmerkte, kon deels worden gereduceerd op basis van kosteneffectiviteit. Die 3 % is gebaseerd geweest op het argument van de kosteneffectiviteit.

 

De kosteneffectiviteit kan dus ook op die maner in rekening worden gebracht.

 

Er is echter nog een belangrijk element waarover ik niet heb gesproken en dat mee was opgenomen in de positie-inname van de coalitie van tien kleine rijke lidstaten, zijnde de like-minded countries. Dat is dat, weliswaar beperkt, gebruik moet kunnen worden gemaakt van flexibiliteiten, die al in de huidige periode bestaan en grotendeels blijven bestaan in de periode 2021-2030, waarover wij nu spreken. Ik kan geen voorafnames maken op wat zal gebeuren, eens de nieuwe doelstelling zal zijn goedgekeurd. Het lijkt mij echter relevant om ook daarop in te zetten om de kosteneffectiviteit te kunnen verbeteren.

 

U gaf eigenlijk bijna het antwoord toen u uw vraag stelde. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat wij de relatief goedkopere emissiereducties in lidstaten, vaak de armere lidstaten die ook nog een groter 'goedkoop' reductiepotentieel hebben, ook zelf kunnen gebruiken? Dat lijkt mij vanzelfsprekend via de handel in emissierechten te kunnen. Het is enigszins vergelijkbaar met het ETS, maar dan tussen lidstaten met de rechten die de lidstaten hebben gekregen.

 

Een belangrijke vraag is hoe België, als kleine lidstaat van de Europese Unie, ervoor zal zorgen dat dit mee in het debat zit. Ter herinnering, dat is ook de reden waarom ik beschreven heb hoe de doelstelling destijds tot stand gekomen is. Mijnheer Muyters, ik refereer aan het eerste deel van uw vraag. In de Europese Raad van oktober 2014 werd de doelstelling met de steun van België vastgesteld. Vervolgens is het debat over hoe de kosteneffectiviteit concreet verhoogd kan worden, met succes gevoerd door België. Dat gebeurde vanuit een constructieve opstelling en in coalitie met andere lidstaten.

 

Sta me toe om mijn analyse met u te delen: België zit momenteel niet in dat soort van situatie. Door de positie of het gebrek aan positie van België in de context van dat debat, is het bijzonder moeilijk om bij onze natuurlijke bondgenoten – dat blijven de kleine rijke lidstaten met relatief grote emissiereductiekosten – aan te sluiten. Legt u het getoonde kaartje van de like-minded countries over de kaart met landen die om meer ambitie vragen, dan ziet u voor een groot stuk een overlapping. België staat momenteel een beetje geïsoleerd, vrees ik.

 

Pour répondre à votre question, madame la présidente, la crise climatique est devenue une des causes principales de la perte de biodiversité. On le sait depuis longtemps, mais on n'a pas suffisamment tenu compte du lien intime qui existe entre la politique climatique et la biodiversité. Il n'est pas seulement ici question du climat en tant que cause de la perte de biodiversité, mais aussi de la question de savoir comment faire pour éviter que la politique climatique aggrave encore le débat sur les biocarburants, les puits de carbone, etc. Le lien existe à plusieurs niveaux et est très important. Il est également – me semble-t-il – présent dans le débat européen. Personnellement, je ne suis pas ce débat, mais j'ai l'impression qu'il en est question à tous les niveaux. Ainsi, il semble qu'au niveau de la politique climatique, on tient compte des liens avec la politique en matière de biodiversité. Cela est également lié à la COP 15 sur la biodiversité et aux questions qui y ont été abordées et qui sont à l'ordre du jour.

 

J'espère ainsi avoir répondu à toutes les questions qui m'ont été posées.

 

01.11  Lien Vandamme: Mevrouw de voorzitter, ik zal kort moeten zijn over de betekenis van de doelstelling van 55 % op Europees niveau voor België, want wij kunnen moeilijk ingaan op alle maatregelen en alle sectoren waar verandering nodig is. Alleszins tonen studies al aan dat de transitie naar een koolstofarme samenleving in België vooral positief zal zijn en jobs zal opleveren, dat België een van de landen in Europa is die daarbij het meeste te winnen hebben, maar enkel als wij de transitie nu inzetten. Daar zit een beetje het probleem. Op het moment bekijkt men de doelstellingen in het kader van het klimaatbeleid immers vaak als een last, als een probleem. De verdeling van de klimaatdoelstellingen voor 2020 noemde men burden sharing. Dat zegt in mijn ogen genoeg. Het gaat niet om een last, maar om een opportuniteit, waar wij wel nu werk van moeten maken. Er is een mentaliteitsswitch nodig.

 

Hoe moeten wij dat in België aanpakken? Per sector moet men natuurlijk verschillende maatregelen nemen. Wat wij als aanpak interessant vinden, is bijvoorbeeld de methode die men in Nederland heeft toegepast: daar heeft men per sector doelstellingen opgelegd en heeft men met de verschillende stakeholders nagedacht hoe die sector op termijn naar koolstofneutraliteit kan evolueren. Daarbij participeren de verschillende stakeholders en neemt men ook socialerecht­vaardigheidsaspecten bij de transitie in acht om zo heel duidelijke doelstellingen per sector op te leggen. Heel sterk daaraan gelinkt is de nationale conferentie voor een rechtvaardige transitie, die wij als Klimaatcoalitie vragen, waar echt, ook weer met alle stakeholders rond de tafel, wordt nagedacht over de manier waarop wij op termijn naar koolstofneutraliteit gaan.

 

Een belangrijk aspect dat hieraan gelinkt is, is uiteraard de governance, want op dit moment zet de samenwerking in België daarop een rem, wat van het hele klimaatverhaal een moeilijke kwestie maakt. Als de governance echter verbetert en de regio's en de federale regering hiervan samen een positief verhaal maken en beter samenwerken, zouden wij veel beter kansen kunnen grijpen.

 

Heel veel studies geven aan hoe België naar klimaatneutraliteit kan gaan. Vorig jaar kwam er met Sign for my Future een studie uit van een aantal experts en er was ook een andere studie van experts die werden aangesproken door de jongeren die op straat zijn gekomen. Die studies zijn er en wij vragen dan ook een beleid dat veel meer is geïnspireerd door de wetenschappelijke studies en door de experts, die weten waarover zij spreken. In dat opzicht vragen wij dus dat er in de hele discussie over governance en verbetering van de samenwerking ook wordt gekeken naar de oprichting van een expertencomité om effectief een academische en wetenschappelijke onderbouwing te geven aan het klimaatbeleid, zodat de juiste keuzes kunnen worden gemaakt.

 

Over het Energy Charter Treaty zal de heer Van Nuffel ook nog antwoorden. Dat internationaal handelsverdrag zet in heel veel gevallen een enorme rem op het internationale en nationale klimaatbeleid. Daar zit een probleem. De modernisering die aan de gang is moet heel erg drastisch zijn en als dat niet kan, moet België uit dat verdrag stappen.

 

01.12  Nicolas Van Nuffel: Je vous remercie. Je vous invite à vous référer à une série d'études, notamment sur les contributions concrètes et la question du "comment arriver à 55 %" et si c'est réaliste.

 

Dans notre power point que vous recevrez, vous trouverez une série de propositions élaborées par la Coalition Climat et, notamment, notre mémorandum présenté au moment des élections 2019 que nous actualisons mais qui reste globalement pertinent avec des mesures proposées dans les domaines du transport, de l'énergie, des bâtiments, etc. Nous n'avons pas le temps de détailler tout cela ce matin. Nous restons disponibles pour vous rencontrer et pour participer à vos travaux ainsi qu'à ceux des niveaux régionaux. Par exemple, la Région wallonne a invité la Coalition Climat à faire partie des acteurs participant à l'élaboration du plan Get up Wallonia!, ce qui nous permet d'entrer véritablement dans le vif du sujet sur toute une série de questions. Nous sommes évidemment disponibles pour toutes les entités composant ce pays.

 

Je ferai nommément référence à deux études, dont je vous invite à prendre connaissance: la première est celle de la fondation Eurofound, fondation tripartite européenne. Cette étude que nous pouvons vous envoyer dans le suivi de la réunion met en évidence à quel point la Belgique est le deuxième pays sur les 27 qui a le plus à gagner, en termes économiques, à hausser l'ambition à 55 %. Elle est le premier pays en termes de création d'emplois.

 

Je vous invite aussi à prendre connaissance des travaux de Climact, bureau d'ingénieurs qui a fait des études techniques très poussées. Ils ont beaucoup travaillé avec les services publics fédéraux et régionaux. Ils ont établi trois scénarios de rehaussement de l'ambition au niveau européen. Vous pouvez aller "jouer" sur leur site web car, à l'intérieur de chaque scénario, vous pouvez vous-même faire des choix pour voir quelles orientations vous prenez. Il y a un scénario à 55 % fortement basé sur la technologie, un autre à 55 % basé sur un mix de technologies et de changements de comportement et un dernier à 65 %, dont ils démontrent la faisabilité, même s'il est drastique.

 

Par rapport à la gouvernance, j'ai envie de vous renvoyer la question. Nous avions fortement soutenu une proposition du monde académique qui était d'établir une loi spéciale Climat , loi spéciale qui devait passer à la fois devant la Chambre et le Sénat, c'est-à-dire qu'elle nécessitait une représentation des entités fédérées. La démocratie a parlé et nous n'avons pas obtenu, lors de la législature précédente, cette loi spéciale Climat. Cependant, nous continuons à penser qu'elle permettrait une amélioration notable de la gouvernance. Mais ce que vous, décideurs politiques, nous avez répondu à ce moment-là (tous les partis politiques n'ont pas adopté la même position ) était que le système des accords de coopération fonctionnait et pouvait mieux fonctionner.

 

Je ne peux donc que lancer le défi à la fois à l'État fédéral, aux Régions et aux Communautés de faire fonctionner ce qui existe aujourd'hui et d'obtenir le plus rapidement possible un accord de coopération sur le burden sharing pour la période 2021-2030, non seulement sur les ambitions de réduction d'émissions mais aussi sur d'autres éléments comme les financements climat, dont ma collègue Lien Vandamme a parlé et qu'elle a développés.

 

Concernant le Traité sur la charte de l'énergie, il est difficile de l'exposer en deux minutes trente. Je pense que ce sujet mériterait vraiment une discussion de deux heures. Je vais juste expliquer ce qu'est le Traité sur la charte de l'énergie. C'est un vaste traité plurilatéral impliquant l'Union européenne, une série de pays émergents et en développement et des pays comme le Japon. Ce vaste traité de protection des investissements a été élaboré dans les années nonante à la fin de la Guerre froide pour assurer la sécurité de l'approvisionnement énergétique.

 

Il est en vigueur aujourd'hui et son principal problème, je dirais, c'est la présence d'une clause de règlement des différends entre investisseurs et États, ce fameux ISDS dont on a tant parlé au moment du TTIP et du CETA. Cette clause ISDS est déjà utilisée aujourd'hui par toute une série d'investisseurs, premièrement comme un mécanisme de cliquet pour éviter le passage des énergies fossiles vers les énergies renouvelables - c'est une partie du danger - et deuxièmement, pour attaquer toute une série de mesures économiques, sociales et environnementales qui sont prises par les États.

 

Ce traité est en vigueur aujourd'hui. C'est une renégociation qui est en cours. Le mandat qu'a reçu la Commission européenne consiste à moderniser le traité pour premièrement le mettre en phase avec l'accord de Paris. Aujourd'hui, cet accord est en décalage avec les engagements que l'Union européenne et tous les États membres des Nations Unies ont pris dans l'accord de Paris. Deuxièmement, il s'agit de revoir ce mécanisme ISDS parce que vous savez que peu importe l'opinion qu'on peut avoir sur les différentes étapes de l'ISDS ou de l'ICS qui se trouve dans le CETA et de la Cour multilatérale sur les investissements qui est proposée par la Commission. En tout cas, nous aurions certainement des propositions à faire pour améliorer le contenu du CETA aujourd'hui et davantage encore la proposition de la Cour multilatérale sur les investissements, mais cela constitue une amélioration par rapport à l'ISDS classique qui constitue un grand danger.

 

L'Union européenne est en train d'essayer d'obtenir une révision mais cela va être extrêmement difficile, car le Japon ne veut absolument pas entendre parler d'une modernisation de l'ISDS. C'est ce qui a d'ailleurs entraîné le fait qu'il n'y ait pas d'accord d'investissement. Vous savez qu'il y a un accord de commerce entre l'Union européenne et le Japon, mais il n'y a pas de volet investissements parce que le Japon s'en tient à l'ISDS classique que nous estimons aujourd'hui dépassé. Notre appel est clairement de négocier très fermement avec des pays comme le Japon là-dessus pour rendre cet accord compatible avec l'accord de Paris et au cas où, envisager une sortie. C'est ce qu'on fait certains pays. L'Italie a ainsi annoncé, il y a deux ou trois ans, qu'elle sortait de ce traité.

 

La présidente: Merci aux intervenants pour leurs réponses. Je remercie aussi les chefs de délégation pour leurs questions.

 

À présent, je vous propose de passer au deuxième tour de prise de parole. Le premier membre à intervenir sera le représentant de la N-VA, M. Gryffroy. Nous ferons donc le tour de l'ensemble des questions. Puis, je redonnerai la parole aux intervenants.

 

01.13  Andries Gryffroy (N-VA): Mevrouw de voorzitter, om de cijfers correct te kunnen vergelijken, zou het nuttig zijn om ze tegenover elkaar te plaatsen. Zo heeft Vlaanderen in het regeerakkoord afgesproken om voor non-ETS naar –35 % te gaan tegen 2030 vergeleken met 2005.

 

Wat Europa nu via amendementen probeert goed te keuren, is een daling van 60 % tegen 2030 vergeleken met 1990, zowel voor ETS als non-ETS. In het nieuwe federaal regeerakkoord heeft België het over een daling met –55 % tegen 2030. Hierbij is het voor ons echter niet duidelijk of men daarbij uitgaat van de cijfers voor 1990. Ik veronderstel dat dit het geval is, maar dat het daarbij alleen om non-ETS gaat. Het ETS valt immers onder de Europese bevoegdheid.

 

In een of andere grafiek werd dit even heel kort aangehaald. Die –35 % voor Vlaanderen tegen 2030 gaat uit van het referentiejaar 2005, maar wat wordt dat als er vergeleken wordt met 1990 als referentiejaar? Wat zou het betekenen als Europa zou uitgaan van de situatie in 2005, met een opsplitsing tussen ETS en non-ETS? Men kan wel stellen dat dit een enkele pot is, maar de individuele landen zijn alleen verantwoordelijk voor non-ETS. Europa beslist immers over het ETS. Er is hier dus wel enige spraakverwarring en dit moet duidelijk afgelijnd worden.

 

La présidente: Pour le groupe Ecolo, je donne la parole à M. Jean-Philippe Florent, mon collègue de la province de Luxembourg.

 

01.14  Jean-Philippe Florent (Ecolo): Madame la présidente, chers collègues, notre réunion ne pouvait pas mieux tomber. Aujourd'hui, en préparation de la COP de Glasgow, un accord de gouvernement qui établit un objectif d'au moins 55 % d'ici 2030 sur l'ensemble ETS et non-ETS est adopté; en outre, ce matin, un signal très clair du Parlement européen est envoyé aux États membres, mais aussi au monde en général: une loi climat, contraignante, qui établira une réduction de 60 % (elle doit encore passer via une résolution évidemment).

 

Il reste un amendement qui, à ma connaissance, n'a pas encore été voté ce matin, à savoir celui de savoir si la neutralité carbone sera appliquée sur l'ensemble de l'Union européenne ou par État, ce qui est plus qu'une nuance. On verra ce qu'il en sera. Mais en toute hypothèse, la Belgique devra rehausser ses propres ambitions. Et nous nous devons de mettre tout en œuvre pour y arriver. Nous n'avons pas le choix. Le Parlement européen, la Commission, via son Green Deal, le Conseil nous poussent à le faire. Les opportunités sont intéressantes. C'est un pas que nous devons faire de manière résolue.

 

Comme M. Wittoeck, l'a dit, l'urgence actuelle, politique et technique, ce sera de déposer notre nationally determined contribution (NDC) d'ici la fin de l'année. Quelques questions à ce propos: qu'est-ce qui manque concrètement pour la finaliser, à part le burden sharing 2021-2026? Serons-nous dans les temps? Notre prochaine NDC prendra-t-elle en compte le nouvel objectif du gouvernement fédéral de 55 %? Dans le cas contraire, sur quelle trajectoire sommes-nous?

 

L'Europe nous pousse à l'action. C'est aujourd'hui le moteur mondial de l'action climatique. C'est également, malheureusement, j'ai envie de dire, le moteur pour la Belgique car notre pays n'a, jusqu'à présent, pas pu être dans les États les plus ambitieux, les plus avant-gardistes. Et j'adresse cette question à Mme Vandamme, qui a souligné un certain manque de transparence dans les décisions et dans notre gouvernance Climat. Quelles sont vos propositions concrètes pour cette assemblée afin d'accroître la transparence, la publicité des débats, étant entendu que nous ne voulons pas une réforme institutionnelle aujourd'hui qui serait plutôt bloquante? Faire fonctionner le processus tel qu'il peut, c'est certainement la priorité.

 

Je termine, je vois que je suis déjà en retard. Je vous prie de m'en excuser. Un point important concerne le financement européen par rapport aux actions climatiques. Le plan de relance actuel a trois limites. Il a une limite dans le temps. Il est limité à trois ans. Il a une limite dans les montants disponibles. La Belgique n'aura que 5,1 milliards maximum. Et celle de la proportion des moyens qui sont affectés à l'action climatique: 37 %.

 

Le Parlement wallon veut envoyer une résolution pour demander des ressources propres. On en a déjà parlé. Je pense que c'est aussi un message que nous pouvons envoyer à partir de cette enceinte. Je vous remercie.

 

La présidente: J'invite les prochains orateurs à bien respecter le temps de parole.

 

M. Laurent Léonard, du Parlement de Wallonie, représentera le groupe PS.

 

01.15  Laurent Leonard (PS): Madame la présidente, vous l'aurez compris, notre chef de délégation du Parlement de Wallonie a souhaité porter la parole de sa formation politique.

 

Comme l'ont récemment indiqué le CNCD-11.11.11, une répartition plus juste des ressources mondiales est plus nécessaire que jamais. Nous sommes évidemment tous conscients que la crise du COVID-19 a aggravé les inégalités internationales. Alors qu'ils n'en sont pas responsables, les pays en développement ne disposaient déjà pas de capacités de s'armer efficacement contre la crise climatique. Leur situation de vulnérabilité a encore empiré avec la crise du coronavirus. Nous en avons déjà parlé.

 

Cette dernière développe des conséquences sanitaires, mais aussi économiques et sociales, importantes. La reconstruction, après la pandémie, représente une opportunité pour bâtir une société plus durable et résiliente, tant en Belgique qu'en Europe et dans les pays en développement.

 

Pour rappel, lors de la COP 15 de 2009 à Copenhague, les pays riches prirent un engagement relatif au financement climatique international, en vue d'atteindre l'objectif collectif de 100 milliards de dollars annuels, nouveaux et additionnels, pour 2020. Cela constitue un enjeu de solidarité, mais aussi et surtout de justice, au vu de la responsabilité des plus gros pollueurs dans le contexte de la crise climatique. Toujours selon les mêmes auteurs, la Belgique ne fait pas exception et doit donc aussi contribuer de manière juste et équitable au financement climatique, en augmentant sa participation à partir de 2021 pour atteindre 500 millions d'euros annuels dès 2023. De plus, elle doit garantir que cette contribution ne pèse pas sur le budget de la coopération au développement, tout en assurant de privilégier un financement pour l'adaptation et en accordant une attention toute particulière aux pays les plus vulnérables. 

 

Monsieur Wittoeck, quelle est votre analyse de ces recommandations du CNCD-11.11.11, qui sont des membres à part entière de la Coalition Climat? Selon vous, et très concrètement, de quelles sources de financement la Belgique pourrait-elle se servir pour revoir sa participation à la hausse dans le financement climatique international? Je pense ainsi à la taxe kérosène et à un fonds climat spécifique.

 

Au passage, je rappelle que l'engagement de notre pays en termes de financement climatique international expire à la fin de cette année. Un nouvel engagement sera nécessaire d'ici là entre les Régions et le fédéral. Il me semble donc important de placer ce financement international au centre des négociations de la COP 26.

 

01.16  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitter, inderdaad, deze morgen is gebleken dat we misschien naar –60 % gaan in de Europese klimaatwet. We weten uit het regeerakkoord ook dat de regering de Europese ambities resoluut, letterlijk, steunt.

 

Mijnheer Wittoeck, u zegt dat eind 2020 een aangepast nationaal plan aan de VN zal worden gestuurd. Ik denk dat dit voor de Europese Raad voor volgend jaar is. Men heeft dus iets meer tijd om de mijns inziens bijzonder aangename onderhandelingen tussen de dames Demir en Khattabi te zien ontplooien.

 

Kunt u het tijdpad van het federaal actieplan geven? Ik haal de aanpassingen aan het Nationaal Energie- en Klimaatplan ook uit het federaal regeerakkoord.

 

Klopt het dat er momenteel geen gedetailleerde impactanalyse op lidstaatniveau is? Mevrouw von der Leyen heeft gezegd dat we de impactanalyse voor –55 % op Europees niveau hebben gedaan, dat zal dus wel gaan; maar hoe zit dat op lidstaatniveau?

 

Wat is de timing voor de Recovery and Resilience Plans? Er is daarover verwarring in de pers. Men spreekt van 15 oktober voor de nationale herstelplannen, waarbij een belangrijk onderdeel van bijna 40 % aan de Green Deal moet worden gekoppeld. Ik dacht evenwel dat het over een tijdsvork ging vanaf 15 oktober tot uiterlijk eind april 2021.

 

Er zal opnieuw een pittige onderhandeling volgen. Als ik de heer Diependaele, Vlaams minister voor Financiën, volg, zal er een intra-Belgisch akkoord moeten worden gesloten over de vraag welke projecten naar welk landsdeel gaan.

 

01.17  Aurélie Czekalski (MR): Madame la présidente, certains estiment que le report de la COP26 représente une nouvelle année de perdue. ONG et experts s'accordent pour alerter sur le risque que les enjeux climatiques soient mis de côté. Cette crise sanitaire peut aussi être une opportunité pour les États d'inclure de nouvelles ambitions climatiques. Ce report est-il une bonne ou une mauvaise chose, selon vous? Que peuvent mettre en place les États pour utiliser ce temps à bon escient pour le climat?

 

L'Union européenne a annoncé son Green Deal l'an dernier et les choses se mettent en ordre de marche. Il faut voir si les décisions européennes peuvent entraîner les autres régions du monde, de l'Europe, à aller de l'avant. Les Régions sont en première ligne. Sont-elles assez ambitieuses, selon vous?

 

Par ailleurs, un certain nombre de grands pays attendent d'avoir le résultat des élections présidentielles aux États-Unis pour sortir du bois. Ce report de la COP d'un an peut être opportun au regard de certains enjeux, comme les élections américaines. N'est-ce pas un encouragement pour l'Union européenne à affirmer et à maintenir son leadership et tendre la main vers d'autres pays qui pourraient suivre.

 

Notre pays a souligné aussi le caractère bleu de la dernière Conférence des Parties, la "COP bleue". Il était prévu que ce dialogue continue. C'est pour cela que notre pays a rejoint de nombreux États et a appelé à la protection de 30 % des océans pour 2030.

 

Nous insistons également pour que les négociations pour un traité ambitieux et efficace sur la protection de la biodiversité, hors juridictions nationales, aboutisse, en particulier pour ce qui concerne la création d'aires marines protégées. Pouvez-vous nous donner plus de précisions sur l'état d'avancement des travaux sur le lien climat et océans? Quels sont les projets prévus en vue de la COP26?

 

On a aussi parlé de coopération internationale dans les présentations qui ont été faites. Des projets pourraient-ils être soutenus depuis nos Régions, en particulier par Bruxelles? Je reviens sur le gouvernement bruxellois qui s'engage à approcher l'objectif européen de neutralité carbone à l'horizon 2050. La transition nécessite une approche intégrée et concertée entre les niveaux de pouvoir en Belgique et les opérateurs, avec une répartition des rôles claire et contraignante. Quels sont les moyens à mettre en œuvre pour parvenir à la nécessaire concertation? Quid des modes de gouvernance? Quelles sont les attentes par rapport aux Régions?

 

La présidente: Chers collègues, nous n'avons pas de parlementaire en présentiel ni en Zoom pour le CD&V. Nous passons donc au groupe suivant et je donne à nouveau la parole à M. Hermant pour le PVDA-PTB.

 

01.18  Antoine Hermant (PTB): Je vous remercie, madame la présidente. Effectivement, nous avions quelques questions par rapport aux différents  exposés. La première question rejoint quelque peu la question précédente. Quel sera l'effet du report de la COP26 et quels sont les préparatifs au niveau belge? Pouvez-vous nous donner un calendrier des moments de préparation et de décision pour la détermination de la position belge lors de la COP26? Cela permettra peut-être de mieux organiser nos travaux.

 

Au niveau de la COP26 même, quels thèmes détermineront-ils l'ordre du jour? Quel est l'état d'avancement de l'augmentation des objectifs climatiques d'autres pays? Quelle sera l'ampleur des emission gaps? J'avais des questions concernant l'article 6 mais je propose de les passer, vu que nous n'avons pas beaucoup de temps, et de parler plutôt du financement international du climat. Je m'adresse plutôt aux personnes de la coalition climat. Le CNCD-11.11.11 demande donc à la Belgique de fournir au moins 500 millions d'euros pour soutenir le financement international du climat. Dans son accord de coalition, le nouveau gouvernement belge s'engage à augmenter les contributions au financement international du climat indépendamment du budget de la coopération au développement. Des accords ont-ils déjà été conclus à ce sujet? Quel est l'engagement du gouvernement fédéral? En avez-vous des retours?

 

Étant donné que ces dernières années, 84 à 99 % du financement pour le climat provenaient du budget de la coopération, comment garantir que ces aides climatiques ne proviennent pas des aides au développement, mais viennent en supplément de celles-ci? Pourquoi ne pas utiliser une partie du Fonds Kyoto, en grande partie non utilisé, par exemple en Wallonie? Que pensez-vous de la proposition du CNCD-11.11.11 de prélever l'argent destiné à ce fonds international à la source? Quelles sont les discussions actuelles et quels sont les enjeux de ces discussions concernant le nouvel accord de burden sharing avec les autres entités fédérées concernant les efforts entre parties?

 

L'accord précédent se termine fin décembre 2020, mais cette question-là est plutôt adressée à M. Wittoeck. Quelles garanties pouvez-vous apporter aux personnes qui craignent une instrumentalisation de ces fonds afin d'affaiblir la souveraineté politique et économique des pays bénéficiaires? Cette question est aussi plutôt adressée à M. Wittoeck s'il a le temps de répondre.

 

La présidente: Pour l'Open Vld, nous ne voyons ni participant ni représentant, ni dans la salle, ni en visioconférence. Nous passons donc au sp.a.

 

01.19  Kris Verduyckt (sp.a): De Chinese leider zag het, in deze door corona beheerste tijd, als een verwittiging van Moeder Aarde. Ik zou zo ver niet willen gaan. In het regeerakkoord zien wij het veeleer als een kans, die economische relance koppelt aan duurzame transitie. Er zijn in het akkoord heel wat insteken opgesomd. Europa heeft bovendien dan toch beslist de ambities wat aan te scherpen.

 

Mijnheer Wittoeck, kunt u meer informatie geven over eventuele sancties? Wat zal Europa doen als iemand de ambities naast zich neerlegt of niet haalt?

 

Ik hoorde de vraag van de delegatieleider van het Vlaams Parlement over de kostenefficiëntie. Uit uw antwoord begrijp ik dat dat eigenlijk niet relevant is, omdat in het Europese emissiehandelssysteem de reducties plaatsvinden waar het economisch het efficiëntste is. Buiten het systeem ga ik ervan uit dat iedereen zijn plicht vervult, of het nu gaat om gebouwen of transport. Er werd een vergelijking met Bulgarije gemaakt. De economische kosten van een file in België zullen wel groter zijn dan in Bulgarije. Ik ga ervan uit dat iedereen zijn verdomde plicht moet nakomen.

 

Mevrouw Vandamme, u zei dat klimaatbeleid jobs kan creëren. Wordt het misschien niet tijd om dat om te draaien en dat niet als een kans, maar veeleer als een bedreiging te bekijken? Moeten we niet bekijken of we tegen 2050 jobs zullen verliezen in zware industriële sectoren die in het klimaatneutrale Europa niet meer mee zullen kunnen? Zijn daar cijfers over? Zijn daar al studies over uitgevoerd?

 

Het wordt misschien dringend tijd om de stem van het bedrijfsleven ook effectief aan de tafel te brengen. In het regeerakkoord is daarom ingeschreven om met klimaattafels te werken, zoals dat in Nederland is gebeurd. Dat is een vraag voor alle sprekers. De werkwijze moet verder worden uitgewerkt in het federaal Parlement, maar het is logisch dat alle gewesten, alle stakeholders, betrokken worden. Alle suggesties die u vandaag al hebt om die klimaattafels goed te organiseren, neem ik graag mee.

 

La présidente: Pour le cdH, je donne la parole à M. De Beukelaar.

 

01.20  Christophe De Beukelaar (cdH): Madame la présidente, j'ai quatre questions. D'abord, pourrait-on faire le point sur le résultat des engagements 2013-2020? Je ne sais pas si vous l'avez dit, monsieur Wittoeck. Pouvez-vous nous rappeler les fameux 15 % pour la Wallonie et la Flandre et les 8,8 % pour Bruxelles? Dans quelle mesure ont-ils été atteints pour qu'on puisse faire le bilan?

 

Deuxièmement, on n'a pas encore de retour sur le PNEC de la part de la Commission européenne. Attend-on ce retour pour bientôt au niveau de la procédure? Il serait évidemment intéressant de le recevoir avant de le revoir,  vu la rehausse des ambitions qui s'annonce.

 

De doelstelling van –55 % voor 2030 is voor het cdH zeer belangrijk om allerlei redenen, waaronder de mogelijkheid om over een betere kosteneffectiviteit te kunnen onderhandelen op Europees niveau. Als ik het goed voorheb, hebben de Brusselse, de Waalse, de federale en ook de Duitstalige regering die doelstelling in hun regeerakkoord gezet.

 

Confirmez-vous qu'il n'y a comme acteurs institutionnels plus que la Flandre à convaincre et puis le problème est réglé, nous entrerons alors dans les 55 %, ou bien le problème est-il plus compliqué que cela? Dans l'affirmative, où sont les obstacles? Je suis volontairement un peu provocant mais c'est dans le but de circonscrire les obstacles qui nous restent. Sinon, j'ai l'impression qu'il y a een groot draagvlak pour ces 55 %.

 

Quatrième point, le financement international. J'ai lu le mémorandum du CNCD, qui dit que nous devons passer de 100 millions d'euros à 500 millions d'euros pour le financement international d'ici 2023. Avez-vous analysé les différentes déclarations de politiques régionales et fédérales à cet augure-là et les plans budgétaires pluriannuels pour savoir si des engagements sont prévus et pris et pour savoir aussi où le bât blesse?

 

La présidente: Pour DéFI, je donne la parole à Mme Nagy.

 

01.21  Marie Nagy (DéFI): Madame la présidente, je remercie les orateurs.

 

Mon premier constat est de me réjouir des ambitions établies à la hausse. Je me réjouis du fait que l'Union européenne ait adopté le Green Deal et que l'on avance en matière de climat. Il reste cependant deux questions qui m'interpellent. Au niveau de la Belgique, M. Wittoeck l'a évoqué, ce sont plutôt trois plans Énergie-Climat qui ont été déposés sans articulation entre les trois et sans que l'on n'en voie la faisabilité réelle puisque tout le volet budgétaire ou de financement était relativement absent, voire flou. Avez-vous davantage d'informations sur l'articulation des plans et leur faisabilité en termes de financement?

 

Ensuite, sur le volet du nucléaire, le nouveau gouvernement a confirmé notre sortie du nucléaire. Cela pose des questions en termes de fourniture d'électricité. Cette donnée est-elle intégrée dans la réussite des objectifs à l'horizon 2030 essentiellement?

 

La présidente: Chaque intervenant dispose de quinze minutes pour répondre à l'ensemble des questions qui leur ont été posées.

 

01.22  Lien Vandamme: Mevrouw de voorzitter, in de eerste plaats wil ik ingaan op de vragen die werden gesteld over de internationale klimaatfinanciering en de governance.

 

Ik begin met de internationale klimaatfinanciering. Er werden daarover twee vragen gesteld. De eerste was welke engagementen er reeds genomen zijn en wat er in de verschillende regeerakkoorden staat over het budget dat daarvoor wordt vrijgemaakt. De tweede was vanwaar die middelen moeten komen en hoe die additionaliteit kan gegarandeerd worden, zodat dit niet weegt op het ontwikkelingsbudget.

 

In verband met de regeerakkoorden: in het nieuwe federaal regeerakkoord staat het engagement om te kiezen voor een stijgende financiering. Dat is goed. Dat ligt in de lijn van de internationale afspraken. Dat is iets dat ons land de voorbije tien jaar heeft nagelaten te doen. Het is een goed engagement. Er staat ook expliciet in dat het niet mag wegen op het ontwikkelingsbudget. Dat is heel interessant. Dat stond niet in het vorige federaal regeerakkoord en is in de praktijk ook niet toegepast.

 

Wij kijken er dus naar uit hoe dat concreet zal worden gemaakt. Daar knelt het schoentje wel. Op dit moment is er geen duidelijkheid over hoeveel geld het gaat en hoe die additionaliteit zal geregeld worden. Het is nu wachten op de budgetten die daarvoor worden vrijgemaakt.

 

Hetzelfde geldt voor ontwikkelingssamenwerking. Er wordt expliciet gesteld dat er een groeipad komt naar 0,7 %. Het gaat eigenlijk over een aanzienlijke verhoging van dat budget en over een aanzienlijke verhoging van het budget voor klimaatfinanciering. Er is ook in het regeerakkoord aangegeven dat die klimaatfinanciering via DGD zal gaan. DGD financiert de ontwikkelings­samenwerking op dit moment. Wij kijken uit naar die aanzienlijke verhoging, maar ze staat nog niet zwart op wit op papier.

 

In het Vlaams regeerakkoord is ook sprake van een engagement met betrekking tot de internationale klimaatfinanciering. Dat is iets vager. Er wordt daar niet gesproken over een stijgende bijdrage maar er wordt wel gezegd de klimaatambitie te behouden en internationale klimaatfinanciering is daarvan een deel.

 

Er staat in het regeerakkoord ook aangegeven, als vervolg op dat engagement, dat er in eerste instantie of prioritair zal gekeken worden naar projecten waarin Vlaamse bedrijven kunnen participeren. Dat is voor ons een problematische toevoeging, niet omdat wij denken dat Vlaamse bedrijven nooit aan effectieve klimaatfinanciering kunnen doen, maar wel omdat de prioriteiten op dat vlak vreemd zijn geformuleerd. Internationale klimaatfinanciering heeft als doelstelling om de kwetsbaarste landen bij te staan bij hun klimaatuitdagingen. De financiering moet vertrekken vanuit die doelstelling en niet vanuit een economische doelstelling. Dat is een aandachtspunt op dat vlak.

 

Ik moet eerlijk toegeven dat ik niet expliciet weet wat er in het Brussels en het Waals regeerakkoord staat over de klimaatfinanciering, maar ik weet wel dat er op dit moment geen concrete engagementen zijn van de regio's of de federale regering post 2020 op dat vlak, dus dat is nog een groot werk ter uitvoering.

 

Hoe kan de additionaliteit gegarandeerd worden? Dat is een moeilijke kwestie, omdat er heel veel aspecten bij komen kijken, met name waar de middelen vandaan komen, hoe ze worden besteed en hoe erover wordt gerapporteerd.

 

Sta me toe om een voorbeeld te geven. Wij vragen al jaren dat er innovatieve financierings­bronnen worden gebruikt om de financiering additioneel te maken. Wij vragen expliciet om daarvoor de middelen uit de inkomsten van de emissiehandel te gebruiken. Dat is in 2016 gebeurd, want toen zijn de middelen vrijgekomen na een akkoord over de burden sharing en hebben verschillende regio's die middelen gebruikt voor de klimaatfinanciering.

 

De Vlaamse regering, bijvoorbeeld, heeft die middelen in datzelfde jaar opnieuw gerapporteerd als officiële ontwikkelingssamenwerking. Het is goed dat er daarover transparantie bestaat, maar in de cijfers zien wij dat jaar toevallig een sterke verlaging van het budget voor ontwikkelings­samenwerking. In het geheel is dat niet zichtbaar, aangezien het budget even groot blijft of lichtjes stijgt, maar de klimaatfinanciering zit er dan wel in. Wanneer het budget voor ontwikkelings­samenwerking dan niet in dezelfde mate stijgt als het budget van de ETS-middelen voor klimaatfinanciering dat erin is gestoken, kan er nog altijd niet worden gesproken van additionaliteit. Het is dus een moeilijke kwestie. Het gaat over het aanboren van nieuwe middelen, innovatieve financieringsbronnen, zoals de ETS-middelen, maar ook andere bronnen op basis van het principe dat de vervuiler betaalt, bijvoorbeeld een kerosinetaks. Ook transparant rapporteren hoort er echter bij, zodat het mogelijk is om een eventuele daling van het ontwikkelingsbudget te zien, zodat de financieringsstromen duidelijk zijn.

 

Een derde aspect is de besteding van de middelen. Daarbij rijst de vraag of de middelen effectief worden uitgegeven aan projecten die klimaatadaptatie en -mitigatie als primair doel hebben. Heel vaak worden ontwikkelingsprojecten vanuit België klimaatrelevant gemaakt, wat natuurlijk heel belangrijk is. Een ontwikkelingsproject in 2020 dat niet klimaatrelevant is of dat niet is aangepast aan de klimaatrealiteit, is onduurzaam. Wij zien echter dat die projecten ook worden gerapporteerd als ontwikkelingssamenwerking en als klimaatfinanciering. Opnieuw is er geen sprake van een extra toegevoegde waarde op het vlak van klimaat. Ook dat vormt een belangrijk aspect van de additionaliteit.

 

U hebt allen, van mijzelf of van mijn collega Rebecca Thissen, een briefing doorgestuurd gekregen over de klimaatfinanciering, waarin dat volledig staat uitgelegd. Als er daarover nog vragen zijn, dan wil ik daarop later zeker nog terugkomen.

 

Op het vlak van governance luidt de vraag hoe de transparantie kan verbeteren.

 

Aan die governance zouden we nog eens vier uur kunnen wijden en ik meen dat u dat in december ook gaat doen, wat een goede zaak is. Hierbij zijn twee aspecten belangrijk. Ten eerste gaat het over de correcte toepassing van wat al bestaat. Er is een samenwerkingakkoord uit 2002 waarmee de Nationale Klimaatcommissie werd opgericht en een correcte toepassing hiervan zou eigenlijk al veel oplossen. Zo staat er bijvoorbeeld transparantie tegenover het Parlement in dat samenwerkingsakkoord, terwijl er momenteel bij mijn weten amper een rapportering is van de Nationale Klimaatcommissie aan het Parlement. Er staan wel meer zaken in die interessant zijn om stappen te zetten op het vlak van transparantie. Als we kijken naar de burden sharing voor 2030, iets wat nu dringend is, dan kan u al vragen om het huidige samenwerkingsakkoord beter toe te passen. Dat is de eerste stap.

 

De tweede stap is de herziening van het akkoord en dus het mandaat van de Nationale Klimaatcommissie. Er wordt bekeken hoe de commissie beter kan functioneren en meer kan inzetten op transparantie, met minder vergaderingen achter gesloten deuren maar wel meer vergaderingen in totaal. De officiële vergaderingen van de Nationaal Klimaat­commissie zijn nu immers beperkt tot drie à vier per jaar. Dit moet grondig herzien worden.

 

De hele discussie over de bijzondere klimaatwet is voortgekomen uit het werk van meer dan een jaar, met verschillende seminaries over het verbeteren van de klimaatgovernance. Een groep academici heeft daarbij voorgesteld om een bijzondere klimaatwet te ontwerpen voor ons land. Ook al is die discussie vastgelopen en was ze op een bepaald moment erg gepolariseerd, toch is het de moeite waard om de inhoud van dat voorstel opnieuw te gaan bekijken. We moeten ook bekijken hoe we met de andere voorstellen uit die reeks seminaries verder kunnen gaan. Er liggen dus heel wat voorstellen op tafel waarmee u aan de slag kunt.

 

01.23  Nicolas Van Nuffel: Madame la présidente, mesdames, messieurs, je pense que ma collègue, Lien Vandamme, a répondu aux deux principales questions qui nous ont été posées et qui ont trait à la question du financement et de la gouvernance.

 

Cependant, je voudrais revenir relativement rapidement sur les questions de la faisabilité et de l'emploi. Il existe effectivement des études qui détaillent pays par pays les impacts socioéconomiques. J'ai fait référence à l'étude Eurofound. Je vous communiquerai le lien donnant accès à cette étude. Il est clair que notre pays a beaucoup à gagner en termes d'emplois nets en montant à 55 %. Pourquoi? Parce que, parmi les domaines sur lesquels nous sommes le plus en retard au niveau de nos engagements, il y a la rénovation des bâtiments. Je ne dois pas vous faire un dessin: la rénovation des bâtiments crée de l'emploi notamment au niveau local. Mais encore faut-il évidemment s'assurer que cet emploi sera décent, grâce aux lois sociales. Mais je répète qu'il a été démontré que nous créerons des emplois nets en augmentant notre ambition.

 

La question a été posée de savoir qui bloque et qui avance. Vous pouvez lire les engagements au niveau fédéral et des Régions. Mais, pour sortir de ce débat, il faut que cette commission interparlementaire ne soit pas un espace où l'on se pointe du doigt, comme cela a trop souvent été le cas en matière climatique durant ces dernières années. L'essentiel pour vous, aujourd'hui, est de profiter de cet espace pour entamer un dialogue.

 

Comme je l'ai dit, de toute façon, ce rehaussement de l'ambition se prépare. La question est de savoir comment. En tant que coalition nationale, il faut pouvoir entendre que si nous créons des emplois nets en optant pour une augmentation de l'ambition, il y a une série de secteurs économiques notamment en Flandre –  je pense ici à toute l'économie autour du port d'Anvers, la pétrochimie –, qui seront amenés à connaître une transition assez drastique, dans les trente années qui viennent.

 

La question, pour moi, aujourd'hui, n'est pas de savoir qui est pour et qui est contre. De toute façon, la décision sera prise. La question est de savoir comment on va avancer avec ces secteurs – je rappelle qu'avec la pétition "Sign for my future", des dizaines de patrons d'entreprise ont appelé à plus d'ambition en matière de climat – pour dessiner un chemin économique, un chemin notamment dans le secteur industriel vers une économie à bas carbone.

 

C'est dans ce cadre que le concept de conférence nationale sur la transition juste est vraiment intéressant. Je vous invite d'ailleurs à creuser cette question car il existe des modèles dans d'autres pays, notamment aux Pays-Bas, en Allemagne et en Écosse. Des processus y ont été mis en place pour avancer avec les secteurs économiques, avec les employeurs, les travailleuses et les travailleuses, en tenant compte de l'avis des scientifiques, etc. Un travail doit démarrer, dès maintenant, à ce niveau.

 

Nous avons un trajet industriel à définir. Il est démontré que cela créera de l'emploi, mais – de façon évidente – il y aura une transition nécessaire. Quand on parle d'emploi net, cela signifie que de nouveaux types d'emploi seront créés et que des gens devront changer de secteur économique. L'idée de transition juste – qui est un concept validé par l'Organisation internationale du Travail, donc cosigné par les fédérations internationales syndicales et les États – consiste à tracer un chemin d'accompagnement qui valorise la protection sociale comme outil de transition et la formation professionnelle pour s'assurer que les travailleurs des différents secteurs puissent y évoluer ou en changer. Il s'agit également d'accompagner les entreprises. Les moyens essentiels qui vont être mobilisés par la Commission européenne avec "Next Generation EU" offrent une opportunité de dessiner ce chemin collectivement, mais ce ne sera pas contre l'économie. Il s'agit bien de redessiner un chemin économique.

 

Sur le plan des moyens, je voudrais encore insister sur le débat en cours au sein de l'Union européenne à propos des ressources nouvelles. Pour le financement climatique international, se pose d'abord la question de l'attribution des recettes ETS et de la répartition entre les entités qui constituent la Belgique, mais aussi entre les différents domaines économiques, dont le financement climatique. Aujourd'hui, sur la table des négociations européennes, plusieurs ressources nouvelles sont proposées: une taxe sur les plastiques, un mécanisme d'ajustement carbone aux frontières, le recours à l'ETS et une taxe sur les transactions financières. Selon les estimations de la Commission européenne, cette taxe pourrait générer entre 40 et 60 milliards d'euros par an, à condition d'établir une taxe de 0,1 % sur toutes les transactions financières internationales. Le remboursement de l'emprunt collectif qui est levé cette année pour sortir de la crise du COVID-19 est estimé à 20 milliards d'euros par an. Cela signifie que la mise en place d'une taxe sur les transactions financières à l'échelle européenne permettrait de dégager 30 milliards d'euros supplémentaires pour financer des politiques économiques de transition, l'emploi et les engagements internationaux vis-à-vis des pays en développement.

 

Pour terminer, je voudrais rappeler que le financement climatique international ne relève pas seulement de la charité ou de la générosité. C'est le résultat d'un accord international qui est ancré dans la déclaration de Rio, à la base de toute la politique climatique, à savoir le principe de responsabilité commune mais différencié, selon lequel tous les États doivent contribuer: l'Union européenne, les États-Unis, la Chine et même le Burkina  Faso – qui n'émet pourtant pas grand-chose – doivent se tracer des chemins pour atténuer les émissions climatiques.

 

Mais il y a une contrepartie à cela. Les pays en développement ont dit très clairement qu'ils s'engageaient mais à la condition que les pollueurs historiques, c'est-à-dire les pays qui se sont industrialisés en premier, remplissent leurs engagements financiers. On n'obtiendra de la part notamment de la Chine, des pays émergents mais aussi de l'ensemble des pays en développement de véritables engagements qui sont nécessaires, que si on met les moyens sur la table.

 

La présidente: Je vous remercie pour votre respect incroyable du temps de parole.

 

01.24  Peter Wittoeck: Mevrouw de voorzitter, ik zal de vragen in dezelfde volgorde beantwoorden. De eerste vraag is die van de heer Griffroy. Er ontstaat inderdaad een risico op spraakverwarring. U hebt het goed geïllustreerd, denk ik, maar uiteindelijk zijn de zaken vrij duidelijk. Ik ga niet in op de specifieke vraag of het regeerakkoord daar duidelijk over is, het komt mij niet toe om daar duidelijkheid over te geven. In ieder geval, op Europees niveau zijn de zaken extreem duidelijk.

 

Waarom zijn er twee verschillende basisjaren, wat vaak tot spraakverwarring leidt? Dat is omdat men 1990 als basisjaar blijft gebruiken omdat 1990 ook het basisjaar is dat internationaal wordt gebruikt sedert het Protocol van Kyoto. Op het Europese niveau gebruikt men echter vaak 2005 als basisjaar, omdat we pas vanaf 2005 cijfers hebben voor de ETS-sectoren en de non-ETS-sectoren. Vóór 2005 konden we dat onderscheid niet maken en daarom heeft men voor 2005 gekozen om in die sectoren specifieke cijfers voorop te stellen. Het is inderdaad belangrijk – ik merk wel vaker dat daarover spraakverwarring kan ontstaan – om daarover heel duidelijk te zijn, ook voor u in uw debatten.

 

Er is de vraag of het regeerakkoord duidelijk is over de aard van de 55 %, behalve de Europese 55 %. Ik was zelf niet bij die onderhandelingen betrokken, dus ik kan u daarvan ook geen exegese geven. Daar moet ik u dus het antwoord schuldig blijven. Uw collega van Ecolo-Groen heeft zijn interpretatie gegeven, ik zal daar verder geen commentaar op geven.

 

Vous aviez aussi posé la question, monsieur Florent, sur ce qui manque encore dans le CDN européen. Essentiellement, disons que l'aspect technique est quasi prêt. Ça se discute au niveau technique. Mais ce qui manque essentiellement, évidemment, c'est le chiffre qu'on veut y faire figurer: sera-ce 55 %, 60 % ou encore autre chose? C'est sur le chiffre que l'on doit pouvoir se mettre d'accord avant la fin de l'année si l'Union européenne veut soumettre à temps son CDN et donc respecter son engagement très explicite.

 

Pour clarifier, il n'y a pas de CDN au niveau belge. Les efforts belges, dans ce contexte, sont contenus dans le CDN européen.

 

De heer Ravyts heeft de vraag gesteld wanneer de beslissing zou moeten vallen over de 55 %. Dat zal uiteraard in 2020 zijn, want in het andere geval kunnen wij de deadline niet respecteren. Dat is ook het plan.

 

Het plan is om tijdens de eerstkomende Europese Raad een oriënterend debat te hebben waarna wij tegen de Europese Raad van 10 en 11 december 2020 zullen beslissen. Dan kan de Europese Unie haar NDC voorleggen en zal zij dat formeel bevestigen op de dag van de vijfde verjaardag van het Verdrag van Kyoto, tijdens de globale summit die door de Verenigde Naties en het Verenigd Koninkrijk wordt georganiseerd tijdens het COP26-voorzitterschap. Dat is het tijdpad op Europees niveau.

 

Het klopt inderdaad dat in de huidige impact assessment die de klimaatwet begeleidt en die nu ook het Climate Target Plan begeleidt, geen analyse is gemaakt op het niveau van de lidstaten. Ik herinner u eraan dat zulks ook bij het vastleggen van de huidige doelstellingen in de periode 2014-2016 initieel niet het geval was. Dat zou ook voor heel veel uitstel zorgen. Die oefening moet immers heel grondig gebeuren. Dat zal echter zeker gebeuren in de context van de wetgevende voorstellen die de Europese Commissie heeft aangekondigd rond de non-ETS-sectoren in de loop van 2021, volgend dus op de Europese headlinebeslissing.

 

M. Léonard m'a posé une question sur la manière de financer l'augmentation de financement international. Dans la mesure où l'accord de gouvernement ne prévoit pas explicitement comment cette ambition doit être réalisée, je crains de ne pouvoir vous donner de réponse. Effectivement, dans le passé, on a souvent parlé de sources de financement innovantes telles qu'elles étaient appelées. Il y avait la taxe sur le kérosène qui était discutée, la taxe sur les transactions financières comme exemples pour effectivement affirmer que les recettes du commerce d'émissions étaient mentionnées dans des débats passés sur ce sujet. Ceci dit, je ne préjuge évidemment pas des décisions que le gouvernement fédéral prendrait à ce niveau.

 

Mijnheer Ravyts, u had een vraag gesteld over de deadline voor de herstelplannen. Het is ook mijn lezing dat de lidstaten van oktober tot april hebben om de herstelplannen in te dienen, maar de druk vanuit de Commissie is wel hoog. Er wordt echt gevraagd om dat zo snel mogelijk te doen, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen geven over welke projecten zullen worden gefinancierd.

 

Hoe dat dan precies op Belgisch niveau zal moeten worden geregeld, daarop zal ik geen voorafname doen, maar u hebt gelijk dat dat een cruciaal onderdeel moet zijn van ons denken over de transitie voor de lange termijn.

 

J'en viens aux questions de Mme Czekalski. Je n'ai pas eu le temps de les noter toutes. J'en retiens deux. La première porte sur la COP bleue. En l'occurrence, je dois me référer à mes collègues qui suivent les négociations sur les océans. La Belgique supporte entre autres l'ambition de préserver 30 % des océans pour la biodiversité, pour le dire ainsi, à l'horizon 2030.

 

La deuxième concerne la gouvernance de la relance. À nouveau, c'est encore largement à décider, mais il est important que non seulement cette gouvernance assure que toutes les compétences soient rejointes autour de la table, mais aussi – et c'est très explicite dans les décisions qui ont été prises au niveau européen – qu'elle soit en cohérence très étroite avec les transitions écologiques – la Green Transition comme l'a appelée le Conseil européen.

 

Monsieur Hermant, vous m'avez demandé un calendrier. Je ne peux pas vous donner un calendrier très détaillé, mais quelques dates. À la fin de ma présentation, je vous ai d'ailleurs donné quelques dates clé. Les deux sessions du Conseil européen seront certainement très importantes. Plus proche, et à un autre niveau, mais c'est quand même dans le même contexte, la Commission européenne va publier une analyse des plans nationaux Énergie-Climat, le 14 octobre, donc avant le Conseil européen.

 

Elle a déjà publié, je crois que c'était le 17 septembre, une analyse de l'effectivité collective des plans, d'où il ressort qu'effectivement, si les plans sont mis en œuvre, on atteindra l'objectif actuel, et même plus. Le fait de pouvoir augmenter le niveau d'ambition est un message rassurant, selon la Commission européenne. Côté renouvelable, je crois que c'était un peu moins optimiste.

 

Vous m'interrogez sur l'état d'avancement d'autres pays. Au niveau européen, il y a évidemment le cycle de rapportage et de monitoring et les rapports, par exemple, de l'Agence européenne de l'environnement. Je conseille également de lire les rapports préparés par la Commission européenne, par exemple dans le contexte du semestre européen, qui contiennent aussi des éléments d'analyse de l'état d'avancement des pays membres de l'Union européenne.

 

Pour ce qui est d'utiliser le Fonds Kyoto pour le financement climatique, quand on entend les montants qui seraient nécessaires, et même les montants actuellement dans l'accord de coopération, je peux vous dire, en sachant combien d'argent il reste dans ce Fonds, qui ne reçoit plus de recettes depuis 2012, que le Fonds sera vite voire hyper vite épuisé, et que votre serviteur ici se retrouvera sans budget pour le fonctionnement de son administration.

 

Mijnheer Verduyckt, u vroeg welke sanctiemaatregelen er zijn. Er zijn geen andere expliciete sanctiemaatregelen bepaald in de huidige wetgeving dan de gebruikelijke sanctiemaatregelen voor het niet-respecteren van de wetgeving door een lidstaat, namelijk de ingebrekestelling tot à la limite de veroordeling door het Europees Hof van Justitie, waar dan vaak vrij draconische boetebedragen aan vasthangen.

 

Voor de volgende periode, 2021-2030, zijn er evenmin echt sanctiemaatregelen, maar er zijn wel verschillende terugkoppelingsmomenten, bijvoorbeeld wanneer de Commissie in 2022 of 2023 zal rapporteren over de vooruitgang in de uitvoering van de Nationale Energie- en Klimaatplannen. Op grond van de Governance Regulation heeft de Commissie het mandaat om bijkomend Europees beleid te voeren als zij vaststelt dat de collectieve inspanningen niet afdoende zijn. Dat is niet echt een sanctiemaatregel, maar toch een corrigerend mechanisme.

 

In het debat over de kosteneffectiviteit wil ik nog een woordje zeggen. Ik heb daarnet in antwoord op de vraag van de heer Muyters gezegd dat een element ter zake de flexibiliteit is. Eigenlijk zal die flexibiliteit nu de facto natuurlijk een stuk kleiner zijn, omdat alle Europese lidstaten, ook de lidstaten die een groter en 'goedkoper' reductiepotentieel hebben, in de richting van collectieve klimaatneutraliteit op Europees niveau zullen moeten gaan. Zij kunnen in zekere zin hun emissiereducties voor zichzelf willen houden. Dat is een beperkende factor daarin. Dat wil niet zeggen dat flexibiliteit niet kan of moet bestaan tegen 2030.

 

U noemde de klimaattafels uit het regeerakkoord. Het woord is alleszins geïnspireerd door het Nederlandse voorbeeld. Ik heb de Nederlandse klimaattafels wel vaker genoemd als een goed voorbeeld om op een inclusieve en succesvolle manier om te gaan met een wicked problem als klimaatverandering, een ongelooflijk complex probleem waarbij iedereen betrokken is.

 

Er zijn nog andere voorbeelden in andere landen. Ik hoorde daarnet Schotland vernoemen. Dat voorbeeld ken ik niet zo goed, maar ik noem zelf soms de Kohlekommission in Duitsland, waar men op een vergelijkbare manier voor de steen­kooluitstap een kalender heeft aangenomen.

 

Er zijn dus veel modellen. Al die modellen hebben gemeenschappelijk dat alle actoren rond de tafel zitten, gefaciliteerd door de overheid. Er zijn ook voorbeelden van succesvolle processen in die zin in de Belgische context te noemen.

 

Monsieur De Beukelaar, vous m'avez demandé si on savait déjà si on avait déjà atteint nos objectifs pour la période actuelle. Je dois vous répondre que non, car on aura seulement les dernières données de l'année 2020 en 2022. Donc, formellement, sur la base des inventaires, je ne peux vous dire si les résultats sont atteints ou pas. Mais vous avez vu le graphique où j'ai comparé les émissions historiques avec la trajectoire linéaire entre 2013 et 2020. On ne sait pas encore si le potentiel déficit en fin de période sera plus grand ou pas que le surplus établi au début de la période. C'est aussi une flexibilité dans le temps. Ce déficit sera-t-il couvert ou pas? À voir! Même si, formellement d'un point de vue comptable, on a respecté nos engagements dans la période actuelle, il importe surtout de regarder la trajectoire sur laquelle on est, d'autant plus si on regarde les trajectoires de réduction à l'horizon 2030, voire 2050.

 

Comme je viens de le mentionner, la prochaine fois qu'on aura un retour de la Commission sur le PNEC belge, ce sera le 14 octobre 2020, si je ne me trompe pas, quand elle publiera son analyse des PNEC des pays membres.

 

Madame Nagy, vous vous êtes référée aux trois plans. J'avais plutôt clarifié le fait que j'avais parlé d'une compilation des trois stratégies à long terme mais on peut aussi lire le Plan national Énergie-Climat qui est aussi essentiellement une compilation. Ce plan-là comporte plus d'intégration que la stratégie à long terme. Je confirme toutefois votre constat, constat fait par la Commission européenne, en ce qui concerne le budget et quant à savoir quels sont les montants d'investissement nécessaires. Tout le monde est d'accord pour dire que ces montants sont importants et qu'ils doivent augmenter. Les recommandations du Semestre européen à la Belgique, déjà depuis quelques années, évoquent un niveau d'investissement généralement trop bas et les secteurs cruciaux pour la transition climatique (bâtiments, transports, si on regarde le non-ITS) sont très souvent mentionnés dans ce contexte-là. À cet égard, l'accord du gouvernement contient des éléments pertinents et je me réfère aussi aux analyses faites, voici quelques années déjà, dans le contexte du Pacte national pour les investissements stratégiques.

 

Ils ont effectivement fait aussi cette analyse. Puisque M. Van Nuffel a parlé d'un modèle au niveau européen, développé par Climact, j'en profite pour vous rappeler que, du côté de l'administration, nous sommes aussi en train de finaliser, avec ce même bureau d'études, le Vito et d'autres, un modèle adapté à la situation belge. Le modèle est évidemment hyper compliqué. Quand il sera finalement stable, il permettra aussi d'identifier les montants d'investissements, donc les CAPEX (capital expenditure) et les OPEX (operationnal expenditure), de différentes trajec­toires de transition vers la neutralité climatique en Belgique.

 

La sortie du nucléaire a été mentionnée. À ce sujet, je peux confirmer que dans les scénarios que notre administration a publiés dans le passé, et dans ceux qui sortiront du modèle que je viens de mentionner, la sortie, telle que prévue dans la loi, est intégrée dans les trajectoires.

 

Als ik nog even mag, mevrouw de voorzitter, wil ik kort nog iets zeggen over governance. Mevrouw Vandamme sprak over een proces dat wij als administratie in 2018 hebben gefaciliteerd, een nationaal debat over klimaatgovernance. Ik nodig u uit om eens een kijkje te nemen op onze website, waar u de neerslag vindt van zowel de academische seminaries die hierover zijn georganiseerd – waarop het bijvoorbeeld over de klimaattafels is gegaan, maar het ging veel breder dan dat – als de politieke conferentie, waaraan misschien een aantal van u of uw collega's hebben deelgenomen. Dat kan u hopelijk inspireren.

 

Ik bevestig dat de Nationale Klimaatcommissie (NKC) een centraal orgaan in België is om de governance in goede banen te leiden in termen van de samenwerking tussen de federale Staat en de drie gewesten. De NKC respecteert inderdaad onder meer niet haar mandaat om jaarlijks te rapporteren aan het Parlement of zelfs aan de vier parlementen, dat laat ik nu even in het midden.

 

Ik geef u ook nog mee dat de Nationale Klimaatcommissie nog niet echt begonnen is met onderhandelen over de burden sharing voor de volgende periode, die moet ingaan op 1 januari 2021. Dat wordt in een werkgroep geanalyseerd en het politieke debat daarover moet nog beginnen. Dat heeft natuurlijk gevolgen op het vlak van het formeel toewijzen van emissiereductiedoelstellingen aan de gewesten, een inspanningsverbintenis aan de federale overheid, de verdeling van de inkomsten uit het veilen van de emissierechten tussen de gewesten en de federale overheid en de verdeling van de verbintenissen van elk van de vier partners in de NKC inzake klimaatfinanciering. Binnenkort is het 1 januari 2021, dus hopelijk krijgen wij daarover binnenkort meer duidelijkheid. Ik denk dat de NKC dit jaar twee keer plenair vergaderd heeft en dat had niets te maken met COVID-19. Ik hoop dat ik hiermee de vragen heb beantwoord.

 

La présidente: Il nous reste environ 50 minutes pour un troisième tour. Afin de permettre à chacun de s'exprimer, les temps de parole étaient strictement réglementés. À présent, je propose que ceux qui souhaitent s'exprimer lèvent la main. Si besoin, j'arbitrerai selon la clé D'Hondt de la Chambre des représentants afin d'assurer les prises de parole. Mais dans la limite du possible, nous prendrons les interventions restantes.

 

01.25  Andries Gryffroy (N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik wil even verdergaan op het antwoord van de heer Wittoeck op mijn vraag. Het antwoord op de vraag is niet volledig. De vraag handelde niet enkel over de vergelijking tussen 1990 en 2005, maar ook over Europa dat een doelstelling oplegt, ETS en non-ETS. De ETS is geen landendoelstelling, maar een Europese doelstelling. Als we op Vlaams niveau dan een non-ETS-verbintenis vastleggen, wat is er dan op het federaal niveau? Tot op heden is dit altijd non-ETS geweest.

 

Als de Europese norm van –55 % ten opzichte van 1990, ETS en non-ETS samen, vertaald wordt naar 2005 en enkel non-ETS, zou dit volgens mijn berekeningen ongeveer op –43 % tot –45 % uitkomen. In de dia's stond iets gelijkaardigs betreffende de oorspronkelijke doelstelling van –40 %, waarbij wordt uitgekomen op –38 %, afgerond naar –35 %. Kunt u dit bevestigen? Er worden hier blijkbaar appelen met peren vergeleken.

 

Is het zo dat met de internationale flexibiliteit de landen die het moeilijker hebben gefinancierd kunnen worden? Kunnen we dus vanuit onze regio investeren in bijvoorbeeld Bulgarije, Roemenië of Polen, waardoor zij misschien zelfs een grotere CO2-reductie kunnen halen dan oorspronkelijk voorzien, waarbij dit dan op onze rekening komt? Wordt daarin voorzien of niet? Dat is voor mij internationale flexibiliteit. Internationale flexibiliteit is niet geld geven aan, maar inderdaad met onze middelen en onze mensen daar investeren om zo de reductie tot bij ons te brengen.

 

01.26  Jean-Philippe Florent (ECOLO): Ma question concerne le fait que la Commission nationale Climat ne se soit pas réunie pour parler du burden sharing, alors qu'on sait que l'on arrive vraiment à l'échéance. Où le blocage réside-t-il? Pouvez-vous nous expliquer l'absence de cette discussion? Qui est normalement le leader de cette réunion? Qui devrait prendre l'initiative? Nous aimerions comprendre d'où vient le blocage.

 

01.27  Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer Wittoeck, nog even voortgaand op wat u zei over het oriënterend debat van de Europese Raad van 10 en 11 december 2020 over de verscherpte doelstellingen.

 

Ik bedoel dan de vertaling ervan in wat in het federaal regeerakkoord het "actieplan" wordt genoemd om het Nationaal Energie- en Klimaatplan van België bij te stellen. Dan zitten we waarschijnlijk ook bij de Nationale Klimaat­commissie. De scope, de concrete vertaling op lidstaatniveau, ligt volgens mij dan toch over 1 januari 2021. Wat is daar de precieze eindkalender? Ik hoor dat dit volgend jaar zou zijn, in 2021.

 

Een tweede bijkomend aspect, kunt u een korte stand van zaken geven over het Just Transition Fund? Zijn die territoriale plannen al ingediend? Hoever staat het daarmee? De heer Van Nuffel heeft immers verwezen naar transities die noodzakelijk zouden zijn, waarbij er dan Europese middelen zouden komen.

 

01.28  Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, er werd een paar keer verwezen naar studies en materiaal met betrekking tot governance en klimaattafels. Het zou handig zijn, mocht dit ons ter beschikking kunnen gesteld worden via het commissiesecretariaat. Wij gaan daaraan veel hebben de komende weken en maanden.

 

Met betrekking tot die internationale flexibiliteit en investeringen in buitenlandse economieën, ik begrijp die koudwatervrees niet. Wij moeten nu elke euro gebruiken om te investeren in onze eigen economie. Onze bedrijven hebben er alle belang bij op het vlak van innovatie en technologie terug op de eerste plaats te geraken. Wij moeten ons niet meten aan landen als Hongarije en Polen. Wij moeten meer ambitie hebben.

 

La présidente: S'il n'y a pas d'autres questions, je vais donner la parole à la Coalition Climat. Comme il nous reste pas mal de temps, vous pouvez répondre à votre aise, en sachant que nous devons quitter la salle à 14 h.

 

01.29  Peter Wittoeck: Mijnheer Griffroy, als u vraagt naar de interpretatie van het regeerakkoord, dan kan ik u geen antwoord geven. Het zou inderdaad, denk ik, nuttig zijn dat er duidelijkheid komt of het ingeschreven getal slaat op ETS of non-ETS en welk basisjaar wordt gehanteerd. Ik zal uw bezorgdheid als een vraag om verduidelijking ook meegeven aan mijn nieuwe minister.

 

Wat u beschrijft in uw vraag over flexibiliteit, is inderdaad waar het hier over gaat. U specificeert het in de zin van investeren in projecten. Ik denk dat de huidige regelgeving daarin al voorziet. Er is niet alleen de transfer van emissierechten tussen lidstaten, maar er is ook de mogelijkheid om te investeren in concrete projecten. We hebben nog geen indicaties van de Europese Commissie of ze nieuwe voorstellen van effort sharing zal doen en zo ja, wanneer dan wel. Immers, er is de bredere discussie over de scope, dus over de vraag of ETS niet moet worden uitgebreid. Ik kan niet voorspellen of dat deel zal uitmaken van haar voorstellen.

 

In ieder geval – en dit is een beetje de brug tussen uzelf en de heer Verduyckt –, er zullen sowieso beperkingen zijn aan de beschikbare flexibiliteit. Niet alleen omdat die zouden opgelegd worden vanuit de wetgeving: die zitten er al in, omdat men iedereen ook op nationaal niveau op het traject naar klimaatneutraliteit wil zetten, de langetermijndoelstelling. Dat gebeurt ook omdat de landen die nu nog een groot reductiepotentieel hebben, zelf mee in het bad moeten en op hun nationaal territorium ook de emissierechten zullen moeten kunnen gebruiken en ze wellicht niet zo gemakkelijk zullen doorverkopen in de vorm van projecten of anderszins aan andere lidstaten. Daar moeten we ons van bewust zijn, als we nadenken over flexibiliteit op weg naar 2050, dus ook naar 2030. Ik hoop dat ik uw vraag nu een beetje beter heb beantwoord.

 

J'en viens à la question de M. Florent. Je ne vais pas faire une analyse de ce que vous avez appelé "un blocage en CNC". Je peux vous informer qu'il s'agissait du représentant de la ministre de l'Énergie, de l'Environnement et du Développement durable dans le gouvernement précédent, qui était chargée de la présidence du CNC pendant cette année. Chaque président prend l'initiative ou pas.

 

Mijnheer Ravyts, aan de vertaling naar een actieplan op lidstaatniveau zijn heel veel verschillende aspecten verbonden. Voor we weten wat het ambitieniveau van de individuele lidstaten zal zijn, moeten we eerst duidelijkheid hebben over de architectuur van het toekomstig regime. Als we weten welke sectoren in de effort sharing blijven, dezelfde of andere, dan moeten we duidelijkheid krijgen over de resulterende verdeling van de inspanningen. Hoeveel krijgt elke lidstaat? Dat wordt dan het ankerpunt om te weten of en in welke mate de Nationale Energie- en Klimaatplannen moeten worden aangepast.

 

De Europese Commissie zal volgende week de analyses van de individuele lidstaten publiceren, aanbevelingen in het kader van het Europees semester, ontwikkelingen in het kader van het herstelbeleid. De Europese Commissie en de Europese Unie als geheel zijn daarover heel expliciet: het NEKP en het herstelplan moeten sporen.

 

Wat het Just Transition Fund betreft, ik denk niet dat de plannen al ingediend zijn, maar ik steek mijn hand daarvoor niet in het vuur. Ik heb het al een aantal weken niet meer van zo dichtbij gevolgd. Ik kan u daarover informeren zodra mijn medewerkster mij een antwoord stuurt, wat nog niet het geval is.

 

01.30  Nicolas Van Nuffel: Madame la présidente, le dernier tour de questions était principalement adressé à M. Wittoeck. Je propose un dernier tour de salle afin de voir s'il subsiste des questions.

 

La présidente: Je remercie les intervenants pour leur présence aujourd'hui pour leur participation à cette audition, les chefs des délégations et le président du Parlement germanophone. Je remercie les différents membres des parlements de Belgique d'avoir été présents aujourd'hui dans le cadre de ce dialogue interparlementaire Climat.

 

Une réunion est prévue lundi de 14 à 15 h 30 et qui auditionnera M. Timmermans, vice-président de la Commission européenne en charge du Pacte vert pour l'Europe et qui concerne un échange de vues relatif au Green Deal. La réunion sera présidée par M. Patrick Dewael, encore président de la Chambre des représentants. Étant donné le court laps de temps pour cette audition, le temps de parole sera aussi cadré qu'aujourd'hui.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.22 uur.

La réunion publique de commission est levée à 13 h.