Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
du Mercredi 14 octobre 2020 Après-midi ______ |
van Woensdag 14 oktober 2020 Namiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 14.21 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 14 h 21 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
[FR]Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.
[NL]De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
De voorzitter: Mevrouw de minister, in de eerste plaats wil ik u feliciteren met uw benoeming tot minister van Binnenlandse Zaken en welkom heten in onze commissie. Wij hopen u hier regelmatig te zien om met u van gedachten te wisselen en u vragen met betrekking tot uw bevoegdheden te stellen.
Mevrouw de minister, vandaag staat een hele resem vragen geagendeerd. Er staan ook twee actualiteitsdebatten op de agenda, die u eigenlijk overgeërfd hebt van uw voorganger. De vragen over geweld tegen politie- en hulpdiensten zijn reeds heel lang hangende. De vragen over de noodcentrales zijn dan weer wel recenter.
Collega's, de minister heeft mij trouwens laten weten dat zij tot 17.30 uur bij ons kan blijven. Wij zullen dus proberen een strikte timing erop na te houden.
01 La violence à l'encontre des services de police et de secours: débat d'actualité et questions et interpellation jointes de
- Michel De Maegd à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les attaques à répétition à l'encontre des pompiers bruxellois" (55009139C)
- Koen Metsu à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La violence contre les pompiers pendant l'intervention dans les Marolles" (55009213C)
- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les agressions à répétition de "jeunes" contre des services de police et de secours à Bruxelles" (55000034I)
- Eric Thiébaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les violences à l'égard des services de secours" (55009409C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les violences à l'encontre des pompiers bruxellois" (55009688C)
01 Het geweld tegen politie- en hulpdiensten: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen en interpellatie van
- Michel De Maegd aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De herhaalde agressie tegen Brusselse brandweerlieden" (55009139C)
- Koen Metsu aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De geweldpleging tegen de brandweer tijdens de interventie in de Marollen" (55009213C)
- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De herhaaldelijke agressie van ‘jongeren’ tegen politie- en hulpdiensten in Brussel" (55000034I)
- Eric Thiébaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het geweld tegen de hulpdiensten" (55009409C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het geweld tegen Brusselse brandweerlieden" (55009688C)
01.01 Michel De Maegd (MR): Monsieur le président, madame la ministre, puisque je suis le premier orateur ce jour, je vous félicite pour votre nouvelle fonction et vous souhaite la bienvenue au Parlement.
Madame la ministre, les pompiers bruxellois ont une nouvelle fois été victimes d'agressions ces dernières semaines. Plusieurs de leurs véhicules ont été visés, entre autres, par des cocktails Molotov, tandis que du mobilier urbain, des véhicules et des bâtiments ont été endommagés.
Tant au niveau des riverains que des hommes du feu, la colère et l'exaspération sont présentes. Le porte-parole des pompiers de Bruxelles a récemment affirmé que les hommes et les femmes sur le terrain attendent des réponses fermes à ces actes.
Le SLFP a déposé un préavis de grève à la suite de ces récents événements. Le syndicat dénonce, en outre, une augmentation des cas d'agressions à l'égard des combattants du feu à Bruxelles. Il avance un chiffre de 43 agressions en 2019, un chiffre contredit par le ministre bruxellois en charge du SIAMU qui estime que "de tels événements sont peu courants".
Madame la ministre, concernant les événements des 4 et 5 septembre derniers, pouvez-vous tirer un bilan? Que s'est-il concrètement passé? Des blessés ont-ils été à déplorer? Quel est le bilan matériel chez les pompiers? Quelles autres dégradations ont-elles été observées? Combien y a-t-il eu d'arrestations administratives et/ou judiciaires?
Pour ce qui est de la situation en général, pouvez-vous nous indiquer le nombre d'agressions à l'encontre des pompiers ayant eu lieu à Bruxelles en 2017, en 2018 et en 2019, en différenciant les agressions physiques et verbales? Pouvez-vous également nous préciser, pour chacune de ces années, le nombre de blessés qui en ont découlé ainsi que le nombre de personnes interpellées pour ces faits? Est-il possible d'avoir les mêmes chiffres en ce qui concerne les services de police?
Enfin, madame la ministre, de quels outils disposez-vous pour améliorer la situation et combattre ce phénomène? Quelles mesures concrètes ont-elles déjà été prises en la matière? Que comptez-vous faire à court et moyen termes pour répondre aux attentes des services de secours en termes de sécurité?
01.02 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, ook ik feliciteer u met uw benoeming. U bent naar mijn mening een van de belangrijkste ministers van de huidige regering.
Mijn vraag had ik vlak voor uw eedaflegging ingediend ter attentie van uw voorganger en partijgenoot, maar daar zijn we net niet aan toe gekomen. Uw voorganger kwam op 24 mei 2020 in de media, onder andere het vtm-journaal en de kranten, namelijk staven dat er reeds nultolerantie bestaat jegens onze hulpdiensten en dat er in het nieuws nooit meer zal hoeven te worden bericht over geweld tegen hulpdiensten. Daarmee trapte hij een open deur in, want het bleef bij woorden. Sedertdien werden wij namelijk vrijwel wekelijks geconfronteerd met geweld tegen onze politie en recent ook tegen brandweerlieden.
Het verheugde mij dan ook erg dat in het regeerakkoord, waaraan u wellicht ook hard mee hebt gesleuteld, de nieuwe regering opnieuw gaat voor de nultolerantie jegens geweld tegen onze politie.
Bij de bespreking van de regeringsverklaring, in de week van 28 september, stond de Kamervoorzitter geen thematische debatten toe, aangezien de algemene bespreking al tot zowat 3.00 uur 's nachts duurde. Ik vond dat jammer, maar het zij zo. Ik had u willen vragen hoe u die nultolerantie tegen onze politie of brandweer precies ziet.
Vanochtend nog nam ik deel aan een vergadering van de Conferentie van burgemeesters, een adviesraad, waarin het item ook ter sprake kwam. We verwachten nu 1.600 agenten extra in het veld, maar niemand kon de vraag beantwoorden of er daarmee jaarlijks netto 1.600 nieuwe agenten in het veld wordt bedoeld, dan wel of er ook met de vervangingsratio rekening moet worden gehouden. Bij geweld tegen de politie zien wij namelijk dat het aantal agenten steeds in onderaantal is. Wij hopen daarom van ganser harte dat het over nettogetallen gaat, jaarlijks.
Mevrouw de minister, dat zijn twee lieve vragen om mee te beginnen. Hopelijk kunt u er een duidelijk antwoord op geven.
01.03 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik had een interpellatieverzoek voor uw voorganger, de heer De Crem, ingediend, omdat wij meermaals worden geconfronteerd met geweld, niet enkel tegen de politie, maar ook tegen hulpdiensten.
Zeker in het Brusselse is dat een zeer groot probleem. Ik heb in mijn interpellatie een aantal voorbeelden opgesomd. Het meest schrijnende voorbeeld is wel de opzettelijke brandstichting in de nacht van 27 augustus 2020 om de brandweer te doen uitrukken en in de val te lokken, om ze daarna te bekogelen. Gelukkig werd niemand gewond. De betrokken brandweermensen zijn natuurlijk wel zwaar onder de indruk. Zij kunnen de feiten niet echt plaatsen. Die uitlokking doet bij velen de wenkbrauwen fronsen. Er werd blikschade aangericht aan voertuigen en er werd ook klacht bij de politie neergelegd. Een ander voorbeeld is opnieuw de belaging van politie- en brandweerdiensten in de weekendnacht van 5 op 6 september 2020 in de Brusselse Marollenwijk.
Omdat de problemen zo heftig zijn en niet ophouden, hebben wij begin juli 2020 hier in de commissie reeds een aantal hoorzittingen gehouden met de mensen op het terrein. Tijdens die hoorzittingen hebben onder andere Netwerk Brandweer en Brandweer Vlaanderen de kat de bel aangebonden over het geweld dat gepleegd wordt tegen de brandweerdiensten. Zij hebben daarover ook een uitgebreide nota bezorgd, die alle leden kunnen terugvinden op het extranet van het Parlement. Zij stellen daarin ook een aantal maatregelen voor, niet enkel op justitieel vlak maar ook op politioneel vlak en op ambtenarenniveau.
Ik heb een aantal van die maatregelen opgesomd, waarvan ik van mening ben dat zij relevant zijn en die mijns inziens ook heel snel in de praktijk zouden kunnen worden omgezet.
De eerste is de oprichting van een slachtofferfonds om hulpverleners die het slachtoffer van opzettelijke gewelddaden werden, onmiddellijk te kunnen vergoeden. Dat slachtofferfonds vordert op zijn beurt die schadevergoeding dan terug van de tegenpartij. Hulpverleners die het slachtoffer werden van geweld, moeten kunnen rekenen op een gewaarborgd loon en de volledige terugbetaling van alle medische kosten.
Ten tweede, belangrijk is ook dat zij zouden moeten kunnen rekenen op een interventie en bijstand van de politie, wanneer er sprake is van agressie of van uitlokking door een bekend persoon of op moeilijke momenten, zoals op oudejaarsavond of bij betogingen.
Ten derde, elke medewerker zou moeten kunnen rekenen op gratis rechtsbijstand in geval van agressie.
Ten vierde, elk agressiegeval zou centraal geregistreerd moeten worden. Dat systeem moet toegankelijk zijn voor alle disciplines om een volledig zicht op de problematiek te krijgen en te behouden.
Ten slotte, politiemensen of hulpverleners die het slachtoffer werden van geweld, schuiven altijd deze constante naar voren: er is een mentaliteitswijziging nodig. Ze hameren op het feit dat de overheid veel meer zou moeten inzetten op een bewustmakingscampagne. De burger moet zeer goed beseffen dat een hulpverlener en een politieagent moeten worden beschermd en niet aangevallen, in welke vorm dan ook. Dat waren een aantal voorstellen van de brandweerfederatie.
Mijn concrete vragen spits ik wel toe op de twee voorbeelden die ik heb aangehaald. Hoe verloopt het politioneel onderzoek naar aanleiding van de aangehaalde feiten?
Kunnen de actiepunten die de belangenverenigingen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten hebben opgesteld en die ik juist heb opgesomd, versneld worden uitgevoerd?
01.04 Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, c'est à mon tour de vous féliciter pour vos nouvelles fonctions. Vous ne risquez pas de vous ennuyer à ce poste: il y a du pain sur la planche et nous ne manquerons pas d'occasions d'en parler.
Ces derniers temps, diverses agressions ont eu lieu à l'encontre des services de secours et des pompiers en particulier. De telles violences sont, bien entendu, inacceptables. Dans ce contexte, je souhaite vous demander si des mesures particulières sont prises à leur bénéfice lors du départ en intervention, dans certaines zones considérées comme à risque. Après des faits de cette nature, de quels services de soutien psychosocial les agents des services de secours peuvent-ils bénéficier? Un service spécifique est-il disponible pour les services de secours ou doivent-ils se tourner vers les services ad hoc de la police?
01.05 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, mes collègues ont rappelé plusieurs faits récents, notamment ceux du mois d'août et du mois de septembre derniers. Nous constatons de semaine en semaine une violence accrue face aux services de secours, sur le terrain mais également dans la presse. C'est déplorable. Nous avions déjà entendu parler de certains faits de violence, mais la fréquence de ceux-ci m'interpelle.
Madame la ministre, pouvez-vous dresser un bilan à la suite de ces nombreuses agressions? Disposez-vous d'une analyse circonstanciée qui pourrait expliquer cette recrudescence des agressions envers nos services de secours? Pouvez-vous faire état d'éventuelles arrestations à la suite de ces agressions? Pouvez-vous nous faire part des différents leviers et moyens dont vous disposez ou que vous avez décidé de mettre en œuvre à la suite de votre prise de fonction, pour améliorer la situation et combattre ce phénomène?
J'aimerais également savoir ce que vous pouvez répondre aux personnes qui sont sur le terrain et qui sont en attente de réponses de votre part, à savoir des mesures concrètes que vous allez mettre en œuvre à court et à moyen termes pour répondre aux fortes attentes des services de secours. Le porte-parole des pompiers de Bruxelles en a fait part à plusieurs reprises par voie de presse.
De voorzitter: Zijn er nog collega's die het woord vragen?
Mijnheer Demon, u hebt het woord.
01.06 Franky Demon (CD&V): Mijnheer de voorzitter, excuseer mij, maar ik had moeilijkheden met de verbinding om de vergadering binnen te raken.
Ik zou graag een eenvoudige motie indienen na uw interpellatie, mijnheer de voorzitter. Ik heb die aan het secretariaat bezorgd.
De voorzitter: Oké. Het secretariaat heeft het juiste document ontvangen.
Mevrouw de minister, u krijgt ruim de tijd, want er waren zeer veel vragen en een interpellatie. Ik zal dus niet direct een tijdsbeperking op uw antwoord zetten.
01.07 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, chers collègues, tout d'abord, je vous remercie pour vos félicitations et vos chaleureuses expressions de bienvenue.
Binnenlandse Zaken en Veiligheid zijn inderdaad belangrijke thema's, die u allen ter harte gaan, zoals het ook mij ter harte gaat. Ik hoop dat wij in deze commissie heel wat interessante uitdagingen kunnen aanpakken die er op het terrein zijn.
Mijnheer de voorzitter, collega De Maegd, collega Metsu, collega Thiébaut, collega Chanson, de problematiek van geweld, en in het bijzonder geweld tegen de politie- en hulpdiensten dat wij recent hebben waargenomen, is een maatschappelijke trend die ik met alle mogelijke middelen bestrijd. De veiligheid van onze politiemensen en hulpverleners, die dag en nacht instaan voor de veiligheid van de mensen, verdient ons grootste respect. Hun terechte verzuchtingen zijn ook de mijne en die van alle medewerkers.
Het oprichten van een slachtofferfonds om hulpverleners die het slachtoffer werden van opzettelijke gewelddaden, onmiddellijk te kunnen vergoeden, is niet zo eenvoudig, vanwege het onderscheid dat het Strafwetboek maakt tussen geweld gepleegd tegen politiepersoneel enerzijds en geweld gepleegd tegen het personeel van andere hulpdiensten anderzijds. Politiepersoneel valt immers onder het toepassingsgebied van artikel 280 van het Strafwetboek, terwijl de andere beroepscategorieën vallen onder artikel 410bis. Het gaat in dat laatste geval dan over brandweermannen, ambulanciers, leden van de civiele bescherming, begeleiders, controleurs of loketbedienden van een netwerk voor openbaar vervoer en postbodes.
Indien een solidariteitsfonds wordt opgericht voor de vergoeding van de kosten naar aanleiding van geweld gepleegd tegen personeel van de hulpdiensten, zou het coherent zijn dat alle beroepscategorieën uit artikel 410bis van het Strafwetboek onder het toepassingsgebied van dit solidariteitsfonds kunnen vallen. Als minister van Binnenlandse Zaken kan ik mij natuurlijk alleen uitspreken over de brandweermannen en de leden van de civiele bescherming en niet over de andere categorieën die vallen onder de toepassing van artikel 410bis van het Strafwetboek.
Een arbeidsongeval veroorzaakt door geweld, wordt behandeld volgens de regeling uit de administratieve statuten van de brandweer en de civiele bescherming. Mijn diensten analyseren op dit moment welke kosten niet gedekt zouden zijn door deze regeling. Ze zullen nagaan, in samenwerking met alle vertegenwoordigers van de verschillende sectoren, welke kosten eventueel kunnen gedekt worden door dergelijk solidariteitsfonds.
Voorts bepaalt de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid dat wanneer een personeelslid van een hulpverleningszone of de civiele bescherming in rechte wordt gedagvaard of wanneer tegen hem een strafvordering wordt ingesteld wegens feiten gesteld tijdens de uitoefening van zijn functie, hij of zij recht heeft op gratis rechtshulp. Die rechtshulp is momenteel dus niet voorzien wanneer een personeelslid het slachtoffer wordt van agressie.
In de praktijk dienen de hulpverleningszones daarom in dergelijk geval zelf een klacht in bij de politie namens het personeelslid in kwestie. Op die manier worden de gerechtskosten gedragen door de hulpverleningszone. Deze werkwijze is niet voorgeschreven en is nergens gecodificeerd, maar het is een keuze van de hulpverleningszone zelf.
Om ervoor te zorgen dat personeelsleden van de hulpverleningszones en de civiele bescherming steeds een beroep kunnen doen op gratis rechtshulp wanneer zij het slachtoffer worden van agressie is een wijziging van de wet van 15 mei 2007 nodig. Op dit moment werken de diensten, in samenwerking met de vertegenwoordigers van de sector, aan een ontwerp van wijziging van de wet betreffende de civiele veiligheid om dat mogelijk te maken.
De interventieverslagen van de brandweer voorzien in een afdeling met betrekking tot agressie tegen brandweerlieden tijdens een interventie, zoals diegene waar in de vraag naar verwezen werd. Er moet echter worden vastgesteld dat het aantal meldingen op basis van die formulieren bijzonder laag ligt. Gezien het belang van de registratie van elk geval van agressie wordt dan ook zowel in het kader van de opleidingen als in het kader van een sensibiliseringscampagne voor de brandweerlieden aandacht besteed aan het melden van elk incident in die formulieren. Een incident kan dus gemeld worden via het interventieverslag dat na elke brandweerinterventie ingevuld moet worden maar ook door een klacht te laten registreren bij de politie. Ik kan dan ook niet anders dan alle brandweerlieden opnieuw oproepen om alle incidenten zoveel mogelijk te rapporteren. Zo kan de hele problematiek beter in kaart worden gebracht en kunnen we bekijken hoe de opvolging ervan best kan gebeuren.
Het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid en de communicatiedienst van de Algemene Directie Civiele Veiligheid werken momenteel een sensibiliseringscampagne uit gericht op de brandweerlieden. Deze campagne staat in het teken van drie risico's waarmee brandweerlieden in het kader van hun werk geconfronteerd worden, namelijk hygiëne, fysieke conditie en in het bijzonder ook agressie. De campagne zal binnen afzienbare termijn worden uitgerold en verspreid in alle hulpverleningszones.
Tot slot geef ik graag mee dat het onderzoek naar de feiten van 27 augustus jongstleden momenteel nog lopende is. De brandweer werd op die bewuste avond bijgestaan door een ploeg van de lokale politie die als eerste ter plaatse was en eveneens werd bekogeld. Het gerechtelijk onderzoek spitst zich momenteel toe op het analyseren van de beschikbare beelden ter identificatie van de daders.
Monsieur De Maegd, madame Chanson, en tout premier lieu, je souhaite insister sur le caractère préoccupant et inquiétant des derniers événements qui se sont produits récemment à l'encontre des équipes de secours du SIAMU. Je les remercie pour leur professionnalisme et leur courage.
En ce qui concerne les incidents en tant que tels, le SIAMU m'informe que, dans la nuit du samedi 5 septembre, deux autopompes ont été attaquées par des jets de cocktail Molotov dans le quartier des Marolles à Bruxelles. L'un des véhicules a pu se mettre à l'abri. La première autopompe qui est arrivée sur place a demandé l'aide de la police. Aucun blessé n'est à déplorer. Dès l'arrivée de la police, les équipes d'intervention ont pu remplir leur mission d'extinction des différents feux. Le matériel du SIAMU n'a pas été endommagé par les attaques au cocktail Molotov.
Le SIAMU a informé mes services qu'il s'était constitué partie civile comme victime auprès du parquet. Il fait de même à chaque incident. De manière générale, il appartient à l'employeur – en l'occurrence, la Région bruxelloise – de prendre des mesures de sécurité pour tout son personnel. Par ailleurs, à la suite de la sixième réforme de l'État, la Région bruxelloise a reçu des attributions en matière de sécurité sur son territoire. Le ministre-président et les bourgmestres sont donc compétents en ce domaine.
En outre, la possibilité de recourir à l'usage de caméras sur des véhicules ainsi que de bodycams est actuellement examinée par mes services. Cette technique pourrait fournir des images utiles et même nécessaires à la poursuite des auteurs.
Monsieur De Maegd, concernant votre sous-question, pour laquelle vous sollicitez des statistiques relatives aux trois dernières années, je vous invite – vu la nature chiffrée de votre demande – à m'interroger par écrit.
Pour l'incident du 4 septembre: vers 23 h 10, une équipe de la police de Bruxelles-Capitale-Ixelles a été envoyée dans le quartier Querelle, après des incidents visibles du drone de la police fédérale. Une fois arrivés sur place, les policiers ont été victimes de jets de pierre. Deux des auteurs ont pu être arrêtés. À la suite de cette arrestation, une quinzaine de jeunes sont sortis en rue pour casser les fenêtres d'une crèche et détruire du mobilier urbain ainsi qu'une cabine électrique, privant les habitants de la rue d'électricité. De plus, ils se sont servis de matériels de feu d'artifice comme arme dirigée contre les policiers. L'incident s'est soldé par l'arrestation judiciaire de deux mineurs d'âge.
La zone de police Bruxelles-Capitale-Ixelles a élaboré un plan d'action. Un dispositif préventif et répressif renforcé dans le quartier est en cours. La zone de police concentre tous ses efforts sur un système vidéo efficace, au moyen du placement de caméras fixes et mobiles permettant d'identifier les auteurs de troubles et autres dégradations.
Monsieur Thiébaut, dans un premier temps, je souhaiterais rappeler que les interventions des services des zones de secours s'effectuent sous la responsabilité de la hiérarchie des zones de secours. Elles sont les employeurs directs des pompiers. Les zones de secours doivent veiller à la sécurité de leurs employés sur le lieu de travail.
D'éventuelles consignes spéciales, permanentes ou particulières préalables à l'exécution de la mission de secours dans les zones à risque peuvent être données par la hiérarchie, telles que la mise à l'abri du personnel et du matériel dans certaines circonstances, lorsque les pompiers sont menacés par des comportements agressifs de la part de tiers ou l'attente de l'arrivée de la police avant de poursuivre l'opération en cours ou de démarrer l'opération de secours.
De manière préventive, les zones de secours peuvent prendre contact avec la zone de police concernée pour étudier la possibilité de mettre en place, s'il échet, un dispositif particulier ou d'autres mesures d'encadrement par la police locale lors d'opérations de secours dans certains quartiers. La nécessité de ces mesures sera analysée, au cas par cas, par les autorités locales, notamment dans le cadre de plans zonaux de sécurité.
Pour ce qui concerne l'aspect psychosocial de la problématique, la gestion du soutien psychologique des pompiers après des interventions traumatisantes relève de la responsabilité de l'employeur également. Pour soutenir les zones de secours, la Direction générale Sécurité civile et son Centre de connaissances pour la Sécurité civile encadrent le système et les principes développés par le FiST (Fire Stress Team). Il s'agit de l'accueil de l'agent qui a été victime d'un incident traumatisant.
Il existe évidemment d'autres moyens de développer un soutien psychologique. La décision se prend au niveau des zones de secours. À titre d'exemple, nous savons que certaines zones font appel à des firmes privées pour assurer ce suivi psychologique.
En outre, je souhaite porter à votre connaissance que le personnel des zones de secours et de la protection civile qui est victime d'un acte de violence bénéficie d'une protection contre la perte de traitement. Quand un membre du personnel est victime de violence dans l'exercice de ses fonctions, ces faits sont considérés comme un accident de travail.
01.08 Ortwin Depoortere (VB): Dank u wel, mevrouw de minister, voor uw uitgebreid antwoord.
01.09 Michel De Maegd (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour cette réponse qui n'est pas tout à fait complète. Je suivrai votre suggestion afin d'avoir un cadastre de ce genre d'événements en 2017, 2018 et 2019 car, en réalité, une telle étude est à mon sens importante pour rationaliser et objectiver ces événements et leur récurrence, voire leur augmentation. Les moyens à mettre en œuvre pour lutter contre ce phénomène consistent en quelque sorte à faire un diagnostic avant de poser une action ou une réaction. Mais j'entends votre détermination et votre volontarisme pour prendre ce genre de problème à bras-le-corps et je m'en réjouis.
Madame la ministre, la devise des pompiers, c'est: "sauver ou périr". Quand on s'attaque à ceux qui protègent, ceux qui nous protègent, c'est en fait notre propre intégrité qui se consume dangereusement. Ce sont nos idéaux qui partent en fumée.
Malgré la sixième réforme de l'État, vous l'avez dit, qui rend compétentes les autorités bruxelloises, certains responsables politiques à Bruxelles semblent ne pas en prendre la mesure. Si cela persévère, je vous invite, vous, à le faire sérieusement. Il est pour moi inconcevable que nous soyons sourds aux appels des pompiers, aux appels des policiers. Inconcevable de ne pas réagir sévèrement quand le bien commun est ainsi mis en péril.
Pour paraphraser la devise des pompiers, à ne pas sauver ce qui doit l'être dans l'autorité publique, c'est notre démocratie qui périt à petit feu.
01.10 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, het is een beetje het antwoord dat Pieter De Crem drie weken geleden had kunnen aflezen. Ik had gehoopt dat u het een beetje naar uw hand had gezet.
Ik had twee expliciete vragen. Ten eerste, komen de 1.600 netto extra agenten per jaar er of moeten wij daaromtrent rekening houden met de vervangingscoëfficiënt? Ik had echter, ten tweede en voornamelijk, de vraag hoe u – ik had die vraag ook opnieuw aan uw voorganger gesteld – die nultolerantie zult waarborgen. Dat waren vandaag mijn vragen, waarop ik geen antwoord heb gekregen.
U bent nieuw en alle respect, nogmaals, want het is een heel moeilijke en belangrijke rol, maar ik zal daar tot vervelens toe op blijven terugkomen. Dat is een beetje een voorzet die ik u geef: bereid u daarop voor. In het regeerakkoord staat immers zeer straf dat men naar nultolerantie gaat ten opzichte van geweld tegen onze hulpverleners. U verwijst nu naar de artikelen 280 en 410bis van het Strafwetboek over het Solidariteitsfonds. De hulpverleners zijn niet op zoek naar extra geld, zij willen werken in veilige omstandigheden. Dat is hun vraag, hun roep al jaren aan een stuk en daar heb ik opnieuw geen antwoord op gekregen.
01.11 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik ga een beetje op hetzelfde elan verder als de heer Metsu. U hebt inderdaad een juridisch correct antwoord gegeven en vooral verwezen naar artikelen uit het Strafwetboek en naar wetgeving van 2007, maar dat is niet het signaal dat de mensen op het terrein willen horen. Er moet iets straffere taal komen. Ik heb aan uw voorganger, Pieter De Crem, die berucht was voor het spreken van harde taal in het Parlement, altijd gezegd dat er na harde woorden ook daden moeten komen.
Ik vind het een beetje spijtig dat u hier een correct juridisch antwoord hebt gegeven, maar dat alles nog in voorbereiding is en er niet direct werk van wordt gemaakt, terwijl de problematiek al heel lang aan het aanslepen is. Het water staat onze hulpdiensten en politiemensen aan de lippen. Het nultolerantie- en lik-op-stukbeleid dat uw voorganger meermaals heeft afgekondigd, moet in daden worden omgezet en daar blijf ik toch een beetje op mijn honger zitten.
Ik dien dan ook een motie in naar aanleiding van mijn interpellatie, niet alleen voor u, mevrouw de minister, maar ik wil de hele regering aansporen – het is immers niet enkel uw bevoegdheid, maar ook deels die van de minister van Justitie en de eerste minister die moet waken over de veiligheid – om onmiddellijk werk te maken van een aantal concrete zaken.
Ik denk dan aan een slachtofferfonds, gratis rechtsbijstand, onmiddellijke nultolerantie tegenover de daders en uiteraard ook een sensibiliseringscampagne. Daarmee moet niet worden gewacht, maar moet onmiddellijk van start worden gegaan.
01.12 Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, merci pour vos réponses et vos précisions. Vous renvoyez beaucoup la balle vers le niveau zonal et le niveau local. Vous avez parlé du plan zonal de sécurité notamment, en disant qu'il fallait fixer certaines priorités dans ce plan zonal.
Je vous parle depuis la caserne des pompiers de Mons. Je suis président de la zone de secours Hainaut Centre. Vous renvoyez vers les responsabilités des gestionnaires de zone. Je me sens bien interpellé. Mais il y a des matières, comme celle-là, pour lesquelles les gestionnaires locaux, justement, attendent une aide du fédéral, attendent une réaction concertée du fédéral et aussi qu'on réponde vraiment à leurs besoins.
Je vous invite, dans les prochaines semaines, les prochains mois, à venir aussi avec des solutions qui viendraient du fédéral, et pas simplement renvoyer la balle vers le niveau zonal ou local.
01.13 Julie Chanson (Ecolo-Groen): Madame la ministre, merci pour votre réponse. J'entends votre détermination à faire face à ces violences. Je vous remercie d'y être si attentive. Je vous l'ai dit lors de mon intervention: les attentes sur le terrain sont fortes, et j'espère que nous pourrons leur donner des réponses à l'avenant dans les semaines qui viennent pour garantir notamment cette tolérance zéro, mais également pour en venir aux actes concrets, en aidant le niveau zonal, qui, comme mon collègue M. Thiébaut vient de le dire, est lui aussi en demande de réponses.
Je vous ai également envoyé, en même temps que cette question, une question écrite pour demander un cadastre chiffré. J'espère donc que nous pourrons obtenir cette réponse rapidement afin de mieux appréhender cette problématique, qui occupera très certainement encore les discussions que nous aurons au sein de cette commission dans les semaines à venir.
Je vous remercie, d'ores et déjà, pour ces réponses, qui sont certes un peu incomplètes, mais j'espère que nous pourrons continuer à travailler ensemble pour endiguer ce problème inadmissible.
De voorzitter: Vraagt iemand nog het woord? (Nee)
Mevrouw de minister, u kunt gerust nog bijkomend antwoorden. Wel moet u weten dat het Parlement het laatste woord krijgt.
01.14 Annelies Verlinden, ministre: J'ai bien noté qu'il y avait encore des discussions à mener et des réponses à vous donner. Je vais aussi effectuer des visites sur le terrain afin de mieux comprendre la problématique dans les semaines à venir. J'ai déjà eu de nombreux contacts avec la police ces derniers jours.
Misschien nog heel even over de nood aan nultolerantie, zonder daarbij volledigheid te betrachten. Het engagement hiertoe staat duidelijk in het regeerakkoord: aan de vaststelling van elk feit, licht of zwaar, moet opvolging worden gegeven. Dit moet verder worden uitgewerkt met de minister van Justitie. Zoals in het regeerakkoord staat, moet de opportuniteitssepot worden vermeden. Dit dient met de parketten te worden afgestemd en moet met de bevoegde minister verder worden opgevolgd.
Mijnheer Metsu, tot slot de vraag over de 1.600 nieuwe aanwervingen. We weten dat er jaarlijks uitstroom is, dat moeten we zeker opvangen. Daar bovenop moeten we 400 nieuwe aanwervingen per jaar kunnen doen, waardoor het deficit uit de voorbije periode verder kan worden weggewerkt. Ik hield eraan om dit alvast als antwoord te geven en ga op een later ogenblik graag verder met u in debat.
01.15 Koen Metsu (N-VA): Mevrouw de minister, u zegt dat u de markt verkent. Dat siert u. Van de gouverneurs heb ik al gehoord dat u zeer actief bent bij het bestrijden van deze crisis, waarvoor dank. In het regeerakkoord staat heel duidelijk dat we kiezen voor nultolerantie. Dan mogen wij niet blijven wijzen naar de parketten, maar moeten wij naar dit Huis kijken. We moeten dan ook voornamelijk naar de regering kijken, die zeer daadkrachtig zal gaan optreden. Ik heb al eerder tweets van staatssecretarissen gelezen. In het verleden is het ook al gebeurd dat staatssecretarissen nogal actief tweeten en dat is nu weer aan het gebeuren. De geschiedenis herhaalt zich een beetje. Wat de inhoud betreft, ben ik heel benieuwd naar het resultaat.
U zegt dat we gaan naar 400 nieuwe aanwervingen per jaar. Ik heb dat verkeerd gelezen. Dat is wat zoals we mogelijk de begrotingstabel ook verkeerd hebben gelezen. Het gaat over 400 nieuwe of netto aanwervingen per jaar. Ik heb reeds gesproken met de politievakbonden. In het regeerakkoord had men even goed kunnen zeggen te evolueren naar 20.000 extra aanwervingen. Waarom? Omdat de politiescholen dat niet aankunnen. Die capaciteit is er gewoon niet. Dan kunt u zeggen dat u het wel had voorzien en wilde doen, maar dat het gewoon niet lukt in het veld.
Mijn volgende suggestie is dus dat u ook eens gaat kijken naar de bron, waar onze nieuwe inspecteurs en hoofdinspecteurs worden gevormd, zodat we toch de weg van die netto aanwervingen uit kunnen gaan. Sla ons echter niet dood, zoals ik ook aan uw voorganger heb gevraagd, met beloftes en mooie cijfers als 1.600 man extra netto, als we op voorhand weten dat dit niet kan.
Laat ons weten wat effectief wel kan en bekijk ook de bron, zijnde de politiescholen. Die gesprekken zullen wij echter in een latere fase voeren.
De voorzitter:
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Ortwin Depoortere en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Ortwin Depoortere
en het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen,
- overwegende dat politie- en hulpdiensten reeds meermaals het slachtoffer werden van fysieke aanvallen in Brussel;
- overwegende dat brandweerdiensten het gevoel krijgen dat ze in de val worden gelokt door te moeten uitrukken voor opzettelijke brandstichtingen;
- overwegende dat er blijkbaar een grote straffeloosheid heerst tegenover de zogenaamde 'jongeren' die deze strafbare feiten plegen;
- overwegende de hoorzittingen die op 7 juli 2020 in de commissie Binnenlandse zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken werden gehouden met verschillende vertegenwoordigers van politie- en hulpdiensten die het geweld tegen hen aanklaagden;
vraagt de regering
- om een slachtofferfonds op te richten teneinde politiemensen en hulpverleners die het slachtoffer werden van opzettelijke gewelddaden onmiddellijk te vergoeden;
- om gratis rechtsbijstand te verzekeren voor elke politie- en hulpdienst die slachtoffer werden van agressie;
- om onmiddellijk een
nultolerantiebeleid te voeren tegenover de daders in de vorm van snelrecht;
- om een sensibiliseringscampagne op te zetten om geweld tegen politie- en hulpdiensten scherp te veroordelen."
Une motion de recommandation a été déposée par M. Ortwin Depoortere et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Ortwin Depoortere
et la réponse de la ministre de l’Intérieur et des Réformes institutionnelles,
- considérant que les services de police et de secours ont déjà été à
plusieurs reprises la cible d'agressions physiques à Bruxelles;
- considérant
que les services d'incendie ont le sentiment d'être piégés en étant appelés à
intervenir sur des incendies volontaires;
- considérant
que les prétendus 'jeunes' qui commettent ces actes bénéficient apparemment
d'une large impunité;
- considérant
les auditions organisées le 7 juillet 2020 en commission de
l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives
avec différents représentants des services de police et de secours, lesquels
ont dénoncé les violences dont ils sont victimes;
demande au
gouvernement
- de
créer un fonds pour les victimes afin d'indemniser sans délais les policiers et
les secouristes victimes d'actes de violence intentionnels;
- de
fournir une assistance juridique gratuite à tout policer ou secouriste victime
d'agression;
- d'instaurer
immédiatement une politique de tolérance zéro à l'égard des auteurs par le
biais de la procédure de comparution immédiate;
- d'organiser une campagne de sensibilisation axée sur la condamnation sans appel des violences visant les services de police et de secours."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Franky Demon.
Une motion pure et simple a été déposée par
M. Franky Demon.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
02 De situatie in de noodcentrales 101: actualiteitsdebat en toegevoegde vragen van
- Jan Bertels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De oproepen naar het Antwerpse 101-callcenter" (55009604C)
- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De onderbezetting in de noodcentrales van Brussel en Antwerpen" (55009646C)
- Gaby Colebunders aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De aanslepende personeelstekorten in de centrales 101" (55009654C)
- Nahima Lanjri aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De werklast in de 101-noodcentrales" (55009679C)
- Ortwin Depoortere aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De onderbezetting in de noodcentrales van Brussel en Antwerpen" (55009710C)
02 La situation dans les centrales d'appels 101: débat d'actualité et questions jointes de
- Jan Bertels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les appels au call center 101 d'Anvers" (55009604C)
- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le manque de personnel dans les centrales de secours de Bruxelles et d'Anvers" (55009646C)
- Gaby Colebunders à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le sous-effectif persistant dans les centrales 101" (55009654C)
- Nahima Lanjri à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La charge de travail dans les centrales de secours 101" (55009679C)
- Ortwin Depoortere à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le manque de personnel dans les centrales de secours de Bruxelles et d'Anvers" (55009710C)
De voorzitter: De heer Bertels kan niet aanwezig zijn.
02.01 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, de noodcentrales waren afgelopen week weer in het nieuws. Eind 2017 kregen ze voor 2 miljoen euro aan extra middelen om te moderniseren. Het ASTRID-netwerk werd onder de loep genomen en het extra budget zou ervoor zorgen dat oproepen in wacht sneller door andere centrales beantwoord kunnen worden.
Ondanks de extra investeringen is het personeelsprobleem in ieder geval niet opgelost. Recent werd immers duidelijk dat er een tekort aan telefonisten is bij de noodcentrales 101 van Antwerpen en Brussel. Volgens de vakbondsorganisatie zijn er in de provincie Antwerpen slechts 35 mensen aan het werk, terwijl het personeelskader in 45 personen voorziet. In Brussel is er sprake van een tekort van 40 %.
De onderbemanning leidt tot een hoge werkdruk, ziekteverzuim en vooral langere wachttijden bij noodoproepen. Een aantal minuten langer wachten bij de behandeling van een noodoproep kan in sommige gevallen het verschil betekenen tussen leven en dood. We moeten te allen prijze vermijden dat langere wachttijden of een personeelstekort tot meer slachtoffers leiden.
Mevrouw de minister, heeft het onderhoud met de vakbonden al plaatsgevonden? Zo ja, wat was hiervan de uitkomst?
Hebben de extra budgetten vrijgemaakt door de FOD Binnenlandse Zaken, effectief geleid tot een modernisering van de noodcentrales?
Speelt de vereiste tweetaligheid een rol bij het niet ingevuld krijgen van jobs bij de noodcentrale in Brussel?
Zou een bewustmakingscampagne een optie kunnen zijn om de aantrekkelijkheid en de noodzaak van het beroep in de kijker te zetten?
De voorzitter: Ik zou nu graag het woord geven aan de heer Colebunders of mevrouw Lanjri, maar ik zie ze geen van beiden. Als er veel vragen worden gesteld over een onderwerp, is het mijn prerogatief om daar een actualiteitsdebat van te maken, maar dan reken ik wel op het enthousiasme van de vraagstellers. Dat lijkt hier niet erg groot te zijn.
02.02 Bert Moyaers (sp.a): Mijnheer de voorzitter, aangezien mijn collega Bertels hier niet aanwezig kon zijn omdat hij de commissie voor Financiën en Begroting voorzit, heb ik de opdracht gekregen om hier even op in te pikken. Zo kan zijn vraag toch aan de orde komen.
Mevrouw de minister, ook ik wil u van harte feliciteren met uw nieuwe functie.
We hebben kunnen vaststellen dat het callcenter 101 in Antwerpen overbelast werd met coronagerelateerde oproepen. Voor echt dringende hulpvragen liepen de wachttijden dan ook enorm op en hieruit blijkt dat we daar met een onderbezette dienst zitten en dat is levensgevaarlijk.
Het tekort aan personeelsleden is al jaren een pijnpunt. Als er elf vacatures voor Antwerpen werden uitgeschreven en er maar twee kandidaten voor het profiel werden gevonden, dan is er toch iets mis. Het is terecht dat de vakbonden op een snel overleg met u hebben aangedrongen om de situatie te kunnen bespreken.
Mevrouw de minister, hebt u kennis van de huidige situatie kunnen nemen? Welke initiatieven zult u nemen opdat het nummer 101 voor noodgevallen voorbehouden blijft? Zult u maatregelen nemen, bijvoorbeeld aan een aparte campagne zoals voor Defensie of de spoorwegen, om het beroep beter in de kijker te zetten en zo veel meer geschikte profielen aan te trekken?
02.03 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik wil ook u proficiat wensen. U zult in mij zeker een partner vinden in Binnenlandse Zaken. Ik noem mijzelf ook altijd een BIZA-girl. Ik heb er 15 jaar met heel veel plezier gewerkt. Ik weet welke fantastische mensen er in de administratie zitten.
Ik heb een vraag over de callcenters. Na de aanslagen luidde een van de aanbevelingen om twee of drie centrales technisch te clusteren om twee redenen. Men kon zo een personeelstekort gemakkelijker opvangen, vooral 's nachts of in het weekend. Bij een noodgeval, zoals een aanslag of een andere grote crisissituatie, zou een centrale zich dan kunnen focussen op dat evenement en de andere centrales kunnen dan de normale oproepen aannemen.
Kunt u vertellen hoe het daarmee zit?
02.04 Ortwin Depoortere (VB): Mevrouw de minister, ik had een vraag ingediend, net iets te laat om te kunnen agenderen, maar ik wil mij graag aansluiten bij het debat.
De problematiek is geschetst. Er is een onderbezetting.
Mevrouw de minister, u hebt een aantal dossiers overgeërfd, die wel wat werk vragen. Daar kunt u ook niet aan doen. Er zijn een jaar geleden al hoorzittingen met vertegenwoordigers van de noodcentrales geweest en het probleem blijft maar aanslepen. Nu en dan flakkert dat eens op en komt dat via een gunstige wind in de media terecht, maar wij moeten er wel op kunnen rekenen dat de nieuwe regeringsploeg iets aan de verzuchtingen doet.
Mevrouw de minister, was er al overleg? Ik besef dat u de eerstkomende weken zeer veel overleg moet plegen, maar het aangehaalde dossier is toch wel heel belangrijk.
Hoe kan het beroep aantrekkelijk worden gemaakt? Hoe kunt u meer medewerkers rekruteren? Hebt u een oplossing in de mouw zitten – men weet maar nooit – om de situatie op korte termijn recht te zetten?
02.05 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, geachte collega's Moyaers, Ingels en Vandenput, bedankt voor het agenderen en op tafel brengen van dit bijzonder interessant en belangrijk debat. Ter voorbereiding van het antwoord op uw vragen bezorgde de administratie mij een overzicht van de personeelstekorten binnen de calltaking in de 101-centrales. De aanwerving van voldoende personeel voor die centrales, wat overigens ook geldt voor de noodcentrales 112, is complex vanwege verschillende factoren, waaronder de moeilijkheid om voldoende kandidaten te vinden en de doorgedreven opleiding die kandidaten moeten volgen, zoals al in de vraagstelling werd geschetst. Het is inderdaad niet evident om in sommige provincies voldoende kandidaten voor deze bijzonder boeiende job aan te trekken. Bovendien blijkt dat bij initieel geïnteresseerde kandidaten er toch nog een zekere uitval is. Sommigen beslissen af te haken nog voordat zij voor een indiensttreding gecontacteerd worden.
Daarnaast speelt nog de doorlooptijd van de opleiding. Een calltaker heeft evident een bepaalde opleiding en scholing nodig, want die functie kan niet zomaar ingevuld worden. Immers, na het volgen van een theoretische opleiding, die ondertussen door de politie geoptimaliseerd werd, maar nog steeds een drietal maanden in beslag neemt, zijn er nog verschillende maanden van stage in de meldkamer nodig alvorens een calltaker in staat is om volledig zelfstandig oproepen op een professionele manier aan te nemen en af te handelen.
Op korte termijn is de situatie de volgende. Op 1 september 2020 hebben in totaal 60 nieuwe personeelsleden de basisopleiding aangevat, met name 30 kandidaat-calltakers voor het nummer 101 en 30 kandidaat-operatoren voor het nummer 112. Daarnaast zijn er extra selecties bezig voor de aanwerving van in totaal 54 personeelsleden bijkomend. Er wordt naar gestreefd om de indiensttreding van die personeelsleden en medewerkers nog dit jaar te kunnen afronden.
Er werd gevraagd naar de reden voor de moeizame invulling van die vacatures. Het antwoord op die vraag is, zoals helaas vaak in belangrijke debatten, niet eenvoudig. Wij zien immers dat wij in de selectieronde voor bepaalde provincies redelijk veel kandidaten overhouden, terwijl de situatie in andere provincies systematisch teleurstellend is. Ik vermoed dat dit ook te maken heeft met de betere economische situatie in bepaalde provincies, waardoor burgers in die provincies een functie eerder buiten dan wel binnen de administratie verkiezen.
Wij zullen echter niet bij de pakken blijven zitten. Vooreerst bekijken wij op welke manier wij de interesse voor de functie kunnen doen toenemen, zodat wij bij selectieprocedures van Selor, die trouwens elk jaar opnieuw georganiseerd worden, meer potentiële kandidaten overhouden.
Wij zullen ook bekijken hoe we de indiensttredingen beter kunnen laten aansluiten op het vertrek van vroegere personeelsleden. Overleg met Selor kan ook nuttig zijn voor optimalisatie in de rekruteringsprocedure zelf. Mijn administratie zal daarom met Selor bekijken of de selecties niet provinciaal georganiseerd kunnen worden. Mogelijk kan dat meer kandidaten opleveren. Tot op vandaag werden de selectieprocedures voor calltakers 101 en operatoren 112 steeds nationaal georganiseerd.
Voor de 101-centrale van Brussel loopt er ten slotte nog een selectieprocedure waarbij specifiek wordt ingezet op het aantrekken van jongeren in een startbaantraject. Wanneer dat succesvol zou blijken voor Brussel kan dit ook een piste zijn om voor bepaalde provincies meer kandidaten aan te trekken. Persoonlijk heb ik nog geen contact gehad met de vakbonden, maar ik kijk uiteraard uit naar een eerste ontmoeting met hen.
Mijnheer Vandenput, de vereiste van tweetaligheid speelt zeker een rol bij het invullen van functies van calltaker bij de 101-centrale van Brussel. Naast het slagen in de selectieproeven moeten de kandidaten ook nog via Selor een tweetaligheidsattest behalen. Dat is niet altijd een evidentie. Het aantal personen dat overblijft na de hele selectieprocedure ligt dan ook elk jaar bedroevend laag. Samen met de federale politie, die verantwoordelijk is voor het operationele beheer van de noodcentrales 101, zorgen we er maximaal voor en in functie van de mogelijkheden dat de oproepen van burgers die zich in een situatie bevinden waarin dringende politiehulp noodzakelijk is, snel en adequaat worden afgehandeld.
Wat De Blauwe Lijn betreft, wil ik erop wijzen dat de 101-centra niet enkel reactieve noodhulp verlenen, maar ook een opdracht van het inwinnen van belangrijke politionele informatie waarnemen. De politie is verantwoordelijk voor de veiligheid van de samenleving en de burgers. De 101-centra vervullen daarin een zeer belangrijke rol. Een adequate bevraging kan de politie immers toelaten proactief en preventief op te treden, waardoor reactieve noodinterventies en eventueel slachtofferschap kunnen worden vermeden. Een voldoende grondige bevraging is ook noodzakelijk in het kader van de slachtofferbejegening. Er moet over worden gewaakt dat al deze opdrachten van de politie ook met ondersteuning van de noodcentrales verder optimaal kunnen worden ingevuld.
Ik begrijp uit de uiteenzettingen te kunnen opmaken dat er in het verleden al veel initiatieven zijn genomen om het beroep van calltaker 101 en operator 112 onder de aandacht te brengen. Er zijn vele uiteenlopende informatiecampagnes geweest, maar veel belangrijker nog zijn de uitzendingen van De noodcentrale, die zowel in Vlaanderen als in Wallonië qua kijkcijfers goed gescoord hebben en die een duidelijk beeld schetsen van wat het werken in een noodcentrale juist kan inhouden.
Een grootschalige, aparte sensibiliseringscampagne kan worden overwogen wanneer er in een keer een groot aantal kandidaten moet worden aangeworven, maar hier is de uitdaging niet alleen om de bestaande personeelskaders opgevuld te krijgen, maar ook om ze opgevuld te houden. Er moet dus jaarlijks worden aangeworven en zoals al gezegd, moeten de aanwervingen beter aansluiten op de vertrekkende personeelsleden. Het zal dus zaak zijn om het beroep van calltaker en operator onder de aandacht te houden, zodat er steeds voldoende kandidaten beschikbaar zijn.
De budgetten waarvan u spreekt, waren bedoeld om voor de noodcentrales 112 een bovenprovinciale architectuur te ontwikkelen. De 101-centra van de politie blijven verder op provinciaal niveau functioneren. De ontwikkeling van deze bovenprovinciale 112-architectuur, die door haar complexiteit wat vertraging heeft opgelopen en die naast een totale nieuwe telefoonapplicatie ook een vernieuwde dispatchingsoftware omvat, zit in de eindfase en zal vanaf volgend jaar uitgerold kunnen worden in alle noodcentrales 112 van de brandweer en de medische discipline. De volledige uitrol over alle centrales zal een tweetal jaar in beslag nemen.
De bovenprovinciale architectuur zal het mogelijk maken dat de noodcentrales 112 oproepen van elkaar kunnen overnemen, wanneer bijvoorbeeld een centrale op haar grondgebied wordt geconfronteerd met een groot incident en met daaraan gekoppeld een grote toename van het aantal oproepen. Door deze setting kan de dienstverlening aan de burger ook gegarandeerd blijven wanneer een noodcentrale 112 tijdelijk door bijvoorbeeld rookontwikkeling moet worden ontruimd. De hoofdreden voor de invoering van deze nieuwe werkstructuur is duidelijk het nog verder optimaliseren van de dienstverlening aan de burger door het kunnen terugdringen van de wachttijden die helaas in bepaalde gevallen vandaag mogelijk als te lang beschouwd dienen te worden.
De werkomstandigheden van de operatoren zullen in die zin verbeteren zodat zij minder vaak te maken zullen hebben met momenten waarop het onmogelijk is om het grote aantal oproepen dat binnenkomt, snel te verwerken, wat uiteraard ook voor de medewerkers frustrerend is en allicht ook demotiverend werkt op de werkvloer. Bij de politie was er reeds van bij aanvang een organisatiemodel ontwikkeld van interprovinciale solidariteit in geval van de uitval van een 101-centrale, om ook een antwoord te geven op wat u in uw vraag aanhaalde, mevrouw Ingels.
02.06 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, ik ben blij te horen dat er op het vlak van rekrutering vooruitgang is, met de 60 die gestart zijn en de 54 voorziene bijkomende indiensttredingen, en dat er gewerkt wordt aan de modernisering, via digitalisering. Dat zijn zeer goede stappen vooruit.
U had het ook over de werkomstandigheden. Als er meer mensen zijn en als er ook modernere middelen zijn, zal het veel gemakkelijker en aangenamer zijn voor die mensen om daar te werken. Men doet ze soms af als telefonisten maar dat zijn ze niet, collega's. Het zijn de eerste politieagenten die de burgers telefonisch ontmoeten. Wij moeten die job echt in de markt gaan zetten als een eerste politieagent of politieagente, die alles op het terrein een beetje moet kennen, om dan de juiste beslissing te nemen en naar de juiste persoon op het terrein door te verwijzen. Ik denk dat er dus werk aan de winkel is om dat beroep nog aantrekkelijker te maken en deze agenten niet meer als telefonisten in de markt te gaan zetten, maar als eerste politieagenten, eigenlijk een remote wijkagent die weet wat hij of zij doet.
Mevrouw de minister, u hebt in uw antwoord zeker bewezen dat u alles onder controle hebt en ik heb er alle vertrouwen in dat dit binnen een aantal maanden volledig opgelost zal zijn.
02.07 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, in tegenstelling tot wat mijn collega Vandenput zei, is het bij de politie geen politieman die de telefoon opneemt maar een neutrale calltaker. Dat is misschien net een van de problemen.
Dit is een dossier waarin ikzelf vaak mijn tanden heb stukgebeten, met heel veel goede wil en nieuwe projecten. Het is inderdaad geen gewone job. Daar heeft collega Vandenput zeker gelijk. Wij moeten ook realistisch zijn, dat is een job die men niet zijn hele leven kan doen. Wij moeten er rekening mee houden dat heel goede calltakers na vijf jaar of tien jaar, ik wil er geen getal op kleven, maar zoiets zal het zijn, gewoon zouden moeten kunnen doorstromen naar iets anders. Misschien moeten wij een begeleidingstraject opzetten.
Het is zeker zo dat technische vernieuwingen zullen helpen, maar op een bepaald moment kan men die job niet meer volhouden. Daaraan moet dus gewerkt worden. Maar wij kunnen daarover misschien nog verder debatteren als het over uw beleidsnota gaat.
Een ander punt is het verschil, en daar zijn wij heel vaak tegen de muur gebotst, in appreciatie tussen politie en brandweer. Bij de brandweer gaat het om medische hulpverlening, fire and go, als de informatie er is, kan men uitsturen. Bij de politie gaat het om information-led policing, met fiches die aangemaakt moeten worden en dan naar de dispatching gaan. Daar zit heel veel tijd tussen en zorgt voor demotivatie bij die calltakers.
Zij zijn dan gewoon een doorgeefluik en weten niet goed wat er daarna mee gebeurt. Qua motivatie is dat wel belangrijk.
Moeilijk voor de FOD Binnenlandse Zaken is dat men er eigenlijk niet voor verantwoordelijk is hoe de politie daarmee omgaat. Binnenlandse Zaken betaalt dat personeel wel, maar heeft er niets over te zeggen hoe de job wordt ingevuld. Ook dat kent een heel lange voorgeschiedenis en is een moeilijke noot om te kraken. Ik stel voor dat we verder debatteren bij de beleidsnota.
L'incident est clos.
- Wouter Raskin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De uitbreiding van het ANPR-systeem naar het bellen achter het stuur" (55009192C)
- Wouter Raskin aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het uitblijven van de ANPR-databank" (55009193C)
- Kurt Ravyts aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De federale databank en de verwerking van de inbreuken bij trajectcontroles" (55009264C)
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De ANPR-camera’s en de toegang voor de lokale politie" (55009441C)
- Wouter Raskin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'extension du système ANPR à l'utilisation du GSM au volant" (55009192C)
- Wouter Raskin à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le retard dans la mise en place de la base de données ANPR" (55009193C)
- Kurt Ravyts à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La base de données fédérale et le traitement des infractions constatées par les contrôles de trajet" (55009264C)
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les caméras ANPR et l'accès pour la police locale" (55009441C)
03.01 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, aangename digitale kennismaking. Ook ik wens u veel succes met uw benoeming als minister.
VIAS institute zal onderzoeken of de ANPR-camera's ook kunnen worden ingezet op onze wegen om het gsm-gebruik achter het stuur tegen te gaan. Bij onze noorderburen is dat reeds het geval. Mocht die test succes hebben, kan dat ook hier een goede zaak zijn voor de verkeersveiligheid. Het gebruik van een gsm tijdens het rijden speelt immers steeds vaker een rol bij soms zware ongevallen.
Bent u op de hoogte van het onderzoek van VIAS institute? Tegen wanneer mogen wij daarvan resultaat verwachten? Het bestaande wettelijke kader zou vandaag niet volstaan om de technologie hier toe te laten. Welke aanpassingen zijn er volgens u daarvoor nodig?
Uiteraard is het betrappen van overtreders belangrijk, maar de daaropvolgende stappen in de keten mogen dan niet uitblijven. Op een eerdere schriftelijke vraag liet uw voorganger mij weten dat het ANPR-netwerk heel wat hits opleverde van onder meer niet-gekeurde of niet-verzekerde voertuigen. Vaak werden die zonder gevolg geklasseerd. Is dat vandaag nog steeds het geval? Op welke manier wilt u daaraan remediëren, zodat overtreders ook effectief worden gesanctioneerd?
Naar aanleiding van een andere vraag uitte uw voorganger het voornemen dat de hits aan de politie-entiteit op wier grondgebied de titularis van de nummerplaat woonachtig is, zouden worden gesignaleerd. Hoe staat u tegenover dat voornemen van uw voorganger? Ten slotte, hoe ver staat het met de opbouw van het nationale ANPR-netwerk? Hoeveel hits heeft het netwerk de voorbije twaalf maanden opgeleverd?
In dezelfde context wil ik het met u hebben over het uitblijven van de ANPR-databank. Mevrouw de minister, nadat wij tien jaar wachtten op de Mercuriusdatabank, databank met informatie over alle Belgische rijbewijzen waarvan de activering herhaaldelijk werd uitgesteld, is die eindelijk actief.
Het lijkt er helaas op dat het met de ANPR-databank dezelfde richting uitgaat. Die centrale databank moet de gegevens van alle ANPR-camera's voor nummerplaatherkenning verzamelen. De start van het centrale ANPR Management System was gepland voor mei 2018, maar werd al verschillende keren uitgesteld.
Mijnheer de minister, de nieuwe deadline die naar voren werd geschoven, was september 2020. Is die deadline, ten eerste, gehaald of is er opnieuw uitstel gekomen? Ten tweede, kunt u wat meer toelichting geven bij de oorzaak van het herhaaldelijk uitstel? Ten derde, welke problemen zijn nog niet van de baan en kunnen voor bijkomende vertraging zorgen?
Ten vierde, de Mercuriusdatabank heeft tien jaar op zich laten wachten. Zijn daaruit lessen getrokken om dat soort databanken sneller in gebruik te kunnen nemen? Indien ja, welke? Hebt u een idee welke procedures eenvoudiger en sneller zouden kunnen verlopen teneinde uitstel in de toekomst te vermijden? Ten slotte, wanneer zal de databank volgens u helemaal in gebruik kunnen worden genomen?
03.02 Bert Moyaers (sp.a): Mevrouw de minister, de heer Raskin heeft al een aantal vragen gesteld, die ik ook wilde stellen.
Uw voorganger, minister De Crem, wilde op termijn alle meldingen en informatie van de ANPR-camera's bezorgen aan de lokale politie in de zone waar de houder van de nummerplaat woont. De politie heeft vandaag een heel beperkte toegang tot de eerste versie van die nationale gegevensbank. Normaal zou er een tweede fase komen, met bijkomende camera's en een tweede versie van die gegevensbank. De verschillende lokale politiezones, die al langer vragende partij zijn, zullen zich daarmee kunnen verbinden.
Is die tweede versie van de gegevensbank al operationeel? Indien niet, bent u van plan om dat verder uit te rollen? Kunt u daarop eventueel een tijdstip kleven?
Ten slotte, in het regeerakkoord kunnen we lezen dat het de bedoeling is om het gewestelijk verkeersveiligheidsbeleid te faciliteren met onder andere het ANPR Management System. Kunt u dat wat duiden? Betekent het dan toch dat de verschillende lokale politiezones toegang tot het net wordt verleend?
03.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, collega's Raskin en Moyaers, de dienst ICT bij de federale politie doet er alles aan om in samenwerking met de betrokken partijen het ANPR Management System nog de komende maand om te zetten van een testomgeving naar een operationele omgeving. De evolutie naar een cameraschild met toenemende opties en gebruikers zal in stappen moeten gebeuren. Het betreft immers een zeer ambitieus project en de diverse cameratechnologieën moeten met elkaar verbonden worden in een nationaal systeem.
De AMS-databank is, zoals u al suggereerde, het kloppend hart van het geïntegreerd cameraschild. De databank moet interageren met al die verschillende technologieën, zodat er informatie kan worden uitgewisseld.
Bij de ontwikkeling van AMS zijn de vertragingen voor een deel te wijten aan technische oorzaken en de moeilijkheid om in een overheidscontext, die gekenmerkt wordt door vele en zware procedures, aan grote projecten te werken. De gebruikers moeten vervolgens op hun beurt een aantal stappen zetten om de camera's binnen hun verantwoordelijkheidsdomein te conformeren aan de vigerende regelgeving. In het bijzonder werd dat complex en groot maar belangrijk project geïmpacteerd door de nieuwe GDPR-vereisten. Om de privacy van burgers te vrijwaren, moeten diverse stappen worden gezet, onder meer de opmaak van een privacy- en risicoanalyse met voorlegging aan de bevoegde organen voor de verwerking van hun opmerkingen, de uitvaardiging van bijzondere ministeriële richtlijnen met bijbehorende wettelijke adviesprocedures en de ondertekening van protocolakkoorden.
Inzake de werking van de Mercuriusdatabank dien ik te verwijzen naar mijn daarvoor bevoegde collega, namelijk de minister van Justitie.
Het gsm-gebruik achter het stuur is, zoals hier al werd gesteld, een van de grote gevaren in het verkeer, waarvan wij ons terdege bewust moeten zijn. Evenwel ligt tot op heden het aantal vaststellingen in België relatief laag ten opzichte van het werkelijk aantal potentiële inbreuken. In de huidige situatie en context worden die vaststellingen uitgevoerd aan de hand van interceptie op heterdaad van de overtreder. Ik hoef u niet te vertellen dat dat een zeer arbeidsintensieve methode is, in het bijzonder op autosnelwegen. Daarom zijn alle partners inzake verkeersveiligheid, waaronder VIAS Institute, vragende partij voor een systeem om dat op een meer geautomatiseerde manier te kunnen vaststellen. Ik ben ervan op de hoogte dat er een testfase in voorbereiding is voor een mobiele radar om dergelijke vaststellingen te kunnen verrichten.
Momenteel hebben vaststellingen van verkeersovertredingen met onbemande automatisch werkende toestellen bewijskracht tot bewijs van het tegendeel, op voorwaarde dat de overtreding in het koninklijk besluit van 18 december 2002 is opgenomen. Gsm-gebruik achter het stuur is niet opgenomen in dat vernoemd koninklijk besluit. Door de continu voortschrijdende technologische evolutie moet het koninklijk besluit in kwestie voortdurend worden aangepast.
Zolang de verkeerswetgeving ter zake niet is aangepast, dient de politie zich te beroepen op de bepalingen die het gebruik van camera's door de politie regelen, namelijk artikelen 25.1 en volgende van de wet op het politieambt.
Ik hoef u niet te vertellen dat de politiecapaciteit niet oneindig is. De beschikbare interventiecapaciteit is bepalend voor de mate waarin de politie actief op een hit kan reageren en eventueel kan intercepteren.
Het is evenwel niet omdat er geen onmiddellijke interventie heeft plaatsgevonden dat de informatie finaal ook verloren zal zijn voor de politie. Een interventie kan namelijk nog in uitgestelde tijd plaatsvinden. De ANPR-gegevens kunnen bovendien nog in tweede of derde lijn worden gebruikt door fenomeencoördinatoren of door onderzoekers.
De voorbije twaalf maanden leverde het nationale gedeelte van het ANPR-netwerk, dat in 2017 reeds werd geoperationaliseerd bij de grensovergangen, op sommige luchthavens en op een aantal gewestwegen, 308.963 hits op.
Vervolgens wordt bij de operationalisering een onderscheid gemaakt tussen de technische en de juridische operationalisering. De technische operationalisering van de eerste fase is klaar met de overzetting van het project uit de testomgeving op de operationele omgeving van het datacenter van de federale politie. Technisch gezien, kunnen wij dus vaststellen dat het project klaar is voor zijn eerste fase.
Willen wij het cameraschild echter ook kunnen gebruiken, moet de juridische operationalisering klaar zijn. Tijdens de uitwerking van het ANPR-netwerk is een nieuwe GDPR-regelgeving in werking getreden, waardoor nieuwe procedures en vereisten werden opgelegd waarmee rekening moet worden gehouden.
De noodzakelijke impact- en risicoanalyse werd reeds voorzien van het advies van het Controleorgaan op de politionele informatie of COC. Daaruit werd een aantal actiepunten gedistilleerd, waaraan thans wordt gewerkt.
Een van de actiepunten is het ontbreken van een aantal door de wet vereiste richtlijnen. Ook voor die richtlijnen werd intussen een advies van het COC ontvangen. De richtlijnen worden momenteel aangepast conform met het advies.
Mogelijks zijn nog bijkomende aanpassingen nodig ten gevolge van het ingewonnen advies van het College van procureurs-generaal. Dat werd echter nog niet ontvangen. Ook voor dat punt moet ik verwijzen naar de minister van Justitie.
De aansluiting van ANPR-camera's die kunnen worden gebruikt voor trajectcontroles als onderdeel van een gewestelijk verkeersbeleid, is reeds in de eerste fase van de AMS-uitrol gepland. In een tweede en derde fase zal de aansluiting van alle andere camera's, die op basis van een andere dan de ANPR-technologie verkeersovertredingen vaststellen, conform artikel 62 van de wegverkeerswet, volgen.
Het AMS staat als nationale technische gegevensbank integraal ter beschikking van de geïntegreerde politie, dus zowel van de lokale als van de federale component van de politie. In de preoperationele fase zijn reeds 250 politionele testgebruikers actief, waarvan iets meer dan de helft deel uitmaakt van de lokale component van de geïntegreerde politie. Dat is logisch, aangezien de lokale overheden reeds voorafgaandelijk aan het nationale ANPR-project een aanzienlijke inspanning hebben geleverd op het vlak van het politionele gebruik van ANPR-camera's en zij die lijn doortrekken bij de totstandkoming van het nationale ANPR-project.
03.04 Wouter Raskin (N-VA): Dank u wel, mevrouw de minister. Het was een heel uitgebreid antwoord. Ik zal het zeker in detail bekijken.
Wanneer ik ernaar verwijs dat heel wat hits zonder gevolg geklasseerd worden, herinnert u aan de mogelijkheid om in een later stadium te vervolgen. Dat is waar, maar het is belangrijk om het gevoel van straffeloosheid, dat onder de mensen leeft, tegen te gaan dat we in het project stappen vooruit zetten. Dat zou een goede zaak zijn.
U schermt ook met de technische complexiteit om een aantal koppelingen te maken, de moeilijkheid door de overheidsomgeving en het feit dat er op wetgevend vlak nog heel wat dient te gebeuren. Daar heb ik allemaal begrip voor. Zulke grote, veelomvattende projecten hebben dikwijls vertraging. Laten we er toch samen voor zorgen dat de vertraging hier tot een minimum beperkt wordt. De technologie waarover we vandaag beschikken, moeten we aanwenden om met het oog op de verkeersveiligheid de drempels waarop u botst, waarvoor ik begrip heb, neer te halen.
03.05 Bert Moyaers (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor het zeer uitgebreide antwoord. Ik zal de opmerkingen van mijn collega niet herhalen. Uw uitleg vandaag maakt al veel duidelijk en zal de politiezones zeker vooruithelpen. Zij hebben vandaag namelijk toch meer vragen ter zake dan antwoorden.
Ik heb vooral onthouden dat nu nog de testfase loopt en dat u tegen het einde van de maand of volgende maand operationeel hoopt te kunnen zijn. Dat is zeer ambitieus en ik kijk er zeker naar uit.
L'incident est clos.
- Dries Van Langenhove aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het overleg over de problematiek van transmigranten op en rond snelwegparkings" (55009196C)
- Hervé Rigot aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De strijd tegen de smokkelaars van transmigranten" (55009521C)
- Dries Van Langenhove à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La concertation concernant les migrants en transit sur et aux abords des parkings d'autoroutes" (55009196C)
- Hervé Rigot à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La lutte contre les passeurs de migrants en transit" (55009521C)
04.01 Dries Van Langenhove (VB): Mevrouw de minister, ik val in herhaling: ook mijn felicitaties met uw zeer belangrijke benoeming.
De veiligheid, de levenskwaliteit en de werkomstandigheden van heel wat mensen zijn afhankelijk van hetgeen u zult doen en beslissen in de komende jaren. Dat is een hele verantwoordelijkheid, maar ik hoop dat wij constructief zullen kunnen samenwerken, zoals dat de goede gewoonte is in deze commissie.
De vorige minister van Binnenlandse Zaken, Pieter De Crem, organiseerde samen met Vlaams minister Peeters vijf provinciale overlegmomenten met de burgemeesters en gouverneurs om tot een gemeenschappelijke aanpak te komen voor de problemen met transmigranten op de snelwegparkings. Het opzet zou onder andere het duidelijker afbakenen van de taken zijn en het komen tot een totaaloplossing. Het laatste overlegmoment in Vlaams-Brabant vond plaats op 21 september.
Dat overlegmoment is er zeker niet te snel gekomen. Op het terrein klinken de noodkreten al geruime tijd. Elke nacht zijn er meldingen over transmigranten en de overlast in de gemeenten neemt nog steeds toe. Onze snelwegparkings blijven de populairste plaats bij uitstek voor mensensmokkelaars om transmigranten te dumpen, die daar in een vrachtwagen proberen te klimmen om Groot-Brittannië te bereiken. De voorbije weken en maanden is er zelfs steeds vaker sprake van transmigranten die de overtocht trachten te maken door in te breken in personenwagens, caravans en dergelijke meer. Het leidt zeer vaak tot gevaarlijke en gewelddadige situaties. Private bewaking, een stevigere omheining en zelfs het sluiten van bepaalde parkings hebben het probleem, zoals natuurlijk verwacht, absoluut niet opgelost, maar hooguit verplaatst.
Ik heb hierover de volgende vragen, mevrouw de minister.
Welke conclusies hebt u of uw voorganger getrokken uit de overlegmomenten die voormalig minister De Crem had in de verschillende provincies? Bent u gekomen tot het duidelijker afbakenen van de taken en, zo ja, hoe? Bent u gekomen tot een totaaloplossing en, zo ja, welke? Tot slot, verwacht u dat de problemen met transmigranten op en rond de snelwegparkings in de nabije toekomst zullen afnemen? Als de problemen met transmigranten op en rond de snelwegparkings in de nabije toekomst niet zouden afnemen, wie zal daar volgens u dan voor verantwoordelijk zijn en welke gevolgen zult u daar desgevallend aan koppelen?
04.02 Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, bienvenue en commission de l'Intérieur. Je suis très heureux de vous rencontrer aujourd'hui pour cette première session de questions.
Madame la ministre, nos zones de police sont aujourd'hui souvent confrontées à des situations difficiles le long des aires autoroutières. Les polices locales s'épuisent véritablement dans des actions qu'elles mènent non pas contre les migrants mais contre l'insécurité que génère le transit des transmigrants et la traite des êtres humains sur les parkings des autoroutes.
Par moment, elles ont le sentiment de vider l'océan avec un seau. Elles manquent clairement de moyens. Cette situation dure depuis longtemps. À plusieurs reprises, j'ai interpellé votre prédécesseur, M. De Crem, pour examiner dans quelle mesure on pouvait apporter une réponse pour garantir la sécurité des usagers de ces aires autoroutières, des transmigrants ainsi que des populations locales. C'est une réalité des entités locales, singulièrement à Waremme où je suis échevin.
Il est vrai qu'aujourd'hui, dans le Nord du pays, on fait appel à des sociétés de gardiennage privées et qu'il appartient aux zones de police locales d'intervenir, de même qu'aux polices de la route. Or, on ne dispose pas des moyens utiles pour le faire.
Madame la ministre, l'enjeu est évidemment de démanteler ces réseaux importants et j'ai quelques questions à vous poser à cet égard.
La police judiciaire fédérale a-t-elle développé une cellule particulière visant à démanteler ces réseaux de trafic d'êtres humains? Des réseaux criminels ont-ils été identifiés? Considérant le caractère nécessairement international de cette activité criminelle, l'objectif étant de transiter vers l'Angleterre, des collaborations avec des services étrangers sont-elles en cours? Des contacts particuliers et suivis sont-ils établis entre les services de police fédéraux et les services de police locaux qui sont demandeurs d'un vrai soutien dans la lutte contre ces réseaux?
Au niveau des poursuites, des actions ont-elles été entreprises au départ des actions menées sur le terrain? Avec quels résultats?
Enfin, comme je vous l'ai dit, la charge de travail est épuisante et les polices locales ont vraiment besoin d'un soutien dans ces dossiers. Quels moyens entendez-vous déployer pour leur permettre de poursuivre leurs missions et pour qu'elles n'aient pas le sentiment de ne pas être en mesure de répondre aux attentes des citoyens, de la population, des transmigrants et de garantir la sécurité de toutes et tous?
04.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Van Langenhove, mijnheer Rigot, het organiseren van de overlegmomenten met de provincies was een goed en vruchtbaar initiatief, zo heeft mijn voorganger meegedeeld. Op basis van die overlegmomenten kunnen vier belangrijke conclusies getrokken worden.
Een goede afstemming van ieders inspanning is primordiaal om te komen tot een adequate aanpak op maat. De meerwaarde van de aanwezigheid van private bewaking op de snelwegparkings werd meermaals vastgesteld. Daar verwees u al naar. De problematiek van de snelwegparkings is niet beperkt tot de parking zelf, ook de omgeving en de trajecten die transitmigranten en eventueel mensensmokkelaars nemen, moeten worden meegenomen in een aanpak op maat. Men mag dat niet beperkend aanschouwen.
De administratieve werklast en de lange doorlooptijden voor de afhandeling van een dossier vergen veel, en mogelijk te veel, politiecapaciteit. Een verregaande vereenvoudiging van de procedures lijkt daarom aangewezen. De doelstelling van de overlegmomenten was niet het verkrijgen van een taakafbakening. Het was net een overlegmoment waarbij de verwachtingen en het beleid in een debat tot een betere afstemming konden worden gebracht. Dat zal ook verder worden opgevolgd.
Ik ondersteun daarbij ten volle het model van een gecoördineerde integrale en geïntegreerde benadering op maat. Daarbij is een belangrijke stimulerende en coördinerende rol weggelegd voor de tandem gouverneur en directeur-coördinator van de gedeconcentreerde coördinatie- en steundirecties op het niveau van de gerechtelijke arrondissementen, voor een optimale en afgestemde inzet van alle partners.
Transitmigratie is een breed, niet alleen Belgisch, maar ook internationaal, maatschappelijk fenomeen. Het is een illusie te verwachten dat er morgen geen transitmigranten meer zullen zijn. De doelstelling van een aanpak op maat, gebaseerd op die overlegmomenten in de provincies, is de eventuele overlast beheersbaar te houden, de criminaliteit te bestrijden en een bijdrage te leveren tot een beter veiligheidsgevoel voor iedereen, niet alleen de burgers, maar uiteraard ook de betrokken politiediensten.
Monsieur Rigot, la police judiciaire fédérale est structurée autour d'une direction générale, de directions centrales et de directions déconcentrées. Au niveau central, il existe depuis près de 25 ans un service spécialisé dans la traite et le trafic des êtres humains. Ce service se charge de la coordination de l'information aux niveaux national et international. Il assure la gestion du développement et le suivi des programmes relatifs à ces matières.
Au niveau déconcentré, chaque police judiciaire est libre de créer en son sein une section spécifiquement dédiée à ces deux phénomènes. De façon générale, le personnel et les moyens dédiés à la lutte contre l'exploitation des êtres humains sont conditionnés à la politique des parquets locaux selon qu'ils considèrent ces phénomènes pour leur arrondissement comme étant des priorités à traiter ou pas.
Les choix politiques qui relèvent des parquets sont supervisés par le Collège des procureurs généraux. Au sein de chaque arrondissement judiciaire, des plateformes de concertation rassemblent policiers locaux et fédéraux ainsi que certains services publics fédéraux tels que l'Office des étrangers, l'Office national de Sécurité sociale (ONSS), etc.
Chacune de ces plateformes est, conformément aux directives du Collège des procureurs généraux, organisée et présidée par les magistrats de référence des parquets locaux. Des réseaux criminels internationaux actifs aussi bien en Belgique qu'en France, aux Pays-Bas ou ailleurs en Europe sont ainsi identifiés. Les polices judiciaires mènent chaque année des enquêtes donnant lieu à des arrestations.
Pour plus de détails, je vous renvoie à l'image des phénomènes "Traite et trafic 2019" publiée par la police judiciaire fédérale. La police judiciaire fédérale est engagée dans le cycle politique du Conseil européen de lutte contre la criminalité organisée, appelé EMPACT. Elle participe activement à plusieurs opérations, Operation Actions (OA), en matière de traite et de trafic des êtres humains.
De façon systématique, ces OA ont pour objectif l'échange d'informations policières et de renseignements criminels. Chaque fois que possible, sous l'égide des magistrats locaux et fédéraux, des équipes d'enquête communes sont mises en place aux fins du démantèlement de groupes criminels organisés actifs dans plusieurs États européens.
Nous ne disposons pas de données statistiques sur les poursuites et condamnations prononcées par les cours et tribunaux. À ce sujet, je vous renvoie vers mon collègue de la Justice.
04.04 Dries Van Langenhove (VB): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord, al blijf ik, zeker voor mijn laatste dubbele vraag, nog een beetje op mijn honger zitten. Ik vind het jammer dat er niet meer beleidsmatige conclusies getrokken zijn uit die spijtig genoeg zeldzame, maar toch heel belangrijke en nuttige overlegmomenten. De schets van het probleem hadden we al en is nu misschien nog wat duidelijker geworden, maar was voor de meeste actoren en voor de meeste leden hier aanwezig volgens mij reeds duidelijk. Er is al lang gepraat, het probleem is al heel lang bekend, dus het is nu tijd voor daden. Ik val, zoals andere collega's, in herhaling. Er wordt echter al zoveel jaren geschetst en gepraat over problemen, maar er wordt niets aan gedaan. Dat is ook het geval in wat we nu bespreken.
U zegt dat het een illusie is te denken dat er over enkele jaren geen transmigratie meer zal zijn. Behalve voormalig minister De Crem gelooft hier niemand in illusies. Wij hebben wat meer realiteitszin. Wat wij wel verwachten, als Kamerleden, maar ook de burgers en de mensen die op het terrein strijden tegen transmigratie, is dat u enkele targets vooropstelt. Wat mogen wij verwachten van uw beleid de komende jaren? Zal er wel degelijk een oplossing komen en minder overlast zijn van transmigratie? Hoe zult u dat ondersteunen? Ik meen dat wij dat toch wel mogen weten.
Ik roep u er tot slot ook toe op om met uw collega's te overleggen om dit probleem bij de bron aan te pakken, bij de oorzaak. De transmigratie en de overlast ervan is namelijk een symptoom van een veel breder en dieper probleem.
04.05 Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, je vous remercie de vos réponses.
Je vous avoue que voilà un an que je participe à la commission de l'Intérieur en tant que municipaliste. Chaque fois, j'ai demandé au ministre de l'Intérieur de tendre la main aux communes et d'assumer les responsabilités supracommunales. Depuis un an, je garde le sentiment de n'avoir toujours pas obtenu de réponse.
Pour ma part, je ne fais pas du transmigrant un coupable, mais bien une victime de la traite des êtres humains, sans aucun doute.
En revanche, j'élève au rang de priorité locale la nécessité de garantir la sécurité de tous et de préserver aussi, comme je vous l'indiquais, notre police locale. Or, aujourd'hui, je n'ai pas encore entendu de réponse me donnant à penser que, demain, vous accorderez les moyens aux polices locales et de la route pour intervenir, si nécessaire, durant la nuit lorsque des incidents se produisent sur des parkings.
Je vous avoue aussi ne pas partager votre avis quant à votre souhait d'accorder aux services privés la compétence de garantir la sécurité des parkings. À mon sens, la sécurité des citoyens doit être remplie par l'État. Il s'agit d'une mission régalienne, d'utilité publique. Il n'appartient donc pas au privé de pallier l'incapacité de l'État fédéral à assumer son rôle.
Plus que jamais, aux portes de l'hiver, je vous demande à rester attentive à cette politique, à l'appel du terrain et de tous les bourgmestres qui vivent ces difficultés de la transmigration. Ils tendent la main pour ne pas laisser les transmigrants dans le froid de la rue et dans des conditions inhumaines, mais rappellent aussi qu'ils tiennent à garantir la sécurité de tout le monde. C'est pourquoi ils ne permettront jamais la présence d'un trafic d'êtres humains sur leur territoire ni l'existence de comportements inadéquats.
Je compte sur vous, madame la ministre, pour me convaincre que vous pouvez faire quelque chose pour nous.
L'incident est clos.
- Tim Vandenput aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De strijd tegen de georganiseerde misdaad in Antwerpen" (55009208C)
- Jessika Soors aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het tekort aan manschappen bij de federale politie en het drugsgeweld in Antwerpen" (55009466C)
- Tim Vandenput à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La lutte contre la criminalité organisée à Anvers" (55009208C)
- Jessika Soors à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le manque d'effectifs à la police fédérale et la violence liée au milieu de la drogue à Anvers" (55009466C)
05.01 Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, reeds maanden is er een strijd tegen de georganiseerde misdaad bezig in Antwerpen. Die bendes zorgen reeds maandenlang voor onveiligheid in de straten. Auto's worden tot ontploffing gebracht. Granaten worden naar winkels gegooid. Er wordt met kalasjnikovs op huizen geschoten. Heel de revue is daar al gepasseerd. Er zijn sterke aanwijzingen dat het hier steeds gaat over afrekeningen in het drugsmilieu.
De Antwerpse politie is sinds het weekend van 5 september eindelijk begonnen met Operatie Nachtwacht, om de orde proberen te herstellen. Eindelijk zou ik zeggen, na al die maanden van onveiligheid. Nog geen 24 uur na de lancering was er opnieuw een schietincident in Deurne. Het is daarom belangrijk dat de federale politie op de hoogte is van de operatie en indien nodig versterking kan bieden. Antwerpen is geen eiland, samenwerking tussen de verschillende politiediensten zal broodnodig zijn.
Is de federale politie betrokken bij de voorbereiding van Operatie Nachtwacht?
Worden er politiemensen van de federale politie ingezet tijdens de operaties? Wordt er materiaal ingezet van de federale politie?
Er wordt vaak gewezen op een gebrek aan rechercheurs bij de Antwerpse politie. Is er daar een probleem en zo ja, kan de federale politie hierin helpen?
In 2018 werd het Stroomplan voorgesteld in de strijd tegen de Antwerpse drugssmokkel. Hoe verhoudt de Operatie Nachtwacht zich tegenover het Stroomplan? Hoe verloopt de samenwerking met het KALI-team?
05.02 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, van harte welkom in deze commissie. Collega Vandenput heeft heel omstandig de situatie geduid in zijn vraag, dus ik verwijs naar mijn schriftelijke neerslag. Ik zal hierop in de repliek dan terugkomen.
Het drugsgeweld in Antwerpen lijkt verder
te escaleren. Met de Operatie Nachtwacht lijken delen van Antwerpen
getransformeerd in oorlogsgebied. Toch is het afwachten of de operatie
resultaat zal opleveren. Volgens burgermeester Bart De Wever schort het
namelijk aan federale opvolging. Onder meer de federale gerechtelijke politie
zou niet genoeg mankracht hebben.
Ook vorig jaar al kloeg de chef van de
Antwerpse drugssectie dat het personeelsgebrek een groot probleem was: 'Het kader
van de Antwerpse federale politie is voorzien op 550, we zijn met 385,' zei
Manolo Tersago toen aan De Standaard.
Bovendien lijkt het met het KALI-team,
een belangrijk onderdeel van het Stroomplan, niet goed te lopen. De
samenwerking tussen lokale en federale politie had heel wat voeten in de aarde.
Uit een eerste evaluatie van het
Stroomplan bleek begin dit jaar bovendien dat het federale niveau het
Stroomplan meer moet ondersteunen, en integreren in de overkoepelende
beleidsplannen. De structurele capaciteitsproblemen bij de politie werden
aangehaald, net als enkele juridische obstakels me betrekking tot
informatiedeling.
Ik heb hierover voor u volgende vragen.
Gaat u akkoord met de stelling dat er
meer politiemensen nodig zijn in de aanpak van het drugsgeweld in Antwerpen?
Zo ja, welke stappen wil u
ondernemen om het aantal op te trekken, en tegen wanneer? Welke stappen heeft u
al ondernomen?
Zo nee, waarom niet? Is het huidige
aantal volgens u voldoende?
De samenwerking binnen het
KALI-team liep niet altijd goed. Vorig jaar zou een deel van de speurders zelfs
zijn opgestapt. Hoe is de toestand van het team sindsdien geëvolueerd? Welke
stappen werden gezet om de samenwerking te verbeteren?
Uit een evaluatie van het Stroomplan
bleek dat het federale niveau meer ondersteuning zou moeten geven. Gaat u
akkoord met die conclusie?
Zo ja, welke stappen heeft u gezet om die
conclusie uit te voeren? Welke stappen wil u nog nemen?
Zo nee, waarom niet? Wie is volgens u
verantwoordelijk om het Stroomplan in goede banen te leiden en te coördineren?
De evaluatie wees op enkele juridische
obstakels met betrekking tot informatiedeling. Welk gevolg heeft u daaraan
gegeven?
De georganiseerde criminaliteit is
internationaal vertakt. Samenwerking is dus nodig. Hoe verloopt de samenwerking
met buitenlandse diensten? Met welke diensten wordt samengewerkt, en welke
informatie wordt uitgewisseld? Volstaat het wettelijk kader, en zo nee, welke
stappen moeten ondernomen worden?
05.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, geachte collega's Vandenput en Soors, de federale gerechtelijke politie moet over voldoende onderzoekers kunnen beschikken. In vergelijking met de vastgestelde personeelsformatie kent de federale gerechtelijke politie momenteel een tekort van ongeveer 14 % en voor bepaalde arrondissementen, waaronder Antwerpen, bedraagt het tekort zelfs meer dan 20 %. Daarenboven gaat het niet enkel over het aantal, maar is het ook belangrijk over de juiste mensen te kunnen beschikken, omdat gekwalificeerd personeel van essentieel belang is om georganiseerde criminaliteit te kunnen aanpakken.
Om beide uitdagingen te kunnen aangaan, zowel voldoende capaciteit als voldoende gekwalificeerd personeel, heeft de directeur-generaal van de federale gerechtelijke politie recent een strategisch document humanresourcesmanagement voorbereid. Dat document wordt momenteel besproken binnen het directiecomité van de federale politie. Tijdelijke laterale versterking tussen de federale gerechtelijke politie onderling moet ondertussen acute noden kunnen ondervangen. Zelf zal ik de komende maanden waken over een strikte monitoring van de personeelstekorten, samen met de minister van Justitie wat de federale gerechtelijke politie betreft.
Het KALI-project is een deelaspect van het Stroomplan en gaat uit van een multidisciplinaire aanpak van dekmantelbedrijven en facilitators die mogelijk gelinkt zijn aan het drugsmilieu. In de opstartfase van het KALI-project werd destijds gekozen om reguliere drugsrecherchediensten van de politiezone Antwerpen en de federale gerechtelijke politie Antwerpen op dezelfde locatie onder te brengen. In de uitvoering evenwel bleek dat tal van praktische problemen met zich mee te brengen. Om die reden werd besloten om terug te keren naar de originele vorm van het project door het faciliteren van de informatiestroom via het zogenaamd KALI-intelligence overleg. De samenwerking tussen de federale gerechtelijke politie Antwerpen en de politiezone Antwerpen verloopt momenteel goed, volgens de informatie die wij hebben.
Bij de implementatie van het Stroomplan werd een mandaat gegeven aan de gerechtelijke directeur Antwerpen om zowel privé- als overheidsdiensten aan te sturen. Verschillende privé- en overheidspartners dienen met elkaar samen te werken. Dat veronderstelt dat informatie kan worden uitgewisseld, met respect voor de eerbiediging van de individuele rechten en vrijheden van onze burgers.
Voor de uitwisseling van bepaalde types van gegevens tussen bepaalde partners bestaan er geen wettelijke gronden of de wettelijke basis laat slechts een uitwisseling van zeer beperkte informatie toe. Die problematiek is bekend, wellicht ook aan u allen, en vereist een grondig parlementair debat.
De georganiseerde criminaliteit is vandaag internationaal, maakt gebruik van de modernste technologieën en vertakt zich steeds meer in de reguliere samenleving. Om die redenen bereidt de federale gerechtelijke politie een nieuw plan van aanpak van de georganiseerde criminaliteit voor, mee gericht op het intensifiëren van de internationale samenwerking. Specifiek inzake de drugsproblematiek in Antwerpen verwijs ik naar de afsluiting van memoranda of understanding door de directie van de internationale politiesamenwerking in samenwerking met de Benelux-verbindingsofficieren met tal van Latijns-Amerikaanse bron- en transitlanden van cocaïne, bijvoorbeeld Colombia en Brazilië.
Daarnaast onderhoudt de federale gerechtelijke politie Antwerpen tal van punctuele en structurele internationale contacten. In het bijzonder vindt de aanzet tot Operatie Nachtwacht zijn oorsprong in de bezorgdheid bij de lokale autoriteiten over de veiligheid van de inwoners van Antwerpen. De burgemeester en zijn korpschef zijn in dit kader overgegaan tot het uittekenen van een bestuurlijke aanpak die vorm heeft gekregen in een verhoogde aanwezigheid van de lokale politie in bepaalde risicowijken in Antwerpen.
De directeur-coördinator van de federale politie Antwerpen werd hierbij betrokken met het oog op een deelname aan deze acties. Gelet op het louter bestuurlijk karakter van de operatie werd de federale gerechtelijke politie van Antwerpen niet betrokken bij de praktische voorbereiding van deze operatie. Er werden uiteraard wel praktische werkafspraken gemaakt tussen de gerechtelijke politie en de politiezone Antwerpen om de samenwerking en informatie-uitwisseling maximaal op elkaar te kunnen afstemmen.
De directeur-coördinator van de federale politie Antwerpen heeft zich geëngageerd om waar mogelijk het interventiekorps Antwerpen in te zetten om de samenwerking met de scheepvaartpolitie verder vorm te geven. Momenteel wordt er geen materiaal van de federale politie ingezet. Het is uiteraard mogelijk dat in de toekomst gespecialiseerde steun wordt geleverd, zoals het inzetten van een helikopter.
Het Stroomplan is een project waarbij alle betrokken publieke en private actoren zich engageren om geïntegreerd de havenproblematiek aan te pakken. Operatie Nachtwacht past in dezelfde problematiek en voorziet complementair in een verhoogde aanwezigheid in het straatbeeld om meer zichtbare uitwassen, zoals drugsgerelateerde gewelddelicten, maximaal te ontraden en om zoveel mogelijk informatie in te zamelen. Op die manier draagt de politiezone Antwerpen bij vanuit haar functie als eerstelijnspolitiedienst.
05.04 Tim Vandenput (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
De complexiteit van het probleem is natuurlijk dat het een internationaal probleem is, dat begint in Zuid-Amerika en andere continenten en hier dan samenkomt in Antwerpen. Er zal veel intelligence en research naar moeten gaan.
Die tekorten wegwerken zal op lange termijn helpen, maar u – u bent immers van de streek – en ik kennen mensen die in Borgerhout en Deurne wonen en die zich al maanden onveilig voelen. Het blijft mij een raadsel, maar die vraag moet ik niet aan u stellen, waarom er maar zo laat werd ingegrepen om het onveiligheidsgevoel bij die mensen weg te nemen.
Het is nu wat beter, met meer politie op straat, maar de capaciteit op straat in Antwerpen mag geen excuus zijn. Het leger doet in Antwerpen op straat al vier jaar het werk van de politiemensen, dus er is genoeg capaciteit om in Deurne en Borgerhout meer politie op straat in te zetten, zodat er niet meer met kalasjnikovs wordt geschoten.
Ik ben blij te vernemen dat de DirCo Antwerpen steun kan leveren wanneer dat nodig zou blijken. Ik denk dat dit ook nodig is, want als de Antwerpse politie het niet onder controle krijgt, zal de federale politie zeker moeten bijspringen.
05.05 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoorden.
De uitdaging met betrekking tot dit dossier is groot. Het gaat enerzijds om samenwerking tussen de lokale politiediensten en de federale politiediensten, maar ook multidisciplinair tussen bestuurlijke diensten en de politie, met de douane. Het gaat om voldoende manschappen, om voldoende gekwalificeerde manschappen. Het gaat ook om voldoende juiste technologieën, bijvoorbeeld in de haven, om de instroom van die drugs te beperken. Het gaat ook om een duidelijke taakafbakening en coördinatie, gezien de vele partners die daar aanwezig zijn. U haalde zelf ook de juridische obstakels aan die er nog bestaan bij de informatiedeling. Helemaal op het hoogste niveau gaat het tot slot om de internationale samenwerking. Er is ongelooflijk veel aan te doen.
Ik hoor van u heel veel goede voornemens, goede intenties, dingen die in de steiger staan. Ik hoop dat die er snel komen. Ik hoop dat wij van op het federale niveau een voorbeeldrol kunnen spelen in die samenwerking. Ik vertrouw erop dat u dat zult doen. Zo moet de burgemeester van Antwerpen er niet onder lijden, zoals hij zelf heeft gedaan, ten aanzien van andere steden, dat zijn stad een no-gozone moet worden. Zo kunnen leefbaarheid en veiligheid hopelijk hand in hand blijven gaan in Antwerpen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Vraag nr. 55009210C van de heer Metsu is omgezet in een schriftelijke vraag. Mevrouw Gabriëls is niet aanwezig. Mevrouw Van Peel laat haar vraag nr. 55009298C uitstellen.
- Eric Thiébaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'état des effectifs de la DAB" (55009384C)
- Samuel Cogolati à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le déploiement de la DAB sur les sites nucléaires" (55009483C)
- Eric Thiébaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De personeelssterkte van de DAB" (55009384C)
- Samuel Cogolati aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het inzetten van de DAB op de nucleaire sites" (55009483C)
06.01 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame
la ministre, le déploiement des agents de la DAB (Direction de la
Sécurisation de la police fédérale) est-il actuellement complet sur le site de
Tihange? Combien de fois la police de la zone de Huy a-t-elle dû intervenir à
la Centrale nucléaire de Tihange pour venir en renfort à la DAB? Quel est le
nombre d'agents de sécurité privés qui viennent en renfort à la DAB à TIhange?
Comment les tâches sont-elles divisées entre les agents de sécurité privés et
les agents de la DAB? Existe-t-il un accord de coopération entre la zone de
police de Huy et la DAB de la centrale nucléaire de Tihange? Pourquoi le
déploiement de la DAB n'est-il pas encore totalement réalisé sur le site de
Doel? Quels sont les autres sites nucléaires surveillés par la DAB? Quel est le
nombre exact d'agents de surveillance à Tihange (DAB) et à Doel (militaires)?
Quelle est la différence entre la surveillance par des militaires ou par des
agents de la DAB? Combien d'agents a minima doivent être présents sur site à
tout instant par réacteur? Y a-t-il toujours un manque de recrues à la DAB?
Quelles sont les causes du manque d'attractivité de la DAB au nord du pays?
Quel est le nombre de transferts de la Défense à la DAB? Quel est le nombre
d'années d'ancienneté moyen des agents de la DAB déployés à Tihange et des
militaires déployés à Doel? Quel est le budget annuel de surveillance des
centrales nucléaires belges? Ce budget a-t-il baissé ou augmenté grâce/à cause
du déploiement de la DAB en remplacement de l'armée? Prévoyez-vous un maintien
constant, voire une augmentation, du nombre d'agents de sécurité déployés à
Tihange après l'arrêt de la production des réacteurs nucléaires et durant tout
le processus de démantèlement? Quel est l'impact du Covid-19 sur les missions
de la DAB à Tihange et Doel?
06.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Cogolati, le déploiement des agents de la DAB sur le site de Tihange est complet. Depuis la mise en place de la DAB Tihange, le 4 octobre 2018, la zone de police est intervenue à quatre reprises sur le site de Tihange. Au total, 90 membres de G4S sont affectés à la centrale nucléaire de Tihange afin de permettre une présence 24 heures sur 24, 7 jours sur 7, variant de 15 à 30 agents en fonction des moments de la journée. Conformément à la directive OOP36bis, G4S assure les fonctionnalités de prévention, de contrôle et de détection pour le compte d'ENGIE.
Quant à la DAB, conformément à cette même directive, elle assure la fonction de prévention et de réponse. Les tâches inhérentes à ces différentes missions sont clairement définies et réparties entre les deux services. De plus, des moyens de radio communs permettent une coordination opérationnelle permanente. Des exercices quotidiens sont réalisés pour entraîner les deux services à travailler ensemble. Une convention provisoire de collaboration a été signée entre la zone de police et la DAB, préalablement à la reprise de la mission.
Le déploiement de la DAB à Doel n'est pas encore totalement réalisé car les agents de sécurisation n'ont pas encore été recrutés. La DAB sécurise actuellement les sites nucléaires de Fleurus et de Tihange. Elle sécurisera les sites nucléaires de Doel et de Mol-Dessel-Geel. Tihange compte 54 agents de sécurisation.
Le personnel de la DAB est affecté à titre définitif sur le site contrairement aux militaires qui effectuaient des missions provisoires, ce qui impliquait une certaine rotation dans le personnel. Il en découle un très haut niveau de connaissance des installations dans le chef des policiers. Les membres du cadre opérationnel de la DAB disposent des compétences prévues dans la loi sur la fonction de police en matière de fouilles de personnes, de véhicules, de bâtiments mais aussi en matière d'arrestations ou encore de saisies. Parmi les compétences, soulignons en particulier les règles en matière d'usage d'armes à feu et d'usage de la contrainte, prévues aux articles 37 et 38 de la loi.
Les détachements militaires étaient présents pour plusieurs jours, ce qui impliquait d'intégrer à leur mission des moments de vie off tels que repas, repos etc. Le personnel policier travaille en pause et est donc actif durant la totalité de la prestation. Cette différence permet d'accroître de façon significative la présence sur le terrain. La DAB garantit la présence permanente de huit membres du personnel 24 heures sur 24, 7 jours sur 7. La DAB doit encore engager 411 agents de sécurisation. Trente-six militaires sont sortis de formation et travaillent actuellement à la DAB.
Les agents de sécurisation déployés à Tihange comptent entre une et deux années d'ancienneté. Le COVID-19 n'a aucun impact sur l'exécution des missions de la DAB. Seule la gestion du personnel et des moyens a subi un impact.
Monsieur Thiébaut, la direction de la sécurisation compte actuellement 1 119 membres du personnel: deux commissaires divisionnaires de police, 25 commissaires de police, 93 inspecteurs principaux, 4 coordinateurs de sécurisation, 370 assistants de sécurisation, 577 agents de sécurisation et 48 membres du cadre administratif et logistique. La DAB doit encore engager 481 membres du personnel: 1 commissaire divisionnaire de police, 15 commissaires de police, 43 inspecteurs principaux, 410 agents de sécurisation et 12 membres du cadre administratif et logistique.
La direction du personnel de la police fédérale a entrepris plusieurs campagnes ciblées pour encourager le recrutement à la DAB. Par ailleurs, celle-ci parcourt les écoles et organismes spécialisés afin d'y présenter les tâches et les possibilités de carrière à la DAB. L'accent est mis sur des perspectives d'emploi très larges qui s'offrent aux candidats potentiels.
06.03 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse particulièrement complète.
Je ne peux que saluer le fait que la zone de police de Huy soit moins sollicitée et puisse se concentrer sur ses missions premières. C'est, selon moi, une bonne chose que les agents de la DAB soient maintenant déployés sur le site de Tihange et qu'une convention ait pu être signée avec la zone de police de Huy, car cela signifie simplement plus de sécurité sur le terrain, autour du site particulièrement sensible qu'est la centrale de Tihange, établissement de classe 1.
En revanche, je ne peux que m'étonner de la différence qui existe entre Tihange et Doel. En effet, si je vous ai bien compris, pour ce qui concerne Doel, beaucoup de recrutements doivent encore être faits au sein de la DAB. Les militaires y restent donc bel et bien déployés, ce qui n'est plus le cas depuis maintenant deux ans sur le site de Tihange.
Het incident is gesloten.
- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'harmonisation et l'identification des uniformes de police" (55009419C)
- Julie Chanson à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La disparité des uniformes de police" (55009692C)
- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De harmonisatie en identificatie van de politie-uniformen" (55009419C)
- Julie Chanson aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De verschillen tussen de politie-uniformen" (55009692C)
07.01 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, à mon tour, je tiens à vous féliciter pour l'entrée dans vos nouvelles et importantes fonctions.
De nombreux policiers ont récemment souligné des difficultés relatives à l'harmonisation de leur équipement, ne permettant pas une reconnaissance systématique des fonctions de la part des citoyens.
Depuis plus de vingt ans, de nombreuses pièces sont venues s'ajouter à l'équipement. Celui-ci s'est donc diversifié, sans reprendre un code couleur absolument uniforme. Ainsi, certains signes distinctifs, tels les grades apposés sur les épaules, ont été replacés sur l'équipement à hauteur de la poitrine, les rendant moins visibles. Il nous a été rapporté que, par exemple, la chemise de service de policier ne permettait que difficilement son identification lorsqu'elle est perçue depuis l'arrière - en raison, notamment, de l'absence du grade sur les épaules et de l'indication "police", pourtant présente sur d'autres pièces d'équipement telles que le gilet pare-balle.
De plus, il nous est parvenu que, depuis plusieurs années, certaines entités de la police intégrée acquièrent des pièces d'équipement non reprises dans les textes réglementaires et ce, sans passer par la commission de l'uniforme. Ce phénomène participe immanquablement du sentiment de disparité des policiers à l'égard de leur équipement.
Enfin, selon le point 3.1. de l'annexe C à la circulaire GPI 65 relative à l'équipement de base et à l'équipement fonctionnel général des membres du cadre opérationnel de la police intégrée structurée à deux niveaux, "le port du couvre-chef" - lequel constitue une pièce d'identification primordiale - "est obligatoire lors de l'exécution des missions à l'extérieur". Or, force est de constater que cette obligation n'est pas respectée par l'ensemble des membres des services de police concernés.
Madame la ministre, pouvons-nous connaître votre avis quant aux différents points évoqués? Une concertation avec les organisations syndicales a-t-elle été entreprise à ce sujet? Envisagez-vous des initiatives visant à améliorer l'harmonisation, la visibilité et l'identification des équipements de police? D'avance, madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.
07.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, cher collègue Senesael, l'uniforme institué par la réforme des polices de 2001 a tout naturellement évolué et s'est étoffé au gré de l'évolution des besoins du terrain et des attentes relayées par les membres du personnel qui l'occupent. C'est une question qui m'avait déjà été adressée lors des visites et des rencontres ces derniers jours lors de ma prise de fonctions en qualité de ministre.
La police fédérale s'est toujours appliquée à intégrer les deux niveaux de police dans le développement de nouvelles pièces et des normes, en réglant l'uniformité sur l'ensemble du territoire. C'est lors de cette même réforme qu'il a été décidé de déplacer les grades des épaules à la poitrine pour permettre la reconnaissance et l'identification des membres des services de police. Le logo, accompagné de la mention écrite, a toutefois été apposé sur la poitrine et les manches des pièces portées sur le dessus et en dessous, dans le dos des vestes et d'autres parkas. La position du logo dans le dos des gilets pare-balles visibles qui sont destinés à être portés par-dessus les pièces de corps résultent de la récente obligation de porter constamment les gilets pare-balles.
Après presque vingt ans de présence, les pièces de l'uniforme sont également identifiables en elles-mêmes par la combinaison des trois nuances de bleu (vaporisé, insigne et marine très foncé) désormais propres à notre police. Certaines pièces ont, en effet, été développées sans avis préalable de la commission de l'uniforme et en dehors des normes minimales qui visent à uniformiser la tenue des différents niveaux de police. Ces introductions sont évidemment à déplorer.
Si la composition de l'uniforme est régie par différents textes légaux, les conditions de son port et notamment du couvre-chef sont laissées à la décision du chef de corps pour la police locale et du commissaire général, du directeur général ou de l'inspecteur général pour la police fédérale. Il en va, toutefois, aussi de la responsabilité personnelle du membre du service de police de se conformer à cette décision et de porter les pièces fournies et requises.
La commission de l'uniforme a repris ses travaux en juin 2020 et sa composition a été revue pour garantir une représentativité des deux niveaux de police et des organisations syndicales représentatives conformément à l'arrêté royal qui l'a instituée. La commission de l'uniforme envisage l'uniforme dans son ensemble et a entamé une réflexion profonde sur les pièces qui le composent, leur polyvalence, leur reconnaissance et leur évolution au plus près des missions de la police, cela dans une perspective de cohérence et vers une visibilité harmonieuse qui permette aux citoyens d'identifier clairement tout policier en uniforme.
07.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour les différents éléments de réponse apportés. La manière avec laquelle vous envisagez le travail au sein de votre département me satisfait, notamment avec des visites sur place et les contacts qui permettent de prendre le pouls du terrain, comme les bourgmestres ont souvent l'habitude de le faire.
Dans votre réponse, vous vous référez à cette réflexion entamée par la commission de l'uniforme, qui a repris ses travaux depuis le mois de juin. Je partage cette réflexion pour que les différents aspects de polyvalence, de reconnaissance, de cohérence et d'harmonie de l'ensemble des uniformes puissent être à l'ordre du jour.
Je vous remercie également pour les précisions que vous avez apportées aux questions que je vous ai posées.
Het incident is gesloten.
08 Question de Eric Thiébaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les agents du poste montois de la Police des chemins de fer" (55009410C)
08 Vraag van Eric Thiébaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De agenten van de afdeling van de Spoorwegpolitie in Bergen" (55009410C)
08.01 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, madame la ministre, des agents du poste montois de la Police des chemins de fer me font part de leur inquiétude devant la réforme en cours de la Police des chemins de fer, et en particulier face à la fusion des postes de Mons et Charleroi, déjà entamée sous l'appellation “Région Sud". Celle-ci engendrerait la disparition du poste montois pour ne conserver que le poste mère situé à Charleroi.
Cette disparition créerait inévitablement des retombées négatives pour notre région de Mons-Borinage, en particulier pour la zone de police Mons-Quévy. Cette dernière court en effet le risque d'être confrontée à une explosion des tâches et à l'augmentation des coûts de fonctionnement.
Outre les interventions en gare qui lui seraient alors dévolues, engendrant un coût supplémentaire et un gaspillage d'effectifs, les délais d'intervention risquent également d'exploser suite au temps nécessaire pour le déplacement de Charleroi à Mons. Il s'agit d'un scénario que je ne peux me résoudre à accepter, à la fois pour les effectifs de la zone de police Mons-Quévy, mais également pour les nombreux voyageurs et navetteurs qui risqueraient d'être pénalisés.
Madame la ministre, pourriez-vous m'assurer que la gare de Mons et son poste de la Police des chemins de fer sont bien retenus comme prioritaires dans la réforme en cours? Quels sont les critères pris en considération dans l'élaboration de la réforme et le maintien des postes de la Police des chemins de fer? Dans ce cadre, pouvez-vous me garantir que le poste montois sera bel et bien maintenu?
08.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, cher collègue, le 15 juin dernier, mon prédécesseur indiquait dans sa réponse à votre question n° 55000568C du 12 mai que la circulaire ministérielle étant toujours en cours de rédaction, aucune solution définitive n'avait encore été arrêtée. Cela reste valable aujourd'hui. La fermeture de certaines infrastructures figure parmi les scénarios possibles mais n'est nulle part en voie de concrétisation.
Par ailleurs, quoi qu'il arrive, la Police des chemins de fer continuera d'assurer ses missions policières de base sur son terrain d'action.
Dans le cas de Mons, le poste dépend administrativement de celui de Charleroi, mais les équipes de permanence patrouillent sur le terrain d'action prioritaire de la Police des chemins de fer sur tout le territoire de la province de Hainaut et assurent le suivi des interventions urgentes.
La décision d'implanter un commissariat à l'intérieur d'une gare dépend de multiples facteurs, notamment la mise à disposition de locaux adaptés à la police par la SNCB, les nécessités et besoins opérationnels, la capacité policière, les disponibilités budgétaires et les accords de nos autorités de contrôle.
08.03 Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, je vous remercie. Rien n'est donc encore conclu à votre niveau. Cela m'aurait étonné, parce que vous venez de prendre vos fonctions. Je suis à moitié rassuré, tout en étant toujours inquiet. Je ne manquerai pas de suivre ce dossier. Je reviendrai vers vous si j'entendais des évolutions inquiétantes à ce niveau.
Je vais certainement me tourner vers le nouveau ministre de la Mobilité pour m'assurer aussi de la disponibilité de locaux dans la gare de Mons, aussi bien la gare actuelle que la nouvelle gare.
Het incident is gesloten.
09 Question de Eric Thiébaut à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les perquisitions réalisées dans le cadre d'une opération visant un trafic d'armes" (55009415C)
09 Vraag van Eric Thiébaut aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De huiszoekingen in het kader van een onderzoek naar illegale wapenhandel" (55009415C)
09.01 Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, le parquet fédéral et la police fédérale ont indiqué qu'une importante saisie d'armes à feu a été réalisée dans la matinée du mardi 8 septembre dans l'agglomération de Bruxelles. Selon les informations publiées dans la presse, 16 perquisitions simultanées ont eu lieu à Bruxelles et dans les communes de Watermael-Boitsfort, Waterloo, Braine-l'Alleud, Braine-le-Château, Laeken, Auderghem, Lasne, Ath, Verviers et Tubize. Les enquêteurs y auraient découvert 374 armes à feu et près de 400 kilos de munitions. Dix personnes auraient été interpellées, dont un commissaire de police.
Confirmez-vous ces informations? Pouvez-vous nous donner plus d'éléments concernant l'enquête et les faits reprochés aux personnes interpellées sans violer le secret de l'instruction?
Confirmez-vous qu'un commissaire de police est visé par l'enquête? Si oui, une mesure disciplinaire a-t-elle déjà été prise à son encontre?
09.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Thiébaut, les services de police n'ont pas le droit de divulguer des informations relatives à l'enquête en cours. Celle-ci devra, en effet, déterminer la nature et la provenance exacte des armes qui ont été saisies et établir si des armes de service ont fait l'objet de détournement malgré les procédures internes mises en place.
Les armes et autres équipements reçus en dotation par un policier membre du personnel opérationnel font l'objet d'un enregistrement dans une base de données logistique. Cet enregistrement a pour objectif principal de déléguer la gestion des moyens matériels à la gestion des ressources humaines et adapter le matériel reçu en fonction de l'évolution de la carrière du membre du personnel.
Pour les armes, ceci doit se doubler d'un enregistrement dans le registre central des armes, afin de permettre un traçage efficace des armes lors des différentes étapes que suit une arme au sein des services de police ou également en dehors de la police, dans le cadre d'une possible revente. La loi sur les armes de 2006 prévoit en son article 19 que "l'État, les zones de police et les communes peuvent vendre exclusivement à des armuriers agréés l'armement individuel des autorités habilitées à porter des armes en service."
À ce stade de l'enquête, il n'est pas possible de donner plus d'informations sur la nature exacte des armes saisies et sur leur provenance. Dans tous les cas, la saisie judiciaire d'une arme fait l'objet d'un procès-verbal. De manière générale, les objets saisis ne sont pas déposés au greffe, qu'ils soient absolument nécessaires pour la manifestation de la vérité ou en vue d'obtenir leur confiscation ultérieure. En fonction de l'enquête et de la nature de l'arme saisie, une décision concernant sa destruction peut être prise par le procureur du Roi.
Le banc d'épreuves est l'organisme désigné pour effectuer cette destruction.
À ce titre, il doit garantir la traçabilité de ses actions et il dispose pour ce faire d'un accès spécifique au registre central des armes afin d'y encoder ce qui a été fait.
09.03 Éric Thiébaut (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour les précisions que vous avez apportées.
Het incident is gesloten.
10 Question de Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La situation psychosociale des services d'observation des unités spéciales de la police fédérale" (55009420C)
10 Vraag van Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De psychosociale situatie bij de observatieteams van de speciale eenheden van de federale politie" (55009420C)
10.01 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, une enquête récemment menée à la demande des syndicats et organisée par le département du bien-être et de la prévention au travail, portant sur les aspects psychosociaux au sein des services d'observation des unités spéciales de la police fédérale (CGSU), a soulevé un certain nombre de critiques adressées aux dirigeants des services.
La porte-parole de la police a reconnu que "l'enquête (avait) démontré qu'il y avait un besoin d'ajustement en termes de leadership, de vision, de communication, de planification, de perception de ressources insuffisantes et/ou inadaptées" et a affirmé qu' "un plan d'action (était) en cours d'élaboration."
Madame la ministre, mes questions sont les suivantes. Pouvez-vous nous indiquer si la situation a évolué au sein des services d'observation des unités spéciales de la police fédérale? L'enquête a-t-elle révélé d'autres difficultés? Si oui, ont-elles été/seront-elles évoquées dans le plan d'action?
10.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Senesael, depuis la réception du rapport de juin 2020 relatif à l'enquête psychosociale du service d'observation, la direction des unités spéciales de la police fédérale a entrepris plusieurs démarches dans le but d'élaborer un plan d'action.
Outre les communications du comité de concertation de base à Bruxelles, le responsable de la direction des unités spéciales est intervenu le 31 août lors d'une réunion du personnel du service d'observation, au cours de laquelle le rapport a été officiellement présenté et transmis dans les deux langues aux membres du personnel. La présentation était constituée d'une analyse approfondie, de pistes d'amélioration, d'une explication de l'approche et d'un appel à candidatures pour composer une task force chargée d'élaborer et d'appliquer un plan d'action.
Le 16 octobre, la direction interne de prévention et de protection au travail de la police fédérale viendra présenter les conclusions du rapport aux membres du service d'observation. À cette occasion, il leur sera loisible de poser toutes leurs questions.
L'enquête a démontré l'existence d'un besoin d'ajustement en termes de leadership, de vision, de communication, de planification, de perception de ressources insuffisantes et/ou inadaptées. Il en ressort un manque de cohésion de groupe et une démotivation au sein du service d'observation. Le plan d'action en cours d'élaboration vise à répondre aux constats formés par l'enquête psychosociale. Cette tâche sera entreprise en étroite collaboration avec une task force qui sera constituée dans les prochains jours.
La direction des unités spéciales a insisté sur le fait que la réussite de ce défi dépend de la collaboration, du renfort mutuel, de la confiance et du respect de chacun qui constituent la force de la DSU. La direction générale de la police judiciaire suit également l'évolution du dossier. Les organisations syndicales seront tenues informées du suivi du plan d'action via le comité de concertation de base.
10.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos éléments de réponse. Je me réjouis que ce rapport ait pu être présenté de manière officielle, ce 31 août 2020, avec des pistes d'amélioration à mettre en œuvre. Vous nous indiquez par ailleurs le suivi de ce rapport le 16 octobre 2020, soit dans deux jours.
Je retiens trois éléments importants. Premièrement, une task force sera constituée. Deuxièmement, elle mettra en œuvre toute une série de défis qui doivent amener à une réussite certaine. Je me permettrai de revenir vers vous dans quelques mois pour connaître l'évolution des travaux de cette task force. Enfin, vous faites en sorte que les organisations syndicales puissent faire partie de ce processus de défis à atteindre, à résoudre et à observer.
Madame la ministre, je serai particulièrement vigilant sur l'évolution de ce dossier. Je vous remercie pour la manière avec laquelle vous semblez vous intéresser à ce défi.
Het incident is gesloten.
11 Vraag van Barbara Pas aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het taalgebruik inzake processen-verbaal uitgeschreven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest" (55009422C)
11 Question de Barbara Pas à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'emploi des langues dans les procès-verbaux rédigés dans la Région de Bruxelles-Capitale" (55009422C)
11.01 Barbara Pas (VB): Mevrouw de minister, ik wil u op mijn beurt ook feliciteren en succes wensen met de toch wel zware bevoegdheden die op uw schouders rusten. Ik heb het dan niet alleen over Binnenlandse Zaken, maar ook over de institutionele hervormingen.
U zult weten dat dit in dit land zeer complex in elkaar zit en dat zelfs gewone dagelijkse voorvallen vaak tot zeer gecompliceerde situaties leiden.
Een voorbeeld dat ik u vandaag wil voorleggen, is het in de praktijk voorkomende geval waarin Nederlandstaligen die in Vlaanderen wonen en die een bekeuring in Brussel krijgen van de federale politie met een zetel in Wallonië, hun proces-verbaal en de briefwisseling in het Frans ontvangen.
Het zou te eenvoudig zijn als dat dezelfde regelgeving zou zijn. Als zij een brief krijgen waarin de overtreding in het Frans wordt meegedeeld, is dat een overtreding tegen de taalwet in bestuurszaken. Dan zijn artikel 41, §1 en artikel 58 van de taalwet in bestuurszaken van toepassing. Dan zou men dat kunnen laten vaststellen en nietig kunnen laten verklaren.
Dat is echter niet zo voor de processen-verbaal zelf. Die vallen onder artikel 11 van de taalwet in gerechtszaken van 15 juni 1935. In het tweede lid daarvan staat: “In de gemeenten der Brusselse agglomeratie worden die processen-verbaal gesteld in het Frans of in het Nederlands, naar gelang datgene die er het voorwerp van is, de ene of de andere dezer talen voor zijn verklaringen gebruikt, en bij gemis van verklaring, volgens de noodwendigheden der zaak."
Die noodwendigheden der zaak leiden in de praktijk tot onaanvaardbare taaltoestanden. Het doet mij denken aan 19de-eeuwse toestanden toen men nog van oordeel was dat de ambtenaren hun eigen taalgebruik konden opdringen en opleggen aan de bevolking. Ik mag hopen dat u het met mij eens bent dat dit niet thuishoort in de 21ste eeuw.
Men kan wel een kopie van dat proces-verbaal in het Nederlands vragen, maar men is niet verplicht om daarop in te gaan.
Mevrouw de minister, zal u instructies aan de politiediensten geven, bijvoorbeeld met een omzendbrief, dat men de processen-verbaal altijd in de taal van het taalgebied waar de betrokkene woont moet opstellen? Of zult u andere maatregelen nemen om aan deze praktijk een einde te stellen?
Ik heb gezien dat men een gelijkaardige vraag die ik aan de minister van Justitie wou stellen, met name of hij het nodig vindt om de taalwet in gerechtszaken aan te passen, heeft gekoppeld aan de vraag over de politiediensten die ik aan u wou stellen. Ik neem aan dat dit een ander vakgebied is, maar als u daarop een antwoord kunt geven, hoor ik het graag.
11.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Pas, het is, zoals u aangeeft, belangrijk dat het proces-verbaal van een politieambtenaar in de juiste taal wordt opgesteld, zoals vastgelegd in de taalwet inzake gerechtszaken, die u net citeerde.
Wanneer het proces-verbaal wordt opgesteld in een andere taal dan de taal die in de wet wordt bepaald, is dat proces-verbaal nietig. Artikel 40 van de desbetreffende wet legt dat vast. De nietigheid moet ambtshalve worden uitgesproken door de rechter. Daar is dus geen ontkomen aan.
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet een proces-verbaal in principe worden opgesteld in het Nederlands of in het Frans naargelang de taal die door de betrokken persoon wordt gebruikt in zijn verklaring. Indien geen verklaring werd afgelegd, zal het proces-verbaal inderdaad worden opgesteld volgens de behoefte van de zaak, zoals u aangaf.
Wanneer echter het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt verlaten en het proces-verbaal op Nederlandstalig grondgebied wordt opgesteld, zal dat in het Nederlands moeten. Indien het proces-verbaal op Franstalig grondgebied wordt opgesteld, moet dat in het Frans. In die gevallen zal namelijk de taal primeren van het taalgebied waarin het proces-verbaal wordt opgesteld en niet de taal van de plaats waar het misdrijf werd gepleegd of de taal van de plaats waarin de onderzoeksverrichtingen worden uitgevoerd.
Toegepast op het door u gegeven voorbeeld, zal de wegpolitie van Namen, wanneer zij haar proces-verbaal opstelt in haar kantoor op Franstalig grondgebied, het proces-verbaal in het Frans moeten opstellen. Bij gebreke daaraan zal er sprake zijn van nietigheid.
Bijgevolg kan ik daaromtrent geen afwijkende richtlijnen geven, aangezien dat een ambtshalve vernietiging van het proces-verbaal in de hand zou werken.
Niets weerhoudt de burger er evenwel van om aan het openbaar ministerie een vertaling te vragen van het proces-verbaal overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 22 van de taalwet inzake gerechtszaken. Die maatregel werd vastgelegd voor alle personen die uitsluitend Nederlands, Frans of Duits verstaan. De kosten van de vertaling zijn ten koste van de Staat.
11.03 Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik zal wel met uw antwoord in de hand de minister van Justitie eens ondervragen en hem vragen of niets moet worden gewijzigd aan de wet waarvan u niet mag afwijken.
De logica ontgaat mij immers. Er is ook rechtspraak tot Cassatie toe die een dergelijke gang van zaken valideert en ervoor zorgt dat mensen die een proces-verbaal in het Frans krijgen geen enkel juridisch middel hebben om bekeuringen in hun eigen taal te bekomen. Dat lijkt mij een zware lacune, die tot op vandaag nog altijd bestaat.
Ik zal daarover zeker de minister van Justitie ondervragen in de hoop dat er in die kwestie met de huidige regering beterschap komt.
Het incident is gesloten.
12 Question de Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les actes de violence à caractère haineux perpétrés à l'encontre des personnes homosexuelles" (55009428C)
12 Vraag van Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Homoagressie" (55009428C)
12.01 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la ministre, cet été, un groupe de discussion véhiculait en ligne des images d'actes de violence à caractère haineux perpétrés à l'encontre de personnes homosexuelles. Ce même groupe invitait ses quelque 600 membres à réitérer de tels actes, à les filmer et à les partager.
Les images qui nous sont parvenues, madame la ministre, témoignent d'une brutalité extrême. Les dommages corporels et psychiques subis par les victimes sont importants.
Selon une enquête du gouvernement flamand réalisée en 2014, neuf homosexuels sur dix reconnaissaient avoir été victimes de violences verbales ou psychiques, trois sur dix de violences physiques et deux sur dix de violences matérielles.
Il y a un an, Unia soulignait une augmentation tendancielle des faits de discrimination et de violence subis par les personnes homosexuelles. L'un des phénomènes évoqués expliquant cette augmentation est la visibilité et la vitesse de transition des propos homophobes permises par les réseaux sociaux.
Si le groupe de discussion que je viens d'évoquer a été fermé et qu'une enquête policière a été ouverte, l'homophobie reste une tendance bien ancrée dans notre pays et rien n'indique qu'elle puisse disparaître dans les mois et les années à venir.
Madame la ministre, pouvons-nous avoir votre point de vue sur cette problématique? Pouvons-nous être informés des chiffres relatifs aux faits de violence à caractère haineux commis à l'encontre des personnes homosexuelles durant ces dernières années? D'autres groupes de discussion en ligne véhiculant des idées homophobes et appelant à la violence corporelle ou psychique ont-ils été signalés ces derniers mois? Des initiatives visant à prévenir les actes de violence à l'encontre d'individus homosexuels sont-elles envisagées?
12.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur le président, monsieur Senesael, la section "Internet Investigation" de la Direction centrale de la lutte contre la criminalité grave et organisée a été désignée par les SPF Justice et Intérieur en novembre 2016 comme point de contact national en matière de lutte contre les discours de haine en ligne. Dans le cadre de son monitoring, la section recourt régulièrement à des recherches en ce domaine sur internet et, notamment, sur les réseaux sociaux.
Les délits de droit commun, tels des coups et blessures volontaires, commis avec un motif homophobe sont aussi appelés "crimes de haine". Cela signifie que, pour certaines infractions de droit commun, si l'acte est perpétré en raison d'une aversion envers l'appartenance ethnique, la religion, le sexe, l'appartenance sexuelle, etc. d'une personne, il sera considéré comme une circonstance aggravante.
Cependant, les codes repris dans la nomenclature policière ne sont pas suffisamment détaillés pour identifier ces crimes de haine. D'autres champs disponibles n'apportent pas plus de solutions. En conséquence, il n'est pas possible d'extraire ces crimes de haine sur la base des informations présentes dans les banques de données nationales générales ni de fournir de réponse plus précise à des questions relatives à des violences à caractère homophobe.
La section "Internet Investigation" de la DG SOC ne tient pas nécessairement de registre chiffré en rapport exclusif avec l'homosexualité. S'agissant des discours de haine, la section a signalé cependant de nombreux faits aux plate-formes en sollicitant des retraits. De manière générale, il s'agit de contenus publiés isolément.
12.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse, que je me permettrai d'analyser pour mieux réagir ultérieurement.
En tout cas, des améliorations substantielles me semblent devoir être apportées dans la gestion de la banque de données. Je vais réfléchir à la manière dont nous pourrons nous y atteler.
L'incident est clos.
13 Vraag van Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De strengere handhaving van de coronamaatregelen" (55009455C)
13 Question de Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le contrôle plus strict de l'application des mesures contre le coronavirus" (55009455C)
13.01 Bert Moyaers (sp.a): Mevrouw de minister, niet alleen werden er strengere coronamaatregelen afgekondigd, de politie moet er ook veel strenger op toezien dat die goed worden nageleefd. Sneller mensen op de bon slingeren en meer controles worden de rode draad, klinkt het dan. In de communicatie van de regering spreekt men over extra inspanningen op het vlak van sensibilisering en handhaving, opdat de maatregelen goed worden toegepast.
Ten eerste, wat betekent strengere handhaving? Wat moeten we hieronder verstaan?
Ten tweede, betekent strengere handhaving ook veel meer controles in de privésfeer?
Ten derde, wat zal de politie concreet doen om strenger toe te zien op naleving van de coronamaatregelen? Welke sancties hangen eraan vast?
13.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Moyaerts, de belangrijkste rol van de politiedienst is het verzekeren van de openbare veiligheid en de volksgezondheid. In de huidige coronacontext betekent het dat politiediensten volgende, met hen doorgesproken kritieke, punten zorgvuldig controleren in de periode van 9 oktober tot 9 november. Het gaat om drie bijzondere elementen, naast alle andere onderdelen van de regelgeving, die moeten worden gehandhaafd. Ten eerste is dat het samenscholingsverbod op de openbare weg. Tot op heden mogen maar er zich maximaal vier personen in een groep op de openbare weg begeven.
Ten tweede is er de naleving van de sluitingsuren voor drankgelegenheden en restaurants.
Ten slotte is dat het dragen van een masker op openbare plaatsen, in het bijzonder het openbaar vervoer.
Lokale besturen kunnen naar gelang van de specifieke situatie en noden bijkomende, strengere maatregelen nemen. Dat is al gebleken met de nachtelijke avondklok voor een beperkte periode in de provincies Waals-Brabant en Luxemburg, waar streng moet worden ingezet op handhaving van die bijkomende maatregelen.
13.03 Bert Moyaers (sp.a): Dank u, mevrouw de minister.
Nieuwe regels op café zijn één zaak, maar ervoor zorgen dat de cafébazen die goed naleven en de klanten ze respecteren, dat is nog een andere kwestie. Ik ben zelf burgemeester in een kleine gemeente en besef wat dat betekent voor de lokale politie en voor de burgemeesters zelf. De kans is zeer reëel dat we vanaf vrijdag restaurants op dezelfde manier moeten behandelen als cafés en dat vind ik een zeer goede zaak. Vandaag is het ook voor ons een kluwen om te bepalen wat een café en wat een restaurant is. Ook voor de politie is dat moeilijk.
Ik blijf nog wel met een grote vraag: wat zullen cafégangers doen na sluitingstijd. Her en der blijken overal illegale feestjes op kleine locaties plaats te vinden. Het zal belangrijk zijn om naast het sensibiliseren toch ook vat te krijgen op hetgeen in de privésfeer gebeurt.
L'incident est clos.
- Jessika Soors aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De vrijwillige inzet van reddingshonden door vzw’s" (55009468C)
- Bert Moyaers aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "reddingshondenclubs" (55009666C)
- Jessika Soors à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La mise à disposition de chiens de sauvetage à titre bénévole par des ASBL" (55009468C)
- Bert Moyaers à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les clubs de chiens de sauvetage" (55009666C)
14.01 Bert Moyaers (sp.a): Mevrouw de minister, het samenwerken met reddingshondenclubs door politiediensten is momenteel zeer strikt omschreven. Ze worden meestal enkel gebruikt bij private bewakingsdiensten waarbij men niet in contact komt met het publiek. Bij het zoeken naar vermiste personen kan men enkel een beroep doen op de erkende reddingshondenteams, waarvan er een vijfentwintigtal in België zijn. Zij voldoen aan strikte eisen en hebben een officiële en erkende theoretische en praktische opleiding achter de rug.
Is het mogelijk om een wijziging in dit kader door te voeren, waarbij de betere particuliere teams van de hondenclubs een certificeringstest kunnen afleggen bij een officiële instantie zodat ze erkend kunnen worden, naast de teams van brandweer en civiele bescherming, en ingezet kunnen worden bij bijvoorbeeld dringende zoekacties? Zult u hier zelf een initiatief voor nemen?
14.02 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer Moyaers, de federale politie is op de hoogte van het bestaan van verenigingen die reddingshonden opleiden. Ontmoetingen tussen de verschillende actoren bij reddingsacties en de bedoelde vzw's hebben in het verleden al plaatsgevonden. Er zijn echter meerder factoren die het samenwerken met private verenigingen onmogelijk maken.
Enerzijds zijn er wettelijke belemmeringen want verdwijningen zijn gerechtelijke aangelegenheden waarvoor de politie over eigen gespecialiseerde middelen beschikt. Bovendien wordt de inzet van private middelen niet voorzien in een ministeriële richtlijn inzake de opsporing van vermiste personen.
Anderzijds zijn er ook praktische hindernissen. Er zijn namelijk bepaalde acties die private organisaties niet mogen uitvoeren, bijvoorbeeld het betreden van privéterreinen. Een speurhondengeleider van de politie heeft de bevoegdheid en de opleiding om andere gespecialiseerde middelen, bijvoorbeeld een helikopter, aan te vragen na overleg met de cel Vermiste Personen.
Er is geen enkele kwaliteitsgarantie wat betreft de hondenteams van private organisaties door een gebrek aan certificatie. Die bestaat wel reeds voor private bewakingsondernemingen die met explosievenhonden werken in de luchtvaartveiligheid.
Kortom, de federale politie is geen vragende partij voor de inzet van private middelen bij zoekacties maar wel voor een verdere samenwerking met de brandweer en de civiele bescherming.
Mijnheer Moyaerts, de civiele bescherming beschikt inderdaad over 25 reddingshondenteams. Daarbij komen nog 16 patrouilles van de federale politie, waardoor een totaal van 41 teams inzetbaar is. Gelet op het hoge kwaliteitsniveau van de opleiding die deze erkende teams genoten is het voorlopig haalbaar noch opportuun om de certificering uit te breiden tot de private verenigingen die reddingshonden opleiden.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Mevrouw Soors, ik merk dat u ons terug vervoegd hebt.
14.03 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijn verontschuldigingen. Ik heb ondertussen nog een vraag gesteld in de commissie voor Justitie.
Ik begrijp dat het agendapunt 21 ondertussen al behandeld is. Wanneer er zich nog een moment aandient waarop ik mijn vragen onder de voorgaande agendapunten kan stellen, dan zeer graag, maar ik schik mij uiteraard naar de agenda, door u bepaald.
De voorzitter: Mevrouw Soors, wij zijn nu toe aan uw vraag onder agendapunt 22 over het opvragen van de gegevens van slimme speakers door de politie.
15 Vraag van Jessika Soors aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het opvragen van de gegevens van slimme speakers door de politie" (55009470C)
15 Question de Jessika Soors à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les demandes de la police des données enregistrées par les enceintes connectées" (55009470C)
15.01 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, de Amerikaanse politie vraagt
steeds vaker gegevens van slimme speakers op in hun onderzoek naar misdrijven.
Het gaat dan om opgenomen geluidsfragmenten, of het raadplegen van logboeken
met het oog op het nagaan van een alibi.
In België zou dat volgens de federale politie
nog niet gebeuren. Een van de redenen daarvoor zou zijn dat er geen
internationaal legaal kader is om zulke data-opvragingen te doen bij
Amerikaanse bedrijven als Google en Amazon.
Ik heb hiervoor voor u volgende vragen.
Laat het Belgisch wettelijk kader toe dat
de politie gegevens van slimme speakers en andere slimme apparaten, opvraagt?
Zo ja, op basis van welke bepalingen? Hoe
wordt de privacy gegarandeerd?
Zo nee, op basis van welke bepalingen?
Bent u voorstander van een dergelijke toegang? Waarom wel of niet?
Volgens DataNews is een obstakel het
ontbreken van een internationaal legaal kader. Is dit inderdaad het geval, en
zo ja, welke concrete obstakels ondervindt de Belgische politie? Worden op dat
vlak Europese initiatieven genomen, en zo ja, wat is het standpunt van België
daarover?
15.02 Minister Annelies Verlinden: Het Belgisch wettelijk kader laat niet toe dat de politie gegevens van de zogenaamde slimme speakers opvraagt bij bedrijven zoals Amazon en Google. De gerechtelijke autoriteiten hebben met toepassing van een aantal artikelen uit het Wetboek van strafvordering wel de bevoegdheid om onder bepaalde omstandigheden privécommunicatie of telecommunicatie te beluisteren, er kennis van te nemen, die op te nemen of dat te laten doen.
Ik ben zelf geen voorstander van een wetswijziging ter zake. Het huidige wettelijk kader moet volstaan. Een internationaal juridisch kader voor de rechtstreekse bevraging van Google en Amazon door de Belgische gerechtelijke autoriteiten ontbreekt. Er worden Europese initiatieven genomen. Die vallen echter onder de bevoegdheid van de minister van Justitie. Ik verwijs u naar hem voor verdere vragen.
15.03 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Ik volg u in uw antwoord. Ik ben ook wel enigszins gerustgesteld door uw verklaring dat u daar zelf geen voorstander van bent. Ik heb zelf ook grote bedenkingen wat onder andere privacy betreft om die richting uit te gaan.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Mevrouw Soors, ik zal de minister verzoeken u het schriftelijk antwoord te bezorgen op uw drie vragen nrs. 55009456C, 55009460C en 55009461C. Uw vraag nr. 55009468C over de reddingshonden was samengevoegd met een vraag van de heer Moyaers, die de vraag al heeft gesteld, en daarop is al een antwoord gegeven.
- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "L'exportation illégale de déchets en France" (55009471C)
- Daniel Senesael à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les réseaux criminels actifs dans l'exportation de déchets plastiques vers l'Asie" (55009474C)
- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De illegale uitvoer van afval naar Frankrijk" (55009471C)
- Daniel Senesael aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De criminele netwerken die plasticafval naar Azië uitvoeren" (55009474C)
16.01 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, j'ai été interpellé récemment par deux reportages et deux informations véhiculées l'une, par la télévision française France 2 et l'autre, par la télévision belge RTBF relatives à l'exportation et au transport de déchets.
La première est une enquête réalisée par France 2 qui a révélé que, durant le printemps 2020, près de 800 tonnes de gravats et de déchets ménagers avaient été déversés illégalement dans les départements français de Meurthe-et-Moselle, de Moselle et dans une dizaine de villages.
Selon cette enquête, les déchets proviendraient de Belgique, plus précisément d'une déchetterie située en région anversoise, et auraient été transportés par cette entreprise. Plusieurs plaintes ont été déposées tant en France qu'en Belgique. Une enquête a été ouverte par le parquet de Lille. Une autre enquête serait également en cours en Belgique.
Pour ce dossier, madame la ministre, j'ai deux questions. Un tel phénomène de déversement illégal de déchets a-t-il pu être observé en Belgique, notamment dans les zones frontalières? D'autres faits de déversement illégal de déchets provenant de Belgique ont-ils été rapportés depuis les pays limitrophes?
Autre problème, madame la ministre, le 27 août dernier, Interpol a publié un rapport révélant l'existence de réseaux criminels actifs dans l'exportation de déchets plastiques officiellement destinés au recyclage vers l'Asie, ceci contribuant au phénomène de pollution plastique via le rejet de ces déchets dans la nature ou via leur combustion.
Selon les chiffres du SPF Économie, environ 715 000 tonnes de déchets plastiques ont été produites en Belgique sur l'année 2016, dernière année pour laquelle j'ai pu retrouver des statistiques. Un rapport de Greenpeace datant du 23 avril 2019 a révélé que la Belgique était le cinquième pays exportant le plus de plastique au monde entre janvier et novembre 2018, soit 448 352 tonnes exportées, ce qui représentait 6,9 % des exportations mondiales réalisées durant cette période. Aujourd'hui, l'exportation de déchets plastiques annuelle de la Belgique est évaluée à 420 000 tonnes par année.
La RTBF soulignait récemment qu'un certain nombre de ces déchets destinés au recyclage étaient envoyés vers des pays d'Asie, notamment vers la Malaisie, où ceux-ci s'entassent dans des décharges ou sont incinérés à l'air libre. En janvier 2020, la ministre de l'Environnement malaisienne, Yeo Bee Yin, a indiqué avoir renvoyé 150 conteneurs, contenant 3 737 tonnes de déchets, dont 8 vers la Belgique.
Madame la ministre, je ne doute pas un instant que vous ayez pris connaissance du rapport d'Interpol. Pouvons-nous avoir votre avis à ce sujet? Pouvons-nous savoir si certains de ces réseaux criminels ont pu être identifiés et si leur lien avec la Belgique a pu être reconnu? Des initiatives visant la résolution de cette problématique sont-elles envisagées notamment par les services de police?
16.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Senesael, pour répondre à votre question sur l'exportation illégale de déchets au départ de la Belgique, je peux vous faire savoir que nous n'avons pas encore découvert un tel phénomène de déversement illégal de déchets dans les zones frontalières et que les pays limitrophes ne nous n'ont encore signalé aucun autre incident de cet ordre.
J'en arrive ainsi à votre deuxième question. Le service central de la Police judiciaire fédérale qui a récemment été créé FUPHEC suit le phénomène des escroqueries aux déchets dans un contexte international. L'ancienne unité environnement aujourd'hui intégrée au FUPHEC a des contacts privilégiés avec Interpol depuis de nombreuses années et participe régulièrement aux actions mises en place par Interpol.
Nous avons pris note du rapport de ce dernier. Avant cette publication, le service avait déjà commencé une analyse du phénomène des déchets plastiques. À ce jour, nous n'avons pas encore découvert de réseaux criminels liés à la Belgique à ce niveau.
L'incident est clos.
- Jessika Soors aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De racistische commentaren in de Facebookgroep Thin Blue Line" (55009473C)
- Hervé Rigot aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De Facebookgroep Thin Blue Line Belgium" (55009542C)
- Gaby Colebunders aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De racistische facebookgroep Thin Blue Line" (55009655C)
- Jessika Soors à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les commentaires racistes sur le groupe Facebook Thin Blue Line" (55009473C)
- Hervé Rigot à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le groupe Facebook Thin Blue Line Belgium" (55009542C)
- Gaby Colebunders à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "" (55009655C)
De voorzitter: De heer Colebunders is niet aanwezig.
17.01 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, uit
onderzoek van Apache blijkt dat ruim 6.700 politiemensen lid zijn van de
Facebookgroep 'Thin Blue Line'. In die groep wordt in denigrerende, racistische
termen over jongeren met een migratieachtergrond geschreven. Soms lijkt zelfs
tot geweld te worden opgeroepen.
Zulke reacties moeten ons verontrusten.
De politie moet elke persoon gelijk behandelen, en zorgen voor het respect van
ieders rechten. Wat in 'Thin Blue Line' geschreven wordt, staat daar haaks op.
Bovendien mogen politiemensen ook buiten de uitoefening van het ambt, de
waardigheid ervan niet in het gedrang brengen. Zij moeten volgens de
deontologische code ook alle maatregelen nemen om een schending van de
deontologie te doen ophouden, en de bevoegde overheid op de hoogte brengen van
strafbaar gedrag.
Ik heb hierover voor u volgende vragen.
Zesduizendzevenhonderd politiemensen zijn
lid “Thin Blue Line". Wil u dit laten onderzoeken?
Zo ja, hoe? Welke stappen wil u
ondernemen, en tegen wanneer? Kunnen agenten die racistische commentaren
verspreiden volgens u lid zijn van het politiekorps?
Zo nee, waarom niet?
Volgens art. 132 van de WGP mogen
politiemensen de waardigheid van hun ambt niet in gedrang brengen. Brengt
dergelijk gedrag de waardigheid van het ambt in gedrang?
Zo ja, hoe moet opgetreden worden tegen
een inbreuk op art. 132? Kan een tuchtprocedure opgestart worden? Door wie? Is
dat al gebeurd, of zullen stappen worden ondernomen?
Zo nee, waarom niet?
Volgens art. 13 van de deontologische
code moeten politiemensen alle maatregelen nemen om een schending van de
deontologie te doen ophouden. Dat lijkt niet gebeurd. Ook in het verleden bleek
al dat de deontologische code niet altijd toegepast wordt. Wil u ervoor zorgen
dat de deontologische code in de toekomst beter nageleefd wordt?
Zo ja, welke stappen wil u daarvoor
ondernemen en tegen wanneer?
Zo nee, waarom niet?
In een eerder antwoord (vraag 472) liet
de vorige minister weten dat de dienst integriteit zou worden versterkt. Zijn
de twee extra vacatures intussen ingevuld?
In hetzelfde antwoord liet de minister
weten dat de deontologische commissie opnieuw zou worden opgestart.
Is dat intussen gebeurd? Hoe vaak is de
commissie al samengekomen, en welke activiteiten heeft ze ondernomen?
Een mogelijke activiteit voor de
commissie is de actualisatie van de deontologische code. Is dat aan de orde? Waarom
wel of niet?
17.02 Hervé Rigot (PS): Ce n'est pas
sans émoi que nous avons appris l'existence de groupes de discussion privés ou
secrets sur les réseaux sociaux, composés d'agents de police, jusqu'à 6500
membres, sur lesquels s'échangeaient commentaires racistes ou xenophobes, trucs
et astuces pour contourner les règles aux dépends de l'intégrité physique de
personne faisant l'objet d'une intervention de police et j'en passe
Propos tenus sans que cela ne provoque de
réaction indignée des nombreux membres de ces groupes ni même recadrage par les
administrateurs.
Alors que l'existence de ces groupes et la
nature des propos qui y sont échangés sont déjà terriblement choquantes, les
propos du commissaire général au sujet de ces groupes semble pointer vers des
espaces connus de la hiérarchie.
Comment réagissez-vous à ces informations?
Ces forums de discussion sont-ils le fait d'initiatives privées ou des espaces
créés par l'institution policière?
Dans ce dernier cas, comment expliquez-vous
que les administrateurs de ces pages n'ait pas pris les mesures qui
s'imposaient en matière de modération de ces espaces? Comment expliqueriez-vous
alors que des propos tels que rapportés par la presse n'ait pas fait réagir les
nombreux participants?
Dans le cas inverse, où ces groupes
relèveraient d'une initiative privée, on peut tout de même supposer qu'un forum
regroupant un nombre aussi important de policiers devait être connu de la
hiérarchie. La question de l'absence de réaction aux propos tenus se pose avec
la même acuité. Comment expliquez-vous que de tels propos ne semblent pas
émouvoir les nombreux contributeurs?
Unia a ouvert un dossier concernant les
propos échangés sur ces pages. Avez-vous pris des initiatives dans le domaine
disciplinaire ou interrogé les autorités policières sur les mesures qu'elles
entendaient prendre?
Le commissaire général a, en commission,
invité les agents qui tiendraient de tels propos à quitter la police. Peut-on
considérer que cette demande polie suffise? Des mesures plus contraignantes ne
devraient-elle pas être prises quant aux auteurs des propos tenus? Une enquête
interne est-elle diligentée?
17.03 Annelies Verlinden, ministre: Concernant le groupe Facebook Thin blue line, et comme signalé par mon prédécesseur lors de précédentes questions, j'attache une importance particulière aux valeurs démocratiques en vigueur au sein de notre société. Je me réfère également à l'intervention en la matière du commissaire général à l'occasion de la commission mixte de l'Intérieur et de la Justice le mardi 1er septembre 2020. Les services de police étant les défenseurs des libertés, valeurs et droits fondamentaux, le racisme ou les comportements ou les propos discriminatoires n'y ont pas leur place, tant dans la sphère professionnelle que privée.
Le groupe Facebook Thin blue line est un groupe fermé, exclusivement réservé aux membres actifs et pensionnés de la police intégrée (GPI), tant son personnel opérationnel que civil. Ce groupe existe depuis plusieurs années déjà, et est né de la noble intention de partager en interne des expériences nationales et internationales de bonnes pratiques, ainsi que des nouveautés. Les règles de publication d'un post sur ce groupe Facebook sont encadrées par des règles conformes aux valeurs fondamentales et au code de déontologie.
À la suite des récentes constatations, un certain nombre d'initiatives que je ne peux qu'approuver ont été prises immédiatement. Le commissaire général en a officiellement informé les gestionnaires en leur adressant un message clair et en leur rappelant les valeurs fondamentales et leur rôle en tant que gestionnaires. Les gestionnaires ont immédiatement fermé et archivé ce groupe Facebook, qui n'est plus actif mais reste accessible dans le cadre de l'enquête interne ou judiciaire.
L'Inspection générale avait en effet rédigé un procès-verbal initial en la matière à l'attention du procureur du Roi de Bruxelles, qui a été porté à la connaissance du commissaire général.
Op basis hiervan werden door de commissaris-generaal de nodige instructies gegeven voor de opstart van een intern onderzoek. Een herinnering inzake de regels voor gebruik van sociale media zal eveneens opnieuw onder de aandacht gebracht worden van alle medewerkers van de federale politie. Daarnaast wordt het thema racisme meegenomen in de reeds opgestarte campagne Respect bij de federale politie.
In de vraag werd specifiek verwezen naar richtlijnen inzake omgaan met sociale media. Ik verwijs daarvoor graag naar de visietekst van 2011 over sociale media, een strategie voor de diensten van de geïntegreerde politie, die werd verspreid binnen de federale politie. Deze werd toen goedgekeurd door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken. De tekst bepaalde onder andere dat elk politiekorps op zijn eigen niveau concreet initiatieven moet nemen om sociale media in zijn werkprocessen te integreren.
Zo werd in 2013 een kadernota over het gebruik van sociale media door de leden en diensten van de federale politie verspreid. De nota is een referentiekader dat advies en aanbevelingen op juridisch, deontologisch, veiligheids- en communicatiegebied uitvaardigt en ze bevat een handvest voor een doordacht gebruik van sociale media. De kadernota is bedoeld om gebruikers van sociale media te helpen om de juiste keuzes te maken en is nog steeds van toepassing.
De aanbevelingen inzake persoonlijk gebruik van sociale media zijn onlangs bijgewerkt in de vorm van een aparte, aanvullende fiche. Alle informatie over het gebruik en beheer van sociale media is voor alle leden van de geïntegreerde politie te allen tijde beschikbaar op de interne site die ook mobiel consulteerbaar is. Tot slot worden, naast de richtlijnen, opleidingen inzake het omgaan met sociale media aan de medewerkers aangeboden.
17.04 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, wij zijn het erover eens dat het bestaan van die groep an sich zeker niet het probleem is, maar wel het taalgebruik en de uitlatingen van enkelingen in die groep. In die zin vind ik het uiteraard een belangrijk en krachtig signaal dat de groep ondertussen gesloten is. Tegelijkertijd kan ik alleen maar de bedenking maken dat de meerderheid van mensen die met goede bedoelingen in die groep zat, het moet bekopen door de enkelingen die het verpest hebben. Ik hoop dat nader intern onderzoek, naast het algemeen signaal van de sluiting van die groep, ook heel duidelijk zal zijn ten aanzien van die individuele leden, in die zin dat er voor hun gedrag en houding in de politie geen plaats is en dat de genomen maatregelen voldoende strikt zullen zijn.
In mijn vraag heb ik daarnaast nog twee andere aspecten aangehaald, waarover ik in uw antwoord weinig gehoord heb. Een eerste aspect betreft de naleving van de deontologische code. Volgens mij is het goed dat er aanbevelingen bestaan omtrent bijvoorbeeld het gebruik van sociale media, maar al heel vaak, bij diverse inbreuken en incidenten, is er binnen de politie een gebrek aan toezicht gebleken op de naleving van de deontologische code. Uitbreiding en verfijning van die code is dus belangrijk, ervoor zorgen dat de code wordt nageleefd, is nog een ander deel van het werk.
Dat brengt mij bij het tweede aspect dat ik nog wil aanhalen in mijn laatste punt. Uw voorganger, de heer De Crem, heeft in het verleden gezegd dat de dienst integriteit bij de politie versterkt zou worden. Blijkbaar stonden er in die dienst twee vacatures open. Ik hoop dat die versterking ondertussen gebeurd is of weldra zal gebeuren, net vanwege het belang van die dienst voor het toezicht op gebeurlijk gedrag van politieagenten.
17.05 Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, merci pour des propos qui sont clairs – je n'en doutais pas une seule seconde. Vous l'avez dit, ce genre de comportements n'est pas acceptable. Cela se traduit, comme l'a dit ma collègue, par la fermeture du groupe Facebook, ce qui est une bonne chose.
Mais il faut aller au bout des choses. Il faut, à l'avenir… Il y a trop de réplications de comportements individuels qui ne sont pas l'image de notre police, qui ne sont pas notre police, madame la ministre. Je compte vraiment sur vous pour pousser vraiment à ce que les enquêtes soient menées jusqu'au bout et qu'à un moment donné, lorsque ces comportements inacceptables sont identifiés, que des mesures à la hauteur de ces comportements soient prises; que le message soit clair à l'égard de toute notre police et notre future police.
Ce n'est pas ce que nous voulons demain. Ce que nous voulons, c'est une police intègre, remarquable, qui garantisse à toutes et tous des comportements au-dessus de la mêlée. Ce qu'elle est, à 99,9 % des cas. Mais pour ce qui est de ces quelques personnes qui ont des comportements inacceptables, je compte sur vous pour mettre fin définitivement à ce type de comportements.
Cela impliquera également une politique de recrutement, de formation et une politique engagée à l'égard de nos policiers, de soutien également pour changer quelquefois des comportements inopportuns. Vous l'avez dit vous-même, je suis convaincu que vous avez la volonté, comme nous tous ici parlementaires, d'aller de l'avant avec cette police dont nous sommes fiers et que nous voulons encore remarquable dans les années futures.
L'incident est clos.
- Jessika Soors aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De overlijdens in Bree en Lebbeke" (55009476C)
- Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Het overlijden van een Poolse man in een politiecel te Bree" (55009500C)
- Jessika Soors à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les décès survenus à Bree et Lebbeke" (55009476C)
- Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le décès d'un homme polonais dans une cellule de police à Bree" (55009500C)
18.01 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mevrouw de
minister, de dood van Jozef Chovanec is niet het enige recente overlijden in
een politiecel. In oktober 2019 kwam een man om het leven in een cel in
Lebbeke. Er zou sprake geweest zijn van het excited delirium syndrome. Eind
augustus dit jaar kwam een Poolse man om op het politiebureau van Bree. Hij zou
niet door geweld of een hardhandige aanpak gestorven zijn.
Dergelijke gevallen zijn uiteraard altijd
erg tragisch. Het is belangrijk dat hiervoor duidelijke procedures bestaan, die
toelaten dat alle nodige informatie meteen bij de juiste instanties
terechtkomt.
Welke procedures treden in werking na het
overlijden van een persoon in een politiecel, of tijdens een politie-interventie?
In welke documenten zijn deze procedures vastgelegd?
Wie moet op de hoogte gebracht worden van
een dergelijk overlijden? Welke actoren binnen politie en justitie moeten
ingelicht worden? Gebeurde dat in bovenstaande zaken?
Wordt de tuchtoverheid steeds ingelicht?
Waarom wel of niet?
Wordt het Comité P steeds ingelicht?
Waarom wel of niet?
Werd het kabinet Binnenlandse Zaken
ingelicht?
De omzendbrief GPI 62 stelt dat “elke
gebeurtenis die gepaard gaat met gewelddaden waarbij al dan niet gebruik is gemaakt
van de politiebewapening, interventietechnieken of -tactieken, het voorwerp
zullen uitmaken van een meldingsplicht," dit onder meer in “het
perspectief van het toezicht, het beheer en de kwalitatieve en kwantitatieve
analyse van de gebeurtenissen door de bevoegde politiediensten." Was een
dergelijke meldingsplicht ook op deze gevallen van toepassing?
Zo ja, hoe werd daar gevolg aan gegeven?
Zo nee, waarom niet?
Worden de beelden van bewakingscamera's
die voorafgaan aan een dergelijk overlijden, steeds in beslag genomen?
Zo ja, is dat ook hier gebeurd? Werden de
beelden onderzocht?
Zo nee, waarom niet? Bent u hier voorstander van?
18.02 Yngvild
Ingels (N-VA): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, op 25 augustus 2020 overleed een 39-jarige Pool
terwijl hij in een politiecel zat in Bree. De man maakte blijkbaar een verwarde
indruk en bij aankomst op het commissariaat ging zijn toestand achteruit. Hij
stierf bij het vastmaken op een brancard.
Kan u ons meer informatie geven over wat er juist gebeurd is?
18.03 Minister Annelies Verlinden: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Soors, mevrouw Ingels, de procedures die in werking treden na het overlijden van een persoon in een politiecel of tijdens een politie-interventie zijn vastgelegd in de omzendbrief GPI 62 onder het hoofdstuk 'Melding van incidenten' en in de COL17 van 2012.
Die COL is een gemeenschappelijke omzendbrief van de minister van Justitie, mijn ambt en het College van procureurs-generaal inzake het respectvol omgaan met de overledene, de mededeling van zijn overlijden, het waardig afscheid nemen en de schoonmaak van de plaats van de feiten in geval van interventie door de gerechtelijke overheden.
In dat laatste document staan de eerste taken voor de politiediensten bij een overlijden vermeld.
De GPI 62 bepaalt dat elke gebeurtenis die gepaard gaat met gewelddaden of waarbij al dan niet gebruik is gemaakt van politiebewapening of interventietechnieken, moet worden gemeld aan de bevoegde bestuurlijke en gerechtelijke overheden en de plaatselijke preventiediensten, enerzijds, en de directies van operaties inzake bestuurlijke politie, anderzijds.
Bovendien moet ook zo snel mogelijk DGR, de Algemene directie van het middelenbeheer en de informatie, omstandig worden geïnformeerd opdat de te trekken lessen zouden worden ingebed in de opleiding in geweldbeheersing, evenals de Algemene Inspectie van de federale en de lokale politie.
Ten slotte, er bestaan daaromtrent ook interne richtlijnen die de procedure bepalen die moet worden gevolgd bij een overlijden naar aanleiding van een politie-interventie. Zij zijn evenwel niet noodzakelijk uniform voor de geïntegreerde politie.
Meer specifiek inzake kennisgeving dient vooreerst overeenkomstig de COL17 steeds een verplichte kennisgeving aan het parket plaats te vinden, dat vervolgens de nodige instructies kan geven en kan instaan voor de mededeling van het overlijden aan een nabestaande. Daarbij zal de magistraat oordelen over de opportuniteit om de verdere opvolging van het overlijden al dan niet toe te vertrouwen aan een politiedienst, dan wel aan de Dienst Enquêtes van het Comité P. In elk geval moet het een andere dienst zijn dan de dienst waar het slachtoffer is overleden.
Vervolgens dient de eigen hiërarchie ook steeds te worden ingelicht, waarvoor door de hiërarchie ook bijzondere instructies qua werkwijze kunnen worden gegeven.
Op eigen initiatief of op verzoek worden daarna de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie ingelicht, die tevens kunnen verzoeken om informatie te geven aan de diensten belast met de controle op de politiediensten, zoals bijvoorbeeld het Comité P.
Op die manier kunnen onmiddellijk operationele of administratieve maatregelen worden getroffen en kunnen de incidenten worden geanalyseerd.
Ten slotte, er bestaan ook verplichtingen inzake de mededeling aan de bevoegde buitenlandse instanties via de directies van operaties van de bestuurlijke politie, indien de betrokkene een andere dan de Belgische nationaliteit heeft.
Voor de beelden van de bewakingscamera's is er geen standaardprocedure. Ze worden in voorkomend geval in beslag genomen op beslissing van de bevoegde autoriteit.
Voor uw vraag over cijfergegevens zou ik u willen vragen mij die vraag schriftelijk te stellen, zodat ik daar ook in detail op kan antwoorden.
Mevrouw Ingels, in antwoord op uw vraag merk ik op dat de feiten waarnaar u verwijst, het voorwerp uitmaken van een opsporingsonderzoek. Tot nader order voorziet de wet in het geheim van het onderzoek. Bijgevolg kan ik vandaag geen informatie over de zaak verstrekken.
Het volledige dossier bevindt zich momenteel bij het ambt van de procureur des Konings in Limburg.
18.04 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik ben enigszins gerustgesteld dat er inderdaad al vastomlijnde procedures bestaan bij een overlijden in een politiecel. Ik hoop dat het ook betekent dat wat er allemaal is misgegaan in de zaak-Jozef Chovanec, verder kan worden uitgeklaard en dat dat hopelijk de uitzondering op de regel blijft.
Het is wel nog een werkpunt om ook voor de camerabeelden een zekere procedure en automatisering in te bouwen. Dat lijkt mij zeer logisch. Waarom hangen die camera's er tenslotte anders dan om van de beelden gebruik te maken wanneer er ernstige incidenten in een politiecel zijn gebeurd?
18.05 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zal mijn repliek bewaren voor de vraag onder agendapunt nr. 28.
Het incident is gesloten.
19 Question de Samuel Cogolati à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La capacité de la nappe phréatique de Tihange" (55009481C)
19 Vraag van Samuel Cogolati aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De capaciteit van de grondwaterlaag in Tihange" (55009481C)
19.01 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, en 2012, selon
l'AFCN, la capacité de la nappe phréatique – assurant une source d'eau de
secours (en plus de celle provenant de la Meuse) – ne pouvait plus être
garantie de manière conforme aux prescriptions. Qu'en est-il aujourd'hui selon
les dernières vérifications? Le problème est-il toujours présent, notamment dû
à la sécheresse? Quel est le niveau de cette nappe phréatique? Le niveau de la
nappe est-il suffisant pour assurer le débit des pompes pendant une longue
période (30 jours)?
19.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Cogolati, une baisse de niveau de la nappe phréatique de Tihange a effectivement été constatée en 2012 sur la base de l'historique des mesures de niveau de nappe. La cause principale de cet abaissement était une surexploitation de la nappe, autrement dit une surconsommation quotidienne d'eau de nappe. Cette nappe phréatique était en effet exploitée par Electrabel comme source d'eau aux fins de diverses applications normales de la centrale, telles que l'eau déminéralisée ou l'eau d'appoint au circuit d'incendie.
Depuis lors, Electrabel a pris plusieurs mesures afin de remédier à cette situation. Ces mesures sont de trois types, à savoir, des investigations détaillées devant permettre de confirmer le diagnostic, suivies d'actions visant la diminution de la consommation de l'eau de nappe et, enfin, l'optimisation de la capacité de pompage. En termes de diagnostic, différentes études ont permis d'établir une cartographie complète de la nappe phréatique et de déterminer les niveaux adéquats auxquels positionner les pompes pour optimiser leurs performances. La connaissance de la dynamique de la nappe a dès lors été améliorée.
Pour limiter la consommation, Electrabel a remplacé toute l'installation de production d'eau déminéralisée, qui est dorénavant produite à partir de l'eau de la Meuse et non plus à partir de l'eau de nappe. La mise en service de l'unité de filtration de l'eau de la Meuse en avril 2013 a donc mis fin à l'exploitation structurelle de l'eau de nappe pour produire de l'eau déminéralisée. L'eau de nappe n'est donc plus pompée à la centrale nucléaire de Tihange, et l'exploitation normale y constitue pleinement une réserve de sûreté.
Le niveau de la nappe est ainsi complètement remonté au niveau des mesures d'origine, c'est-à-dire avant l'occupation du site par la centrale nucléaire de Tihange. Ce niveau correspond à 67,5 mètres à Tihange 1 et à 68,5 mètres à Tihange 2. Les récentes périodes de sécheresse n'ont eu aucun impact sur le niveau de la nappe de Tihange, qui reste à son maximum.
Par ailleurs, les performances des pompes de puits de Tihange 2 ont été améliorées, ce qui a permis d'optimiser le pompage. La réalimentation des puits d'eau de nappe de Tihange 2 à partir des puits de Tihange 3 a également été prévue. S'agissant du débit des pompes, la durée de fonctionnement supérieure à 30 jours était déjà prévue à la conception de Tihange 2 et Tihange 3 et est toujours garantie.
Ce n'était pas le cas au moment de la conception de Tihange 1. Dans le cadre des tests de résistance "Belgian Stress Tests", la situation a été améliorée, tandis que la durée de fonctionnement supérieure à trente jours est dorénavant garantie pour ce réacteur. Toujours dans ce cadre, les stations de pompage ont été renforcées pour résister aux événements naturels externes tels que les tornades.
19.03 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie.
Het incident is gesloten.
20 Question de Samuel Cogolati à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les crayons de combustibles radioactifs qui fuient" (55009482C)
20 Vraag van Samuel Cogolati aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De lekkende radioactieve splijtstofstiften" (55009482C)
20.01 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je me permets de
revenir sur mes questions de juillet et décembre dernier concernant les 215
crayons inétanches dans les piscines de désactivation des réacteurs de Doel et
Tihange. Je m’étonnais en particulier que cela faisait au moins dix ans que ces
215 crayons fuitards n’avaient pas été réparés. Vous m’aviez répondu que vous
vous renseigneriez et que vous me fourniriez une réponse sur la non-étanchéité
de ces crayons.
C’est
pourquoi je me permets de vous poser ces nouvelles questions:
- quand
est-ce que le problème des fuites des crayons de combustibles radioactifs
a-t-il été observé et découvert pour la première fois à Doel et à Tihange?
depuis quand ces fuites ont-elles été constatées?
- comment
ces fuites sont-elles apparues? Quelles sont les causes de ces fuites?
-
avez-vous demandé un nouvel inventaire des crayons qui fuient depuis 2018? Et
si oui, y a-t-il de nouvelles ou moins de fuites?
- quand
ces fuites seront-elles complètement réparées? Quel est le calendrier de
réparation des crayons de combustible radioactif qui fuient?
- est-il
correct qu’il ne sera pas possible de vider la piscine de désactivation des
réacteurs si des crayons de combustibles radioactifs continuent à fuiter?
- est-il
possible de transporter des crayons de combustible radioactif qui fuient?
- à
combien s’élève le coût des réparations de ces fuites?
- quel
est l’impact pour la sécurité à long terme des déchets radioactifs à stocker (y
compris après démantèlement des sites de Doel et Tihange)?
20.02 Annelies Verlinden, ministre: Monsieur Cogolati, les premières constatations de crayons de combustibles inétanches datent de 1976 à Doel 2 et 1981 à Tihange 1. Lors de l'opération d'un réacteur nucléaire, il peut en effet survenir l'un ou l'autre incident, causant l'inétanchéité de certains crayons de combustibles irradiés. Ce phénomène est détecté par une analyse de la chimie de l'eau primaire du réacteur et retirée de son cœur lors de l'arrêt suivant.
Les inétanchéités peuvent avoir plusieurs origines. La raison principale est la présence de corps migrants qui, malgré les grilles anti-débris réunies en pièces d'assemblage, parviennent jusqu'aux gaines de combustible, s'y coincent et finissent par provoquer des percements par vibrations répétées. On connaît aussi des cas de défauts de fabrication. Un inventaire du nombre de crayons inétanches a été entrepris dans chaque cœur de réacteur et dans chacune des piscines de désactivation. En cas de nouvelle découverte de crayon inétanche, cet inventaire sera mis à jour. Cependant, plus aucun cas n'a été détecté depuis huit ans, tant à Doel qu'à Tihange.
En outre, il est essentiel d'expliquer que ces crayons qui fuyaient sous les sollicitations mécaniques du cœur du réacteur à haute pression et haute température ne fuient plus à ce jour. En effet, la totalité des gaz de fission se sont déjà échappés durant le cycle du combustible au sein du réacteur. Maintenant que les crayons ne se trouvent plus au cœur d'une fission, plus aucun de ces gaz n'est produit et ne s'échappe donc plus dans la piscine des réacteurs. Le suivi quotidien de la chimie de l'eau de refroidissement de ces piscines ne témoigne ainsi d'aucun problème de fuite de crayon. Ces crayons sont, certes, inétanches et leur manipulation doit être évitée pour limiter des sollicitations mécaniques, mais ils ne répandent pas de matière radioactive aux alentours. Pour cette raison, il importe de comprendre que ces crayons inétanches ne peuvent être extraits des piscines de désactivation des réacteurs tant qu'ils restent inétanches.
En vue du démantèlement des centrales nucléaires, Engie-Electrabel a lancé un programme destiné à rendre à ces crayons leur étanchéité dans une optique d'évacuation des piscines. Une première campagne de ce programme, visant historiquement Doel 1 et 2, a été réalisée en 2018-2019. Une première campagne de réparation a eu lieu à Tihange 2 au milieu de l'automne 2019. Une autre a été menée à Doel 3 cette année. Des réparations de crayons non étanches ont donc déjà été entreprises et sont encore programmées.
Le projet de réparation des crayons endommagés se poursuivra donc encore au moins jusqu'en 2026. Ces campagnes seront contrôlées par l'Agence fédérale de contrôle nucléaire et sa filiale technique Bel V. Ces réparations consistent en l'extraction des crayons endommagés de l'assemblage de combustibles afin de les remplacer par des crayons inertes. De cette façon, l'assemblage retrouve son étanchéité.
Pour synthétiser, les réparations sont réalisées par encapsulage, dans la piscine où les crayons sont situés, du crayon de combustible endommagé. Cette opération se fait sous eau et limite autant que possible les manutentions de ces crayons inétanches.
Après réparation, l'intégrité structurelle des crayons est complètement rétablie, de sorte qu'il n'y aura pas de crainte spécifique vis-à-vis de ces crayons s'ils devaient un jour être entreposés dans les bâtiments SF2, compte tenu du peu d'efforts mécaniques exercés sur des crayons sur les entreposages à sec.
Pour terminer, l'AFCN n'a aucune information sur les coûts de ces opérations, qui sont à charge de l'exploitant. Je vous remercie.
20.03 Samuel Cogolati (Ecolo-Groen): Je vous remercie, madame la ministre.
L'incident est clos.
21 Vraag van Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "Een multidisciplinaire aanpak van het excited delirium syndrome (EDS)" (55009498C)
21 Question de Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Une approche pluridisciplinaire du syndrome de délire agité (EDS)" (55009498C)
21.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, mijn collega's zullen zeggen dat ik weer over EDS spreek, maar ik maak mij er echt zorgen over dat alle goede initiatieven maar niet in elkaar gehaakt raken.
Bij de politie werden verschillende initiatieven ontwikkeld: er werden fiches opgesteld en de opleidingsmodule zou klaar zijn en op het HOC moeten passeren. Is dat al gebeurd? Wanneer wordt een en ander in de praktijk gebracht?
Ik maak mij ook zorgen over de sensibilisering en de opleiding van de OPP, de OGP en de medische hulpverlening. Eind september kregen wij de melding dat de spoedartsen helemaal niet zo blij waren met de fiches die door FEDPOL werden verspreid onder de verschillende politiediensten. Ik besef dat de verschillende diensten monodisciplinair van alles doen, maar hoe kunnen wij ervoor zorgen dat zij ook multidisciplinair met elkaar overeenkomen, zodat wij ervan verzekerd kunnen zijn dat, als er zich nog eens zo'n geval voordoet, iedereen goed weet hoe men moet reageren?
21.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Ingels, de multidisciplinaire werkgroep waarover u spreekt in uw vraag, betreft een lokaal initiatief van 2018 in de regio Oost-Vlaanderen. Die werkgroep heeft een zeer mooi werkstuk over EDS afgeleverd. Dat werkstuk wordt daarom vandaag als basis gebruikt voor de ontwikkeling van de toekomstige opleidingen bij de politiediensten.
Het opleidingsplan Intern Geïntegreerde Politie beoogt drie onderdelen. Een eerste opleiding, module 1, focust op fenomeenherkenning van EDS, waarbij de karakteristieken en goede praktijken aan bod komen, en een tweede opleiding, module 2, focust op wenselijke tussenkomsten of reacties bij EDS. De tweede opleiding wordt praktijkgericht gegeven. In een derde fase zullen de opleidingen idealiter worden gegeneraliseerd naar meerdere vormen van verwarring bij personen die zich in een psychische crisissituatie bevinden. Dat is de module 3.
Het opleidingsdossier Fenomeenherkenning EDS, de uniforme pedagogische ondersteuning, de handboeken en de PowerPointpresentatie werden goedgekeurd door de verschillende validatieniveaus bij de geïntegreerde politie en worden vandaag aan het Hoog Overlegcomité voorgesteld. Het administratief en technische secretariaat van mijn kabinet werkt aan een actieplan waarbij er bekeken wordt welke betrokken partner voortrekker-piloot kan zijn in de wenselijke multidisciplinaire benadering. Bij die werkzaamheden zal blijken of er nood aan of draagvlak is voor een gemeenschappelijke omzendbrief of andere regelgeving in de toekomst.
21.03 Yngvild Ingels (N-VA): Dank u voor het antwoord. Wij zullen het dossier van nabij blijven volgen.
L'incident est clos.
22 Vraag van Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De rol van de minister van Binnenlandse Zaken tijdens de coronacrisis" (55009499C)
22 Question de Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le rôle de la ministre de l'Intérieur pendant la crise du coronavirus" (55009499C)
22.01 Yngvild Ingels (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de laatste aankondiging van nieuwe maatregelen gebeurde in een nieuwe setting en ik was daar eigenlijk tevreden over. Het Overlegcomité is hiervoor immers beter gepast want de Nationale Veiligheidsraad heeft totaal geen bevoegdheid voor safety, alleen voor security. Ik ben dus blij dat dit nu opgelost is.
Enerzijds is er het Overlegcomité en anderzijds zijn er de federale crisisstructuren waarvoor u bevoegd bent, Celeval en COFECO. We zitten momenteel nog steeds in de federale fase. Mevrouw de minister, hoe gaat u dat allemaal met elkaar zien te rijmen? Hoe kunnen alle adviezen die deze diensten geven volwaardig aan bod komen bij het Overlegcomité?
Bij het Overlegcomité speelt het aspect Binnenlandse Zaken natuurlijk een iets kleinere rol dan voorheen. Hoe ziet u die nieuwe structuren werken? Ik ben hier absoluut voorstander van, maar ik wil er wel zeker van zijn dat de aspecten met betrekking tot Binnenlandse Zaken voldoende aan bod kunnen komen.
Een van de zaken waarover ik mij zorgen maak is de afdwingbaarheid van de quarantainemaatregelen. Dat dossier sleept intussen al enkele maanden aan. In hoeverre kan de politie helpen om die quarantaine af te dwingen? Ik hoor immers dat er wel enkele juridische en operationele beperkingen zijn. We kunnen aankondigen dat er veel meer handhaving komt, iets wat ik zeker toejuich, maar het moet natuurlijk ook nog praktisch uitvoerbaar en juridisch onderbouwd zijn.
22.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Ingels, u stelt een zeer terechte en bijzonder belangrijke vraag.
Het spreekt voor zich dat de hele COVID-19-crisis mij de laatste dagen ook wel bijzonder heeft beziggehouden, zeker ook vanuit mijn beleidsdomein. Als het Overlegcomité vergadert over die problematiek maak ik als minister van Binnenlandse Zaken deel uit van die vergadering. Ik ben ook aanwezig op de kernvergaderingen van de regering wanneer het over COVID-19 gaat, aangezien ik verantwoordelijk ben voor het multidisciplinair crisisbeheer, de handhaving en de omzetting van die beleidsbeslissingen in een ministerieel besluit of een aanpassing van een ministerieel besluit, zolang de federale fase afgekondigd blijft.
De aanbevelingen van Celeval en de adviseurs die deel uitmaken van Celeval worden eerst besproken op het Federaal Coördinatiecomité – COFECO. Dit comité wordt voorgezeten door de directeur van het Nationaal Crisiscentrum, met wie ik ook in zeer nauw contact sta. COFECO heeft als opdracht een gemeenschappelijk beeld van de situatie op te maken en de aanbevelingen van Celeval af te toetsen aan de realiteit met alle betrokken diensten en experten, waaronder de gouverneurs, die een belangrijke rol spelen in het beheersen en opvolgen van de crisis. Sinds vorige week vrijdag gebeurt dat in nauwe samenwerking met de aangeduide coronacommissaris, die moet instaan voor de coördinatie van de sanitaire pijler, die ook cruciaal is in deze crisis.
Zolang de federale fase van kracht blijft, zal ik blijven instaan voor de omzetting van die maatregelen, beslist door het Overlegcomité, en de vertaling daarvan in een ministerieel besluit. Dat is een bijzondere opdracht omdat er al vele maatregelen genomen zijn en mogelijk nog genomen moeten worden. De bijhorende frequently asked questions zal ook telkens aangepast worden om waar nodig verdere duiding te geven en voor iedereen begrijpelijk te zijn. Net als de afgelopen maanden zal ook de multidisciplinaire informatiecel van de federale fase de officiële communicatie aan de bevolking blijven coördineren. Hierbij worden de nodige inspanningen gedaan om inclusief te communiceren, onder meer met betrokkenheid van de regio's en alle betrokken autoriteiten.
Celeval heeft in een bijzondere samenstelling een barometer uitgewerkt om de situatie en de bijhorende, eventuele maatregelen weer te geven. In samenwerking met de coronacommissaris wordt de communicatie over de barometer voorbereid, die op heel korte termijn ook aan alle betrokkenen zal worden gedaan. Wij hopen en gaan ervan uit dat de barometer de komende weken en maanden een centrale rol in de communicatie zal spelen.
Dat instrument zal heel helder kunnen aangeven wat de toestand is en in welk niveau van waakzaamheid wij ons bevinden. Het zal hopelijk vanuit dat perspectief ook mensen kunnen motiveren om de maatregelen vol te houden. Het zal hopelijk ook de mensen een perspectief bieden op een mogelijk afname van de staat van waakzaamheid, die met de toestand van de crisis samenhangt.
22.03 Yngvild Ingels (N-VA): Mevrouw de minister, ik heb nog één punt over de ministeriële besluiten. Ik heb van bij het begin nooit begrepen waarom met ministeriële besluiten wordt gewerkt. Ik zou veeleer hebben gewerkt met nood-KB's, zoals wij vroeger in andere crisissituaties hebben gedaan. Het vehikel van een ministerieel besluit vond ik van bij het begin vreemd. Ik snap dat daaraan nu weinig kan worden gewijzigd. Eens wij op die weg zijn vertrokken, lijkt het mij moeilijk daarop terug te komen.
Misschien is de barometer echter wel een kans om de maatregelen die gelinkt zijn aan de verschillende codes in de barometer, in een koninklijk besluit te gieten met een duidelijk explicatief verslag aan de Koning, teneinde veel meer duidelijkheid te krijgen? Het is maar een suggestie, die ik eens wou laten bekijken. Wij kunnen er later op terugkomen.
Het incident is gesloten.
23 Question de Hervé Rigot à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "La deuxième phase des travaux sur le site futur de la police fédérale à Vottem" (55009520C)
23 Vraag van Hervé Rigot aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De tweede fase van de bouwwerkzaamheden op de toekomstige site van de federale politie in Vottem" (55009520C)
23.01 Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, il y a quelques mois, j'interrogeais votre prédécesseur quant à l'état d'avancement de la nouvelle implantation de la police fédérale à Vottem. La phase 1 devait se terminer. Je l'ai également interrogé parce que le site de Saint-Léonard offrait des conditions de qualité d'accueil pour le personnel indignes des conditions de travail nécessaires à leur bonne fonction, ce qui a d'ailleurs été reconnu par votre prédécesseur.
Ce dernier nous avait alors annoncé, d'une part, la réception dans les meilleurs délais de la phase 1, d'autre part, qu'il ne manquerait pas de solliciter la Régie des Bâtiments pour améliorer temporairement les conditions de travail au niveau de Saint-Léonard. Troisièmement, il nous indiquait également qu'il allait veiller à la mise en œuvre rapide de la phase 2.
Madame la ministre, la réception de la phase 1 est-elle bien clôturée pour Vottem? Le déménagement des services concernés a-t-il bien eu lieu?
Qu'en est-il de la phase 2? Le dossier est-il bien engagé, oui ou non? Dans la négative, qu'est-ce qui bloque aujourd'hui? Pourquoi ce dossier n'est-il pas engagé? Quel est le calendrier de réalisation?
Dans l'attente, quelles sont les interventions prévues sur le site de Saint-Léonard dans l'immédiat et à court terme?
23.02 Annelies Verlinden, ministre: Collègue Rigot, la réception provisoire des travaux relève de la responsabilité de la Régie des Bâtiments. La demande de réception provisoire en date du 19 août 2020, introduite par courrier recommandé reçu le 6 août 2020 par le groupement Assar Architects et SA Willemen Groep FRANKI, n'a pas été acceptée par la Régie des Bâtiments. Il est, en effet, apparu que le déménagement n'est pas encore possible. La liste des remarques et leur importance pour garantir des installations en bonne et due forme était trop conséquente. La Régie des Bâtiments a requis de réintroduire une nouvelle demande de réception provisoire à ce sujet.
La mise en conformité concernant les dispositifs pour la lutte contre l'incendie du site de Saint-Léonard est aussi à charge de la Régie des Bâtiments qui met actuellement en place un plan d'action en collaboration avec la police fédérale.
23.03 Hervé Rigot (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'avoue que je suis déçu pour ces quelques milliers d'hommes et de femmes, concernés par cette construction. Vous m'indiquez que la réception de la phase 1 n'a pas eu lieu. J'aimerais savoir dans quel délai, elle pourra être, à nouveau, planifiée.
En ce qui concerne la phase 2, je n'ai pas entendu votre réponse concernant son état d'avancement. Où en est-il? Pensez-vous pouvoir l'engager dans les meilleurs délais?
L'incident est clos.
24 Vraag van Anneleen Van Bossuyt aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De essentiële verplaatsingen" (55009537C)
24 Question de Anneleen Van Bossuyt à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Les déplacements essentiels" (55009537C)
24.01 Anneleen
Van Bossuyt (N-VA): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, om de coronacrisis in te dijken, verbood België vanaf
woensdag 18 maart alle niet-essentiële reizen naar het buitenland (intussen
deels opgeheven wat niet-essentiële reizen binnen Europa betreft). De
essentiële verplaatsingen bleven de gehele tijd toegestaan.
Terwijl er een geheel aan informatie is
over de modaliteiten voor niet-essentiële reizen, is er amper info te vinden
over essentiële verplaatsingen.
Volgens de website van het Cisiscentrum
geldt onder andere een professionele reis als een essentiële verplaatsing.
Diezelfde website geeft nog aan dat het “sterk aanbevolen is om (naast de
identiteitsdocumenten) een schriftelijk document te hebben dat uw verplaatsing
rechtvaardigt, zoals een attest van de werkgever. Ook wordt nog meegegeven dat
reizigers onderworpen kunnen worden aan extra verplichtingen vanwege het land
van bestemming, zoals bijvoorbeeld een verplichte negatieve COVID-19-test, een
verplichte reisverzekering die COVID-19 dekt, enzovoort.
Verdere concrete informatie is niet te
vinden op geen van de vele andere Belgische overheidswebsites, zo ook niet op
de website info-coronavirus.be.
Het is dan ook hemeltergend wanneer
blijkt dat bedrijven die voldoen aan deze regels zoals een werkgeversattest
zakenreis, toestemming van het land van bestemming, negatieve COVID-19-test,
enzovoort plots aan de Belgische grens worden tegengehouden en het hen wordt
verboden om te vliegen omdat 'een zakenreis niet geldt als essentiële
verplaatsing'.
Wat is de concrete regeling voor
essentiële verplaatsingen vanuit België naar landen binnen én buiten de EU?
Waarom is er hier amper informatie over
te vinden?
Kan de minister bevestigen dat
zakenreizen wel degelijk gelden als een essentiële verplaatsing?
Is of komt er voor bedrijven en
ondernemingen een checklist waaraan ze moeten voldoen om in orde te zijn voor
een essentiële verplaatsing zoals een zakenreis? Is er een concrete dienst
waarbij ondernemingen en bedrijven met vragen over een zakenreis terechtkunnen
en correcte informatie kunnen inwinnen? Om willekeur aan de grens tegen te
gaan, lijkt me dit geen overbodige luxe.
Wat betreft de concrete casus: is het
onterecht dat de zakenman werd verboden om zich voor een essentiële zakenreis
te verplaatsen vanuit België naar het buitenland? Zo ja, zal de persoon in
kwestie worden vergoed voor de gemaakte kosten (vliegtickets, geboekte
accommodatie ter plaatse, geboekt transport ter plaatse)? Zo ja, waar kan men
terecht voor deze terugbetaling en compensatie?
24.02 Minister Annelies Verlinden: Mevrouw Van Bossuyt, in de huidige versie verbiedt artikel 18 van het MB houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het COVID-19-virus te beperken enkel nog niet-essentiële reizen naar ons land vanuit landen buiten de EU, het Schengengebied, het Verenigd Koninkrijk en de landen niet opgenomen op de lijst gepubliceerd op de website van Buitenlandse Zaken. Dat betekent daarom dat vandaag geen enkele reisbestemming vanuit ons land verboden is in de mate dat het land van bestemming reizigers vanuit ons land toelaat.
Niet-essentiële reizen naar ons land blijven verboden. Hierop bestaan evenwel twee uitzonderingen: ten eerste, de reizen vanuit landen van de EU, de andere landen van de Schengenzone en het Verenigd Koninkrijk zijn steeds toegestaan, en ten tweede, het is toegestaan naar ons land te reizen vanuit de derde landen die werden opgenomen op een lijst die bekend wordt gemaakt op de website van Buitenlandse Zaken.
Essentiële reizen vanuit andere landen zijn ook toegestaan. De omlijning van wat als een essentiële reis wordt beschouwd, is omschreven in de zogenaamde FAQ's op de referentiewebsite www.info-coronavirus.be. Die lijst is gebaseerd op de aanbeveling van de Europese Raad van 30 juni 2020 met betrekking tot de tijdelijke reisrestricties voor niet-essentiële reizen naar de Europese Unie.
De aanbeveling bevat elf categorieën van reizigers die van het verbod vrijgesteld worden. In de lijst prevaleren professionele motieven, wat echter niet alle professionele verplaatsingen toelaat. Er bestaat geen specifieke checklist om die reisdoelen te bewijzen. Men kan deze staven met alles wat een aannemelijk bewijs is om als een begin van bewijs te fungeren. Naast de bewijsvoering met betrekking tot het essentieel karakter van de verplaatsing gelden natuurlijk ook nog steeds de normale voorwaarden om toegang te krijgen tot België.
Vanuit Belgisch perspectief is reizen vanuit België steeds mogelijk, op voorwaarde dat u bij terugkomst in België bepaalde maatregelen neemt. De binnenkomst in het land van bestemming hangt, zoals ik daarnet ook al zei, af van het land in kwestie, waar in bepaalde gevallen ook een quarantainemaatregel van toepassing zal zijn. Voor bepaalde bestemmingen wordt reizen weliswaar afgeraden of wordt een verhoogde waakzaamheid gevraagd.
De reisadviezen van de FOD Buitenlandse Zaken zijn raadpleegbaar op de website van de FOD. Zij zijn actueel en uiteraard ook nuttig voor eenieder die zich wil verplaatsen.
Het is niet mogelijk om in te gaan op de zaak die u aanhaalde in uw vraag, ook omdat bepaalde elementen ervan niet zijn weergegeven in de vraag. Een burger of een bedrijf dat meent dat hij ten onrechte werd belet om het land te verlaten, kan deze beperkingen betwisten op dezelfde manier als voor alle andere administratieve beslissingen die hun gewoonlijk beslag zullen kennen.
24.03 Anneleen Van Bossuyt (N-VA): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.
U verwijst naar de website en naar de FAQ's. Op die plaats ben ik al op zoek gegaan, echter zonder te vinden wat we zochten. De ene week valt er informatie te vinden, maar een week later blijkt die informatie te zijn verdwenen. Ik hoop daarom dat de informatie op die website gewoon blijft staan zodat de mensen de nodige informatie daar effectief kunnen vinden.
U verwees ook even naar de Raadsbesluiten. Alleszins denk ik dat het initiatief van het Europees niveau om met een Europees gecoördineerde kleurencode te werken het voor heel wat mensen duidelijker zal maken. Ik hoop dan ook dat die zo snel mogelijk in werking zal treden.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Rigot is niet meer aanwezig.
25 Vraag van Yngvild Ingels aan Annelies Verlinden (Binnenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen) over "De niet-naleving van de coronamaatregelen in Leuven" (55009547C)
25 Question de Yngvild Ingels à Annelies Verlinden (Intérieur et Réformes institutionnelles) sur "Le non-respect des mesures de lutte contre le coronavirus à Louvain" (55009547C)
25.01 Yngvild
Ingels (N-VA): Op donderdag
8 oktober 2020 zagen we filmpjes op sociale media van jongeren die
elkaar te lijf gingen op de Oude Markt in Leuven. Op de beelden kunnen we zien
dat sommigen hun mondmasker niet goed dragen, dat de jongeren enorm dicht op
elkaar gepakt staan en vooral dat ze er in grote getalen samen staan. Van
social distancing of het verbod op samenscholing leek niet veel te bespeuren.
Dit is echter niet de eerste keer dat feestgedruis resulteert in het
niet-naleven van de coronamaatregelen. Iets meer dan een week geleden zagen we
hetzelfde in Gent, in de Overpoortstraat. In tijden van de coronacrisis is dit
echter onaanvaardbaar.
Ik heb voor u de volgende vragen.
Kan u ons meer vertellen over wat er
juist gebeurd is in Leuven? Wanneer heeft de politie melding gekregen van de
gevechten en wanneer is zij tussenbeide gekomen?
Hoe komt het dat zo'n enorme
samenscholing heeft kunnen ontstaan? Waarom heeft de politie niet vroeger
ingegrepen? Op welke wijze is de politie tussengekomen met respect voor de
coronamaatregelen?
Welke maatregelen zijn er genomen ten
aanzien van de deelnemers aan de gevechten en de omstaanders? Over hoeveel
personen ging het?
Het is helaas niet de eerste maal is dat
feestgedruis eindigt in het niet respecteren van de coronamaatregelen.
Dergelijke taferelen mogen niet genormaliseerd worden, zeker niet in tijden van
corona. Wat is momenteel het beleid hierrond, zeker nu de maatregelen sinds
vandaag verstrengd zijn? Hoe zal u hiertegen actie ondernemen?
Ik wil daar nog aan toevoegen dat de taferelen die we gezien hebben in Gent en in Leuven, de dag voor de ingang van bepaalde maatregelen, toch te voorspellen zijn. Iedereen had kunnen voorzien dat daar misschien iets zou gebeuren. Hoe komt het dat de lokale politie daar niet beter op gereageerd heeft? Ik veroordeel de jongeren niet; wij kunnen allemaal begrijpen hoe zulke zaken gebeuren, ook al had de horeca maatregelen genomen. Ik vind een en ander alleszins vreemd gezien de voorspelbaarheid. Waarom zijn die zaken toch kunnen gebeuren? Dat is de kern van mijn vraag.
25.02 Minister Annelies Verlinden: Collega Ingels, dat is een goede vraag, net als alle andere vragen uiteraard. De laatste avond dat de cafés mochten openblijven, vorige week, verliep in het begin net als alle andere studentenavonden tijdens de eerste week van het academiejaar, zijnde met heel veel enthousiaste studenten. De meesten houden zich ook aan de verplichtingen, onder meer wat mondmaskerdracht betreft. Dat wordt ook sinds het begin van het academiejaar streng gecontroleerd door de politie.
Om 1.00 uur moesten de cafés sluiten. Er zijn met betrekking tot de sluiting zeer goede afspraken gemaakt met de horeca, die trouwens door heel veel horecazaken goed worden nageleefd. Het zijn in de eerste plaats de cafébazen en hun personeel, die ervoor zorgen dat klanten de terrassen van cafés en restaurants tijdig verlaten. Op zich werkt dat goed sinds de start van het academiejaar. De politie is ook zichtbaar aanwezig, maar komt niet actief tussen, als dat niet nodig is.
Wij hadden over de handhaving en maatregelen vooraf contact met de politie. Het is dus niet zo dat daaraan geen voorbereiding was voorafgegaan en dat hierop niet geanticipeerd is wegens de voorspelbaarheid van een aantal taferelen. Er hielden zich ook bijkomende ploegen van de politie stand-by in de onmiddellijke omgeving van onder meer de Leuvense en Gentse uitgaansbuurten.
Op donderdagavond waren er naast de vier wachtploegen van telkens twee personen ook vier coronaploegen van telkens twee personen extra van dienst. Die extra diensten worden al sinds het begin van het academiejaar ingezet. Die bleken telkens voldoende om eventuele akkefietjes op te vangen.
De bewuste donderdag, de avond voor de inwerkingtreding van de nieuwe maatregelen, werden al zeer snel na het sluiten van de cafés vier extra patrouilles naar de Oude Markt gestuurd, omdat duidelijk was dat er bij de studenten een hardnekkige wens leefde om nog wat door te gaan. Een kordatere aanpak door de politie was op dat moment nodig.
We moeten er ons ook rekenschap van geven dat er op het moment van de sluiting duizenden jongeren tegelijkertijd de cafés en de terrassen verlaten. Het duurde enige tijd vooraleer al die jongeren de uitgangen van dat plein konden verlaten. Afstand bewaren was niet evident. Dat hebben we ook gezien. De meeste studenten droegen op dat moment hun mondmasker.
Donderdagavond bleven, in tegenstelling tot andere nachten, heel wat studenten zoals verwacht samen op het plein roepen en zingen, wat niet bevorderlijk is voor het tegenhouden van het virus.
Ik heb ook begrepen dat er een kortstondige vechtpartij is ontstaan, waarvan de politie geen melding heeft gekregen en dus ook niet is tussen kunnen komen. Ook nadien is er geen melding van eventuele slachtoffers gekomen.
Er waren wel nog twee meldingen over kleine vechtpartijen elders in de stad. Voor een daarvan werd ook een proces-verbaal opgesteld. Dat zal de normale weg voor verdere behandeling volgen. Een twintigtal minuten na de sluiting van de cafés is de politie begonnen op een rustige manier het plein te ontruimen en alle studenten de weg huiswaarts te tonen. Na twintig minuten was het volk verspreid en het plein van de Oude Markt leeggemaakt. Daarbij hebben zich geen uitzonderlijke incidenten voorgedaan. Tijdens de ontruiming van de Oude Markt zijn geen personen opgepakt of geverbaliseerd.
Momenteel sluiten de cafés in heel België om 23 uur en kan de politie zich opnieuw beperken tot zichtbare aanwezigheid. Ik wil beklemtonen dat de cafébazen echt inspanningen leveren om alles veilig en vlot te laten verlopen, dat de meeste studenten zich netjes aan de regels houden en respect tonen voor het werk, dat het stadsbestuur, alsook de universiteit ingrijpen waar nodig en dat de politie wel degelijk kordaat en streng optreden tegen degenen die ondanks alles en ondanks alle waarschuwingen de regels toch aan hun laars lappen.
Het blijft ook permanent doorgesproken met de politie. We monitoren de handhaving, de opvolging, de aard en het aantal optredens permanent, zodat er een sterk signaal uitgaat ten aanzien van alle burgers die zich zorgvuldig houden aan de maatregelen die we opleggen.
25.03 Yngvild Ingels (N-VA): Dank u wel voor uw uitgebreid antwoord.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik dank de
minister voor haar lange aanwezigheid, langer dan gepland. De overige vragen
zullen we uitstellen naar een eerstvolgende commissievergadering waarbij de
minister aanwezig is.
De vergadering wordt gesloten om 17.37 uur.
La séance est levée à 17 h 37.