Commission
des Finances et du Budget |
Commissie voor Financiën en Begroting |
du Mardi 20 octobre 2020 Après-midi ______ |
van Dinsdag 20 oktober 2020 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14 h 20 et présidée par Mme Marie-Christine Marghem.
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur en voorgezeten door mevrouw Marie-Christine Marghem.
De voorzitster: Collega's, als eerste punt op de agenda staat een actualiteitsdebat over FinCEN.
De heer Bertels krijgt als eerste het woord.
Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik vraag het woord in verband met de regeling van de werkzaamheden.
Wij leven in bijzondere tijden. In die context zijn er ook nieuwe afspraken in de maak over de organisatie van onze parlementaire werkzaamheden, die de richting uitgaan van een duale organisatie, fysiek en digitaal. Ik merk op dat ook de minister beslist heeft om digitaal aanwezig te zijn. De precieze reden daartoe ken ik niet, mogelijk zit de minister in quarantaine of heeft hij gevoelige contacten gehad, maar de reden wil ik nog in het midden laten. Wel houd ik eraan om vandaag zeer duidelijk te zeggen dat de bespreking van parlementaire vragen best kan plaatsvinden in zo direct mogelijk contact met de minister, op een veilige manier. Dat verwachten wij zeker wanneer er over wetgevende dossiers wordt gesproken. In zulke gevallen dient er maximaal over gewaakt te worden dat de minister aanwezig is in het Parlement. Vandaag staan er mondelinge vragen op de agenda en ik stel vast dat de minister beslist om via digitale weg aan de vergadering deel te nemen. Het zij zo, geen verwijt, want het zijn bijzondere tijden. Wel moeten wij van elkaar begrijpen, wanneer er hier wetgevend werk voorligt, dat dit best op een veilige manier in direct contact met de minister wordt georganiseerd.
La présidente: Techniquement, je ne sais pas comment on peut organiser les choses. Je me tourne vers le secrétaire de la commission.
Mijnheer Loones, gisteren had ik met minister Van Peteghem een telefoongesprek.
Le ministre m'a posé la question de savoir s'il devait être présent physiquement ou non. Je lui ai répondu que par le passé, il m'est arrivé – et certains parlementaires ici présents le savent – de ne pas être systématiquement présente en commission Économie, non que je n'en avais pas envie ou que j'avais peur d'être contaminée, mais parce que c'était plus pratique pour moi à ce moment-là.
Je salue monsieur le ministre puisqu'il s'agit aujourd'hui de sa première commission en tant que ministre pour répondre aux questions des parlementaires. Il m'a dit qu'il préférait pour l'instant être à son cabinet.
Si la fois prochaine ou pour les autres commissions, il peut être présent, il viendra bien entendu.
Monsieur le ministre, je vous donne la parole.
Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitter, in eerste instantie wil ik u allen warm toespreken en uitspreken dat ik uitkijk naar de samenwerking met deze commissie.
Ik begrijp dat het jammer is dat wij vandaag niet fysiek kunnen samenkomen. Dat is onder meer ook het gevolg van afspraken vastgelegd in het ministerieel besluit, waarin staat dat telewerk de regel is. Vanuit dat kader heb ik gisteren met de commissievoorzitter contact opgenomen met de vraag of het mogelijk was om ook online te vergaderen. Ik vond dat eigenlijk de meest logische keuze die wij konden maken.
Ik heb uiteraard begrip voor de vraag van de heer Loones. Bij de bespreking van wetgevend werk zal ik uiteraard aanwezig zijn in de commissiezaal, zoals overigens ook specifiek is afgesproken met het Parlement.
01 Actualiteitsdebat over de FinCEN Files en de witwaspraktijken en toegevoegde vragen van:
- Jan Bertels aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De FinCEN Files" (55009310C)
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De “poortwachtersrol” van banken in de strijd tegen de financiële criminaliteit (FinCEN Files)" (55009356C)
- Ahmed Laaouej aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De nieuwe onthullingen in de FinCEN Files" (55009725C)
- Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De FinCEN Files" (55009825C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De regeringsmaatregelen naar aanleiding van de FinCEN Files" (55009882C)
- Gilles Vanden Burre aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De initiatieven naar aanleiding van de onthullingen in de FinCEN Files" (55009953C)
- Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De sanctieprocedure van de NBB inzake witwaspraktijken" (55009753C)
- Jan Bertels aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De NBB, de CFI en de witwaspraktijken" (55009802C)
- Dieter Vanbesien aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De rol van de Nationale Bank bij de voorkoming en de sanctionering van witwaspraktijken" (55009827C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De rol van de Nationale Bank in de strijd tegen witwasserij" (55009901C)
01 Débat d’actualité sur les FinCEN Files et la lutte contre le blanchiment et questions jointes de
- Jan Bertels à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les FinCEN Files" (55009310C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le rôle de "gardien" des banques dans la lutte contre la criminalité financière (FinCEN Files)" (55009356C)
- Ahmed Laaouej à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les nouvelles révélations faites par les FinCEN Files" (55009725C)
- Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les FinCEN Files" (55009825C)
- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les actions du gouvernement suite aux FinCEN Files" (55009882C)
- Gilles Vanden Burre à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les suites réservées aux révélations des FinCEN Files" (55009953C)
- Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La procédure de sanction de la BNB relative aux pratiques de blanchiment" (55009753C)
- Jan Bertels à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La BNB, la CTIF et les pratiques de blanchiment" (55009802C)
- Dieter Vanbesien à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le rôle de la Banque nationale dans la prévention et la répression du blanchiment d'argent" (55009827C)
- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le rôle de la Banque nationale dans la lutte contre le blanchiment" (55009901C)
01.01 Jan Bertels (sp.a): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, prettige digitale kennismaking. Voor mij is belangrijk welke antwoorden u zult geven op de verschillende vragen die wij u vandaag zullen stellen, eerst over de FinCEN Files, een stevige opener.
U kent ongetwijfeld het Financial Crimes Enforcement Network (FinCEN) mijnheer de minister. Wij hebben daar al een hoorzitting over gehouden met de drie Belgische journalisten die meegewerkt hebben aan de onthullingen ervan. Straks stellen ook andere collega's vragen naar aanleiding van die hoorzitting.
Voor de FinCEN Files onderzochten journalisten van over heel de wereld meer dan 2.100 geheime rapporten. Die FinCEN Files zijn meldingen die banken deden aan de Amerikaanse antiwitwascel FinCEN over meer dan 2.000 miljard dollar aan verdachte geldstromen.
Het moet gezegd, mijnheer de minister, geen enkele Belgische bank duikt zo vaak op in de FinCEN Files als ING België. Ik schaam mij er dan ook niet voor ze te noemen. Dat is ook via de media bekendgemaakt. Belgische ING-rekeningen zijn gebruikt door buitenlandse banken met louche klanten, zo blijkt uit die gelekte Amerikaanse rapporten. Dat is ook heel duidelijk gemaakt in de hoorzitting met de Belgische journalisten.
Zowel onze Nationale Bank, de toezichthouder, als de antiwitwascel melden dat er nog steeds heel veel significante tekortkomingen zijn bij de Belgische banken. Wij zouden daar eigenlijk een beter zicht op moeten kunnen krijgen. Dat is een gevolg van die hoorzitting.
Er worden blijkbaar miljarden dollars witgewassen via Belgische bankrekeningen. En al te vaak, dat wordt ook bevestigd door de onderzoeksjournalisten, grijpen de banken te laat in als er verdachte transacties zijn.
Het volgende is voor iedereen duidelijk. Bij correspondentbankdiensten is er een hoog risico op witwassen. Er zijn Belgische banken die deze diensten nog aanbieden. Sommige laten weten dat ze er reeds enkele jaren geleden mee gestopt zijn, maar niet alle banken zijn ermee gestopt. Degene die dat nog doen, doen dat natuurlijk niet voor niets. Ze doen dat voor meer dan 2.000 andere banken, waarvan iets meer dan de helft zich buiten de Europese Unie bevindt, waardoor er minder controle op is.
Mijnheer de minister, minder dan vier jaar geleden doken de Panama Papers op en werden de aanbevelingen van de commissie met betrekking tot de Panama Papers bekendgemaakt in verband met de belastingparadijzen. Toen werd er reeds beloofd om strenger op te treden, maar helaas hebben we blijkbaar nog niet voldoende of nog niet alles geleerd. Niet alle aanbevelingen konden uitgevoerd worden of niet alle aanbevelingen worden toegepast door onze banken.
De andere vragen, over de toezichthouder en de ISC, komen straks. Ik zal de volgorde van de agenda respecteren. Nu heb ik volgende vragen.
Hebben u en de fiscus deze informatie met betrekking tot de FinCEN Files reeds gekregen? Werden de betrokken grootbanken reeds gecontroleerd? Werd er bijkomende informatie gevraagd door de fiscale administratie? Zo ja, werden er reeds acties ondernomen?
Een pijnpunt is het volgende. Zijn er reeds contacten geweest tussen uw administratie en Justitie? Werden er reeds justitiële onderzoeken opgestart?
Volgende maatregel kan helpen voor de toekomst. Wat is uw mening over een verbod op transacties met onbekenden? Zou u overwegen om dit in te voeren?
01.02 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, in de eerste plaats wens ik u uitdrukkelijk te feliciteren met uw aanstelling tot minister van Financiën. Sinds zondagavond bent u ook coördinator van de fraudebestrijding, las ik in het ministerieel besluit.
Mevrouw de voorzitster, ik zal in mijn vraagsztelling en exposé wel ingaan op de toezichthouder, ik zal dat niet scheiden. In België stelt de Nationale Bank, de toezichthouder, dat de financiële instellingen steeds meer investeren in de strijd tegen het witwassen. Dat is enigszins een andere opening. Een positieve opening, dat mag ook wel eens. Er is dus een positieve evolutie.
Tegelijkertijd is het inderdaad zo, naar aanleiding van de gelekte documenten van de Amerikaanse antiwitwascel, dat België in meer dan 300 van de ongeveer 2.000 rapporten opduikt en dat men in ons land bij de banken nog steeds "dagelijks significante betekenisvolle tekortkomingen ter zake opmerkt".
Hieruit blijkt dat "ondanks goede intenties, de concrete realisaties op het terrein ernstige mankementen vertonen". We hebben het dan over het aspect correspondentbankdiensten. De Nationale Bank, de toezichthouder dus, erkent ook dat daar een probleem bestaat. Die diensten van correspondent banking zijn vitaal voor de internationale handel en de internationale financiële verrichtingen en men kan onmogelijk eisen dat de correspondentbanken de cliënten van de andere banken even goed kennen als hun eigen cliënteel. Daarom stelt de toezichthouder dat de correspondentbanken op zijn minst de reputatie van de andere bank en de maatregelen die ze neemt tegen witwassen goed moeten kennen.
Volgens de toezichthouder moeten onze banken ook permanent waakzaam zijn bij de transacties die van hen worden gevraagd. Die mogen niet afwijken van het profiel van de andere banken en indien nodig moeten ze worden aangegeven bij de antiwitwascel.
Mijnheer de minister, welke verbeteringen en versterkingen zijn er volgens u mogelijk bij de banken in ons land met betrekking tot hun poortwachtersrol in de strijd tegen financiële criminaliteit?
Zijn de aanbevelingen van de commissie Panama Papers uitgevoerd? Worden die allemaal toegepast? Ik trap hiermee misschien een open deur in en we moeten het daar op de lange termijn zeker nog over hebben.
In welke zin kan en moet er verder worden gegaan dan louter een meldingsplicht voor transacties? Nu moeten banken het immers alleen melden als ze vermoedens of redelijke aanwijzingen voor witwassen hebben.
Heeft de fiscus al een initiatief genomen met betrekking tot deze files? Is er al een justitieel onderzoek gestart?
01.03 Ahmed Laaouej (PS): Madame la présidente, je vous remercie. Bonjour et bienvenue, monsieur le ministre. Félicitations pour vos nouvelles fonctions.
Ma question concerne en effet l'enquête (…) menée par un consortium international de journalistes et qui montre à quel point aujourd'hui (…) ce que l'on sait depuis très longtemps (…)
La présidente: Monsieur Laaouej, il y a des problèmes avec votre microphone. Pouvez-vous rester fixement devant votre micro, car nous vous entendons par morceaux?
01.04 Ahmed Laaouej (PS): Ces scandales à répétition montrent une chose récurrente: les grands circuits de fraude fiscale internationale, de criminalité financière en général, s'adossent toujours sur les circuits financiers. De ce point de vue, les banques jouent un rôle central. On se souviendra qu'elles sont venues jurer la main sur le cœur qu'elles n'étaient pour rien dans les Panama Papers. Ici, l'on voit le nom de certaines banques belges, notamment, ressortir.
Nous souhaiterions savoir ce que vous comptez faire des recommandations de la commission Panama Papers, de bien faire l'inventaire de celles qui ont été mises en oeuvre et de celles qui ne l'ont pas été et, surtout, de se rappeler qu'un grand nombre de propositions n'avaient pas reçu un assentiment majoritaire. Nous pouvons vous les fournir, mais cela montre certainement qu'il y a du pain sur la planche.
Mes questions sont très simples. Votre administration s'est-elle saisie du dossier et notamment l'Inspection spéciale des Impôts? Qu'en est-il des relations de vos services avec le monde judiciaire pour tenter de coordonner la réponse que vous comptez apporter à ce scandale? Réserverez-vous (…) à cet important courant de fraude fiscale dans votre futur plan de lutte contre la fraude fiscale que nous espérons nous voir soumis rapidement?
(…) le collège de coordination contre la fraude fiscale, en particulier, qui réunit l'ensemble des services et qui permet d'échanger l'information.
Monsieur le ministre, mes questions sont claires. Elles se résument (…)
La présidente: Monsieur Laaouej, on ne vous entend pas mais je suppose que M. le ministre a pris connaissance du texte écrit de votre question.
01.05 Christian Leysen (Open Vld): Madame la présidente, puis-je intervenir dans le débat d'actualité sans avoir déposé de question?
La présidente: Vous pourrez le faire ensuite, monsieur Leysen, avec l'accord unanime des membres de la commission.
01.06 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de recente onthullingen hebben ons erop gewezen dat er nog grote verbeteringen mogelijk en noodzakelijk zijn in de Belgische, Europese en internationale strijd tegen het witwassen. De gigantische omvang van de bedragen die genoemd worden, moeten ons allen wakker schudden. Witwassen is onlosmakelijk verbonden met corruptie, belastingfraude, criminaliteit en terrorisme. Dat zeiden ook de journalisten in hun hoorzitting. Het is niet zomaar een financieel dossier.
In België blijkt er een grote discrepantie te bestaan tussen de meldingen die bij de Cel voor Financiële Informatieverwerking, de CFI, binnenkomen, de meldingen die de CFI doorgeeft aan de parketten en de dossiers die uiteindelijk vervolgd worden. Bovendien blijkt er toch heel wat te schorten aan het interne beleid van een deel van de financiële sector. Er kunnen zelfs een aantal vragen gesteld worden over het functioneren van de Nationale Bank als toezichthouder. Daarover heb ik straks een aparte vraag.
Welke maatregelen plant u om de problemen en lacunes aan te pakken die in de diverse artikels aangekaart werden?
Schaart u zich achter de oproep naar een op Europees niveau georganiseerd equivalent van de CFI, om op deze wijze een betere coördinatie en opvolging te garanderen van de per definitie internationale dossiers? Heeft u hieromtrent al stappen ondernemen of plant u in de nabije toekomst hieromtrent stappen te ondernemen?
Plant u een evaluatie naar het personeelsbestand en de middelen van de CFI?
Zetten de Belgische banken volgens u voldoende instrumenten in om witwaspraktijken die via hun faciliteiten verlopen te voorkomen, op te sporen en stop te zetten?
Hoe evalueert u de werking van de Egmont Groep, het internationale samenwerkingsverband van financiële inlichtingendiensten? Welke punten van verbetering ziet u daar?
De voorzitster: De minister zal naar onze zaal komen. Hij zoekt een parkeerplaats. Mijnheer Loones, hopelijk bent u tevreden.
01.07 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, l'énième fuite divulguée par le Consortium international des journalistes d'investigation (ICIJ) souligne en particulier le rôle des banques dans la criminalité financière. Même s'il s'agit d'informations issues du service antiblanchiment des États-Unis, la Belgique et les banques belges sont particulièrement concernées. En effet, dans une fuite qui n'implique que 2 100 documents, le nom de notre pays apparaît 365 fois – c'est énorme pour une fuite qui, a priori, ne nous concerne pas! Les quatre principales banques belges (ING, KBC, Belfius, BNP Paribas Fortis) sont présentes dans ces fichiers, en particulier ING.
Je note également que parmi les six grandes banques internationales impliquées dans ce scandale, trois figurent dans le Top 15 des bilans bancaires belges: Deutsche Bank, JP Morgan et Bank of New York Mellon.
Durant les travaux de la commission Panama Papers menés à la Chambre en 2016-2017, les responsables des banques sont venus dire que les choses avaient changé et que toutes leurs activités étaient devenues propres, puisqu'elles étaient fortement contrôlées par la Banque nationale et la CTIF. Or cette nouvelle fuite montre qu'il n'en est rien ou, en tout cas, que les mesures sont loin d'être suffisantes.
J'en viens à mes questions adressées à M. le ministre. Quelles actions le gouvernement compte-t-il entreprendre face aux manquements révélés dans cette nouvelle fuite? Autrement dit, quelles seront les mesures structurelles, mais également quelles sont les enquêtes programmées par le fisc, la police, la justice, la Banque nationale et la CTIF?
Deuxièmement, monsieur le ministre, entendez-vous mettre fin au secret bancaire au vu de cette nouvelle affaire? On sait que la Belgique est l'un des derniers pays à maintenir une forme de secret bancaire. Malheureusement, il n'est pas question dans la déclaration gouvernementale de la fin du secret bancaire. Comptez-vous prendre des mesures à cet égard?
Enfin, selon le tableau budgétaire du gouvernement, 600 millions d'économies sont fixés dans les SPF et autres organismes fédéraux. Je vais donc demander au ministre – j'aurais bien aimé lui poser cette question les yeux dans les yeux – s'il peut me garantir que les effectifs du SPF Finances ne vont pas diminuer dans les quatre années à venir.
La présidente: Monsieur Van Hees, votre vœu est exaucé car le ministre vient d'entrer. C'est vous maintenant qui êtes loin, de sorte qu'il vous sera difficile de lui poser votre question les yeux dans les yeux, mais nous pouvons toujours essayer par visioconférence.
01.08 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Je pose donc ma deuxième question plus tard?
La présidente: Pas du tout, vous pouvez poser votre question maintenant. Je donnerai ensuite la parole à M. Bertels.
01.09 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Ma deuxième question concerne le rôle de la Banque nationale dans la lutte contre le blanchiment. C'est dans le cadre de ces fichiers FinCEN que le Consortium international des journalistes d'investigation (ICIJ) a été invité au sein de cette commission Finances le 14 octobre dernier.
Les journalistes ont fait part de leur étonnement face à certaines pratiques de la Banque nationale en matière de lutte contre le blanchiment. En dix ans, la Banque nationale – qui suit 232 institutions sur les aspects de blanchiment – n'a pris que sept décisions, toutes anonymes, à savoir quatre sanctions et trois accords amiables.
Comment expliquer un nombre de décisions aussi réduit sur un laps de temps aussi long? Comment expliquer également que toutes les sanctions soient anonymes, alors que la loi du 22 février 1998 impose à la Banque nationale de publier sur son site internet le nom des institutions sanctionnées? Certes, des exceptions sont possibles mais en l'occurrence, on a l'impression que la Banque nationale fait de l'exception une règle n'ayant pas la moindre exception.
Troisièmement, les journalistes reçus en commission Finances se demandaient si la distance de la Banque nationale est suffisante à l'égard du compte bancaire. Quel est votre avis à ce sujet?
Enfin, entre 10 et 30 employés de la Banque nationale seraient chargés de la lutte contre le blanchiment. Quel est le nombre exact de ces personnes? Jugez-vous ce nombre suffisant?
La présidente: Je passe la parole à M. Vanden Burre s'il est présent. Je crois qu'il n'est pas présent. Je passe donc la parole à M. Loones.
01.10 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, ik wil u graag feliciteren met uw aanstelling. Uiteraard feliciteer ik ook de minister met zijn benoeming aangezien het de eerste keer is dat wij elkaar hier treffen. Het wordt ongetwijfeld een zeer goede samenwerking. We hebben hier het laatste jaar heel constructief van gedachten kunnen wisselen met de regering en met uw ingesteldheid zal dat zeker niet anders worden, daar twijfelen wij geen seconde aan.
Nu ik toch mensen aan het bedanken ben wil ik ook de heer Vanbesien bedanken omdat hij mij de kans geeft om vragen te stellen over dit thema. Ik meen dat hij een soortgelijke vraag heeft.
Mijnheer de minister, wij hebben hier in het Parlement een goede hoorzitting gehad over die FinCEN Files en de rol die de banken spelen in het witwassen van misdaadgeld. We hebben bij die gelegenheid ook afgesproken om daar verder over door te gaan in deze commissie. Dat thema zal hier dus hoog aan de agenda blijven staan en wij kunnen daar ongetwijfeld partners in zijn. Het is immers interessanter als er op die manier centen kunnen worden gevonden, eerder dan door nieuwe belastingen in te voeren.
Mijn vraag gaat specifiek over de rol van de Nationale Bank in deze. Bij de hoorzitting werd er verwezen naar een interview in Knack waarbij iemand van de Nationale Bank zei dat er een bijzonderheid in de procedure zat. Als er sprake is van mogelijke sancties, dan komen de dossiers eerst bij de sanctiecommissie terecht en vervolgens gaan ze naar het directiecomité. Het directiecomité maakt dan een soort schifting en pas nadien wordt dit verder opgevolgd. In deze bijzondere procedure ontbreekt het enigszins aan transparantie en men kan zich ook de vraag stellen of dit wel een rol voor het directiecomité is.
U hebt hier al een hele reeks zeer concrete vragen gekregen, wat goed is omdat we het zo niet bij politieke slogans houden. Mijn concrete vraag is wat u vindt van de rol die het directiecomité opneemt. Moet die niet herbekeken worden? De zaken zouden dan onmiddellijk van het auditoraat naar de sanctiecommissie kunnen gaan, zonder nog een specifieke sluis te moeten passeren.
01.11 Jan Bertels (sp.a): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, zoals ik daarnet al zei, mijn tweede vraag gaat over de rol van de Nationale Bank en de Cel voor Financiële Informatieverwerking. De collega's hebben al verwezen naar de hoorzitting met de Belgische journalisten die aan het onderzoek meegewerkt hebben. Aangezien de collega's de context al geschetst hebben, ga ik meteen over tot mijn vragen over de rol van de Nationale Bank en de CFI.
Mijnheer de minister, de Nationale Bank stelt risicoprofielen op van onze financiële instellingen die vervolgens kenbaar gemaakt moeten worden. Op basis van welke criteria worden die risicoprofielen opgemaakt? Wie heeft er toegang tot die opgemaakte risicoprofielen?
Sinds 2011 legde de administratieve commissie van de Nationale Bank vier administratieve geldboetes op aan Belgische banken. Is er een opvolging binnen de Nationale Bank, opdat wordt nagegaan dat de tekortkomingen waarvoor de geldboete werd opgelegd zich niet meer voordoen of kunnen voordoen bij de banken aan wie die sanctie werd opgelegd? Zo ja, wordt er daarover gecommuniceerd?
Een gelijkaardige vraag heb ik over de drie minnelijke schikkingen die werden afgesloten door het directiecomité van de Nationale Bank. Er werd al verwezen naar de zogenaamde poortwachtersfunctie van het directiecomité. Wat is de ratio legis waardoor het directiecomité van de Nationale Bank op die wijze minnelijke schikkingen kan afsluiten en zodoende vermijdt of kan vermijden – er zullen waarschijnlijk wel gegronde redenen zijn – dat de sanctiecommissie gevat wordt?
In de strijd tegen witwaspraktijken is internationale samenwerking zeer belangrijk. In de optiek op internationaal niveau samen de strijd aan te gaan, suggereren sommigen de oprichting van een Europese cel voor financiële informatieverwerking. Welk standpunt nemen u en uw collega-minister van Justitie, onder wiens bevoegdheid dat eveneens valt, daarover in? Heeft België naar uw weten daaromtrent al standpunten ingenomen op Europese fora?
01.12 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik heb daarnet mijn vragen gesteld over de CFI en de banken. U was toen onderweg, maar ik ga ervan uit dat mijn vraag u wel bereikt heeft. Zoals aangekondigd heb ik nu een bijkomende vraag over de Nationale Bank. Een aantal van mijn vragen werd reeds gesteld door mijn voorgangers, ik zal proberen om niet in herhaling te vallen.
De Nationale Bank gaf te kennen dat ze in haar rol als toezichthouder bij banken op het vlak van maatregelen tegen witwaspraktijken "dagelijks significante tekortkomingen vaststelt waaruit blijkt dat de concrete realisatie op het terrein ernstige mankementen vertoont". Kunt u wat meer duidelijkheid geven bij de aard van deze dagelijks vastgestelde tekortkomingen?
Collega Bertels verwees reeds naar de risicoprofielen bij de witwaspraktijken. Op basis van welke criteria worden deze ingesteld? Bijkomend, de Nationale Bank wil niet vrijgeven hoeveel van onze financiële instellingen tot welke categorie behoren. Wat is de reden om dat niet vrij te geven?
De heer Loones verwees reeds naar de belangrijke rol van het directiecomité van de Nationale Bank en de grote vrijheid dat dit heeft wat betreft het opstarten van een onderzoek en het gevolg dat aan dit onderzoek wordt gegeven. Het is immers het directiecomité dat beslist of er hetzij geen gevolg aan het onderzoek wordt gegeven, hetzij een minnelijke schikking wordt getroffen, hetzij er doorverwezen wordt naar de sanctiecommissie. Wat is uw oordeel over deze rol van het directiecomité in dat proces? Vindt u niet dat er zich hier aanpassingen opdringen?
De beslissingen die het sanctiecomité van de Nationale Bank neemt in dossiers met betrekking tot witwassen, moeten nominatief bekend worden gemaakt op de website van de bank en daar voor minstens vijf jaar blijven staan, tenzij deze bekendmaking de financiële stabiliteit of een lopend strafrechtelijk onderzoek in het gedrang brengt of onevenredig nadeel dreigt te berokkenen aan de betrokken personen of instellingen.
Voor de vier sanctiebeslissingen die sinds 2014 werden uitgesproken, werd telkens van deze uitzondering gebruik gemaakt. Vindt u dit een correcte manier om daarmee om te gaan? Streeft u een wijziging van deze paragraaf of de interpretatie ervan na?
Ten slotte, de opgelegde sancties voor het overtreden van de witwaswetgeving door de banken bedroegen de afgelopen vijf jaar telkens tussen 50.000 en 350.000 euro. Zijn deze – voor die grote banken toch – zeer minieme sancties volgens u voldoende om een afschrikkend effect te creëren? Wat zijn de criteria op basis waarvan de omvang van een bepaalde boete wordt bepaald, zeker gelet op het wettelijk maximumbedrag dat mag worden opgelegd?
01.13 Christian Leysen (Open Vld): Mevrouw de voorzitster, voor de coherentie van het debat verwijs ik naar de hoorzitting die we hebben gehad met de journalisten. Er is mij daar toch iets bijgebleven. Ik wil eerst en vooral duidelijk zeggen dat er voor mij geen twijfel bestaat dat het niet alleen beter moet, maar dat ook extra aandacht noodzakelijk is om frauduleuze banktransacties op te volgen en te verhinderen.
We moeten echter oppassen dat we niet aan bankshaming doen. De essentie, en dat hebben de journalisten ook bevestigd, is dat het niet zozeer gaat om de financiële praktijken, maar om de georganiseerde criminaliteit - drugs, mensenhandel en cybercriminaliteit.
Ik wil de vergelijking maken met de haven van Antwerpen, waar er spijtig genoeg te veel drugs circuleren. De douane en de logistieke spelers hebben de belangrijke opdracht om zulke trafieken te verhinderen, maar de essentie is dat wij de criminele organisaties zelf moeten vatten.
De journalisten zeiden ook dat de noodzaak niet meer wetgeving is, maar een goede uitvoering van de bestaande wetgeving. Wij moeten harder optreden tegen criminele organisaties. Zij doen niet aan fiscale fraude, aangezien ze nooit een belastingaangifte indienen, maar opereren buiten alle systemen. Wij moeten daarop ingrijpen.
Daarom is de vraag aan u en aan de minister van Justitie of u daarvoor extra middelen uittrekt en of u extra initiatieven zult nemen. Bent u bereid om dat voldoende te coördineren op Europees vlak? Die strijd wordt immers niet op lokaal of op landelijk niveau uitgevochten. Overweegt u een grotere steun aan Europol, die daarin het speerpunt vormt?
De voorzitster: Ik heet u van harte welkom, mijnheer de minister. (…)
01.14 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, het doet mij heel veel plezier om hier fysiek aanwezig te zijn. Ik had het MB heel goed gelezen en gezien dat telewerk de regel is. Ik wou dus het goede voorbeeld geven, maar in het MB staat ook dat er goed georganiseerde terugkeermomenten moeten zijn. Zo goed georganiseerd is dit terugkeermoment niet, maar ik ben toch bijzonder blij dat ik hier vandaag bij jullie mag zijn. Zoals daarnet al werd gezegd, kijk ik heel erg uit naar een goede samenwerking met jullie allen. Er ligt heel wat werk op de plank. Het is dus belangrijk dat wij ook hier constant het debat en het gesprek met elkaar blijven aangaan, om op die manier onze doelstellingen na te komen.
Met betrekking tot de vele gestelde vragen merk ik op dat de FinCEN Files de gemoederen van velen raken, niet alleen van burgers en ondernemingen, die elk een evenredige bijdrage leveren aan de overheidsfinanciën, maar natuurlijk ook van u allen. De talrijke vragen die u over dit onderwerp gesteld hebt, getuigen daarvan. Het onderwerp op zich is uiteraard zeer technisch en zeer ruim, maar sta mij toe om u een zo volledig mogelijke toelichting te geven.
En tant qu'autorité de contrôle des établissements financiers, la Banque nationale peut appliquer des sanctions si elle constate qu'un établissement financier ne respecte pas ou menace de ne pas respecter les dispositions légales ou réglementaires, nationales ou européennes, ou s'il ne respecte pas les décisions de la Banque nationale.
De Nationale Bank beschikt daarnaast ook over een reeks instrumenten om een dergelijke situatie aan te pakken, gaande van corrigerende of herstelmaatregelen, tot het uitoefenen van dwangmaatregelen of zelfs afwikkelingsbevoegdheden.
Bij het opleggen van sancties worden de specifieke procedureregels nageleefd. Die zijn bepaald in de organieke wet van de Nationale Bank van 22 februari 1998.
Dans ce contexte, le comité de direction de la Banque nationale a le pouvoir de décider qu'une procédure doit être ouverte dans le cadre de sa mission légale de contrôle.
Daarvoor belast het directiecomité de auditeur met een onderzoek ten laste en ten gunste van de vermelde aanwijzingen. De auditeur voert het onderzoek volledig onafhankelijk. Op basis van het onderzoeksverslag van de auditeur beslist het directiecomité van de Nationale Bank welke procedure gevolgd zal worden, steeds op grond van haar wettelijke opdrachten en rekening houdend met supranationale risicobeoordelingen, die tweejaarlijks door de Europese Commissie worden gepubliceerd, alsook met de nationale risicobeoordeling, die werd opgesteld door de Belgische coördinatieorganen zoals gedefinieerd in de antiwitwaswet. Op basis daarvan wordt een dossier aanhangig gemaakt bij de sanctiecommissie.
La commission des sanctions a le pouvoir exclusif d'imposer des amendes administratives éventuelles à l'issue d'une procédure contradictoire. Le montant minimum et maximum de l'amende est précisé dans plusieurs lois de contrôle.
Zij kan beslissen om haar sanctiebeslissingen op een niet-nominatieve wijze bekend te maken. De omstandigheden die zij daarbij in acht neemt, zijn wettelijk bepaald. Het gaat om de gevallen waarin ofwel de financiële stabiliteit of een lopend strafrechtelijk onderzoek of een lopende strafrechtelijke procedure in het gedrang dreigt te worden gebracht of een onevenredig nadeel dreigt te worden berokkend aan de betrokken personen of aan de instellingen waartoe zij behoren.
Ces exceptions légales sont la transposition de dispositions de réglementations européennes auxquelles la Belgique est tenue. Tant les exceptions à la publication nominative de principe que l'évaluation de celle-ci par la Commission des sanctions sont donc conformes aux normes européennes en la matière. Les informations issues des fichiers FinCEN montrent d'autant plus l'importance des normes et réglementations internationales. Comme vous le savez, ce gouvernement y contribuera de manière constructive.
Ik kom terug tot de sanctiecommissie, die uit zes leden bestaat, waaronder vier vooraanstaande magistraten. Het komt mij niet toe beslissingen van een onafhankelijk en onpartijdig orgaan van een administratieve overheid, in dit geval de sanctiecommissie van de Nationale Bank, te beoordelen en te becommentariëren. De architectuur die de wetgever heeft vastgelegd, komt in essentie tegemoet aan drie grote bezorgdheden.
Ten eerste, zorgen voor de scheiding van de verschillende functies van opsporing, onderzoek en besluitvorming.
Ten tweede, de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het onderzoek waarborgen.
Ten derde, ervoor zorgen dat de rechten van verdediging worden gerespecteerd van de personen die onderworpen zijn aan een procedure waarmee een administratieve geldboete wordt opgelegd.
Cette architecture n'est pas propre à la Banque nationale. Elle se retrouve dans d'autres autorités de contrôle comme la FSMA. Elle assure une bonne gestion de la fonction répressive confiée à l'autorité administrative. Elle s'inscrit également dans la mission globale de la Banque nationale de maintenir la stabilité du secteur bancaire et financier, et de garantir ainsi la protection du public, des épargnants et plus généralement de maintenir la confiance du public, des épargnants et des investisseurs dans l'ensemble des secteurs financiers et envers les opérateurs des marchés financiers.
Het directiecomité van de Nationale Bank beoordeelt derhalve in het licht van die doelstelling welke benadering het meest passend is om, volgens Angelsaksische terminologie, de enforcement van de wetgeving in kwestie te verzekeren.
Enfin, il convient de noter que les amendes visées concernent des faits antérieurs à la législation actuelle, à savoir la loi du 18 septembre 2017, relative à la prévention du blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme et à la limitation de l'utilisation des espèces. C'est un principe général que d'appliquer la loi au moment des faits lors de la détermination des sanctions.
De wet van 11 januari 1993 voorzag in een administratieve geldboete tot maximaal 1.250.000 euro. De huidige wetgeving voorziet in een geldboete van maximaal 5.000.000 euro of, indien dit hoger is, tien procent van de jaarlijkse netto omzet van het voorbije boekjaar. De toegelichte architectuur inzake het opleggen van sancties door de Nationale Bank als toezichthouder past dus binnen internationale standaarden, bakent de rol af van de twee betrokken organen van de Nationale Bank en houdt rekening met de algemene opdracht.
De recente verhoging van de maximumbedragen zal een proportioneel gevolg hebben bij het opleggen van sancties. Ik zal de evolutie daarvan uiteraard opvolgen, alsook de hoorzittingen die deze commissie nog zal houden betreffende dit onderwerp, zodat in voorkomend geval een evaluatie met kennis van alle elementen kan plaatsvinden. Met de informatie waarover ik nu beschik, lijkt het model niet ter discussie te worden gesteld.
Tot slot, wat betreft de opvolging van de FinCEN Files door mijn administratie, zijn enkel de door de journalisten ter beschikking gestelde highleveltransactiegegevens ter beschikking van mijn administratie. Op basis daarvan is het niet mogelijk om de berichten van de journalisten te beoordelen, noch om het fiscale risico hiervan in te schatten. Inzake internationale betalingen wordt wel jaarlijks een risicoanalyse gedaan, op basis van de opgave 275 F ingediend door Belgische ondernemingen, inclusief banken, betreffende betalingen naar staten die niet effectief en substantieel melden hoe ze hun standaard op het gebied van uitwisseling van inlichtingen toepassen, of naar staten zonder of met een lage belasting.
Uiteraard zijn er op basis daarvan reeds controles uitgevoerd. Zoals toegelicht door de journalisten tijdens de hoorzitting van vorige week, gaat het om transacties tussen banken die zijn aangemeld in het kader van de strijd tegen het witwassen, waarvoor mijn administratie niet bevoegd is.
Tout manquement de la part des banques belges doit d'abord être examiné par les autorités de contrôle comme la Banque nationale de Belgique qui, comme je l'ai expliqué, peut appliquer des sanctions plus élevées depuis 2018. Dès que de nouveaux éléments fiscaux sont connus, cela peut donner lieu à une enquête administrative.
La présidente: Monsieur le ministre, je vous remercie. Le débat est donc ouvert.
01.15 Kurt Ravyts (VB): Is het niet de gewoonte dat de volgorde van de vraagstellers ook in de tweede ronde bij de repliek wordt aangehouden?
La présidente: Excusez-moi. Je dois apprendre ma fonction de présidente. Nous allons donc respecter l'ordre des orateurs.
01.16 Jan Bertels (sp.a): Dank u wel, mijnheer de minister, voor het deels technische, maar toch verhelderende antwoord. U kunt rekenen op een correcte samenwerking met de sp.a-fractie. Eerlijke fiscaliteit is voor ons een stokpaardje. Elk zijn deel is niks te veel. Daar gaan we voor. Vanuit uw bevoegdheid inzake fraudebestrijding gaan we effectief mee de strijd aan met u om fraude aan te pakken.
Ook voor de witwaspraktijken moeten we attent zijn, mijnheer Leysen. De onderzoeksjournalisten hebben inderdaad gewaarschuwd voor de georganiseerde criminaliteit, maar er wel aan toegevoegd dat die droogvalt, als er geen witwasmogelijkheden zijn. Criminelen moeten met hun geld ergens naartoe kunnen. We moeten zowel de georganiseerde criminaliteit als de witwaspraktijken aanpakken, zodat de financieringsbronnen van de georganiseerde criminaliteit of internationaal terrorisme gewoon droogvallen en er geen witwasmogelijkheden meer zijn. Het is, wat ons betreft, geen of-ofverhaal, maar een en-enverhaal.
01.17 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, dank voor uw uitgebreide technische toelichting bij de fijnmazige architectuur bij de toezichthouder. Die was ook nodig om het debat dat zich momenteel ontspint, te kaderen. Het is goed dat de journalisten rond de FinCEN Files hier zijn gehoord en dat we rond dat thema nog verdere hoorzittingen zullen kunnen organiseren, maar er was evenzeer noodzaak aan een toelichting rond de bevoegdheden van de Nationale Bank op basis van de organieke wet van 1998.
Ten slotte waarschuw ik voor eventuele problemen door de voltrekking van de Brexit, want het Verenigd Koninkrijk speelt toch wel een heel grote rol in witwaspraktijken. Daar moet op Europees niveau toch aandacht aan worden besteed. Dat kan ook in latere commissievergaderingen ter sprake worden gebracht.
01.18 Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Door het lekken van de FinCEN files worden we met z'n allen weer volop meegezogen in de wereld van het witwassen en de internationale criminaliteit. Zoals de heer Bertels zegt, is het een en-enverhaal. . We moeten niet alleen de criminaliteit aanpakken, maar ook het witwassen. Zonder het witwassen kunnen de organisaties niets doen met hun geld. Ik denk dat we het volledige proces rond antiwitwas in ons land nog eens grondig onder de loep moeten nemen, dus zowel de rol van de CFI, als de rol van de banken, van het parket en de Nationale Bank.
U zegt dat de Nationale Bank de procedures gevolgd heeft, zoals ze gedefinieerd zijn. Niemand twijfelt eraan dat zij de procedures heeft gevolgd en zich aan de regels heeft gehouden. De vraag is of de procedures in het licht van de bevindingen en de noodzaak van efficiëntie niet moeten worden aangepast. Scheelt er als de uitzondering de regel wordt in het geval van de nominatieve bekendmaking van de sanctie bijvoorbeeld, niet iets aan het systeem, de regel of de interpretatie van de regel?
Daarom denk ik dat het toch de moeite loont dat we het proces in de komende maanden nog eens goed ontleden en aan een evaluatie onderwerpen.
01.19 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses tout en constatant aussi un certain nombre de non-réponses. Je sais qu'il y avait de nombreuses questions et qu'il y en a encore beaucoup mais peut-être ne fallait-il pas non plus fusionner les questions qui portaient sur des sujets quand même différents?
Comment expliquer qu'il y ait un nombre aussi réduit de sanctions de la Banque nationale? Je n'ai pas vraiment obtenu de réponse, si ce n'est une réponse générale qui dit que la Banque nationale suit les règles. Ce qui est interpellant, c'est le peu de sanctions! Vous n'avez pas répondu non plus sur la distance entre la Banque nationale et le monde bancaire, ni sur le nombre de personnes qui travaillent sur ce sujet à la Banque nationale ni sur le fait de savoir si c'est suffisant.
Je vous ai aussi demandé si vous vous engagez, en matière de lutte contre la fraude fiscale, à maintenir les effectifs du SPF Finances, sachant que tous les précédents gouvernements ont réduit les effectifs du SPF Finances. Allez-vous rompre cette logique de diminution? Je n'ai pas eu de réponse à cette question qui me semble centrale.
Quant au fait que la Banque nationale ne publie pas, alors que la loi l'y oblige, le nom des banques sanctionnées, vous nous dites: "Il ne m'appartient pas de remettre en question les décisions de la Banque nationale de publier ou non et si la loi prévoit des exceptions, c'est que le cas tombe parmi ces exceptions." Je pense que c'est un peu facile comme réponse, monsieur le ministre. Il vous appartient de relever et de remédier aux anomalies qui existent. Zéro sanction publiée, à mon avis, c'est une anomalie! Je vous invite donc à aller creuser pour examiner la raison de cette absence de publication et de vérifier si la situation constitue systématiquement un cas d'exception.
En résumé, on a constaté la passivité des gouvernements successifs depuis pas mal de temps en matière de lutte contre la fraude et contre le blanchiment. Les avancées législatives que nous avons eues sont souvent des initiatives internationales. C'est la transposition de règles internationales et non des initiatives gouvernementales. Je vous rappelle – et on est à fond dans le sujet – que la Belgique est encore le dernier pays avec un secret bancaire. Malheureusement, la déclaration gouvernementale ne prévoit pas de mettre fin à ce secret bancaire mais j'espère que vous mettrez en place tout ce qu'il faut pour envisager à terme la fin de ce secret bancaire.
01.20 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, ik kan mij beperken tot de conclusie van collega Vanbesien. Op onze vraag aan de journalisten naar hun evaluatie van de wetgeving, luidde het antwoord dat de bancaire wetgeving goed is, maar dat er nog moet worden gewerkt aan de toepassing ervan en de controle erop. We moeten ervoor zorgen dat die effectief gebeurt en dat de procedures aangepast zijn, zodat wordt gecontroleerd wat moet worden gecontroleerd. Op dat vlak ben ik het eens met de conclusie dat de ambitie ter zake zeker hoog moet blijven liggen.
01.21 Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, de strijd tegen de fiscale fraude, die ook in het regeerakkoord is opgenomen, is belangrijk, ten bewijze precies de FinCEN Files.
Het gaat niet zozeer over belastingontwijking of -ontduiking, maar wel over witwassen. Zoals de collega's al hebben onderstreept, is witwassen onlosmakelijk verbonden met crimineel geld. Studies tonen ook aan dat wanneer het geld witgewassen is, het vaak wordt gebruikt voor de verspreiding van fake news of voor de ondersteuning van bepaalde regimes. Er zijn dus redenen genoeg om de strijd ertegen, waar mogelijk, te optimaliseren.
Ik ben ervan overtuigd dat indien het plan tegen fraude ook een verbetering van zowel de regelgeving en de omzetting ervan in de nodige richtlijnen als de rol van onder andere de toezichthouders, de CFI en het parket, omvat, de strijd tegen het witwassen kan worden geoptimaliseerd. Dat is inderdaad een belangrijk stukje van de puzzel in de strijd tegen fiscale fraude.
01.22 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, collega's, er werd hier vooral duidelijk gemaakt dat we blijvend aandacht moeten hebben voor de problematiek en dat we de bestaande procedures en de ondersteuning ervan ten volle moeten blijven evalueren. Dat aspect kan trouwens aan bod komen tijdens de hoorzitting met de Nationale Bank.
Ik heb hier onder andere de vraag gehoord of de procedure wel voldoende performant is. Die vraag wordt best ook aan de Nationale Bank gesteld, zodat we op basis van het antwoord samen kunnen nagaan hoe we de kwestie het best opvolgen.
Voor de rest heb ik vooral uw steun gehoord om een en ander aan te pakken en de strijd te blijven voeren.
Ik hoop dat we daar in het actieplan voldoende aandacht aan zullen kunnen besteden en dat ook uitvoeren.
L'incident est clos.
02 Actualiteitsdebat over de ontwrichte zones en toegevoegde interpellatie en vragen van:
- Annick Ponthier aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De verlenging van de erkenning van Limburg als ontwrichte zone" (55000033I)
- Wouter Raskin aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De verlenging van de erkenning van de provincie Limburg als ontwrichte zone" (55009673C)
- Jan Bertels aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De ontwrichte zone Kempen" (55009790C)
- Kim Buyst aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De ontwrichte zone Kempen" (55009804C)
- Kris Verduyckt aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De erkenning van Limburg als ontwrichte zone" (55009919C)
- Servais Verherstraeten aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Ontwrichte zones" (55009942C)
02 Débat d’actualité sur les zones en difficulté et interpellation et questions jointes de:
- Annick Ponthier à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La prolongation de la reconnaissance du Limbourg comme zone en difficulté" (55000033I)
- Wouter Raskin à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La prolongation de la reconnaissance de la province du Limbourg comme zone en difficulté" (55009673C)
- Jan Bertels à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La Campine, zone en difficulté" (55009790C)
- Kim Buyst à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La Campine, zone en difficulté" (55009804C)
- Kris Verduyckt à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La reconnaissance du Limbourg comme zone en difficulté" (55009919C)
- Servais Verherstraeten à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les zones en difficulté" (55009942C)
02.01 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, collega's, het debat over de erkenning van Limburg als ontwrichte zone vindt zijn oorsprong in de initieel economisch problematische situatie waarin Limburg zich bevond na de sluiting van Ford Genk. In de nasleep van die sluiting kreeg Limburg in 2015, zoals u weet, officieel het statuut van ontwrichte zone. Die beslissing hield onder andere een aanzienlijke verlaging van de loonkosten in. Bedrijven die in die zone gevestigd zijn, ontvangen met name 25 % korting op de bedrijfsvoorheffing voor nieuwe aanwervingen. Dat alles heeft er in Limburg voor gezorgd dat er maximaal kon worden ingezet op jobcreatie.
Bijkomend werden er in Limburg ook grote inspanningen geleverd in het kader van de SALK-plannen. Evenwel, in de eerste jaren na de implementatie van de erkenningsmaatregel, werd er hier en daar nog wat gesleuteld aan de formule. Dat heeft er onder andere voor gezorgd dat de erkenning pas in 2018, enkele jaren na de officiële erkenning, op kruissnelheid kwam. Bijgevolg is het potentieel, althans naar aanvoelen van de werkgevers, momenteel niet ten volle benut.
Bovendien blijkt de huidige maatregel te weinig bekend bij een aantal kmo's. Het komt momenteel te vaak voor dat kmo's met uitbreidings- of investeringsplannen vaak uit onwetendheid de maatregel niet toepassen. Dat is een van de te bekijken pijnpunten in de schoot van deze nieuwe regering.
Daarenboven blijkt dat de economie in Limburg, ondanks de erkenning als ontwrichte zone en ondanks de inspanningen in het kader van de SALK-plannen, bijzonder conjunctuurgevoelig blijft. De gevolgen van de coronacrisis en de brexit, ook geen onbelangrijk detail, hebben intussen hun hoogtepunt nog niet bereikt.
Mijnheer de minister, vanwege al die elementen wil ik u vandaag interpelleren. De Limburgse deputatie heeft aan u en aan de premier een officieel schrijven toegezonden waarin wordt gevraagd om de verlenging van de erkenning van Limburg als ontwrichte zone toe te passen of – wat ons betreft, wij proberen pragmatisch te zijn – op zijn minst aan te passen in die zin dat Limburg met de meest optimale steunmaatregelen kan voortwerken aan de economische groei en kan blijven investeren in materieel en in mensen. Dat is van cruciaal belang, niet enkel voor Limburg, maar ook voor de rest van Vlaanderen. De economische motor in Limburg moet naar onze mening blijven draaien. U kunt daar met deze regering, uiteraard in nauwe samenwerking met de Vlaamse regering, een belangrijke injectie aan geven.
Mijnheer de minister, kunt u ons de cijfers meedelen inzake de vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing, jobcreatie en andere, omtrent de impact op de economische reconversie van Limburg sinds de erkenning als ontwrichte zone?
Zult u de officiële vraag van de Limburgse deputatie onderzoeken? Ik hoop van wel. Tegen wanneer verwacht u daarvan resultaat?
Welke factoren en voorwaarden zult u mee opnemen in de beslissing om Limburg – en eventueel ook andere regio's, want ik heb begrepen dat collega's uit de Kempen ook een vraag zullen stellen – ook na afloop van de huidige periode al dan niet te blijven erkennen als ontwrichte zone?
02.02 Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, mevrouw Ponthier heeft de context al vrij gedetailleerd geschetst. In het voorjaar van 2015 werd mijn provincie erkend als ontwrichte zone. U weet perfect wat dat inhoudt, mevrouw Ponthier heeft er ook naar verwezen. De maatregel was een groot succes. Hij leverde al meer dan 5.000 jobs op in onze provincie, ondanks het feit dat de maatregel misschien zelfs nog te weinig bekend is. Dit gaf mevrouw Ponthier ook aan. Neem dat alvast mee naar de toekomst.
We moeten allemaal echter vaststellen dat de termijn van die steunmaatregel helaas bijna verstreken is. Midden 2021 loopt hij af. Dat is geen goed nieuws voor onze provincie, aangezien de uitdagingen bijzonder groot blijven. De coronacrisis heeft de economische heropleving in Limburg weinig goeds gebracht, zoals dit uiteraard op andere plekken ook het geval is.
Mevrouw Ponthier verwees ook al naar het schrijven van de Limburgse deputatie waarin wordt gevraagd de steunmaatregel te verlengen. Bent u bereid deze vraag te steunen?
Uw federaal regeerakkoord stelt dat de verlenging van de maatregel 'ontwrichte zones' zal bestudeerd worden. Dat is een van de zovele malen dat het woord 'bestuderen' voorkomt. Dat is weinig concreet en toont weinig engagement. Dat is redelijk vaag. U zal het mij dus niet kwalijk nemen dat ik u hier vandaag vraag wanneer en op welke manier die studie zal worden uitgevoerd en of u ook aanpassingen overweegt aan de maatregel zoals die vandaag is.
02.03 Jan Bertels (sp.a): Mevrouw de voorzitster, de Kempen is een andere belangrijke regio, mevrouw Ponthier. Dankzij u is die belangrijker geworden dan Limburg, maar ik neem aan dat u dat niet bedoelde. In ieder geval bedankt voor de steun voor de Kempen.
Mijnheer de minister, in 2014 heeft de Kempen de erkenning als ontwrichte zone verworven naar aanleiding van een combinatie van een aantal collectieve ontslagen. Dat was een van de voorwaarden die gold voor die erkenning. Vlaanderen heeft momenteel drie van die zones afgebakend. Een zone is afgebakend rond Genk. De mensen van Limburg zijn hier ook massaal aanwezig. De tweede zone is afgebakend rond Turnhout, de Kempen dus. De derde zone is afgebakend rond Zaventem en Vilvoorde. Het voordeel van die ontwrichte zone komt toch overeen met een belangrijke loonkostenbesparing van 4 tot 5%.
Dit geldt als er bijkomende tewerkstelling wordt gecreëerd, al dan niet via overnames en/of investeringen.
Dat heeft resultaat gehad, ook in de Kempen. Wij hebben meer dan 1.600 arbeidsplaatsen in de Kempen kunnen creëren via het systeem van de ontwrichte zones. Dat blijkt een nuttige maatregel te zijn, ook voor een conjunctuurgevoelige regio als de Kempen die nog veel maatwerkindustrie heeft. De bouwsector is bij ons ook heel belangrijk. Deze maatregel is dus belangrijk voor de relance van onze economie, ook in deze periode waarin het wat moeilijker gaat.
Ik heb twee concrete vragen voor de minister.
Mijnheer de minister, in het regeerakkoord staat dat de verlenging van het systeem van de ontwrichte zones zal worden bestudeerd. De timing is 2021 want er lopen een aantal zaken af. Tegen wanneer verwacht u resultaat van die studie? Hoe zal die verlopen?
Hopelijk komt er een positieve boodschap voor onze mensen in de Kempen. Kunt u de erkenning als ontwrichte zone in de Kempen verlengen? Bent u dat van plan?
Omdat we Belgische volksvertegenwoordigers zijn, stel ik mijn vraag ook voor de andere potentiële zones die in aanmerking komen om erkend te worden als ontwrichte zone. Kan die maatregel worden uitgebreid naar andere regio's die ook in hun economische bestaan worden getroffen? Zo ja, kunt u al een tipje van de sluiter oplichten over welke regio's in aanmerking zouden komen?
02.04 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik ben een van de volgende Kempenaren in het rijtje die u een vraag wil stellen over de ontwrichte steunzones.
Het competitiveitspact voorziet in een steunmaatregel ten voordele van werkgevers om in gevallen van grootschalig collectief ontslag een steunzone af te bakenen. Op dit moment zijn er drie zones in Vlaanderen en vier in Wallonië. Enkele van die erkenningen als steunzone lopen binnenkort af. Het is logisch dat men ongerust wordt en men vraagt of die maatregelen kunnen worden verlengd en op welke manier dat kan.
In het regeerakkoord heeft men alvast het plan om de maatregel van de steunzones verder onder de loep te nemen en ze eventueel te verlengen. Daarover wil ik graag meer weten, mijnheer de minister. Kunt u meer verduidelijking geven over de studie naar de maatregel inzake de ontwrichte zones. Wat zal er precies worden geëvalueerd? Wanneer hoopt u een beslissing te kunnen nemen over de eventuele herziening of verlenging van deze maatregel?
Aansluitend op de vraag van de heer Bertels, wat is uw standpunt over de verlening van deze maatregel in het algemeen en meer specifiek voor de regio van de Kempen?
02.05 Kris Verduyckt (sp.a): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de vorige sprekers kwamen uit Limburg en de Kempen en ik kom uit de Limburgse Kempen, het kruispunt van beide regio's. Het is dus logisch dat ik gelijkaardige vragen heb over deze belangrijke economische maatregelen.
Ik zal de recente economische geschiedenis van onze regio hier niet uit de doeken doen, maar u weet dat we in Limburg zwarte sneeuw gezien hebben. Er was een belangrijke economische heropbouw nodig en onze regio wordt gekenmerkt door het grote aantal kmo's.
Ik ga nu over tot mijn vragen. Bent u van plan om het systeem van ontwrichte zones te verlengen voor Limburg? Hoe gaat u dat aanpakken? Wat mogen we verwachten?
Er is blijkbaar ook een communicatieprobleem omdat niet alle bedrijven voldoende op de hoogte zijn van wat ze kunnen doen binnen dit pakket. Zult u initiatieven nemen om dat te verhelpen?
02.06 Servais Verherstraeten (CD&V): Mevrouw de voorzitster, ik feliciteer u met uw aanstelling. Mijnheer de minister, u wens ik een zeer vruchtbare legislatuur toe.
Mijnheer de minister, wat Limburgers en Kempenaars met elkaar gemeen hebben, is dat ze de partijpolitieke grenzen overstijgen en collectief opkomen voor hun regio als hun belangen in het gedrang komen. Ik dank dus alle Limburgse en Kempische collega's en allen die daar sympathie voor hebben.
Ik wil mij aansluiten bij de voorgaande sprekers. Als men echter zegt dat het regeerakkoord daar vaag over is, dan moet ik dat tegenspreken. De onderhandelaars waren zich er immers zeer goed van bewust dat de termijn voor de steun aan het verstrijken was en om die reden hebben ze zeer specifiek in het akkoord opgenomen dat men dat zou bekijken en zou nagaan of de termijn verlengd kon worden. Daarbij moet men uiteraard wel de geldende Europese wetgeving respecteren.
Mijnheer de minister, ik heb u tijdens een vorige legislatuur wat beter leren kennen en ik weet dat u een hart hebt voor Kempenaars. Ongetwijfeld hebt u ook een hart voor Limburgers. Deze regering zet in op relance, op het behoud van de bestaande werkgelegenheid en op de creatie van nieuwe teneinde de tewerkstellingsgraad in de loop van de legislatuur op te krikken, wat noodzakelijk zal zijn om de begrotingscijfers te verbeteren. Waar kan in dit land voor steun gezorgd worden en kunnen we binnen de aflopende termijn beslissingen nemen?
02.07 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, dames en heren, dank u voor de vragen. Ik ben zeer blij dat ik op basis van de vragen nu ook weet vanwaar ongeveer iedereen komt, voor zover ik dat op basis van het dialect nog niet kon achterhalen.
De regering beseft uiteraard het belang van de regeling voor de ontwrichte zones. Als gevolgd van COVID-19 en de coronacrisis lijkt de situatie vandaag mij niet te vergelijken met die uit 2014, toen ons land werd getroffen, zoals door enkelen ook aangehaald, door enkele grootschalige, lokale, collectieve ontslagen. Daardoor was het nodig in te zetten op de lokale reconversie. Daarnaast hebben we de regeling die werd gebaseerd op de Europese staatssteunregelgeving, waarvan de toepassingsperiode afloopt op 31 december 2020. Recent werd die toepassingsperiode echter verlengd tot 31 december 2023. Daar is dus zeker en vast een opening.
Die twee elementen zorgen ervoor dat ik effectief de bedoeling heb om enerzijds met de gewesten te gaan onderzoeken in welke mate het aangewezen is om deze maatregel aan te passen aan de actuele economische situatie, om deze meer doelgericht aan te wenden voor de heropbouw van onze economie en de relance, en anderzijds zal ik, van zodra er een nieuwe verordening bekend is, mijn administratie vragen om de impact daarvan te analyseren. Op basis van deze analyse zal ik aan mijn collega's in de regering de nodige aanpassingen voorstellen. Ik ben er natuurlijk van op de hoogte dat de toepassingsperiode van de huidige steunzones, van kracht in de Kempen en Limburg, verstrijkt op 30 april 2021.
Wat de periode daarna betreft, voorziet de competitiviteitspactwet erin, evenals het in uitvoering daarvan gesloten samenwerkingsakkoord van 3 april 2015, dat het Vlaamse Gewest de bevoegdheid heeft om de afbakening van een nieuwe steunzone voor te stellen aan de minister die bevoegd is voor Financiën. Het is dus ook aan het Vlaamse Gewest om de oefening te maken en, in voorkomend geval, binnen de contouren van artikelen 15 en 16 van de competitiviteitspactwet nieuwe steunzones voor te stellen. Mijnheer Bertels, u stelde die vraag expliciet. Het is effectief op voorstel van het Gewest dat ik een inschatting zal moeten maken.
Er werd ook naar cijfers gevraagd. Ik geef daar graag antwoord op. Sinds de erkenning van Limburg als ontwrichte zone bedraagt de vrijstelling van doorstorting op het vlak van bedrijfsvoorheffing 8,5 miljoen euro. Wat de creatie van nieuwe banen betreft, ligt dat wat moeilijker. Wij hebben daar enkel ramingen op basis van door de bedrijven ingediende formulieren. Daarvan wordt het totaal aan nieuwe arbeidsplaatsen geschat op 5.342. Een meer gedetailleerde analyse van de economische effecten van deze steunzone zal volgens het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en het Vlaamse Gewest door het Vlaamse Gewest worden uitgevoerd na afloop van de toepassingsperiode van deze steunzone.
02.08 Christian Leysen (Open Vld): Mijnheer de minister, ik ben geen Kempenzoon, ik ben een Kempenkleinzoon. Mijn grootvader woonde in Pulle en mijn vader had destijds een visitekaartje waarop stond "kippenkweker te Pulle".
Ik kan de lijn van de minister volledig volgen: men moet alles in zijn eigen tijdskader en binnen de Europese wetgeving bekijken. Ik weet dat er een sterk Limburggevoel bestaat, want we hebben dat onlangs nog kunnen zien in het Parlement. Niemand kon zich toen onttrekken aan de drang om iets leuks te doen voor de eigen achterban en de regionale belangen gingen toen voor op het algemeen belang.
Ik wil het echter op een positieve manier verwoorden. Het is niet aan ons in het Parlement om te bepalen of men iets moet doen, dat is aan de minister. Ik wil onze Limburgse vrienden ertoe oproepen om met een positieve geest en met vertrouwen in de toekomst te werken. Het heeft mij indertijd ook in Antwerpen bijzonder gestoord dat men, om geld te krijgen voor het stedenbeleid, een verhaal moest opbouwen waarmee men vertelde hoe slecht het wel ging. Ik heb liever dat men zegt dat er uitdagingen zijn en dat men gaat investeren. Als men echter steeds naar het verleden grijpt en stelt dat het om een ontwrichte zone gaat, dan stoort mij dat evenzeer van de Limburgers als van de Antwerpenaars, die moesten beweren dat bepaalde stedelijke zones volledig ontwricht waren. Ik heb het volste vertrouwen in de minister en ik meen dat we beter tot de orde van de dag kunnen overgaan in dit dossier.
02.09 Jan Bertels (sp.a): Mevrouw de voorzitster, ik geloof dat bepaalde collega's voor mij het woord moesten krijgen in de replieken. Ik zal dus zo beleefd zijn om hen voor te laten gaan.
De voorzitster: Ik volg de volgorde van de tussenkomsten.
02.10 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik zal met uw toestemming meteen reageren op uw lapsus. De heer Raskin zal mij dat zeker niet kwalijk nemen.
Mijnheer de minister, ik zou u in eerste instantie willen bedanken. Ik zal niet ingaan op de tussenkomst van de heer Leysen, die met alle respect wereldvreemd was. Ik weet niet goed welk etiket ik erop moet kleven.
Mijnheer Leysen, u stelt dat wij teruggrijpen naar het verleden en dat wij moeten vertrouwen op de regering. Ik weet niet of u de voorbije weken een en ander heeft gevolgd, maar mijn fractie heeft alvast dat vertrouwen niet gegeven. Daarom zie ik het ook als mijn taak om deze regering te controleren en eventueel proactief te reageren op zaken die wij belangrijk achten, niet op zaken uit het verleden maar zeker wel op zaken voor de toekomst. Daarin zijn wij duidelijk geweest.
Mijnheer de minister, ik dank u ook voor de cijfers die u hebt bezorgd. Ik begrijp dat de impact als dusdanig niet in detail kan worden weergegeven. Niettemin dank ik u voor de andere cijfers. Het hadden er nog meer kunnen zijn.
Ik hoop dat u aandacht hebt gehad voor mijn vraag om meer bekendheid te geven aan de maatregelen die er zijn, wanneer ze er dan zijn. Zij zijn er op dit moment. Ik hoop dat u daarop dan nog kan reageren. U hebt nog tijd tot april 2021 voor de huidige maatregelen, maar ook voor de toekomstige maatregelen.
Wij hebben hier heel duidelijk gezien – de cijfers geven het ook weer – dat het nut van de maatregelen die er zijn geweest, zeker ruimschoots bewezen is. De regio Limburg is op het vlak van logistiek maar zeker ook op het vlak van economie, maakindustrie en innovatieve economie een heel belangrijke regio. Limburg is ook een heel veerkrachtige regio. Dat is meermaals gebleken in het verleden en dat zal ook nu blijken.
Zoals ik heb aangegeven, is het zeker aan te bevelen dat u rekening houdt met alle voorgaande aanbevelingen en met alle voorgaande opgesomde feiten. Het is ook aan te bevelen dat u alle mogelijke maatregelen creëert om ervoor te zorgen dat Limburg de economisch groeiende regio blijft die ze altijd al is geweest.
Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, daarom dien ik hier in de commissie een motie van aanbeveling in als sluitstuk van de bespreking maar hopelijk niet als sluitstuk van het hele debat. Er mag ter zake nog heel wat worden gezegd. Wij voegen dus de daad bij het woord met die motie van aanbeveling, waarin wij vragen dat u op het vlak van samenwerking een voorbeeld neemt aan deze vergadering, waarin de krachten worden verenigd voor het algemene doel dat wordt gediend, en dat u de problematiek ook zal aankaarten, bespreken en waar nodig remediëren op het federale en gewestelijke niveau maar ook op het Europese niveau.
Dat is de enige manier om hierin vooruit te kijken.
Zoals ik gezegd heb, zitten mijn aanbevelingen ook verwerkt in mijn motie van aanbeveling. Ik mag hopen dat alle collega's die begaan zijn met de economische groei van de regio's die het moeilijk hebben op economisch en logistiek vlak, deze motie ook zullen steunen. Dat lijkt me, gezien de tussenkomsten van de collega's hier, niet meer dan logisch.
02.11 Wouter Raskin (N-VA): Ik richt eerst het woord tot mijn collega van Open Vld. U zegt dat de discussie u stoort. Ik kan enkel maar vaststellen dat u het regeerakkoord niet gelezen heeft. Daarin wordt verwezen naar de plannen inzake de ontwrichte zones. De denigrerende toon over het Limburggevoel mag u voortaan ook achterwege laten. Dat stoort mij dan weer.
Mijnheer de minister, ik heb goed naar u geluisterd. Ik heb ook een vermoeden vanwaar u afkomstig bent. Ik heb ook gehoord dat u ook rekening moet houden met de Europese regelgeving. Nu hoor ik u echter zeggen dat men daar een opening laat, dat men een perspectief biedt. Dat is goed nieuws. Dat neem ik vandaag mee.
Ten tweede verwijst u naar de Gewesten. Zij hebben hun verantwoordelijkheid te nemen. Ik zal ook via mijn collega's in Vlaanderen de lobby aan het werk zetten om de Vlaamse regering in alle wijsheid een beslissing te laten nemen. Ik ben toch zo vrij om u alvast vier belangrijke argumenten te geven waarom de verlenging van de maatregel voor Limburg nodig is.
Wij zijn in de vorige periode vooraal een soort van proeftuin geweest. Sinds de aanpassing van de regelgeving in september 2018 is de steun pas echt performant geworden en pas echt gaan renderen voor kmo's en ondernemers. We hebben dus slechts 32 in plaats van 72 maanden optimaal van die maatregel gebruikgemaakt. Een belangrijke voorwaarde voor de erkenning als ontwrichte zone is ook het collectief ontslag. Dat kon zelfs verspreid zijn over verschillende vestigingen. Welnu, sinds het begin van 2020 verloren al 3.350 Limburgers hun job wegens corona. Ook deze voorwaarde is volgens mij al vervuld.
Ten derde is de dreiging van een harde brexit reëel. Men kan er niet naast kijken. De KUL berekende alvast dat dit een minimaal jobverlies voor Limburg zou betekenen van 3.300 jobs.
Ten slotte geeft 42 % van het Limburgse bedrijfsleven, ondanks de moeilijke tijden, aan verder te willen blijven investeren. De erkenning als ontwrichte zone voorkomt dat de Limburgse concurrentiepositie opnieuw verzwakt wordt op een cruciaal moment, nadat we ons gerehabiliteerd hadden na de sluiting van Ford Genk.
Ik kijk in ieder geval hoopvol uit naar wat komt.
02.12 Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor de uitgestoken hand voor een positieve samenwerking. Ik voel daaraan dat die zinsnede in het regeerakkoord daar niet toevallig staat. We hebben daarvoor gevochten, of beter: we hebben het op tafel gelegd en het is daarna aanvaard door de collega's, dankzij onze goede argumentatie natuurlijk. We zullen hieraan samenwerken om dit positief uit te voeren, natuurlijk binnen het kader van de Europese regelgeving.
Mijnheer de minister, u kunt uw collega's in de Vlaamse regering al waarschuwen. Ook daar gaat de Kempen en waarschijnlijk ook Limburg eensgezind, over de partijgrenzen heen, pleiten voor een correcte en goede afbakening van de zones. Dat zullen we allemaal samen doen, voor de Kempen, en ook voor de Limburgers, voor Limburg.
02.13 Kim Buyst (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, het doet mij inderdaad deugd te vernemen dat zal worden nagedacht over maatregelen die de kmo's toelaten te investeren en jobs te creëren, en dat ook bekeken zal worden op welke manier dat verlengd kan worden binnen de bestaande regelgevingen. We zullen dit met een aantal mensen zeker trekken. Als een regio als de Kempen of Limburg het echter goed doet op de markt, als kmo's het daar goed doen, komt dat niet alleen ten goede aan die regio, maar aan heel het land. Dit is niet enkel een regionale strijd, maar een strijd die de gehele economie ten goede kan komen.
02.14 Kris Verduyckt (sp.a): Ik denk en hoop dat de minister het signaal begrepen heeft en dat we op dat vlak resultaten kunnen boeken de komende tijd.
Mijnheer Leysen, wij klagen niet vaak, maar u bent van Antwerpen en ik wil gerust eens met u discussiëren over de middelen die naar cultuur, sport en openbaar vervoer gaan, en die vergelijken met onze provincie. Heel veel Antwerpenaars komen zo graag naar de open ruimte in Limburg. Ik wil ook wel eens vertellen in hoeveel middelen er wordt voorzien om die open ruimte ook prima in orde te houden. Dan zou u begrijpen dat we niet vaak klagen. Als ik het heb over de economische geschiedenis van onze regio, dan heb ik het niet over Bokrijk of de mijnen, maar over recente economische klappen die we toch gehad hebben. Daarbij zijn alle hulpmiddelen goed om daaruit te komen. We hebben niet stilgezeten in Limburg. Het Limburgse bedrijfsleven doet zijn uiterste best.
Ik kan daarvoor onder meer verwijzen naar incubatoren als EnergyVille, Greenville en de Corda Campus. Dat zijn heel mooie projecten, die bewijzen dat wij een heel veerkrachtige regio zijn, die tot veel in staat is, maar alles alleen doen, dat kan men nu eenmaal niet. Vandaar hebben wij vandaag met verschillende collega's gewezen op het belang van de maatregel betreffende de ontwrichte zones.
La présidente: Je donne la parole à M. Verherstraeten. J'interviendrai également dans le débat plus tard.
02.15 Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw uitgebreid antwoord en voor de uitgestoken hand. In het regeerakkoord staan niet alleen jobbehoud, jobcreatie, investeringen en relance, maar ook het samenwerkingsfederalisme. In dat verband hebt u er terecht op gewezen dat ook het Gewest daarin bevoegdheden draagt. Het verheugt ons dat de federale regering contact zal opnemen met de Vlaamse en de andere regionale regeringen om die verlengingen mogelijk te maken.
Mevrouw de voorzitter, onze collega Lanjri, die zich van harte inzet voor de Kempen en vele andere streken in ons land, zal om die reden de gewone motie, die ondertussen al is ingediend, mee ondertekenen.
02.16 Steven Matheï (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Dit actuadebat toont volgens mij heel duidelijk aan dat het debat over de ontwrichte zones heel belangrijk is. De financiële ondersteuning van bedrijven die jobs creëren en mensen aan het werk zetten, heeft effect. Cijfers uit Limburg bewijzen dat. U hebt correct gezegd dat de steun meer dan 5.300 bijkomende jobs in Limburg heeft opgeleverd. De maatregel heeft dus effect hebben op het terrein.
In de huidige Limburgse situatie zijn er nog belangrijke aandachtspunten. Corona heeft een meer dan gemiddelde impact. Inzake het scholingsniveau moeten er nog stappen gezet worden. Een eventuele brexit kan heel wat economische gevolgen hebben. Dat zijn allemaal realistische hedendaagse gegevens, geen feiten uit het verleden, zoals sommige voorhouden, maar wel harde feiten vandaag de dag.
Het is dan ook niet meer dan normaal dat er gevraagd wordt om de bestaande steun in de erkende zones te verlengen. Dat is overigens ook de reden waarom wij ervoor gevochten hebben, zoals collega Bertels al zei, om in het regeerakkoord te laten opnemen dat een en ander samen met Vlaanderen en met het Europees niveau bestudeerd zal worden. Daarom ook heeft de Limburgse bestendige deputatie u heel duidelijk gevraagd om actie te ondernemen.
Het antwoord dat u zojuist gegeven hebt, getuigt van zeer grote openheid om deze zaak te bekijken, om te erkennen dat zulke ondersteuningsmechanismen heel belangrijk kunnen zijn voor een zone. Wij gaan ervan uit dat u dat verder op die manier zult aanpakken en wij kijken dan ook uit naar initiatieven die ter zake genomen kunnen worden.
02.17 Christian Leysen (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijn sympathie voor Limburg en de Kempen is zeer groot. Ik ga er overigens ook graag naartoe. Ik heb familie wonen in Kasterlee en met mijn collega Marianne Verhaert verdedig ik vanuit de provincie Antwerpen natuurlijk ook de Kempen. Daarom stoorde het mij dat wij in het debat over ontwrichte regio's moeten praten, wat spijtig genoeg de gebruikte terminologie in veel wetgeving is. Zelf zou ik liever over toekomstgerichte regio's hebben, wat refereert aan de dynamiek.
Ik heb er het volste vertrouwen in dat de minister al de signalen, uit de verschillende gebieden in dit land, ter harte neemt om de juiste impulsen te geven en mee te ondersteunen.
De voorzitster: Vraagt nog iemand het woord?
02.18 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de voorzitster, ter aanvulling en vervollediging, de motie van aanbeveling die ik heb voorgelegd, komt grotendeels tegemoet aan de bezorgdheden die iedereen hier heeft geuit, ook aan de bezorgdheden van collega Leysen. Ik zie dus niet in waarom die motie op termijn niet gesteund zou kunnen worden door collega Leysen en anderen die bezorgd zijn om alle regio's, zoals expliciet in mijn motie van aanbeveling staat, en dus niet alleen Limburg, die op een gelijkaardige manier getroffen zijn. Op dat vlak zie ik dus geen enkel bezwaar.
De voorzitster:
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Annick Ponthier en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Annick Ponthier
en het antwoord van de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding,
- gelet op het feit dat de erkenning van Limburg als ontwrichte zone eind april 2021 afloopt;
- gezien het feit dat er in het regeerakkoord werd opgenomen dat er onderzocht zal worden of het systeem van de ontwrichte zones kan worden verlengd;
- gelet op het schrijven van de Limburgse deputatie, gericht aan premier Alexander De Croo en minister van Financiën Vincent Van Peteghem om zo snel mogelijk werk te maken van een verlenging van de termijn waarin Limburg als ontwrichte zone wordt beschouwd;
- gelet op het feit dat de erkenning van Limburg als ontwrichte zone meer dan 5000 jobs opleverde, de maatregel na een reeks aanpassingen pas drie jaar later (2018) goed op toerental is gekomen en zodoende het volle potentieel van de maatregel nog niet benut is;
- overwegende dat ondanks het speciaal statuut en ondanks alle inspanningen in het kader van de SALK-plannen de economie in Limburg bijzonder conjunctuurgevoelig blijft, de coronacrisis niet heeft bijgedragen tot een constante conjunctuur-hausse en ook de gevolgen van de Brexit hard voelbaar zullen zijn in Limburg;
- rekening houdend met het feit dat sinds maart 2020 het aandeel werkzoekenden fors is toegenomen in Limburg en dit kan beschouwd worden als een 'collectief ontslag';
- rekening houdend met het feit dat het van cruciaal belang is dat economische groei de enige oplossing is om uit de crisis te geraken en men derhalve moet blijven investeren in materieel en in mensen;
- rekening houdend met het feit dat de huidige maatregel te weinig bekend is bij kmo's en bijgevolg kmo's met uitbreidings- of investeringsplannen vaak uit onwetendheid de maatregel niet toepassen;
vraagt de regering
- in nauw overleg met de Vlaamse regering komt tot een verlenging van de huidige maatregel of desgewenst tot het implementeren van nieuwe steunmaatregelen op maat, die tegemoet komen aan de noden van de economie in Limburg en andere regio's die gelijkaardig getroffen zijn;
- in nauw overleg met de werkgeversorganisaties en andere bevoegde ministers meer inzet op de bekendmaking van de huidige erkenning en eventuele toekomstige maatregelen."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Annick Ponthier et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Annick Ponthier
et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances, chargé de la Coordination de la lutte contre la fraude,
- vu le
fait que la reconnaissance du Limbourg comme zone en difficulté arrivera à
échéance à la fin du mois d’avril 2021;
- vu le
fait qu’il a été prévu dans l’accord du gouvernement qu’il sera examiné si le
système des zones en difficulté peut être prolongé;
- vu le
courrier adressé par la Députation permanente du Limbourg au premier ministre
Alexander De Croo et au ministre des Finances Vincent Van Peteghem dans lequel
elle leur demande de prolonger dans les meilleurs délais la période pendant
laquelle le Limbourg est considéré comme une zone en difficulté;
- vu le
fait que la reconnaissance du Limbourg en tant que zone en difficulté a
engendré la création de plus de 5000 emplois, que cette mesure, après toute une
série d’adaptations, n’a atteint sa vitesse de croisière que trois ans plus
tard (en 2018) et que dès lors le potentiel complet de cette mesure n’a pas
encore été atteint;
- considérant
que malgré le statut spécial et malgré tous les efforts fournis dans le cadre
des plans SALK, l’économie du Limbourg reste très sensible à la conjoncture,
que la crise du coronavirus n’a pas contribué à une hausse conjoncturelle
constante et que les effets du Brexit impacteront très durement le Limbourg;
- compte
tenu du fait que depuis le mois de mars 2020, le nombre de demandeurs d’emploi
a augmenté très fortement dans le Limbourg et que cette très nette augmentation
peut être considérée comme un ‘licenciement collectif’;
- compte
tenu du fait qu’il est d’une importance cruciale que la croissance économique
est l’unique solution pour sortir de la crise et qu’il faut dès lors continuer
d’investir dans le matériel et le personnel;
- compte
tenu du fait que les PME connaissent trop peu la mesure actuelle et que par
conséquent il n’est pas rare que, par ignorance, les PME qui ont des projets
d’extension ou d’investissement n’appliquent pas cette mesure;
demande que
le gouvernement
- décide,
en étroite concertation avec le gouvernement flamand, de prolonger la mesure
actuelle ou, le cas échéant, de prendre de nouvelles mesures de soutien
adaptées qui répondent aux besoins de l’économie dans le Limbourg et dans
d’autres régions pareillement touchées;
- s’investisse plus pour faire connaître davantage la reconnaissance actuelle du Limbourg en tant que zone en difficulté et les autres mesures qui seront éventuellement prises à l’avenir, et ce en étroite concertation avec les organisations patronales et d’autres ministres compétents."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Nahima Lanjri en de heer Christian Leysen.
Une motion pure et simple a été déposée par
Mme Nahima Lanjri et M. Christian Leysen.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
Chers collègues, j'aimerais clôturer ce débat en disant que j'aime beaucoup le Limbourg. Je sens, à travers vos interventions, les tensions habituelles de ceux qui défendent leur région. C'est normal, je comprends cela. J'y suis d'autant plus sensible que d'ici quelques semaines, je me marierai avec un Limbourgeois. Monsieur le ministre, c'est un Limbourgeois qui parle parfaitement plusieurs langues, sans aucun accent. C'est normal, c'est un grand musicien.
Ceci clôture notre débat sur le Limbourg et la Campine.
- Yoleen Van Camp aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De studie van de Nationale Bank over de kosten van asiel en migratie" (55009176C)
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De studie naar de kostprijs van migratie" (55009893C)
- Yoleen Van Camp à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'étude de la Banque nationale sur le coût de l'asile et de la migration" (55009176C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'étude sur les coûts de la migration" (55009893C)
03.01 Yoleen Van Camp (N-VA): Mijnheer de minister, de Nationale Bank heeft een studie gemaakt over de kostprijs van asiel en migratie. Ik heb uw voorganger daarover verschillende keren in commissie ondervraagd. Aangezien in het regeerakkoord wordt aangekondigd dat u heel hard wil inzetten op uitgebreide en transparante rapportering van onder andere asiel en migratie, passage die mijn aandacht trok, ga ik ervan uit dat u ook transparant zult informeren over de kosten van migratie.
Wij pleiten al sinds de vorige, legitieme regering voor zo'n studie. Uw voorganger antwoordde op mijn vraag in januari dat die studie er vóór de zomer zou komen en in april klonk nog altijd hetzelfde. Eind juni stelde ik die vraag opnieuw en toen bleek er ineens vertraging en zou de studie pas in september voorhanden zijn. Het is nu bijna november, dus ik verneem graag van u wanneer de beloofde studie rond de kostprijs van asiel en migratie van de Nationale Bank nu eindelijk wordt opgeleverd.
Ik hoop dat in de studie, aangezien ze zo lang op zich laat wachten, alle aspecten zullen worden meegenomen en dat ze niet alleen zal focussen op arbeidsmigratie, maar ook bijvoorbeeld op de grote kosten door de wanverhouding tussen actieve en passieve migratie. Kunt u mij op die twee punten verduidelijking geven?
03.02 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, de publicatie van de studie naar de economische impact van migratie in België werd al meermaals uitgesteld. Die studie werd oorspronkelijk in 2018 besteld door uw voorganger, minister van Financiën Johan Van Overtveldt, en moest een opdeling maken per regio en per migratiekanaal, zoals het kanaal van de gezinshereniging. De focus zou liggen op migranten van buiten de Europese Unie. Mijn eerste vraag is dus of die focus van die allesomvattende studie en cours de route werd behouden.
De tijdslijn werd al geschetst door collega Van Camp. De originele studie had als deadline april 2019. Die deadline werd echter niet gehaald. De studie werd in alle stilte over de verkiezingen getild en de toenmalige minister van Financiën, Alexander De Croo, sprak net voor de verkiezingen de gevleugelde woorden uit dat de regering de Nationale Bank niet zou instrumentaliseren voor de verkiezingen.
De verkiezingen zijn ondertussen al heel lang achter de rug, maar het kabinet-De Croo stelde de studie verder uit, tot de zomer van 2020, maar ook die deadline werd niet gehaald. Volgens de jongste mediaberichten zou de publicatie worden uitgesteld tot de herfst. Ondertussen is het al een tijdje herfst, vandaar mijn tweede vraag. Wanneer zal die studie eindelijk worden gepubliceerd?
Ten slotte, het Nederlandse Centraal Planbureau heeft eerder al een studie gemaakt over de kostprijs van de migratie. De conclusie was bikkelhard. Migranten van welke leeftijd ook bij binnenkomst blijken een belastende factor voor de overheidsfinanciën te zijn. De onderzoekers stellen dat een migrant die op de leeftijd van 25 jaar in Nederland aankomt, de staat in totaal ongeveer 43.000 euro kost, terwijl een Nederlander 76.000 euro opbrengt. In een recenter rapport voor de Noorse overheid kwam men tot een gelijkaardige conclusie.
Die studies zijn natuurlijk niet zonder meer extrapoleerbaar naar België, maar het is weinig geruststellend dat in de Nederlandse studie als belangrijkste reden voor de hoge kosten van migratie verwezen wordt naar de slechte arbeidsmarktpositie van mensen met een migratieachtergrond. Die problemen zijn in ons land immers nog veel groter. Uit cijfers van Eurostat blijkt dat slechts 49,1 % van de mensen die buiten de EU zijn geboren, maar in ons land wonen, aan het werk is. Eenzelfde probleem doet zich voor bij migranten van de tweede en derde generatie.
Mijnheer de minister, zal de integrale negatieve bijdrage van niet-westerse migranten aan de overheidsfinanciën gedetailleerd kunnen worden berekend, zoals in de Nederlandse studie? Zijn, met andere woorden, alle aspecten van de kostprijs, zoals gezondheidszorg, huisvesting, onderwijs, uitkeringen en algemene overheidsuitgaven, zoals veiligheid, justitie en opvang, opgenomen in de kostprijsberekening?
03.03 Minister Vincent Van Peteghem: Dank u voor uw vragen. De analyse van de Nationale Bank van België over de economische impact van de immigratie in België, waarbij de focus ligt op de overheidsfinanciën en de arbeidsmarkt, zal in november worden gepubliceerd. Dat is nog altijd in de herfst, mijnheer Vermeersch, zoals u gevraagd had. De studie zal alle meest voorkomende kanalen van migratie behandelen, zoals gezinshereniging, arbeidsmigratie, internationale bescherming en regularisatie.
03.04 Yoleen Van Camp (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u alvast dat u een tijdstip opgeeft. U hebt het nu over november. Eerst was er sprake van april, daarna van de zomer en daarna van september en nu wordt het dus november. Ik ben zeer benieuwd.
De focus zou liggen op arbeidsmigratie, maar tegelijk verduidelijkt u dat de studie over alle vormen van migratie gaat, dus ook de passieve vormen, zoals gezinshereniging en regularisatie. Dat stemt mij positief.
Op alle andere vragen hebt u geen ja gezegd. Zo vroeg ik of ook of alle kosten onder andere inzake opvang mee in kaart zullen worden gebracht. Ik vrees dat wij dat pas in november te weten zullen komen, wanneer die studie eindelijk gepubliceerd wordt. Ik herhaal dat de bevolking recht heeft op die cijfers. Ik begrijp niet waarom de studie zo lang op zich laat wachten, vooral gelet op het feit dat het om beperkte gegevens gaat, die wij ter beschikking hebben. Nogmaals, ik hoop, aangezien wij er zo lang op hebben moeten wachten, dat het om een zeer volledige studie zal gaan, die op een correcte manier alle aspecten in kaart brengt en de bevolking op een correcte manier over de asiel- en migratiekosten, met de nadruk op kosten, informeert.
03.05 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, uw antwoord is wel heel summier. Ik hoop dat het geen voorbode is van wat we hier vaak in de commissie zullen zien. November 2020 is natuurlijk een pak later dan april 2019, wat oorspronkelijk beloofd was.
Ik sluit mij aan bij de repliek van mijn collega en voeg er nog het volgende aan toe. De kostprijs van migratie is een samenspel van kostenposten zoals onderwijs, opleiding, huisvesting en sociale zekerheid. Een allesomvattende studie naar de kostprijs van de migratie ontbreekt vandaag. We kunnen enkel verwijzen naar verouderde internationale studies, waarvan de conclusies enerzijds zeer negatief zijn, zoals verwacht, maar anderzijds ook moeilijk door te trekken naar België.
Mogelijk zijn de conclusies nog negatiever, aangezien in dit land de helft van de migranten werkloos is. Het migratiedebat is het belangrijkste debat van de huidige politieke periode. Dat debat moet dringend geobjectiveerd worden. Ik hoop dat we dat debat kunnen voeren op basis van feiten en cijfers. Daarvoor zijn u en uw diensten uiteindelijk verantwoordelijk. Wij zullen u op uw verantwoordelijkheid blijven wijzen.
L'incident est clos.
- Josy Arens aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De toepassing van het COVID-akkoord tussen België en het Groothertogdom Luxemburg" (55009247C)
- Mélissa Hanus aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het telewerk door de Belgische grensarbeiders die in het Groothertogdom Luxemburg werken" (55009760C)
- Benoît Piedboeuf aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De grensarbeiders en het telewerk in de context van COVID-19" (55009909C)
- Josy Arens à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'application de l'accord COVID entre la Belgique et le Grand-Duché de Luxembourg" (55009247C)
- Mélissa Hanus à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le télétravail des frontaliers belges qui travaillent au Grand-Duché de Luxembourg" (55009760C)
- Benoît Piedboeuf à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les frontaliers et le télétravail dû au COVID-19" (55009909C)
04.01 Josy Arens (cdH): Madame la présidente, je voudrais tout d'abord vous souhaiter plein succès dans votre nouvelle mission. J'en ferai de même, d'ailleurs, pour M. le ministre.
Comme chacun a commencé aujourd'hui par défendre sa région, je viens du sud de la province de Luxembourg, monsieur le ministre. Je suis luxembourgeophone. Je comprends le français et le néerlandais, mais je suis luxembourgeophone. C'est ma langue maternelle. Ma commune est à 20 kilomètres de Luxembourg et 60 % de la population active de ma commune, comme des communes voisines, travaille au Grand-Duché de Luxembourg. Ceci pour vous dire l'intérêt que j'y porte. Chaque fois que vous me verrez dans cette commission, c'est qu'il y a un problème ou des soucis au niveau des frontières.
Monsieur le ministre, la Belgique et le Grand-Duché de Luxembourg ont signé des accords amiables en mai, juin et août 2020 afin d'aménager la convention fiscale qui lie nos deux pays en période de coronavirus. Cet accord concerne l'article 15, §1er, de la convention. Ce paragraphe concerne les personnes qui sont imposables sur le territoire duquel elles prestent leur activité.
Il est cependant nécessaire d'éclaircir la situation. Au départ, comme tout le monde, j'étais sûr que tous les frontaliers, quel que soit leur statut, profiteraient de cet accord. Et je trouvais cela normal. J'ai été surpris quand l'administration nous a fait savoir que certaines personnes n'avaient malheureusement pas accès à cette facilité accordée dans le cadre du télétravail.
Monsieur le ministre, je vais vous poser ma première question mais c'est une suggestion. Cet accord concerne-t-il tous les salariés détachés vers une société luxembourgeoise? Je voudrais vous dire: je suis sûr que cet accord concerne tous les salariés détachés vers une société luxembourgeoise. Il faut être clairs, chers collègues.
Les gérants ou les administrateurs dédiés à la gestion journalière sont-ils d'une manière ou d'une autre concernés par l'article 15, §1er et sont-ils donc couverts par les accords COVID? Si ce n'est pas le cas, allez-vous rediscuter et adapter l'accord pour que toutes ces catégories de travailleurs ainsi que les indépendants soient également protégés par l'accord COVID?
Si pas, quels sont vos arguments pour distinguer le droit des salariés de celui des autres catégories de travailleurs lorsque cela concerne la protection de leur santé? Soyons clairs que toutes ces mesures de télétravail ont quand même été prises pour que le coronavirus ne se propage pas trop dans nos régions. C'est avec impatience que j'attends vos réponses positives. Je vous remercie.
04.02 Mélissa Hanus (PS): Madame la présidente, toutes mes félicitations pour votre nouvelle désignation ainsi que pour vos projets de mariage. Je rejoins M. Arens pour féliciter le nouveau ministre à qui j'adresse également une question concernant des personnes de ma région du sud de la province de Luxembourg.
Monsieur le ministre, la situation de nombreux frontaliers belges qui travaillent au Grand-Duché de Luxembourg n'a jamais été aussi incertaine. Pour rappel, hors temps de crise, les travailleurs frontaliers peuvent légalement prester jusqu'à 24 jours de télétravail par an en restant imposés au Grand-Duché de Luxembourg. Dans le contexte de la crise COVID-19, les règles ont fort heureusement été assouplies: le télétravail a été considéré comme un cas de force majeure. Les jours de télétravail des frontaliers belges ne sont donc pas comptabilisés dans le quota des 24 jours annuels. Ce cas de force majeure a été prolongé jusqu'au 31 décembre 2020.
Cependant, selon des précisions apportées par l'administration fiscale belge et rapportées par la presse luxembourgeoise, l'accord prolongé jusqu'au 31 décembre exclut une série de travailleurs, tels que les indépendants ou les cadres étrangers. Il s'agit d'une situation discriminatoire pour bon nombre de nos frontaliers, principalement ceux qui vivent en province de Luxembourg et se rendent chaque jour au Grand-Duché.
Monsieur le ministre, confirmez-vous que l'accord concerne tous les frontaliers belges travaillant au Grand-Duché de Luxembourg? Dans le cas contraire, pouvez-vous me dresser la liste précise des travailleurs exclus de cet accord? Sur quelle base cette distinction a-t-elle été établie? Alors que le gouvernement – et à juste titre – préconise le télétravail suite à la recrudescence de l'épidémie de COVID-19, ne pensez-vous pas qu'il serait opportun d'améliorer cet accord en prenant en compte, si nécessaire, tous les travailleurs frontaliers belges travaillant au Grand-Duché de Luxembourg, et cela tout en prolongeant la date limite du 31 décembre 2020? Il en va, selon moi, de la santé et de la sécurité de nos travailleurs frontaliers.
04.03 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, l'avantage de poser la question à trois, c'est que vous aurez une question vraiment complète et précise puisqu'on apporte, chacun, un élément complémentaire. Comme mes collègues l'ont dit, si les accords sont clairs au niveau des salariés au sens strict, il y a quand même quelques zones d'ombre.
Au Luxembourg, de nombreux salariés disposent en même temps de mandats d’administrateur ou de délégué à la gestion journalière. Sont-ils visés par les accords COVID-19 et l'encouragement du télétravail? Les dirigeants d’entreprise qui ont un statut d’indépendant ne semblent pas avoir été visés. La question est de savoir s'ils le sont ou pas et si non, comment peut-on faire en sorte qu'ils le soient?
Quelle est la situation des indépendants professions libérales (médecins, avocats, architectes…) qui doivent disposer d’une base fixe d’affaires pour pouvoir bénéficier de la taxation au Grand-Duché de Luxembourg? En effet, s’ils ont télétravaillé pendant les mois qui viennent de passer sur la base des recommandations qui avaient été faites assez publiquement et assez largement, sans grande précision en tout cas au niveau de la presse, quel va être leur sort?
Enfin, les autres indépendants, comme mentionné sur le site de l’administration (consultants, par exemple) sont-ils également concernés par les accords sur le télétravail?
La recommandation du télétravail tant en Belgique qu'au Grand-Duché est à nouveau la règle, même si le Parlement grand-ducal vient de décider que ce n'était pas un droit mais un accord à conclure avec l'employeur. Pourriez-vous en préciser le champ d'application pour ne pas piéger les travailleurs qui travaillent actuellement sans savoir si fiscalement ils ne vont pas être rattrapés l'année prochaine lors de l'imposition?
Je vous remercie pour vos réponses.
04.04 Vincent Van Peteghem, ministre: Je ne connais pas le dialecte luxembourgeois mais je suis très content de savoir maintenant de quelle province vous venez tous. Merci!
L'accord signé le 19 mai 2020 concerne uniquement les travailleurs qui relèvent de la convention de double imposition belgo-luxembourgeoise, c'est-à-dire les personnes qui travaillent dans le cadre d'un contrat de travail. La Belgique a conclu des accords quasiment identiques avec l'Allemagne, les Pays-Bas et la France. Ces accords ne s'appliquent également qu'aux seuls salariés. Par ailleurs, le Luxembourg a conclu de tels accords avec l'Allemagne et la France.
L'accord COVID-19 ne concerne pas tous les salariés détachés auprès d'une société luxembourgeoise. Il ne concerne que les salariés détachés qui relèvent de la convention de double imposition belgo-luxembourgeoise, c'est-à-dire les personnes qui travaillent dans le cadre d'un contrat de travail. Toutes les personnes dont les revenus ne sont pas couverts par la convention de double imposition ne peuvent pas invoquer cet accord. Il s'agit notamment des entrepreneurs indépendants, des praticiens de professions libérales, des dirigeants d'entreprises, des fonctionnaires et des travailleurs détachés (par exemple des travailleurs détachés pour une courte période, de moins de 183 jours, dont la rémunération est à charge d'un employeur belge, etc.). Ceci est principalement dû au fait que différentes règles en matière de pouvoir d'imposition s'appliquent à chaque catégorie de revenus. En outre, certaines catégories de personnes ne se trouvent pas dans la même situation que les salariés car elles ne travaillent pas dans un lien de subordination. Les dirigeants de sociétés ne sont pas couverts par l'accord COVID-19. Il ressort du texte même de l'accord COVID-19 que l'intention des autorités belges et luxembourgeoises était d'en limiter la portée aux seuls salaires, traitements et autres rémunérations reçues au titre d'un emploi salarié.
L'administration fiscale a publié une circulaire sous la forme d'une foire aux questions, dans laquelle est notamment abordée la situation des travailleurs détachés et des cadres étrangers, au regard de l'accord COVID-19 conclu avec le Luxembourg. Compte tenu de tous ces éléments, il n'y a pas lieu d'étendre le champ d'application de l'accord. La prolongation de l'accord n'a pas encore été prise en considération jusqu'à présent.
Enfin, il ne s'agit absolument pas de protéger la santé des uns et d'abandonner les autres. La question est essentiellement fiscale.
04.05 Josy Arens (cdH): Monsieur le ministre, merci pour cette réponse. Si gefält mer net ganz. Elle ne me convient pas totalement. C'est en luxembourgeois, bien évidemment.
Je pense vraiment que nous sommes quand même dans une situation où cette problématique a été découverte lors du septième mois d'application de cette mesure. Il y a l'administratif, il y a le politique, et je vous demande vraiment, comme politique, comme ministre des Finances, d'agir et d'étendre cette mesure à tous les travailleurs frontaliers. Cela me semble tout à fait important, parce que je continue à dire qu'on ne peut pas modifier ce que tout le monde croyait être acquis à partir du sixième ou septième mois d'application. C'est là que je considère qu'il y a un réel problème. Je vous remercie pour l'évolution que vous allez donner à ce dossier dans les prochaines semaines.
04.06 Mélissa Hanus (PS): Monsieur le ministre, je tenais à vous remercier pour la qualité de votre réponse. Avec mes collègues, nous nous interrogions sur l'étendue de cette mesure aux travailleurs frontaliers. C'est la première fois que nous obtenons des précisions aussi tangibles sur ce dossier. Je tenais à le souligner. Mes collègues et moi-même ferons circuler l'information.
Avant de réagir à votre réponse, je prendrai connaissance de la circulaire que vous avez mentionnée, afin de pouvoir continuer à instruire le dossier.
04.07 Benoît Piedboeuf (MR): Monsieur le ministre, aucune discussion n'avait lieu d'être pour les travailleurs détachés puisque, étant détachés pour travailler dans l'État voisin, il est normal qu'ils ne soient pas soumis aux mêmes règles. En revanche, s'agissant des dirigeants bénéficiant en même temps du statut de salarié, une question d'interprétation se pose.
Il importe de voir quelles instructions vous aller donner à vos services pour l'année 2021, durant laquelle se dérouleront les contrôles fiscaux des personnes concernées. Il ne faudrait évidemment pas venir finasser au sujet des notions de fiscalité et de santé. L'aspect fiscal existe évidemment, mais les recommandations portant sur le télétravail s'appliquent bien à tous les travailleurs, salariés ou non. Par conséquent, s'agissant du contrôle du dossier fiscal des travailleurs contraints de venir travailler en Belgique - alors qu'ils se trouvent habituellement au Grand-Duché -, il va falloir donner des instructions à l'administration pour qu'elle ne se lance pas dans une chasse aux sorcières, comme cela s'est déjà parfois produit, en demandant plusieurs éléments de preuve d'une présence au Grand-Duché.
Si à un certain moment, les frontières ont été quasiment fermées et que les travailleurs indépendants n'ont pas pu les franchir parce que, comme dirigeants de société, ils ne le pouvaient pas, il va falloir que l'administration se montre extrêmement attentive à ce fait.
L'incident est clos.
05 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De informele vergadering van de ministers van Financiën van de EU (Ecofin)" (55009262C)
05 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La réunion informelle des ministres des Finances de l'UE (Ecofin)" (55009262C)
05.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, mijn eerste vraag lijkt misschien gedateerd, maar ze is het niet. Het gaat over de reguliere bijeenkomst van de eurogroep en de informele vergadering van de ministers van Financiën van de EU. Op 11 en 12 september 2020 vonden die vergaderingen plaats in Berlijn. De Belgische vertegenwoordiger die daar de toenmalige minister De Croo heeft vervangen, heeft van gedachten gewisseld over de huidige economische situatie in het eurogebied, met de nadruk op de wijzigingen van de Europese begroting 2020 en de ontwerpbegroting 2021. Er zou ook een thematische discussie worden gehouden over het vergemakkelijken van de invoering van hervormingen, het maximaliseren van de impact ervan en het waarborgen van een efficiënte inzet van openbare middelen in de context van het herstel overal in Europa. We spreken dan over de Europese beleidsrespons in het kader van de COVID-19-situatie.
De eurogroep zou ook de balans opmaken van de lopende werkzaamheden met betrekking tot de bankenunie. Er stond ook een sessie geagendeerd over de eigen middelen van de EU en over de noodzaak van een passende fiscale architectuur in de 21e eeuw, met onder andere verdere stappen om tot een eerlijke en effectieve belastingheffing te komen.
Ging het ook over de mogelijke oprichting van een bad bank voor slechte leningen? Wellicht ging het ook over de Europese begrotingsregels die ook volgend jaar nog in een spreekwoordelijke lockdown zouden zitten, en dus soepelheid aan de dag zouden leggen. Daarnaast ging het waarschijnlijk ook over de bank Brussel die op 1 januari moet starten. Dan gaat het uiteraard over de Europese herstelfondsen.
Kunt u wat meer toelichting geven bij die vergadering?
05.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Ravyts, de eurogroep besprak in Berlijn het kader waarbinnen structurele hervormingen worden uitgevoerd. Breed overleg en communicatie stonden hierbij centraal. Bij de uitrol van het herstel- en weerstandsfonds, de zogenaamde Recovery and Resilience Facility, zal hierop worden teruggekomen.
De eurogroep hield een korte discussie over de huidige flexibiliteit van de begrotingsregels, wanneer deze weer worden herzien. Unaniem werd vastgesteld dat onder de huidige omstandigheden, waarbij COVID-19 nog steeds een zeer negatieve impact heeft op de groei, het te vroeg is om de flexibiliteit van deze regels ongedaan te maken. U beseft ook dat dit nefast zou zijn voor ons economisch herstel.
België is steeds voorstander geweest van voldoende flexibiliteit, vooral op het vlak van productieve investeringen, omdat deze natuurlijk zorgen voor meer duurzame groei en jobs.
De eurogroep in inclusief formaat, namelijk de 27 lidstaten, besprak de stand van zaken van de bankenunie, in het bijzonder het gewijzigde ESM-verdrag en de vroegtijdige invoering van het gemeenschappelijk vangnet. De vergadering stelde dat tegen november de nodige vooruitgang moet geboekt worden.
Inzake de versterking van de bankenunie werd een werkprogramma goedgekeurd om vooruitgang te boeken op uitstaande discussiepunten, zoals het depositogarantiestelsel, het crisismanagement, de versterkte crossborderintegratie en de kwestie van het toekennen van een risicogewicht aan overheidsobligaties. Tegen april 2021 zal daarover een eindverslag voorgelegd worden.
Tijdens de informele Ecofin-Raad werd de economische toestand besproken, op basis van gegevens van Eurostat en de ECB. Hierbij werd onder andere ingegaan op het inzetten van het herstelfonds, waarover de EU een akkoord bereikte in juli, en op de mogelijkheid tot het creëren van nieuwe eigen middelen. België staat hiervoor open en zal hieraan ook constructief meewerken.
De Ecofin-Raad ging ten slotte dieper in op de kwestie van een eerlijke en doeltreffende belastingheffing, met aandacht voor de discussies hieromtrent binnen de OESO.
Ten slotte werd de impact van digitalisering op de financiële markten besproken. De lidstaten zijn van oordeel dat de EU een prominente rol moet innemen bij het bepalen van standaarden. In het kader van de uitvoering van de digitale strategie van de Europese Commissie zal de Ecofin-Raad hierop ook terugkomen.
Tot zover een korte samenvatting van hetgeen daar besproken werd.
05.03 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
Het lijkt mij inderdaad nuttig dat hier vragen worden gesteld over zulke informele en officiële Ecofin-bijeenkomsten. We hebben ook een commissie voor Europese Aangelegenheden in de Kamer. Het lijkt mij nuttig dat u daar in de komende maanden – en ik hoop voor u jaren – verslag komt uitbrengen over de financiële aspecten van het Europese beleid.
Ik denk dat wij de concretisering van het herstelfonds, waarbij men massaal zeer grote bedragen gaat lenen – ik denk dan aan de bank Brussel – in deze commissie van nabij zullen moeten opvolgen.
L'incident est clos.
06 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De stand van zaken m.b.t. de vereffening van de Gemeentelijke Holding" (55009263C)
06 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'état d'avancement de la liquidation du Holding Communal" (55009263C)
06.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, dit is een dossier dat door iedereen vergeten lijkt te zijn, maar ik zou toch graag een stand van zaken krijgen in het dossier van de Gemeentelijke Holding.
Vorig jaar heeft de Gemeentelijke Holding 2,2 miljoen euro winst geboekt. Dat blijkt uit de jaarrekening. Daar staat natuurlijk wel een geweldig negatief eigen vermogen van bijna 969 miljoen euro tegenover. De knipperlichten gaan uiteraard nog steeds aan, ook bij de federale overheid.
De Gemeentelijke Holding is sinds eind 2011 in vereffening. Meer dan 90 % van de activa is al verkocht. De aandelen- en obligatieportefeuille is zo goed als volledig van de hand gedaan, net als de meeste deelnemingen en schuldvorderingen. De vereffenaars hebben eind vorig jaar beslist dat er voldoende marge was om een voorschot op de verdeling van het resterende actief uit te keren aan Belfius, de belangrijkste schuldeiser van de Gemeentelijke Holding. Dat bedrag moet worden beschouwd als een voorschot op het bedrag waarop Belfius recht heeft bij het verdelingsplan dat de vereffenaars aan het einde van de vereffeningsprocedure zullen opstellen.
Eind 2011 kwam er een compromisvoorstel rond de verdeling van de kosten tussen de Belgische beleidsniveaus, waarbij de federale regering uiteraard betrokken is. Haar deel van de borgstelling, 132,5 miljoen euro, werd daarin vastgelegd, te verrekenen wanneer de vereffening rond zal zijn.
Het vereffeningscollege hoopt de verkoop van de laatste activa tegen eind volgend jaar af te ronden. De afsluiting van de vereffening hangt grotendeels af van een aantal lopende gerechtelijke procedures. De vraag is natuurlijk welk gat er bij het afsluiten van de vereffening zal overblijven, mijnheer de minister. Dat is natuurlijk belangrijk voor Belfius. In dit geval is er dus een rechtstreekse en onrechtstreekse, via Belfius, betrokkenheid van de federale overheid. De rechtstreekse betrokkenheid betreft de garantiestelling van 132,5 miljoen euro.
Mijnheer de minister; kunt u meer toelichting geven bij de stand van zaken? Hopelijk heb ik niet te veel onzin verkocht. In dat geval kunt u mij corrigeren. Welke impact kan dit dossier de volgende jaren nog hebben in het licht van de lopende engagementen van de federale overheid?
06.02 Minister Vincent Van Peteghem: Ik zal mij niet uitspreken over de zaken die u gezegd hebt, maar ik zal proberen een zo goed mogelijk antwoord te geven op uw vraag.
De vereffening van de gemeentelijke holding is natuurlijk nog niet afgerond. De eventuele verbintenis van de Belgische Staat zal aan het einde van de gerechtelijke procedure worden onderzocht. Daarbij zijn verschillende elementen belangrijk. Ik kan u op dit moment nog geen bijkomende informatie geven.
U verwijst ook naar een definitieve vereffening tegen eind volgend jaar, alsook naar de afloop van hangende geschillen. Vanaf het moment dat de volledige tegeldemaking van de activa van de gemeentelijke holding en de afhandeling van de hangende geschillen beëindigd zal zijn, zal er ook een stand van zaken kunnen worden gegeven.
06.03 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik begrijp de tonaliteit van uw antwoord wel. We moeten even wachten op de definitieve vereffening. Ik veronderstel dat het bedrag van 132,5 miljoen euro nog steeds geldig is en dat dit correct is voor de garantieregeling.
L'incident est clos.
07 Vraag van Wim Van der Donckt aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De impact van de Brexit op de begroting" (55009286C)
07 Question de Wim Van der Donckt à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'incidence budgétaire du Brexit" (55009286C)
07.01 Wim Van der Donckt (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, Europa en de Britten pogen intussen reeds vier jaar om na het Brexit-referendum tot een goede deal te komen. Dit verloopt vrij moeizaam, men gebruikt een onderhandelingstechniek inclusief dreigementen met juridische procedures. Het toont aan dat een harde brexit nog steeds niet is afgewend.
Vanaf 1 januari, niet lang meer, is de transitieperiode afgelopen en wordt het Verenigd Koninkrijk de facto onze eerste handelspartner. Ons land, Vlaanderen op kop, heeft nood aan een handelsakkoord en stabiliteit. Welke vorm van brexit er ook komt, een harde of een zachtere, het zal een stevige impact hebben op de verschillende aspecten van onze overheidsfinanciën waaronder ook de begroting.
Hierover wens ik u volgende concrete vragen te stellen.
Ons land heeft vier jaar te tijd gehad om zich voor te bereiden op elk mogelijk scenario. Hebt u de implicaties van een harde brexit op de Belgische overheidsfinanciën en begroting voor dit jaar en de volgende jaren reeds berekend?
Welke concrete effecten worden verwacht op de Vlaamse en Belgische welvaart, de bedrijven en de tewerkstelling?
Hoeveel bedrijven zullen volgens uw inschatting schade ondervinden van een harde brexit? Kan u de schade ook nominaal uitdrukken, in bedragen of procenten van het bbp?
Op welke manier zal het Europees Brexitfonds van 5 miljard euro verdeeld worden? Welke verdeelsleutels zal België hanteren om deze gelden over de verschillende entiteiten te verdelen?
07.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Van der Donckt, uiteraard volgen we dit zeer belangrijke dossier van nabij maar aangezien de onderhandelingen nog steeds lopen weten we nog niet bij welk scenario we zullen uitkomen. Momenteel is het dan ook nog niet mogelijk om de impact van de Brexit op de begroting, de welvaart, de bedrijven en de tewerkstelling correct in te schatten. Hier is wel al veel onderzoek naar gedaan en de federale regering doet er in nauwe samenwerking met de deelstaten alles aan om de impact van de Brexit zo veel mogelijk te beperken voor elk mogelijk scenario.
U verwijst terecht naar het belang van de Europese Brexit Adjustment Reserve. De Europese Raad heeft in juli beslist dat het een om bedrag van 5 miljard euro zal gaan. De Europese Commissie zal in november een voorstel doen inzake de precieze parameters en modaliteiten voor de verdeling van die middelen binnen de Europese Unie. Ook hier is er uiteraard een nauwe samenwerking met de deelstaten om een maximaal aandeel naar ons land te laten vloeien.
07.03 Wim Van der Donckt (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
Samen met veel Vlamingen en Belgen hoop ik inderdaad dat de regering dit serieus blijft nemen en dat er toch al enkele scenario's op tafel liggen. Ik kan ergens wel begrijpen dat u daarop niet kunt vooruitlopen.
Inzake het Brexitfonds zult u ook wel kennis hebben gekregen van het standpunt van uw collega uit de Vlaamse regering, die aanspraak maakt op 3 miljard euro. Ik hoop dat dit ook de richtlijn zal zijn die wordt gehanteerd in de te voeren onderhandelingen.
07.04 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Van der Donckt, u vermengt twee zaken, namelijk het Brexitfonds met het Next Generation of het Resilience and Recovery-fonds. Uit dat laatste zullen wij inderdaad 5 miljoen euro krijgen. De Vlaamse overheid zal zowat 2,4 miljard euro – het cijfer 3 miljard euro is wat aan de hoge kant – vragen.
Over de 5 miljard euro die nu in het Brexitfonds zit, is er nog geen verdeling gemaakt. Het zou wel mooi zijn, maar uit het Brexitfonds zullen we geen 3 miljard euro krijgen.
07.05 Wim Van der Donckt (N-VA): Dank u wel, mijnheer de minister.
L'incident est clos.
08 Vraag van Kathleen Depoorter aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De problemen met Tax-on-web (BNI-natuurlijke personen)" (55009300C)
08 Question de Kathleen Depoorter à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les problèmes sur Tax-on-web (INR-personnes physiques)" (55009300C)
08.01 Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb een vraag over tax-on-web, dat voor de aangiften van de belastingplichtige niet-inwoners in ons land werd opengesteld. Voor het inkomstenjaar 2019 kunnen mandatarissen de aangiften voor hun in de buurlanden wonende en in België werkende cliënten indienen.
Nu blijken er met die elektronische tool toch wat problemen te zijn waardoor het werk van de mandatarissen wordt bemoeilijkt.
Het systeem aanvaardt blijkbaar niet de partner van de gehuwde of wettelijk samenwonende grensarbeider, waardoor het indienen van een correcte aangifte onmogelijk is. Bovendien zou de aangiftesoftware niet gebruiksklaar zijn. Er kan bijvoorbeeld geen kopie van het aangiftebiljet van de opgestelde aangifte worden weergegeven of afgedrukt. Er kan ook geen simulatieberekening worden gemaakt.
De mandatarissen hebben tot 3 december 2020 om de aangiften voor hun cliënten in te dienen. Het zal moeilijk zijn om de termijn te halen.
Mijnheer de minister, hoe moeten de mandatarissen op een correcte en geldige manier de belastingaangifte binnen de wettelijke termijn indienen voor grensarbeiders die niet in ons land wonen en gehuwd of wettelijk samenwonend zijn?
Waarom kan geen elektronische kopie van de aangifte opgeslagen of afgedrukt worden? Hoe komt het dat er geen simulatieberekening kan worden gemaakt? In het geval van betwisting is het immers belangrijk om een bewijs te hebben.
Bent u bereid om de indieningstermijn van aangifte te verlengen met de periode die nodig is om de bovenstaande problemen op te lossen?
Zullen uw diensten tijdig communiceren wanneer de problemen zijn opgelost?
08.02 Minister Vincent Van Peteghem: De administratie heeft inderdaad een fout ontdekt bij het opladen van de gehuwde personen in onze toepassing Tax-on-web voor niet-inwoners. De technische diensten zijn momenteel bezig met het uitvoeren van de nodige correcties. Deze correcties zullen weldra zijn afgerond waardoor de toegang tot Tax-on-web voor niet-inwoners eveneens mogelijk zal zijn voor gehuwden of wettelijk samenwonenden.
In sommige gevallen is het echter mogelijk dat ook na het corrigeren van deze fout nog steeds geen gemeenschappelijke aangifte kan worden ingediend. Het dossier is niet compleet omdat de administratie geen bewijs van huwelijk of wettelijke samenwoning in haar bezit heeft. De belastingplichtige of de mandataris moet in dat geval contact opnemen met het bevoegde taxatiekantoor en een officieel bewijs van huwelijk of wettelijke samenwoning bezorgen. Op basis van dit document kan de administratie dan de gegevens in de database aanpassen en een gemeenschappelijke aangifte in tax-on-web mogelijk maken.
Net na de openingsdatum van tax-on-web was het inderdaad niet mogelijk om een kopie van de aangifte op te slaan of af te drukken. Dit probleem is sinds 7 oktober 2020 opgelost en nu is het opnieuw mogelijk om dit te doen.
Tot op heden heeft de administratie geen kennis van problemen met de berekeningstool in tax-on-web voor de aangifte van niet-inwoners. Indien u specifieke gevallen kent, mag u mij die steeds bezorgen. Zo kan ik dat door mijn diensten laten nakijken.
De administratie doet er uiteraard alles aan om de technische problemen in de toepassing eerstdaags op te lossen, waardoor een algemeen uitstel van de indieningsdatum voor de BNI-aangifte momenteel niet aangewezen is. Zodra er gedetailleerde informatie beschikbaar is over de oplossing van de technische problemen zal dit uiteraard ook gecommuniceerd worden op de website van de FOD Financiën.
08.03 Kathleen Depoorter (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord dat de correcties afgerond zullen zijn. Ik hoop dat dit zo snel mogelijk het geval zal zijn en dat de mandatarissen niet in tijdgebrek zullen komen.
Ik neem aan dat wij dit opnieuw naar de commissie kunnen brengen en dat een verlenging daar alsnog besproken kan worden.
Het probleem van de kopie is opgelost. Dat is eveneens goed.
Over de simulatie meen ik geen antwoord gekregen te hebben.
Ik meen dat er wel nog een beetje werk is inzake de wettelijk samenwonenden en de gehuwden. Eigenlijk draait u nu de bewijslast om naar de persoon in kwestie, die hier werkt maar die hier niet woont. Mij lijkt het aangenamer en aantrekkelijker een vraag van inlichtingen te laten vertrekken vanuit de FOD Financiën naar de belastingplichtige.
Ik meen dat wij er alles aan moeten doen opdat ons land aantrekkelijk blijkt voor grensarbeiders. De bewijslast zou op die manier minder gecompliceerd zijn. Een vraag naar inlichtingen is heel eenvoudig, en komt minder agressief over. Dat is misschien een tip voor de toekomst.
L'incident est clos.
- Jan Bertels aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De versterking van de douane-unie" (55009312C)
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De toepassing van het EU-actieplan voor de versterking van de douane-unie" (55009362C)
- Jan Bertels à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le renforcement de l'union douanière" (55009312C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'application du plan d'action européen pour le renforcement de l'union douanière" (55009362C)
09.01 Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb een korte vraag.
Op 28 september 2020 heeft de Europese Commissie een mededeling gepubliceerd over een actieplan tot versterking van de douane-unie. Het plan legt onder meer maatregelen vast op het gebied van risicobeheer en ter bestrijding van fraude met douanerechten in de e-commerce. Het voorziet ook in een éénloketsysteem voor de vereenvoudiging van douaneformaliteiten, wat belangrijk is voor een land als België, alsook in de uitrol van moderne douaneapparatuur.
Ten eerste, mijnheer de minister, hoe bereidt België zich daarop voor? Welke middelen trekken wij daar eventueel voor uit?
Ten tweede, terecht is er in de mededeling bijzondere aandacht voor de e-commerce. Ook het actieplan heeft bijzondere aandacht voor de e-commerce. Hoever staat u met de invoering van het btw-pakket inzake e-commerce, dat op 1 juli 2021 moet ingevoerd zijn en dat, zoals u ongetwijfeld weet, een belangrijke budgettaire weerslag kan hebben?
09.02 Kurt Ravyts (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, eurocommissaris Gentiloni heeft eind september 2020 aangekondigd dat de douane-unie na vijftig jaar aan een modernisering en versterking toe is.
Er is de voorbije dagen een EU-actieplan uitgerold. Ik zal, zonder al te zeer in herhaling te vallen, toch een aantal zaken opsommen.
De Europese Commissie wil een geïntegreerde Europese aanpak van het douanerisicobeheer, die doeltreffende controles door de lidstaten ondersteunt. Zij wil de douanevoorschriften slimmer maken en ervoor zorgen dat zij beter werken voor lidstaten, burgers en legitieme bedrijven.
Ik lees ook dat in het actieplan aandacht uitgaat naar de effecten van e-commerce op het inzamelen van douanerechten en dat er in 2021 een nieuwe strategie voor risicomanagement zou worden uitgerold. Ook zal het systeem voor internationale en gemeenschappelijke administratieve samenwerking worden herbekeken. Zelfs een nieuw EU-China-akkoord rond het strategisch kader voor douanesamenwerking voor de periode 2021-2024 is aan de orde.
In welke zin zal het EU-actieplan worden toegepast in België?
Mijnheer de minister, kan u een toelichting geven bij de procedures en acties die daaromtrent de komende maanden en jaren zullen worden ingesteld en ondernomen?
09.03 Minister Vincent Van Peteghem: In het Customs Action Plan schuift de Europese Commissie 17 acties naar voren waaraan de Commissie samen met de lidstaten wil werken tijdens deze legislatuur, met als doel de douane-unie naar een next level te brengen.
Mijn douaneadministratie neemt actief deel, en zal actief blijven deelnemen aan de verschillende projectgroepen op het niveau van de Commissie die de operationalisering van het Customs Action Plan zullen bewerkstelligen door een sterke afvaardiging te sturen en door een proactieve houding op expertniveau aan te nemen.
Het actieplan is voor de meeste actiepunten een voortzetting van de huidige werkzaamheden, zowel op Europees als op nationaal vlak. Zo is er op het vlak van maatregelen inzake risicobeheer sinds de vorige periode al een riskmanagementstrategie die gevolgd wordt.
Mijn douaneadministratie speelt ook al in het kader van het Risk Management Framework een actieve rol door haar deelname aan de Europese werkgroepen. Datamining is een prioriteit en de douaneadministratie zal bijgevolg streven naar een actieve rol binnen het Joint Analytics Capabilities Project van de Europese Commissie.
De douaneadministratie zet ook in op innovatie, met name het project voor 100 % scanning van risicocontainers, en werkt zo aan de ontwikkeling van artificial intelligence voor scanbeeldanalyse.
Tot daar mijn heel korte samenvatting van wat er allemaal gebeurt. U ziet dat wij daaraan zeer proactief en actief deelnemen.
09.04 Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, een heel aantal leden van deze commissie heeft een bezoek gebracht aan de douanefaciliteiten in Antwerpen, waar onder meer gesproken is over de scancapaciteit, en ook aan de douanefaciliteiten op de luchthaven van Bierset.
Het is belangrijk dat wij actief deelnemen aan de douane-unie next level, zoals u het genoemd hebt. Dat moeten wij zeker doen. Wij moeten ons daar ook op voorbereiden. Maar ik heb u niets horen zeggen over de btw inzake e-commerce. Ik neem aan dat wij daarmee tijdig klaar zullen zijn om die uit te voeren. U weet immers ook dat die een bijkomende positieve budgettaire impact zou moeten hebben op onze financiën. Die mogen wij zeker niet mislopen.
Ik neem aan dat u nu zult zeggen dat wij daarvoor klaar zullen zijn, zoals uw medewerker u net heeft ingefluisterd, althans dat hoop ik.
09.05 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het korte antwoord.
Het verheugt mij natuurlijk dat er ter zake proactiviteit is en dat de Belgische douanediensten van nabij betrokken zijn bij de operationalisering. Heel concreet gaat het dan over het nieuwe analysecentrum verantwoordelijk voor de dataverzameling, de analyse en het delen van data. U hebt ook verwezen naar het project inzake 100 % scanning in Antwerpen. Mijn collega, de heer Vermeersch, heeft uw voorganger daarover al bevraagd. Het is natuurlijk een work in progress van lange duur en wij hopen dat er snel meer effectiviteit komt op het terrein.
09.06 Minister Vincent Van Peteghem: Het is goed dat de commissie al op het terrein geweest is en ik hoop dat als minister zelf ook te kunnen doen. Daar is immers voldoende kennis en expertise aanwezig, en dan kan men meteen horen wat er leeft en wat noodzakelijk is.
Mijnheer Bertels, er zal uiteraard ook rekening worden gehouden met uw opmerking over fraude met douanerechten in de e-commerce. Dit punt zal meegenomen worden in het actieplan.
09.07 Jan Bertels (sp.a): Dank u.
L'incident est clos.
- Jan Bertels aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het halen van de Kaaimaneilanden uit de zwarte lijst van belastingparadijzen" (55009313C)
- Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De EU-beslissing om de Kaaimaneilanden van de lijst van belastingparadijzen te schrappen" (55009369C)
- Ahmed Laaouej aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De schrapping van de Kaaimaneilanden van de Europese zwarte lijst" (55009853C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het schrappen van de Kaaimaneilanden en Oman van de zwarte lijst van de Europese Unie" (55009899C)
- Jan Bertels à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le retrait des îles Caïman de la liste noire des paradis fiscaux" (55009313C)
- Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La décision de l'UE de retirer les îles Caïman de la liste des paradis fiscaux" (55009369C)
- Ahmed Laaouej à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le retrait des îles Caïmans dans la liste noire européenne" (55009853C)
- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Le retrait des îles Caïmans et d’Oman de la liste noire européenne" (55009899C)
10.01 Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, de Europese ministers van Financiën hebben onlangs besloten om de Kaaimaneilanden en Oman van de zwarte lijst van belastingparadijzen te halen. De Kaaimaneilanden belandden eerder dit jaar op de Europese lijst, maar volgens de Europese Unie heeft het Britse overzeese gebied intussen de noodzakelijke fiscale hervormingen doorgevoerd.
De Kaaimaneilanden waren in februari het eerste Britse overzeese gebied dat op de zwarte lijst belandde nadat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie had verlaten. Omdat de Kaaimaneilanden hun wetgevend kader voor collectieve investeringsfondsen hebben aangepast, worden ze nu opnieuw van de lijst gehaald.
Klopt dat? Waarom werd die beslissing genomen? Was de aanpassing van de wetgeving voldoende?
Wat was het standpunt van België tijdens de discussie op het Europese niveau? Is België geen voorstander van strengere criteria voor de verwijdering van de vermelding op de zwarte lijst van belastingparadijzen? Die lijst van belastingparadijzen is er niet voor niets gekomen op het Europees niveau.
10.02 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, de zwarte lijst werd voor het eerst opgesteld in december 2017 voor landen en gebieden buiten de Europese Unie. Het gaat om landen en regio's waar de autoriteiten bijna geen vennootschapsbelasting heffen, niet transparant zijn en onwelwillend staan tegenover de strijd tegen belastingontwijking.
Op 6 oktober 2020 hebben de EU-ministers van Financiën de Caraïbische eilanden Anguilla en Barbados toegevoegd aan de zwarte lijst van belastingparadijzen. De Kaaimaneilanden en Oman werden van de lijst geschrapt. De lijst wordt blijkbaar tweemaal per jaar herzien. In de zogeheten landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie wordt elk jaar aangedrongen op belastinghervormingen. EU-commissaris Gentiloni, bevoegd voor belastingen, is bereid te onderzoeken of EU-landen op een formelere wijze kunnen worden aangesproken op hun belastinggedrag en wil naar manieren zoeken om het nationale belastingbeleid te screenen op agressieve planning en belastingontwijking.
Er wordt zelfs van uitgegaan dat de CSR's een rol zullen spelen bij de beoordeling van de staatsteun uit het Europees Herstelfonds. Wat heeft dat er in godsnaam mee te maken, zult u zeggen? Dit toont duidelijk een evolutie aan naar een grotere rol voor de Europese CSR's bij de verdeling van het Europees Herstelfonds en dus eigenlijk bij belastinginning.
Wat was de positie van België over de Kaaimaneilanden, die blijkbaar een andere richting is dan de richting die Gentiloni wil inslaan?
10.03 Ahmed Laaouej (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, la Commission européenne a annoncé, il y a quelques jours, que les îles Caïmans étaient retirées de la liste noire des paradis fiscaux, liste bien connue classant les juridictions fiscales non coopératives dans le monde.
Les îles Caïmans avaient rejoint cette liste peu enviable en février 2020 après que la Commission ait constaté l'absence de mise en place de mesures appropriées dans le domaine des instruments de placement collectif.
Vous comprendrez évidemment la stupéfaction de celles et ceux qui ont à cœur de lutter contre la fraude fiscale internationale.
Monsieur le ministre, pourriez-vous nous expliquer les raisons avancées par la Commission pour avoir retiré ces îles de la liste noire? Ce retrait semble particulièrement étonnant lorsqu'on connaît la réputation des îles Caïmans. Il est difficile de nier que l'absence de transparence et l'opacité de ses systèmes financiers offshore en font l'un des paradis fiscaux les plus réputés au monde. N'est-on, dès lors, pas face à une incohérence qui prouve à tout le moins que l'Europe doit revoir sa copie en matière de lutte contre les paradis fiscaux?
Enfin, l'accord de gouvernement affiche ses ambitions en matière de lutte contre la fraude fiscale, notamment contre la grande fraude fiscale. Le message qui est ici délivré va évidemment dans l'autre sens. Dès lors, quelles initiatives entendez-vous prendre pour rectifier le tir et défendre une position plus cohérente et plus fondée au niveau européen?
10.04 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, c'est visiblement soumise à de fortes pressions que la Commission européenne a déclaré, le 6 octobre dernier, que les îles Caïmans et Oman ne figuraient désormais plus sur sa liste noire du blanchiment d’argent, car ils avaient "respecté leurs engagements visant à supprimer un régime fiscal dommageable et à accroître la transparence fiscale."
Autant dire que cette décision a provoqué la stupeur du monde associatif actif sur les questions de justice fiscale.
Chiara Putaturo, conseillère fiscale d’Oxfam EU, a déclaré que "la désinscription des îles Caïmans, l’un des paradis fiscaux les plus connus au monde, ne faisait que prouver une nouvelle fois l’inefficacité du système en place".
Alex Cobham, président directeur général du Réseau pour la justice fiscale, déclare ce qui suit: "Il s'agit d'une décision extraordinaire. Difficile de savoir si elle constitue une preuve des efforts de lobbying du pire paradis fiscal au monde, les îles Caïmans ou l'inefficacité méthodologique absolue du système européen de liste noire.
Premièrement, pourriez-vous nous en dire davantage sur la position de la Belgique, ou du moins celle de votre prédécesseur? Compte tenu de la déclaration gouvernementale, qui exprime une volonté de lutter contre les paradis fiscaux, allez-vous entreprendre des démarches au niveau européen afin que cette décision soit revue?
Partagez-vous la position du Réseau pour la justice fiscale quant à l’inefficacité méthodologique absolue du système européen de liste noire?
N’est-il pas problématique de juger les paradis fiscaux sur leurs engagements, comme c'est le cas en l'occurrence, plutôt que sur la réalité des faits constatés?
Les îles Caïmans figurent dans la liste belge prévue par l’article 179 de l'arrêté royal d'exécution du Code des impôts sur les revenus (CIR) 92. Pouvez-vous me garantir qu’elles resteront dans cette liste?
À l'inverse, Oman ne figure pas dans la liste de l’article 179 alors qu'il figurait, en toute logique, sur la liste noire européenne, avant d'en être retiré. Pouvez-vous expliquer pourquoi Oman ne figure pas sur cette liste belge des paradis fiscaux?
La présidente: En l'absence de Mme Lanjri, sa question n° 55009322C est transformée en question écrite.
10.05 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, in februari 2020 werden de Kaaimaneilanden en Oman opgenomen in de Europese lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden. Voor de Kaaimaneilanden gebeurde dat, omdat de wetgeving met betrekking tot de collectieve beleggingsfondsen niet voldeed aan het criterium inzake het bestaan van een werkelijke economische activiteit. Voor Oman was dat, omdat het niet voldeed aan de criteria inzake de automatische uitwisseling van inlichtingen en ondertekening en bekrachtiging van het multilateraal verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand.
De Kaaimaneilanden hebben hun wetgeving in overeenstemming gebracht met dat criterium en konden zodoende worden verwijderd van de Europese lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden. Oman heeft op zijn beurt wetgeving goedgekeurd die de automatische uitwisseling van inlichtingen mogelijk maakt en het verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand bekrachtigd. Het kon dus ook verwijderd worden van de Europese lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden.
België heeft van bij de start in 2016 van de werkzaamheden aan de EU-lijst van niet-coöperatieve derdelanden voor belastingsdoeleinden constructief meegewerkt aan ambitieuze en objectieve criteria, om de druk op tax havens te verhogen. In een EU-context staan wij sterker, om veranderingen teweeg te brengen en te komen tot een wereldwijd level playing field inzake belastingnormen.
De toepassing van de criteria inzake transparantie en fair taxation en de implementatie van de OESO base erosion profit shifting of BEPS-standaarden dienen mee te evolueren, zodat de EU-lijst een maximumeffect sorteert. In dat kader werkt België mee aan de plannen die de Europese Commissie op 15 juli 2020 lanceerde onder de noemer tax good governance.
Er moet worden opgemerkt dat de aanbevelingen die in 2019 en 2020 aan België werden gericht, geen aanbevelingen voor belastinghervorming met betrekking tot de strijd tegen belastingontduiking of agressieve belastingontwijking bevatten.
Tijdens de onderhandelingen over het Europees Herstelfonds heeft België ervoor geijverd dat een betrokken land zelf de aanbevolen hervormingen kan kiezen die volgens het land best voldoen aan de doelstellingen van het Europees Herstelfonds, met de nadruk op het belang van een dialoog met de Europese Commissie daarover. Dat gebeurde vanuit de visie dat alle economische hervormingsaanbevelingen evenwaardig zijn en er op economisch herstel moet worden gefocust, in het bijzonder op hervormings- en investeringsmaatregelen met een blijvend effect op onze economie. Budgettaire en fiscale hervormingen dienen met andere woorden niet meer belang te krijgen dan andere economische hervormingsaanbevelingen in het kader van het Europees Herstelfonds.
Concernant la liste de l'article 179 de l'arrêté royal et au moment de la mise à jour, les Îles Caïman ne disposaient pas d'un régime d'impôts des sociétés. C'est pourquoi cet État remplissait les critères pour être repris sur cette liste. Ces critères ne sont pas les mêmes que les critères pour être repris sur la liste des juridictions non coopératives.
Concernant l'État d'Oman, il ne remplissait pas les critères repris par l'article 307 du Code des impôts sur les revenus 1992 à l'occasion de la dernière mise à jour d'application. À partir de la base de données IBFD de renommée internationale, Oman disposait d'un régime d'impôts des sociétés. Dans celui-ci, un taux nominal de droit commun supérieur à 10 % était d'application.
Depuis cette dernière mise à jour, les critères repris par l'article 307 du Code des impôts sur les revenus 1992 ont également été modifiés. Ce n'est qu'à l'occasion d'une nouvelle mise à jour de cette liste que ces nouveaux critères seront applicables pour la première fois.
Par conséquent, il n'est pas exclu que cet État figure quand même sur cette liste à l'avenir.
10.06 Jan Bertels (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
In de commissie voor Financiën hebben wij de jongste maanden heel goed samengewerkt met uw voorganger, wanneer het ging over de strijd tegen fiscale fraude, in het bijzonder tegen vennootschappen die actief zijn in belastingparadijzen, landen waarin er minder nauw wordt omgesprongen met de correcte inning van belastingen. Zo hebben wij de criteria in dat verband uitgebreid.
Ik twijfel niet aan een even goede samenwerking met u rond het dossier van de niet-coöperatieve rechtsgebieden. België moet, zoals steeds, ambitieus blijven op het vlak van tax good governance. De richtlijnen, regels en criteria moeten wij strikter maken met het oog op meer fiscale rechtvaardigheid op internationaal niveau. Daar hebben België en Europa alleen maar bij te winnen.
10.07 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Fiscale rechtvaardigheid is ook belangrijk voor ons. De collega verwijst terecht naar enkele wetsontwerpen die uw voorganger in het voorjaar en de zomer in het Parlement in COVID-19-context heeft voorgelegd en waarin hij volmondig de kaart trok tegen de belastingparadijzen. Wij hebben de teksten ter zake uitdrukkelijk gesteund, niet op de karikaturale manier waarin sommige fracties weleens dreigen te vervallen, maar wel op een nuchtere, zakelijke manier.
Bedankt voor uw technische toelichting bij de criteria. Het is niet altijd gemakkelijk om als parlementslid een zicht te krijgen op de technische aspecten van de lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden.
10.08 Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le ministre, je vois les nuances que vous apportez dans votre réponse.
Je crois qu'il faut distinguer deux choses. Effectivement, il y a ce qui concerne les dynamiques institutionnelles juridiques européennes, avec certains critères, qui, soit dit en passant, peuvent être également interrogées. Ne sont-ils pas trop laxistes? Et il y a la manière dont nous protégeons, à partir de notre Code des impôts, notre territoire fiscal. Là, effectivement nous devons rester attentifs à bien continuer à faire figurer les îles Caïman dans la liste des paradis fiscaux, au regard de toute une série de dispositions fiscales, comme par exemple les dividendes déductibles, les intérêts versés dans certains territoires qui connaissent un régime fiscal exorbitant du droit commun ou encore toute une série de mesures qui ne trouvent pas à s'appliquer lorsqu'un État avec lequel existe un flux financier ou économique n'a pas d'impôt des sociétés ou de régime fiscal équivalent à notre impôt des sociétés.
Il faut vraiment bien faire attention à cela. Je pense qu'il faut continuer, au niveau européen, à avoir un screening lucide. Il faut considérer qu'un État peut, de manière un peu cosmétique, faire de la coopération tout en continuant à être une zone d'attractivité fiscale, du fait de l'absence de fiscalité ou de la présence d'une fiscalité symbolique. À cet égard, monsieur le ministre des Finances, vous devez rappeler que l'heure, aujourd'hui, est à la lutte contre la fraude fiscale et contre l'optimalisation fiscale. Ce n'est qu'à cette condition que les États renfloueront structurellement leur financement.
10.09 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, si j'entends bien votre réponse, vous avalisez en fait la décision de l'Union européenne de sortir les îles Caïman de la liste noire.
Je pense qu'une telle position est problématique pour un gouvernement qui prétend vouloir lutter contre les paradis fiscaux. Visiblement, vous regardez des engagements, voire des modifications législatives mineures qui seront faites par ce pays, sans voir la réalité des faits. C'est cela que les citations de ce représentant d'Oxfam et du Réseau pour la justice fiscale vous disent. C'est le pire paradis fiscal du monde. Il ne faut pas voir simplement des engagements vagues, mais la réalité des choses et les statistiques. Il faut voir les milliards qui vont dans ce pays pour y être blanchis.
C'est cela la manière dont il faut agir. Vous dites: "Oui, l'Union européenne, ce n'est pas comme cela qu'elle fait." C'est bien là le problème! Je vous ai cité Alex Cobham du Réseau pour la justice fiscale qui dit que "le système des listes noires est une aberration et qu'il ne fonctionne pas. La preuve, ce sont les îles Caïman." Vous répondez que ce sont les règles fixées par l'Union européenne. Si vous continuez dans cette voie-là, on ne va pas mener une réelle lutte contre les paradis fiscaux. Ce sont vos débuts. Aussi, je vous dis: ressaisissez-vous et battez-vous réellement contre les paradis fiscaux, monsieur le ministre!
Het incident is gesloten.
La présidente: La question n°55009322C de Mme Nahima Lanjri est transformée en question écrite.
- Georges Dallemagne à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La notification du Comité des sanctions pour le dégel de fonds en faveur de l’ASBL GSDT" (55009327C)
- Georges Dallemagne à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'ASBL GSDT" (55009647C)
- Georges Dallemagne aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De notificatie van het Sanctiecomité over het vrijgeven van fondsen voor de vzw GSDT" (55009327C)
- Georges Dallemagne aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De vzw GSDT" (55009647C)
11.01 Georges Dallemagne (cdH): Madame la présidente, je voudrais d'abord féliciter M. le ministre pour son entrée en fonction. C'est la première fois que j'ai le plaisir de l'interroger. Je lui souhaite donc bonne chance dans le cadre de ses nouvelles fonctions.
Monsieur le ministre, j'ai récemment interrogé le ministre des Affaires étrangères sortant, M. Goffin, sur l’état d’avancement du dossier de l’ASBL GSDT (Global Sustainment Development Trust), gérée par le prince Laurent, concernant les montants qui sont dus à cette association par la Libye et qui devraient lui être remboursés en puisant dans les fonds gelés de la Libyan Investment Authority (LIA) détenus en Belgique par Euroclear.
Avant de quitter sa charge, le ministre a confirmé que la créance de GSDT vis-à-vis de l’État libyen avait été déclarée définitive par le pouvoir judiciaire. Il rappelait que le liquidateur de GSDT avait demandé le déblocage des fonds gelés en Belgique libellés au nom de la LIA et de sa filiale, la LAFICO, en vue de permettre le paiement de la dette de l’État libyen à hauteur de 47 961 380,80 euros, à majorer d’intérêts de retard depuis le 1er novembre 2019.
La LIA et la LAFICO sont des fonds souverains émanant de l’État libyen, comme l’a notamment confirmé la cour d’appel de Paris. Ils sont, du reste, gelés conformément à la résolution 1970 du 26 février 2011 visant l'État libyen. Des dérogations au gel des avoirs sont possibles. Le paragraphe 21 de la résolution prévoit ainsi que les États membres des Nations Unies peuvent autoriser le déblocage des avoirs pour permettre un paiement d’obligations contractuelles nées avant l’inscription des entités concernées sur la liste des sanctions.
Le ministre Goffin assurait qu’il avait pris contact avec le secrétariat du Comité des sanctions et que, s’agissant de la créance de GSDT vis-à-vis de la Libye, on se trouvait bien dans le cadre de ce paragraphe 21. Il faut maintenant que la Belgique notifie le Comité des sanctions de sa volonté d’exécuter les décisions judiciaires à l’égard de GSDT. Aucune autorisation formelle n’est requise de la part du Comité et, passé un délai de dix jours, la Belgique peut en toute hypothèse aller de l’avant et exiger d’Euroclear de puiser, dans les fonds souverains libyens qu’elle détient, les sommes nécessaires au remboursement de GSDT.
Cette notification revient à vous-même, comme ministre des Finances, avant que vous ne la transmettiez à votre collègue des Affaires étrangères - lequel sert, en quelque sorte, de courroie de transmission.
Si j'ai introduit une question complémentaire, c'est parce qu'entre-temps j'ai pu prendre connaissance d'un courrier adressé le 24 août dernier par le président francophone du tribunal de l'entreprise, M. Paul D'Haeyer, au liquidateur de l'ASBL GSDT, M. le bâtonnier Alex Tallon.
Le président du tribunal rappelle aussi que l'État belge est déjà intervenu pour aider des entreprises belges, dont la FN Herstal, à récupérer leurs créances à l'égard de la Libye. Le président du tribunal estime que l'on peut déduire sans ambiguïté - c'est important et c'est pour cela que je le rajoute - que dans l'article 5 des statuts de la Libyan Investment Authority, cette entité est une émanation de l'État de libyen, créée et contrôlée par l'État libyen. Le président du tribunal conclut que les fonds de la LIA pourraient servir à payer les dettes de l'État de Libye.
Il me semble que ces éléments complémentaires viennent souligner l'urgence pour l'État belge d'enfin notifier au Comité des sanctions des Nations Unies le paiement de la somme due à l'ASBL GSDT grâce au dégel de fonds soutenus par la LIA en Belgique. Monsieur le ministre, allez-vous enfin exécuter cette demande légitime?
Je vous remercie pour votre réponse.
11.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Dallemagne, je vous remercie. Comme vous le savez, le dossier auquel vous faites référence connaît une longue histoire. Comme je suis nouveau en tant que ministre des Finances, je me suis informé auprès de mon administration. Sur la base des éléments qui m'ont été fournis, il est clair qu'il existe de sérieuses objections juridiques à la piste de notification au Comité des sanctions à New York.
En ce qui concerne votre question additionnelle, je prends bonne note du courrier du président du tribunal de l'entreprise francophone mentionnant les différents jugements à l'encontre de l'État libyen en faveur de GSDT mais, dans le cadre du règlement européen, ces jugements ont été rendus après la date de décision du gel et ne peuvent probablement pas être prises en compte.
11.03 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, j'entends votre réponse. Elle me surprend. Je dirais même qu'elle me choque parce que votre administration semble connaître le droit mieux que les tribunaux belges, que le tribunal administratif, que le tribunal de l'entreprise francophone de Bruxelles, que le bâtonnier Alex Tallon. Moi, j'entends ici qu'au contraire, il y a une autoroute pour vous sur le plan du droit pour notifier le Comité des sanctions.
Franchement, je ne comprends absolument pas la réponse de votre administration d'autant qu'elle n'argumente absolument pas. Je vous demande de développer des arguments pour tenter de me convaincre que votre administration a raison face à des décisions de justice qui sont claires. L'État libyen est allé en appel de ces décisions de justice. Il a perdu. Le tribunal de commerce de Paris a bien indiqué que les fonds souverains qui étaient basés ici en Belgique étaient évidemment une émanation de l'État de Libye. Le dégel des avoirs est évidemment prévu par l'article 21.
D'ailleurs, M. Goffin a très clairement répondu qu'il n'y avait aucune ambiguïté quant à la possibilité, pour la Belgique, de notifier le Comité des sanctions. Je ne vois pas non plus ce que la Belgique risque en notifiant ce comité.
Dans le pire des cas, le Comité des sanctions pourrait lui-même faire valoir des arguments, mais je ne comprends absolument pas la raison pour laquelle la Belgique n'accomplit pas cette démarche, alors qu'elle l'a fait pour des sociétés privées telles que la Fabrique Nationale (FN) de Herstal, qui ne bénéficiait pourtant pas de décisions de justice.
Je pense vraiment que vous exposez la Belgique à des poursuites par votre refus d'exécuter des décisions de justice définitives, et j'en prends bonne note.
Het incident is gesloten.
- Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les modalités de la taxe visant les épaules les plus larges" (55009350C)
- Wouter Vermeersch à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La taxe sur les "plus riches" ou "les épaules les plus larges"" (55009855C)
- Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De modaliteiten voor de invoering van een belasting voor de sterkste schouders" (55009350C)
- Wouter Vermeersch aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De "sterkeschouderstaks" of "rijkentaks"" (55009855C)
12.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, je suis content de suivre le nouvel avocat du prince Laurent pour poser ma question!
Monsieur le ministre, ma question concerne cette fameuse taxe sur ceux qui ont les épaules les plus larges ou sur ceux qui ont la plus grande part contributive, qui est mentionnée dans la déclaration de gouvernement De Croo. On a entendu, à son sujet, tout et son contraire. Vous comprendrez que l'on vous pose quelques questions afin d'en savoir un peu plus. Les contours plus précis doivent encore en être formalisés par vos soins, me semble-t-il. Néanmoins, vous pourriez nous donner quelques balises sur ce que sera cette taxe.
S’agira-t-il d'un impôt sur le patrimoine (stock) ou sur des flux? Les représentants de l'Open Vld évoquaient une taxe à l'occasion d'opérations? Quelles opérations? Des revenus, des plus-values… On ne sait pas très bien.
S’agira-t-il d’une taxe sur les comptes-titres? Le président du MR a dit que tout le monde sait bien qu'il s'agit de revendre la taxe sur les comptes-titres faite par le gouvernement précédent. On se souviendra qu'elle avait été annulée par la Cour constitutionnelle.
Les actions nominatives seront-elles visées par cette taxe?
La Libre Belgique du 6 octobre citait des libéraux, sans les identifier, qui affirmaient: "C’est aux socialistes, qui veulent cette taxe, à proposer une solution qui soit acceptable." Mais le premier ministre indique que c’est à vous de faire votre job et à vous qu'il revient de détailler cette taxe. De ces deux affirmations, quelle est celle qui est correcte?
Confirmez-vous que le rendement attendu se situe, à première vue, entre 150 et 300 millions d’euros? Depuis, j'ai pu lire dans la presse que vous l'estimiez à un montant entre 200 et 300 millions. J'en prends note. Mais pourquoi ce montant ne se retrouve-t-il pas dans le tableau budgétaire qui nous a été distribué par le gouvernement à la Chambre le jour où l'on s'est réuni au Parlement européen?
Confirmez-vous, comme l’a répété le président de l’Open Vld, Egbert Lachaert, que cette taxe sera symbolique, c'est-à-dire que c'est moins son rendement budgétaire qui compte que le symbole qu'elle représentera?
12.02 Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, de sterkeschouderstaks of de rijkentaks is politiek natuurlijk bijzonder interessant om te volgen. Blijkbaar moet die rijkentaks er snel komen. Wij gaan dit dossier niet laten aanslepen. Dat heeft geen zin. Het is beter om het onmiddellijk te regelen, dan zijn we ervan af. Het is een simpele redenering die vandaag aan de top van Open Vld gemaakt wordt. De rijkentaks is ook in het regeerakkoord opgenomen en is een stokpaardje van de socialisten. Hij kan maar beter meteen aangepakt worden. Dat die taks voor de liberalen niet aangenaam is, is nog een understatement. Onder meer Jong Open Vld toeterde op het liberale toetredingscongres dat zo'n vermogenstaks er zeker niet komt.
Ondertussen is het duidelijk dat er wel een politieke deal over gesloten is. In een interview met Le Soir van twee weken geleden nam MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez geen blad voor de mond. De liberalen hadden aanvaard dat er opnieuw een effectentaks zou komen. Concreet gaat het om een taks op transacties van meer dan 1 miljoen euro die meteen aan de bron zou worden afgehouden. Op die manier is een vermogenskadaster ook helemaal niet nodig. Dat is een veel grotere vrees van de liberalen.
Die boodschap sluit netjes aan bij wat de socialisten uiteindelijk willen. Vorige week gaf Paul Magnette een niet mis te verstaan schot voor de boeg in L'Echo. Daar zei de PS-voorzitter open en bloot dat er nu snel een voorstel moest komen voor een rijkentaks. Meteen richtte de PS-baas zich rechtstreeks tot u, de nieuwe minister van Financiën.
Hij zei dat het principe erin bestaat dat de rijksten een bijdrage van 1 procent leveren om de gezondheidszorg extra te financieren. De minister van Financiën moet een formule vinden die juridisch de meeste stabiliteit biedt. Zelf zei hij doodleuk geen minister te zullen spelen. Het is de minister van Financiën die met een voorstel moet komen, aldus Magnette, en liefst snel, want de nieuwe heffing moet inkomsten beginnen genereren vanaf 2021. Dat waren duidelijke instructies van de baas van de PS. Daarover heb ik vier concrete vragen.
Mijnheer de minister, is er al duidelijkheid over de techniek die zal worden gebruikt voor deze sterkeschouderstaks of rijkentax? Zal dit gebeuren onder de vorm van een nieuwe effectentaks?
Welke belastingplichtigen worden door deze nieuwe belasting geviseerd?
Wordt dit een structurele of een eenmalige belasting?
Zal de nieuwe belasting reeds inkomsten genereren in 2021, zoals de PS-baas het dicteert? Welk tijdstraject wordt hier vooropgesteld voor deze nieuwe belasting?
12.03 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, chers collègues, comme le stipule très clairement l'accord de gouvernement, le gouvernement soumettra une proposition lors du prochain contrôle budgétaire en mars 2021. Cela sera mis au point dans les semaines et mois à venir au cours de discussions parlementaires. Tous les aspects de cet impôt pourront être traités plus en détail.
Omdat er nog heel wat modaliteiten moeten worden afgesproken, is er momenteel nog geen budgettaire raming gemaakt. Dit zal ook gebeuren tegen de begrotingscontrole van maart 2021 en dan ook in de begrotingstabellen worden opgenomen.
12.04 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je voudrais vous remercier pour votre non-réponse. Je m'étonne de vous entendre dire qu'il n'y a pas d'estimation budgétaire. Dans la presse, néanmoins, vous donnez une estimation qui varie entre 200 et 300 millions d'euros. Votre réponse est donc différente selon que vous êtes devant un journaliste ou devant un député.
Quoi qu'il en soit, il est clair que le montant que vous avez communiqué à la presse n'est rien de plus qu'une taxe symbolique, ainsi que l'a souligné l'Open Vld, qui représente 0,06 % de la fortune des 1 % les plus riches. Il s'agit donc là d'une manière d'agiter une taxe sur les riches, mais qui n'aura aucune incidence concrète sur le plan budgétaire. Par conséquent et comme toujours, c'est la population qui va payer les taxes.
On se dirige d'ailleurs vers une nouvelle taxe sur les comptes-titres. Le président du MR a déclaré que c'était un secret de polichinelle: tout le monde le sait au sein du gouvernement, mais certains ne veulent pas le montrer. Une taxe sur les comptes-titres, cela signifie que, comme c'était le cas sous le gouvernement Michel, les plus grandes fortunes vont échapper à cet impôt. Je parle ici des milliardaires tels que les Boël, les Bertrand, les Janssen et autres. Ces grandes fortunes ne détiennent pas de comptes-titres mais des actions nominatives. Elles échapperont donc à cette taxe.
12.05 Wouter Vermeersch (VB): Mevrouw de voorzitster, ik denk dat de heer Van Hees het nooit zal toegeven, maar eigenlijk krijgt de PVDA gelijk in het regeerakkoord, ze krijgen hun zin. Er komt zo goed als zeker een extra belasting op vermogen. De PVDA heeft het gevraagd en de PVDA krijgt dit op een schoteltje. België kent reeds heel wat versnipperde vermogensbelastingen en behoort vandaag al tot de landen in Europa en de hele wereld met de hoogste ontvangsten uit vermogen. Daar wil deze regering nog een schepje bovenop doen.
De Vlaamse spaarders en de Vlaamse zelfstandigen in dit land zullen worden getroffen. Het regeerakkoord voorziet in, wat heet, een bijdrage van die personen die de grootste draagkracht of vermogen hebben. We weten natuurlijk allemaal wie dat zijn: de spaarders, vooral in Vlaanderen, die een appeltje voor de dorst hebben weggezet en de zelfstandigen, vooral in Vlaanderen, die een vermogen hebben opgebouwd om een veel te laag pensioen te compenseren. De Vlamingen zullen uiteindelijk het Vivaldigelag betalen, zoveel is duidelijk. PS-baas Magnette was bijzonder duidelijk. U gaat eigenlijk niet in tegen zijn dictaten. De slogan van deze nieuwe regering zal ongetwijfeld worden, zoals hier al werd gezegd: "Wallonië bepaalt en Vlaanderen betaalt".
L'incident est clos.
13 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La coordination de la lutte contre la fraude" (55009351C)
13 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De coördinatie van de fraudebestrijding" (55009351C)
13.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Merci madame la présidente. Ici, on a vraiment une question particulière parce que je l'ai introduite il y a treize jours et le gouvernement a déjà répondu à cette question hier. Donc j'ai l'impression d'avoir été entendu. Il s'agit de la question de la coordination de la lutte contre la fraude. La Vivaldi avait une partition et une composition d'orchestre. La partition ne correspondait pas à la composition d'orchestre puisque dans la partition, il était indiqué qu'on allait désigner un membre du gouvernement pour coordonner la lutte contre la fraude et dans la composition d'orchestre, on ne retrouvait aucun membre du gouvernement qui avait comme compétence de coordonner la fraude.
Visiblement, on s'est rendu compte de cette erreur. Je ne sais pas si c'est suite à la question que j'ai introduite ou par une autre voie. Toujours est-il qu'on a annoncé hier que vous seriez, monsieur le ministre, ce membre du gouvernement chargé de coordonner la lutte contre la fraude.
Je me permets donc de poser des questions suite à ce changement, de dévier un peu des questions d'origine et de constater que la fraude peut concerner beaucoup de ministres. La fraude économique peut concerner le ministre Dermagne; la fraude sociale, le ministre Vandenbroucke; la justice ou la police, M. Van Quickenborne. Et la fiscalité, vous, monsieur Van Peteghem. Comment concevez-vous alors cette coordination de la lutte contre la fraude? Quelle est votre vision par rapport à cette tâche?
13.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Merci, monsieur Van Hees. Conformément à l'accord de gouvernement, la lutte contre la fraude est inscrite comme priorité dans la mesure où la fraude sape le système fiscal, particulièrement dans les conditions actuelles de la crise sanitaire due au COVID-19.
Toute personne se doit de contribuer au financement nécessaire de nos soins de santé et du plan de relance. Je comprends votre question étant donné les compétences initiales présentes au début du gouvernement. Comme vous l'avez appris entre-temps, les compétences ont été actualisées lors du dernier Conseil des ministres et en même temps, les membres du comité ministériel pour la lutte contre la fraude fiscale et sociale ont été désignés.
Au sein de ce comité ministériel, en tant que président, je serai responsable de la coordination de la lutte contre la fraude en collaboration avec mes collègues. Par définition, la coordination signifie concertation et coopération. Chaque ministre reste en effet responsable de la lutte contre la fraude dans son propre domaine de compétence. Mais la force de ce gouvernement est de mettre la coordination au premier plan afin de lutter le plus efficacement possible contre la fraude.
C'est donc l'objectif principal du Comité ministériel. Au vu des nombreuses questions qui ont été posées par vous tous aujourd'hui, je me félicite également de l'importance que vous y attachez.
La prochaine étape est la reprise des activités du Collège pour la lutte contre la fraude fiscale et sociale. Au sein de ce Collège, toutes les administrations et institutions ainsi que le Collège des procureurs généraux élaboreront un plan d'action coordonné pour la lutte contre la fraude. Avec la compétence centralisée de la coordination de la lutte contre la fraude, la désignation des membres du Comité ministériel et la reprise des activités du Collège pour la lutte contre la fraude fiscale et sociale, les structures sont en place pour assurer une approche coordonnée de la fraude.
13.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je suis content d'avoir pu rappeler au gouvernement le contenu de son propre accord de gouvernement. Visiblement, pendant quelques semaines, le gouvernement avait oublié qu'il avait prévu de désigner un coordinateur de la lutte contre la fraude.
Malheureusement, cet oubli est de mauvais augure. Je ne fais pas de procès d'intention mais cela laisse entendre que cette lutte contre la fraude et la coordination de cette lutte n'est pas un point si important pour le gouvernement. Il a donc carrément oublié de mettre, dans la composition de l'orchestre, un responsable de la coordination. Il a fallu que j'introduise cette question pour qu'il s'en souvienne. Espérons que ce ne soit pas cela mais, malheureusement, on peut le craindre!
Het incident is gesloten.
14 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les manquements de Malte en matière de transparence" (55009392C)
14 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De tekortkomingen van Malta op het stuk van transparantie" (55009392C)
14.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Madame la présidente, monsieur le ministre, l'OCDE fait examiner régulièrement la politique d’un pays par les autres États membres.
Récemment, en matière de transparence et d'échange d'informations fiscales, le statut de Malte a été rétrogradé pour passer de "largement conforme" à "partiellement conforme".
Il est reproché aux autorités maltaises de ne pas être suffisamment transparentes quant à la propriété juridique et la comptabilité de certaines entreprises enregistrées dans l'île. La surveillance effective est faible, notamment sur les bénéficiaires effectifs des comptes bancaires. Quand on a connaissance de l'affaire FinCEN dont il a été question, tout à l'heure, on se rend compte de ce que cela représente.
En outre, la législation maltaise n'est pas conforme à la norme internationale en ce qui concerne l’identification des personnes physiques bénéficiaires effectifs de fiducies. Il existe environ 12 000 entreprises inactives enregistrées à Malte. Les informations sur leurs propriétaires et leur comptabilité manquent régulièrement. À cela vient s'ajouter un manque de coopération manifeste de Malte pour communiquer les informations demandées par des pays tiers.
Bref, comme le résume Quentin Parrinello, porte-parole de l'ONG Oxfam, "des personnes peuvent se cacher à Malte tout en y réalisant des affaires".
En février dernier, Panama qui avait fait l'objet d'une même classification partiellement conforme par l'OCDE avait été réintégrée dans la liste noire des paradis fiscaux de l’Union européenne.
Aujourd’hui, un pays européen ne répond pas aux standards internationaux. Il devrait donc logiquement intégrer la liste noire européenne. La question se pose ici de savoir si on peut faire figurer, sur cette liste, des États membres de l'Union.
Monsieur le ministre, allez-vous plaider au niveau européen pour que Malte soit reprise sur la liste noire européenne? Envisagez-vous de placer Malte sur la liste belge des paradis fiscaux reprise à l’article 179 de l'AR/CIR en vertu de l'article 307 du CIR 92 ou de considérer l’île comme visée par l’article 307 dudit Code?
14.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, le peer review de Malte, en matière de transparence et d'échanges de renseignements sur demande, organisé par le Forum mondial, a effectivement abouti à une évaluation de "partiellement conforme". Le rapport d'évaluation est public et est mis à disposition sur le site internet de l'OCDE. Le résultat de ces évaluations par le Forum mondial est pris en considération comme critère lors de l'établissement de la liste de l'Union européenne des territoires non coopératifs. Celle-ci concerne également des États tiers.
En ce qui concerne les États de l'Union européenne, le cadre européen offre suffisamment de garanties dans la mesure où les lacunes des États membres, par exemple en matière de transparence, font l'objet d'un suivi. Cela permet à la Commission européenne de prendre contact de manière bilatérale avec l'État membre en question, en vue d'assurer que les recommandations du Forum mondial fassent l'objet d'un suivi adéquat et dans les délais.
La déclaration des pays membres d'un montant total de minimum 100 000 euros visée à l'article 307, § 1er/2, CIR 92, vise notamment des juridictions qui sont considérées par le Forum mondial sur la transparence et l'échange de renseignements à des fins fiscales comme des États "n'ayant pas mis effectivement ou substantiellement en oeuvre le standard sur l'échange de renseignements sur demande".
Le gouvernement soutient l'amélioration de la transparence internationale notamment dans le Code de conduite. Dans le prolongement de cette démarche, je demanderai à mon administration d'analyser les conséquences du rapport de l'examen par les pairs du Forum mondial en matière de transparence et d'échanges de renseignements, et si nécessaire d'élaborer des directives.
Les juridictions avec une notation "non conforme" ou "partiellement conforme" ne sont pas visées par l'article 179 de l'arrêté royal CIR 92.
14.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, cela pose toute la question que les organisations comme Oxfam ou le Réseau pour la Justice Fiscale pointent du doigt. Il s'agit du fait que, parmi les plus redoutables des paradis fiscaux qui donnent des avantages aux grandes entreprises et aux multinationales, on trouve les îles Caïman dont on a parlé tout à l'heure, mais également une série d'États européens comme le Grand-Duché de Luxembourg, les Pays-Bas, Malte ou l'Irlande. Partiellement même, la Belgique, quoiqu'un peu moins peut-être maintenant. À un moment, elle était pointée du doigt. Le problème est donc que l'Union européenne refuse de mettre sur liste noire ces pays qui pourtant, dans les faits, si l'on voit la réalité des choses, sont de véritables paradis fiscaux très dommageables pour les finances publiques de nombreux États.
Le fait que Malte soit pointée du doigt démontre que l'Union européenne applique aux autres ce qu'elle n'applique pas à ses propres États membres. On a un peu la même chose pour la Belgique. Vous pouvez vous cacher derrière des considérations sur la définition des pays repris à l'article 179 de l'arrêté royal d'application du CIR 92, mais le fait est que s'il y a une liste établie pour désigner les paradis fiscaux, et que des paradis fiscaux notoires ne s'y trouvent pas, c'est qu'il existe un problème dans l'élaboration de cette liste.
Het incident is gesloten.
15 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les 3,62 milliards d'euros de recettes TVA perdus par la Belgique en 2018" (55009393C)
15 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De 3,62 miljard euro aan btw-ontvangsten die België in 2018 zou zijn misgelopen" (55009393C)
15.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Le problème de l'écart de TVA touche la Belgique depuis déjà quelque temps.
La Commission européenne a indiqué récemment que, selon les dernières données disponibles, la Belgique aurait perdu 3,62 milliards d’euros de recettes TVA en 2018. Il s’agit de montants que notre pays aurait théoriquement pu récolter sans les fraudes, les faillites, l’insolvabilité d’entreprises, l’évasion fiscale ou des erreurs dans les calculs et la perception par l’administration. En bref, il s'agit de la différence entre la TVA qu'on aurait dû percevoir et celle qu'on touche réellement.
L'écart de TVA de la Belgique représente 10,4 % de la TVA théoriquement exigible. Certes, ce pourcentage a légèrement diminué par rapport à l’année précédente, mais notre pays se retrouve toujours à la dix-huitième position du classement (du meilleur au pire élève), derrière tous ses voisins.
J'avais déjà interrogé votre prédécesseur à ce sujet via une question écrite. Il m'avait répondu que la fraude fiscale ne représentait qu'une infime partie de cet écart, tout en indiquant que le rapport du CASE ne permettait pas de déterminer l’origine de l'écart. J’espère que, depuis lors, vous avez demandé à votre administration de mener sa propre enquête.
Quels sont, selon vous, les principaux facteurs expliquant cet écart de TVA?
Dans l’état d'avancement des projets d'étude relatifs à l'écart belge du 27 novembre 2019, le service d’étude de votre administration a indiqué qu’un nouveau projet avait été lancé en mai 2019 dans le but de "développer un modèle pour l'estimation de l'écart de TVA pour les indépendants et les PME. Les premiers résultats préliminaires sont attendus d'ici fin décembre 2019." Quels sont l’état d’avancement et les éventuels résultats de ce projet?
Comment expliquez-vous que la Belgique ne parvienne pas à réduire significativement son écart de TVA, qui reste beaucoup plus élevé que dans les pays voisins? Pendant la période considérée, les Pays-Bas, par exemple, ont divisé par deux leur écart de TVA, alors que nous l'avons à peine réduit. Quelles sont, dès lors, les mesures mises en place pour réduire cet écart de TVA?
L'administration ne manque-t-elle pas d'agents TVA? C’est en tout cas ce qui nous revient du terrain. Pouvez-vous me donner l’évolution annuelle du nombre d’agents TVA des centres de contrôle depuis le fameux "basculement" au sein du SPF Finances?
15.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, vous vous référez au rapport annuel élaboré pour le compte de la Commission européenne par le bureau d'études polonais CASE, qui recourt à cette fin à une méthodologie top-down basée sur les comptes nationaux. La dernière édition de cette étude estime en effet l'écart de TVA belge à 3,62 milliards d'euros en 2018, soit 10,4 % des recettes théoriques de la TVA. Il est nettement inférieur à celui de 11,5 % en 2017 et de 12,2 % en 2015. En outre, dans une première estimation pour 2019, CASE prévoit une nouvelle réduction à 9,4 %.
En Belgique, les comptes nationaux sont établis par l'Institut des comptes nationaux. La TVA théoriquement due est estimée sur cette base. Cette méthode implique donc que chaque révision des comptes nationaux mène à une révision de cette estimation, même si les recettes TVA déclarées restent inchangées.
Le SPF Finances travaille sur un modèle permettant d'aborder autrement l'écart de TVA en le dérivant des résultats des contrôles fiscaux. Les résultats préliminaires en 2014-2016 pour les indépendants et les PME indiquent un écart de TVA d'un ordre de grandeur similaire aux résultats des estimations macro-économiques, autrement dit un écart d'environ 10 %. L'analyse est maintenue étendue aux données les plus récentes. Les résultats peuvent être attendus dans le courant 2021.
S'agissant du commerce électronique, une modification fondamentale du régime TVA permettra d'en améliorer la perception et de réduire la fraude en ce domaine. Plus généralement, la récente communication de la Commission concernant un plan d'action pour une fiscalité plus équitable et simplifiée, à l'appui de la stratégie de relance, contient en outre de multiples initiatives nouvelles en la matière, aussi bien sur le plan conceptuel qu'opérationnel, qui contribueront à la réduction de l'écart de la TVA.
Sur le plan national, nous poursuivrons nos efforts dans le renforcement, l'élargissement, l'optimisation et la modernisation des outils opérationnels mis à la disposition des services de contrôle. Je citerai le développement du réseau Eurofisc, la datamining et la mise en œuvre des instruments performants d'analyse des risques tels que la Transaction Network Analysis.
Enfin, l'Administration générale de la fiscalité s'organise au mieux afin de limiter et de rectifier au maximum les erreurs commises par les assujettis et ce, notamment par le lancement de plusieurs actions dont des actions de gestion et de contrôle portant sur différents sujets, afin de couvrir les risques au maximum.
Depuis 2018, plusieurs nouvelles initiatives ont été prises afin d'intensifier la lutte contre les abus en ce qui concerne par exemple l'auto-liquidation, l'utilisation abusive de numéros de TVA radiés, les abus liés à des régimes non déposants ou des activités non enregistrées à la TVA.
À la suite de changements législatifs, une nouvelle action de contrôle a été organisée depuis fin 2019 visant à vérifier le bien-fondé des crédits TVA dont le remboursement mensuel a été demandé par les assujettis au cours de leurs 24 premiers mois d'activité.
Au niveau des actions plus générales, l'Administration générale de la fiscalité combine des règles business rules avec des techniques de datamining qu'elle essaie d'améliorer constamment entre autres avec la collaboration des experts du terrain. Le nombre de collaborateurs spécialisés en TVA et est en effet en baisse du fait des départs à la retraite. L'Administration a déjà pris les mesures nécessaires pour répondre à cette demande. L'Administration attache une grande importance aux besoins en matière de TVA lors de l'allocation des ressources pour le remplacement une à une des équipes de contrôle.
En outre, le plan de personnel 2020 a identifié comme priorité des ressources supplémentaires pour le renforcement des contrôles de la TVA. Enfin, de manière plus générale, je tiens à rappeler la volonté du nouveau gouvernement de réduire sensiblement ce VAT gap pour le faire passer au niveau de nos pays voisins, comme le prévoit explicitement l'accord du gouvernement.
15.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, la réduction de ce gap TVA figure effectivement dans l'accord de gouvernement. C'est un vieux problème belge. Je vais suivre de près cette évolution, parce que voilà des années que cela dure. Je l'avais dit dans ma question: il y a une légère baisse de la TVA, mais l'écart se creuse avec les pays voisins. Si le but du gouvernement, comme indiqué dans l'accord de gouvernement, est de réduire non seulement le gap TVA, mais aussi l'écart avec les pays voisins, il y a du pain sur la planche.
La question des agents TVA et de leur très petit nombre est un réel problème. Je vous avais demandé des chiffres. Je comprends que vous venez de prendre vos fonctions et que nombre de questions sont posées aujourd'hui. Je reviendrai quand même sur ces chiffres parce que je pense qu'il est important de pouvoir suivre la réalité des choses de manière chiffrée. Je pense que le peu d'agents TVA fait partie du problème. Alors, on essaie de résoudre cela par la polyvalence, en faisant en sorte que des agents aux contributions se chargent des matières TVA, mais visiblement, il faut constater que cela ne fonctionne guère.
Het incident is gesloten.
16 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La consultation du registre UBO et l'identification des bénéficiaires effectifs" (55009394C)
16 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het raadplegen van het UBO-register en het identificeren van de uiteindelijke begunstigden" (55009394C)
16.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, j'avais déjà abordé cette question avec votre prédécesseur.
Après des mois de non-fonctionnement du site internet du SPF Finances, la consultation des bénéficiaires effectifs par le grand public est enfin opérationnelle (et payante!) pour le registre UBO. Toutefois, certaines des données fournies posent question.
Ma question est d’ordre général mais, pour plus de clarté, je prends un exemple, celui de la société Domanoy, société immobilière de la famille Boël dont le bénéficiaire effectif mentionné, détenant 33,33 % du capital, est "Boël" sans autre mention. Pourtant, l’article 9, § 1er de l’arrêté royal du 30 juillet 2018 stipule que les membres du grand public peuvent avoir accès aux informations visées à l’article 3, § 1er, 1°, 4°à 7°, 9° et 11°à 15°, c’est-à-dire aux noms, mois et année de naissance, pays de résidence, nationalité, etc. Tout cela n’apparaît pas dans l’exemple cité. Et ces mêmes absences se retrouvent pour une série d’autres sociétés.
Pourquoi les différentes données d’identification prévues à l’article 9, § 1er de l’arrêté royal ne se retrouvent-elles pas, le cas échéant, dans le registre UBO consultable par le grand public?
S’agit-il de données non fournies par les sociétés concernées ou est-ce l’administration qui occulte ces informations lorsqu'elle les met à disposition du grand public?
Dans l’hypothèse où l’administration occulterait ces informations, est-ce à la demande des bénéficiaires effectifs concernés, selon la dérogation prévue à l’article 16 de l’arrêté royal?
Combien de demandes de dérogation en vertu de cet article 16 ont-elles été adressées à l’administration? Combien ont-elles été acceptées par l’administration?
Cette dérogation prévue par l’arrêté royal est-elle conforme à la loi et à la directive européenne dont il découle?
16.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Madame la présidente, monsieur Van Hees, la question relative à l'accessibilité aux informations visées à l'arrêté royal du 30 juillet 2018 par les membres du grand public est connue de l'Administration générale de la Trésorerie. Des développements informatiques sont en cours pour rendre cette information accessible. Cela devrait être le cas à partir de la mi-décembre 2020.
En ce qui concerne vos questions relatives à l'article 16 de l'arrêté royal susmentionné, à ce jour, 1 460 demandes de dérogation ont été introduites: 967 demandes portaient sur des mineurs d'âge ou incapables et ont, dès lors, été acceptées et 76 demandes de dérogation ont été refusées. Les demandes pendantes sont en cours de traitement et les décisions seront notifiées aux bénéficiaires effectifs concernés dans les prochaines semaines.
Par ailleurs, la dérogation prévue par l'arrêté royal est également prévue dans la directive. La Commission européenne n'a pas soulevé d'objection quant à la conformité de l'article 16 avec la directive européenne que vous mentionnez.
16.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, pourriez-vous repréciser le nombre de demandes introduites?
16.04 Vincent Van Peteghem, ministre: Il y a 1 460 demandes.
16.05 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Si j'ai bien compris, une partie de ces demandes n'a pas encore été traitée. Nous attendons donc. Je note que 76 demandes ont été refusées et que les 967 demandes accordées concernent uniquement des mineurs d'âge. Il semblerait donc qu'il n'y ait pas d'autres cas.
Du coup, je n'ai pas d'explication sur le motif du refus du cas que j'expose dans ma question. Je suis également étonné de vous entendre dire que ce sera opérationnel pour décembre 2020, alors que j'ai pu y avoir accès en septembre. Les informations sont un peu contradictoires, à moins que cela ait été disponible à un moment et indisponible par la suite.
Monsieur le ministre, je reviendrai sur cette question pour obtenir l'ensemble des réponses aux demandes introduites.
Het incident is gesloten.
17 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La durée pour obtenir les informations allemandes sur les Panama Papers" (55009395C)
17 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het lange wachten op informatie uit Duitsland over de Panama Papers" (55009395C)
17.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur ministre, nous sommes actuellement occupés par l'affaire des FinCEN files, mais les Panama Papers se rappellent encore à notre bon souvenir. En effet, en Belgique, il a fallu particulièrement beaucoup de temps pour obtenir des informations de la part des autorités allemandes.
La réponse de votre prédécesseur à ma question écrite n° 518 du 26 août 2020, dans laquelle je l’interrogeais sur l’acquisition auprès des autorités allemandes des données Panama Papers concernant des contribuables belges, indique que l’Inspection spéciale des impôts a obtenu ces données le 25 août 2020.
Monsieur le ministre, pourquoi a-t-il fallu plus de quatre ans pour avoir ces données? En effet, les fuites relatives aux Panama Papers datent d’avril 2016.
Avez-vous identifié des problèmes structurels qu’il conviendrait de résoudre afin de ne plus subir de tels délais à l'avenir? Puisque visiblement, les fuites concernant des problèmes fiscaux ou de blanchiment d'argent s'accumulent de plus en plus. J'aimerais bien que la Belgique ne soit plus un mauvais élève et qu'il ne faille plus quatre années à l'avenir pour un échange d'informations. Des mesures structurelles pour résoudre cela sont-elles prévues?
17.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur, comme précisé dans la réponse de mon prédécesseur à votre question parlementaire n° 518 du 26 août 2020, l'Inspection spéciale des impôts a immédiatement pris contact avec le Bundeskriminalamt (BKA) en Allemagne, à savoir l'Office fédéral de police criminelle, dès qu'elle a eu connaissance du fait que la police allemande disposait d'informations relatives aux Panama Papers.
En réponse à nos sollicitations, le BKA nous a informé qu'il ne pouvait pas échanger avec l'ISI, car elle ne dispose pas de pouvoirs de police et n'intervenait pas dans le cadre d'une démarche judiciaire.
Nous leur avons alors proposé une alternative en utilisant le fisc allemand comme intermédiaire, quand il en disposerait. Cette démarche n'a finalement abouti qu'en août 2020.
17.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je pensais que nous allions avancer un peu par rapport à la question que j'avais posée à votre prédécesseur, mais vous ne faites que répéter sa réponse. Mes questions allaient un peu plus loin. Savoir pourquoi il avait fallu tant de temps et ce qui serait mis en place pour résoudre ces problèmes de délais. Visiblement, il n'y a pas de réponse à cela. Cela n'augure pas de bonnes choses pour l'avenir pour obtenir les informations des autorités d'un autre pays dans une affaire similaire. Mais bon, j'en prends note!
Het incident is gesloten.
18 Question de Marco Van Hees à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "Les frais d'assistance juridique pour la rédaction de la loi de garantie aux banques" (55009396C)
18 Vraag van Marco Van Hees aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De kosten voor juridisch advies voor de wet m.b.t. de staatswaarborg voor de bankensector" (55009396C)
18.01 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, lors d'une présentation par l'ancien ministre du Budget David Clarinval (qui exerce maintenant d'autres fonctions), en commission des Finances de la Chambre, le mardi 15 septembre dernier, nous avons appris que le cabinet du ministre des Finances, qui à l'époque était Alexander De Croo (aujourd'hui premier ministre), a payé ou a fait payer près d'un demi-million d'euros – 486 000 euros pour être précis – au cabinet d'avocats Eubelius pour l'assistance juridique apportée à la rédaction du projet de loi sur la garantie d'État au secteur bancaire. Mon étonnement est triple, monsieur le ministre.
Premièrement, je m'inquiète de voir les membres du gouvernement recourir, de plus en plus, au privé pour des tâches qui pourraient être réalisées par des membres des cabinets et de l'administration.
Deuxièmement, il est troublant de voir, une énième fois, Eubelius vendre ses services à l'État, sachant que ce cabinet d'avocats a été fondé par celui qui, jusqu'il y a peu de temps, était encore ministre de la Justice, Koen Geens.
Troisièmement, la dépense interpelle, pour une simple assistance à la rédaction d'un projet de loi qui compte à peine 21 pages et qui ne se démarque pas par une grande complexité.
Monsieur le ministre, j'en viens à mes questions.
Ce recours à Eubelius a-t-il fait l'objet d'un appel d'offres? Dans l'affirmative, pouvez-vous me fournir cet appel d'offres?
Pouvez-vous me fournir le contrat conclu avec Eubelius et leur note d'honoraires? Á quel tarif Eubelius a-t-il facturé ces prestations? Combien d'heures ont-elles été prestées par Eubelius et quelle est la ventilation de ces heures pour les différents aspects de l'assistance apportée à la rédaction du projet de loi?
Hormis Eubelius, quelles autres entreprises se sont-elles inscrites pour ce marché public et quel était leur tarif horaire et global proposé?
Enfin, quels sont les motifs du choix opéré en faveur d'Eubelius?
18.02 Vincent Van Peteghem, ministre: Monsieur Van Hees, il n'a pas été recouru à un nouveau marché. L'Administration générale de la Trésorerie a utilisé le marché existant de fourniture de services juridiques par des avocats particulièrement en matière de droit européen et international. Ainsi, dans le cadre de la procédure négociée directe avec publicité préalable ayant pour objet la fourniture de services juridiques par des avocats pour le compte de l'Administration générale de la Trésorerie (lot 3: droit européen et droit international), mon prédécesseur a décidé, en date du 19 octobre 2019, d'attribuer le marché aux cabinets suivants. Je cite dans l'ordre: Eubelius CVBA, Van Bael & Bellis SNC, Covington & Burling LLP.
Je dispose aussi des chiffres et des tarifs horaires pour Eubelius, Van Bael & Bellis et Covington & Burling. La lecture de ce document serait fastidieuse. Si vous l'estimez nécessaire, je peux vous communiquer ces données par écrit.
Quoi qu'il en soit, la facture totale des prestations aux tarifs horaires prévus dans l'offre représente un montant de 395 204,04 euros hors TVA. Eubelius a travaillé sur la mise en place de la réglementation et sur la notification à la Commission européenne des deux systèmes de garantie et sur la prolongation du premier.
Il n'a pas seulement été tenu compte des tarifs horaires, mais aussi de la qualité. Ainsi, on peut relever que le cabinet Eubelius a fait état de nombreuses publications en matière de droit de la concurrence.
18.03 Marco Van Hees (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Vous pourriez peut-être m'envoyer par mail les données chiffrées que vous n'avez pas prononcées oralement.
Je m'étonne du montant. Je vais analyser les documents, les chiffres, les factures, s'il s'agit bien de ce que vous allez me donner. Je m'étonne d'un tel montant: 486 000 euros ou 395 000 euros hors TVA. C'est quand même un montant énorme pour une tâche de ce genre. Je suis vraiment étonné et curieux de voir le nombre d'heures qui ont été prestées pour cela.
Je trouve assez surprenant le fait qu'il n'y ait pas de nouveau marché pour un tel montant. Le fait que ce soit toujours Eubelius qui apparaisse et qui soit retenu par le gouvernement alors que ce cabinet d'avocats a été fondé par celui qui était à ce moment-là un des membres de ce gouvernement est d'autant plus troublant. Tout est un peu troublant dans cette affaire, monsieur le ministre. J'attends vos documents pour pouvoir les analyser.
L'incident est clos.
19 Vraag van Kurt Ravyts aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Het onderzoek van de federale Ombudsman met betrekking tot het VVA" (55009416C)
19 Question de Kurt Ravyts à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "L'enquête du Médiateur fédéral relative à la PDS" (55009416C)
19.01 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, na een half uurtje jagen op de rijken, de bankensector en de ondernemingen dalen we af naar de ongeveer 4 miljoen Belgen die een beroep kunnen doen op het voorstel van vereenvoudigde aangifte of VVA. Dat is de belangrijkste manier geworden voor de aangifte van de personenbelasting. Uit een onderzoek van de federale ombudsman, dat van het voorjaar dateert maar enkele weken geleden volledig werd gepubliceerd, blijkt dat heel wat burgers vandaag hun VVA nauwelijks kunnen controleren. De complexiteit van de fiscale regelgeving in dit land vormt een van de grootste hinderpalen, opdat het VVA zou resulteren in de juiste belastingheffing. Belastingexpert Michel Maus, u zeker niet onbekend, heeft dat reeds bevestigd. Er is nood aan fiscale hervorming, wat wel een ander onderwerp is, maar onrechtstreeks zweeft dat natuurlijk wel op de achtergrond.
In het kort bestek van een mondelinge vraag kan ik slechts verwijzen naar twaalf aanbevelingen, één aan het federale Parlement en elf aan de FOD Financiën. Daarover wil ik graag met u in gesprek gaan. Uw voorganger, de heer De Croo, antwoordde destijds dat de FOD Financiën op 4 maart 2020 met de ombudsman samen had gezeten en volledig wil meewerken aan een oplossing. Hij herinnerde er ook aan dat de belastingplichtige heel wat correctiemogelijkheden, rechtstreeks via Tax-on-web bijvoorbeeld heeft. Zelfs als men na ontvangst niet reageert op een VVA met fouten, kan men nog altijd een bezwaarschrift indienen, zodra men het aanslagbiljet ontvangt. Desalniettemin lijkt het mij belangrijk dat er gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen. Kunt u oplijsten hoe de FOD Financiën met de hem gerichte aanbevelingen omgaat of hieraan reeds gevolg heeft gegeven?
19.02 Minister Vincent Van Peteghem: Zoals de federale ombudsman opmerkt, blijft mijn administratie de kwaliteit van de voorstellen van vereenvoudigde aangifte of VVA jaar na jaar verbeteren en besteedt zij daarbij ook veel aandacht aan de leesbaarheid ervan. De verschillende aanbevelingen van de federale ombudsman zullen in de komende jaren uiteraard een leidraad vormen voor mijn administratie bij de verbetering van het VVA. Sommige aanbevelingen kunnen zonder al te veel moeite worden uitgevoerd. Andere botsen uiteraard op technische beperkingen.
Wat de aanbeveling inzake informatie aan de burger betreft, wil ik u eraan herinneren dat heel wat informatie al beschikbaar is, zowel op het VVA als op de website van de FOD Financiën. Ook tijdens de persconferentie over de aangifte in de personenbelasting worden bepaalde belangrijke boodschappen overgebracht. Wat eventuele ontbrekende, onvolledige of onjuiste informatie betreft, beklemtoont mijn administratie nu al dat het risico op fouten groter is voor bepaalde gegevens. Toch zal ze trachten de informatie hiervoor op de site en op het VVA te verbeteren.
Wat de hulp bij het nazicht betreft, kan mijn administratie de aanbeveling van de federale ombudsman om fysieke bijstand te verlenen tijdens invulsessies voor de doelgroep van het VVA, niet volgen. Voor die doelgroep blijkt telefonische hulp het meest geschikte en efficiënte kanaal. Het nazicht van het VVA, waarvan de gegevens grotendeels, zo niet volledig, vooraf zijn ingevuld, kan gemakkelijk via dat kanaal gebeuren, aangezien de medewerkers van mijn administratie gewend zijn om aan de doelgroep relevante vragen te stellen. Dat werd dit jaar bevestigd. De telefoonlijnen voor de doelgroep zijn namelijk op grote schaal gebruikt.
Mijn administratie kan ook niet gunstig reageren op de aanbeveling om buiten de normale aangiftetermijn telefonische en fysieke bijstand te verlenen aan de belastingplichtige of aan de doelgroep van het VVA, die vanwege de coronacrisis die bijstand niet konden krijgen. Alle belastingplichtigen konden immers telefonische bijstand krijgen bij de verificatie van hun VVA.
Wat de motieven voor uitsluiting van de doelgroep voor het VVA betreft, zal mijn administratie de belastingplichtigen informeren dat zij niet langer deel uitmaken van de VVA-doelgroep en dat zij voortaan een aangifte via tax-on-web of op papier moeten indienen. Om technische redenen kan die brief niet individueel de precieze reden voor de uitsluiting vermelden.
Wat de aanbeveling met betrekking tot de toewijzing van kinderen ten laste betreft, zal mijn administratie haar interne instructies verbeteren om de belastingplichtige via de site en op het VVA zelf beter te informeren over de financiële gevolgen van zijn keuze en over de mogelijkheid om die keuze in de toekomst te handhaven.
19.03 Kurt Ravyts (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer omstandige en accurate antwoord.
Het laatste was natuurlijk een teer punt in het onderzoek. Een van de problemen was het niet-passend criterium om de kinderlast in het VVA en tax-on-web toe te wijzen. Ik vind het zeer goed dat de interne instructies zullen worden aangepast en verbeterd.
L'incident est clos.
20 Vraag van Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De staatsschuld" (55009432C)
20 Question de Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La dette de l'État" (55009432C)
20.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, wij hebben een regeerakkoord ontvangen dat op heel wat punten nogal vaag is. Wij weten niet precies wat er allemaal achter schuilt.
Ik weet niet of er veel in uw Atomaschriftje staat. Ik weet wel dat er van alles niet in het regeerakkoord blijkt te staan. Dat is een eerste vaststelling.
De tweede vaststelling is dat er meer dan anderhalf jaar nodig was om een regering te vormen na de verkiezingen. Ik meen dat er zo'n 16 opdrachthouders waren, die heel wat teksten hebben geschreven. Meest opvallend was de tekst van de heer Lachaert en de heer Rousseau, die de basis geworden is van het regeerakkoord.
Als men die twee vergelijkt, valt op dat er een aantal zaken is overgenomen, maar ook een aantal zaken niet.
Het is al in de vraagstelling duidelijk geworden: het is niet omdat een aantal zaken er niet in staat, dat er blijkbaar geen afspraken over zijn. Er zijn extra verduidelijkingen gegeven.
Ook mij is een aantal passages opgevallen met zinnen die blijkbaar geschrapt zijn. Vandaar deze reeks vragen. Ik wil weten waarom dat zo is. Is dat een doelbewuste keuze, of is dat niet het geval?
Deze vraag gaat over de staatsschuld. In de nota van de heer Lachaert en de heer Rousseau stond dat er bijzondere aandacht moest zijn voor de staatsschuld en vooral voor de zeer lage rente die wij nu daarop betalen, maar dat wij moeten oppassen, want op langere termijn zou dat wel eens kunnen veranderen. Wat kan daaraan gedaan worden en hoe kan die staatsschuld dalen? Door niet-strategische activa of overheidsparticipaties te verkopen. Daar is een aantal voorwaarden voor. Dat moet onder gunstige marktomstandigheden gebeuren, er mogen geen strategische assets worden verkocht want die participaties leveren normaal ook inkomsten op voor de Staatskas.
Dit laatste deel, het deel over de verkoop van participaties staat niet in het finale regeerakkoord. Is dat een doelbewuste keuze? Betekent dit dat die oefening niet zal worden gemaakt en dat die zaken niet in overweging genomen worden?
Betekent dit dat u er wel van uitgaat dat de intrestvoeten laag zullen blijven op langere termijn, terwijl dat anders werd voorgespiegeld in de nota van de heer Lachaert?
20.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Loones, ik dank u voor deze vraag en voor al uw volgende vragen. U hebt blijkbaar veel tijd gehad om verschillende versies van documenten te vergelijken met het regeerakkoord. Ik hoop dat u daarvoor ook de tool in Word hebt gevonden die een vergelijking tussen twee documenten heel gemakkelijk maakt.
In antwoord op deze vraag en op uw volgende vragen kan ik u zeggen dat ik mij als minister volledig aan het regeerakkoord houd.
Met betrekking tot uw vraag over de staatsschuld, heeft het Federaal Agentschap van de Schuld in zijn laatste prognoses voor het Monitoringcomité rekening gehouden met een lichte en graduele stijging van de interesten voor de jaren 2020 tot 2024. Ik kan u die cijfers bezorgen mocht u daarin geïnteresseerd zijn.
Het regeerakkoord voorziet niet in een verkoop van overheidsactiva, maar dat sluit uiteraard niet uit dat deze regering daarover alsnog kan beslissen.
20.03 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, ik dank u voor dit duidelijk antwoord. "We doen het niet, maar we sluiten het niet uit" wat ik als veelzeggend beschouw.
Ik wil u aanmoedigen om die piste niet uit te sluiten als er daaraan nood zou zijn en als er markconforme opportuniteiten zouden zijn om een aantal zaken te doen. De overheid hoeft niet alles te doen. Ze hoeft bijvoorbeeld geen bankier te zijn. Op dat vlak komen er in de toekomst zeker nog een aantal vragen.
L'incident est clos.
21 Vraag van Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De ondernemersaftrek" (55009436C)
21 Question de Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La déduction pour entrepreneurs" (55009436C)
21.01 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, de ondernemersaftrek is nog iets wat in de nota van de heer Lachaert stond.
Wij weten dat er een belastingverlaging is gekomen voor de vennootschappen, maar dat ze niet van toepassing is voor zelfstandige eenmanszaken. Daarom stond in de nota Lachaert-Rousseau dat er ook een ondernemingsaftrek voor zelfstandige eenmanszaken zou komen. Dat was de trofee van de Open Vld.
Deze aftrek staat evenwel niet in het finale regeerakkoord.
Is dat een doelbewuste keuze? Is dat iets wat de Open Vld graag had binnengehaald, maar uiteindelijk niet is gegund?
21.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijn antwoord kan zeer kort zijn. De regering zal uitvoeren wat in het regeerakkoord staat en daarover te gepasten tijde communiceren.
21.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, daaruit maak ik op dat Open Vld helaas naar die trofee zal kunnen fluiten en dat eenmanszaken deze belastingverlaging die wij steunen, niet zullen krijgen.
L'incident est clos.
22 Vraag van Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Groene renovatie" (55009443C)
22 Question de Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La rénovation verte" (55009443C)
22.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, in het regeerakkoord staat: 'In het kader van het sociaal woningbeleid zal het verlaagd btw-tarief van 6 % voor de afbraak en de heropbouw van gebouwen worden uitgebreid".
Geldt dit alleen voor de renovatie van sociale woningen? Of gaat het over het beleid dat sociaal moet zijn? Wil men hiermee tegemoetkomen aan mensen die minder kapitaalkrachtig zijn? Kunnen ook mensen die niet in een sociale woning verblijven van het verlaagd tarief van 6 % gebruikmaken?
In een vorige ontwerptekst van de heren Lachaert en Rouseau was men daarin wat explicieter en had die 6 % ook betrekking op isolatienormen, energieprestaties en investeringen in hernieuwbare energie. Dat vinden wij niet terug in het uiteindelijke regeerakkoord.
Kunt u hierbij meer duiding geven?
22.02 Minister Vincent Van Peteghem: Deze materie zal het voorwerp uitmaken van de programmawet die binnenkort door de regering zal worden ingediend. Wij zullen in een regeling voorzien, met name de uitbreiding van het verlaagde tarief van 6 % voor de afbraak en heropbouw van gebouwen tot het hele Belgische grondgebied.
Door te focussen op de afbraak en heropbouw van gebouwen zal die maatregel natuurlijk vooral een belangrijke positieve ecologische impact hebben, rekening houdend met de strenge huidige vigerende normen van energieprestaties voor nieuwe woningen.
Als u vragen hebt over de concrete invulling van dit ontwerp zult u moeten wachten op de indiening van de programmawet.
22.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
De verlaagde aftrek zal dus niet alleen gaan over sociale woningen. Ook mensen die aan hun woning willen werken, kunnen dus van die verlaging gebruikmaken.
L'incident est clos.
23 Vraag van Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Groene fiscaliteit" (55009458C)
23 Question de Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La fiscalité verte" (55009458C)
23.01 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, als wij kijken naar de ambities op het vlak van klimaat en klimaatfiscaliteit, staat er een interessante zin in het regeerakkoord. Uw ambitie is om de fiscaliteit te bestuderen om deze klimaat- en milieuvriendelijker te maken. Er staat ook: "In principe dient het te gaan over een budgetneutraal instrument waarbij inkomsten worden teruggegeven aan de bevolking en de bedrijven." Er moet dus sprake zijn van een shift in de belastingen en niet van een verhoging van de belastingen, zo lees ik het alleszins, en het moet budgetneutraal zijn.
Gaat dat over een neutraliteit op macroniveau of op microniveau? Macroniveau: als er geschoven wordt met belastingen, dan weten wij dat er verliezers en winnaars zullen zijn. Microniveau: dan krijgt men de discussie over bijvoorbeeld de bedrijfswagens, dat deze mensen in de toekomst misschien minder zullen hebben en op individueel niveau zullen verliezen. Het zou interessant zijn om te weten of deze oefening macro of micro is.
23.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, een budgettair neutraal instrument betekent niet dat een maatregel of een geheel van maatregelen geen invloed heeft op de situatie van elk individu, anders zou het bijzonder moeilijk zijn om een fiscaal beleid te voeren waarbij milieuonvriendelijk gedrag wordt ontmoedigd. Het is dus uiteraard op macroniveau dat er moet gekeken worden naar die budgetneutraliteit.
23.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, uw antwoord is duidelijk.
Ik hoop dat er bijzondere aandacht zal besteed worden aan de mensen die hard werken en daardoor een aantal investeringen moeten doen en aan een aantal zaken niet onderuit kunnen, zodat zij daarvoor de rekening niet alleen moeten betalen.
L'incident est clos.
24 Vraag van Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "Transparantie" (55009465C)
24 Question de Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La transparence" (55009465C)
24.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, volgens het regeerakkoord wordt er een systeem opgezet waarbij mensen het saldo van hun bankrekening zouden moeten delen met het centraal aanspreekpunt van de Nationale Bank. In de teksten die tijdens onderhandelingen rondgingen, werd dat wat conditioneler verwoord. Het was toen namelijk vooral de vraag of de belastingdiensten tot die informatie toegang zouden hebben. Het systeem verloopt via de Nationale Bank om te vermijden dat de informatie niet onmiddellijk bij de fiscus terechtkomt; daar moet wel de mogelijkheid toe zijn. In eerdere teksten werd dat wat bemoeilijkt, want de fiscus zou de informatie alleen kunnen consulteren indien er indicaties van fraude aanwezig zijn en daarenboven zou dat door een hoge ambtenaar gecontroleerd moeten worden.
Die conditionaliteit staat niet in het finaal regeerakkoord, wat bij mij de vraag naar het waarom doet rijzen. Werden die voorwaarden doelbewust geschrapt en is het de bedoeling dat de fiscus wel gemakkelijker toegang zal hebben tot die informatie, of zal de maatregel later nog verfijnd worden?
24.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Loones, zoals ik zopas al zei, zijn er wel wat meer verschillen tussen de ontwerpteksten uit het informateursrapport en het finaal regeerakkoord. Anderzijds bevat het regeerakkoord ook veel meer dan de passage die u in uw vraag naar voren brengt. Zo zal het CAP uitgebreid worden met de saldi van de bankrekeningen, waardoor de efficiëntie van een consultatie van het CAP bij een administratief onderzoek verhoogt.
De privacy van onze burgers is een belangrijk aandachtspunt in het regeerakkoord. Ik verwijs daarbij naar bijvoorbeeld de bepalingen omtrent digitalisering, waarbij de regering zich ertoe engageert om nieuwe digitale ontwikkelingen op te volgen en snel te reageren met nieuwe wetgeving om de privacy en faire behandeling van consumenten te verzekeren. In die zin zullen mijn administratie en de Gegevensbeschermingsautoriteit een studie uitvoeren met als oogmerk de bevraging van het CAP mogelijk te maken voor dossiers waarvan in het kader van datamining een of meer aanwijzingen van belastingontduiking of tekenen of indices zijn vastgesteld. De teksten daartoe zullen aan de commissie voorgelegd worden, waarbij uiteraard een nadere technische bespreking zal kunnen plaatsvinden.
24.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, dat is duidelijk.
Wij horen de overheid te vertrouwen maar we betwijfelen soms of de overheid wel te vertrouwen is. Het is belangrijk om ook het aspect privacy hoog in het vaandel te dragen. Ik meen dat u het woord privacy vier of vijf keer gebruikt hebt in uw antwoord en dat zal ongetwijfeld een indicatie zijn van u gevoeligheid op dat vlak.
L'incident est clos.
25 Vraag van Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De digitaks" (55009469C)
25 Question de Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La taxe sur le numérique" (55009469C)
25.01 Sander Loones (N-VA): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de minister, dit is een zeer interessante vraag over het belasten van de grootste internetspelers in de wereld. Wij weten dat onze vennootschapsbelasting eigenlijk niet is aangepast aan onze moderne tijd. Die belasting is nog uitgedacht op een moment dat er enkel fysieke ondernemingen bestonden en er bekeken werd hoe men deze kon belasten.
Ondertussen zijn er nieuwe spelers op de markt aanwezig – ik denk dan vooral aan het internet – waarvan de omzet niet onmiddellijk kan worden toegewezen aan een fysieke locatie. De vraag rijst dan ook hoe ervoor kan worden gezorgd dat ook zij een eerlijk of correct deel van de belastingen betalen.
Bij dit alles vallen twee zaken op. Ten eerste, het regeerakkoord pleit voor een internationale of Europese aanpak. Als dat echter niet lukt, wil deze regering dit alleen gaan doen. In een vorige versie van de onderhandelingsteksten van de heren Lachaert en Rousseau stond dat België het alleen zou gaan doen, maar dan wel met een aantal gelijkgestemde landen. Europees heeft men het in zo'n geval over 'versterkte samenwerking', of ook nog enhanced cooperation. In het huidige regeerakkoord is deze passage evenwel weggevallen.
Ten tweede, de vraag is dan ook of het effectief de bedoeling is om alleen zo'n taks in te voeren. Dit zou toch wel bijzonder frappant zijn. Als die belasting effectief wordt ingevoerd, rijst de vraag waar de centen naartoe zullen gaan. In het regeerakkoord staat dat de opbrengsten naar Europa zullen gaan. Anderzijds staat er wel 100 miljoen euro in de begrotingstabel 2024 ingeschreven, wat betekent dat u erop rekent om die centen toch ook zelf te innen voor de eigen begroting. Op dat vlak zou enige verduidelijking dan ook interessant zijn.
25.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw de voorzitster, mijnheer Loones, we zullen in de Kamer een wetsontwerp neerleggen dat uitvoert wat in het regeerakkoord staat, met name de invoering van een digitale taxatie indien op internationaal niveau, op OESO- of EU-niveau geen overeenstemming kan worden gevonden vóór 2023, wat natuurlijk nog altijd onze voorkeur geniet.
De regering steunt het idee van de financiering van het EU-budget met meer eigen middelen en beschouwt de invoering van een Europese digitaks als een van de mogelijkheden daartoe. We zullen eerst kijken wat op OESO-niveau uit de bus zal komen met betrekking tot de invoering van een digitaks omdat een globale aanpak hier immers het meest aangewezen is.
België zal in de onderhandelingen het voortouw nemen. Medio 2021 zou duidelijk moeten zijn of een wereldwijde digitaks mogelijk is. Doet zich daar toch een blokkering voor, dan verhuist voor ons de discussie naar het Europese niveau. Indien de lidstaten dan tot een akkoord komen om de Europese eigen middelen te vergroten via de invoering van een Europese digitaks, dan zal de opbrengst ervan logischerwijs deels ten goede komen aan het EU-budget.
De regering wil in ieder geval wel dat, in het kader van rechtvaardige belastingen, de digitale giganten niet aan belastingen blijven ontsnappen. Kortom, mocht een oplossing zowel op het OESO-niveau als op Europees niveau uitblijven, dan zal België zelf een digitale belasting invoeren in 2023. Dit impliceert dus dat wij alle mogelijkheden moeten hebben benut op OESO- en Europees niveau om een dergelijke digitale belasting in te voeren, vooraleer België unilateraal zelf overgaat tot de invoering ervan.
Zoals gezegd, wij zullen daarin eerst het voortouw nemen om tot een oplossing te komen en als in 2023 blijkt dat dit niet mogelijk is, dan zullen we zelf een digitaks invoeren.
25.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, dat is een interessant antwoord omdat u het internationalisme bevestigt. Ik denk dat dit verstandig is. Onze fractie is ook voorstander om dit op OESO-niveau te doen, als het echt niet op Europees niveau zou kunnen.
Ik heb wel wat vragen bij het volgende. U zegt dat als dit Europees wordt ingevoerd, dit deels aan het Europees budget ten goede moet komen. Dat is al een punt van discussie. In het regeerakkoord staat immers dat dit eigen middelen van Europa zijn, dus het gaat volledig naar de Europese Unie. Als u deels zegt, rekent u er toch op dat er een stukje naar hier komt.
Wat ons betreft, als er een digitaks op OESO-niveau of Europees niveau wordt ingevoerd, dan horen al die opbrengsten naar dit land te komen. Als Europa moet worden gefinancierd, gebeurt dat met bijdragen, zoals dat vandaag het geval is.
Voorts, u ziet het als een ultieme optie om dat helemaal alleen te doen. Wij roepen op om daarin waakzaam te zijn. We hebben gezien dat een aantal landen dit heeft geprobeerd. Denk maar aan Frankrijk. Zij hebben dat een jaar ingevoerd. Dat heeft 280 miljoen euro opgebracht. De heer Macron heeft dat onmiddellijk zelf ingetrokken, omdat er een handelsoorlog met Amerika dreigde.
Als wij dat alleen zouden doen, is het risico groot dat hetzelfde gebeurt. Vooral in Vlaanderen zou dat een negatieve impact hebben, want 68 % van de handel van België met Amerika komt uit Vlaanderen. Dan zouden wij het kind van de rekening zijn. Doe dat dus alstublieft niet alleen en zeker niet zonder uw buurlanden, en eigenlijk gewoon niet zonder uw OESO- of EU-partners.
Het incident is gesloten.
25.04 Josy Arens (cdH): Madame la présidente, vu l'heure qu'il est, je suis d'accord de transformer en question écrite ma question relative à la rétrocession d'une partie des recettes fiscales du Grand-Duché de Luxembourg à la Belgique, puisque le secrétariat m'a informé qu'aucune question n'y était jointe.
La présidente: Dont acte. La question n° 55009708C de M. Arens est transformée en question écrite.
26 Vraag van Sander Loones aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De gezinsfiscaliteit" (55009479C)
26 Question de Sander Loones à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La fiscalité des familles" (55009479C)
26.01 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, het betreft een thema dat u en ook ons ongetwijfeld na aan het hart ligt. Wij zijn immers allebei actief in gezinspartijen. Het regeerakkoord bevat een aantal maatregelen om ervoor te zorgen dat de belasting op gezinnen daalt en lichter wordt.
Zo zal er worden gekeken naar een uitbreiding van de belastingsvermindering voor kinderoppas. Er komt ook een toeslag op de belastingvrije som voor ouders en grootouders, voor broers en zussen die ten laste zijn van mensen die ouder zijn dan 65 jaar. Die toeslag zou worden verhoogd.
Dat is een aantal zaken die in het regeerakkoord staat. Het zijn mooie voorstellen die wij volledig steunen.
Er is blijkbaar één voorstel weggevallen tijdens de onderhandelingen dat voordien wel expliciet uitgeschreven stond. Het ging over de verdubbeling van het belastingskrediet voor kinderen ten laste. Het stond nog in de nota-Lachaert-Rousseau, maar het staat niet in het finale regeerakkoord. Is het een doelbewuste keuze om het belastingkrediet voor kinderen ten laste niet te verdubbelen of is die maatregel tussen de plooien van het nachtelijke onderhandelingsweb gevallen?
26.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Loones, ik kan u kort en krachtig antwoorden.
De regering zal uitvoeren wat in het regeerakkoord staat en daarover te gepasten tijde communiceren.
26.03 Sander Loones (N-VA): Mijnheer de minister, het is jammer dat in het regeerakkoord die verdubbeling niet is opgenomen. Wij weten dat u en uw partij het voorstel zeker genegen zijn.
Ik zal dan ook actie ondernemen, het voorstel nader en technisch uitwerken en in het Parlement indienen. Wij kunnen het dan ter stemming voorleggen om ervoor te zorgen dat wij onze gezinnen extra kunnen steunen en het duwtje in de rug kunnen geven dat zij zeker verdienen.
L'incident est clos.
27 Vraag van Joris Vandenbroucke aan Vincent Van Peteghem (VEM Financiën) over "De vraag van de werkgevers naar een eenvoudigere loonfiscaliteit" (55009494C)
27 Question de Joris Vandenbroucke à Vincent Van Peteghem (VPM Finances) sur "La demande des employeurs visant à obtenir une fiscalité sur les salaires simplifiée" (55009494C)
27.01 Joris Vandenbroucke (sp.a): Mijnheer de minister, enkele dagen geleden verscheen in De Tijd het resultaat van een enquête van de Vlerick Business School bij 300 bedrijven over de huidige loonfiscaliteit. De bedrijven stellen dat de fiscale druk op arbeid bijzonder hoog is en ze hekelen de enorme complexiteit van allerlei gunstregimes, in het bijzonder het mobiliteitsbudget. Dat wordt als te complex, te weinig flexibel en te weinig interessant gekwalificeerd. Ze suggereren om zwaar te snoeien in de extralegale voordelen in ruil voor lagere loonlasten.
Deze conclusies zijn voor niemand in deze commissie een verrassing. Het is ook geen toeval dat in het regeerakkoord werd opgenomen dat er een brede fiscale hervorming moet komen, gericht op een vereenvoudiging van ons fiscaal systeem en een verlaging van de lasten op arbeid. In datzelfde regeerakkoord staat echter ook dat het tot op heden bijzonder weinig populaire mobiliteitsbudget zal worden uitgebreid naar werknemers die geen aanspraak maken op een bedrijfswagen.
Mijnheer de minister, ziet u wat in de geopperde piste om te snoeien in de extralegale voordelen met oog op het verlagen van de loonlasten? Acht u het mogelijk om hier in afwachting van een brede fiscale hervorming op kortere termijn al stappen in te zetten?
Hebt u recente cijfers omtrent het gebruik van het mobiliteitsbudget? Bent u het eens met de kritiek dat het mobiliteitsbudget te weinig flexibel, te complex en ongeschikt is voor bedrijven die niet bereikbaar zijn met het openbaar vervoer?
In welke mate denkt u middels een verbreding van de doelgroep wel een succes te kunnen maken van het mobiliteitsbudget en hoe zal voorkomen worden dat dit de in het regeerakkoord beoogde geleidelijke verschuiving van alternatieve verloningsvormen richting verloning in euro’s in de weg staat?
27.02 Minister Vincent Van Peteghem: Mijnheer Vandenbroucke, ik heb hier vandaag al veel dialecten gehoord. Het uwe komt uit Gent, vandaar dat ik zeker nog een antwoord wil formuleren op uw vraag.
Ik deel uw mening dat de fiscaliteit veel te complex is en toe is aan vereenvoudiging. Zoals u aanhaalt, werd dit uitdrukkelijk in het regeerakkoord ingeschreven. De extralegale voordelen in ons land zijn onder meer het resultaat van de hoge tarieven in onze personenbelasting. In het kader van de fiscale hervorming zal ik dan ook bekijken op welke manier een en ander in een nieuw evenwicht kan worden gebracht.
In het inkomensjaar 2019 hebben 109 werkgevers een mobiliteitsbudget toegekend aan 182 loontrekkenden en 73 bedrijfsleiders, met dien verstande dat voor wat bedrijfsleiders betreft, het moet gaan om diegenen die als werknemer in een onderneming over een bedrijfswagen beschikken of ervoor in aanmerking komen. De maatregel omtrent het mobiliteitsbudget speelt trouwens in 2019 voor het eerst, waardoor de cijfers helemaal nog niet representatief zijn voor de toekomst. Het neemt meestal een aantal jaren in beslag om over cijfers op kruissnelheid te beschikken. Daarom hebben de vorige ministers van Werk, minister Peeters en diens opvolger minister Muylle, een belangrijk initiatief genomen met de website www.mobiliteitsbudget.be die op tal van vragen van burgers en ondernemingen een antwoord biedt en op die manier bijdraagt tot een eenvoudigere toepassing van de regels van het mobiliteitsbudget.
Naast de passage in het regeerakkoord is er tot slot nog het wetsvoorstel van de heer Van den Bergh dat u ongetwijfeld ook kent, dat een aantal vereenvoudigingen van het mobiliteitsbudget vooropstelt.
27.03 Joris Vandenbroucke (sp.a): Ik heb genoteerd dat u zoekt naar een nieuw evenwicht tussen complexiteit en eenvoud in ons belastingsstelsel.
De cijfers van het opstartjaar van het mobiliteitsbudget zullen inderdaad typisch zijn voor een opstartjaar, maar ik ben eerlijk gezegd wel wat kritisch over het potentieel daarvan. We moeten zo snel mogelijk werk maken van de verschuiving van alternatieve verloningsvormen naar de verloning in euro's. Ik kijk uit naar de initiatieven die ter zake zullen volgen.
L'incident est clos.
De voorzitster: Mijnheer de minister, tot slot van deze vergadering wil ik u feliciteren met uw vuurdoop.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.42 uur.
La réunion publique de commission est levée à 18 h 42.