Commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la
Migration et des Matières administratives |
Commissie
voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken |
du Mercredi 21 octobre 2020 Matin ______ |
van Woensdag 21 oktober 2020 Voormiddag ______ |
De openbare commissievergadering wordt geopend om 10.17 uur en voorgezeten door de heer Ortwin Depoortere.
La réunion publique de commission est ouverte à 10 h 17 et présidée par M. Ortwin Depoortere.
Les textes repris en italique dans le Compte rendu intégral n’ont pas été prononcés et sont la reproduction exacte des textes remis par les auteurs.
De teksten die in cursief zijn opgenomen in het Integraal Verslag werden niet uitgesproken en steunen uitsluitend op de tekst die de spreker heeft ingediend.
De voorzitter: Mevrouw De Sutter, ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om u te feliciteren met uw nieuwe functie als minister van Ambtenarenzaken. U bent altijd welkom om in onze commissie vragen te beantwoorden.
01 Interpellatie van Barbara Pas aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "De ongrondwettige aanwerving van vreemdelingen in het federaal openbaar ambt" (55000036I)
01 Interpellation de Barbara Pas à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "L'engagement inconstitutionnel d'étrangers dans la fonction publique fédérale" (55000036I)
01.01 Barbara Pas (VB): Ik wil u op mijn beurt feliciteren, mevrouw de minister. Ik ben blij u zo snel in deze commissie te mogen ontmoeten. Uw voorgangers waren niet altijd even happig om regelmatig naar deze commissie te komen om vragen te beantwoorden. Het is alleszins een goed begin dat u dat meteen doet.
Mijn interpellatie gaat over het feit dat in de federale ambtenarij de Grondwet niet altijd gerespecteerd wordt.
Meer bepaald, artikel 10, tweede lid, van de Grondwet stelt dat alleen Belgen benoembaar zijn tot de burgerlijke en militaire bedieningen, behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld. Bij uitbreiding is dit voorbehoud voor Belgen inmiddels gedeeltelijk opgetrokken tot burgers van de Europese Unie, en tot onderdanen van de Europese Economische Ruimte. De Zwitserse Bondsstaat valt daar onder, en ook nog enkele beperkte andere categorieën, overeenkomstig bepaalde rechtspraak van de Raad van State. Maar ook volgens die rechtspraak en de rechtsleer blijft het openbaar ambt ingevolge artikel 10 van de Grondwet in de regel nog altijd gesloten voor derdelanders. Eind vorig jaar heb ik alle ministers de schriftelijke vraag gesteld hoeveel buitenlanders, opgesplitst volgens mensen uit de EU en derdelanders, in de diverse overheidsadministraties in dienst zijn.
Van drie ministers heb ik geen antwoord gekregen. Ik heb intussen een nieuwe poging gedaan bij de nieuwe ministers om alsnog een antwoord te krijgen. Maar uit alle andere antwoorden die ik heb ontvangen, blijkt dat minstens 739 mensen derdelanders tewerkgesteld zijn in het federaal openbaar ambt. Zelfs als wij daarvan de 638 personeelsleden aftrekken die tewerkgesteld zijn via de FOD Buitenlandse Zaken, vooral personeel dat werkzaam is in ambassades en dergelijke meer, blijven er minstens 101 personeelsleden uit derde landen over die in het federaal openbaar ambt in dienst zijn, wat strijdig is met de Grondwet.
Er werden en worden in het federaal openbaar ambt wel degelijk op ongrondwettige wijze derdelanders aangeworven.
In mijn schriftelijke vraag aan al die ministers heb ik ook gevraagd welke wettelijke basis er was voor die aanstellingen. Steevast wordt dan verwezen naar artikel 16 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 april 2005 en artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 april 2005 inzake de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in overheidsdiensten.
Dat eerste KB stelt het openbaar ambt enkel open voor onderdanen van EU-lidstaten en kreeg dan ook geen negatief advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State. Het tweede KB daarentegen stelt het openbaar ambt open voor derdelanders in contractueel dienstverband. In het advies daarover was de afdeling Wetgeving van de Raad van State evenwel zeer duidelijk, ik citeer: “Om die bepaling ongewijzigd doorgang te kunnen laten vinden, is vereist dat eerst de Grondwet wordt gewijzigd." Dat laatste is vooralsnog niet gebeurd. Artikel 10 van de Grondwet is wel al meermaals voor herziening vatbaar verklaard, maar het is nooit aangepast. Op dit moment is het artikel ook niet langer voor herziening vatbaar. Daaruit kan ik enkel besluiten dat men heeft afgezien van welke aanpassing dan ook.
In het licht van dat alles moet worden besloten dat het flagrant in strijd is met de Grondwet om het openbaar ambt nu open te stellen voor derdelanders, of dat nu in vast of in contractueel dienstverband is. De rechtspraak en rechtsleer zijn daarover duidelijk en zijn het erover eens, wat overigens lang niet in alle zaken het geval is. Het betreffende KB van 25 april 2005 gaat in feite dubbel in de fout: enerzijds door het openbaar ambt open te stellen voor derdelanders; anderzijds ook door dat bij KB te regelen. Dat kan enkel bij wet, en dan nog alleen in zeer specifieke en uitzonderlijke gevallen, die zeer grondig gemotiveerd moeten worden. De regel mag dus niet de uitzondering worden.
Mevrouw de minister, erkent u de ongrondwettigheid van artikel 2 van het KB van 25 april 2005?
Vindt u de situatie problematisch, gelet op het feit dat artikel 10 van de Grondwet door de preconstituante niet voor herziening vatbaar is verklaard en dat er ook geen enkele aanzet of intentie is om dat artikel aan te passen? Zo ja, neemt u een initiatief om dat KB zo spoedig mogelijk aan te passen, zodat het openbaar ambt niet meer openstaat voor derdelanders? Of bent u daarentegen van mening dat we met de Grondwet geen rekening hoeven te houden?
Zult u een omzendbrief rondsturen naar de federale administraties om erop te wijzen dat het ongrondwettig is om derdelanders in dienst te nemen?
Worden er maatregelen genomen ten aanzien van de derdelanders die op ongrondwettige wijze in dienst zijn genomen in het federaal openbaar ambt? Zo ja, welke?
01.02 Minister Petra De Sutter: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik zeggen dat ik heel blij ben dat ik hier in de commissie aanwezig kan zijn. Ik ben absoluut van plan om met u samen te werken en op al uw vragen te antwoorden. U hebt mij al meteen een heel stevige vraag voorgelegd.
We zullen uiteraard naar dezelfde rechtsbeginselen verwijzen. De toegang tot de openbare bediening, zoals dat heet in de Grondwet, wordt geregeld door artikel 10, tweede lid, dat bepaalt dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet en dat zij alleen tot burgerlijke en militaire bedieningen benoembaar zijn, behoudens uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld. De voorwaarde van nationaliteit die is geformuleerd, is uiteraard ook van toepassing op het federaal openbaar ambt.
Artikel 34 van de Grondwet voorziet in het opdragen van bepaalde machten aan volkenrechtelijke instellingen, de prioriteit van internationale en Europese normen met andere woorden. Dat moet ook worden toegepast op dat artikel 10, tweede lid. Dit moet met andere woorden worden toegepast op een wijze die in overeenstemming is met het Europees recht. Daarom kunnen op grond van het essentiële beginsel van non-discriminatie op basis van nationaliteit tussen onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie, zoals bedoeld in het huidige artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en op grond van het beginsel van vrij verkeer van werknemers, zoals geïnterpreteerd door het Hof van Justitie van de Europese Unie, alleen functies die de uitoefening van openbaar gezag met zich meebrengen of die bijdragen tot de bevordering of de verdediging van het algemeen belang van de gemeenschap aan de eigen onderdanen worden voorbehouden. Andere functies moeten dus open blijven staan voor EU-onderdanen.
Om als rijksambtenaar aan de slag te kunnen, moet de kandidaat bijgevolg voldoen aan de algemene ontvankelijkheidsvoorwaarden, met inbegrip van de nationaliteitsvereiste. Het koninklijk besluit van 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel stelt: "De kandidaat moet Belg zijn wanneer de uit te oefenen functies verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag en ten doel hebben de algemene belangen van de Staat te behartigen, of, in andere gevallen, Belg zijn of burger van een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat."
Het tweede element waarnaar u verwees, is het koninklijk besluit van 2005, waarin staat dat om in dienst te worden genomen op basis van een arbeidsovereenkomst de kandidaat moet voldoen aan volgende nationaliteitsvereiste: "De kandidaat moet Belg zijn indien de uit te oefenen betrekking een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming aan de uitoefening van openbaar gezag inhoudt en werkzaamheden omvat strekkende tot bescherming van de algemene belangen van de Staat."
De Raad van State is in het arrest van Hauthem van 31 maart 2014 ook overeengekomen om het begrip van artikel 10, tweede lid, van de Grondwet uit te breiden tot Europese burgers, gezien de voorrang van het Europees recht boven ons nationaal recht. Ik verwijs heel specifiek naar de argumenten in de overwegingen 19 en 20 van dit arrest. Niettemin weigert de Raad van State verder te gaan zonder dat daarvoor een formele rechtsgrondslag bestaat. Dat wil ik toch even verduidelijken.
Er kan dus eigenlijk worden geconcludeerd dat de benoemingen van de burgers van de Europese Unie zeer duidelijk zijn toegestaan en in overeenstemming zijn met de Grondwet, zoals die in het licht van het Europees recht moet worden geïnterpreteerd. Voor de toegang van niet-Europese burgers tot de openbare bediening lijkt een herziening van artikel 10 van de Belgische Grondwet wenselijk.
Ik heb geconstateerd dat in de herzieningsverklaring van 2019, die door elke tak van de wetgevende macht is ingediend, artikel 10, tweede lid, door de regering niet is genoemd als te herzien, in tegenstelling tot Kamer en Senaat en ook in tegenstelling tot wat in eerdere herzieningsverklaringen was aanvaard.
Dat betekent niet dat ik van plan ben om maatregelen te nemen om de toegang tot contractuele arbeid te beperken tot Europese burgers en dit om twee redenen.
Ten eerste, technisch gezien is de bestreden bepaling van bovengenoemd koninklijk besluit van 2005 nog nooit door het Grondwettelijk Hof nietig verklaard. Ten tweede, omdat sinds 1 mei 1995 reeds contractuele betrekkingen openstaan voor onderdanen van alle landen. Het is dan ook niet mijn bedoeling om een stap terug te zetten door de toegang tot contractuele functies voor buitenlanders te beperken.
Ik wil besluiten met een toevoeging ter informatie dat dezelfde voorwaarden en nationaliteitsvereisten uit het statuut van de federale ambtenaren ook in Vlaanderen worden gehanteerd.
01.03 Barbara Pas (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw toelichting.
Ik ben ontgoocheld dat u niets concreets wenst te ondernemen. U verwijst zelf naar een arrest van de Raad van State van 31 maart 2014. Het is in dat arrest dat een deel van een Vlaams decreet nietig wordt verklaard, precies om de reden die ik vandaag aanhaal.
Uw argument om niet te moeten handelen is dat er geen nietigheid door het Grondwettelijk Hof is. Dat klopt, maar de Raad van State heeft een deel van een Vlaams decreet wel nietig verklaard om die reden. Het is ook niet verbazingwekkend dat de nietigheid door het Grondwettelijk Hof er nog niet is, want daarvoor moet men belanghebbende partij zijn en moet men een moeilijk te herstellen ernstig nadeel ondervinden. Dat is allemaal niet zo eenvoudig aan te tonen.
U bevestigde dat artikel 10, tweede lid, van de Grondwet de komende vier jaar niet aangepast zal worden en dat die mogelijkheid ook niet bestaat. Dat betekent echter dat we gewoon in een ongrondwettige toestand blijven verkeren, wat geen goede gang van zaken is.
Het zal u niet verbazen dat ik een motie van aanbeveling indien waarmee wij u willen steunen om op zijn minst een omzendbrief met een aantal maatregelen op te stellen. Zo kan het handelen van de federale administraties in overeenstemming worden gebracht met artikel 10 van de Grondwet.
01.04 Jessika Soors (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ook namens onze fractie heet ik u van harte welkom bij deze eerste commissievergadering.
Wij hebben er alle vertrouwen in dat u van de overheid een emanciperende werkgever zult maken en dat u daarbij veel aandacht zult hebben voor de voorbeeldrol van de overheid wat gelijke kansen betreft. U zult dat ongetwijfeld doen op een manier die de Grondwet zoveel mogelijk respecteert.
Na deze interpellatie van mevrouw Pas hebben wij een eenvoudige motie ingediend.
De voorzitter:
Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend
door mevrouw Barbara Pas en luidt als volgt:
"De
Kamer,
gehoord
de interpellatie van mevrouw Barbara Pas
en het
antwoord van de vice-eersteminister en minister van Ambtenarenzaken,
Overheidsbedrijven, Telecommunicatie en Post,
- gelet
op artikel 10, tweede lid, van de Grondwet dat het openbaar ambt
voorbehoudt voor Belgen, behoudens uitzonderingen bepaald bij wet;
- gelet
op artikel 2, 2° van het koninklijk besluit van 25 april 2005 tot
vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst
in sommige overheidsdiensten;
-
overwegende dat voormeld koninklijk besluit, voor wat contractuele betrekkingen
betreft, het federaal openbaar ambt openstelt voor vreemdelingen uit derde
landen;
-
overwegende dat op grond hiervan door het federaal openbaar ambt personen
zonder de Belgische nationaliteit uit derde landen werden en worden
aangeworven;
-
overwegende dat dit pertinent strijdig is met artikel 10 van de Grondwet, zoals
onder meer blijkt uit het advies van de Raad van State (nr. 38.002/01) bij
dit koninklijk besluit, maar ook uit arresten van de Raad van State, afdeling
bestuursrechtspraak, die op deze grond reeds onderdelen van besluiten in deze
zin heeft vernietigd, evenals uit de rechtsleer;
-
overwegende dat artikel 10 van de Grondwet niet voor herziening vatbaar is
verklaard en de constituante dus niet de intentie heeft dit artikel te
wijzigen;
-
overwegende dat overeenkomstig artikel 10 van de Grondwet het openbaar
ambt enkel kan worden opengesteld voor personen die niet over de Belgische
nationaliteit beschikken, dan bij wet – en dus niet bij koninklijk besluit – en
enkel voor bijzondere gevallen;
-
overwegende dat in een democratische rechtsstaat koninklijke besluiten niet
strijdig mogen zijn met grondwettelijke bepalingen;
vraagt de
regering
-
artikel 2, 2°, van het koninklijk besluit van 25 april 2005 tot
vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst
in sommige overheidsdiensten dermate aan te passen dat het in overeenstemming
is met artikel 10 van de Grondwet;
- de
administraties van het federaal openbaar ambt in te lichten dat het strijdig is
met artikel 10 van de Grondwet vreemdelingen uit derde landen aan te
werven en hen te verzoeken dit grondwetsartikel te respecteren bij hun
aanwervingsbeleid."
Une motion de recommandation a été déposée par Mme Barbara Pas et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Barbara Pas
et la réponse de la vice-première ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques, des Télécommunications et de la Poste,
- vu l’article 10, alinéa 2, de la Constitution, qui prévoit que seuls les Belges sont admissibles aux emplois dans la fonction publique, sauf les exceptions qui peuvent être établies par une loi;
- vu l’article 2, 2° de l’arrêté royal du 25 avril 2005 fixant les conditions d’engagement par contrat de travail dans certains services publics;
- considérant que l’arrêté royal précité ouvre la fonction publique fédérale aux étrangers de pays tiers pour ce qui concerne les emplois contractuels;
- considérant qu’ont été et sont engagées sur cette base dans la fonction publique fédérale des personnes de pays tiers ne possédant pas la nationalité belge;
- considérant que ces engagements sont manifestement contraires à l’article 10 de la Constitution, comme il ressort notamment de l’avis rendu par le Conseil d’État (avis n° 38.002/01) concernant cet arrêté royal mais aussi d’autres arrêts rendus par le Conseil d’État, section jurisprudence administrative, qui ont déjà, sur cette base, annulé en ce sens des parties d’arrêtés et comme il ressort également de la doctrine;
- considérant que l’article 10 de la Constitution n’est pas ouvert à révision et que la Constituante n’a donc nullement l’intention de le modifier;
- considérant que conformément à l’article 10 de la Constitution, la fonction publique est réservée aux personnes qui ne disposent pas de la nationalité belge sauf les exceptions qui peuvent être établies par une loi – et donc pas par arrêté royal – et uniquement pour des cas particuliers;
- considérant que dans un État de droit démocratique, les arrêtés royaux ne peuvent être contraires aux dispositions constitutionnelles;
demande au gouvernement
- d’adapter l’article 2, 2°, de l’arrêté royal du 25 avril 2005 fixant les conditions d’engagement par contrat de travail dans certains services publics de manière à ce qu’il soit conforme à l’article 10 de la Constitution;
- d’informer les administrations de la fonction publique fédérale qu’il est contraire à l’article 10 de la Constitution d’engager des étrangers de pays tiers et de les prier de veiller au respect de cet article dans le cadre de leur politique de recrutement."
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Jessika Soors.
Une motion pure et simple a été déposée par
Mme Jessika Soors.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
- Sophie Thémont à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "Le congé de quarantaine dans la fonction publique" (55009353C)
- Anja Vanrobaeys à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "Le congé de quarantaine pour les fonctionnaires" (55009565C)
- Marie-Colline Leroy à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "Le congé 'quarantaine' pour les fonctionnaires" (55009994C)
- Evita Willaert à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "Le congé quarantaine pour les fonctionnaires" (55009869C)
- Sophie Thémont aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "Het quarantaineverlof bij het openbaar ambt" (55009353C)
- Anja Vanrobaeys aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "Het quarantaineverlof voor ambtenaren" (55009565C)
- Marie-Colline Leroy aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "Het quarantaineverlof voor ambtenaren" (55009994C)
- Evita Willaert aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "Het quarantaineverlof voor ambtenaren" (55009869C)
02.01 Sophie Thémont (PS): Monsieur le président, madame la ministre, afin de répondre aux besoins des parents qui doivent concilier vie privée et vie professionnelle durant la période de crise sanitaire COVID, le congé parental corona a été mis en place par l'arrêté royal n°23 du 13 mai 2020, mesure préconisée jusqu'à fin septembre 2020.
Une proposition de loi a été votée en séance plénière mettant en place le congé de quarantaine à l'intention des parents, lorsque l'enfant ne peut plus fréquenter l'école, la classe ou encore le centre d'accueil pour personnes handicapées pour cause de coronavirus.
Son adoption offre une solution aux travailleurs sous contrat de travail.
Cependant, contrairement au congé parental corona, cette mesure ne concernera pas les agents statutaires de la fonction publique, qui ne répondent pas aux conditions d'accès et d'indemnisation du chômage temporaire.
Madame la ministre, comptez-vous prendre des mesures permettant d'offrir une solution aux agents statutaires de la fonction publique?
Le président: Je vous remercie madame Thémont. La connexion n'était pas très bonne. Mais je pense que nous avons compris.
02.02 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ingevolge
de wet van 8 oktober 2020 tot het openstellen van tijdelijke werkloosheid
overmacht corona voor werknemers in geval van sluiting van de school, opvang of
centrum voor opvang voor personen met een handicap van hun kind kunnen werkende
ouders van kinderen van wie de school, crèche of instelling (gedeeltelijk)
sluit, vanaf 1 oktober een beroep doen op tijdelijke werkloosheid omwille van
corona-overmacht om gedurende die periode hun kinderen thuis op te vangen.
Zelfstandigen die zich in dezelfde situatie bevinden, kunnen een beroep doen op
het overbruggingsrecht. Bedoeling is werkende ouders op een eenvoudige en
flexibele manier te ondersteunen, aangezien ze van de ene op de andere dag
opvang voor hun kinderen moeten vinden, omdat de school, crèche of instelling
(gedeeltelijk) sluit.
Voor het personeel van het federaal
openbaar ambt gelden alleen maar richtlijnen, ingevolge de omzendbrief nr. 680
van 1 maart 2020, voor het geval de ambtenaren zelf ziek worden of wanneer
iemand uit hun naaste omgeving of familie vermoedelijk besmet is met het coronavirus,
positief test op het coronavirus, of indirect in contact was met de ambtenaar.
In dat geval moeten de leidinggevend ambtenaren overschakelen op telewerk of
indien telewerk onmogelijk is, een dienstvrijstelling toestaan.
Mijn vragen zijn dan ook:
Zal u voornoemde omzendbrief aanpassen
zodat ook ambtenaren hun kinderen thuis kunnen opvangen wanneer de school,
crèche of instelling van hun kind met een handicap sluit?
Zal u de oplossingen die in deze
richtlijn staan voor het geval van quarantaine doortrekken naar de situatie
waarin kinderen van ambtenaren thuis moeten worden opgevangen omwille van de
(gedeeltelijke) sluiting school, crèche of instelling? Indien niet, aan welk
ander alternatief wordt gedacht? Worden de contractuele en statutaire ambtenaren
hierbij op gelijke voet behandeld?
Met dank voor de verstrekte antwoorden.
02.03 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Monsieur
le président, madame la ministre, début octobre, nous avons permis aux parents
d'enfants dont la classe, l'école, la crèche ou l'institution doit fermer en
raison du Corona, de faire appel au chômage temporaire pour force majeure dans
le cadre de la crise corona, via un certificat de quarantaine de l'école.
Cependant, les fonctionnaires n'ont pas
droit au chômage temporaire et ne peuvent donc pas bénéficier de ce nouveau
régime, pourtant nécessaire pour de nombreux parents.
Une alternative est-elle envisagée pour les
fonctionnaires statutaires?
Quelles alternatives sont disponibles et
quel est le moment choisi pour cela?
02.04 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Begin oktober maakten we het mogelijk voor ouders,
van kinderen waarvan de klas, school, crèche of instelling moet sluiten omwille
van Corona, om een beroep te doen op tijdelijke werkloosheid omwille van
overmacht in het kader van de coronacrisis, a.d.h.v. een quarantaine-attest van
de school. Statutaire ambtenaren hebben echter geen recht op tijdelijke
werkloosheid en kunnen dus ook geen beroep doen op deze nieuwe regeling die
toch voor veel ouders noodzakelijk is.
- Zal er een alternatief worden gezocht
voor statutaire ambtenaren?
- Welke alternatieven zijn er voorhanden
en wat is de timing hiervoor?
02.05 Minister Petra De Sutter: Mijnheer de voorzitter, rekening houdend met de taal van de vraagstellers, zal ik in twee talen antwoorden.
Mesdames, je vous remercie pour vos questions qui se rapportent toutes au même sujet. Je vous assure que je suis tout à fait consciente des conséquences de la crise sanitaire sur le fonctionnement de la fonction publique administrative fédérale et, surtout, des membres du personnel qui mettent tout en œuvre pour maintenir le service à niveau au quotidien.
Je tiens néanmoins à attirer l'attention des honorables membres sur le fait qu'en tant que ministre fédérale de la Fonction publique, je suis compétente uniquement pour la fonction publique administrative fédérale, et non pour les administrations régionales, communautaires et locales. Je ne peux donc me prononcer que sur les mesures prises pour les membres du personnel statutaires et contractuels employés au sein de ces organisations fédérales.
Depuis mon entrée en fonction début octobre, j'ai pris connaissance de l'ensemble des mesures de précaution prises par mon prédécesseur. Au total, trois circulaires et un arrêté royal ont été publiés au Moniteur belge depuis mars 2020 afin de fournir des directives uniformes pour l'ensemble des services fédéraux et des membres du personnel. Les circonstances ont évolué plusieurs fois au cours de cette crise sanitaire et l'objectif a toujours été de garantir la continuité du service autant que le bien-être des fonctionnaires.
À juste titre, vous renvoyez à la décision de privilégier le télétravail. Actuellement, beaucoup de membres du personnel travaillent presque uniquement à distance ou se rendent rarement au bureau. De nombreux services ont fourni des efforts considérables pour permettre à un maximum de collaborateurs de télétravailler. Ces services ont adapté leur organisation de travail et mis à disposition du matériel. Certes, ce ne fut pas toujours évident pour les fonctions pour lesquelles le télétravail n'est pas possible. Mais nous avons toujours tenté de trouver une solution, notamment pour les collaborateurs des musées, les agents pénitentiaires, etc.
Je peux cependant indiquer qu'aucune demande de chômage temporaire pour cas de force majeure n'a été introduite pour ces membres du personnel, mais que ceux-ci ont toutefois bénéficié d'une dispense de service pour les périodes pendant lesquelles ils n'ont pas pu recevoir de tâche. Ce fut aussi le cas pour les membres du personnel placés en quarantaine par leur médecin traitant parce qu'ils habitaient avec une personne infectée. Ceux-ci devaient, pour ce faire, présenter un certificat de quarantaine, comme cela est décrit dans la circulaire datant du 1er septembre 2020. Les membres du personnel qui ne pouvaient pas travailler parce qu'ils étaient malades restaient couverts par la réglementation ordinaire en matière de maladie.
Entre-temps, nous sommes entrés dans une nouvelle phase de la crise sanitaire et un nouveau défi nous attend: la fermeture de certaines écoles, de certaines crèches et de certains centres d'accueil pour enfants en situation de handicap.
Collega's, ik kan u verzekeren dat ik mij ervan bewust ben dat de sluiting van bepaalde scholen, crèches en centra voor kinderen met een handicap gevolgen heeft voor een grote groep van federale ambtenaren en dat dit ook een impact zal hebben op de werking van de federale overheidsdiensten. Mijn diensten zetten momenteel alles in het werk om de noodzakelijke maatregelen te treffen. Deze maatregelen moeten voldoende flexibel zijn, op maat van elke ambtenaar en met het oog op de continuïteit van de dienstverlening. De vakorganisaties en de leidende ambtenaren worden hierbij nauw betrokken, zowel bij de uitwerking als bij de implementatie van de nieuwe richtlijnen.
Je ne manquerai pas de suivre de près toute nouvelle évolution de la crise sanitaire, et je prendrai assurément les initiatives nécessaires pour soutenir le fonctionnement des services publics fédéraux et les membres du personnel, notamment en facilitant encore plus le télétravail.
Ik wil ook van deze gelegenheid gebruikmaken om al onze federale ambtenaren te danken, omdat ze, net als zovele werknemers in dit land, plots in moeilijke omstandigheden, in een suboptimale werkomgeving en in tijden van onzekerheid zich zijn blijven inzetten om de dienstverlening voor de burgers hoog te houden, op een moment dat het goed functioneren van de Staat belangrijker was dan ooit.
Ik weet ook dat aan heel veel mensen om detachering gevraagd wordt, om bij te springen in de ziekenhuizen tijdens deze gezondheidscrisis of op andere manieren. Ik dank hen daarvoor.
Ten slotte wil ik gewoon zeggen dat wij een circulaire voorbereiden waarin een aantal maatregelen uitgezet worden, die vrijdag zullen worden voorgelegd aan de vakorganisaties in het Comité B, met de bedoeling om dit effectief in gang te zetten. Ik blijf uiteraard ter beschikking voor andere suggesties of vragen ter zake.
02.06 Sophie Thémont (PS): Tout d'abord, merci, madame la ministre.
Je suis heureuse de vous savoir consciente de ce problème. Je n'en doutais pas et j'entends que nous allons ici nous concentrer sur les administrations fédérales, bien évidemment. Je suis contente également de vous entendre dire qu'il existe des solutions pour les membres du personnel qui ne peuvent pas télétravailler. Je suis contente également qu'il y ait une concertation avec les syndicats. Cela n'a pas toujours été le cas. Les syndicats n'ont pas toujours été associés à ces démarches. Je suis aussi très heureuse d'entendre que vous allez prendre les initiatives nécessaires et qu'une circulaire est en cours de préparation. Celle-ci associerait encore une fois les syndicats à la démarche. Tout cela se fait pour le bien-être des travailleurs des administrations publiques dont vous avez la gestion.
02.07 Anja Vanrobaeys (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het stemt mij tevreden dat er een circulaire wordt opgesteld, vooral omdat ouders nu worden geconfronteerd met crèches en scholen die sluiten. Ik wil mij aansluiten bij uw woorden van dank aan de federale ambtenaren die zich tijdens deze coronacrisis enorm hebben ingezet. Om een voorbeeld te geven, de RVA is zeven dagen op zeven bezig geweest met het verwerken van dossiers, zodat mensen hun tijdelijke werkloosheidsuitkering op tijd uitbetaald kregen. En zo zijn er nog tal van voorbeelden van ambtenaren die zich hebben ingezet om mensen op te vangen.
Ik vind het ook goed dat er daarover eerst overleg komt met de vakbonden. Dat is inderdaad een verandering ten opzichte van de vorige regering. Ik wil nog drie principes meegeven voor wanneer dat verlof wordt geregeld voor ambtenaren die hun kinderen moeten opvangen wanneer de school of de crèche sluit.
Ten eerste, telewerk kan een oplossing zijn, maar u herinnert zich wellicht van de eerste golf dat de combinatie gezin en telewerk soms zwaar kan zijn voor ouders. Wij moeten erop toezien dat ze niet over hun grenzen gaan.
Ten tweede, er moet een oplossing komen voor de ambtenaren die niet kunnen telewerken. Ik denk daarbij aan cipiers of mensen die in musea werken.
Ten derde, er moet een gelijke behandeling zijn van mensen die in het openbaar ambt werken, ongeacht hun statuut. Zij doen op de werkvloer hetzelfde werk, terwijl de ene statutair en de andere contractueel is. Dat zorgt soms tot verschillen in behandeling, die niet onmiddellijk kunnen worden opgelost. In deze crisissituatie zou het goed zijn dat wanneer zowel statutaire als contractuele ambtenaren worden geconfronteerd met de sluiting van een school of crèche, zij dezelfde behandeling krijgen. Een andere behandeling zorgt alleen maar voor spanningen op de werkvloer, wat de continuïteit van het openbaar ambt niet ten goede komt.
Ik dank u alleszins voor uw antwoord en ik zal mijn Vlaamse collega's contacteren voor een oplossing voor de regionale en lokale ambtenaren.
02.08 Marie-Colline Leroy (Ecolo-Groen): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Je rejoins ce qu'ont dit mes deux collègues précédemment. Savoir que cette circulaire sortira vendredi nous permet effectivement de répondre aux nombreuses interpellations en disant que les informations arrivent.
Je suis, bien entendu, consciente qu'il s'agit du niveau de pouvoir fédéral mais, dans cette période extrêmement complexe et d'urgence à tout niveau de pouvoir, j'imagine que les collègues des entités fédérées pourront s'inspirer des mesures qui seront prises vendredi. Communiquer entre le fédéral et les différentes entités fédérées peut être profitable à tous.
Je reviens aussi sur ce qu'a dit ma collègue, Anja Vanrobaeys en ce qui concerne l'équité. J'estime que c'est très important. C'est en tout cas ce qui nous est revenu. Il importe qu'il y ait beaucoup de clarté sur les distinctions entre les statuts mais aussi de l'équité. Il y a en fait beaucoup de cas de figure différents. Qu'il s'agisse des parents en situation de quarantaine pour leurs enfants, que leurs enfants soient testés ou non, cela change déjà sensiblement la donne. Qu'il s'agisse de quarantaine pour eux-mêmes parce qu'ils sont testés ou de quarantaine parce qu'un proche a été testé, peut parfois donner lieu à des différences d'interprétation, de traitement sur la présence ou non au travail ou en mode télétravail, si on est testé positif ou pas. Voilà autant de cas de figure différents qui sont aussi très nouveaux, tant pour vous que pour nous. Cette situation est engendrée par la crise. C'est sans doute en déclinant tous ces cas de figure possibles dans une circulaire que les relations au travail seront apaisées car on sait que, lorsqu'il y a un sentiment d'iniquité dans le traitement, les tensions surgissent.
Je me joins enfin aux remerciements que vous avez adressés à l'ensemble des travailleurs. Je veux également souligner le travail qui a été fait ces derniers mois, dès l'instant où on envoyait des propositions de loi votées ou des arrêtés royaux de pouvoirs spéciaux. Je pense que les travailleurs ont souvent été soumis à un rythme très soutenu. Je tiens dès lors à m'associer à vos remerciements.
02.09 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, in de eerste plaats wil ik mij aansluiten bij uw woorden van dank aan alle ambtenaren die al een ongelooflijke rol gespeeld hebben en dat in de komende maanden nog zullen doen om dit land te helpen draaiende te houden.
Ik ben heel verheugd dat er een oplossing in de maak is aan de hand van een circulaire die zal worden voorgelegd aan de vakorganisaties, en natuurlijk in nauwe samenwerking met de leidende ambtenaren, om een oplossing te vinden voor het probleem dat wij in de commissie voor Sociale Zaken met de meerderheidspartijen al verholpen hebben voor de werknemers.
Ik sluit mij aan bij mijn voorgaande collega's. In verband met telewerk zei collega Vanrobaeys dat men soms gewoon ook thuis moet kunnen zijn, bijvoorbeeld om kleine kinderen op te vangen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat er daarvoor een goede oplossing komt.
Mevrouw de minister, u hebt gezegd dat het een oplossing op maat zal zijn. Ik denk dat het op maat kunnen werken een enorm belangrijk gegeven is. Ieders situatie is anders. Soms moeten mensen in quarantaine blijven. Wanneer scholen klassen sluiten, kan het over kinderen uit het middelbaar onderwijs gaan, maar evengoed over kleine kinderen. Telkens verschilt de context. Daarom denk ik dat het belangrijk is dat er een oplossing op maat komt, enigszins een doorslag van wat wij voor de werknemers hebben gedaan vanuit dezelfde principes. Ik heb er alle vertrouwen in en ik wens u daarbij verder veel succes.
L'incident est clos.
03 Vraag van Evita Willaert aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "Positieve acties tegen discriminatie in de openbare sector" (55009956C)
03 Question de Evita Willaert à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "Les actions positives contre la discrimination dans le secteur public" (55009956C)
03.01 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Op 11 maart 2019 trad het koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties in werking. Dat KB maakt het mogelijk voor bedrijven om een antidiscriminatiebeleid op poten te zetten aan de hand van positieve acties. Uit vorige parlementaire vragen, het jaarverslag van Unia en de sociaal-economische monitoring van Unia en de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, die begin maart werd gepubliceerd, blijkt echter duidelijk dat België nog veel werk voor de boeg heeft wat de bestrijding van discriminatie op de arbeidsmarkt betreft. Unia vraagt in haar jaarverslag expliciet naar een KB om positieve acties ook mogelijk te maken in de openbare sector. Uit het regeerakkoord blijkt dat de regering er volledig mee akkoord gaat dat die sector zoveel mogelijk een weerspiegeling zou moeten zijn van de samenstelling en diversiteit van de bevolking.
Zou u daartoe een initiatief willen nemen?
03.02 Minister Petra De Sutter: Mevrouw Willaert, dank u voor deze belangrijke vraag.
Ik geef eerst even de context. In de huidige vorm is het koninklijk besluit van 11 februari 2019 tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties inderdaad niet van toepassing op het federaal openbaar ambt. Er zijn echter wel een aantal specifieke KB's van toepassing voor de publieke sector, die positieve acties mogelijk maken, om ervoor te zorgen dat de publieke sector inderdaad zoveel mogelijk een weerspiegeling is van de samenstelling en de diversiteit van de bevolking.
Voor de doelgroep personen met een handicap zorgt het KB van 6 oktober 2005 al voor een aantal positieve acties met diverse maatregelen met betrekking tot vergelijkende aanwervingsselecties en stages. Ik denk bijvoorbeeld aan de redelijke aanpassing van selectieproeven, de voorrangregeling voor personen met een handicap op de werfreserves en het fameuze quotum van 3 %.
Met betrekking tot het genderevenwicht voor hogere functies bepaalt het KB van 2 juni 2012 tot wijziging van het KB van 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel een quotum van minstens een derde van het ondervertegenwoordigde gender vanaf A3 en voor mandaatfuncties.
U verwijst zelf naar het regeerakkoord. Dat klopt. Er wordt aandacht aan die punten besteed. De volgende elementen zijn integraal opgenomen. De overheidsdiensten moeten worden gemoderniseerd, gedigitaliseerd, gediversifieerd en vervrouwelijkt. Bovendien engageert de regering er zich toe om alle vormen van discriminatie te bestrijden, onder meer die tegenover vrouwen.
We maken van de overheid een voorbeeld inzake inclusief personeelsbeleid en we engageren ons ertoe dat het personeelsbestand de diversiteit in de samenleving weerspiegelt. De regering levert extra inspanningen om haar streefcijfer van minstens 3 % voor de tewerkstelling van personen met een handicap bij de overheidsdiensten te halen, onder meer in het rekruteringsbeleid en het beleid rond de werkomgeving.
We evalueren de wijze van monitoring, met bijzondere aandacht voor de underreporting en de VN-comformiteit van de gehanteerde definities in het kader van een concreet actieplan, dat de regering zal uitwerken om de overheidsdiensten inclusiever te maken.
Ook staat in het regeerakkoord dat de regering maatregelen zal nemen opdat zowel de administratie als de overheidsbedrijven ook aan de top voldoende genderevenwichtig zouden zijn.
Dat betekent dat mijn diensten prioritair zullen analyseren in welke mate het openstellen van het KB voor de publieke sector of het opmaken van een gelijkaardig KB specifiek voor de publieke sector een meerwaarde kan betekenen ten opzichte van wat al bestaat aan KB's die op de publieke sector van toepassing zijn.
Wat mij betreft, zal dat hoog op de agenda komen en ook in mijn beleidsnota terug te vinden zijn.
03.03 Evita Willaert (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, ik ben zeer tevreden met uw antwoord en ik kijk met interesse uit naar het onderzoek, dat u aankondigt. Zo kunnen we onder meer nagaan of er nog meer koninklijke besluiten moeten worden uitgevaardigd om een en ander te operationaliseren. Ik ben verwachtingsvol op dat vlak.
Het incident is gesloten.
04 Question de Daniel Senesael à Petra De Sutter (VPM Fonction publique et Entreprises publiques) sur "Les présidents de SPF" (55009957C)
04 Vraag van Daniel Senesael aan Petra De Sutter (VEM Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven) over "De voorzitters van de FOD's" (55009957C)
04.01 Daniel Senesael (PS): Monsieur le président, madame la vice-première ministre, je vous félicite pour vos fonctions.
Depuis de nombreuses années maintenant, certains SPF, comme notamment le SPF BOSA, le SPF Économie ou le SPF Intérieur, travaillent avec des présidents, voire des comités de direction, "faisant fonction". Cette situation est évidemment problématique, et ce d'autant plus que certains comités de direction ne respectent pas les lois linguistiques quant à leur composition.
Madame la ministre, des mesures de nomination sont-elles prévues dans un avenir proche? Le cas échéant, dans quelles entités et suivant quel calendrier?
Je sais que j'arrive avec ma question rapidement après votre nomination, mais j'avais déjà interrogé vos prédécesseurs à ce sujet et mes questions sont restées en attente de réponse.
04.02 Petra De Sutter, ministre: Monsieur le président, monsieur Senesael, je vous remercie pour votre question. Vous savez bien sûr qu'en tant que ministre de la Fonction publique, je suis compétente pour la nomination des mandataires de mes propres services. Il en va de même pour chacun des autres ministres. Seule la désignation des présidents des comités de direction des Services publics fédéraux fait l'objet d'un arrêté de nomination délibéré en Conseil des ministres, sur proposition du ministre concerné, suivant l'arrêté royal de 2001 relatif à la désignation et à l'exercice des fonctions de management dans les Services publics fédéraux et les Services publics fédéraux de programmation.
La nomination des mandataires est de la responsabilité de chaque ministre pour son ou ses domaine(s) de compétences. Il en prend l'initiative et en détermine le calendrier. Il ne m'est donc pas possible de fournir un calendrier centralisé des désignations.
Je pense pouvoir parler au nom de mes collègues en vous disant que nous voulons toutes et tous stabiliser, dès que possible, la situation relative à la nomination des mandataires fédéraux dans le respect des règles linguistiques. Mes services veillent à accorder aux organisations fédérales le support requis et le séquencement approprié à l'organisation des procédures de sélection dans ces fonctions cruciales.
Cependant, je tiens aussi à ajouter que j'ai le plus grand respect pour tous les fonctionnaires et mandataires qui durant les affaires courantes ont rempli une fonction ad interim en cette période particulièrement difficile de gestion de la crise COVID-19.
Enfin, j'ajouterai que pour le SPF BOSA qui ressort à mes compétences, nous ferons, au plus vite et cela encore cette année, une proposition au Conseil des ministres afin de résoudre ce problème qui dure depuis beaucoup trop longtemps.
04.03 Daniel Senesael (PS): Madame la ministre, je voudrais vous remercier pour l'attention que vous avez portée à ma question, pour votre volonté manifeste de pallier les manquements du passé, mais aussi pour votre volonté de veiller à un avenir meilleur et plus radieux pour la fonction publique.
Het incident is gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor haar aanwezigheid in onze commissie. Tot binnenkort.
La réunion publique de commission est levée à 10 h 59.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 10.59 uur.